Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2000–2001
27 802
Werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan Vietnam, Cambodja en Thailand (5 tot en met 15 januari 2001)
Nr. 1
VERSLAG Vastgesteld 26 februari 2001 Een delegatie uit de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft van 5 tot en met 15 januari 2001 een werkbezoek gebracht aan Vietnam, Cambodja en Thailand. Het werkbezoek stond primair in het teken van ontwikkelingssamenwerking. De delegatie bestond uit de leden De Boer (PvdA, voorzitter van de commissie), Dijksma (PvdA), Wilders (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Hoekema (D66) en Karimi (GroenLinks). De heer Hommes trad op als griffier van de delegatie. De delegatie heeft het werkbezoek als nuttig, leerzaam en plezierig ervaren. Er is veel inzicht opgedaan over de situatie in de landen en de inhoud van de ontwikkelingsrelatie met Nederland. De delegatie is veel dank verschuldigd aan de ambassades in Hanoi en Bangkok, die zich veel inspanning hebben getroost om het bezoek succesvol te laten verlopen. De voorzitter van de delegatie, De Boer De griffier van de delegatie, Hommes
KST53770 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2001
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
1
VIETNAM I Inleiding In de negentiende eeuw werd het gebied van het huidige Vietnam door Frankrijk gekoloniseerd. In de jaren dertig van de vorige eeuw werd een gewapende verzetsorganisatie opgericht, waarin de communisten de overhand hadden en waarvan Ho Chi Minh de leider was. Na jarenlange strijd werden de Fransen in 1954 verslagen in de slag van Dien Bien Phu. Hierna werd een wapenstilstand gesloten, waarbij Vietnam langs de 17e breedtegraad in Noord en Zuid werd verdeeld in afwachting van vrije verkiezingen. De Verenigde Staten steunden in toenemende mate de regering van Zuid-Vietnam. Nadat de verkiezingen op de lange baan waren geschoven, de situatie in Zuid-Vietnam verslechterde en het Noorden troepen naar het Zuiden zond ter ondersteuning van het daar aanwezige verzet tegen de regering, namen vanaf 1965 Amerikaanse troepen aan de gevechten deel. De oorlog duurde tot 1975. In dat jaar viel de Zuidvietnamese hoofdstad Saigon in handen van communistische troepen. Noord en Zuid werden herenigd met Hanoi als hoofdstad. In de oorlog zijn naar schatting 1,5 miljoen Vietnamese soldaten gesneuveld. Er kwamen ongeveer 500 000 burgers om en aan Amerikaanse zijde sneuvelden ruim 58 000 soldaten. Van 1975 tot 1986 was Vietnam een orthodox communistisch land. In 1986 werd nieuw beleid vastgesteld («Doi Moi»). Dit beleid gaat uit van een streven naar economische hervorming van een plan- naar een markteconomie, onder handhaving van de communistische éénpartijstaat. In 1992 zijn in een nieuwe grondwet de éénpartijstaat en de transitie van een plan- naar een markteconomie vastgelegd. In de binnenlandse politiek wordt een evenwicht gezocht tussen noorden, midden en zuiden, tussen partij, staat en het leger, tussen conservatieven en hervormingsgezinden. Cruciale vraag voor het bewind is hoe controle en stabiliteit gewaarborgd kunnen worden binnen de economische hervormingen. De economische liberalisering die de afgelopen jaren is doorgevoerd is vrijwel niet gepaard gegaan met politieke hervormingen. Na onlusten in 1997 en 1998, die waren ontstaan als gevolg van verzet tegen corruptie en machtsmisbruik van partij- en overheidsfunctionarissen, zijn door de regering maatregelen afgekondigd die een grotere efficiency en transparantie van het overheidsbestuur op met name lokaal niveau moeten waarborgen. Er is slechts een zeer beperkte groep dissidenten, die het fundament van het communistisch systeem ter discussie stelt. Hun activiteiten worden belemmerd en zij hebben geen toegang tot de media. De Socialistische Republiek Vietnam is een éénpartijstaat onder het leiderschap van de Communistische Partij Vietnam (CPV). Het parlement, de Nationale Assemblee is, volgens de grondwet van 1992, het hoogste orgaan van staatsmacht. De regering is verantwoording schuldig aan het parlement, dat de president van de republiek en de minister-president kiest. De Nationale Assemblee bestaat uit 450 leden, die iedere vijf jaar direct worden gekozen. De verkiezingen vinden plaats onder strikte controle van de partij. Bij de laatste verkiezingen was 20% van de gekozenen geen lid van de partij, slechts 3 leden zijn daadwerkelijk onafhankelijk. De laatste jaren heeft de Assemblee haar invloed uitgebreid Ministers worden harder aangepakt en wetgeving wordt steeds vaker en ingrijpender gewijzigd. De president van de republiek is staatshoofd en heeft de bevoegdheid kandidaten voor te dragen voor een aantal belangrijke functies, zoals de opperrechter en de landelijke openbare aanklager. De benoemingen moeten worden goedgekeurd door de Assemblee. De minister-president is belast met het dagelijks bestuur van de regering. Hij is bevoegd om ministers bij de Assemblee voor te dragen voor benoe-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
2
ming en ontslag. In de praktijk wordt Vietnam geregeerd door een driemanschap, bestaande uit president Tran Duc Luong, premier Phan Van Khai en de secretaris-generaal van de partij, Le Kha Phieu. De Communistische Partij vormt een parallelle structuur binnen het staatsbestel. Het Partij Secretariaat vaardigt richtlijnen uit richting partijleden en speelt een beslissende rol in het totstandkomen van regeringsbeleid. De macht van de partij is verder verankerd in staatsorganen en massaorganisaties, zoals de Confederatie van Vakbonden, de Vrouwen Unie en het overkoepelende Vaderlandfront. De partij telt thans ongeveer 2,3 miljoen leden. Het hoogste orgaan van de partij is het Politbureau, dat 19 leden telt. Het wordt gekozen door het Centrale Comité, dat uit 170 leden bestaat. Sinds 1996 bestaat ook een Permanent Comité dat wordt gevormd door het driemanschap en twee andere leden. Dit comité is in het leven geroepen om de invloed van de partij op de dagelijkse beslissingen van de regering veilig te stellen. In het voorjaar van dit jaar wordt een partijcongres gehouden, waarvan een nieuwe stimulans wordt verwacht voor het hervormingsproces. Vietnam is onderverdeeld in 61 provincies en steden. Provincies zijn onderverdeeld in districten, provinciale hoofdsteden en steden. De districten zijn verder verdeeld in stadswijken en dorpen. De lokale volksraden (people’s councils) worden direct gekozen door de lokale bevolking binnen elk gebied. De raden hebben tot taak de wet te handhaven, het uitvoeren van staatsbeleid en het nemen van beslissingen over lokale economische en sociale ontwikkelingsplannen en budgetten. De lokale volkscomités (people’s committees) zijn de uitvoerende organen van de volksraden. Zij zijn verantwoording schuldig aan de volksraden op hetzelfde niveau. De voorzitter, vice-voorzitter en leden van de people’s committee worden gekozen door de volksraden. In de praktijk zijn de people’s committees de meest invloedrijke organen binnen het lokale bestuur. Vietnam telt op dit ogenblik ongeveer 77 miljoen inwoners. II Bilateraal ontwikkelingsprogramma Sinds de jaren zeventig verleent Nederland steun aan Vietnam op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs via niet-overheidskanalen. In 1999 is op basis van nauw overleg met de Vietnamese overheid besloten de OS-relatie te richten op drie sectoren: gezondheid, bossen en biodiversiteit en waterbeheer en watertransport. De uitgaven van het bilaterale programma bedroegen in 2000 circa 30 miljoen gulden. Daarnaast staat het ORET/MILIEV-programma open voor Vietnam. De totale portefeuille hiervoor bedroeg eind 2000 52 miljoen gulden. Tevens werd er noodhulp gegeven voor de gevolgen van de overstromingen. In 1999 had Nederland 15,6 miljoen gulden aan leningen uitstaan in Vietnam. De sectorale benadering betekende voor Vietnam een ingrijpende wijziging van het beleid. Het land heeft relatief kort ervaring met donoren en donorgeld. Er is een aanzienlijk capaciteitsgebrek op alle niveaus en ook op institutioneel gebied zijn veel lacunes. Tegelijkertijd is het «ownership» groot en is er een duidelijke visie op gewenste ontwikkelingen en het beheer van activiteiten. Er bestaan geen grote inkomensongelijkheden en de bevolking heeft een groot potentieel De overheid is in redelijke mate gecommitteerd aan de sectorale benadering, maar de ervaring met een brede, geïntegreerde benadering is nog beperkt. De besluitvorming is in de Vietnamese structuur vooral verticaal georiënteerd. Horizontaal vindt relatief weinig overleg plaats. Voorts is de parallelle structuur overheidpartij onoverzichtelijk en bestaat er weinig transparantie in de (financiële) regelgeving. Er bestaat bijvoorbeeld geen inzicht in de omvang van het budget van de landelijke overheid (inclusief de uitgaven voor defensie en voor binnenlandse zaken). De civil society en de private sector zijn zwak ontwikkeld en dat brengt het gevaar met zich mee dat steun éénzijdig moet worden gericht op de centrale overheid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
3
In het kader van de sectorale benadering wordt getracht aan te sluiten bij door de Vietnamese overheid gelanceerde sectorale programma’s, bij voorkeur die waarvoor bredere donorbelangstelling bestaat. Deze strategie wordt door Nederland met name in de bosbouw en gezondheidssector gevolgd. Het maatschappelijk middenveld speelt in het kader van de sectorale benadering zoals ook elders in de Vietnamese samenleving, nog vrijwel geen rol. Voor wat betreft de sector bossen en biodiversiteit kan worden gesteld dat de wet- en regelgeving in Vietnam redelijk is, maar de uitvoering matig. De sterke nadruk op economische groei, het halen van doelstellingen daarbij en de intensivering van de landbouw en de uitbreiding van het landbouwareaal bemoeilijken de uitvoering van het milieubeleid. Sinds 1995 is een bilateraal programma opgebouwd. Nederland is inmiddels een belangrijke donor in deze sector. Het programma levert tegelijkertijd een belangrijke bijdrage aan armoedebestrijding in arme, en vanuit het perspectief van milieubescherming gevoelige gebieden. Het draagt tevens bij de Nederlandse milieudoelstelling en de invulling van het regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud. In Vietnam staan rurale ontwikkeling en bosbouw momenteel relatief sterk in de (politieke) belangstelling. Als uitvloeisel van de Consultatieve Groep in 1998 is op dit terrein een partnership ontwikkeld, waarin de Nederlandse ambassade coördineert namens de donoren. Vijftien donoren en relevante internationale organisaties hebben zich inmiddels gecommitteerd aan de gecoördineerde ontwikkeling van het ondersteuningsprogramma voor deze sector. In de