Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1990-1991
21926
Wijziging van hoofdstuk XI (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Rijk over het jaar 1990 (derde wijzigingsvoorstel)
Nr. 5
NOTA NAAR AAIMLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 14december 1990 In antwoord op de door leden van de Vaste Commissies voor Volks– huisvesting en Ruimtelijke Ordening en voor Milieubeheer gestelde vragen geef ik u de volgende antwoorden. Omdat de vragen niet van een nummer waren voorzien, wordt bij elk antwoord de vraag vermeld.
1 Kan overzicht 2 uit de memorie van toelichting worden kortgesloten met het mutatie-overzicht van tabel I van de Najaarsnota 1990? De verschillen tussen overzicht 2 uit de memorie van toelichting en tabel I van de Najaarsnota kunnen als volgt worden verklaard. In tabel I van de Najaarsnota zijn per hoofdstuk slechts de mutaties opgenomen die van invloed zijn op het financieringstekort, (hogere ontvangsten zijn daarom met een min-teken aangegeven), in overzicht 2 is een samen– vatting gegeven van alle mutaties die in het onderhavige Voorstel van Wet zijn verwerkt. Cijfermatig kan de volgende aansluiting worden gegeven: (+ = hogere uitgaven/ontvangsten)
uitgaven
ontvangsten
18,5
21,6
30,7 9,8'
30,7
Tabel I Najaarsnota Niet verwerkt in tabel I maar wel in overzicht 2: Desalderingen Overboekingen Bezitsvormingsfonds (zie ook voetnoot bij tabel I) Overzicht 2 memorie van toelichting (afgerond) 1
- 150
59
- 97,7
In overzicht 2 is in de kolom «overboekingen van/naar andere departementen» een bedrag van - f 2,9 mln. inbegrepen (art 06.07 02). Dit bedrag is een correctie op een bij Miljoenennota 1991 aangebrachte verhoging van f 25,0 mln wegens opbrengst verkoop gebouwen belastingdienst. In de optiek van Financiën is dit bedrag niet als overboeking gekenmerkt Tevens is een overboeking van het Ministerie van Economische Zaken van circa f 0,3 mln. wel in de Najaarsnota maar per abuis niet in de 3e suppletoire wet verwerkt.
016268F ISSN 0921 7371 SDU uitgeverij 's-Gravenhage 1990
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
2
Waarom sluit het uitgaventotaal uit overzicht 2 (van de memorie van toelichting) op f 59,033 mln. en bijlage lla van de Najaarsnota 1990 op f59,4mln.? Het verschil tussen het uitgaventotaal uit overzicht 2 van de memorie van toelichting ad f 59,033 mln. en de f 59,4 mln. uit Bijlage lla van de Najaarsnota wordt veroorzaakt door een overboeking van het Ministerie van Economische Zaken van f 0,291 die in de Najaarsnota is verwerkt maar per abuis niet in het Voorstel van Wet. De toevoeging aan artikel 06.07.02 van de VROM-begroting zal alsnog bij slotwet plaatsvinden. Het resterende verschil is een gevolg van de wijze van afronding; in de Najaarsnota op f 0,1 mln. en in het voorstel van wet op f 1 000,-.
3 Welke bijdrage heeft het Ministerie geleverd, of gepoogd te leveren aan het «terughoudend kasbeleid» in het kader van het streven het beoogde financieringstekort voor 1990 te realiseren? De bijdrage die VROM levert aan het terughoudend kasbeleid in het kader van het streven het beoogde financieringstekort voor 1990 te reali– seren moet gezien worden in het licht van het volgende. Ten tijde dat in de Ministerraad werd besloten tot een terughoudend kasbeleid voor de rest van het jaar 1990, moest door VROM de taakstelling van f 75 mln. die bij Voorjaarsnota 1990 is opgelegd in verband met de problematiek Bezitsvormingsfonds nog worden ingevuld. In onderhavig Voorstel van Wet heeft deze invulling voor f35 mln. met concrete verlagingen plaatsgevonden. De invulling van de resterende f40 mln. is verwerkt in een Nota van Wijziging die recent aan de Staten– Generaal is aangeboden. Bij Voorjaarsnota 1990 en Miljoenennota 1991 zijn enkele kasverschuivingen aangebracht die hun invloed hebben op de budgettaire kaders. De overschrijding op artikel 3.08 «Jaarlijkse bijdragen huurwoningen DKP-systeem» kon op het tijdstip waarop besloten werd om maatregelen te treffen tegen de dreigende overschrijding van f 200 mln. met een kasmaatregel van f 65 mln. nog teruggebracht worden tot f 135 mln. 4 ( + 5) Op welke wijze zijn de in de loop van 1990 werkelijk opgetreden prijs– stijgingen opgevangen, tegen de achtergrond van het niet beschikbaar komen van algemene middelen om deze stijgingen te compenseren?
Tegen de achtergrond van het niet beschikbaar komen van algemene middelen zijn de in de loop van 1990 opgetreden prijsstijgingen over het algemeen opgevangen door beperkingen van het volume. Het is echter niet zo dat precies aangegeven kan worden waar en wanneer er zich knelpunten hebben voorgedaan die een direct gevolg zijn van gestegen prijzen.
6 Wanneer is besloten tot inhuur van externe deskundigen door de accountantsdienst i.v.m. het vervallen van de functie van intern controleur? Is deze verhuur ook na 1990 voorzien? Ten einde een verklaring met een goedkeurende strekking reeds over 1989 te kunnen realiseren was, gegeven de feitelijke stand van de administratieve organisatie en de interne controle bij het DGVH, een substantieel optreden door de departementale accountantsdienst als facultatief intern controleur gedurende het dienstjaar 1989 onont– koombaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
Tegen die achtergrond is op 28 oktober 1988 door de Staat der Nederlanden, ten behoeve van de Accountantsdienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, een overeenkomst gesloten met BDOCampsObers Registeraccountants (BDO). In die overeenkomst verplicht BDO zich de rol van facultatief intern controleur tijdig en onverkort te vervullen indien en waar ook noodzakelijk geacht, met name t.b.v. de dienstjaren 1989 en 1990. Ook voor het jaar 1991 is in ieder geval nog voorzien in het vervullen van de rol van facultatief intern controleur door externe deskundigen.
7 Met betrekking tot artikel 1.02 (Automatiseringsprojecten): hebben de specifieke ontwikkelingskosten eveneens betrekking op het SBB-systeem en wat wordt met die specifieke kosten bedoeld? De specifieke ontwikkelingskosten hebben inderdaad betrekking op de ontwikkeling van het SBB-systeem. Het betreft hier de kosten van de voor de specifieke dienst (in dit geval de Centrale Sector) noodzakelijke ontwikkeling van het systeem. Deze ontwikkeling is niet van belang voor andere diensten. Dit in tegenstelling tot de algemene ontwikkelingskosten van het systeem waarbij het gaat om ontwikkelingen die voor iedere dienst noodzakelijk zijn.
8 Met betrekking tot artikel 1.04 Loonbijstelling: kan de overboeking van het Ministerie van Financiën van f 0,893 mln. nader worden ingelicht? De overboeking van f 0,893 mln. is het resultaat van het sectoroverleg rijkspersoneel, waarin de kosten van het overeengekomen arbeidsvoor– waarden– en werkgelegenheidspakket zijn verdeeld. Het bedrag heeft betrekking op uitgaven inzake ambtsjubileum-gratificaties, bekostiging van speciale verlof-regelingen (zoals ouderschapsverlof) en andere bijzondere vergoedingen. Deze uitgaven zullen op het artikelonderdeel 01.01.02 «Andere uitgaven aan personeel» worden verantwoord.
