Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
28 684
Naar een veiliger samenleving
Nr. 18
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 14 oktober 2003
1
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), voorzitter, Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (VVD), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), C q örüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Nawijn (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Van der Laan (D66) en Visser (VVD). Plv. leden: Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), TjonA-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer (SP), Arib (PvdA), Karimi (GroenLinks), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Hermans (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Lambrechts (D66) en Rijpstra (VVD). 2 Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund
KST70929 0304tkkst28684-18 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
De vaste commissie voor Justitie1 en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 hebben op 24 september 2003 overleg gevoerd met de heer Donner, minister van Justitie, en de heer Remkes, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over: – de brief van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 16 mei 2003 inzake de Voortgangsrapportage over het Veiligheidsprogramma (28 684, nr. 9); – de brief van de minister van Justitie d.d. 20 mei 2003 inzake de Beleidsbrief over veelplegers (28 684, nr. 10); – de brief van de minister van Justitie d.d. 14 mei 2003 inzake het rapport van de commissie Beveiliging juweliersbranche (Just-03–456); – de brief d.d. 15 augustus 2003 inzake het rapport Prevalentie van criminogene factoren bij mannelijke gedetineerden in Nederland en het rapport Binnen beginnen en buiten blijven (Just-03–711); – vragen van de leden Van Heemst en Wolfsen over overlast van belwinkels en de antwoorden daarop; – vragen van de leden Dijsselbloem, Depla en Van Heemst over het rapport van het Van Traa-team over belwinkels en de antwoorden daarop; – vragen van het lid Van Heemst over de aanpak van overlast met scooters en de antwoorden daarop. Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
(PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Nawijn (LPF), Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD) en Van Hijum (CDA). Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem
(PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (ChristenUnie), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Varela (LPF), Vergeer (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GroenLinks), C q örüz (CDA), Hermans (LPF), Atsma (CDA), Giskes (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Leerdam (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD) en Eski (CDA).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
1
Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Van Fessem (CDA) geeft aan dat zijn fractie enthousiast is over het beleidsprogramma vanwege de ambitie, de visie, de ketengerichtheid en de krachtdadige aanpak en vanwege de voortgang van de uitvoering tot nu toe. Er zijn nog wel punten van zorg die van alle betrokkenen de uiterste alertheid vergen, omdat het om een zeer groot maatschappelijk probleem gaat. Niets mag bij de aanpak daarvan onbeproefd blijven en zo nodig moeten er grenzen verlegd worden. Als het om de veelplegers gaat, stemt de heer Van Fessem in met de voorstellen voor een persoonsgerichte aanpak en voor de mogelijkheid van plaatsing gedurende maximaal twee jaar in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD), maar hij tekent er wel bij aan dat de rechter de duur van deze plaatsing bepaalt. Hij onderschrijft ook de lijn van een sober regime voor degenen die geen aanknopingspunten voor gedragsverandering bieden. Voor de groep van de vier- à vijfduizend zeer actieve veelplegers wil de minister duizend plaatsen in penitentiaire inrichtingen. Dit vindt de CDA-fractie tamelijk zuinig. Hoeveel kost het om een veelpleger in een ISD te plaatsen? Heeft het gebrek aan capaciteit op dit vlak met geld of met andere factoren te maken? Kan de regering aangeven welke prestaties minder zullen worden als er bij de uitvoering van bepaalde voornemens vertraging optreedt, opdat de Kamer eventueel de behandeling van bepaalde zaken kan bespoedigen? Bij de speerpunten juicht de CDA-fractie het actieprogramma «Jeugd terecht» toe. Zij is een voorstander van het aanstellen van projectleiders, maar zij dringt wel aan op toezicht op de voortgang van de vele projecten. Welke criteria worden hierbij gehanteerd? En hoe staat het met het aanwijzen van risicogebieden? Wil de regering verder nog aangeven hoe de onder het hoofdstuk Politie en opsporing opgesomde maatregelen op elkaar zullen worden afgestemd? Als het openbaar ministerie hiervoor verantwoordelijk is, heeft elk parket hier dan voldoende capaciteit voor? Eventuele knelpunten kunnen wat de heer Van Fessem betreft niet snel genoeg worden weggenomen. Wat wordt er bedoeld met het streven naar één functiegebouw voor de Nederlandse politie? Kan de minister van Justitie gelet op de «koninkrijkjes» bij de politie garanderen dat er een uiterst strenge bewaking zal zijn als het komt tot één geïntegreerde informatiehuishouding? Het verheugt de heer Van Fessem dat de gemeenten zullen worden aangesproken op hun mogelijkheden om de veiligheid te bevorderen. Hij heeft met instemming geconstateerd dat talloze gemeenten enthousiast de regie op dit terrein op zich hebben genomen en hij is het eens met het opnemen van veiligheid als vierde pijler in het grotestedenbeleid (GSB). Hij hoopt wel dat de GSB-monitoring niet zal leiden tot enorme bureaucratische invuloefeningen. Zijn fractie ziet bestuurlijke handhaving als een concrete mogelijkheid om te bewerkstelligen dat eenvoudige normen worden nageleefd. Wanneer zal de uitbreiding hiervan haar beslag kunnen krijgen en voor welke delicten zal deze dan gelden? Verder pleit de heer Van Fessem ervoor, nu echt werk te gaan maken van de aanbevelingen van de commissie Beveiliging juweliersbranche, want hij vindt het signaal van deze branche en van de detailhandel in het algemeen niet mis te verstaan. Het reeds gesloten convenant juicht hij toe. Moeten er nog knelpunten worden weggenomen op het punt van cameratoezicht? Hij vindt de aanbeveling om bij de gemeente een coördinerend ambtenaar aan te stellen sympathiek, maar heeft het niet meer zin om voor een aanspreekpunt bij de politie te zorgen? De CDA-fractie ijvert al geruime tijd voor het wegnemen van belemmeringen in privacywetgeving om het voorkomen en opsporen van strafbare feiten makkelijker te maken. De regering wil het eenvoudiger maken om gegevens van jeugdige veelplegers door te geven aan betrokken instanties; geldt dit ook voor meerderjarige veelplegers?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
