Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
21 501-02
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
Nr. 711
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 21 oktober 2006 Hierbij hebben wij het genoegen u het verslag te doen toekomen van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 16 en 17 oktober 2006. De Minister van Buitenlandse Zaken, B. R. Bot De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven
KST102820 0607tkkst21501-02-711 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-02, nr. 711
1
Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 16 en 17 oktober 2006 Algemene Zaken
Uitbreiding De Raad nam conclusies aan over het recent uitgebrachte rapport van de Commissie inzake de toetreding van Bulgarije en Roemenië. In deze conclusies is op Nederlands aandringen een verwijzing opgenomen naar het belang van voortgezette inspanningen van beide landen ten aanzien van de resterende kwesties. Voorts is een verwijzing opgenomen – eveneens op Nederlands aandringen – naar de mogelijkheid om vrijwaringsmaatregelen op te leggen. Externe betrekkingen
WTO Doha Ronde, Aid for Trade, EPA’s (Economic Partnership Agreements) Vanuit het perspectief van beleidscoherentie had het voorzitterschap de samenhang tussen handel en ontwikkeling rond de onderwerpen Aid for Trade, Economic Partnership Agreements (EPA’s) en de WTO Doha Ronde geagendeerd voor de gemeenschappelijke RAZEB van OS- en Handelsministers op 16 oktober. WTO Doha Ronde Commissaris Mandelson informeerde de Raad over de stand van zaken in de Doha-ronde. De Commissie streeft spoedige hervatting na, waarbij de resultaten van de tussentijdse verkiezingen voor het Amerikaanse congres op 7 november aanstaande afgewacht moeten worden. Veel lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun teleurstelling uit over de opschorting van de onderhandelingen. Nederland gaf voorts aan dat met het selecteren van een aantal ontwikkelingsrelevante onderwerpen voor een «fast track» voorzichtig moest worden omgegaan, om de «single undertaking» niet in gevaar te brengen. Onderwerpen die in Nederlandse ogen konden bijdragen aan herstel van het vertrouwen van ontwikkelingslanden waren Aid for Trade, versoepeling van oorsprongsregels en verbetering van de toegang van ontwikkelingslanden tot WTO-geschillenbeslechting. Aid for Trade (AfT) De Raad nam conclusies aan over handelsgerelateerde assistentie. Deze roepen op tot het ontwikkelen van een Europese Aid for Trade strategie en gaan in op het daarvoor beoogde financiële pakket van de Gemeenschap en de lidstaten. Daarbij wordt gerefereerd aan het streven om als EU tegen 2010 op dit gebied EUR 2 miljard beschikbaar te kunnen stellen. Ook geven de conclusies het belang aan van handelsgerelateerde assistentie voor ACS-landen in het licht van de onderhandelingen over de EPA’s. In het debat bevestigden lidstaten en Commissie dat het Aid for Trade proces moest worden voortgezet ongeacht de ontwikkelingen in de WTO onderhandelingen. Nederland benadrukte dat handelsgerelateerde assistentie maatwerk vergt, waarbij ontvangende landen zelf met concrete voorstellen moeten komen (vraaggestuurd) en de private sector nauw betrokken moet worden bij de formulering en uitvoering van de plannen. Nederland gaf aan dat een substantieel Aid for Trade pakket belangrijk is voor de implementatiefase van toekomstige EPAs, maar dat in dit stadium van de onderhandelingen de inhoud van EPA’s en hun ontwikkelingsrelevantie voorop dienen te staan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-02, nr. 711
2