8a Waarom kan artikel 01.05 Onvoorziene uitgaven nu met f 10 262 mln. worden verlaagd? Het artikel Onvoorziene uitgaven heeft het karakter van een stelpost bestemd voor uitgaven die bij het opstellen van de begroting niet zijn voorzien en waarvoor ook bij suppletoire wet geen voorzieningen zijn getroffen. In de toelichting bij het artikel is gespecificeerd aangegeven uit welke bedragen de verlaging is samengesteld; de daarbij aangegeven oorzaken van de uitgaven passen binnen de bestemming. Compensatie ten laste van dit artikel is een logisch gevolg daarvan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
8b Specificatie van de post Algemeen f3 447 000,00 Foto's, dia's en overheadsheets Drukwerk Media Tentoonstellingen en beurzen Voorlichtingsonderzoek Relatiegeschenken Opslag en Distributie Subsidies voorlichtingsactiviteiten derden Overige diverse voorlichtingskosten Representatiekosten
f 50000.00 f 1 100 000,00 f 40 000,00 f 30000,00 f 200000,00 f 40000,00 f 410000,00 f 600000,00 f 927 000,00 f 50 000,00
Totaal
f 3 447 000,00
9+10
De fracties van de P.v.d.A. en V.V.D. vragen of naderkan worden ingegaan op de achtergronden van de verlaging van de raming voor de rente-ontvangsten (03.01) met 271 mln. Is dit een structurele of een incidentele verlaging? En welke uitgangspunten zijn er gehanteerd bij het vinden van compensatie in 1990 voor de volkshuisvestingsuitgaven en de doorwerking van die compenserende maatregelen naar volgende jaren? De neerwaartse aanpassing in de rente ontvangsten (03.01) met betrekking tot 1990 is grotendeels toe te schrijven aan het effect van de realisatie van het aantal vaststellingen in 1989, het effect van de niet verwerkte conversie en de eliminatie van de kasverschuiving, welke in de vorige begroting was opgenomen. Ten aanzien van de realisatie van het aantal vaststellingen in 1989 kan worden opgemerkt, dat deze in dat jaar groter was dan in de raming was verondersteld. Een en ander leidt ertoe dat vanaf 1990 minder zal worden vastgesteld Dit heeft voor deze jaren derhalve een neerwaartse invloed op de raming. Als gevolg van de gehanteerde sleutel beperkt zich het effect hiervan tot de jaren 1990 tot en met 1992. Daarnaast is, als gevolg van het nader op elkaar afstemmen van verschillende administraties en achterstanden bij de verwerking van conversies, gebleken dat bepaalde bedragen ten onrechte geen conversie kregen. Dit heeft geleid tot een in de jaren stijgende overschatting van de rente-ontvangsten. Dit effect is structureel van aard en bedraagt in 1995 ca. 140 mln. De verlaging bij Najaarsnota van 50 mln., is een nadere inschatting van het hierboven reeds genoemde effect van het nader op elkaar afstemmen van verschillende administraties en achterstanden bij de verwerking van conversies. Het betreft hier een incidentele verlaging. Overigens wordt verwacht dat deze bijstelling van 50 mln. op grond van realisatiegegevens in de laatste maanden van 1990, een te hoge inschatting van deze factoren is geweest. Het tekort bij de rente-ontvangsten is betrokken bij het budgettaire totaal beeld voor de volkshuisvesting: 221 mln. reeds bij de Miljoe– nennota en 50 mln. bij de 3e suppletoire wet, waarnaar ik kortheidshalve verwijs.
10 + 18 Ten aanzien van de uitgaven stelde deze leden dat de implementatie van de Nota Volkshuisvesting 37 extra mensjaren vergt. Welke werkzaamheden betreft dit en waarom waren deze werkzaamheden niet op te vangen binnen de reguliere P-capaciteit? In welke mate is er in de komende jaren sprake van een voortzetting van deze tijdelijke formatie? En welke wijzigingen in de Wet AROV 9,1 vergen extra plaatsen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
Voor welke werkzaamheden worden de 37 tijdelijke extra mensen ingezet? De omvang van de extra formatieplaatsen voor de decentralisatie van de Volkshuisvesting bedraagt in de jaren 1990
1991
1992
1993
1994
37,0
36,2
22,0
9,4
3,0
Tot op heden zijn de voorbereidingen voor de decentralisatie groten– deels uitgevoerd binnen de beschikbare reguliere personele capaciteit. De verdere realisatie van de gewenste beleidsomslag is niet volledig haalbaar in combinatie met de uitvoering van het reguliere takenpakket. De extra tijdelijke capaciteit zal ondermeer worden ingezet voor: - de ontwikkeling van instrumentele voorlichting als instrument van beleid - de voorbereiding van de mogelijke wijziging van de overleg– en adviesstructuur met de partners van het DGVH - de juridische vormgeving van de nieuwe en te wijzigen regelgeving - de financieel-administratieve organisatie rondom de gewijzigde subsidie-systematiek - de ontwikkeling van een verdeelmethodiek voor de te financieren woningbouw - de intensivering van het doorstromingsbeleid, de ouderenhuisvesting en het woonconsumentenbeleid - de ontwikkeling van een structuur voor de gewijzigde informatie– voorziening als gevolg van de veranderingen in de geautomatiseerde gegevensverwerking - de intensivering van het personeelsbeleid ter begeleiding van de overdracht van personeel en van de nieuwe inrichting van de directies in de provincies. De omvang van de extra formatieplaatsen voor de AROB-werkzaam– heden bij DGVH bedraagt in de jaren: 1990
1991
1992
1993
1994
1995
9,1
34,6
30,9
24,5
21,1
19,4
De extra werkzaamheden op het terrein van de Wet AROB komen allereerst voort uit het feit dat vanaf juni 1990 de ontvankelijkheidstoets is overgedragen aan de departementen. Daarnaast geldt hier de invoering van een verplichte bezwaarschriftenprocedure, hetgeen betekent dat correspondentie over toekenning van subsidie als bezwaar– schrift in behandeling moet worden genomen. Ingevolge de wijziging van artikel 5j van de Wet AROB zijn thans ook beschikkingen betreffende publiekrechtelijke lichamen vatbaar voor een beroep krachtens de Wet AROB. Op basis van de ervaringscijfers zijn genoemde veranderingen doorgerekend in een toename van de hoeveelheid te verrichten arbeid.
11 Gevraagd wordt naar een overzicht van de kasverschuivingen bij artikelonderdeel 03.07 Een kasverschuiving vindt plaats bij artikelonderdeel 03.07.05, verbe–
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
tering toegelaten instellingen 1973 t/m 1986 en budgetafspraken 1983 t/m 1986 en betreft de volgende reeksen: 1990
reeds eerder opgenomen opgenomen in 3e suppl.wet totaal:
-100
-40 -140
1991
1992
-50 -40
+ 150 + 80
-90
+ 230
Deze verschuivingen zijn opgenomen om fluctuaties in de kasuitgaven binnen de voor de DGVH-begroting op te vangen en daarmee binnen het beschikbare budgettaire kaderte blijven.