2
De heer Van Heemst (PvdA) ondersteunt de doelstelling van het Veiligheidsprogramma om de criminaliteit met 20 tot 25% terug te brengen, maar de formulering dat deze doelstelling in 2006 in het vizier moet komen, vindt hij te vaag. Waarop zullen de ministers op dat moment kunnen worden afgerekend en welke consequenties zullen zij verbinden aan het eventueel uitblijven van resultaten? De fractie van de PvdA is het eens met een harde aanpak van criminaliteit, maar hierop wordt in het programma nogal eenzijdig de nadruk gelegd, terwijl goede preventie in brede zin een onmisbaar element van succesvolle veiligheidspolitiek is. In Rotterdam blijkt bestrijding van de overlast neer te komen op verspreiding ervan, terwijl men in Utrecht wel succes heeft geboekt met een goede combinatie van repressie en preventie. De heer Van Heemst stelt dat het veiligheidsbeleid in een hogere versnelling zou moeten worden gezet om de steden de armslag voor een goede aanpak te geven, maar hij constateert op verschillende onderdelen juist het tegenovergestelde. Hij vindt het in dit licht merkwaardig dat de korpsbeheerders op het punt staan om regionale convenanten te tekenen, omdat het volgens krantenberichten om «smalle», eenzijdige convenanten zou gaan. Verder legt de heer Van Heemst de nadruk op de enorme impact van de activiteiten van de veelplegers in het dagelijks leven, vooral voor de gevoelens van onveiligheid. Er zouden naar zijn mening zo snel mogelijk meer plaatsen voor strafrechtelijke opvang voor verslaafde veelplegers (SOV) moeten komen en hij acht ook heroïneverstrekking onder medisch toezicht essentieel, zowel voor deze mensen zelf als voor de samenleving. Verder vindt hij het pijnlijk dat er ook bij de opvang van jeugdige veelplegers wordt teruggeschakeld; er komen slechts 36 plaatsen bij in instellingen als Den Engh en Glen Mills. De politie is bereid om zich vast te leggen op het oppakken van duizend veelplegers, maar dan moet er wel voldoende opvang zijn. De heer Van Heemst vindt dat de vermindering van de maatschappelijke schade ruimschoots opweegt tegen de kosten van extra plaatsen, zodat het verkeerde zuinigheid zou zijn om het aantal plaatsen vanwege de kosten ervan minder sterk uit te breiden. De fractie van de PvdA pleit voor specifiek beleid voor specifieke groepen, zoals opleidingsinternaten en begeleiding door coaches voor Antilliaanse jongens die nergens terecht kunnen; met tijdig ingrijpen is wellicht te voorkomen dat er tegen hen alleen nog maar strafrechtelijk kan worden opgetreden. In de afgelopen weken heeft de PvdA-fractie een aantal malen aandacht gevraagd voor de overlast die dagelijks het leven van de inwoners van vele wijken en buurten vergalt. Zij is dan ook blij dat er nu tempo gemaakt gaat worden met het invoeren van een kenteken voor scooters. Is er wellicht een juridische basis te vormen voor een «scooterklem» om een scooter bij wangedrag van de berijder enige tijd aan het verkeer te onttrekken, om het gat te vullen tussen bekeuren en in beslag nemen? En zijn de ministers bereid om gelet op het rapport van het Van Traa-team de openingstijden van belwinkels te beperken en de belastingdienst de financiële gegevens uit het rapport te laten toetsen? Ten slotte wil de heer Van Heemst nog weten of minister Remkes inmiddels een gesprek met de vier grote steden heeft gevoerd over het aanpakken van de infrastructuur waarmee illegalen onder dak worden geholpen of aan het werk worden gezet, om zo de overlast te verminderen die hiermee samenhangt. De heer Cornielje (VVD) complimenteert de regering met de vormgeving van het Veiligheidsprogramma als groot project, omdat de Kamer daardoor goed kan volgen wat er gedaan wordt met het bedrag van 1,2 mld dat ermee gemoeid is. Hij vindt dat het programma door de toevoeging van de maatregelen uit het actieprogramma «Jeugd terecht» en het programma Modernisering sanctietoepassing een goed totaaloverzicht
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
3
biedt en hij is blij dat de bureaucratie beperkt blijft. Klopt de optelsom van 147 maatregelen overigens wel? Verder is hij het ermee eens dat de bewindslieden verantwoordelijk zijn voor het systeem en niet voor het resultaat, maar hij vindt dat zij wel mogen worden aangesproken en zo nodig afgerekend op de resultaatverplichtingen die in de convenanten zijn opgenomen, terwijl zij dan de ketenpartners erop kunnen aanspreken. De VVD-fractie is bereid om de bewindslieden meer bevoegdheden te geven om het nakomen van afspraken af te dwingen als de convenanten daartoe onvoldoende mogelijkheden bieden. De voortgang van een en ander dient van jaar tot jaar gecontroleerd te worden. Ondertekening van de convenanten is nodig om dit mogelijk te maken; hoe staat het daar inmiddels mee? In dit verband moeten ook de vijftig probleemwijken zo snel mogelijk benoemd worden; dit is nodig om te kunnen nagaan of de veiligheid daar toeneemt. De Algemene Rekenkamer geeft in een rapport aan dat de Tweede Kamer bij het controleren van de voortgang van het project C2000 heeft zitten slapen. De heer Cornielje trekt zich dit aan en hij vindt dan ook dat de Kamer de status van groot project die inmiddels ook hieraan