Economic Partnership Agreements (EPA’s) Commissaris Mandelson stelde dat het achterliggende doel van de EPA’s is om van de ACS landen welvarende handelspartners te maken in plaats van hulpontvangende ontwikkelingspartners. Hij achtte het zeer onwaarschijnlijk dat andere WTO leden de «waiver» voor het huidige ACS-EU handelsregime zullen verlengen, zonder daaraan een hoge prijs te verbinden voor de ACS landen en de EU. Daarom is de Commissie vastbesloten om de EPA’s succesvol af te ronden vóór het aflopen van de waiver eind 2007. Mandelson legde de Raad ook de vraag voor of de ACS-partners in dit kader volledig vrije markttoegang tot de EU markt moest worden geboden. Commissaris Michel voegde hieraan toe dat de Commissie in zal gaan op de zorgpunten van de ACS landen, maar zonder af te doen aan kernpunten van de EPA’s. Net als andere lidstaten sprak Nederland zijn steun uit voor het streven van de Commissie om de EPA onderhandelingen voor 2008 af te ronden. Daarbij gaf Nederland aan dat de ontwikkelingsrelevantie van de toekomstige akkoorden voorop dient te staan. Naast WTO-conformiteit van de handelsrelatie met de EU, kunnen EPA’s de ACS-landen betere integratie in de wereldeconomie, regionale integratie en verbeterde toegang tot de EU-markt bieden. Om de ontwikkelingsdimensie in de EPAs te realiseren, moeten de toekomstige handelsakkoorden volgens Nederland voldoen aan een aantal voorwaarden. EPA’s moeten in ieder geval duidelijk asymmetrisch zijn, zowel in de mate van marktopenstelling als in de termijn waarin vrije markttoegang voor specifieke produkten wordt geboden. Nederland heeft in de Raad naar voren gebracht dat de EU volledig vrije markttoegang zou moeten bieden in de onderhandelingen met de ACS regio’s, inclusief frontloading van de zijde van de EU. Nederland werd daarin gesteund door enkele andere lidstaten, maar de meeste lidstaten waren nog niet in een positie om in te gaan op de vraag van de Commissie dienaangaande. Ook heeft Nederland aangegeven dat ACS-landen bepaalde produkten moeten kunnen uitzonderen van handelsliberalisatie als die produkten belangrijk zijn voor voedselzekerheid, rurale ontwikkeling en het levensonderhoud van grote groepen mensen. De ACS-landen dienen verder de tijd te krijgen om eerst voldoende regionaal-economisch te integreren voordat handelsliberalisatie met de EU een feit wordt. Ook meent Nederland dat oorsprongsregels snel versimpeld en versoepeld moeten worden. Veel lidstaten gaven aan bezorgd te zijn over het moeizame verloop van de onderhandelingen. Nederland heeft het belang benadrukt van de interim evaluatie van de EPA-onderhandelingen. Bespreking van het rapport begin 2007 vormt een belangrijk moment om de balans op te maken over de ontwikkelingsdimensie van de EPAs. Goed bestuur Tijdens de informele lunch spraken de ministers voor OS over een Europese aanpak voor goed bestuur naar aanleiding van de mededeling van de Commissie hierover. De Raad nam ook conclusies aan over goed bestuur. Er was overeenstemming dat goed bestuur een brede benadering behoeft en dat corruptiebestrijding, democratisering en politieke dialoog hiervan onderdeel uitmaken. Ministers benadrukten de urgentie van het versterken van het goed bestuur beleid. Lidstaten zijn voorstander van één Europees beleid en het spreken met één stem in de internationale fora. Nederland wees op het belang van expliciete aandacht voor corruptie, daarin gesteund door meerdere lidstaten. Ook benadrukte Nederland het belang van samenwerking met de Wereldbank en noemde het «Doing Business»
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-02, nr. 711
3