12 + 17 Kasuitgaven artikel 03.08 (bijdragen DKP-systeem) onjuist. Wanneer meer zekerheid over de kasramingen op dit artikel kan worden verwacht en of hierover afspraken met de exploitanten van sociale huurwoningen te maken zijn. Om de risico's die met het ramen samengaan te verminderen wordt de ramingstechniek verbeterd en worden beheersmaatregelen genomen. De ramingen voor dit artikel zijn onlangs geautomatiseerd in die zin dat nu gegevens uit de behandelingssystemen rechtstreeks worden verwerkt in de ramingen. Met behulp hiervan wordt bij de voorbereiding van de begroting 1992 de raming voor dit begrotingsartikel grondig herzien. De exploitanten hebben recht op uitbetaling conform de betrokken subsidieregelingen. Zonodig kan worden overwogen bij kasverschuivingen afspraken te maken. (Dezelfde vraag is ook door de V.V.D.-fractie en aan Financiën gesteld (Najaarsnota))
13 Ten aanzien van artikel 03.10 vroegen de leden van de P.v.d.A.-fractie naar een verklaring voor de herhaaldelijk tegenvallende uitgaven voor de verbetering van huurwoningen en welke gevolgen dit voor 1991 kan hebben. Ook zien zij graag een overzicht van de kasverschuivingen die woden voorgesteld (welke omvang, welke reden) tegemoet. Op dit moment wordt onderzocht wat de oorzaken zijn van de achter– blijvende kasuitgaven bij de verbeterregeling (RGSVH'87). Van belang hierbij is enerzijds het indieningstempo van de plannen, omdat dit bepalend is voor het tempo van de uitbetaling van de 60% voorschot, en anderzijds het gereedmeldingstempo van de plannen, welk sterk bepalend is voor het tempo van uitbetaling van de 40% eindafrekening. Tot welke kasverschuivingen in 1991 en volgende jaren de achterblij– vende kasuitgaven in 1990 zullen leiden, is eveneens mede afhankelijk van de resultaten van het genoemde onderzoek. In de 1e suppletoire wet 1991 zal op een en ander nader worden ingegaan.
14 Voor artikel 3.16 (subjectsubsidies) zagen wij graag, dat de toelichting wordt verduidelijkt, en willen wij weten om welke maatregelen binnen en buiten de individuele huursubsidie het gaat? Hoe kan een kasver– schuiving om verwachte hogere uitgaven op te vangen als gevolg hebben dat dan de verplichtingenraming met f 50 miljoen wordt verlaagd?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
Mede als gevolg van de volledige vertaling van de resultaten uit het extern onderzoek IHS met betrekking tot demografische en sociaal-economische ontwikkelingen en de invloed daarop op de IHS-uitgaven zouden de uitgaven aan IHS voor 1990 de raming overschrijden. Omdat dekking binnen de IHS niet in 1990 door middel van beleidsmaatregelen mogelijk is en omdat ook verder binnen de VROM-begroting in 1990 geen dekking gevonden kon worden is besloten de tekorten in latere jaren te dekken door middel van beleids– maatregelen binnen en buiten de IHS (zie begroting 1991 VROM). Daartoe was een kasverschuiving nodig. Voor wat betreft de verlaging van de verplichtingenraming het volgende. Het merendeel van de uitgaven individuele huursubsidie vindt plaats door middel van verstrekking van maandelijkse voorschotten aan matigende verhuurders. Het verplichtingenmoment valt boekhoudkundig samen met de betaal– baarstelling van deze voorschotten, welk moment met een kleine «time lag» voorafgaat aan de daadwerkelijke betaling. Een kasverschuiving van 1990 naar 1991 en latere jaren - a f 50 miljoen leidt in dat geval tot eenzelfde verschuiving in de verplichtingen.
15 + 24 Welke verklaring is er te geven voor het hanteren van onjuiste huurpa– rameters? Hoe is dit in de toekomst te voorkomen? Het betreft hier twee verschillende zaken. Het hanteren van onjuiste huurparameters voor het jaar 1988 (huurparameter 2 i.p.v. 3%) en 1989 (huurparameter 3 i.p.v. 0%) heeft te maken met enerzijds het foutief benaderen van de tabel waaruit de huurparameters worden gehaald en anderzijds de opschorting van de conversie. Dit laatste omdat een wijziging in de regelgeving (MG 87-12) in betreffende betaalsystemen op twee verschillende wijzen is geïnterpreteerd en geïmplementeerd. In de tweede helft van dit jaar werd duidelijk dat het betaalsysteem voor artikel 03.17-02 aangepast diende te worden. De werkzaamheden zijn erop gericht om de geconstateerde afwijkingen nog dit jaar te corrigeren. Door een betere onderlinge afstemming van de betreffende geautomati– seerde betaalsystemen (binnen het DGVH) kunnen dergelijke afwijkingen in de toekomst worden voorkomen.
16 Zie9 17 Zie 12 18 Zie 10 19 Kan bij artikel 03.02 Materieel nader worden ingegaan op de onderuit– putting van 12 miljoen gulden en het op schema liggen van de imple– mentatie van de Nota Volkshuisvesting? Het beperkte uitgaven– en verplichtingenpatroon in het kader van de implementatie nota VHV hangt nauw samen met de val van het vorige kabinet waardoor de behandeling van de nota VHV door het parlement is vertraagd. Deze vertraagde behandeling heeft echter geen consequenties gehad voor het implementatieproces zelf, aangezien de eerste fase van de implementatie van de Nota VHV met name de interne voorbereiding
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
heeft behelsd, hetgeen slechts in zeer beperkte mate tot uitgaven heeft geleid.
20 Hoeveel wordt er op het artikel 03.02 Materieel t/m 3e suppletoire wet voor kosten gemaakt in relatie tot de goedkeurende accountantsver– klaring in 1990? In 1990 wordt naar verwachting ca. 2,5 mln. t.b.v. artikel 03.02 uitge– geven in het kader van de goedkeurende accountantsverklaring.
21 Gevraagd wordt ofde verlaging van artikelonderdeel 03.07.06 ad 15 mln. eveneens het gevolg is van te verwachten intrekkingen. In de afgelopen tijd zijn de openstaande verplichtingen geïnventari seerd en in de begroting opgenomen. Nader onderzoek wijst er echter op dat met betrekking tot dit artikelonderdeel een deel van deze verplich– tingen niet tot betaling zal komen en derhalve dient te worden ingetrokken.
22 Wat is de oorzaak van het eerder dan verwacht op gang komen van de betalingen op verplichtingen 1990? Wanneer bleek dit? (artikel 03.09: kopkosten huurwoningen) Conform de regelgeving (RGS Huurwoningen Normkostensysteem 1988) is de uitbetaling van bijdragen ineens in de kopkosten (voor wat betreft de verplichtingen 1990) afhankelijk van de voor 1 juni van dit jaar ingediende aanvragen. Op basis van een verwachting voor wat betreft het aantal per 1 juni in te dienen aanvragen werd het vervolgens mogelijk geacht in de 1e suppletore wet 1990 (TK, 1989-1990, 21 575, nr. 2) een kasver– schuiving van 1990 naar 1991 van f 23,8 mln. aan te brengen. Gegeven de uiteindelijk per 1 juni ingediende aanvragen is thans een verhoging van de kasraming 1990 met f 7,5 mln. noodzakelijk; hierdoor kan de aangekondigde kasverschuiving van f 23,8 mln. deels niet worden geëffectueerd. 22a Voor artikel 03.10, onderdeel 01 (Verbetering Huurwoningen 1987-1989) vragen de leden van de fractie of er een verklaring te geven is voor het op zo grote schaal achterblijven van het betalingsverloop bij de verwachtingen.