gegeven is, zeer serieus moet behandelen. Hij ziet dan ook uit naar het resultaat van de audit van de accountantsdienst. De heer Cornielje heeft er begrip voor dat de voortgangsrapportage eigenlijk meer een tussenstand dan een overzicht van de resultaten vormt. Hij zou graag zien dat er naast de overzichtelijke lijst van maatregelen en prestaties om een totaalbeeld te behouden aandacht geschonken wordt aan beleidsterreinen als cameratoezicht, DNA-onderzoek en identificatieplicht. Verder staat de VVD-fractie positief tegenover het uitbreiden van de bevoegdheden van buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s). Hoe staat het inmiddels hiermee? Is het inderdaad de bedoeling om zo’n duizend veelplegers in 2004 van straat te krijgen en worden hierover afspraken met de korpsen gemaakt? Wat is hierbij de zwakste schakel? De capaciteit van de politie, de bevoegdheden van de justitie en de capaciteit van de rechtbanken of de capaciteit van de inrichtingen voor stelselmatige daders (ISD)? Of is het gewoon een regievraagstuk? De meeste onderdelen van het aanvalsplan met tien punten van VNO/NCW komen al voor in het Veiligheidsprogramma, maar de heer Cornielje verzoekt de regering toch om na te gaan of deze organisatie wellicht nog suggesties of aanvullingen heeft. Er zijn op dit vlak inmiddels afspraken gemaakt met de juweliersbranche, maar daarnaast vraagt hij nog concreet aandacht voor de aanpak van de problemen van benzinestations, waarbij het Centrum voor criminaliteitspreventie behulpzaam zou kunnen zijn. Wanneer zal dit operationeel zijn? Mevrouw Griffith (VVD) kondigt aan dat haar fractie in verband met de doelstelling van 25% minder recidive bij de begrotingsbehandeling zal terugkomen op de aangekondigde bezuinigingen op uitvoeringsorganisaties, zoals de reclassering. Kan de Kamer de beleidsvisie over de herpositionering van deze instelling nog vóór de begrotingsbehandeling tegemoet zien? Er wordt in de voortgangsrapportage melding gemaakt van duizend plaatsen voor de meest actieve veelplegers in 2007. Er is ook sprake van duizend plaatsen in 2005 door middel van meerpersoons celgebruik. Zijn deze plaatsen alleen voor volwassen veelplegers bestemd? En zo ja, hoeveel plaatsen komen er dan vrij voor jeugdige veelplegers? Worden de 144 SOV-plaatsen in mindering gebracht op de genoemde duizend plaatsen? De fractie van de VVD vindt het een zorgelijke ontwikkeling dat er zich problemen blijken voor te doen bij het transport van gedetineerden. Er is in het Veiligheidsprogramma een onderzoek naar de mogelijkheden tot verbetering op dit punt aangekondigd, waarna een plan van aanpak zal
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
4
worden opgesteld. Hoe is de situatie op dit punt bij de verschillende gerechten? De mogelijkheid om anoniem misdaden te melden blijkt veel gebruikt te worden. De evaluatie van de werking van dit meldpunt zou vóór de afgelopen zomer gereed zijn; is deze inmiddels afgerond en is er al een beslissing genomen over structurele inbedding van dit meldpunt en over uitbreiding ervan tot landelijke dekking? Volgens het Veiligheidsprogramma zou de beleidsbrief over cannabisproducten in juni van dit jaar naar de Kamer worden gestuurd, in de begroting van Justitie staat dat deze brief in dit najaar zal komen. De VVD-fractie zou hierover graag duidelijkheid verkrijgen, want zij maakt zich zorgen over met name de straftoemeting en de thuisteelt van cannabis. In de Volkskrant van afgelopen zaterdag stond dat de politie lastige Marokkaanse jongeren steeds harder aanpakt. Uit onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de jonge veelplegers van Marokkaanse afkomst is. Mevrouw Griffith gaat ervan uit dat de politie adequaat probeert op te treden tegen deze jongeren, maar agenten blijken soms hardhandig op te treden als zij bijvoorbeeld door hen in het gezicht worden gespuwd. Mevrouw Griffith vraagt beide ministers hierop in te gaan. De heer De Wit (SP) heeft geconstateerd dat de voortgangsrapportage geen inzicht biedt in de effecten van het Veiligheidsprogramma, omdat het stuk al bijna een halfjaar oud is. De Kamer zou dit soort rapportages dan ook veel eerder moeten bespreken. Hij sluit zich aan bij de vragen van de heer Van Heemst over de doelstelling om de criminaliteit met 20 tot 25% terug te brengen, waarbij het hem vooral gaat om de betekenis van de uitspraak dat deze doelstelling in 2006 in het vizier moet komen. Kennelijk is men door de grote aandacht voor het Veiligheidsprogramma meer geneigd om aangifte te doen, want het aantal aangiften is in 2002 toegenomen. Hij zou het betreuren als hieruit de conclusie werd getrokken dat de overheid op de verkeerde weg is om haar doelstelling te bereiken. Er blijken in Noord- en Midden-Limburg problemen te zijn met de bereikbaarheid van de politie, waarbij het vooral om het 0900-nummer gaat. Is dit nummer, mede omdat sommige mensen 0900-nummers om uiteenlopende redenen willen laten blokkeren, wel de juiste oplossing? Amsterdam en Utrecht blijven klagen dat zij te weinig geld voor hun plannen krijgen, met name voor hun aanpak van de harde kern van criminelen en van de veelplegers. Utrecht heeft wel succes met zijn aanpak; zouden gemeenten niet meer gebruik kunnen maken van de ervaring van andere gemeenten, als die een aanpak hebben die succesvol is gebleken? De heer De Wit sluit zich aan bij de vraag van de heer Van Heemst over het ondertekenen van de convenanten. Er zijn nogal wat politiefunctionarissen die vrezen dat hierbij de ketenbenadering wordt losgelaten en dat de functie van de politie verschraalt omdat zij zich noodgedwongen op activiteiten met meetbare resultaten zal toeleggen. Het gaat dus om de vraag of het met de convenanten ook werkelijk veiliger wordt. Uit rapporten blijkt dat 72% van de winkeliers vindt dat de politie in gebreke blijft als haar hulp wordt ingeroepen bij een inbraak of ramkraak. Zij reageert vaak nogal laconiek en gaat ervan uit dat winkeliers toch wel verzekerd zijn. Wat is het oordeel van de bewindslieden op dit punt? Gelet op de berichten over de omvang en de ernst van de criminaliteit in de politieregio Limburg is het voor de heer De Wit de vraag of het verdeelmodel voor het aantal politiemensen nog wel voldoet. Hoe kan de politie de doelstelling van 5% meer doelmatigheid bereiken als zij ook zelf stelt, over te weinig personeel te beschikken? Ten slotte vraagt de heer De Wit naar de visie van de bewindslieden op de ketenaanpak en naar hun reactie op de suggestie van de zijde van de politie om veelplegers in hun eigen regio te behandelen of vast te zetten, op de klacht van de politie over de slechte bereikbaarheid van de instan-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