sector gezondheid draagt Nederland bij aan een Health Sector Expenditure Review. De capaciteit van het ministerie van Volksgezondheid en van toonaangevende instituten behoeft op veel punten nog versterking. Er zijn ongeveer 40 donoren actief in de gezondheidssector. Op het gebied van coördinatie is veel verbeterd, maar verdere verbetering is gewenst. Zo schiet de zorg voor kinderen nog tekort. Er is sprake van ondervoeding van veel kinderen. Daar staat tegenover dat 95% van de kinderen is gevaccineerd. De particuliere sector groeit en ontvangt thans naar schatting meer dan de helft van alle uitgaven in de gezondheidssector. In de komende jaren zal veel aandacht moeten worden besteed aan de toegenomen ongelijkheid bij de toegang van de voorzieningen. Er moet worden voorkomen dat mensen in armoede geraken door hoge medische kosten. Daarnaast zijn er problemen met de immuniteit tegen antibiotica en de vergrijzing van de bevolking. In de komende jaren wordt gestreefd naar het voorkomen van een epidemie van Hiv/Aids. Binnen de sector concentreert het Nederlandse beleid zich op capaciteitsopbouw en institutionele versterking. Daarnaast worden drie subsectorale programma’s ondersteund: tuberculosebestrijding en -preventie, voeding en reproductieve gezondheid. Op programmaniveau is bij deze onderdelen veel vooruitgang geboekt, die bij het tbc-programma het duidelijkst waarneembaar is. In de sector integraal waterbeheer en watertransport heeft Nederland na de desastreuze overstroming in Centraal-Vietnam in de herfst van 1999 een integrale en gecoördineerde multi-donor respons voorgesteld. Inmiddels is in mei 2000 een gecombineerde missie van donoren en overheid uitgevoerd, die een korte en lange termijn respons formuleert in samenwerking met de zeven betrokken provincies. De watersector is institutioneel complex, hetgeen een sectorale benadering bemoeilijkt. Tot nu toe concentreert de sector zich op integraal waterbeheer en op transport over water. Hierbij worden vier terreinen bestreken: stroomgebiedbenadering, veiligheid (bescherming tegen overstromingen en stormen), capaciteitsopbouw en transport.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
4
III Veldbezoeken Tijdens het bezoek heeft de delegatie zich geconcentreerd op de sectoren gezondheid en bossen en biodiversiteit. In dit kader is een tweetal veldbezoeken gebracht. Op zondag 7 januari heeft de delegatie een bezoek gebracht aan het National Institute for Tuberculosis and Respiratory Diseases (NITRD) en aan enkele gezondheidscentra in Socson, een plaats even buiten Hanoi. De directeur van het NITRD, prof. Nguyen Viet Co, ging in zijn inleiding in op de tbc-bestrijding in Vietnam, het National Tuberculosis Control Programme 2000–2004. Tbc is één van de grootste gezondheidsproblemen in Vietnam. Er zijn rond de 50 000 gevallen per jaar. Het probleem is om patiënten te ontdekken en de ziekteverschijnselen te onderkennen. Het doel is om tenminste 70% van de gevallen op te sporen en een behandelingsniveau van meer dan 85% te bereiken. Het resultaat van behandeling is genezing van ruim 80% van de patiënten. De ontwikkelingen zijn positief. Het aantal patiënten dat wordt opgespoord stijgt. Er is groot politiek commitment en een goed functionerend gezondheidsnetwerk. De controle op tbc is volledig geïntegreerd in de reguliere gezondheidszorg en wordt landelijk geïmplementeerd. Daarnaast is er veel internationale hulp. Een nieuw probleem is de toename van Hiv en de tbc die daarmee samenhangt. Voor de nabije toekomst wordt er naar gestreefd het netwerk uit te breiden naar de afgelegen gebieden. Daarnaast moet veel extra aandacht worden besteed aan handhaving van de kwaliteit van de behandelingen door de private sector, aan preventie van Hiv en aan het probleem van de zogenaamde «multidrug resistance». Nederland draagt aan het National Tuberculosis Control Programme 18,5 miljoen gulden bij. In Socson heeft de delegatie zich op de hoogte gesteld van de uitvoering van de tbc-bestrijding op lokaal niveau. Het aantal tbc-patiënten is stabiel of neemt iets toe sinds 1996. Er wordt gewerkt aan verbetering van het netwerk en hopelijk zal het aantal dan gaan afnemen. In Socson wordt 70% van de patiënten als zodanig herkend en behandeld. Ongeveer 80% geneest. Om de samenwerking tussen het lokaal en het centraal niveau te verbeteren is een stuurgroep geformeerd die voor afstemming moet zorgen. Iedere maand worden de activiteiten gecoördineerd. Er is apparatuur aangeschaft voor verbetering van de zorg en er wordt veel aandacht besteed aan verbetering van de infrastructuur. De samenwerking is daar de instelling van de stuurgroep vooruit gegaan en dat heeft geleid tot een toename van de primaire zorg en ook een toename van het aantal patiënten dat medicijnen gebruikt. Het project in Socson is een pilotproject. Er zijn in het district veel etnische minderheden, die veelal arm zijn. De gekozen werkwijze is afgestemd op de bevolking en houdt dus rekening met deze minderheden. Er bestaat tevredenheid over de situatie en de burgers hebben groot vertrouwen. Socson heeft een grote mate van beleidsvrijheid. De technische voorwaarden die het Instituut heeft gesteld met betrekking tot de behandeling van tbc moeten wel worden uitgevoerd. In principe is het de Local Council die de prioriteiten bepaalt. In het kader van de biodiversiteit heeft de delegatie op woensdag 10 en donderdag 11 januari een bezoek gebracht aan het Cat Tien National Park. In het park, dat ligt ten noordoosten van Ho Chi Minh City, wordt een programma uitgevoerd ten behoeve van behoud en duurzaam beheer van het tropisch regenwoud en haar biologische diversiteit, waaronder de Javaanse neushoorn. Het programma beoogt «wildlife» beheer en rurale ontwikkeling te integreren. In het gebied waarin het park ligt wonen veel mensen die afkomstig uit andere (overbevolkte) delen van Vietnam, die zich soms illegaal hebben gevestigd. Deze mensen maken veel gebruik van de natuurlijke hulpbronnen uit het park, ook omdat de landbouw vaak
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
5
onvoldoende opbrengsten genereert. Er wordt geprobeerd illegale bewoning van het gebied tegen te gaan en mensen te herhuisvesten buiten het park. Het project voorziet in onderzoek naar de biodiversiteit, ontwikkeling van toerisme en de opleiding van gekwalificeerd personeel. De Nederlandse bijdrage is 10,4 miljoen gulden. Het project wordt uitgevoerd door het ministerie van bosbouw en het Wereldnatuurfonds. Tijdens het bezoek heeft de delegatie onder meer van gedachte gewisseld met de directeur van het park, de heer Tran Van Mui, en met de heer Gert Polet van het Wereldnatuurfonds, die werkzaam is als chief technical advisor Cat Tien National Park. Er is ook een bezoek gebracht aan de Ethnic WomenWeavers group in Talai Village, een dorp in het park. Op deze plaats zal een monument worden opgericht ter herinnering aan de periode dat de Vietcong tijdens de oorlog zijn hoofdkwartier in dat gedeelte van het park had. IV Overige gesprekken De delegatie is op maandag 8 januari ontvangen door een delegatie uit de commissie voor Buitenlandse Zaken van de Nationale Assemblee onder leiding van de voorzitter, de heer Do Van Tai. In het gesprek is van gedachte gewisseld over hervormingen. Het partijcongres van komend voorjaar zal het hervormingsbeleid ter discussie stellen en bezien welke resultaten de afgelopen jaren zijn geboekt. De economische groei bedroeg gemiddeld 8,4% over de laatste vijf jaren. In de laatste twee jaren is de groei afgevlakt door de economische problemen in Azië. In het 2000 is naar verwachting een ommekeer bereikt. Voor dit jaar wordt een groei verwacht van 7,5%. Door de positieve economische resultaten is de levensstandaard van de bevolking sterk verbeterd. In de landbouw gaat het goed, de voedselproductie is voldoende en bijvoorbeeld in de rijstsector is Vietnam de tweede exporteur ter wereld geworden. Tot enkele jaren geleden was het land nog importeur. De gezondheids- en de sociale sector zijn verbeterd en er is veel aandacht besteed aan het onderwijs. Op dit moment is 90% van de bevolking in staat tot lezen en schrijven. De internationale betrekkingen van Vietnam zijn de laatste jaren enorm uitgebreid. In de Nationale Assemblee is het percentage vrouwen 26. Dit is het hoogste in heel Azië. De commissie Buitenlandse Zaken heeft 19 leden, waarvan 4 full time. De commissie vervult een actieve rol in de voorbereiding van teksten over het buitenlands beleid die aan de orde zullen komen op het partijcongres. Er bestaan veel contacten met de samenleving, bijvoorbeeld via het Vaderlandfront. De Nationale Assemblee speelt een actieve rol bij de controle op de regering, bijvoorbeeld door met ministers hoorzittingen te houden. Deze worden direct op de televisie uitgezonden. Het niveau van de volksvertegenwoordigers is hoog. Er bestaat nog steeds de wil tot hervorming. De economische situatie is relatief goed en er zijn plannen tot verdere privatisering, uitgifte van land en verdere opening van Vietnam voor het buitenland. Voor wat betreft de politieke hervormingen staat voorop dat door de bevolking het belang wordt erkend dat de communistische partij voor de samenleving heeft. Een meerpartijensysteem moet volgens de heer Do worden beoordeeld op grond van de specifieke situatie in een land. De historische ontwikkeling in Vietnam loopt achter bij die in het westen en Vietnam is op dit moment niet toe aan een meerpartijensysteem. De stabiliteit van het land is gediend met een éénpartijstelsel. Een meerpartijensysteem past niet bij Vietnam en zal leiden tot chaos en onrust. Er zijn wel veel maatschappelijke organisaties, zoals het Vaderlandfront, die intensief worden betrokken bij het bestuur. Er wordt gestreefd om het aandeel van vrouwen in het bestuur te vergroten. Daarvoor wordt een voorkeursbeleid gevoerd. Op dit moment telt de regering van Vietnam één vrouwelijke vice-president, zes vrouwe-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
6
