Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1978-1979
15 329
Gang van zaken bij KLM-vestiging te New York
Nr.2
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 16 november 1978 De vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat 1 voerde op 26 oktober 1978 mondeling overleg met de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over de gang van zaken bij de KLM-vestiging te New York. De bewindsvrouwe had zich doen vergezellen van enige ambtenaren. De commissie heeft de eer van het overleg als volgt verslag te doen. De Staatssecretaris deelde mee het op prijs te stellen in de gelegenheid te worden gesteld te horen op welke punten de commissie nader geïnformeerd zou willen worden, zodat aan het verzoek van de Voorzitter der Kamer om over de onderhavige materie volledig te worden geïnformeerd geheel zou kunnen worden voldaan. In dit verband wees de bewindsvrouwe erop, dat de KLM als zelfstandige NV een eigen verantwoordelijkheid heeft, die met zich meebrengt, dat een aantal stukken een zodanig vertrouwelijk karakter heeft, dat het overleggen daarvan aan de commissie tot de onmogelijkheden moet worden gerekend.
' Samenstelling: Tolman (CDA, Schakel (CDA) voorzitter, P. A. M. Cornelissen (CDA), Van Thijn (PvdA), Van Rossum (SGP), De Beer (VVD), Roels (PvdA), Waalkens (VVD), Van Zeil (CDA), Jansen (PPR), Hartmeijer (PvdA), Scherpenhuizen (VVD), Van der Doef (PvdA) ondervoorzitter, Albers (PvdA), Van de Ven (VVD), Zeevalking (D'66), Eversdijk (CDA), Lansink (CDA), Van Dam (PvdA), Castricum (PvdA), Hennekam(CDA).
Een lid, behorende tot de fractie van de P.v.d.A. noemde de brief, waarin de antwoorden van de bewindsvrouwe waren opgenomen, teleurstellend. De vragen, welke het lid in juni 1978 had gesteld, waren er enerzijds op gericht geweest tegenover de Nederlandse pers en het Nederlandse volk duidelijkheid te verkrijgen over de positie van de KLM en over de rol van de overheid in dit bedrijf, anderzijds waren de vragen gesteld om te kunnen nagaan of inderdaad zou mogen worden gesproken van scandaleuze voorvallen. Het lid toonde begrip voor het feit, dat de verschillende belangen, die in deze affaire waren vervlochten, door volledige publikatie van alle stukken, niet zouden worden gediend. Hij zou dit overleg echter wel willen aangrijpen om duidelijkheid te verkrijgen over de redenen die voor deze vertrouwelijkheid werden aangevoerd. Als algemene conclusie stelde dit lid, dat het wenselijk zou zijn in ieder geval inzicht te krijgen in datgene wat de Staatssecretaris en de KLM verstaan onder passende maatregelen, die zullen worden genomen om toekomstige negatieve publikaties rond de KLM te voorkomen. Vooral zou daarbij een onderscheid moeten worden aangelegd tussen enerzijds de rol van de overheid als publiekrechtelijk controleur, anderzijds als aandeelhouder in een concern als de KLM. Met betrekking tot enkele afzonderlijke delen van de brief merkte dit lid op, dat de Staatssecretaris zich bij de beantwoording van de vragen
4 vel
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 2
1
kennelijk had beperkt tot publikaties in de kranten. Dit leidde deze spreker tot de vraag of de bewindsvrouwe ervan overtuigd was, dat niet binnenkort, hetzij bij monde van de heer De Wit, hetzij uit andere bron, wederom negatieve publiciteit over de KLM zou worden gehoord. Een hiaat in de beantwoording signaleerde dit lid waar het ging om de kwestie van de salarissen en de pensioenen. Waar de heer De Wit opmerkt dat de bestaande wetgeving reeds is overtreden, heeft de Staatssecretaris het tegendeel niet aangetoond. Kan dit alsnog geschieden? Hetzelfde lid zou eveneens gaarne opheldering verkrijgen over het zgn. zwarte circuit. Hoe worden in deze geldstroom gelden gepompt, hoe worden zij geboekt en zijn de uitgaven die worden gedaan - hoewel fiscaal gezien misschien verantwoord - materiaal wel aanvaardbaar? Heeft de Staatssecretaris bij haar onderzoek naar de omvang van deze geldstroom overleg gevoerd met haar ambtgenoot van Financiën of met de Minister van dit departement? Is ook, gezien het feit, dat de hier aan de orde zijnde kortingen door bijna alle maatschappijen worden verstrekt, niet de vraag van belang welke betekenis een vrijwillig kartel als de IATA dan nog heeft? De Staatssecretaris was naar de mening van dit lid uiterst terughoudend geweest over de gang van zaken in New York. Hij had met name veel feitelijke informatie, die deze houding wellicht zouden kunnen verklaren, node in de brief gemist. Kan de Staatssecretaris ook over het gedrag van de heer Kielman nadere gegevens verstrekken? Hoe taxeert de bewindsvrouwe de door de heer De Wit verstrekte, grotendeels belastende, informatie over dit element in de affaire? Dezelfde spreker voegde overigens in dit verband toe, dat naar zijn mening de heer De Wit in de gebeurtenissen niet een sturende rol moet worden toegedacht, wel blijft van belang, dat de heer De Wit in de Verenigde Staten de KLM zeer in opspraak heeft gebracht. Wil de Staatssecretaris ook hierover haar visie kenbaar maken? Verdere vragen van ditzelfde lid betroffen de activiteiten