5
ties voor crisisopvang op bepaalde uren en op de mogelijke problemen die de privacyrichtlijn veroorzaakt bij het samenstellen van een totaaldossier van veelplegers. Hij steunt de dringende oproep van de hoofdcommissarissen om ook al in de periode van detentie meer aandacht te besteden aan de resocialisatie van veelplegers. De heer Eerdmans (LPF) ziet de onveiligheid als het grootste probleem in Nederland en hij is dan ook blij dat er nu doelstellingen op dit vlak worden vastgesteld. Hij sluit zich aan bij de vraag van de heren Van Heemst en Cornielje, op welke resultaten de ministers aan het eind van deze kabinetsperiode afgerekend kunnen worden. Hij wil vanwege de ingrijpende gevolgen van geweld voor de slachtoffers ervan en voor het veiligheidsgevoel in het algemeen sterk de nadruk leggen op het terugdringen van geweldscriminaliteit en hij betreurt het dan ook dat de motie van de LPF-fractie om deze categorie van criminaliteit met 25% terug te dringen, ingediend bij de algemene beschouwingen, het niet gehaald heeft. Zijn de bewindslieden het er niet mee eens dat de doelstelling van terugdringing van de criminaliteit met 25% gespecificeerd zou moeten worden? En kunnen zij garanderen dat de politie bij elke vorm van geweld in actie komt? Verder vindt de heer Eerdmans dat er uit de rapportage een goede voortgang bij de uitvoering van het Veiligheidsprogramma blijkt. In het verband van de efficiëntie van de politieorganisatie wijst hij nog wel op het hoge ziekteverzuim bij de politie. Hij beseft dat dit voor een groot deel voortkomt uit de aard en de zwaarte van het werk, maar hij vindt toch dat er alles aan zou moeten worden gedaan om het percentage van 8 terug te dringen tot 6% ziekteverzuim, het gemiddelde in het bedrijfsleven. In het verband van de efficiëntie van de werkwijze van de politie wil hij ook nog weten wat de ministers vinden van de uitspraken van de plaatsvervangend korpschef van Rotterdam-Rijnmond in het Algemeen Dagblad over het sporenonderzoek. Volgens cijfers van het WODC zal het cellentekort volgend jaar tot vijftienhonderd zijn opgelopen en zal het daarna nog steeds toenemen. De LPF-fractie kiest een harde, repressieve lijn, maar dan zullen er ook voldoende cellen moeten zijn. Wat gaat de regering hieraan doen? Klopt het dat zij nadenkt over proeven met drie of vier personen in één cel? De LPF zou er geen voorstander van zijn, criminelen al na het uitzitten van de helft van hun straf voorwaardelijk vrij te laten. Na de mislukte pogingen van de LPF om de Kamer te laten instemmen met meer wettelijke armslag voor winkeliers om zich te verzetten tegen winkeldieven is er wel een convenant met de detailhandel gesloten en is er in januari jl. een LPF-motie over het aanstellen van een overvalcoördinator aangenomen. Is er inmiddels al zo’n functionaris aangesteld? De heer Eerdmans is blij met de grote aandacht voor veelplegers en met de ommezwaai in het beleid van de regering op dit punt. Er is naar zijn mening te lang sprake geweest van een te softe aanpak van draaideurcriminelen, met te veel aandacht voor preventie in de sfeer van het inrichten van hangplekken en het organiseren van voetbaltoernooien en met te weinig repressie. Hij ziet net als de raad van hoofdcommissarissen het benemen van de vrijheid van de veelpleger als een van de beste maatregelen op dit vlak, maar dan zonder de mogelijkheid van vervroegde invrijheidstelling. Waarom kiest de regering in dit verband voor een strafmaximum van twee jaar, terwijl er toch ook sprake is van geweldsmisdrijven? Ten slotte pleit ook de heer Eerdmans met verwijzing naar zijn bij algemene beschouwingen aangehouden motie voor een veel grotere uitbreiding van het aantal plaatsen in instellingen als Den Engh en Glen Mills.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
6
De fractie van mevrouw Van der Laan (D66) steunt de topprioriteit die de regering geeft aan onderwijs en veiligheid. Zij ziet hierbij ook een verband, want goed onderwijs werkt in haar ogen preventief. De nulwaarde voor de doelstelling van 25% minder criminaliteit is gebaseerd op het geschatte aantal delicten. Kan de regering dit verduidelijken, opdat de Kamer weet waarop zij de regering kan afrekenen? Verder zou mevrouw Van der Laan behalve de gegevens over de voortgang van de uitvoering van het Veiligheidsprogramma ook graag weten wat de knelpunten in de verslagperiode zijn geweest, omdat daarvan waarschijnlijk nog het meest geleerd kan worden. In de regio Amsterdam-Amstelland heeft men al 27 fte’s vrij kunnen maken voor het werk op straat door de invoering van een intranetaangiftesysteem, welk aantal bij uitbreiding van dit systeem nog zou kunnen groeien tot 64. Zou dit systeem niet ook al in andere regio’s kunnen worden ingevoerd, vooruitlopend op de resultaten van de Regieraad politie en ICT, zo nodig met een aanwijzing van de minister? Ook de burgers zijn erg blij met de kortere wachttijden door de hiermee bereikte sterke verkorting van de duur van een aangifte. Ook de fractie van D66 was bij een werkbezoek aan Den Engh zeer onder de indruk van de resultaten die men in die inrichting boekt. In dit licht vindt zij het jammer dat bijvoorbeeld Amsterdam nog maar over negen plaatsen in heropvoedingsinternaten kan beschikken, terwijl men verwacht dat men er zestig nodig zal hebben. Hoe is de situatie in andere steden? Kunnen