lijke ministers en 26 vice-ministers zijn vrouw. Actieve deelname van vrouwen aan de politiek in brede zin is echter nog steeds te gering. De delegatie heeft op maandag 8 januari een lunchbespreking gehouden met enkele vertegenwoordigers van SNV. SNV is reeds lang werkzaam in Vietnam, voornamelijk in het noorden. De organisatie is primair gericht op de inzet van technische bijstand, gericht op vermindering van armoede. Vanaf 1995 werkt SNV via de sectorale benadering. Er zijn twee sectoren aangewezen. Ten eerste de sector werkgelegenheid en bedrijvigheid. Het gaat daarbij voornamelijk om het micro- en kleinbedrijf. Er wordt gestreefd naar verbetering van het bedrijfsklimaat en inkomensverbetering, met name in provincies en districten. Voor kleine bedrijven wordt gepoogd om een stimulerende omgeving te creëren, bijvoorbeeld door leningen bij banken te vergemakkelijken. De tweede sector is het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen. Deze sector richt zich voornamelijk op de landbouw. Er wordt veel aan voorlichting gedaan, vooral over de samenhang van landbouw en natuurbeheer. De partners van SNV zijn de massaorganisaties (die overigens nauw aan de regering zijn gelieerd) en enkele particuliere organisaties (non profit). SNV stimuleert niet de ontwikkeling van de civil society. De regering heeft daartegen ernstige bezwaren en een en ander zal leiden tot belemmeringen bij de uitvoering van de doelstellingen. Er wordt wel assistentie verleend bij de vorming van werkgeversorganisaties. De delegatie heeft dezelfde dag gesproken met de minister van Buitenlandse Zaken van Vietnam, de heer Nguyen Dy Nien. Volgens de minister heeft Vietnam vier beginselen in de buitenlandse politiek: openheid, een goede partner zijn, vreedzame coëxistentie en niet-inmenging. Het land is lid van vele internationale organisaties en het lidmaatschap van de WTO is aangevraagd. De betrekkingen met de Volksrepubliek China zijn goed en ook met de Verenigde Staten zijn de verhoudingen genormaliseerd. Het huidige binnenlands politieke systeem past bij Vietnam, aldus de minister. Een fundamenteel mensenrecht is werken en leven in een vrije maatschappij. Het belangrijkste recht is echter het hebben van werk. De regering heeft als prioriteit nummer één het verbeteren van de levensomstandigheden. Er bestaat godsdienstvrijheid in Vietnam, zowel voor Boeddhisten als voor Christenen. De doodstraf is nodig om het drugprobleem adequaat te kunnen bestrijden. Deze zal dan ook niet snel worden afgeschaft. De behandeling van gevangenen is goed, maar gevangenen zijn veroordeeld, omdat ze de wet hebben overtreden en dat levert straf op die moet worden doorgebracht op een plaats buiten de maatschappij. Bij goed gedrag volgt invrijheidstelling. Het budget voor defensie is de laatste tien jaar niet verhoogd en er zijn ook geen plannen om in de toekomst meer geld daarvoor uit te trekken. Wel zal het leger worden hervormd, hetgeen moet leiden tot vermindering van het aantal soldaten. Vietnam onderhandelt intensief met IMF/Wereldbank over nieuwe steun. Eén van de dingen die daarbij een rol spelen zijn de sociale kosten van de transitie. Volgens de minister neemt de transparantie toe, ook voor de begroting. De privatisering gaat moeizaam, onder meer vanwege de sociale gevolgen. De privatisering zal echter niet worden stopgezet. Van de 6000 staatsbedrijven zijn er al 1000 verdwenen en dit jaar zullen nog eens 2000 worden geprivatiseerd. Aan het einde van het jaar zullen dus nog 3000 staatsbedrijven resteren. Het tempo van privatiseren is langzamer dan oorspronkelijk was gepland. De betrekkingen tussen Vietnam werden door de minister positief gewaardeerd. Er is een dialoog gaande over toekomstige inhoud van de relatie. De mensenrechten maken deel uit van die dialoog.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
7
Voorts is een gesprek gevoerd met de vice-minister van Landbouw, Rurale Ontwikkeling en Waterbeheer, de heer Cao Duc Phat, die werd vergezeld door enige medewerkers. De landbouw is sinds het begin van de hervorming in 1986 succesvol. Er is daardoor voedselzekerheid en Vietnam is de tweede rijstexporteur ter wereld geworden. De verbeteringen zijn ook op het platteland zichtbaar. Voor de komende tijd moeten maatregelen worden genomen om de export te vergemakkelijken. Vietnam moet zijn concurrentiekracht verhogen, onder meer door ruimer gebruik te maken van moderne technieken. Ook een goede infrastructuur is van groot belang. Bosbouw is zowel nationaal als internationaal van betekenis. Duurzaamheid is daarbij een leidend beginsel. De duurzaamheid moet wel een bijdrage leveren aan verbetering van de levensstandaard van de bevolking. Er moeten veel nieuwe banen worden geschapen. Het bosareaal moet in de komende jaren toenemen tot 43%, waarvan 8 miljoen hectare voor professionele bosbouw, 2 miljoen hectare speciale gebieden en 6 miljoen hectare beschermde gebieden. Het gevolg van de uitbreiding van het bosareaal is vermindering van de landbouwgronden. Dit zou gevolgen kunnen hebben voor de voedselproductie. Om deze op peil te houden is intensivering noodzakelijk. Welke gevolgen dit zal hebben voor het milieu is nog niet duidelijk, maar zou wel een probleem kunnen opleveren. In ieder geval zullen de rijstgronden niet worden verkleind, zodat de rijstproductie niet vermindert. De uitbreiding van de bossen is voornamelijk gepland in de bergachtige gebieden. Op dinsdag 9 januari heeft de delegatie overleg gevoerd met mevrouw Vuong Thi Hanh, president Centre for Education, Promotion and Empowerment of Women (CEPEW) over het vraagstuk vrouwen en ontwikkeling. CEPEW is een ngo en is drie jaar geleden opgericht. De organisatie verzorgt opleidingen voor vrouwen om hun positie in de samenleving te versterken, hetgeen zal leiden tot verbetering van de inkomenspositie en levensstandaard. Ook wordt onderzoek verricht. Mannen worden nadrukkelijk betrokken bij de trainingen van CEPEW, met als doel hen te leren omtrent de positie van vrouwen. Het aantal vrouwen in vertegenwoordigende functies is gestegen, maar niet genoeg. Naast trainingen en cursussen worden documenten gepubliceerd over bijvoorbeeld geweld tegen vrouwen in het gezin en vrouwenhandel. Op het ministerie van Investeringen en Planning heeft de delegatie gesproken met de vice-minister, de heer Lai Quang Thuc. De economische situatie van Vietnam is op dit moment bevredigend. Vanaf de economische crisis in 1997 is de groei wel wat afgevlakt, maar gemiddeld over vijf jaar bedraagt zij toch nog 7%. De rijstexport is erg belangrijk. Ook ander landbouwproducten, zoals koffie, vis en hout worden steeds belangrijker voor de export. De industrie groeit jaarlijks en de export neemt per jaar met 20% toe. Het handelstekort is in de afgelopen periode gedaald naar 7%. De armoede is verminderd tot een niveau van 11%. De concurrentiekracht van Vietnam is betrekkelijk zwak, onder meer door onvoldoende management en gebrek aan geschoold personeel. Hierdoor is de ontwikkeling niet duurzaam. Het nieuwe vijfjarenplan moet het land verder ontwikkelen tot een geïndustrialiseerde staat. De economische groei moet verder stijgen. De staatsbedrijven moeten verder worden hervormd tot efficiënte en effectieve bedrijven. De administratieve procedures moeten worden verbeterd om de economische groei te vergemakkelijken. Een andere prioriteit is de hervorming van het banksysteem. Banken produceren nu onder de maat, onder meer door zwak management. Door het nieuwe vijfjarenplan moeten buitenlandse investeringen worden aangetrokken. Hiervoor is een goede winstverwachting nodig, evenals een stabiele ontwikkeling van het land. De buitenlandse investeerder kijkt naar
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
8
ervaring van anderen en naar mogelijkheden om te investeren. Een open atmosfeer is noodzakelijk. Een probleem voor Vietnam is de geringe ervaring met buitenlandse investeringen. Het lage tarief vennootschapsbelasting van 25% en de aandelenmarkt in Ho Chi Minh City verhogen de aantrekkelijkheid. De vice-minister sprak de hoop uit dat Vietnam snel lid zal worden van de WTO. De delegatie heeft een beleefdheidsbezoek gebracht aan de vice-voorzitter van de National Assembly, de heer Mai Thuc Lan. Deze verklaarde dat ngo’s in Vietnam erg nuttig zijn bij de opbouw van het land. Het parlement onderhoudt goede contacten met hen. De rol van de partij is sterk en bij verdere democratisering, bijvoorbeeld op lokaal niveau, moet de partij de leidende kracht blijven om het land te verbeteren. Deze rol van de partij wordt ook door de bevolking erkend. Een meerpartijensysteem achtte de heer Lan uitgesloten. Wel bestaan er massaorganisaties, waarmee nauw wordt samengewerkt. De privatisering van de staatsbedrijven moet in 2003 zijn beslag krijgen. De werknemers moeten de gelegenheid krijgen om aandelen te kopen, op basis van leningen. Dit bevordert hun betrokkenheid bij het bedrijf. Het parlement heeft er bij de regering wel op aangedrongen om de privatiseringen tot nu toe goed te evalueren, om ongewenste sociale gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Voor wat betreft de rol van het parlement ten opzichte van de partij stelde de heer Lan dat het partijcongres de lijn uitzet voor de komende tien jaar. Het parlement heeft dan meer de rol van implementatie/uitvoering van de strategie van de partij. Met vertegenwoordigers van een aantal ngo’s (Quaker Service-American Friends Service Committee, Plan International, Research & Training Center for Community Development, NGO Resource Center, Konrad Adenauer Foundation en een vertegenwoordiger van de Wereldbank) is gesproken over het werk en de positie van ngo’s in Vietnam. Er zijn ongeveer 350 ngo’s actief in Vietnam, waarvan 157 met kantoren. Ze werken voornamelijk op het terrein van gezondheid en onderwijs. Naast de ngo’s bestaande massaorganisaties, die nauw zijn gelieerd aan de regering. De verwachting is dat deze organisaties nadat Vietnam een meer vrije markt heeft gekregen een meer onafhankelijke positie zullen krijgen. Sinds de jaren ’90 is het officieel toegestaan voor ngo’s om te werken. Lokale ngo’s zijn veel meer te vinden in het noorden dan in het zuiden. Er bestaat nog geen wetgeving voor ngo’s. De onafhankelijkheid van ngo’s is niet gegarandeerd en wordt door de regering ook niet toegestaan. De meeste ngo’s hebben banden met de regering, bijvoorbeeld via partnerships. Bij UNDP heeft delegatie van gedachte gewisseld met de Resident Coordinator, de heer Edouard Wattez en enkele medewerkers. UNDP heeft in Vietnam een belangrijke rol gespeeld bij de reconstructie en opbouw na de oorlog. Daarnaast is hulp verleend bij de transitie naar een meer open economie en de hervormingen uit het Doi Moi proces (waaronder de open deur politiek). Ook is aandacht geschonken aan armoedebestrijding (de armoede is gedaald van 70% naar 37%). Voor wat betreft de hervormingen heeft UNDP assistentie verleend bij de eerste donorconferentie en wordt hulp gegeven bij de ODA-coördinatie. Partnerschappen worden gestimuleerd. Maandelijks wordt een donor groep forum gehouden, waaraan donoren en de regering deelnemen. UNDP wordt gezien als een neutrale partner en kan daardoor gemakkelijk opereren. Op dit moment is UNDP betrokken bij de voorbereiding van een nieuwe wet op de ondernemingen, van de nieuwe tienjarenstrategie (2001–2010) en van de Interim PRSP. Er wordt nauw samengewerkt met multilaterale en bilaterale organisaties.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