van de KLM in dochterondernemingen. Is het waar, dat er ± 100 dochterondernemingen van de KLM bestaan? Welk beleid wordt gevoerd op het gebied van de spreiding van activiteiten over deze dochterondernemingen, welke criteria gelden bij het oprichten en het afstoten van dergelijke ondernemingen? Ook over mogelijke speculatieve activiteiten in onroerend goed en valuta's zou dit lid gaarne meer opheldering verkrijgen. Moet de bewering van de heer De Wit, dat hij op dienstreizen soms koffers vol bankbiljetten moest meenemen als waar worden aangemerkt? Het verstrekken van gratis tickets aan sommige personen zou in het licht van de bestaande controleregels nader moeten worden verklaard, zo was dit lid van mening. Mede gezien het feit, dat door deze gratis verstrekkingen ook politieke ambtsdragers en hoge ambtenaren in opspraak zouden kunnen worden gebracht, achtte dit lid een restrictief beleid ter zake zeer wenselijk. Heeft de overheid niet de taak bij alle Nederlandse luchtvaartmaatschappijen toe te zien op een correcte gang van zaken? Tot slot vroeg dit lid of de Kamer op uitgebreide wijze op de hoogte zou kunnen worden gebracht van het complex maatregelen dat door de KLM zal worden genomen. Uitdrukkelijk voegde dit lid toe, dat bij hem nog vele vragen leefden; om tijdredenen zag hij echter thans af van het stellen van deze vragen. Een lid, behorende tot de fractie van de V.V.D. merkte op, dat bij de benadering van het vraagstuk onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds het optreden van de KLM als luchtvaartmaatschappij in het kader waarvan de overheid een publiekrechtelijke controletaak uitoefent en anderzijds de verstrengeling van persoonlijke en KLM-belangen in het kader waarvan de overheid als aandeelhoudster in het geding is. Sprekende van het overheidsoptreden in de eerste sfeer, signaleerde dit lid, de door de heer De Wit aan hem gedane mededelingen over het bestaan van een z.g. zwart circuit. Kan de Staatssecretaris nagaan of zij als publiekrechtelijke controleur van voldoende informatie is voorzien over deze niet correct in de boeken verwerkte gelden? Wil de bewindsvrouwe ook meedelen of de KLM bij de toepassing van allerlei kortingen anders heeft gehandeld dan in de concurrentiesfeer van de luchtvaart algemeen gebruikelijk en bekend is? Met betrek-
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15 329, nr. 2
2
king tot de investeringen op de luchthaven Kennedy vroeg ditzelfde lid of de Staatssecretaris niet met hem van mening was, dat aan de noodrem had behoren te worden getrokken, toen de ingewijden hadden ingezien dat van overinvestering sprake zou zijn. Ingaande op het tweede aspect, verbonden aan de rol van de overheid, verwees dit lid naar de passage onder 6.3 in de brief van de bewindsvrouwe luidende: «Het onderzoek heeft geen gronden opgeleverd voor het vermoeden, dat in deze zaken op een zodanige wijze zou zijn gehandeld, dat de Nederlandse Regering stappen zou dienen te overwegen». Kan de Staatssecretaris aangeven of de Nederlandse Regering hier wordt vermeld als zijnde de hoedster van het algemeen belang of als zijnde aandeelhoudster van de KLM? Mocht dit laatste het geval zijn, dan zou naar de mening van dit lid te meer reden bestaan voor ingrijpen. Verwijzende naar de mededeling van de Staatssecretaris inzake de volledige medewerking, die van de zijde van de KLM-directie in het onderzoek was verleend, vroeg dit lid of hier niet enige strijd was met de over dit onderwerp verschenen artikelen in de pers. Hetzelfde lid merkte ten slotte op, dat de KLM-directie zich misschien wel wat laat van haar verantwoordelijkheid was bewust geworden. Hij zou ook gaarne een overzicht ontvangen van de door de directiete nemen maatregelen. Een lid, behorende tot de fractie van het C.D.A. vroeg de Staatssecretaris allereerst hoe onafhankelijk het uitgevoerde onderzoek eigenlijk was geweest, wanneer men daarbij de Nederlandse overheid als aandeelhoudstei betrekt en de KLM als verstrekker van informatie ten behoeve van dit onderzoek. Met betrekking tot het verlenen van financiële voordelen door luchtvaartmaatschappijen merkte dit lid op, dat weliswaar bekend is, dat vele maatschappijen zich van deze handelwijze bedienen, maar dat daarmee nog niet vaststaat of deze werkwijze ook valt goed te keuren. Het lid constateerde, dat er een zekere mate van passiviteit bleek uit de wijze waarop de Staatssecretaris dit onderwerp in de brief had behandeld. Ook wordt de schijn gewekt, aldus spreker, dat het verstrekken van dergelijke voordelen nog wel door de beugel kan zolang de boeken de transacties maar bevatten. De stelling, dat de maatschappelijke opvattingen hier ook een bepalende rol spelen, vond dit lid getuigen van wederom een te passieve opstelling tegenover dergelijke handelingen. Het verstrekken van gratis tickets aan personen bracht hetzelfde lid tot de vraag of inderdaad sprake is van ± 100 personen. Dat ook de ontvangers van deze tickets niet geheel zijn vrij te pleiten van enige blaam wenste dit lid hier te benadrukken. Sprekende over de vermenging van belangen van de KLM