er niet meer plaatsen worden ingekocht? In het arrondissement Amsterdam overweegt men om te stoppen met snelrecht, waarbij waarschijnlijk de output-financiering een rol speelt. Er kunnen namelijk maar zes snelrechtzittingen per dag worden gehouden, tegenover twintig spookzittingen. Mevrouw Van der Laan vindt snelrecht essentieel voor een effectief lik-op-stukbeleid. Wat vindt de regering hiervan? Welke afname van de criminaliteitscijfers verwacht de regering van de aanpak van veelplegers? Volgens de politie in Amsterdam bestaat de harde kern van de veelplegers overigens uit veel meer dan 4000 personen, want alleen al in die stad telt zij er 3450. Duidt dit op een definitieprobleem? De fractie van D66 wil meer aandacht voor preventie, vooral als het gaat om verslaafden aan harddrugs, die een groot deel van de veelplegers vormen. Zij ziet heroïneverstrekking in dit verband als een uitstekend preventiemiddel en de evaluatie van de projecten die tot nu toe zijn uitgevoerd, heeft een zeer positief oordeel van de betrokken commissie opgeleverd. Wanneer komen er overeenkomstig het advies van deze commissie twintig behandelcentra bij? Waarom wacht het kabinet zo lang met een reactie op dit advies? De regering stelt dat de justitiële en de maatschappelijke voorzieningen beter op elkaar moeten aansluiten, maar welke concrete voorstellen doet zij om de nazorg van veelplegers te verbeteren? Kan er geen verplichting voor justitiële instellingen komen om veelplegers niet te laten gaan zolang er geen nazorg is? In aansluiting op de vragen van de heer Van Fessem over ISD’s wil mevrouw Van der Laan gelet op het grote gebrek aan plaatsen in deze inrichtingen weten hoe er hiervoor geselecteerd wordt. Wat houdt resocialisatie bij deze inrichtingen in? En wat gebeurt er met veelplegers bij wie geen enkel aanknopingspunt voor resocialisatie kan worden gevonden? Ziet de regering iets in de aanpak met privacybeperkende maatregelen die men in Engeland voor vrijgelaten veelplegers toepast? Ook mevrouw Van der Laan vindt het belangrijk dat het openbaar ministerie een goed overzicht van de hele carrière van de veelpleger kan verkrijgen. Hoe kan met het oog hierop een goede samenwerking van de arrondissementen zeker worden gesteld? Ten slotte sluit zij zich aan bij de al gestelde vragen over de juweliersbranche, waarbij zij met name wil weten of het veiligheidsbelang bij het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
7
aanvragen van een vergunning zwaarder kan wegen dan het welstandsbelang. Daarnaast is ook zij verbaasd over de uitspraak van de minister van Justitie over benzine tanken zonder te betalen; die vormt naar haar mening een verkeerd signaal. De heer Van der Staaij (SGP) vindt het overzicht van de activiteiten in het eerste halfjaar na de start van het Veiligheidsprogramma indrukwekkend en hij hoopt dat deze zo snel mogelijk de beoogde vermindering van de criminaliteit tot resultaat zullen hebben. Net als de heer Van Heemst zou hij graag vernemen welke doelstellingen de regering in 2006 concreet verwezenlijkt wil hebben, waarbij het ook hem vooral om een afname van het aantal geweldsdelicten gaat. Hij heeft op verschillende plaatsen in de voortgangsrapportage waarschuwingen aangetroffen in verband met de verwezenlijking van de randvoorwaarden daarbij. Er zal veel wetgeving moeten worden gemaakt, de planning is uiterst strak en de budgettaire kaders zijn zeer krap. Desondanks zijn de ambities bewust hoog gehouden, dus er zit maar heel weinig speling in en het Veiligheidsprogramma is eigenlijk tamelijk kwetsbaar, zodat het van belang is of er in reservepotjes is voorzien. De Raad voor de rechtspraak heeft al aangegeven dat er meer geld nodig zal zijn om de ambities waar te kunnen maken. De heer Van der Staaij vindt dat dit geen aanleiding mag zijn om de doelstellingen bij te stellen, als dit juist blijkt te zijn. Verder is hij het ermee eens dat er voor een effectieve aanpak van de criminaliteit voldoende cellen nodig zijn. Wat is de actuele stand van zaken op dit punt en welk beleid staat de regering hierbij voor ogen? De fractie van de SGP stemt er ook mee in dat het accent wordt gelegd op de aanpak van de veelplegers. Zij vindt overigens dat een repressieve aanpak juist bij veelplegers ook een belangrijke preventieve werking heeft. Daarnaast acht zij het van groot belang dat er nazorg wordt gegarandeerd, wat nu nog een zwakke schakel in het beleid is. Verder heeft zij er wel begrip voor dat de schaarse politiecapaciteit vooral wordt ingezet in de nog aan te wijzen urgentiegebieden, maar er dient dan wel voorkomen te worden dat de criminaliteit in de overige gebieden door een gebrek aan zicht op de ontwikkelingen op een gegeven moment zo uit de hand loopt dat er ineens een beroep op zeer veel politiecapaciteit moet worden gedaan. In aansluiting op de reeds gestelde vragen op dit punt vraagt de heer Van der Staaij ten slotte nog hoe het staat met de afspraken over de afstemming van het lokale veiligheidsbeleid op de strafrechtketen in de gemeenten die niet onder het grotestedenbeleid vallen. Het antwoord van de bewindslieden De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt dat de regering voortvarend met het Veiligheidsprogramma aan de slag kon gaan omdat de Kamer dit onderwerp indertijd niet controversieel heeft verklaard. Hij noemt het een vrijwel uniek project, omdat er een beroep wordt gedaan op de totale veiligheidsketen en omdat een integrale aanpak met alle betrokken partijen noodzakelijk is voor succes. Er is in de afgelopen jaren een steeds groter beroep op politiezorg gedaan, zozeer dat het zaak is dat de politie terugkeert naar haar kerntaken. Verder zullen de capaciteiten van de verschillende onderdelen van de strafrechtketen goed op elkaar moeten worden afgestemd, omdat er anders filevorming ontstaat. De samenleving merkt dan ook geen resultaat van een grotere inspanning van een van de onderdelen van de keten. De doelstelling van het Veiligheidsprogramma is ambitieus, maar de regering is ervan overtuigd dat de nu beschikbare middelen voldoende zijn om deze doelstelling te verwezenlijken, al zijn er wel wat knelpunten. Vanaf 2007 zal er voor de uitvoering van het Veiligheidsprogramma een bedrag van 1,2 mld beschikbaar zijn, een bedrag dat geleidelijk zal worden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