9
Voor de nabije toekomst wordt de meeste aandacht besteed aan de globalisering, de toetreding van Vietnam tot de WTO, de milieuproblematiek, goed bestuur, gezondheid en onderwijs, inkomensverbetering en jongerenbeleid. Op 10 januari heeft de delegatie Ho Chi Minh City (het vroegere Saigon) bezocht. Hier vond een gedachtewisseling plaats met een delegatie van Dutch Business Association (DBA) plaats. De DBA is opgericht in augustus 1999 en telt 40 leden. De belangrijkste taak is promotie van het bedrijfsleven. De DBA is niet gebonden aan de regering. De voorzitter van de DBA, de heer Jan Willem Eleveld, ging in zijn inleiding in op de situatie van het bedrijfsleven in Vietnam. Sleutel voor succes in Vietnam is het creëren van een win-win situatie. Voor de langere termijn moet er commitment zijn. Daarnaast is ontwikkeling en versterking nodig van personeel, aanbieders, klanten en autoriteiten. De standaard in de bedrijven in Vietnam is heel anders dan in Nederland, bijvoorbeeld op het gebied van kinderarbeid, arbeidsomstandigheden en arbeidstijd. Overigens is de sociale wetgeving redelijk ontwikkeld. Het probleem is dat de wetgeving niet altijd duidelijk is en de uitvoering vaak gebrekkig. Inkomen voor de mensen belangrijk en men is dan ook snel bereid het niet zo nauw te nemen met de standaard. De situatie in internationale bedrijven is daarbij vaak veel beter dan in de lokale bedrijven. Kinderarbeid is een veel voorkomend verschijnsel, maar naar omstandigheden onder redelijke verhoudingen. Kinderarbeid is voor veel families noodzakelijk om voldoende inkomen te genereren. De salarissen zijn laag, vooral in de sectoren waar de concurrentie groot is. De laatste tien jaar zijn de inkomens echter sterk gestegen. Er is een groot verschil tussen de ontwikkeling in de steden en op het platteland. De steden zijn meer welvarend. Ook het verschil tussen Noord en Zuid is groot. De economische ontwikkeling van het Zuiden is veel gunstiger. Er wordt meer geïnvesteerd in het Zuiden. In het Noorden is de corruptie veel groter. De economische situatie heeft ervoor gezorgd dat veel mensen van het Noorden naar het Zuiden van Vietnam trekken. De bedrijvigheid in Vietnam is voornamelijk gericht op de binnenlandse markt. Voor de Nederlandse export zijn er betrekkelijk weinig mogelijkheden, omdat Vietnam weinig behoefte heeft aan Nederlandse producten. Een groot probleem is de corruptie. Bedrijven zijn min of meer gedwongen daaraan tot op zekere hoogte aan mee te doen. Veel ondernemingen hebben gedragscodes om de werknemers bij de les te houden. Over het algemeen zijn jongeren minder corrupt en daarom zal het probleem hopelijk op termijn verminderen of verdwijnen. Op weg naar het Cat Tien National Park heeft de delegatie een tussenstop gemaakt in de stad Bien Hoa voor een gesprek met de voorzitter van het People’s Committee van de provincie Dong Nai, de heer Vo Van Mot. De provincie Dong Nai is onder meer betrokken bij het Cat Tien Park. Er wordt gepoogd om zowel de economische ontwikkeling als het natuurbehoud te stimuleren. In dat kader is het provinciebestuur voorstander van toerisme in het park onder voorwaarde van behoud van de biodiversiteit. De kennis over natuurbehoud moet worden bevorderd. De heer Vo gaf toe dat het niet altijd eenvoudig is om milieubescherming te combineren met economische groei.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
10
CAMBODJA I Inleiding Cambodja werd in 1887 een deel van de Franse Indochinese Unie. In 1941 werd prins Norodom Sihanouk door de Fransen tot koning van Cambodja uitgeroepen. Tegen de Franse verwachting in ontwikkelde hij zich tot een fervent voorstander van onafhankelijkheid. Deze onafhankelijkheid werd in 1954 verkregen. Het jaar daarop deed Sihanouk afstand van de troon ten gunste van zijn vader om een eigen politieke partij te leiden. De verkiezingen van 1955 werden door Sihanouk gewonnen en de prins bleef tot 1970 aan de macht. Tijdens de Vietnam-oorlog in de jaren zestig verzwakte de positie van Sihanouk doordat hij aanvankelijk passieve steun verleende aan de Vietcong, maar later ook de Verenigde Staten toestemming verleende om vanaf Cambodjaans grondgebied strijd te leveren met Vietcong-eenheden. De Vietcong begon vervolgens toenemende steun te geven aan de communistische opstandelingenbeweging Rode Khmer. In 1970 werd Sihanouk, terwijl hij zich in het buitenland bevond, bij een staatsgreep afgezet. De monarchie werd afgeschaft en generaal Lon Nol werd president. Cambodja werd volledig betrokken in de Vietnam-oorlog en de bevolking had te lijden onder bombardementen. Hierdoor steeg de sympathie onder bevolking voor de Rode Khmer. Prins Sihanouk koos de zijde van de Rode Khmer tegen het bewind van Lon Nol. In april 1975 won de Rode Khmer de burgeroorlog en werd het land omgedoopt tot Democratische Republiek Kampuchea. Pol Pot nam de leiding op zich. Het land werd afgesloten van de buitenwereld en tijdens de terreur kwamen naar schatting tussen de één en twee miljoen Cambodjanen om het leven. Sihanouk werd onder huisarrest geplaatst. Nadat de betrekkingen met Vietnam aanvankelijk heel goed waren verslechterden deze in snel tempo. In 1979 vielen Vietnamese legereenheden Cambodja binnen en werd het regime van Pol Pot verdreven naar het grensgebied met Thailand. In de nieuwe Volksrepubliek Kampuchea werd een marionettenregering gevormd door Hun Sen, een voormalige Rode Khmer commandant, die was gevlucht naar Vietnam. Deze regering werd bestreden door een coalitie van o.a. de Rode Khmer en het in 1981 opgerichte National United Front for an Independent, Neutral, Peaceful and Co-operative Cambodia (FUNCINPEC), onder leiding van prins Sihanouk, later opgevolgd door prins Norodom Ranariddh, een zoon van Sihanouk. In oktober 1991 werd in Parijs een vredesakkoord gesloten tussen de strijdende partijen. Na een vredesoperatie van de VN, waaraan ook Nederland deelnam, werden in mei 1993 verkiezingen gehouden. Deze verkiezingen werden door FUNCINPEC gewonnen, maar de partij werd gedwongen een coalitie te vormen met de partij van Hun Sen, de Cambodjaanse Volkspartij (CPP), omdat deze dreigde anders de uitslag niet te erkennen. Prins Ranariddh en Hun Sen werden aangewezen tot eerste, respectievelijk tweede premier. De monarchie werd hersteld en prins Sihanouk werd voor de tweede maal tot koning gekroond van het Koninkrijk Cambodja. De Rode Khmer bleef aanvankelijk actief maar viel geleidelijk uiteen. Met de verkiezingen in het vooruitzicht pleegde Hun Sen in juli 1997 een gewelddadige staatsgreep, waarbij prins Ranariddh en enkele oppositieleiders naar het buitenland uitweken. Vele politici werden vermoord. Onder internationale druk werd in het begin van 1998 een akkoord bereikt, op basis waarvan de geplande verkiezingen doorgang konden vinden met deelname van alle partijen. Bij de verkiezingen van juli 1998 werd de CPP de grootste partij, gevolgd door FUNCINPEC en de Sam Rainsy Party, een andere oppositiepartij. Door die twee laatste partijen was er veel kritiek op het verloop van de verkiezingen en er dreigde een nieuwe crisis omtrent de regeringsvorming. Er werden grootscheepse demonstraties gehouden die met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
11
geweld uiteen werden geslagen. Veel activisten verdwenen of werden vermoord. Onder internationale druk en door bemiddeling van koning Sihanouk werd in november 1998 toch een coalitieakkoord gesloten tussen CPP en FUNCINPEC. Hun Sen werd premier en prins Ranariddh voorzitter van het parlement. Sam Rainsy besloot verder oppositie te voeren vanuit het parlement. De politieke situatie is nu redelijk stabiel. Sinds 1993 is Cambodja weer een koninkrijk. Het land heeft ongeveer 12 miljoen inwoners. Volgens de grondwet wijst de koning de ministerpresident aan. De lijst van ministers moet door de koning worden goedgekeurd. Bij overlijden van de koning dient zijn opvolger binnen zeven dagen te worden gekozen door de zogenaamde Troonraad. Een belangrijke kandidaat voor de opvolging is prins Ranariddh. De wetgevende macht berust bij het parlement, de Nationale Assemblee. De Assemblee heeft 122 leden, die voor een periode van vijf jaar direct worden gekozen. De Senaat, die bestaat uit 61 leden, functioneert in aanvulling op de Assemblee. De leden worden voorgedragen door de politieke partijen die in de Assemblee zijn vertegenwoordigd. De koning benoemt twee leden. II Bilaterale ontwikkelingsrelatie In het huidige beleid voor ontwikkelingssamenwerking is Cambodja geplaatst op de themalijst Goed Bestuur, Mensenrechten en Vredesopbouw (GMV). Plaatsing op de lijst van structurele samenwerking kwam niet aan de orde omdat het land betrekkelijk laag scoort op criteria als goed bestuur, transparantie en sociaal-economisch beleid. Als gevolg daarvan worden de lopende activiteiten op de terreinen plattelandsontwikkeling, gezondheidszorg en milieu afgebouwd. De omvang van de ontwikkelingssamenwerking bedroeg in 2000 circa 10 miljoen gulden (exclusief ontmijning, inclusief bovengenoemde sectoren die worden afgebouwd). Het GMV-programma zal in 2001 e.v. een omvang hebben van circa 6,5 miljoen gulden. De keuze voor plaatsing op de GMV-lijst is ingegeven door de wens om de beperkte middelen voor Cambodja in te zetten op juist die terreinen die cruciaal zijn voor de (weder)opbouw van het land. De mensenrechtensituatie is zorgelijk, maar tegelijkertijd kunnen ngo’s relatief ongestoord opereren. Mensenrechtenorganisaties, waaraan ook Nederland steun geeft, vormen een goed tegenwicht. Het juridisch apparaat functioneert slecht. Het aantal geschoolde juristen is zeer beperkt (onder meer het gevolg van het bewind van de Rode Khmer) en het justitiële apparaat is niet vrij van corruptie en politieke beïnvloeding. Nederland geeft steun aan het «Judicial Mentor Programme» (UNDP/UNHCR), dat een versterking beoogt van het justitieel apparaat. De delegatie heeft een veldbezoek gebracht aan dit project. Grote delen van Cambodja kunnen niet worden gebruikt door de aanwezigheid van (land)mijnen. Het leger en het veiligheidsapparaat zijn buitenproportioneel groot en slokt een groot deel van het nationale budget op ten koste van de sociale sectoren. Door de langdurige (burger)oorlog is er een overvloed aan kleine wapens. Een belangrijk onderdeel van het hervormingsbeleid van de Cambodjaanse regering is demobilisatie. Nederland ondersteunt een pilot-programma demobilisatie. Voorts steunt ons land een samenwerkingsverband van ngo’s op het terrein van kleine wapens. Er wordt ook steun verleend op het terrein van de ontmijning. Een belangrijk onderdeel van het beleid van de Cambodjaanse regering is gericht op de versterking van de bestuurscapaciteit op nationaal en decentraal niveau. Corruptie moet worden tegengegaan en de transparantie, vooral waar het betreft de inkomsten en uitgaven van de overheid, moet worden vergroot. Nederland ondersteunt het «Carere/Seila-programma» dat het decentralisatieproces ondersteunt en voorziet in capaciteitsop-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