als maatschappij en persoonlijke belangen stelt de brief, aldus dezelfde spreker, dat toch tenminste de schijn vermeden had dienen te worden. Acht de bewindsvrouwe dit ook niet een te passieve stellingname? Welke concrete maatregelen zullen nu door de KLM worden genomen, ten einde deze schijn geheel weg te nemen? Ten slotte vroeg ook dit lid inzicht in de omvang en de samenstelling van het z.g. zwarte circuit. Een tweede lid, behorende tot de fractie van de P.v.d.A., zou wat nader willen ingaan op de theorie van de verantwoordelijkheid van de overheid, in casu de Staatssecretaris en de daarvan afgeleide taak voor het parlement. Uiteraard zal daarbij aan de Staatssecretaris niet mogen aangerekend worden wat zich in het verleden buiten haar politieke verantwoordelijkheid heeft afgespeeld. Wel ter discussie achtte dit lid de beslissing van de Staatssecretaris af te zien van een onderzoek buiten haar departement om, te meer daar een groot Nederlands belang op het spel staat. Waar nu de bewindsvrouwe stelt, dat in beginsel de eigen verantwoordelijkheid van de KLM onaangetast moet blijven, vroeg dit lid zich af wat moet worden verstaan onder de zinsnede van de brief: «De wijze waarop deze verantwoordelijkheid wordt uitgeoefend is krachtens de geldende regels onderworpen aan mogelijkheden van controle en correctie, zowel binnen als buiten de onderneming . ..» (on-
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 2
3
der 1). Wat is deze controle anders dan de controle door de overheid, in casu de Staatssecretaris en de parlementaire controle, zo vroeg dit lid. Waarom concludeert de bewindsvrouwe vanuit deze taak en verantwoordelijkheid dan tot een onderzoek, zoals dat thans heeft plaatsgevonden? Overigens meende deze spreker dat niet alleen de rol van de overheid als aandeelhoudster moet worden bezien, maar ook de rol van de overheid als garantieverstrekster, wat inhoudt dat met openbare middelen op controleerbare wijze moet worden geopereerd. Afsluitend vroeg dit lid wat de Staatssecretaris zou hebben gedaan indien de KLM-directie niet zou hebben aangekondigd met passende maatregelen te komen. Zou dan niet duidelijk zijn gebleken dat de overheid wel degelijk een eigen verantwoordelijkheid ter zake heeft. Is in verband hiermee wel voldoende zekerheid aanwezig dat de aangekondigde maatregelen herhalingen in de toekomst zullen uitsluiten? Een ander lid, behorende tot de fractie van de P.v.d.A., vroeg de bewindsvrouwe of de Minister van Financiën ook interesse had getoond voor de lijst met personen, die gratis tickets hadden ontvangen, aangezien deze spreker zich kon voorstellen dat dit met het oog op fiscale aspecten het geval zou kunnen zijn. Een tweede lid, behorende tot de fractie van het C.D.A. vroeg de Staatssecretaris welke informatie nog aan de commissie zou worden toegezonden. Hij drong erop aan deze informatie zo uitgebreid mogelijk te doen zijn, zodat de controlerende taak van het parlement hier volledig zou kunnen worden uitgevoerd. Over de verstrekking van gratis tickets wenste dit lid meer opheldering zodat een zuivere beoordeling door de commissie mogelijk zou zijn. Kennelijk, zo vervolgde dit lid, zijn er drie categorieën politici te onderscheiden. Allereerst degenen, die worden uitgenodigd voor openingsvluchten, vervolgens de leden van beide Kamers der Staten-Generaal die af en toe in de gelegenheid worden gesteld van nieuwe produkten kennis te nemen en ten slotte de categorie, omschreven als «een enkele politicus en ambtenaren.» Is overlegging van een lijst met een nadere opsomming van deze categorieën mogelijk? Zou de bewindsvrouwe bij voorbeeld een lijst kunnen overleggen aan de voorzitter van de vaste commissie, waarna vervolgens wordt beoordeeld op welke wijze de gehele commissie van deze lijst kan kennisnemen? Met betrekking tot de salarissen en de pensioenen vroeg dit lid wat onder punt 5.3 moet worden verstaan onder «bepaalde vergoedingen». Ook wenste dit lid te vernemen of de investeringsbeslissingen voor de luchthaven Kennedy waren genomen overeenkomstig de adviezen door de betrokken departementen verstrekt. Ten slotte zou dit lid gaarne inzicht hebben in het complex maatregelen dat de KLM-directie in het vooruitzicht heeft gesteld. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaafchad tot haar genoegen geconstateerd, dat alle woordvoerders de intentie hadden gehad de naam van de KLM hoog te houden. Cruciale vraag noemde de bewindsvrouwe die betreffende haar besluit een onderzoek, zoals nu had plaatsgevonden, te doen instellen. Ter beantwoording van deze vraag diende naar haar mening te worden uitgegaan van datgene wat ten laste werd gelegd. In feite had de bewindsvrouwe daarbij moeten afgaan op de krantenartikelen. De KLM had vervolgens op welwillende wijze meegewerkt aan het onderzoek. Persmededelingen die het tegengestelde berichtten, waren dus onjuist. Wel was ter wille van de volledigheid van de uitkomsten van het onderzoek een aantal malen bij de KLM om informatie gevraagd. Daarbij behoefde echter geen druk te worden uitgeoefend. Naar de mening van de bewindsvrouwe was de objectiviteit van het onderzoek steeds ten vollegegarandeerd geweest. De geringste twijfel hieromtrent zou de Staatssecretaris hebben doen afzien van een onderzoek, zoals had plaatsgevonden. De bewindsvrouwe merkte voorts op, dat in het verleden bewust was gekozen voor de rechtsvorm van de naamloze vennootschap voor de KLM. Volgens het geldende vennootschapsrecht heeft de algemene vergadering van aandeelhouders belangrij-