8
opgebouwd. Verder zijn er wetsvoorstellen voor verbeteringen in de juridische sfeer in procedure gebracht; het is voor het kunnen realiseren van de doelstelling belangrijk, wanneer deze wetten van kracht kunnen worden. Daarom is de formulering gekozen dat de doelstelling van 20 tot 25% minder criminaliteit in 2006 in het vizier moet komen, terwijl ze concreet in de periode 2008–2010 gerealiseerd zal worden, al zullen er in 2006 ook al meetbare resultaten moeten zijn. De gekozen formulering hangt bijvoorbeeld samen met de toegezegde extra politiecapaciteit, die pas in die periode volledig beschikbaar zal komen. Wel is er in de voortgangsrapportage aangegeven dat ernaar gestreefd wordt om in de naar schatting vijftig probleemwijken al in 2006 een reductie van de criminaliteit met 20 tot 25% te realiseren. De minister beaamt dat er veel werk verzet is. Justitie en Binnenlandse Zaken hebben een gezamenlijke programmaorganisatie opgezet en er is een landelijk kader voor de politie tot stand gebracht. Daarnaast is er een groot aantal programma’s opgesteld en zijn er afspraken in de keten gemaakt, zoals over de aanpak van risicojongeren, de winkelcriminaliteit en de toepassing van sancties. De Kamer heeft het belang van het Veiligheidsprogramma onderstreept door er de status van groot project aan toe te kennen. De minister is blij dat de voortgangsrapportage strookt met de bedoelingen van de Kamer, want op sommige formele punten zijn er wel verschillen met de vereisten van een groot project, onder andere om te veel onnodige bureaucratie te voorkomen. Hij gaat ervan uit dat de Kamer achter deze werkwijze blijft staan en dat de regering later niet verweten zal worden dat er niet in alle opzichten aan de letter van de status groot project is voldaan. De kern van het Veiligheidsprogramma is het veiliger maken van de publieke ruimte door het aanpakken van draaideurcriminelen en de jeugdcriminaliteit door middel van het versterken van opsporing, controle en handhaving en met gerichte preventieprojecten. Zowel preventie als repressie heeft de volle aandacht van de regering, zij wil zeker niet eenzijdig de nadruk leggen op repressie. De minister stelt dat er geen sprake is van een versmalling van de convenanten. Het landelijke kader hiervoor is in januari jl. door een demissionair kabinet ondertekend. Wellicht hebben sommige partijen daarna aan de verkiezingsuitslag en het verloop van de formatiepogingen andere verwachtingen ontleend en zijn zij enigszins terughoudend geworden bij het ondertekenen van de convenanten. En naarmate een proces langer duurt, verschijnen er vaak meer leeuwen en beren op de weg en ook korpsbeheerders moeten natuurlijk wennen aan kwantitatieve doelstellingen. De minister heeft met zijn collega Donner in een indringend gesprek met hen nadere afspraken gemaakt in verband met de keteneffecten. De korpsbeheerders zijn daarbij tot de overtuiging geraakt dat het nu verantwoord is om de convenanten te tekenen, zij voelen zich zeker niet met de rug tegen de muur geplaatst. Er is maatwerk mogelijk op basis van regionale omstandigheden en voor specifieke knelpunten. Een aantal convenanten is inmiddels al ondertekend en binnenkort volgen er meer. De minister verwacht dat er in goed overleg met maatwerk een oplossing zal kunnen worden gevonden voor de specifieke problemen in de regio’s Limburg-Zuid en Flevoland. Binnenkort zal hij ook met de korpsbeheerders overleg voeren over een versnelde herziening van het verdeelsysteem voor de politiesterkte en over de uitbreiding daarvan. De evaluatie van de huidige verdeling zal in 2004 worden afgerond en een nieuw systeem zal om al te grote schokeffecten te voorkomen in een periode van twee tot drie jaar moeten worden doorgevoerd. In het landelijk beleidskader is opgenomen dat de sterkte zal worden uitgebreid met 4000 fte’s, maar de politiemensen die met de in 2006 beschikbare middelen zullen worden aangenomen, zullen pas in 2010 hun opleiding hebben afgerond en volledig inzetbaar zijn. De Kamer zal geïnformeerd worden over het resultaat van de gesprekken met de korpsbeheerders
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
9
over het tempo waarin de uitbreiding gerealiseerd kan worden en zij kan de minister op dat resultaat afrekenen. De bereikbaarheid van de politie is een van de thema’s in de convenanten. Het landelijke kader bevat ook op dit punt tamelijk ambitieuze doelstellingen. Er hebben de minister geen signalen bereikt die wijzen op een structureel probleem met de bereikbaarheid. Hij waarschuwt ervoor, een oordeel hierover op incidenten te baseren. Hij toont zich bereid, na te gaan of er in Limburg eventueel wél sprake is van meer structurele problemen op dit punt. De minister geeft aan dat het ziekteverzuim bij de politie in 2002 is afgenomen van 9,6% naar 8,2%, maar dat er ook korpsen zijn waar het verzuim 6 à 7% is. Er worden in de convenanten ook op dit punt afspraken gemaakt, omdat het terugdringen van het ziekteverzuim meetelt voor de doelmatigheidsverbetering. Hij tekent hierbij aan dat het ziekteverzuim beïnvloed wordt door de leeftijdsopbouw van een korps, de werkdruk en de cultuur in een korps. Daarom zijn inmiddels ook Arbo-convenanten gesloten. Er is verder nog met de korpsen afgesproken dat de ontwikkeling van het aantal aangiften in relatie tot het oplossingspercentage goed in de gaten zal worden gehouden. Er zal ook worden nagegaan, welk effect een hogere aangiftebereidheid op de prestaties van de politie zal hebben en of de afspraken op dit punt de ontwikkeling wel voldoende in de goede richting sturen. De minister is het ermee eens dat ernaar gestreefd moet worden dat de politie bij elk geweldsmisdrijf in actie komt, maar dan moet er wel aangifte