12
bouw op het ministerie van Financiën. Een en ander moet bijdragen aan een verbeterd budgetmanagement en interne «auditing». De maatschappelijke positie van vrouwen is zwak (o.a. wat betreft onderwijsdeelname, participatie aan politiek en bestuur). Nederland ondersteunt via UNDP capaciteitsopbouw op het ministerie van Vrouwenzaken, onder meer om de implementatie van het voorgenomen «gender»beleid op nationaal en lokaal niveau mogelijk te maken. Daarnaast geeft Nederland steun aan een aantal lokale vrouwen-ngo’s die activiteiten uitvoeren gericht op vergroting van de participatie van vrouwen aan politiek en bestuur. De delegatie heeft een bezoek gebracht aan het ministerie van Vrouwenzaken en een gesprek gevoerd met de minister en enkele functionarissen van haar ministerie. III Veldbezoek De delegatie heeft een bezoek gebracht aan de provincie Kampong Cham. In deze provincie wordt het Judicial Mentor Programme uitgevoerd. De delegatie heeft van gedachte gewisseld met de heer Hugo van Noord, die werkzaam is als judicial mentor bij de rechtbank van Kampong Cham. Daarnaast was er een ontmoeting met de voorzitter van de rechtbank, de heer Tith Sothy en met de provinciale openbare aanklager, de heer Ouk Touch. De delegatie heeft voorts een bezoek gebracht aan de provinciale gevangenis. Tijdens de lunch is gesproken met een aantal vertegenwoordigers van ngo’s (de heer Neang Sovath van de Cambodian League for the Promotion and Defense of Human Rights (LICADHO), de heer Sin Vibol van de Legal Aid of Cambodia (LAC), de heer Seng Piseth van de Cambodian Democracy Project (CDP) en de heer Bun Rithy van de Khmer Institute of Democracy (KID), die werkzaam zijn op het gebied van democratisering en mensenrechten. Het in 1996 gestarte Judicial Mentor Programme heeft tot doel het gerechtelijk apparaat te versterken door middel van advies, training en assistentie om zo bij te dragen aan een betere bescherming van de mensenrechten in Cambodja. Tijdens het bewind van de Rode Khmer is de rechterlijke macht nagenoeg verdwenen. Door het communistische regime in de jaren tachtig werden slechts rechters benoemd met een partijachtergrond, over het algemeen zonder enige specialisatie. Tijdens het VN-bestuur is geprobeerd kleine veranderingen door te voeren. Na 1992 zijn de ontwikkelingen versneld. Er is constitutioneel hof opgericht, evenals een hooggerechtshof. Ook is gepoogd de advocatuur nieuw leven in te blazen. Toch heeft het gerechtelijke systeem in Cambodja grote problemen. De rechters zijn over het algemeen zeer nauw verbonden aan de regeringspartij CPP. Daarnaast worden veel geschillen afgedaan via gewoonterecht, waarbij de lokale leider beslist. Deze lokale leiders zijn vaak van de CPP. Er is nog steeds een groot gebrek aan geschoolde rechters en advocaten en de wetgeving is van gebrekkige kwaliteit. Er is geen burgerlijk wetboek en geen wetboek van strafrecht en er wordt gewerkt met regelgeving uit de Franse tijd, uit de tijd na de onafhankelijkheid en uit de communistische tijd. Een en ander leidt vaak tot verwarring en tegenstrijdigheden. De nieuwe wetgeving is veelal van matige kwaliteit en jurisprudentievorming vindt niet plaats, doordat de uitspraken niet worden gepubliceerd. Een ander probleem is dat veroordelingen bijna uitsluitend zijn gebaseerd op bekentenissen. Het grootste probleem is de corruptie die wijd verbreid is. De gevangenissen worden gekenmerkt door overbevolking, slecht voedsel, gebrek aan medische hulp en gebrek aan geldelijke middelen. Het Judicial Mentor Programme voorziet in dagelijkse advisering en assistentie aan Cambodjaanse rechtbanken. Er wordt gestreefd naar een verhoging van de effectiviteit van het Cambodjaanse rechtswezen door verbetering van de coördinatie met de politie, het gevangeniswezen en het militaire en provinciale bestuur. Tenslotte worden geprobeerd verbetering
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
13
aan te brengen in het rechtssysteem door bijvoorbeeld aanpassing van wetten aan internationale standaarden. Er zijn mentoren aangewezen om het rechtbankpersoneel (inclusief rechters en openbare aanklagers) van advies te dienen. Deze mentoren verzorgen verder trainingen aan bijvoorbeeld politie en gevangenispersoneel. Ook zorgen zij voor regelmatig contact en overleg tussen de rechtbanken, de politie, de gevangenissen en het militaire en provinciale bestuur. De mentoren brengen regelmatig bezoeken aan de gevangenissen. Bij de start van het programma in 1996 hadden zes rechtbanken de beschikking over een mentor. Later zijn hier nog drie aan toegevoegd. Tot dusverre zijn er 11 ervaren rechters en advocaten werkzaam geweest als mentor in negen provinciale rechtbanken en de gemeentelijke rechtbank in Phnom Penh. Inmiddels is de assistentie aan een drietal rechtbanken afgebouwd omdat de trainingen en adviezen hun vruchten leken te hebben afgeworpen, terwijl de nood aan rechtbanken elders nijpender was. De huidige zes mentoren zijn gevestigd in de gemeentelijke rechtbank van Phnom Penh en in vijf provinciale rechtbanken in Kompong Chhnang, Takeo, Battambang, Kompong Cham en Svay Rieng. Sinds de start van het project zijn verbeteringen geconstateerd in de effectiviteit van de rechtbanken. Zo loopt de behandeling van strafzaken minder vaak vertraging op, hebben aangeklaagden een betere toegang tot rechtsbijstand, wordt de verdediging beter in staat gesteld zich op een rechtszaak voor te bereiden en is de openstelling van rechtszaken voor publiek verbeterd. De aanwezigheid van mentoren zet verder aan tot discussie over de waarde van het bewijsmateriaal. Voorts zorgen de mentoren ervoor dat het prestige en daarmee de onafhankelijkheid van de rechters, wordt verhoogd. IV Gesprekken Op vrijdag 12 januari heeft de delegatie een ontbijtbespreking gehad met vertegenwoordigers van enkele mensenrechtenorganisaties, die door Nederland worden gesteund (de heer Naly Pilorge, waarnemend directeur van LICADHO, Cambodian League for the Promotion and Defense of Human Rights, de heer Thun Saray, voorzitter van ADHOC, Cambodian Human Rights and Development Association, de heer dr. Lao Mong Hay, directeur van het Khmer Institute of Democracy en de heer Chhoeun Sokha, directeur van Legal Aid Cambodia). Deze organisaties zetten zich in voor de bevordering van de mensenrechten en voor versterking van de «civil society». Deze organisaties ontvangen financiële steun van Nederland. Het jaar in Cambodja is begonnen met de discussie over de berechting van leiders van de Rode Khmer. Het parlement heeft daarover wetgeving aangenomen. Daarnaast is er discussie over de kieswet, in verband met de lokale verkiezingen die over niet al te lange tijd gehouden moeten worden. Vorig jaar waren er grote spanningen met de oppositie, maar het is niet uit de hand gelopen. Eind november 2000 vond een gewapende aanslag plaats in Phnom Penh tegen regeringsgebouwen, waarbij zeven personen om het leven kwamen. De aanslag werd opgeëist door de zogenaamde Cambodian Freedom Fighters (CFF). De regering arresteerde direct 40 personen. De aanslag van de in de Verenigde Staten gevestigde CFF, die nog niet eerder op deze wijze actief was geweest, is met raadsels omgeven. Door de aanslag is de druk van de regering op de ngo’s opgevoerd. Premier Hun Sen heeft gedreigd om ngo’s voor de rechter te brengen. De ngo’s zien de regering niet als de vijand. Ze hebben slechts de taak om de mensenrechten in de gaten te houden. De regering beschouwt hen echter als oppositie. Er vinden veelvuldig bedreigingen plaats en activisten worden vermoord. De macht in Cambodja is in handen van enkele mensen. Er is geen schei-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
14
ding van machten. Decentralisatie is niet van de grond gekomen. Op korte termijn zullen lokale verkiezingen worden gehouden en de voorbereidingen voor die verkiezingen moeten worden gestart. Probleem daarbij is de kiescommissie die niet onafhankelijk is en daarom weinig vertrouwen geniet. De regering heeft wel beloofd hieraan iets te willen doen, maar tot op heden zijn maatregelen uitgebleven. Ook de hervormingen in het juridisch systeem en de bestrijding van de corruptie komen niet echt van de grond. De corruptie is nog steeds een zeer groot probleem. De mensenrechtensituatie is redelijk in de steden. Wel vindt bevoordeling plaats van de regeringspartij en worden mensen (waaronder ook monniken) willekeurig gearresteerd. Op het platteland is de bevolking veelal afhankelijk van lokale leiders. Veel van die leiders zijn corrupt. Daarnaast wordt land zonder reden in beslag genomen. Het politieke geweld wordt niet echt aangepakt. Op papier bestaat er persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. De vrijheid voor de geschreven pers is relatief groot. Radio en televisie staan onder controle van de regering. In de steden is vrijheid van meningsuiting mogelijk, op het platteland is de situatie slechter. Er is wel een positieve trend waar te nemen. Er worden meer demonstraties gehouden en meer petities aangeboden. De positie van het parlement is volgens de ngo’s zwak. Parlementariërs zijn gehoorzaam aan de leiders en tonen weinig eigen initiatief. Internationale druk helpt om de situatie te verbeteren. Zonder die druk zou het veel slechter zijn gesteld. Het is wel zaak om de druk niet te verminderen. Herstel van de «rule of law» is het meest noodzakelijk. De juridische organen, die nu zeer onder invloed staan van de regering, moeten worden versterkt en onafhankelijker worden gemaakt. De delegatie is officieel ontvangen door de voorzitter van de Nationale Assemblee Zijne Koninklijke Hoogheid Samdech Krom Preah Norodom Ranariddh. De prins werd vergezeld door de voorzitter van de commissie Buitenlandse Zaken, Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Norodom Bopha Devi. Er is van gedachte gewisseld over de situatie in Cambodja en de positie van het parlement. De prins kenschetste de situatie in Cambodja als vreedzaam en stabiel. Toch is er nog veel te verbeteren. Vooral voor wat betreft het bestuur, de mensenrechtensituatie, de corruptie en de justitie is nog veel nodig. Langzaam is er wel sprake van verbetering, ook bijvoorbeeld op het gebied van de mensenrechten, maar de geschiedenis kan niet zonder meer worden uitgewist. Alles is gerelateerd aan de geschiedenis, inclusief het huidige leiderschap. Daarbij komt tevens de traditie in Cambodja van éénpartijbestuur. Het politieke geweld moet tevens worden gezien in dat brede kader. Het VN-bureau heeft een positieve invloed op de situatie. In het parlement is een debat geweest over decentralisatie. De wet hieromtrent is aangenomen. In de wet zijn voorschriften opgenomen omtrent de structuur van het lokale bestuur en de verkiezingen ervoor. Deze verkiezingen moeten binnen één jaar plaatsvinden en zullen waarschijnlijk in het begin van 2002 worden gehouden. Voorts heeft de Assemblee unaniem de wet aangenomen tot instelling van een tribunaal voor de berechting van de leiders van de Rode Khmer. Het voorstel ligt nu bij de Senaat. De wet is een compromis tussen de partijen in Cambodja en de Verenigde Naties. Het uiteindelijke succes van het tribunaal is echter afhankelijk van de wil van de regering en van de internationale gemeenschap om te komen tot snelle besluitvorming over de uitvoering van de gemaakte afspraken. De oppositie in het parlement is zeer actief en neemt intensief deel aan alle activiteiten. Het probleem voor het parlement is een tekort aan middelen. Er wordt wel steun verleend door bijvoorbeeld de Wereldbank, de IPU en Japan, maar dat is niet helemaal voldoende.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