rapport over het investeringsklimaat van een land een graadmeter voor goed bestuur. Effectiviteit van de hulp Hoofdonderwerp voor de zitting van de OS-ministers was verbetering van de effectiviteit van de EU hulp door nauwere afspraken over werkverdeling. Dit als vervolg op de Verklaring van Parijs in OESO kader en met name de EU Beleidsverklaring over Ontwikkelingssamenwerking (de Europese Consensus). In de conclusies die de RAZEB vaststelde zijn de leidende principes neergelegd op basis waarvan lidstaten en Commissie complementariteit en werkverdeling in de EU hulpinspanningen in de praktijk zullen operationaliseren. Commissaris Michel wees op recente positieve ervaringen in Zuid-Afrika en Tanzania. In beide landen is een groot aantal lidstaten (waaronder Nederland) en de Commissie tot een gezamenlijke aanpak gekomen. In Tanzania zullen verschillende lidstaten en Commissie zich terugtrekken uit bepaalde sectoren om een efficiëntere werkverdeling te realiseren. Ook omdat de hulp vanuit de EU de komende jaren sterk zal toenemen als gevolg van de overeengekomen afspraken over het ODA-niveau, is veel aandacht voor complementariteit gewenst, aldus de Commissaris. Het debat maakte duidelijk dat er brede steun is voor de complementariteitsagenda in de EU hulp en dat alle lidstaten en de Commissie nu bezien hoe zij hieraan verder uitvoering kunnen geven. Veelvuldig werd beaamd dat het nu tijd is om de intenties verder in daden om te zetten en dat het EU kader hierbij een zeer belangrijk (maar niet exclusief) kader is. Gelijkgezinde donoren vormen een belangrijke voorhoede die ook de harmonisatie agenda binnen de EU sterk ondersteunt. De leidende rol van de overheid ter plaatse werd benadrukt. De Commissie zal begin 2007 een mededeling presenteren waarin verdere stappen worden voorgesteld. In het debat kwamen ook knelpunten over het voetlicht. Enkele nieuwe lidstaten wezen op het belang van zichtbaarheid van hun bijdrage in ontwikkelingslanden om voldoende steun in eigen land voor het opzetten cq uitbouwen van ontwikkelingshulp te kunnen garanderen. Tegelijk gaven sommige van de nieuwe donoren aan dat zij veel baat hebben bij aansluiting bij meer ervaren donoren. Nederland wees op de noodzaak van politieke keuzes om de hulp werkelijk effectiever te maken en een efficiëntere werkverdeling tot stand te brengen. Daarbij moet worden gestreefd naar het principe van één leidende donor per sector per ontvangend land. Samen met andere lidstaten wees Nederland op het belang van de Country Strategy Papers die nu in het kader van de programmering van EOF-10 (Europees Ontwikkelingsfonds) worden opgesteld. Deze landenstrategieën kunnen een nuttig instrument vormen voor harmonisatie en werkverdeling binnen ontwikkelingslanden. Nederland benadrukte ook het belang van het mainstreamen van «gender» en milieu/biodiversiteit in de programmering. Verder vroeg Nederland in dit kader ook om specifieke aandacht voor gehandicaptenbeleid met het oog op het bereiken van de MDG-doelstellingen. OS-Beleidscoherentie De RAZEB stelde het werkprogramma 2006–2007 op het gebied van OS-beleidscoherentie vast en nam conclusies aan over het beter integreren van de OS-dimensie in Raadsprocedures. In de gezamenlijke sessie van ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking debatteerde de Raad over het belang van OS-beleidscoherentie voor effectief extern beleid. Het oriëntatiedebat bevestigde de brede steun voor de OS-coherentieagenda. De uitdaging ligt naar Nederlands oordeel met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-02, nr. 711
4
name in de toepassing van de principes bij besluitvorming over concrete dossiers. Medio 2007 zal voor de eerste keer een tweejaarlijks voortgangsrapport verschijnen op het gebied van OS-beleidscoherentie. Daarin zullen zowel de vorderingen van lidstaten als van de Commissie worden beschreven. EU Afrika Strategie Tijdens de gezamenlijke zitting van ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking presenteerden SG/Hoge Vertegenwoordiger Solana en Commissaris Michel een voortgangsverslag over de implementatie van de EU-Afrika strategie. De lidstaten onderstreepten het grote belang van de strategie en ondersteunden het streven om in 2007 een gezamenlijke EU-AU Afrika