Voor een analyse van de oorzaken van de onderuitputting bij de betalingen voor verbetering van huurwoningen (artikel 03.10) is inzicht van belang in enerzijds het indieningstempo van de plannen, omdat dit bepalend is voor het tempo van de uitbetaling van de 60% voorschot, anderzijds het gereedmeldingstempo van de plannen, welke sterk bepalend is voor het tempo van uitbetaling van de 40% eindafrekening. Om hierin een goed inzicht te kunnen verkrijgen zijn allereerst de defini– tieve realisatiecijfers voor 1990 benodigd. De resultaten van de nadere analyse zullen worden meegenomen bij de begrotingsvoorbereiding 1992. Het ligt overigens niet in het voornemen hierover een rapport uit te brengen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
8
22b Met betrekking tot artikel-onderdeel 03.10.03 (Verhuis– en herinrich– tingskosten) willen de leden van de V.V.D.-fractie weten watde correctie van f11,9 miljoen betreft. In het Meerjarenplan Stadsvernieuwing 1990-1994 (TK 1989-1990,21 305, nrs. 1-2, blz. 39) is vastgelegd dat niet voor uitfi– nanciering van de sinds 1-1-1990 opgeheven verhuiskostenregeling benodigde kasgelden in beginsel zouden worden toegevoegd aan het Stadsvernieuwingsfonds. Op grond daarvan is bij 1 e suppletoire wet 1990 onder meer f 11,9 miljoen overgeboekt naar het Stadsvernieuwingsfonds. In de loop van 1990 bleek de omvang van de voor uitfinanciering van de verhuiskosten– regeling benodigde kasgelden hoger te zijn dan ten tijde van de 1e suppletoire wet 1990 was aangenomen. (Ten dele was dit het gevoig van nagekomen verplichtingen.) In verband daarmee is het bedrag van f 11,9 miljoen teruggeboekt.
23 Bij artikel 03.15.01 (Huisvesting Gehandicapten) vroegen de leden van de V.V.D.-fractie of nader kon worden ingegaan op de geïndiceerde overschrijding ten opzichte van de begroting, met name bij de jaarlijkse bijdragen. Wat is het structurele element in deze overschrijding? Bij de mutaties opgenomen in de Najaarsnota 1990 is bewust afgezien van het opnemen van verplichtingencijfers, daar deze op dit moment onvoldoende betrouwbaar zijn. Een analyse van deze cijfers is op dit moment derhalve prematuur. Wanneer in het verplichtingenbestand de onzekerheden rond het verplichtingenniveau in voldoende mate zijn weggenomen, kan nader worden ingegaan op de aard en het eventuele structurele karakter van de geïndiceerde overschrijding.
24 Zie nr. 15 25 Waarom is de verlaging van f26 mln. niet tevens aangebracht bij de verplichtingen? Blijft anders de verlaging niet beperkt tot een kasver– schuiving? De verlaging van 26 mln. is, zoals opgemerkt in de artikelsgewijze toelichting op de 3de suppletoire wet, aangebracht teneinde de kaspro– blemen op de totaie Volkshuisvestingsbegroting op te lossen. Daarbij is opgemerkt dat indien de verwachte uitgaven bij andere artikelen achter– blijven dan wel de verwachte ontvangsten hoger uit zullen komen de alsdan ontstane kasruimte zal worden aangewend om deze verlaging (deels) teniet te doen. Een verlaging van de verplichtingen op voorhand is dan niet opportuun.
26 Artikel 03.03 Restituties Woningbouw onderdeel 01. Restituties objectsubsidies Betreft de 30 mln. verlaging een vertraging in de terugontvangsten of een daadwerkelijke teruggang? Wat zijn hiervan de oorzaken? De verlaging ad 30 mln. betreft een daadwerkelijke teruggang. Resti– tuties objectsubsidies zijn voornamelijk het gevolg van de definitieve vaststelling van bijdragen. Vooruitlopend daarop kunnen - afhankelijk van de regeling - voorlopige bijdragen c.q. voorschotten worden verstrekt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
Naarmate deze voorlopige bijdragen c.q. voorschotten beter sporen met de definitieve bijdragen, neemt de omvang van de terugvorderingen af.
27 Is het juist dat de compensatie voor de tegenvallende ontvangsten WABM-heffingen alleen gevonden kan worden in de zogenaamde directe uitgaven van het milieubeleid? Voldoen de in het wetsvoorstel opgenomen compensaties aan deze voorwaarden? In geval van tegenvallende ontvangsten moet in de eerste plaats gezorgd worden voor compensatie, zodat de regeringsdoelstellingen omtrent de omvang van het financieringstekort van de overheid niet in gevaar komen. Deze compensatie kan geboden worden door meevallers elders op de ontvangstenbegroting, of door in de uitgavenbegroting van het lopende jaar te bezuinigen. Bij de tegenvallende WABM-ontvangsten is voor deze laatste compensatiemogelijkheid gekozen. Het zal duidelijk zijn dat het aanbrengen van een dergelijke compen– satie op een relatief laat tijdstip in het jaar niet zonder meer mogelijk is, zeker gelet op de omvang. Hoewel het aanbrengen van compensatie op de directe uitgaven (die bekostigd worden uit de WAMB-heffingen) de voorkeur verdient, is dit niet zonder meer noodzakelijk. In het onderhavige wetsontwerp is de compensatie grotendeels geleverd door uit de WABM-heffing betaalde posten (met name 05.03.02, 05.03.03, 05.03.11 en 05.09.04). Alleen de compensatie uit 05.09.06 (ad f 14,4 mln.) betreft niet uit de WABM-heffing bekostigde uitgaven. Overigens moet worden opgemerkt dat juist de feitelijke onmoge– hjkheid om bij de begrotingsuitvoering een precies verband tussen WABM-heffingen en directie uitgaven te handhaven reden is geweest om een wetsvoorstel tot wijziging van het hoofdstuk Financiële bepalingen van de WABM in te dienen.
28 Hoe wordt artikelonderdeel 05.03.11 Internationaal milieubeleid bekostigd? Dit artikelonderdeel is in het kader van het NMP toegevoegd aan de VROM-begroting als onderdeel van actie A219. Deze actie is deels uit de WABM-heffingen en deels uit een herschikking binnen de rijksbegroting bekostigd (vgl. NMP, TK 1988-1989, 21 137, nrs. 1-2, p. 235). Voor de uitgaven Internationaal milieubeleid geldt dat f 1 mln. uit de herschikking bekostigd wordt (dit deel was dan ook al in de ontwerpbe– groting-1990 opgenomen), waaronder de detacheringskosten, en dat f 5 mln. uit de WABM-heffingen bekostigd wordt (dit deel is bij Nota van Wijziging op de begroting-1990 toegevoegd).
29 Kan worden aangegeven hoe de verschuivingen van de artikelonder– delen 05.04.02, 05.06.04 en 05.06.05; de verschuiving van artikelon– derdeel 05.06.05 naar artikelonderdeel 05.03.09 en over de verschui– vingen binnen het artikel 05.03 hebben plaatsgevonden? Wat betreft de interne verschuivingen van de artikelonderdelen 05.04.02 Stoffen en risicobeheersing/Overige uitgaven, 05.06.04 Afval– stoffen/Overige uitgaven en 05.06.05 Afvalstoffen/Preventie en herge– bruik geldt dat dit wel uitgaven zijn, bekostigd uit de WABM-heffingen. Overheveling naar het artikelonderdeel 05.02.01 Materieel/Algemene uitgaven c.q. artikelonderdeel 05.03.09 Algemeen milieubeheer/Overige uitgaven (coördinatie DGM) betekent inderdaad dat in 1990 in totaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
10
voor f 2,275 mln. teveel aan indirecte uitgaven wordt gedaan, oftewel dat de tarieven van de WABM-heffingen voor dit bedrag verlaagd zouden moeten worden. Zoals hierboven al is opgemerkt is het praktisch gesproken niet mogelijk om de aansluiting tussen feitelijke directe uitgaven en feitelijke WABM-heffingontvangsten gedurende het jaar precies kloppend te houden. De verschuiving van en naar artikelonderdeel 05.03.03 kunnen als volgt nader worden toegelicht. Dit artikelonderdeel bestaat uit drie uitgavenposten, namelijk: - BMI-regeling - Grootschalige demonstratieprojecten - Mestverwerking/afgewerkte olie. De verschuiving van f 2 mln. uit 05.03.03 vloeit voort uit een vertraging in de projectuitvoering bij de grootschalige demonstratiepro– jecten. De overheveling vanuit artikel 05.09 ad f4,6 mln. is een gevolg van een groter aantal aanvragen voor een BMI-uitkering (m.n. voor schone vrachtauto's) dan geraamd. In 1991 loopt deze regeling ten einde, hetgeen tot extra aanvragen heeft geleid. Deze wijzigingen zijn aangebracht zonder rekening te houden met de schottenproblematiek van de WABM. Aangezien echter beide uitgaven– posten (05.09.06 en 05.03.03) betrekking hebben op subsidiëring van schone vrachtauto's wordt het principe «de vervuiler betaalt» hierbij geen geweld aangedaan. De verschuiving van 05.06.04 Afvalstoffen/Overige uitgaven naar 05.07.02 Drinkwater, water, bodem/Bodemsanering van f 6,250 mln. is toegelicht in de tweede suppletoire begrotingswet-1990 TK 1990-1991, 21 826, nr. 3, pp. 1-3) en in de artikelsgewijze toelichting bij de ontwerpbegroting-1991 (p. 233).