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15329, nr. 2
4
ke bevoegdheden, die echter anderzijds worden ingeperkt door de positie van de raad van bestuur, de raad van commissarissen en de ondernemingsraad. In de statuten van de KLM was bepaald, dat de kleinst mogelijke meerderheid van de commissarissen zou worden benoemd door de overheid. Deze commissarissen zijn geen zetbazen van de overheid, aldus de Staatssecretaris. Zij hebben dezelfde rechten en plichten als alle andere commissarissen en zij dienen allen het belang van de vennootschap. Als grootste aandeelhouder is de overheid dus beperkt in haar bevoegdheden. Overigens waren met betrekking tot de positie van de overheid als garantieverstrekster afspraken gemaakt, die een extra controlemogelijkheid voor de overheid inhouden. Ingaande op de vragen die gericht waren op het verkrijgen van meer informatie, zegde de bewindsvrouwe toe te willen bezien welke stukken aan de commissie zouden kunnen worden overgelegd. Zij vroeg daarbij begrip voor het feit, dat sommige mededelingen niet zouden worden verstrekt om redenen van vertrouwelijkheid, welke zou moeten worden betracht in verband met de positie van de KLM. De Staatssecretaris zegde tevens toe de commissie te zullen inlichten over de door de KLM getroffen en nog te treffen maatregelen welke een herhaling van het gebeurde zouden moeten voorkomen. 1
i Genoemde informatie is ais bijlage aan dit verslag gehecht. 2 Zie bijlage.
De mogelijkheid dat nog nadere publikaties van de zijde van de heer De Wit zouden verschijnen kon de Staatssecretaris niet taxeren. Tot nu toe had zij steeds moeten afgaan op berichten uit de pers. Onderzoek naar de betaling van salarissen en pensioenen had, zo merkte de Staatssecretaris op, geleerd, dat de Nederlandse wetgeving niet was overschreden. Alle betalingen waren geboekt. Het controlesysteem, vergelijkbaar met een aantal achterelkaar liggende sluizen, had goed gewerkt. In dit verband noemde de Staatssecretaris ook de term «zwart circuit» onjuist. Zowel de Algemene Rekenkamer als de Centrale Accountantsdienst was bij de controle betrokken. De kortingverlening is een in de luchtvaartwereld bekend en aanvaard systeem, aldus de bewindsvrouwe. Niet te snel zou de beschuldigende vinger moeten worden opgeheven. Men moet de Nederlandse positie tegenover die van andere landen goed in het oog houden. Ook de sfeer, waarin deze kortingen worden verleend zou moeten worden meegewogen. In dat kader had het lidmaatschap van de IATA zeker zin. Met betrekking tot de handelwijze van de heer Kielman en de investeringen op de luchthaven Kennedy zegde de Staatssecretaris nadere informatie toe. Eveneens zou een overzicht worden gegeven van de deelnemingen van de KLM. 2 Het vraagstuk van de verstrekking van gratis tickets gaf de Staatssecretaris aanleiding op te merken, dat een controle plaatsvindt door de Rijksluchtvaartdienst. Daarbij gaat de belangstelling van deze dienst met name uit naar de tarieven. De hoofddirectie van de KLM bepaalt overigens welk beleid wordt gevoerd op dit terrein. Het door een lid der commissie gesuggereerde restrictieve beleid ter zake was reeds onderwerp van besrpeking geweest met de KLM-directie. De door een lid der commissie gesignaleerde passiviteit ten opzichte van het vraagstuk plaatste de Staatssecretaris tegen het licht van de lange geschiedenis van het KLM-beleid op dit punt. De omstandigheden waren inmiddels veranderd. Op het verzoek de lijst, bevattende de namen van «een enkele politicus en ambtenaren» aan de commissie te doen toekomen reageerde de Staatssecretaris terughoudend. Zijzelf had deze lijst ter vertrouwelijke kennisneming onder ogen gekregen; inzage door de commissie achtte zij daarom niet gewenst. Overigens was de Staatssecretaris met een lid der commissie van mening, dat ook de handelwijze van de ontvangers der tickets niet is goed te keuren, zij het dat aan ambtenaren in dit opzicht eerder een verwijt zou kunnen worden gemaakt dan aan politici, gezien de geheel eigen verantwoordelijkheid van de laatsten. De Staatssecretaris was niet van mening, dat de KLM-directie wat laat zou hebben ingegrepen. Reeds in een vroeg stadium waren stappen ondernom e n te en het 9 geruchtmakende gedrag van de heer Kielman. De onafhankelijkheid van het onderzoek was naar de mening van de Staatssecretaris gewaarborgd doordat geen der betrokken onderzoekers op
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15329, nr. 2
5