strategie aan te nemen tijdens een tweede Europa-Afrika Top in Lissabon. In dit kader werden ook de Raadsconclusies over het EU-Afrika Partnerschap over Infrastructuur aangenomen. Soedan/Darfur De Raad besprak de laatste ontwikkelingen in Soedan en uitte zijn grote zorg over de verslechterde veiligheidssituatie in Darfur. De ministers riepen alle partijen op te stoppen met het gebruik van geweld, burgers te beschermen en vrije toegang te verlenen aan humanitaire hulpverleners. Binnen de Raad bestond overeenstemming over het belang van voortzetting van steun van de EU aan AMIS (African Union Mission in Sudan). De ministers erkenden dat de overgang van AMIS naar een VN-missie per 1 januari 2007 onzeker was. Ook werd gesproken over de financiering van AMIS. De ministers benadrukten hun inspanningen te zullen verhogen om AMIS in staat te stellen haar taken uit te voeren. De Raad onderstreepte het belang druk te houden op de partijen. In dat verband werd ook gewezen op het belang van voortzetting van de dialoog met andere sleutelspelers, zoals India en China. Het onlangs gesloten vredesakkoord voor Oost-Soedan werd door de Raad verwelkomd als een positieve stap in het vredesproces voor heel Soedan. MOVP (Midden-Oosten Vredesproces) De Raad besprak de situatie in het Midden-Oosten en benadrukte nogmaals de noodzaak van een alomvattende regeling van het ArabischIsraëlisch conflict. De ministers spraken steun uit voor president Abbas en stelden dat de vorming van een regering van nationale eenheid in de Palestijnse gebieden nog steeds het beste uitzicht biedt op hervatting van het vredesproces. De ministers erkenden het belang van een ontmoeting van de premier Olmert en president Abbas en memoreerden dat de Israëlische premier onlangs in de Knesset had herhaald dat hij daartoe onder voorwaarden bereid was. Belangrijk obstakel blijft echter de kwestie van de ontvoerde korporaal Shalit. SG/HV Solana deelde mede dat hij op korte termijn de regio uitgebreid zal bezoeken en hierover zal rapporteren bij de volgende Razeb. De ministers verwelkomden de verlenging van het Tijdelijk Internationaal Mechanisme (TIM) met drie maanden en de openstelling ervan voor nog meer kwetsbare groepen in de Palestijnse gebieden. Gemeld werd dat het TIM inmiddels meer dan 650 miljoen euro aan hulp omvat en tot het einde van dit jaar over voldoende middelen beschikt. Tegelijk benadrukte de Raad het tijdelijk karakter van het TIM. De ministers wezen erop dat Israël de ingehouden Palestijnse belastinggelden moet vrijgeven en dat de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-02, nr. 711
5
grensovergangen bij Rafah en Karni moeten worden heropend. Benadrukt werd dat dit noodzakelijk is om de Palestijnse economie op gang te brengen. Westelijke Balkan De Raad sprak uitvoerig over de westelijke Balkan. De meeste aandacht ging daarbij uit naar Servië en Kosovo. Commissaris Rehn deed verslag van een troïka-bezoek aan Servië, dat eerder die week had plaatsgevonden. Uit gesprekken met president Kostunica en premier Tadic had hij de indruk overgehouden dat Servië op het ogenblik vooral gewikkeld is in een discussie over verkiezingen, later dit jaar, en het referendum over de Grondwet. Rehn had in Servië gesproken over de mogelijkheden voor samenwerking op het gebied van visafacilitatie, studiebeurzen en regionale vrijhandel. Aan de voorwaarde voor hervatting van de onderhandelingen over een SAO (Stabilisatie- en Associatieovereenkomst) – volledige samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY) – was door Servië echter nog steeds niet voldaan. Nederland, gesteund door andere lidstaten, benadrukte nog eens krachtig het belang van vasthouden aan conditionaliteit in het bredere kader van het EU-toenaderingsproces en merkte op dat passiviteit niet mag worden beloond. De