15
Er zijn heel veel ngo’s in Cambodja actief die volgens de prins een zeer actieve rol kunnen spelen. Het werk van de ngo’s wordt ook gewaardeerd. Er is een wet in voorbereiding met regels voor de financiering van ngo’s. Welke invloed deze wet zal hebben is nu nog onbekend. De regering is begonnen met juridische hervormingen. Hiervoor is een speciale eenheid opgericht, die moet komen met voorstellen voor hervorming van de structuren en bestrijding van de corruptie. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht moet worden hersteld. De prins zei dat de koning heeft geweigerd om de Supreme Council of Justice voor te zitten, zolang er geen maatregelen zijn genomen die deze instelling optimaal kunnen laten functioneren. Op het ministerie van Vrouwenzaken heeft de delegatie gesproken met de minister, mevrouw Mu Sochua (FUNCINPEC). Het ministerie van Vrouwenzaken houdt zich primair bezig met de promotie en statusverbetering van vrouwen. Dit betekent dat wordt geprobeerd om «gender» te integreren in alle beleidssectoren en in de besluitvorming. Hiertoe worden programma’s uitgevoerd. Vrouwen wordt bewust gemaakt van hun positie. Voorts worden vrouwen opgeleid om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven («capacity building»). De belangrijkste programma’s zijn op het gebied van onderwijs, gezondheid, economie en wettelijke bescherming. Er zijn diverse contacten met buitenlandse vrouwenorganisaties en met ngo’s. Er wordt gestreefd naar een integrale benadering. Er bestaat politieke steun voor het beleid. Er wordt een lobby gevoerd bij de premier en ook de samenwerking met de lijnministeries en met het Nationale Assemblee is goed. De lokale verkiezingen zijn belangrijk voor de verdere ontwikkelingen aan de basis. Het ministerie geeft in dit verband steun aan ngo’s die zich bezighouden met de voorbereiding van de verkiezingen. Via de politieke partijen wordt geprobeerd om zoveel mogelijk vrouwelijke kandidaten naar voren te schuiven. FUNCINPEC hanteert een officieel streefcijfer van 30%, de CPP noemt geen aantallen. Het aantal analfabeten in Cambodja is nog steeds heel groot. Vrouwen worden gestimuleerd om te leren lezen en schrijven. Pas dan wordt de mogelijkheid om aan het maatschappelijk leven deel te nemen vergroot. Door de cultuur van gewelddadigheid en straffeloosheid is het geweld tegen vrouwen hoog. Het probleem van HIV/AIDS wordt onderkend, maar het machtsprobleem tussen mannen en vrouwen, waarbij er sprake is van sociale ongelijkheid en onvoldoende waarborgen voor de rechten van vrouwen, staat een succesvolle aanpak in de weg. De beschikbare middelen voor het ministerie zijn in verband met de absorptiecapaciteit voldoende. Wel is meer geld nodig voor speciale programma’s, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs. Ook zou het ministerie graag haar producten uitbreiden, zoals bijvoorbeeld versterken van de economische capaciteit van vrouwen op de lokale markten. De delegatie heeft een bezoek gebracht aan het «Documentation Center for Cambodia» en heeft daar gesproken met de directeur, de heer Youk Chhang. Het centrum is opgericht in 1995 en heeft tot doel om de geschiedenis van het Rode Khmer regime te reconstrueren en vast te leggen voor de toekomst. Dit gebeurt door documentatie op te sporen en te archiveren. Daarnaast worden dossiers opgebouwd met wettelijk bewijsmateriaal dat de vervolging van de vroegere leiders van het regime mogelijk moet maken of kan vergemakkelijken. Zo worden de commandolijnen gereconstrueerd en wordt de historie geschetst van de genocide. Ook worden massagraven bezocht op zoek naar bewijs. Het werk van het centrum moet een bijdrage leveren aan de nationale verzoening in Cambodja. De vraag naar het waarom is belangrijk voor de verwerking van het verleden en het documentatiecentrum probeert daaraan mee te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
16
werken. Tussen 1995 en 2000 zijn ongeveer 155 000 pagina’s in kaart gebracht, evenals 6000 foto’s. Er liggen nog 30 000 foto’s en 400 000 pagina’s te wachten op archivering. Er wordt verwacht dat het nieuw op te richten tribunaal voor de Rode Khmer gebruik zal gaan maken van het door het documentatiecentrum verzamelde materiaal. In het centrum werken uitsluitend Cambodjanen, die meestal zijn begonnen als vrijwilliger. Nog steeds werken er rond de honderd vrijwilligers in het centrum. Er wordt ook gebruik gemaakt van expertise die op tijdelijke basis wordt geleverd door buitenlandse universiteiten. Volgens de heer Youk is het van groot belang dat veel publieke aandacht wordt besteed aan de genocide, omdat hierdoor de verwerking beter plaatsvindt. Een betere verwerking bevordert de stabiliteit van het land. Het tribunaal kent een aantal onzekerheden. Zo is niet duidelijk wat in de wet wordt bedoeld met het leiderschap van de Rode Khmer en wie daaronder precies vallen. Op zichzelf is de berechting ook niet voldoende. Het moet duidelijk worden waarom de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Vrouwen hebben een grote rol gespeeld bij het overleven van het land gedurende de Amerikaanse bombardementen, de Rode Khmer en de burgeroorlog. Zij zullen dan ook belangrijke getuigen zijn bij het proces. Al het bewijs moet op tafel komen, ook tegen Ieng Sary en Khieu Sampan. Het documentatiecentrum streeft ernaar om een compleet dossier te leveren van alle verantwoordelijken. Bij het Transcultural Psychosocial Organisation Cambodia (TPO), dat tot voor kort door Nederland financieel is gesteund, heeft de delegatie gesproken met de directeur, de heer Kann Kall en enkele medewerkers. Het doel van TPO is het verlenen van assistentie aan individuele burgers en families bij de verwerking van trauma’s naar aanleiding van de genocide en de burgeroorlog. Dit gebeurt op het lokale niveau. Daarnaast wordt er naar gestreefd om geestelijke gezondheidszorg te integreren in de reguliere gezondheidszorg. De activiteiten zijn gericht op het sneller onderkennen en voorkomen van psychosociale en geestelijke problemen. Daarnaast worden zelfhulpgroepen gevormd die mensen helpen bij de oplossing van problemen zoals geweld in het gezin en alcoholisme. Ook wordt er voorlichting gegeven over geestelijke gezondheid. In het algemeen verloopt de samenwerking met de autoriteiten moeizaam. De regering heeft het probleem lange tijd niet serieus genomen. Er wordt nu wel zoveel mogelijk samengewerkt met het ministerie van Volksgezondheid. Het meeste werk wordt verricht in het Noordwesten van het land. Daar waren de problemen tijdens het regime van de Rode Khmer het grootst. Vrouwen hebben over het algemeen meer problemen dan mannen. Dat wordt onder meer veroorzaakt door het lagere opleidingsniveau van de meeste vrouwen. Het totale aantal patiënten neemt ieder jaar toe. Het resultaat is moeilijk te meten. Er is sprake van succes als de kwaliteit van het leven is verbeterd en de emoties beter in banen kunnen worden geleid dor de betrokken individuen. De consequenties van het tribunaal voor de traumaverwerking zijn onbekend. Het is mogelijk dat oude wonden worden opengereten. Het ligt niet in de aard van de Cambodjanen om problemen te bespreken. Er is weinig vertrouwen om je probleem op tafel te leggen. Dit wordt ook veroorzaakt doordat velen op een of andere manier bij het regime waren betrokken. Dit leidt ertoe dat er veel lichamelijke klachten zijn, maar geestelijke problemen vaak worden «opgeborgen». Dit heeft dan weer negatieve gevolgen voor de lichamelijke gesteldheid. Op 13 januari heeft de delegatie tijdens een ontbijtbespreking gediscussieerd met vertegenwoordigers van de Sam Rainsy Party (SRP), de belangrijkste oppositiepartij in het parlement. Door omstandigheden kon de leider van de partij, de heer Sam Rainsy niet de bespreking aanwezig
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
17
zijn, maar in zijn plaats waren enkele leden van de Nationale Assemblee en van de Senaat gekomen. Zij klaagden over intimidatie van de zijde van de regering die was toegenomen na de aanslag door de CFF in november vorig jaar. Bedreigingen vinden herhaaldelijk plaats. SRP vindt dat de inbeslagname van land moet eindigen en dat de corruptie moet worden bestreden. Hiertoe moeten de salarissen van de overheid worden verhoogd, zodat ambtenaren minder gauw corrupt zullen handelen. Deze salarisverhoging moet worden betaald uit een verlaging van het defensiebudget. In het kader van corruptiebestrijding is goed bestuur van groot belang. SRP is er voorstander van het geven van internationaal geld onder de uitdrukkelijke voorwaarde van goed bestuur. Het geld zou daarbij niet direct aan de regering moeten worden gegeven, maar aan afzonderlijke projecten. Voor wat betreft het tribunaal vindt SRP dat alle topleiders van de Rode Khmer voor de rechter moeten verschijnen, maar dat de lager geplaatsten vrijuit kunnen gaan. De partij is tevreden dat er tenminste iets gebeurt met de leiders van de Rode Khmer. Iets is beter dan niets. Toch is er wel enige hoop voor Cambodja. Internationale hulp blijft noodzakelijk en de ontwikkelingen gaan uiterst langzaam, maar niet alles is negatief. De hulp zou wel voorwaardelijk moeten worden verstrekt, bijvoorbeeld voorwaarde herstel van de «rule of law». Training van mensen is daarbij belangrijker dan geld. De absorptiecapaciteit is laag en het geld bereikt het platteland helemaal niet. Als het geld aan de regering wordt gegeven, bijvoorbeeld voor het bouwen van wegen, zijn er door de corruptie grote «weglek-effecten». Positief is wel dat er