30 Waarom is in het wetsvoorstel m.b.t. het hoofdstuk Financiële bepalingen van de WABM destijds de petrocokes opgenomen als brand– stofsoort? Op welke veronderstellingen is een raming van f 7 mln. aan ontvangsten in 1990 opgenomen en waarom is niet al in eerdere begro– tingsjaren aangegeven dat voor deze brandstof geen ontvangsten werden gerealiseerd? In het hoofdstuk Financiële bepalingen van de WABM zijn destijds de petrocokes als brandstofsoort opgenomen omdat op grond van de totale hoeveelheid die hiervan in Nederland wordt gebruikt (ca. 5 miljoen ton per jaar) kan worden aangenomen dat tenminste een deel hiervan (in 1990 geraamd op 0,5 miljoen ton) als brandstof wordt gebruikt. Indivi– duele gebruikers (met name raffinaderijen) blijken evenwel geen aangifte van petrocokes te doen, aangezien zij van mening zijn dat alle verbruikte hoeveelheden niet als brandstof maar als grondstof voor het fabricage– proces moeten worden beschouwd. Procedures en onderzoek zullen moeten uitwijzen in hoeverre dit standpunt juist is. Hoewel in voorgaande jaren evenmin ontvangsten op petrocokes zijn gerealiseerd, is dit feit niet apart gemeld, gezien de totale ontwikkeling van de ontvangsten op alle brandstoffen tezamen.
31 Wanneer is de tegenvaller in de WABM-ontvangsten ontdekt? Verder vroegen de leden van de P.v.d.A.-fractie naar de wettelijke bepalingen. Op welk tijdstip dienen, volgens de wettelijke bepalingen, de heffingen te worden voldaan? Hoe ziet het feitelijk betaalgedrag eruit en kan een overzicht van de feitelijke ontvangsten van maand op maand, gesplitst voor de tezamen met de accijnzen en de afzonderlijk op aangifte te innen heffingen worden gegeven?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
11
De analyse met betrekking tot de achterblijvende ontvangsten kon pas in september worden afgerond. Op dat moment was het reeds te laat om in de miljoenennota een wijziging op te nemen. De derde suppletoire wet is dan de eerstvolgende mogelijkheid om wijzigingen in het lopende begrotingsjaar te verwerken. Ook in vorige jaren traden er verschillen op tussen de raming van de WABM-heffingen en de feitelijke ontvangsten, veroorzaakt door latere inwerkingtreding van verhoogde tarieven of een ander verbruik van brandstoffen. Dergelijke afwijkingen bleven echter altijd binnen beperkte marges, Voor 1990 geldt echter dat de raming van de WABM-heffingen gestegen is van ca. f350 mln. (ontwerpbegroting-1990) tot ca f650 mln. Deze stijging is veroorzaakt door de invoering van de «COa-heffing» en door de in het NMP voorziene stijging van de prijs van huisbrandolie en gas te vervangen door een verhoging van de WABM-heffingen. Door deze sterke stijging treden eerder substantiële afwijking in absolute zin op, die minder snel door compensaties elders binnen de (ontvangsten)begroting kunnen worden opgevangen. Overigens heeft de besluitvorming op welke wijze compensatie gevonden zou moeten worden ook enige tijd in beslag genomen. Bij de heffing op brandstoffen die niet aan accijns onderhevig zijn geldt dat aangifte moet worden gedaan binnen een maand na het gebruik als brandstof of levering (na voorafgaande invoer). De inning van de WABM-heffing op minerale oliën is geheel gekoppeld aan de inning van de accijns op minerale oliën, welke zoals bekend door het ministerie van Financiën wordt uitgevoerd. Wat betreft het feitelijk betaalgedrag moet opgemerkt worden dat, voor wat betreft de ontvangsten op accijnsplichtige brandstoffen alleen een overzicht te geven is van de (maandelijkse) overboekingen van het ministerie van Financiën naar het ministerie van VROM. Dit zegt nog niets over het tijdvak waarop deze ontvangsten betrekking hebben gehad. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat de WABM-heffing tezamen met de accijns wordt geïnd. Cumulatief overzicht ontvangsten WABM-heffingen 1990 (gebaseerd op datum ontvangst– boeking bij VROM; bedragen x f 1 000) Stand per eind februan maart april mei
juni juli augustus september oktober november
Accijnsplichtige brandstoffen
Op aangifte (mcl restituties)
Totaal
0
0
0
35345 48378 76258 99 782 99782 170404 211 876 238 969 267 006
20573 19526 94591 113083 109275 1 68 908 197 778 198911 278076
55918 67804 170844 212865 209 057 339312 409 654 437 880 545 082
32 Is de genoemde bezuiniging met f 35,5 mln. op de uitgaven ook reeds vanwege onderuitputting onvermijdelijk? Zo nee, welke milieudoelstel– lingen in welke mate moeten worden getemporiseerd? Het totale DGM-uitgavenbudget, zoals dat voor de derde suppletore wet luidde, kon worden uitgeput. De ombuiging van f 35,5 mln. betrof derhalve een echte bezuiniging c.q. temporisering. Hierbij moet echter het volgende worden opgemerkt. De uitgaven voor de regeling Schone en stille vrachtwagens zouden in 1990 zeker beneden het beschikbare
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
12
budget gebleven zijn, evenals enkele andere posten (o.a. milieutechno– logie). Anderzijds zijn er uitgavencategorieën waarop zeker meer uitgaven gedaan konden worden dan het budget toeliet. Hierbij moet onder andere het artikel Bestrijding geluidhinder genoemd worden
33 Is het denkbaar om de tarieven van de WABM-heffing voor hetjaar 1991 alsnog te verhogen om op deze wijze een overdekking te creëren en de mogelijkheid te houden om in 1990 uitgaven te doen, resp. verplichtingen aan te gaan? Dit is zeker een mogelijkheid, welke ook bij de besluitvorming over de te nemen maatregelen is overwogen. Uiteindelijk is echter niet gekozen voor een dergelijke oplossing. De belangrijkste overweging mede in verband met de regels Budgetdiscipline hierbij was dat op deze wijze voor het begrotingsjaar-1990 een ongedekt tekort van f35,5 mln. zou resteren. Weliswaar zou voor 1991 een overschot gecreëerd worden, maar gelet op de totale uitgaven– en ontvangstenontwikkeling van de Rijksbegroting 1990 werd het niet wenselijk geacht een tekort in 1990 pas in een later begrotingsjaar op te vangen. Daarnaast speelde nog dat de WABM-heffingtarieven voor 1991, zeker na de beslissing om een deel van de financiering van het Structuurschema Verkeer en Vervoer in 1991 te dekken door een extra heffingverhoging in 1991 (f 122,9 mln., vgl. Nota van Wijziging op de VROM-begroting 1991), relatief erg hoog zouden worden. Overigens is het verplichtingenbudget niet aangepast, zodat in 1990 nog eveneens verplichtingen kunnen worden aangegaan. Dit betekent dat (er van uitgaande dat het verplichtingenbudget-1990 uitgeput wordt) in latere jaren een tegenvaller van f 35,5 mln. kan optreden. De f 14,4 mln. die op de Regeüng schone en stille vrachtauto's is omgebogen dient in verband met het convenant met de vervoersbranche in latere jaren weer ter beschikking te komen. Voor de overige f21,1 mln. geldt dat dit afhankelijk is gesteld van het feitelijk verloop van de uitgaven in 1991 en volgende jaren.
