Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1980-1981
16815
Toelatingscriteria numerus fixus-studierichtingen voor het studiejaar 1981-1982
Nr. 2
BRIEF V A N DE MINISTER V A N ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN A a n de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 1 juni 1981 Ingevolge het bepaalde in artikel 3ter van de Machtigingswet inschrijving studenten, doe ik u bijgaand t o e k o m e n een afschrift van mijn besluit van hed e n , HW/AS/T-384.814. Tevens zend ik u een afschrift van m i j n brief van heden aan de colleges van bestuur van de instellingen van wetenschappelijk onderwijs dat o p dit besluit betrekking heeft en een afschrift van het advies van de Onderwijsraad dat in b o v e n g e n o e m d besluit w o r d t v e r m e l d . Het eveneens g e n o e m d e advies van de Academische Raad heb ik u reeds doen t o e k o m e n bij mijn brief HW/AS/T-382.273 dd. 8 mei 1981. Ingevolge het bepaalde in artikel 4bis van de Machtigingswet inschrijving studenten v o e g ik hierbij tevens een overzicht van de maatregelen die met betrekking tot de onderwijscapaciteit zijn getroffen. De Minister van Onderwijs en W e t e n s c h a p p e n , A. Pais
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 16815, nr. 2
1
De Minister van O n d e r w i j s en W e t e n s c h a p p e n , Gelet o p artikel 3ter van de M a c h t i g i n g s w e t i n s c h r i j v i n g s t u d e n t e n ; Gezien het advies van de A c a d e m i s c h e Raad v a n 31 m a a r t 1981, A R - 6 5 8 ; Gezien het advies van de O n d e r w i j s r a a d v a n 20 m e i 1 9 8 1 , OR I/622 W O ; Besluit: A. Het aantal s t u d e n t e n , b e d o e l d in artikel 3ter, d e r d e l i d , van de M a c h t i g i n g s w e t i n s c h r i j v i n g s t u d e n t e n , v o o r het s t u d i e j a a r 1981/82 v a s t t e stellen voor: I. De studierichting der geneeskunde voor: — — — — — — — —
de rijksuniversiteit te Leiden op de rijksuniversiteit te Groningen op de rijksuniversiteit te Utrecht op de rijksuniversiteit te Rotterdam op de rijksuniversiteit Limburg op de gemeentelijke universiteit te Amsterdam op de Vrije Universiteit te Amsterdam op de Katholieke Universiteit te Nijmegen op II. De studierichti ng der sociale gezondheidkunde
260 240 265 260 125 270 260 275 voor:
— de rijksuniversiteit Limburg op
150
I I I . De studierichting der tandheelkunde — — — — —
voor:
de rijksuniversiteit te Groningen op de rijksuniversiteit te Utrecht op de gemeentelijke universiteit te Amsterdam o p de Vrije Universiteit te Amsterdam op de Katholieke Universiteit te Nijmegen op
IV. De studierichting der diergeneeskunde
90 115 100 70 90
voor:
— de rijksuniversiteit te Utrecht op V . De studierichting der lichamelijke
175 opvoeding
voor:
— de Vrije Universiteit te Amsterdam o p V I . De studierichting der taal- en literatuurwetenschappen
130 voor:
— de Katholieke Hogeschool te Tilburg op V I I . De studierichting der industriële
75
vormgeving voor:
— de Technische Hogeschool te Delft op V I I I . De studierichtingen binnen de faculteit der rechtsgeleerdheid — — — — — — — —
de rijksuniversiteit te Leiden op de rijksuniversiteit te Groningen op de rijksuniversiteit te Utrecht op de rijksuniversiteit te Rotterdam op de gemeentelijke universiteit te Amsterdam op de Vrije Universiteit te Amsterdam op de Katholieke Universiteit te Nijmegen op de Katholieke Hogeschool te Tilburg op
144 voor: 840 590 715 550 810 4 4 n
490 390
B. Deze beschikking te plaatsen in de N e d e r l a n d s e Staatscourant. A. Pais
T w e e d e K a m e r z i t t i n g 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 6 8 1 5 , nr. 2