wetgeving wordt voorbereid om tot verbetering te komen. Het zal echter nog veel tijd beslag nemen alvorens er veel resultaten worden geboekt. Tenslotte is de delegatie officieel ontvangen door de premier van Cambodja, de heer Hun Sen. De premier zei dat het soms op straat lijkt alsof er niet is gebeurd in de afgelopen jaren. Hij herinnerde eraan dat er in 1979 nog 70 mensen woonden in Phnom Penh. Nu zijn volgens hem de belangrijkste problemen overwonnen. Er is sprake van nationale verzoening en voor het eerst sinds 30 jaar is er een vreedzame situatie. De democratie is in ontwikkeling. Belangrijk is dat Cambodja snel moet integreren in de internationale gemeenschap. Na de ASEAN en de normalisering van de relaties met de Wereldbank en het IMF, zal het land op termijn ook moeten toetreden tot de WTO. Armoedevermindering staat voorop. Hiertoe zijn sociaal-economische hervormingen vereist. . Daarnaast moeten de militairen worden geneutraliseerd. De premier zal in de nabije toekomst niet langer bevelhebber van het leger zijn en in de komende zal het aantal soldaten met 70 000 worden verminderd. Met steun van de Wereldbank zal verder worden gedemobiliseerd. Het geld dat wordt bespaard voor militaire uitgaven kan worden besteed aan sociale doelen. De decentralisatie van Cambodja is ingezet. Er is daarover een wet aangenomen en de lokale verkiezingen zullen waarschijnlijk worden gehouden in januari 2002. Ook de hervorming van het justitieel systeem vordert, zij het langzaam. Voor wat betreft de berechting van de leiders van de Rode Khmer is een grote stap gezet doordat de Nationale Assemblee unaniem heeft ingestemd met een wet tot oprichting van een tribunaal. De verwachting is dat de Senaat ook binnenkort haar fiat zal geven. Bij de berechting mag de verzoening overigens niet uit het oog worden verloren. De premier sprak de hoop uit dat ook rechters en aanklagers uit Nederland een bijdrage zullen leveren aan het werk van het tribunaal. Volgens de premier moeten de mensenrechten worden gerespecteerd, omdat alleen dan duurzame ontwikkeling mogelijk is. De realiteit is dat er zoveel vrijheid bestaat in Cambodja dat het mogelijk is dat de oppositie de regering beschuldigt van dictatoriaal gedrag. Er zijn meer dan 900 ngo’s
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
18
werkzaam en er bestaan ruim 54 politieke partijen. Het aantal kranten bedraagt meer dan 200. Deze situatie is binnen ASEAN zeer ongebruikelijk. De corruptie bestaat en moet worden bestreden. Inmiddels zijn vele niet bestaande officials ontmaskerd en wordt de corruptie in de visserij hard aangepakt. Er is wetgeving bij het parlement aanhangig om willekeurige landonteigening te voorkomen. Voor de herstructurering van de rechterlijke macht is volgens de premier een macro-hervorming gewenst. Sommige rechters zijn corrupt. Een verhoging van de salarissen zou dit kunnen verminderen. De demobilisatie moet daarvoor financiële ruimte creëren. Corruptie ontmoedigt buitenlandse investeringen en moet alleen daarom al worden bestreden. De regering heeft een zestal prioriteiten voor de nabije toekomst. Landbouw is de eerste prioriteit. De voedselzekerheid moet worden gegarandeerd door middel van goed onderwijs, voldoende aanvoer van water en gebruikmaking van nieuwe technieken. Als tweede is het belangrijk om de infrastructuur te verbeteren. Dit geldt zowel voor transport als voor telecommunicatie. Ten derde moet er voldoende electriciteit beschikbaar zijn. Daarnaast zal aandacht moeten worden besteed aan de ontwikkeling van «human resources». De regering wil graag buitenlandse investeringen aantrekken. Door de corruptie zal dit niet eenvoudig zijn. Tenslotte zijn er volgens de premier grote mogelijkheden voor de ontwikkeling van toerisme. Hij doelde hierbij op het tempelcomplex van Angkor.
THAILAND I Inleiding Als afsluiting heeft de delegatie één dag doorgebracht in Bangkok, de hoofdstad van Thailand. Thailand is sinds 1932 een constitutionele monarchie. In het verleden was het leger de dominante factor in de Thaise politiek, maar sinds 1992 is deze rol sterk verminderd. Thailand heeft zich in de laatste jaren ontwikkeld tot een redelijk stabiele democratie en steekt daarmee positief af tegen de meeste buurlanden. Op 6 januari 2001 zijn voor de 500 leden van het Huis van Afgevaardigden verkiezingen gehouden. Deze zijn gewonnen door de nieuw opgerichte partij van de zakentycoon Thaksin Shinawatra. Deze is enige tijd geleden veroordeeld door de Anti-Corruptie Commissie wegens het verzwijgen van een deel van zijn bezit toen hij deel uitmaakte van de regering. Volgens de nieuwe grondwet dienen politici opgave te doen van hun kapitaal en bezittingen om grotere doorzichtigheid te bereiken en belangenverstrengeling en corruptie tegen te gaan. Indien zijn veroordeling door het Constitutionele Hof wordt bevestigd zal Thaksin worden gedwongen het premierschap op te geven. Mede door de relatieve welvaart in Thailand bestaat er geen ontwikkelingsrelatie met Nederland. In Bangkok is een aantal regionale internationale organisaties gevestigd. II Gesprekken De delegatie is ontvangen op het Asian Institute of Technology (AIT) door de president, professor dr. Jean Louis Armand en door professor dr. Willem Stevens, leider van het Bioprocess Technology programma, tevens contactpersoon voor het Nederlandse programma met AIT. Het AIT is in 1959 opgericht om een kwalitatief hoogwaardig technische opleiding en onderzoeksfaciliteit te bieden aan graduate en post-graduate studenten uit de regio. Het hoogwaardige, op de lokale situatie gerichte onderwijs draagt bij aan het opbouwen van capaciteit om de sociaaleconomische ontwikkeling te bevorderen. Als regionaal instituut kan het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
19
AIT kwalitatief hoogstaand onderwijs aanbieden; bovendien biedt het internationale karakter de studenten de kans om reeds tijdens hun studie een kennisnetwerk op te bouwen. Nederland ondersteunt het AIT al sinds 1989 door middel van opeenvolgende programma’s. Na een beleidsdiscussie tussen het ministerie en de ambassade is eind vorig jaar besloten dat de steun aan AIT kan worden voortgezet, mits deze duidelijk geschoeid wordt op de leest van het nieuwe Nederlandse ontwikkelingsbeleid. De Nederlandse steun zal voortaan worden gegeven in de vorm van beurzen aan studenten uit de landen in de regio waarmee Nederland een bilaterale ontwikkelingsrelatie heeft (Bangladesh, India, Sri Lanka en Vietnam), of die op die op de themalijst milieu staan (China, Mongolië, Filippijnen, Nepal en Bhutan). Door het verstrekken van beurzen aan studenten uit de betrokken landen kan de capaciteit in de gekozen sectoren duurzaam worden versterkt. Nevendoelstelling van het programma is het vergroten van het aandeel van vrouwen in de opleidingen en het bevorderen van «gendergevoeligheid» in het technologie-onderwijs. De Nederlandse beurzen zullen voor tenminste 30 tot 40% aan vrouwelijke studenten uit de betrokken landen worden toegekend en in iedere cursus waarvoor beurzen worden verstrekt dient het gender-aspect onderdeel van de cursus uit te maken. Het instituut telt nu ongeveer 1500 studenten uit Zuidoost Azië. Tweederde daarvan is afkomstig uit het Mekong-gebied, éénderde uit Zuid Azië. Er is ook een beperkt aantal studenten uit Birma en uit Tibet. Het instituut is politiek neutraal en is geen Thaise universiteit, maar heeft een internationaal karakter. Het bestuur wordt hervormd en zal binnenkort bestaan uit officiële vertegenwoordigers van de donoren. De selectie van studenten wordt verricht door het instituut zelf. Regeringen kunnen wel kandidaten voorstellen, maar het instituut heeft de doorslaggevende stem. Regeringen kunnen ook de toelating van studenten niet blokkeren. Zo kunnen bijvoorbeeld de studenten uit Birma ongestoord hun opleiding volgen. Tijdens een lunch op de residentie heeft de delegatie van gedachte gewisseld met enkele vertegenwoordigers van de Birmese oppositie in Thailand. De gesprekspartners waren dr. Sann Aung (National Coalition Government of the Union of Burma, NCGUB), Sonny Mahinder (All Burma Students’ Democratic Front, ABSDF), Khin Maung Win (Burma Lawyers’ Council, BLC) en Saw David Taw (Karen National Union/National Democratic Front, KNU/NDF). De NCGUB vertegenwoordigt de regering in ballingschap. De organisatie werd, in reactie op de weigering van de militaire junta de uitslag van de parlementsverkiezingen van 1990 te erkennen, opgericht door personen die bij die verkiezingen waren verkozen. Het ABSDF werd opgericht door studenten en politieke activisten die na de gewelddadige onderdrukking van demonstraties in 1988 in Birma naar Thailand waren gevlucht. De organisatie beoogt een bijdrage te leveren aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in Birma en herstel van de democratie. De oprichting van een federatie van de verschillende volkeren in Birma wordt door ABSDF gezien als de oplossing van het etnische vraagstuk zonder dat het land hoeft te worden opgedeeld. Nederland financierde een project waarin 12 leden van ABSDF Engelse les en onderwijs in internationale betrekkingen ontvingen. Twee van de trainees liepen stage in Nederland. De BLC is een organisatie van juristen en advocaten. Ze richt zich voornamelijk op het aan de kaak stellen van mensenrechtenschendingen en de wijze waarop het rechtssysteem in Birma wordt misbruikt voor politieke doeleinden en het behoud van de militaire macht. BLC houdt zich ook bezig met de formulering van een nieuwe grondwet voor Birma, gebaseerd op democratische uitgangspunten en met voldoende oog voor de belangen van de verschillende etnische groepen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
20