34 Geconstateerd kan worden datin totaal ca. f35 mln. intern wordt herschikt in het kader van de Miljoenennota en de Najaarsnota. Is dit het juiste bedrag en is daarmede tezamen met de bezuinigingen voor de tegenvallende ontvangsten voor tenminste 10% van de begroting afgeweken? Om het totaalbedrag aan interne herschikkingen te kunnen bepalen is onderstaand overzicht van de interne verschuivingen in het kader van de Voorjaarsnota opgesteld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
13
Overzicht interne verschuivingen Milieubeheer Voorjaarsnota (bedragen x f 1 000) NaarOB:
0302
0309
0310
0501
0701
0703
0704
0904
1002
1202
1204
1205
Van
05:
0301 0305 03.07 06.04 0702 09.01 0903 0906 10.01 1002 12.06
800
800 1 100
1 100 400
400 970
970
400
1 850
6400
8650 2 653 115
2 653 115 1 700 115
1 700 115
1 200
3 000
6 050
800
400
1 100
970
400
1850
6400
2768
1815
6050
4 200 6 050
1200
3000
Het totaalbedrag aan herschikkingen is nu als volgt te berekenen: - in het kader van de Voorjaarsnota 26 753 - in het kader van de Miljoenennota 20 976 - in het kader van de Najaarsnota 13 375 Totaal 61 104 In percentage van de begroting 1990: 8%
35 De P.v.d.A.-fractie vindt dat de begrotingscijfers voor de diverse NMP-acties zwak zijn onderbouwd. Zij achten het wenselijk de meerja– rencijfers aan een onderzoek te onderwerpen, zodat tot een gedegen onderbouwing en wellicht een structurele herschikking kan worden gekomen. Bij de behandeling van de VROM-begroting in de Tweede Kamer is dit punt eveneens aan de orde geweest. Het is duidelijk dat de raming voor de verschillende NMP-acties, zeker voor het eerste jaar van uitvoering, niet altijd even hard onderbouwd kon worden. In een aantal gevallen moest rekening gehouden worden met mogelijk optredende vertra– gingen. Voorbeelden hiervan zijn de Regeling schone en stille vrachtauto's en de concretisering van het afvalstoffenbeleid. Juist om deze redenen zijn in de tweede suppletoire wet, na uitvoerige discussie met de leden van de P.v.d.A.-fractie, de bedragen voor een aantal NMP-acties eenmalig verlaagd ten voordele van de post bodemsanering. Naarmate de invulling en concretisering van de NMP-acties vordert kan ook een hardere onderbouwing van de benodigde bedragen worden gegeven. In dit verband wijs ik er op dat de ontwerpbegroting-1991 al voor een groter aantal posten prestatiegegevens bevat. Voor zover in de komende periode wijzigingen optreden in de geraamde bedragen zal dit naar verwachting voornamelijk betrekking hebben op de inschatting van het tempo van de uitgaven, bij een gegeven verplichtingenbudget. In een aantal gevallen bestaat de indruk dat aangegane verplichtingen later tot betaling komen dan is geraamd bij de opstelling van het NMP/NMP-plus. Anderzijds zijn er een aantal posten binnen de milieubegroting die op middellange termijn een negatieve kasproblematiek kennen (d.w.z. in het verleden aangegane verplichtingen zullen sneller tot betaling komen dan geraamd). Op dit moment wordt binnen het departement een begrotingsanalyse uitge– voerd waarbij deze punten aan de orde komen. De resultaten daarvan zullen worden meegenomen bij de voorbereiding van de begroting-1992 resp. de Voorjaarsnota-1991. Voorafgaande hieraan bestaat bij mij geen behoefte aan een verdergaand onderzoek.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
14
36
Waarom spoort het totaaloverzicht van de geleverde compensatie in verband met de tegenvallende ontvangsten WABM-heffingen niet met de verdere artikelsgewijze toelichting bij de artikelen Algemeen milieu– beheer, Afvalstoffen en Bestrijding luchtverontreiniging? Dit verschil wordt veroorzaakt doordat in de artikelsgewijze toelichting naast de compensatie voor de tegenvallende milieuheffingen ook interne herschikkingen zijn opgenomen.
37 Kan een samenvattend overzicht van de compensaties en overboe– kingen in de meerjarencijfers vanaf 1991, die samenhangen met de thans voorgestelde herschikkingen– 1990, worden gegeven. 1. Als gevolg van het Nationaal Onderzoeksprogramma Hergebruik is er als volgt zowel een uitgaven– als verplichtingenbudget overgeheveld naar artikelonderdeel 05.06.01 (bedragen x f 1 000): Uitgaven
Verplichtingen
05.09.01 05.0601
1990
1991
1990
1991
- 400 + 400
0 0
0 0
- 400 + 400
2. De afboeking op artikelonderdeel 05.09.06 als gevolg van de tegen– vallende ontvangsten milieuheffingen heeft gevolgen voor de uitgavenra– mingen in latere jaren. Uitsluitsel over de jaren c.q. het jaar waarin de uitgaven ad f 14,4 mln. zullen plaatsvinden kan niet eerder dan in de Voorjaarsnota 1991 gegeven worden. 3. De overboeking van verplichtingenbudget ad f 1,395 van artikelon– derdeel 05.12.04 naar 05.12.05 als gevolg van de eindrapportage van het project Cumulatie van bronnen en integrale milieuzonering heeft de volgende budgettaire gevolgen: Verplichtingen
05.12.04 05.1205
Uitgaven
1990
1991
1990
- 1 395 + 1 395
0 0
0 0
1991 - 1 395 + 1 395
4. De kasruil van artikelonderdeel 05.12.05 met artikelonderdeel 05.12.04 ad f 1 mln. zal in 1992 gevolgen hebben voor de uitgavenbud– getten van deze artikelonderdelen: Uitgaven
05.12.04 05 12.05
1990
1991
+ 1 000 - 1 000
0 0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
1992
- 1 000 + 1 000
15
38 Kan een overzicht per artikelonderdeel worden gegeven van de bedragen die bij de eerste Nota van Wijziging zijn bijgeboekt, met daarnaast gesteld de totale bedragen die bij de diverse suppletoire begrotingen zijn bij– of afgeboekt? Overzicht van mutaties op toevoegingen bij eerste Nota van Wijziging; (bedragen x f 1 000) Artikelonderdeel
1e nota v.wijz.