worden gedaan, wat vooral bij geweld in huis nog lang niet altijd gebeurt. Ook hij maakt zich zorgen over het beeld dat uit de statistieken op dit vlak naar voren komt. Hierbij speelt overigens ook een rol dat er prioriteiten worden gesteld vanwege de beperkte capaciteit van politie en openbaar ministerie. De informatiehuishouding van de politie is nog niet volledig op orde. De regieraad die zich hiermee bezighoudt, heeft onlangs aangegeven dat de huidige structuur niet dwingt tot investeren in ICT, zodat er een stok achter de deur nodig is. De minister zal volgende week in een brief aan de Kamer ingaan op de beheersvraag. Daaruit zal blijken dat de sturingsmogelijkheden van de minister van BZK op dit punt vergroot dienen te worden, want de korpsen werken veelal nog langs elkaar heen. De informatiehuishouding van de politie en de onderlinge communicatiemogelijkheden zijn immers buitengewoon belangrijk voor de effectiviteit van acties van de politie. Hij is het met mevrouw Van der Laan eens dat het een goede ontwikkeling is om meer capaciteit vrij te maken met de werkwijze die men in het korps Amsterdam-Amstelland toepast, maar hij tekent er wel bij aan dat de vraag naar ICT in het algemeen vrijwel onbegrensd is en dat de effectiviteit ervan voor de korpsen ook een rol zal spelen bij het bepalen van de prioriteiten bij de investeringen. Naar aanleiding van de vraag van de heer Eerdmans over sporenonderzoek geeft de minister aan dat hierover in de korpsen verschillend gedacht wordt. Hij wacht het resultaat van de discussie hierover met belangstelling af. Ten slotte zegt de minister toe, op een aantal vragen nog schriftelijk te zullen ingaan. De minister van Justitie vindt het onzinnig om nu al aan te geven waarop hij in dit verband in 2006 afgerekend zou mogen worden, omdat er tot die tijd nog van alles kan gebeuren. Hij acht het voldoende dat de ambities van het kabinet zijn weergegeven in het Veiligheidsprogramma en dat de Kamer de voortgang van de uitvoering ervan steeds aan de hand van de rapportages kan bewaken. De kwetsbaarheid van het Veiligheidsprogramma is inmiddels verminderd doordat er in het Hoofdlijnenakkoord afspraken over de financiering ervan zijn gemaakt; dit
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
10
komt ook tot uitdrukking in de begroting voor 2004, al is er voor de periode tot 2007 tot een bedrag van 198 mln nog geen precieze verdeling gemaakt van het extra geld. De regering wil daarvoor eerst een goed beeld van de knelpunten hebben. Het geld dat volgens het openbaar ministerie en de Raad voor de rechtspraak nodig is voor de uitvoering van het programma, is volgens de begroting beschikbaar, al blijft het gaan om ambitieuze doelstellingen. De nulmeting in 2002 is een schatting in technische zin omdat ze mede berust op een steekproef. Er is namelijk geen exact overzicht van alle slachtoffers van misdrijven in Nederland. Het aantal aangiften is wel exact bekend, maar dat is slechts een partieel onderdeel van de problematiek. Bovendien is er het probleem dat er meer aangiften worden gedaan naarmate het beleid meer succes heeft, wat dan de doelstelling negatief zou beïnvloeden. Eenzelfde probleem doet zich voor bij de cellencapaciteit. Door voorzichtige prognoses van het WODC leek de behoefte aan cellen af te nemen, waardoor het cellentekort sterk toenam. Hoe harder het openbaar ministerie werkt, des te groter wordt aanvankelijk het cellentekort, waarop vervolgens weer juist daarop het beleid gericht wordt. In 2004 zal er een tekort van vijftienhonderd cellen zijn, inclusief de capaciteit voor bolletjesslikkers, waarvoor indertijd maar tot 2004 geld was gereserveerd. Er zijn in de begroting extra middelen voor het gevangeniswezen opgenomen en er worden nog verdere maatregelen genomen. Uit de voortgangsrapportage over de situatie op Schiphol die binnenkort zal verschijnen, zal blijken dat er nadere maatregelen nodig zullen zijn voor de aanpak van drugskoeriers, mede in verband met de grenzen die de capaciteit aan de rest van het beleid stelt. Bij de behandeling van die rapportage zal er ook een afweging kunnen worden gemaakt als het gaat om celcapaciteit voor bolletjesslikkers voor veelplegers te bestemmen. In het kader van de modernisering van de sanctietoepassing wordt er gebruik gemaakt van vervroegde invrijheidstelling en elektronisch huisarrest, maar het beleid omvat tegelijkertijd het bouwen van extra cellen, onder andere met het speciale programma om duizend cellen voor veelplegers te verkrijgen, waarop de SOV-plaatsen niet in mindering worden gebracht. De Kamer zal binnenkort het programma voor operatie JONG ontvangen, die gericht is op het koppelen van het jeugdbeleid en de repressieve aanpak van jeugdige criminelen. Er is zeker aandacht voor preventie, maar bij het Veiligheidsprogramma is er een bewuste keuze gemaakt om ook de repressie op orde te krijgen. De evaluatie van de arondissementale justitiële beraden (AJB’s) zal leiden tot duidelijke afspraken en convenanten met de verschillende schakels over de prestaties van de keten. Het departement probeert dit zo goed mogelijk te stimuleren, maar het is vooral een zaak van de hoofdofficieren. Vooralsnog denken de arrondissementen hiervoor voldoende capaciteit te hebben, maar vanwege de centrale rol van dit deel van de keten zal de minister de ontwikkelingen nauwgezet in de gaten houden. Er zullen de Kamer nog vóór de begrotingsbehandeling vier afzonderlijke wetsvoorstellen bereiken die het grootste deel omvatten van de voorstellen ter verbetering van het strafprocesrecht. Deze wetgeving ligt op schema, alleen het wetsvoorstel Elektronische aangifte is enigszins vertraagd. Er dreigt wel een probleem bij de behandeling van de wetsvoorstellen voor meerpersoons celgebruik en voor de bestraffing van veelplegers die bij de Kamer zijn ingediend. Deze zouden begin januari aanstaande door de Kamer afgehandeld moeten zijn om op schema te kunnen blijven. De proef met twee personen in één cel wordt wel voortgezet. Om de projecten voor de aanpak van veelplegers in de vier grote steden zoveel mogelijk tot een succes te maken heeft de minister besloten, de 272 extra plaatsen voor 2004 bij voorrang voor deze steden te reserveren. Deze komen nog bij de SOV-plaatsen. Daarmee kan hij niet volledig