het departement op enigerlei wijze een belang in de KLM had. De bewindsvrouwe zegde desgevraagd toe de mogelijkheid van vertrouwelijke overlegging van de uitkomsten van het onderzoek te willen nagaan. Ook hier zouden op enkele punten geen mededelingen kunnen worden gedaan om reden van vertrouwelijkheid. Een lid, behorende tot de fractie van de P.v.d.A. merkte in tweede termijn op, dat vele punten zich leenden voor nadere discussie. De inhoud van de toegezegde informatie zou wellicht van betekenis zijn voor de verdere behandeling van deze zaak door de commissie. Het lid betreurde het dat de Staatssecretaris niet meer informatie aan de heer De Wit had gevraagd. Dat aan de zijde van de heer De Wit bereidheid bestond tot het verschaffen van deze nadere informatie was dit lid tijdens gesprekken gebleken. In verband met de, kennelijk bij de luchtvaartmaatschappijen bestaande zwarte circuits oordeelde dit lid het wenselijk de ter zake geldende IATA-regeling nader te bezien. Overigens wachtte dit lid de nadere gegevens over deze geldstroom af. Met betrekking tot de verschillende hoedanigheden, waarin de overheid optreedt tegenover de KLM, signaleerde dit lid toch een omissie in de brief van de bewindsvrouwe. Kan de Staatssecretaris hier nog nader op in gaan? De vraag, in welke mate aan de overheid als krediet- en garantieverschaffer schade is berokkend, doordat verleende hulp in werkelijkheid tot niets leidde, achtte dit lid niet bevredigend beantwoord. De door de Staatssecretaris toegezegde lijst van dochterondernemingen zou dit lid gaarne vergezeld zien gaan van een historisch overzicht van het beleid, dat de KLM met betrekking tot dochterondernemingen had gevoerd. Tot slot drong dit lid aan op overlegging van de lijst met personen, aan wie gratis tickets waren verschaft, te meer daar de praktijk op dit punt nog geen wijziging in het beleid te zien geeft, gegeven het bericht in de pers rond een door Martinair aan Prins Bernhard en de heer Kielman aangeboden reis naar Spanje. Wil de Staatssecretaris in dit kader de rol van de overheid als publiekrechtelijk controleur nog toelichten? Een ander lid van de P.v.d.A.-fractie merkte naar aanleiding van de mededeling van de Staatssecretaris, inhoudende dat sommige stukken om reden van vertrouwelijkheid niet naar de commissie zouden kunnen worden gezonden, op dat de bewindsvrouwe slechts zodanig zou kunnen handelen indien door toezending de staatsveiligheid in gevaar zou worden gebracht. Zou dit geval zich niet voordoen dan dienden alle stukken in hun oorspronkelijke vorm naar de commissie te worden gezonden. Een lid, behorende tot de fractie van het C.D.A. vroeg naar het karakter van de onder 5.1 van de brief genoemde vergoedingen. Hij deed voorts de suggestie, inhoudende dat de Staatssecretaris zich nog met de kamervoorzitter zou verstaan over de wijze waarop de door de commissie gevraagde stukken zouden kunnen worden overgelegd. De Staatssecretaris stelde nogmaals vast dat geen toezegging kan worden gedaan met betrekking tot toezending van de lijst met personen, aan wie gratis tickets waren verstrekt. Een restrictief beleid bij de KLM achtte de bewindsvrouwe van groot belang. Een korte notitie over de rol van de overheid, de positie van de ambtenaren-commissarissen en over de invloedsfeer van de overheid in de KLM zegde de Staatssecretaris nog toe. Zij merkte op, dat in het gesprek dat zij had gevoerd met de heer De Wit van de zijde van deze laatste ongeoorloofde druk was uitgeoefend welke door de bewindsvrouwe was weerstaan. De contacten werden door de Staatssecretaris vervolgens als beëindigd beschouwd. De voorzitter van de commissie, Schakel De (wnd.) griffier van de commissie, Nieuwenhuizen
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 2
6
BIJLAGE
Onderwerp: De kwestie van de KLM in New York Aan de vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 11 november 1978 Naar aanleiding van het gesprek met uw commissie op 25 oktober jl. doe ik u overeenkomstig onze afspraak de volgende documenten toekomen: 1. Het interne rapport van de Rijksluchtvaartdienst, zoals dat aan mij is uitgebracht (Vertrouwelijk). 2. Een notitie over de wijze waarop de bevoegdheden van de overheid ten aanzien van de KLM krachtens vennootschapsrecht en garantie-overeenkomst zijn geregeld. 3. Een nieuw overzicht van de deelnemingen van de KLM in andere ondernemingen. Een groot gedeelte van uw nadere vragen lijkt me via deze aanvullende schriftelijke informatie beantwoord te zijn. Ik moge u er overigens op wijzen dat mijn beslissing geen verder onderzoek in te stellen meer om het lijf had dan het voor akkoord tekenen van het u toegezonden interne rapport. Mijn opvatting dat het gehalte van allerlei beschuldigingen de Regering onvoldoende aanleiding gaf om verdere stappen te ondernemen, is ook gebaseerd op gesprekken met onderzoekers en informanten. In uw vergadering van 25 oktober zijn van uw kant nog enkele zaken aangesneden die in deze brief afzonderlijk aandacht verdienen: a. de vraag op welke punten het onderzoek aanleiding geeft tot een andere gedragslijn bij of ten aanzien van de KLM; b. de vraag welk beleid de KLM voert als het om deelnemingen gaat in andere ondernemingen; c. de vraag wat men zich moet voorstellen bij de mijns inziens ten onrechte gebruikte en tot