050301 05.03.05 05.0306 05.03.08 05.0310 05.03.11
5000 3000 5000 5000 2000 5000
0504.01 050402
1 800 2200
05.06.04 05.06.05
6000 13000
05.07.02
1 000
05.09.01 05.0904 05.09.06
6000 16000 55000
05 12.0T 05.12.02* 05.12.03' 05.12.04' 05.12.06'
4500 62736 17350 1 000 7350
2e nota vwijz -2200 - 900 -2000
-1 000
lesuppl. wet
2e suppl wet
3e suppl. wet
- 800 - 1 100
600
4784 - 4600 - 1 246
1 100
- 1 000
450
- 1 720
-6250
- 6637 - 3000
12500
- 1 1 600
6 250
-2000
- 2653 2768 - 4500
- 500 - 6300 -18000
850
- 250 2000
1 200 - 6050
1 000 60
" De mutaties in de eerste Nota van wijziging op het artikel 05 12 hebben voornamelijk betrekking op het instellen van het nieuwe artikel Geluid en omgevingskwaliteit, ter vervanging van het oude artikel 05.08 Bestrijding geluidhinder.
Voor alle duidelijkheid moet worden opgemerkt dat op een artikelon– derdeel doorgaans meerdere uitgavenposten zijn opgenomen. De mutatie na de eerste Nota van wijziging behoeft dan ook niet altijd op dezelfde uitgavenpost betrekking te hebben als de verhoging bij eerste Nota van wijziging.
39 Bestaat er nu redelijke zekerheid dat de slotwet conform de derde suppletoire begroting zal zijn. Zo niet, bij welke artikelonderdelen zal verdere aanpassing bij de Slotwet nodig zijn? Op de derde suppletoire begroting wordt binnenkort een Nota van wijziging ingediend, die nog enkele verdere beleidsmatige aanpassingen bevat. Kortheidshalve wil ik daarnaar verwijzen. De Slotwet zal, naar het zich nu laat aanzien, nog wel een aantal verschuivingen tussen artikelonderdelen omvatten, als gevolg van de begrotingsuitvoering in de laatste maand van 1990. Verder moet rekening gehouden worden met een geringe overschrijding van het verplichtingenbudget op de artikelen 05.07 Drinkwater, water, bodem en 05.09 Bestrijding luchtverontreiniging.
40 Kan een kwantitatieve specificatie van de totale mutatie op artikel 05.02 naar afzonderlijke oorzaak worden gegeven? De totale mutatie bij artikel 05.02 kan als volgt worden gespecificeerd naar afzonderlijke oorzaak:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
16
A Artikelonderdeel 05.02.01 - Overboeking van 05.03 11: detacheringskosten (OESO) –– Overboeking van 05.12.06: kosten externe deskundigen - Overboeking naar het ministerie van Buitenlandse Zaken: kosten ter ondersteuning van technische attaché's - Overboeking van 05.03 11: kosten buitenlandse dienstreizen - Overboeking naar de Rijksgebouwendienst: verbouwingskosten - Overboeking van 05.04.02: kosten buitenlandse dienstreizen - Overboeking van 05 06.05: apparaatskosten externe deskundigen - Overboeking van 05.06.04: koslen SBB-EERSt - Overboeking van 01.04: werkgelegenheidsgelden - Overboeking van 01.02.01: nieuwe model betalingsverkeer Totale mutatie 3e suppletore wet 1990 op 05.02 01
(bedragen x f10000) + 125 + 60 -
40 + 100 — 811 + 75 + 900 +1 300 + 100 +36
+1 845
B. Artikelonderdeel 05.02.02 - Overboeking van 05.06.04: specifieke automatiseringskosten - Compensatie uit ontvangstenartikel 05.03: project PC-privè Totale mutatie 3e suppletore wet 1990 op 05.02.02
+ 787 + 90 + 877
C. Totaal artikel 05.02 Totale mutatie 3e suppletore wet 1990 op artikel 05.02
+2 722
41
Is het zo dat voor de stimuleringsregeling Milieutechnologie jaarlijks een vast bedrag ter beschikking wordt gesteld en hoe hoog was dit bedrag in 1990. Hoe verhoudt zich deze aankondiging met een bezui– niging van zo'n grote omvang, op een zo laat tijdstip. Welke gevolgen heeft het vertragen van de kasuitgaven 1990 voor het in 1991 vrij te besteden budget? Inderdaad wordt ieder jaar het voor de regeling Milieutechnologie beschikbare bedrag gepubliceerd. Voor 1990 was de interdeparte– mentale bijdrage aan deze regeling f 11,7 mln. De aankondiging van het budget is bedoeld om het bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen te attenderen op deze regeling. De NOVEM (de instantie die deze regeling uitvoert) heeft aangegeven dat projectvertraging de hoofdoorzaak is van de onderuitputting op uitgavenbasis. Het verplichtingenbudget is echter niet gewijzigd, zodat geen sprake is van een bezuiniging. De compen– satie op het uitgavenbudget betekent echter wel dat voor de begroting-1991 en latere jaren op deze post een tegenvaller op de uitgaven kan optreden. Het weer beschikbaar stellen van de nu omgebogen bedragen is afhankelijk gesteld van het feitelijke verloop van de uitgaven in 1991.
42 Ten aanzien van de BMI-regeling willen de leden graag antwoord op de volgende vragen: - is het niet zo dat voor de BMI-regeling een vast bedrag ter beschikking is gesteld en aanvragen volgens de regeling worden afgewezen indien dat bedrag wordt overschreden? - waarom dan toch 4,6 mln. toegevoegd? - tot en met welk tijdstip worden ingediende vragen nog in behan– deling genomen? - hoeveel is er nu over de gehele looptijd van de BMI-regeling ingezet? Inderdaad kan een dreigende overschrijding van het budget een reden zijn om aanvragen voor deze regeling af te wijzen. Voor de BMI-regeling
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
17
is over de verschillende begrotingsjaren in totaal f 24,75 mln. uitge– trokken, verdeeld over drie categorieën: a. Stille vrachtauto's: f 6,75 mln. b. Gasmotoren: f 3 mln. c. Mestverwerking/afgewerkte olie: f15 mln. Tot nu toe is geen sprake geweest van een budgetoverschrijding per onderdeel. Toevoeging van f4,6 mln. in 1990 is een gevolg van de extra aanvragen die dit jaar bij de dienst Investeringsrekening (DIR) zijn ingediend. Het tijdstip waarop aanvragen nog door de DIR werden behandeld ligt per categorie als volgt: a. Stille vrachtauto's: 07-06-1990 b. Gasmotoren: 15-08-1990 c. Mest/afgewerkte olie: 20-02-1990 De DIR heeft gedurende de gehele looptijd van de BMI-regeling ca. f 20 mln. uitgekeerd. Dit betekent dat de vertraging in uitkeringen in de afgelopen jaren dit jaar in belangrijke mate is ingelopen.
43 Kan een overzicht worden gegeven van de totale inzet voor de Bijdra– geregeling Gemeentelijke Milieutaken (hoeveel gemeenten, verdeling naar grootte en regio, bedragen). In hoeverre vloeien de achtereenvol– gende verhogingen voort uit een groter aantal aanvragen, danwel een groter bedrag per toezegging? Welke consequenties moeten daaruit voor het budget van 1991 en latere jaren worden getrokken? Bij deze antwoorden is een bijlage gevoegd met het gevraagde overzicht. De achtereenvolgende verhogingen vloeien voort uit een groter aantal aanvragen van gemeenten dan in de regeling was voorzien. Het corres– ponderende inwoneraantal bedraagt voor 1990 ca. 11,5 mln., verdeeld over 462 gemeenten. Dat is ca. 2,7 miljoen inwoners meer dan het aantal waarmee in beginsel rekening werd gehouden. Hoewel in de regeling een stijging is voorzien van gemeenten die bereid zijn om de uitvoering van milieutaken op een hoger niveau te brengen, zullen in 1991 en volgende jaren, gelet op de begrotingsmiddelen, op voorhand niet alle aanvragen van gemeenten kunnen worden gehonoreerd.