Raad nam daarop conclusies aan waarin andermaal volledige samenwerking met het ICTY als voorwaarde wordt gesteld voor de hervatting van de onderhandelingen over een SAO met Servië. Met betrekking tot Kosovo riepen de ministers de partijen op constructief samen te werken met Speciaal Gezant van de VN Ahtisaari. De ministers gaven aan dat de EU Kosovo zal steunen om zijn toekomst vorm te geven. Onderstreept werd dat naast de EU ook de Verenigde Staten en Rusland een belangrijke rol spelen bij de oplossing van de kwestie. Enkele ministers wezen op de precedentwerking die van een opgelegde oplossing van de kwestie Kosovo zou kunnen uitgaan voor de Kaukasus. In de bespreking van Bosnië en Herzegovina verwelkomde de Raad het goede verloop van de verkiezingen. De nieuwe regeringen werden opgeroepen na hun aantreden de hervormingen actief ter hand te nemen en ervoor te zorgen dat zij aan de voorwaarden voldoen die zijn gesteld voor afronding van de onderhandelingen over een SAO. Tegen de achtergrond van de voorgenomen sluiting van het OHR (Office of the High Representative) spraken de ministers over versterkte aanwezigheid van de EU. Benadrukt werd dat de aanwezigheid van de EU geen beletsel mocht vormen voor het nemen van verantwoordelijkheid door het politiek leiderschap in Bosnië en Herzegovina. Iran SG/HV Solana rapporteerde over zijn besprekingen de afgelopen weken met de Iraanse onderhandelaar Larijani naar aanleiding van het Iraanse antwoord op het in juni aangeboden pakket namens de EU en de P5+1. Nu SG/HV Solana te verstaan is gegeven dat Iran niet van plan is zijn verrijkingsgerelateerde- en opwerkingsactiviteiten op te schorten, waren de ministers eensgezind van mening dat het traject van maatregelen in de VN-Veiligheidsraad verder gevolgd kan worden. De Raad benadrukte dat de deur naar onderhandelingen nog steeds open stond en riep Iran op daar alsnog gebruik van te maken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-02, nr. 711
6
Georgië De Raad besprak de recente toename van spanning in de relatie tussen Georgië en Rusland en benadrukte het belang van de dialoog voor normalisering van de onderlinge betrekkingen. De ministers uitten hun zorg over de maatregelen die Rusland tegen Georgië had getroffen en riepen Rusland op een einde te maken aan de maatregelen tegen Georgiërs in dat land. Ook Georgië waren verwijten te maken en een evenwichtige benadering was dan ook vereist. In dit kader kwam de Raad overeen in de conclusies ook een verwijzing op te nemen naar VNVR-resolutie 1716, die betrekking heeft op de verlenging van het mandaat van de VN-waarnemersmissie in Abchazië en waarin Georgië wordt opgeroepen zich te onthouden van stappen die als bedreigend kunnen worden beschouwd. Noord-Korea De Raad was eensgezind in zijn sterke veroordeling van de kernproef in Noord-Korea. De ministers gaven aan uitvoering te geven aan alle relevante VNVR-resoluties en riepen Noord-Korea op onmiddellijk de onderhandelingen in het kader van het Zespartijenoverleg te hervatten. De ministers benadrukten dat de Noord-Koreaanse bevolking niet het slachtoffer mocht worden van de acties van het bewind en gaven aan dat de humanitaire hulp doorgang moest blijven vinden. Zimbabwe Ministers bespraken op verzoek van Malta kort de situatie in Zimbabwe en uitten hun zorg over de slechte politieke en economische situatie waarin het land verkeert. Zij benadrukten het belang van samenwerking met Afrikaanse partners, zoals de Afrikaanse Unie (AU) en Zuid-Afrika. Er waren geen Raadsconclusies voorzien. EU-Oekraïne Onder «diversen» bracht een lidstaat het belang op van de relatie tussen de EU en de Oekraïne, mede in aanloop naar de EU-Oekraïne top op 27 oktober. Deze interventie leidde niet tot een discussie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-02, nr. 711
7