misverstand aanleiding gevende term «zwart circuit». Bij de vraag onder a naar thans te treffen maatregelen, onderscheid ik vier rubrieken. Ik teken daarbij aan dat het onderzoek wel aanleiding is hier en daar de puntjes nog eens op de i te zetten, maar naar mijn overtuiging geen aanknopingspunten biedt voor ingrijpende hervormingen. Reisfaciliteiten De KLM zal zich in de toekomst bij het verlenen van faciliteiten opnieuw afvragen of, gegeven de huidige maatschappelijke context waarin gewerkt wordt, voldoende zeker is dat én de belangen van de onderneming én de belangen van betrokkenen ermee worden gediend. Wat de zakenrelaties betreft acht ik de gedragslijn op dit gebied een zaak voor de leiding van de onderneming. Van vrij vervoer voor ambtenaren zal voortaan alleen sprake mogen zijn als hiervoor door mij, eventueel na overleg met andere betrokken bewindslieden, toestemming is gegeven. Voor reisfaciliteiten voor politici zal een zeer restrictief beleid gelden, in het bijzonder als het om individuele gevallen gaat. Vermenging van belangen Een geval als thans aan de orde is, waarin de schijn is gewekt van verstrengeling van ondernemingsbelang en particulier belang, is bij de KLM gelukkig een uitzondering. Niettemin heeft de directie mij toegezegd de aandacht van de daarvoor in aanmerking komende personeelsleden te vestigen op de noodzaak op dit punt waakzaam te blijven en ter zake een meer formele regeling, bij voorbeeld een meldingsplicht, uit te werken.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 2
7
Investeringen en kapitaalverstrekking De procedure van besluitvorming en goedkeuring, zoals deze in het rapport is beschreven onder III 2.2), biedt voldoende waarborgen voor een goede gang van zaken. Wie zijn oor te luisteren legt in kringen van de KLM zal horen hoe moeilijk het is een voorgenomen investering langs alle check-points te loodsen. Ik zie geen aanleiding op dit punt voorstellen te doen voor een gewijzigde procedure. Wel heb ik er bij de KLM op aangedrongen om steeds met grote zorg na te gaan of leningen aan derden als investering krachtens de garantieovereenkomst aan ministeriële goedkeuring zijn onderworpen. Salarissen en pensioenen Ten aanzien van de uitbetaling van salarissen en pensioenen wordt de Nederlandse wetgeving niet overtreden. De KLM laat nagaan of in de VS belasting ingehouden moet worden over in Nederland uitbetaalde salarisbestanddelen. Mocht blijken dat dit zo is dan zal een regeling worden getroffen. De KLM heeft mij verzekerd dit soort zaken in de toekomst nog zorgvuldiger tevoren met haar belastingadviseurs te zullen doornemen. In het algemeen stel ik mij overigens op het standpunt, dat discriminatie dient te worden vermeden; personen in gelijke omstandigheden dienen gelijk te worden behandeld. Beleid bij deelnemingen De vraag onder b naar het beleid bij deelnemingen kan als volgt worden beantwoord. De KLM neemt deel in ondernemingen, welke een complementaire functie vervullen ten opzichte van het eigen bedrijf. Criteria daarvoor zijn: - bevordering van het reizen respectievelijk van vrachtvervoer door de lucht; - marktoverweging, waarbij het in de meeste gevallen om de verkoopmarkt maar in enkele gevallen ook om de inkoopmarkt gaat; incidenteel spelen luchtvaartpolitieke redenen een rol; - risicospreiding. Voorts zijn uiteraard winstgevendheid en beslag op kapitaal belangrijke gezichtspunten. Enkele deelnemingen vallen buiten deze criteria en dragen een typisch formeel karakter, verband houdende met plaatselijke wetgeving. Uiteraard komt het ook voor dat deelnemingen worden afgestoten. Periodiek wordt getoetst in hoeverre de deelnemingen aan de criteria voldoen. Is zulks niet meer het geval, dan komen zij voor afstoting in aanmerking. Een lijst van deelnemingen is bijgevoegd. De situatie ten aanzien van kortingen e.d. De vraag onder c naar meer uitleg over het hoe en wat van het «circuit» voor kortingen e.d. kan als volgt worden beantwoord: Voor de kwalificatie van de bedoelde fondsen is de term «zwart geld» zoals die wordt gehanteerd, onjuist. Het betreft hier gelden welke worden aangewend ter bevordering van de omzet, zoals groepskortingen en commissies. Gegeven de heersende concurrentieomstandigheden op de internationale luchtvaartmarkt zijn deze bestedingen noodzakelijk. Zij hebben de bedrijfsresultaten niet negatief beïnvloed, maar zijn daaraan juist ten goede gekomen. Deze uitgaven, die zowel fiscaal als boekhoudkundig aan de daarvoor geldende normen voldoen, zijn ook in de jaarstukken verwerkt. Vandaar ook, dat de aanwending van de hier aan de orde zijnde fondsen ook aan de gebruikelijke controles onderworpen is, zodat er geen sprake kan zijn van
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15329, nr. 2
8
benadeling van aandeelhouders of andere belanghebbenden. De onjuiste kwalificatie is wellicht een gevolg van het feit, dat het hier gelden uit inkomsten betreft die om redenen van bedrijfsvoering onder algemeen hoofd en niet als afzonderlijke post geboekt worden. Van ongecontroleerde fondsen is dus geen sprake. Overeenkomstig een suggestie uit uw commissie ben ik bereid het in een enkel geval individueel gebruik maken van gratis vervoerbewijzen door politici aan de Voorzitter van de Kamer voor te leggen. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15329, nr. 2