2
MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN WETENSCHAPPEN De colleges van bestuur van de instellingen van wetenschappelijk onderwijs 's-Gravenhage, 1 juni 1981 Onderwerp: Beperking van de inschrijving van eerstejaarsstudenten voor de studierichtingen der geneeskunde, sociale gezondheidkunde, tandheelkunde, diergeneeskunde, lichamelijke opvoeding, taal- en literatuurwetenschappen, industriële vormgeving en die binnen de faculteit der rechtsgeleerdheid voor het studiejaar 1981-1982. Hierbij zend ik u een afschrift van mijn besluit van heden, HW/AS/T-384.814, ter uitvoering van artikel 3ter van de Machtigingswet inschrijving studenten. Naar aanleiding van het advies van de Academische Raad (AR 658, dd. 31 maart 1981), zoals vastgesteld tijdens zijn vergadering van 27 maart 1981, heb ik de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal bij mijn brief van 8 mei 1981, kenmerk HW/AS/T-382.273, mededeling gedaan van mijn voornemen inzake de vaststelling van numeri fixi voor de studierichtingen der geneeskunde, sociale gezondheidkunde, tandheelkunde, diergeneeskunde, lichamelijke opvoeding, taal- en literatuurwetenschappen, industriële vormgeving en die binnen de faculteit der rechtsgeleerdheid. Hiervan heb ik u een afschrift toegezonden. Op grond van voornoemd advies van de Academische Raad, het oordeel van de Onderwijsraad, zoals weergegeven in zijn brief van 20 mei 1981 OR I/622 WO (te uwer kennisneming in afschrift bijgevoegd) en reacties van enkele instellingen, heb ik thans mijn standpunt bepaald, zoals vastgelegd in bovengenoemd besluit. Ter toelichting moge het volgende dienen. Met betrekking tot de opmerkingen van de Onderwijsraad ten aanzien van de invloed van de maatschappelijke behoefte aan afgestudeerden op de toelating wordt verwezen naar de fundamentele discussie die hierover reeds is aangekondigd. In deze discussie zal rekening moeten worden gehouden met het recht op onderwijs dat is neergelegd in het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (Trb 1969,100). Tevens zal het eigen karakter van de onderscheiden opleidingen van hoger onderwijs en de voorbereiding die sommige van deze opleidingen geven voor specifieke beroepsvelden, in overweging moeten worden genomen. Het beleid ter zake van de rol van de maatschappelijke behoeften bij capaciteitsplanning, numerus fixus en toelating tweede fase, zal de komende tijd tevens nader worden ingevuld bij de invoering van de twee-fasenstructuur. Bij de studierichting der lichamelijke opvoeding aan de Vrije Universiteit te Amsterdam ben ik afgeweken van mijn voornemen inzake de beperking van de inschrijving van eerstejaarsstudenten. Dit naar aanleiding van de door het college van bestuur van deze instelling bij brief CJ/SS 81/693 van 18 mei 1981 aangevoerde argumenten. Deze hebben mij aanleiding gegeven tot een hernieuwde toetsing van het in het advies van de Academische Raad genoemde aantal aan het op blz. 2 van mijn voornemen vermelde criterium voor een hogere opnamecapaciteit dan in het AFS is voorzien. Deze toetsing heeft ertoe geleid dat ik mij alsnog conformeer aan het advies van de Acade mische Raad in deze. Hoewel door de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam is gereageerd op mijn voornemen ten aanzien van de vast te stellen capaciteit van de studierichting geneeskunde en door de Rijksuniversiteit te Utrecht ten aanzien van de capaciteit van de studierichting diergeneeskunde, heb ik gemeend bij deze studierichtingen niet te moeten afwijken van mijn voornemen. De aangevoerde overwegingen hebben mij niet kunnen overtuigen dat ten aanzien van de capaciteit voor deze studierichtingen voor het studiejaar 1982/83 moet worden afgeweken van de capaciteit zoals die in het kader van de meerjarenplanning is vastgesteld van die in het Algemeen Financieel Sche-
Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16815, nr. 2
3
ma 1982-1985 is vastgelegd. T o e k o m s t i g e v e r a n d e r i n g e n van die capaciteit dienen - zeker bij de medische s t u d i e r i c h t i n g e n , met hun eigensoortige toelatings- en capaciteitsproblemen - allereerst in het overleg over de meerjar e n p l a n n i n g aan de orde te k o m e n . Voor de o v e r w e g i n g e n die ten grondslag liggen aan de beperking van de inschrijving van eerstejaarsstudenten v o o r de overige s t u d i e r i c h t i n g e n , verw i j s ik naar m i j n v o o r n e m e n ter zake. Ingevolge het bepaalde in artikel 4bis van de M a c h t i g i n g s w e t inschrijving studenten dien ik telkenjare aan de Staten-Generaal een overzicht te verstrekken van de maatregelen, die v o o r het k o m e n d studiejaar zijn getroffen ten aanzien van de beschikbare onderwijscapaciteit. Een afschrift van dit overzicht, dat ik heden toezend aan de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal, is te uwer k e n n i s n e m i n g b i j g e v o e g d . Afschrift van deze brief zend ik heden aan de Voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal, de Minister-President, de Minister van L a n d b o u w en Visserij, de Minister van Financiën, de voorzitter van de Academische Raad, de Onderwijsraad, de voorzitter van de Centrale C o m m i s s i e A a n m e l d i n g en Plaatsing a.s. eerstejaarsstudenten en de voorzitter van de C o m m i s sie van beroep aanmelding en plaatsing studenten. De Minister v a n Onderwijs en W e t e n s c h a p p e n , A. Pais
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 16815, nr. 2
4
ONDERWIJSRAAD Betreffende: V o o r n e m e n inzake beperking inschrijving eerstejaarsstudenten (studiejaar 1981-1982). Advies niet-ambtelijke a d v i e s c o m m i s s i e W O B . Aan de Minister van Onderwijs en W e t e n s c h a p p e n , 's-Gravenhage, 20 mei 1981 In a n t w o o r d op het aan de kant v e r m e l d e schrijven bericht de Eerste Afdeling van de Onderwijsraad u, dat zij gelet op het advies van de Academische Raad d d . 31 maart 1981, A R - 6 5 8 , geen bezwaar heeft tegen uw beleidsvoornemen inzake toepassing van de M a c h t i g i n g s w e t inschrijving studenten v o o r het studiejaar 1981/1982, zoals dat d o o r u is aangekondigd in u w brief van 8 mei j l . aan de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. In de A f d e l i n g is w e l aarzeling geuit ten aanzien van de noodzaak o m ook v o o r de studierichting rechtsgeleerdheid tot een beperking van de inschrijving van eerstejaarsstudenten te besluiten. In het advies van de Academische Raad trof de Afdeling vooral de o p m e r king, dat tot op heden met betrekking t o t het v e r b a n d tussen de maatschappelijke behoeften en capaciteit nog geen b e l e i d s v o o r n e m e n s zijn bekend gemaakt (blz. 2). De Academische Raad herinnert hierbij w e l aan een eerder d o o r u toegezegde aanzet voor een g e d a c h t e n w i s s e l i n g met de T w e e d e Kamer over het verband tussen maatschappelijke behoeften en de opleidingscapaciteit, met name in het hoger o n d e r w i j s , en v o o r t s aan u w m e d e d e l i n g , dat o v e r w e g i n g verdient in de (Machtigings)wet de m o g e l i j k h e i d te openen bij een aantal studierichtingen, met name de medische, tevens rekening te kunnen h o u d e n met de g e v o l g e n , die de u i t s t r o o m van afgestudeerden zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht voor de volksgezondheid en gezondheidszorg zal hebben. De A f d e l i n g erkent, dat bedoeld p r o b l e e m bij laatstgenoemde studierichtingen het meest gaat k l e m m e n . Het doet zich in meer of mindere mate echter evenzeer voor bij andere s t u d i e r i c h t i n g e n , v o o r a l die, w a a r b i j de gerichtheid op v o o r b e r e i d i n g tot een maatschappelijke betrekking op de v o o r g r o n d staat. Zij is voorts van m e n i n g , dat straks bij de vaststelling van de t o t de z.g. tweede fase toe te laten aantallen ook de maatschappelijke behoeften een rol zullen spelen. De A f d e l i n g dringt daarom aan op een duidelijke beleidsbepaling ter zake van de rol van de maatschappelijke behoeften bij capaciteitsplanning, n u merus fixus en toelating tweede fase. Namens de A f d e l i n g v o o r n o e m d , I. A. Diepenhorst, voorzitter C. A. P. C. van Asseldonk, tweede secretaris
Tweede Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 16815, nr. 2
5
OVERZICHT V A N MAATREGELEN MET BETREKKING TOT DE BESCHIKBARE ONDERWIJSCAPACITEIT Zoals bekend is het beleid van de Regering erop gericht o m , binnen de grenzen van de m o g e l i j k h e d e n , betere v o o r w a a r d e n te scheppen v o o r de b e v r e d i g i n g van de individuele en maatschappelijke vraag naar w e t e n schappelijke scholing en g e s c h o o l d e n . Maatregelen o m deze condities te creëren zijn vervat in de Wet twee-fasenstructuur wetenschappelijk onderw i j s die onlangs d o o r de beide Kamers der Staten-Generaal is aanvaard. Met de daarin vastgelegde structuur van het wetenschappelijk o n d e r w i j s zullen naar v e r w a c h t i n g de thans bestaande knelpunten in de onderwijscapaciteit w o r d e n o p g e h e v e n , b e h o u d e n s die in de medische richtingen. Voor w a t de korte t e r m i j n betreft, kan w o r d e n gewezen o p de resultaten in het kader van de landelijke p l a n n i n g , zoals die zijn neergelegd in het Algem e e n Financieel Schema Universiteiten en Hogescholen 1982-1985 (Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 1 6 4 9 1 , nrs. 1 en 2) en in de daaraan ten g r o n d slag liggende meerjarenafspraken, welke door tien van de dertien instellingen van wetenschappelijk o n d e r w i j s zijn getekend. Hierin w o r d t een overe e n s t e m m i n g w e e r g e g e v e n tussen g e n o e m d e instellingen en ondergetekende met betrekking tot enerzijds de taken van de universiteiten en hogescholen v o o r w a t betreft onder meer de onderwijscapaciteit en het onderzoek en anderzijds de daarvoor beschikbare financiële m i d d e l e n . In het A l g e m e e n Financieel Schema Universiteiten en Hogescholen 1982-1985 en in g e n o e m d e meerjarenafspraken w o r d e n per universiteit/hogeschool per studierichting v e r m e l d de aantallen op te n e m e n eerstejaarss t u d e n t e n , w a a r v o o r de onderwijscapaciteit toereikend is. In m i j n brief HW/AS/T-382.273 van 8 mei 1981, w a a r i n ik mijn v o o r n e m e n met betrekking t o t de inschrijvingsbeperking v o o r eerstejaarsstudenten v o o r het studiejaar 1981-1982 heb bekend gemaakt, heb ik aangegeven hoe de resultaten van het overleg in het kader van de meerjarenplanning hebben d o o r g e w e r k t in de beslissingen over de onderwijscapaciteit voor het k o m e n de studiejaar. Voor nadere detaillering m a g ik kortheidshalve verwijzen naar v o o r m e l d e brief alsmede naar het A l g e m e e n Financieel Schema Universiteiten en Hogescholen 1982-1985.
T w e e d e Kamer, zitting 1 9 8 0 - 1 9 8 1 , 1 6 8 1 5 , nr. 2
6