KNU/NDF is een politieke organisatie van de Karen. De organisatie voert (gewapende) strijd voor een onafhankelijke Karen-staat. De situatie in Birma is slecht. Pogingen om een nieuwe grondwet te ontwerpen zijn mislukt. De oppositie zit in de gevangenis of is Birma ontvlucht. De onderhandelingen met het regime hebben tot op heden niets opgeleverd, ondanks de getoonde wil van het regime om tot een dialoog te komen. Het minderhedenvraagstuk is een groot probleem voor Birma. De minderheden willen eigen rechten, maar worden door het regime hard onderdrukt. Er vinden grootscheepse volksverhuizingen plaats in een poging de tegenstand te breken. Velen steken de grens met Thailand over, maar worden daar in kampen opgevangen door internationale organisaties en ngo’s. De Thaise regering is buitengewoon ongelukkig met de vluchtelingen en werkt niet of nauwelijks mee met de opvang. Bij het komen tot een oplossing voor Birma zijn de grootste problemen het gebrek aan democratische traditie en de positie van de verschillende minderheden. Voor wat betreft het minderhedenvraagstuk zouden basisprincipes moeten worden geformuleerd tussen alle minderheden onderling. Deze basisprincipes zouden verder moeten worden uitgewerkt in een nieuw staatsverband. Verkiezingen zijn het sluitstuk van deze ontwikkeling. De universiteiten zijn in Birma gesloten of slecht zeer beperkt geopend. Het regime is zeer beducht dat universiteiten zullen uitgroeien tot haarden van verzet. In zijn algemeenheid is de kwaliteit van het onderwijs in Birma zeer laag en gaat het kennisniveau steeds verder achteruit. Er worden geen goede leraren opgeleid en dus zal het niveau waarschijnlijk steeds verder dalen. Daarnaast bestaat er weinig interesse in het volgen van onderwijs. Het is gemakkelijker om op andere wijze geld te verdienen (drugs!). In de vluchtelingenkampen wordt wel gepoogd om iets aan onderwijs te doen. De dialoog die door het regime wordt voorgestaan is het resultaat van de slechte economische situatie waarin Birma zich bevindt en van de buitenlandse druk. Deze wordt uitgeoefend door de landen van ASEAN, die op hun beurt weer onder druk staan van het westen, vooral achter de schermen. De openlijke rol van de Europese Unie is beperkt. De oppositie treedt niet op als een eenheid. Door de verschillende etnische achtergronden bestaat er verdeeldheid. Er wordt echter wel gepoogd zoveel mogelijk samen te werken. Over de principes bestaat wel overeenstemming, maar over de uitwerking niet (bijvoorbeeld de samenstelling van de voorlopige regering en de grenzen tussen de gebieden van de verschillende minderheden). De leider van de gezamenlijke oppositie is Aung San Su Khyiu. Zij is de grote samenbindende kracht. Voordat de dialoog echt van start kan gaan moet haar huisarrest worden opgeheven. Sancties tegen het regime, zoals een verzekeringsboycot, zijn nodig, ondanks de schade die erdoor wordt aangericht. Sancties zullen het regime dwingen de dialoog serieus te nemen. De delegatie is ontvangen op het regionaal kantoor van UNHCR en heeft daar een gesprek gevoerd met de heer Jahanshah Assadi, Regional Representative en zijn plaatsvervanger, de heer Janvier de Riedmatten. Eind 2000 bevonden zich ruim 127 000 Birmese vluchtelingen in kampen aan de Thais-Birmese grens. Daarnaast verblijven er naar schatting rond de één miljoen Birmese illegale immigranten in Thailand. Een deel daarvan zou kwalificeren als vluchteling volgens internationale regels. Thailand, dat geen partij is bij het vluchtelingenverdrag, hanteert echter een zeer strikte definitie, waarbij formeel alleen personen die daadwerkelijk gevechtshandelingen ontvluchten tot de kampen voor «displaced persons» worden toegelaten. Personen die vluchten als gevolg van de burgeroorlog worden niet erkend. Daarnaast is er een groot aantal mensen dat binnen Birma (oostelijk grensgebied) op de vlucht is als
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
21
gevolg van gedwongen verplaatsingen, dwangarbeid en andere mensenrechtenschendingen. Het aantal «internally displaced people» wordt door verschillende bronnen geschat op enkele honderdduizenden. In 1998 kreeg UNHCR formeel een rol toebedeeld bij de opvang van Birmese vluchtelingen. In het afgelopen jaar heeft de Thaise houding ten opzichte van Birmese vluchtelingen zich verhard, mede als gevolg van de bezetting van de Birmese ambassade in Bangkok in oktober 1999 en de gijzeling van een Thais ziekenhuis in het begin van 2000. In het algemeen wordt echter een pragmatisch beleid gevoerd. Thailand is zich er zeer van bewust dat de situatie in Birma grootschalige deportatie van vluchtelingen en migranten niet toestaat. Bovendien komt de goedkope Birmese arbeid Thailand in een aantal sectoren goed van pas. De werkafspraken die tussen UNHCR en de Thaise overheid zijn gemaakt over UNHCR’s rol bij de opvang van de vluchtelingen zijn op een aantal punten voor verbetering vatbaar. Het is echter moeilijk gebleken om daarvoor bij alle bij de opvang betrokken Thaise overheidsinstanties een open en gewillig oor te vinden. Zo is UNHCR niet aanwezig aan de grens, zodat onduidelijk is hoeveel mensen het land binnen willen komen en hoeveel er daadwerkelijk worden toegelaten. Er is ook geen permanente aanwezigheid van UNHCR in de kampen. UNHCR heeft wel toegang, maar mag zich er niet vestigen. De strikte definitie die de Thaise autoriteiten hanteren om te bepalen wie er voor opvang in de kampen in aanmerking komen zorgt ook voor problemen. Een derde knelpunt is het niet regelmatig genoeg bijeenkomen van de provinciale «admission boards», die beslissen welke nieuwe vluchtelingen daadwerkelijk in de kampen kunnen blijven. Ook het feit dat UNHCR aan deze vergaderingen slechts als waarnemer kan deelnemen, wordt als problematisch gezien. Nederland draagt financieel bij aan de voedselvoorziening in de kampen, uitgevoerd door het Burmese Border Consortium en aan een Karen Education project, uitgevoerd door de Nederlandse organisatie ZOA (refugee care). Voorts heeft de delegatie een bezoek gebracht aan de Economic and Social Commission for Asia and the Pacific (ESCAP). Er zijn daar gesprekken gevoerd met dr. Kim Hak-su, de executive secretary en enkele medewerkers. ESCAP is de grootste van de regionale commissies van de Verenigde Naties. De organisatie telt 51 lidstaten en omvat in totaal 60% van de wereldbevolking. Nederland is één van de vier buitengewone leden, samen met de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Nederland is met 2 miljoen gulden na Japan en Duitsland de grootste bilaterale donor. De Nederlandse bijdrage wordt als lump sum verstrekt, zodat ESCAP in hoge mate zelf bepaalt welke projecten zij financiert. ESCAP heeft als doel om de sociaal-economische ontwikkeling van de landen in de regio te bevorderen door versterking van de bestuurlijke capaciteit op het gebied van bijvoorbeeld milieu, transport, communicatie en infrastructuur. Ook wordt technische assistentie geboden bij de ontwikkeling van beleid. Op bepaalde terreinen, zoals transport of statistiek, biedt ESCAP als enige organisatie een raamwerk waarbinnen regionale samenwerking tot stand kan komen. Met Nederlands geld wordt bijvoorbeeld gewerkt aan het opzetten van een gezamenlijk navigatiesysteem voor de Mekongrivier, naar analogie van de Rijnstaten. Uit ESCAP zijn zowel de Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB) als de Mekong River Commission (MRC) voortgekomen. Tenslotte heeft de delegatie een beleefdheidsbezoek gebracht aan de voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken uit de Senaat, de heer Kraisak Choonhavan, die werd vergezeld door enkele senatoren. De Senaat werd op 4 maart 2000 gekozen. Vanwege de diskwalificatie van verschillende kandidaten wegens het kopen van stemmen en andere
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
22
onregelmatigheden, waren in verschillende districten maar liefst vier rondes nodig alvorens de gekozen kandidaten uiteindelijk bevestigd konden worden en de Senaat kon worden geïnstalleerd. Om dergelijke problemen bij de verkiezingen voor het Huis van Afgevaardigden tegen te gaan is de Kieswet geamendeerd nog net voor de ontbinding van het Huis in november 2000. De bevoegdheden van de Verkiezingscommissie zijn daarbij versterkt en verduidelijkt. In tegenstelling tot het Huis van Afgevaardigden bestaat de Senaat uit niet-partijgebonden leden. Een relatief groot aantal van de 200 gekozen senatoren is dan ook afkomstig uit de academische wereld of vanuit ngo’s. Tijdens het gesprek is onder meer van gedachte gewisseld over de vluchtelingenproblematiek en over het probleem van HIV/AIDS in Thailand.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
23
Bijlage
Programma in hoofdlijnen
Zaterdag 6 januari 2001 Aankomst in Hanoi Nieuwjaarsreceptie Nederlandse gemeenschap in Hanoi
Zondag 7 januari 2001 Bezoek en rondleiding National Institute for Tuberculosis and Respiratory Diseases Veldbezoek Tuberculose Project buiten Hanoi
Maandag 8 januari 2001 Gesprek met de voorzitter van de commissie Buitenlandse Zaken van de Nationale Assemblee, de heer Do Van Tai en enkele leden van de commissie Gesprek met SNV Gesprek met de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Nguyen Dy Nien Gesprek met de vice-minister van Landbouw, Rurale Ontwikkeling en Waterbeheer, de heer Cao Duc Phat
Dinsdag 9 januari 2001 Gesprek met de voorzitter van het Centre for Education, Promotion and Empowerment of Women (CEPEW), mevrouw Vuong Thi Hanh Gesprek met de vice-minister van Investeringen en Planning, de heer Lai Quang Thuc Beleefdheidsbezoek aan de Vice-Voorzitter van de Nationale Assemblee, de heer Mai Thuc Lan Beleefdheidsbezoek aan de Voorzitter van de Nationale Assemblee, de heer Nong Duc Manh Rondetafelgesprek met een aantal NGO’s Gesprek met de Resident Coordinator van UNDP, de heer Edouard Wattez, en enkele medewerkers
Woensdag 10 januari 2001 Vertrek uit Hanoi naar Ho Chi Minh Stad Ontmoeting met vertegenwoordigers van de Dutch Business Association Vietnam Bezoek aan Bien Hoa. Gesprek met de voorzitter van het People’s Committee van de provincie Dong Nai, de heer Vo Van Mot Bezoek aan het Cat Tien National Park
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
24
Donderdag 11 januari 2001 Vervolg bezoek aan Cat Tien National Park Vertrek uit Ho Chin Minh Stad naar Phnom Penh (Cambodja)
Vrijdag 12 januari 2001 Ontbijtbespreking met een aantal NGO’s Ontmoeting met de Voorzitter van de Nationale Assemblee, Zijne Koninklijke Hoogheid Samdech Krom Preah Norodom Ranariddh Gesprek met de minister van Vrouwenzaken, mevrouw Mu Sochua Bezoek aan het Documentation Center for Cambodia Bezoek aan het Transcultural Psychosocial Organisation Cambodia (TPO)
Zaterdag 13 januari 2001 Ontbijtbespreking met vertegenwoordigers van de Sam Rainsy Party (oppositie) Veldbezoek aan Kampong Cham (Judicial Mentor Programme) Gesprek met de voorzitter van de provinciale rechtbank, de heer Tith Sothy en de provinciale aanklager, de heer Ouk Touch Bezoek aan de provinciale gevangenis Gesprek met enkele lokale NGO’s Gesprek met de premier van Cambodja, de heer Hun Sen
Zondag 14 januari 2001 Bezoek aan Angkor Vertrek uit Phnom Penh naar Bangkok (Thailand)
Maandag 15 januari 2001 Bezoek aan het Asian Institute of Technology (AIT) Lunchbespreking met enkele vertegenwoordigers van ngo’s die zich bezighouden met de politieke situatie in Birma Gesprek met de Regional Representative van UNHCR, de heer Jahanshah Assadi Gesprek met de Executive Secretary van ESCAP, de heer Kim Hak-su Gesprek met enkele leden van de Senaat van Thailand onder leiding van de voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken, de heer Kraisak Choonhavan Terugkeer naar Nederland
Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 802, nr. 1
25