9
OVERZICHT VAN DEELNEMINGEN VAN DE KLM In de brief is aangeduid welke criteria door de KLM worden gehanteerd voor deelnemingen. Als voorbeelden van de verschillende categorieën deelnemingen kunnen de volgende worden genoemd: Bevordering van het reizen - Hoteldeelnemingen - N.V. Nederlands Congresgebouw - B.V. Nederlandse Luchtvaart Mij. NLM Marktoverwegingen (verkoop) - Holland International Travel Group v.o.f. - AeroCargo N.V., Curacao - Aerofletes S.A., Venezuela (inkoop) - Casa Ponce de León S.A. - Polygon Insurance Company LTD. (luchtvaartpolitiek) - Antilliaanse Luchtvaart Mij. N.V. Risicospreiding - Martinair Holland N.V. - KLM Helikopters B.V. - KLM Aerocarto B.V. Formeel karakter - Weblok B.V. - KLM International Finance Co. N.V. - KLM Incorporated, U.S.A. - KLM de Mexico S.A.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 329, nr. 2
10
Overzicht deelneming Naam deelneming
participatie in guldens
%van totaal gestorte kapitaal
I. Meerderheidsdeelnemingen AeroCargo N V , Curacao verkoop en commerciële afhandeling vracht Nederlandse Antillen Aerofletes SA, Venezuela verkoop en commerciële afhandeling vracht Caracas BV Nederlandse Luchtvaart Maatschappij N L M luchtvaart Hafria SA, Spanje hotelappartementencomplex Highmarkt International BV houdstermaatschappij Sheraton Hotels Hoofddorp en Geldrop K L M Advies- en Ontwikkelingsmaatschappij BV vennoot in Airfacts v.o.f. K L M Aerocarto BV luchtvaartbedrijf gespecialiseerd op luchtfotografie K L M Incorporated, USA broker, commissioner etc. K L M de Mexico SA indirecte houdstermaatschappij cateringbedrijf Casa Ponce de León in Mexico K L M Helikopters BV luchtvaart K L M Vliegwiel BV vennoot in K L M Autobusbedrijf vof Service Q Algemeen Dienstverleningsbedrijf BV schoonmaak" en dienstverlenend bedrijf Trav-L-Well Vacations L t d . , Canada touroperator K L M International Finance Co NV verkrijgen en verlenen van geldmiddelen Weblok BV handel in bouw, financiering, huur en verhuur van onroerende goederen
Af
160 000
188 800
80
Bol
250 000
125 000
100
200 000
100
860 800
100
Pts
000 000
108 000
65,9
20 000
100
987 500
100
US$
20 000
43 400
100
MEP
600 000
54 600
100
200 000
100
50 000
100
5 000
100
191
100
10 000
100
120 000
100
15 173 422
25
US$
100
I I . Minderheidsdeelnemingen Martinair Holland N V luchtvaart Antilliaanse Luchtvaart Maatschappij NV luchtvaart International Aeradio L t d . communicatiemaatschappij Corporacion Hotelera Halmel CA, Venezuela Hotel Melia Caribe Hotelmaatschappij Oud-Amsterdam BV Hotel Pulitzer, Amsterdam Hotel Maatschappij Leiden BV Holiday Inn, Leiden Hotel Maatschappij Schiphol NV Schiphol Hilton Hotel Midway House L t d . , Karachi hotel NV Aruven, Curacao hotels Americana, Caribbean en Sheraton op Aruba NV Hotelmaatschappij Torarica, Suriname hotel Torarica te Paramaribo PT Aeropacific Hotel Corporation, Indonesië Hotel Kartika Plaza, Jakarta (PT) Mirtasari Hotel Development Corporation Hotel Sanur Beach, Bali Hotelmaatschappij Piscaderabaai N V , Curacao Curacao Hilton Hotel Amsterdam A i r p o r t Drugstore BV verkoopactiviteiten Schiphol Changi International A i r p o r t Services Pte Ltd grondafhandelingsmaatschappij Singapore
Af
£ Bol
156 350
184 493
450
1 845
450 000
225 000
4,1
2,42
500 000
25
189 000
12,6
1 650 000
32,6
1 200 000
264 000
33,3
Af
75 000
88 500
0,9
Sf
75 000
90 000
5
Rp
90 000 000
468 000
45
Rp
967 176 460
5 029 318
42,4
Af
100 000
118 000
2,5
1 100
7,1
40 920
4,4
Rup
S$
44 000
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15 329, nr. 2
11
naam deelneming
participatie in guldens
Golden Tulip World-Wide Hotels BV hotel reserveringssysteem Holland International Travel Group vof touroperator Horeca Exploitatie Maatschappij Schiphol NV Kovama Toure SA, Venezuela touroperator Polygon Insurance Company L t d . verzekeringen Société Internationale de Télécommunications Aéronautiques ' S I T A ' SA communicatiemaatschappij Aeronautical Radio of Thailand L t d . communicatiemaatschappij Aeronautical Radio, USA communicatiemaatschappij BV Holiand Organizing Centre organiseren van congressen e.d. NV Hotelmaatschappij El Curacao Hotel Intercontinental Curagao NV Nederlands Congresgebouw, 's-Gravenhage Radio Aeronautica Mexicana SA de CV communicatiemaatschappij
% van totaal gestorte kapitaal
10 000
50
2 500 000 10 000
50 10 25
Bol
75 000
37 500
UK£
166 667
683 355
33,3
Bfrs
12 600
863
5,8
Bht
151 000
16 006
-
US$
10
27
-
19 000
17,4
Af
141 200
166 616 500 000
3,1 5,3
MEP
129 000
11 739
0,8
VBO
20 000
10 000
20
10 000
50
I I I . De volgende meerheidsdeelnemingen participeren als volgt in de onderstaande deelnemingen Aerofletes
Sa
Margarita Express CA vrachtafhandeling op de vrijhaven Margarita Island KLM Advies- en Ontwikkelingsmaatschappij
BV:
Airfacts vof verkoop van know-how KLM Aerocarto
BV:
PT K L M Aerocarto Indonesia Ecuarto SA, Quito, Ecuador KLM Helikopters