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
11
voldoen aan de verwachtingen van deze gemeenten afzonderlijk, maar daarbij gaat het slechts om enkele cellen. Hij is bereid om de Kamer een overzicht toe te sturen van de verdeling van deze extra cellen. De voorrang voor de grote steden in 2004 betekent overigens dat met het oog op een eerlijke verdeling hun cellencapaciteit in de jaren daarna iets minder hard zal toenemen dan in de andere steden. Desgevraagd geeft de minister aan, niet bereid te zijn om zich erop vast te leggen, cellen die voor bolletjesslikkers bedoeld zijn, voor veelplegers te reserveren, maar er kan wat hem betreft wel gedacht worden aan méér dan duizend extra cellen, als dat een adequate oplossing is. Naar schatting zullen duizend extra plaatsen zorgen voor 5% vermindering van de criminaliteit. De kosten daarvan belopen zo’n 70 mln per jaar. Het gebruik van kazernes biedt in dit opzicht geen soelaas, want die kosten bestaan uit personeelskosten. Bij het soberste programma kost detentie van een veelpleger € 75 000. Het gaat er primair om, de veelplegers uit de roulatie te nemen. Resocialisatie is wel een punt van aandacht en er zal bekeken worden, welke programma’s het meest succesvol zijn. Er is in de begroting van VWS aangegeven, welke middelen er beschikbaar worden gesteld om in ieder geval de bestaande heroïneverstrekkingsprojecten te kunnen voortzetten. De minister gaat er in dit verband niet van uit dat de regering vrij kan beschikken over het geld dat door haar maatregelen niet van de burgers gestolen wordt, dus hij baseert zich op de budgettaire ruimte die er binnen de begroting voor veiligheidsbeleid is. Hij is het dan ook niet eens met de redenering van de heer Van Heemst dat er van de burgers wel €4,50 gevraagd zou kunnen worden als daarmee €12 aan schade kan worden bespaard, want hij twijfelt eraan of dit directe verband wel bestaat en hij vreest dat de burgers na vijf jaar zo’n belastingverhoging weer afgeschaft zouden willen zien omdat zij gewend zijn geraakt aan het effect ervan. Hij wijst hem erop dat de regering het probleem van de veelplegers aan de orde gesteld heeft toen de Kamer daar nog niet aan toe was. Bij de maatregel om de strafmaat voor veelplegers te baseren op hun volledige dossier gaat het om het preventieve effect van het uit roulatie nemen van deze criminelen. De minister heeft geen reden om aan te nemen dat rechters geen gebruik zullen maken van deze mogelijkheid. In Den Haag worden in dit verband al straffen van drie maanden opgelegd. De minister zegt toe dat hij de plaatsen voor jeugdige veelplegers in het totaaloverzicht van de verdeling van de extra plaatsen zal verwerken. Hij wijst erop dat deze plaatsen niet alleen bij Den Engh en Glen Mills te vinden zijn. Er wordt ook voor jeugdige veelplegers gestreefd naar het opleggen van langere straffen, maar dan ligt de nadruk veel sterker op het resocialiseren en het voorkomen van een hele criminele carrière. Er wordt bij de aanpak van veelplegers zoveel mogelijk gebruik gemaakt van aanknopingspunten voor gedragsverandering, maar de maatregelen worden daarvan niet afhankelijk gemaakt, want het gaat ook om het effect van uit de roulatie nemen. Er zijn geen mogelijkheden om een veelpleger pas vrij te laten als er nazorg is, want het tijdstip van vrijlating wordt door de rechter bepaald. Bovendien valt de zaak verder buiten het terrein van het ministerie van Justitie, als de straf eenmaal voorbij is en de reclassering haar werk gedaan heeft. Het resultaat van de enquête van VNO/NCW wil de minister binnenkort met deze organisatie kunnen bespreken. Op 23 oktober vergadert het Nationaal platform criminaliteitsbestrijding weer, waarbij dit punt ook betrokken zal worden. Hij hoopt in dat kader verdergaande voorstellen te kunnen doen. Bij het specifieke onderwerp wegrijden zonder te betalen na het tanken van brandstof erkent de minister dat het om diefstal gaat, maar hij wijst erop dat pomphouders ook zelf maatregelen kunnen nemen om dit te voorkomen, bijvoorbeeld met een slagboom. Hij is wel bezig om na te gaan hoe informatie over de kentekens van de betrokkenen beschikbaar kan worden gesteld voor privaatrechtelijke actie op dit vlak, maar er
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
12
moeten bij de inzet van strafrechtelijke middelen nu eenmaal keuzes gemaakt worden. De Wet op de politieregisters zal voor het vrijgeven van de kentekens moeten worden bijgesteld en knelpunten zullen zoveel mogelijk worden weggenomen. Het departement heeft een lijst opgesteld met de mogelijkheden voor veiligheidsmaatregelen voor de juweliersbranche, maar dit is verder primair een zaak van de gemeenten. Naar aanleiding van een opmerking van de heer De Wit over de aanpak van veelplegers in Utrecht geeft de minister aan dat er het initiatief genomen is om wat de vier grote gemeenten op dit terrein doen, eens met elkaar te vergelijken, niet om per se een uniforme aanpak tot stand te brengen, maar om elkaar te laten zien welke maatregelen effectief zijn. Er is al een plan van aanpak is gemaakt om de logistieke problemen bij het transport van gevangenen op te lossen. Er is in ieder geval zeker geen sprake van dat men gedetineerden vanwege transportproblemen laat gaan. Ten slotte zegt ook minister Donner toe, een aantal vragen nog schriftelijk te zullen beantwoorden. De voorzitter geeft aan dat op verzoek van de fractie van de PvdA het verslag van dit algemeen overleg op de agenda voor de plenaire vergadering van de Kamer zal worden gezet. De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, Van de Camp De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Noorman-den Uyl De griffier van de vaste commissie voor Justitie, Pe
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 684, nr. 18
13