324 561 85 050
BV:
North Sea Island Group KLM
Vliegwiel
8 0 000
BV:
K L M Autobusbedrijf VOF KLM de Mexico
729 358
50
13 650
100
204 750
60
4 340
100
SA:
Comisariatos Aereos SA deze participeert in Casa Ponce de León SA cateringbedrijf Mexico KLM
48,8 35
Incorporated:
Aera Incorporated exploitatie radiozendapparatuur
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15329, nr. 2
12
NOTITIE INZAKE DE BEVOEGDHEDEN VAN DE OVERHEID KRACHTENS VENNOOTSCHAPSRECHT EN GARANTIE-OVEREENKOMST I. Algemeen Ten aanzien van de rol en de invloed van de overheid in de bedrijfsvoering van de KLM dienen de volgende elementen te worden onderscheiden. De KLM is een zogenaamde «grote naamloze vennootschap» overeenkomstig de vereisten, die daarvoor zijn opgenomen in het onlangs tot stand gekomen Boek 2 (rechtspersonen) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. De constructie van de vennootschap is vastgelegd in de statuten. In deze statuten komen geen bepalingen voor, waaruit bijzondere bevoegdheden voortvloeien voor de overheid als houders van de meerderheid van aandelen waarover deze beschikt. De zeggenschap van de overheid is dus geen andere dan die van een aandeelhouder met een meerderheidsbelang. De zeggenschap van de overheid uit hoofde van het vennootschapsrecht zal tot uiting moeten komen in de daarvoor geëigende organen van de vennootschap, zijnde het bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders. Buiten de bovengeschetste figuur bestaat sinds 1962 een garantieovereenkomst tussen de Staat en de KLM, waarbij de eerstgenoemde zich garant stelt voor betaling van rente en aflossing van door de KLM aangegane leningen. Op grond daarvan behoeft de KLM goedkeuring van de Ministers van Financiën en van Verkeer en Waterstaat voor de aankoop van vliegtuigen, voor investeringen van meer dan f 2 000 000 en voor deelnemingen die f 500 000 te boven gaan. Ten slotte kunnen de bevoegdheden van de Staat uiteraard door middel van wetgeving worden gecreëerd. De KLM heeft op grond van de Luchtvaart een vergunning tot het verrichten van Luchtvervoer, waarin bepaalde verplichtingen voor de KLM zijn vervat zoals ten aanzien van de verschaffing van gegevens. II. Zeggenschap uit hoofde van het vennootschapsrecht a. Raad van commissarissen Krachtens artikel 20, lid 13, van de statuten van de KLM zal de Staat der Nederlanden, zolang hij houder is van zoveel te boek gestelde aandelen, dat deze de meerderheid van de geplaatste aandelen van de vennootschap uitmaken, de kleinst mogelijke meerderheid van de raad van commissarissen benoemen. De commissarissen hebben de in artikel 140, tweede lid, van Boek 2 van het nieuwe BW omschreven taak i.e. toezicht houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. De door de overheid benoemde commissarissen, waaronder twee hoge functionarissen van resp. het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en van Financiën, nemen wat het bovenstaande betreft geen uitzonderingspositie in. Zij hebben geen andere rechten en verplichtingen dan de overige commissarissen. De statuten kennen een raad van commissarissen zonder bepaalde prerogatieven voor bepaalde (door de overheid benoemde) leden. b. Algemene vergadering van aandeelhouders Op grond van artikel 107, eerste lid, van Boek 2 van het nieuwe BW behoort aan de algemene vergadering van aandeelhouders, binnen de door de wet en de statuten gestelde grenzen, alle bevoegdheid die niet aan het bestuur of aan anderen is toegekend. Gezien de bevoegdheden die wet en statuten aan bestuur en commissarissen toekennen komt de bevoegdheid van de vergadering van aandeelhouders in hoofdzaak neer op een beoordeling
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15329, nr. 2
13
achteraf van het gevoerde beleid, hetgeen uiteraard een eventuele aanwijzing voor het toekomstig beleid kan inhouden. In deze algemene vergadering van aandeelhouders heeft de overheid het voor het zeggen, maar meer dan een al dan niet goedkeuring achteraf van het gevoerde beheer houdt de bevoegdheid van dit orgaan eigenlijk niet in. c. Bestuur Het bestuur van de KLM is opgedragen aan een directie van tenminste drie directeuren. Deze worden benoemd door de raad van commissarissen. II!. Uitoefenen toezicht op bestuur Krachtens artikel 24 van de statuten van de KLM heeft de raad van commissarissen tot taak toezicht te houden op het beleid van de directie en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Hij staat de directie met raad ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de vennootschap. Wat de inhoud van de taak van de commissarissen betreft verschilt de KLM dus van geen andere «grote naamloze vennootschap». Het verschil ligt in de benoeming door de overheid van de kleinst mogelijke meerderheid in de raad van commissarissen. Door deze meerderheid kan de overheid tot op zekere hoogte invloed uitoefenen, echter binnen de strikte grenzen die door wet en statuten worden gesteld. Het belang van de vennootschap blijft derhalve de maatstaf voor de taakuitoefening van de raad.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 329, nr. 2
14