44 Voor welke externen wordt 1 mln. van het artikelonderdeel 05.03.10 Milieuzorgsystemen onttrokken en wat waren de verrichtingen van die externen? Het betreft externe deskundigen die vooruitlopend op de uitbreiding van de vaste formatie van DGM reguliere taken uitvoeren.
45 Welk bedrag is tot op heden besteed op artikelonderdeel 05.09.06 (stimulering schone en stille vrachtauto's en bussen), wat zullen naar verwachting de uitgaven ultimo het jaar zijn en ten laste van welke artikelen komt in de komende jaren het bedrag van f 14,4 mln. waarmee het artikelonderdeel thans is verlaagd? Hoe zit het met het bedrag dat naar de V&W-begroting is overgeboekt in verband met SBG-compen– satie (f 35 mln.). Ten laste van artikelonderdeel 05.09.06 zijn per eind november feite– lijke uitgaven verricht ten bedrage van f 15,8 mln. Ten aanzien van het verwachte uitgavenniveau wordt verwezen naar de Nota van Wijziging op
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
18
de 3e Suppletore Wet, waarbij dit artikelonderdeel wordt verlaagd naar f 17,5 mln. In lijn met het convenant dat met de vervoerbranche is afgesloten zal de totale verlaging (14,4 + 15 = 29,4 mln.) die op dit artikelonderdeel in 1990 is aangebracht in de volgende jaren weer ter beschikking dienen te komen. Bij de begrotingsvoorbereiding 1992 zal worden bezien hoe hier binnen de VROM-begroting uitwerking aan kan worden gegeven. Het bedrag van f 3 5 mln. dat eind 1989 is opgenomen op de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, zal aldaar beschikbaar blijven voor compensatie in het kader van het Strassenbenutzungsgebühr (mocht dit alsnog worden ingevoerd), danwel voor een andere besteding binnen het met de wegvervoerders gesloten milieuconvenant, waarbij de voorkeur uitgaat naar de stimulering van de schone en stille motor.
46 Kan bij artikel 06.05 (huren en andere vergoedingen) bij onderdeel 01 (huren) nader worden ingegaan op het karakter van de uitgaven ter hoogte van f 6,4 mln. voor het project HABO? Het artikelonderdeel 06.07.02 (Grote Exploitatievoorzieningen) fungeert wat de uitgaven in het kader van de herstructurering van de Belastingdienst (HABO) betreft mede als reserveringsartikel voor de destijds ter beschikking gestelde gelden. De keuze voor dit artikelon– derdeel is ingegeven door het feit dat het merendeel van de uitgaven voor HABO in de sfeer van de exploitatievoorzieningen ligt. Het bedrag van f 6,4 mln. betreft evenwel huurbetalingen in het kader van HABO. Dit bedrag is afkomstig van het artikelonderdeel Grote Exploi– tatievoorzieningen om een juiste artikelbelasting te verkrijgen voor deze huurbetalingen.
47 Wat wordt in de toelichting op artikelonderdeel 06.05.02 (lease– projecten) bedoeld met programma-technische verschuivingen? Op het artikelonderdeel 06.05.02 (lease-projecten) worden de uitgaven verantwoord die worden gedaan in het kader van de ABP-leasecontracten. Alle andere alternatieve financieringscontracten vallen onder het artikelonderdeel 06.05.03 (overige alternatieve finan– ciering). De «programma-technische verschuivingen» zijn veroorzaakt doordat de financiering van enkele projecten, anders dan oorspronkelijk voorzien, onder de ABP-leasecontracten is gebracht. F 2,069 mln. is gedekt door overboeking uit het artikelonderdeel «overige alternatieve financiering»; het restant - f 0,257 mln. - is gevonden door een overboeking uit artikel– onderdeel 06.05.01 (huren).
48 Waar is compensatie gevonden voor artikel 06.06 (onderhoud en exploitatie), onderdeel O1., voor het programma Achterstallig Onderhoud? De bedoelde dekking voor het programma Achterstallig Onderhoud (f24 mln.) is in 1990 geleverd door de opbrengst (via de Dienst der Domeinen) van onroerend goed dat geen functie meer heeft voor de rijkshuisvesting. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.G.M. Alders
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
19
BIJLAGE 1
Overzicht ingediende aanvragen BUGM per 10 december 1990 (Sortering op Wgr-regio, inwonertal) Naam gemeente
Aantal inwoners
"Wgr nr. 1 beerta bellingwedde oosterbroek pekela scheemda vlagtwedde winschoten veendam stadskanaal
7480 9411 11 900 12968 13398 16427 19681 20004 33000
"Subtotaal"
144269
"Wgr nr. 2 ten boer bedum loppersum ulrum appingedam winsum hefshuizen delfzijl
6746 10079 11 234 11 300 12487 13 100 16300 31 954
"Subtotaal"
113200
"Wgr nr. 3 marum grootegast slochteren aduard leek haren hoogezand-sappemeer groningen
8601 11 250 14000 17500 17740 18228 34800 168000
"Subtotaal"
290119
"Wgr nr. 4 schiermonnikoog vlieland ameland terschelling ferwerderadeel leeuwarderadeel het bildt kollumerland menaldumadeel harlingen boarnsterhim dantumadeel franekeradeel dongeradeel leeuwarden
"Subtotaal"
927
1 090 3148 4610 9185 9300 10050 12437 13380 15727 17780 19210 20931 24430 85275 247 480
"Wgr nr. 5 skarsterlan
24000
"Subtotaal"
24000
"Wgr nr. 6 weststellingwerf ooststellingwerf opsterland achtkarspelen tytsjerksteradiel heerenveen smallingerland
24500 25000 26500 27500 30082 37831 50200
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
20
Naam gemeente "Subtotaal" "Wgr nr. 7 gasselte peize gieten rolde norg anloo westerbork smilde vries eelde zuidlaren beilen roden assen
"Subtotaal" "Wgr nr. 8 zweeloo oosterhesseien dalen schoonebeek sleen odoorn borger coevorden emmen
"Subtotaal"" "Wgr nr 9 nijeveen ruinerwold diever vledder dwingeloo de wijk havelte rumen zuidwolde meppel hoogeveen
Aantal inwoners
221 613 4222 4951 5918 6030 6595 7369 7650 9212 9672 10392 10833 14125 18450 49392 164811 2754 4898 5499 7685 8584 12206 12581 14337 92303
1 60 847 2869 3481 3547 3600 3747 4876 5864 6878 9500 23754 45765
"Subtotaal"
113881
"Wgr nr. 1 1 diepenveen lochem
10260 18295
""Subtotaal"
28555
"Wgr nr. 1 2 den ham tubbergen vriezenveen wierden rijssen hellendoorn almelo
14600 18619 18711 22329 23700 34528 62045
"Subtotaal"
194532
"Wgrnr. 13 diepenheim ambt delden markelo stad delden weerselo goor borne
2665 5629 6985 7530 8676 11 850 21 400
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
21
Naam gemeente hengelo
Aantal inwoners 76200
""Subtotaal"
140935
"Wgr nr. 14 ootmarsum denekamp losser haaksbergen oldenzaal enschede
4245 12206 22526 22854 29680 146032
""Subtotaal"
237 543
"Wgr nr. 15 hummelo en keppel steenderen wehl ruurlo dinxperlo hengelo (gld) groenlo borculo zelhem eibergen bergh lichtenvoorde aalten wisch gendringen winterswijk doetinchem
4400 4612 6455 7400 8 172 8275 8900 10057 11 220 16280 17510 17965 18202 19941 20100 28000 41 500
"Subtotaal"
248 989
"Wgr nr. 16 rozendaal dodewaard angerlo gendt heteren rijnwaarden doesburg valburg duiven westervoort huissen bemmel didam elst zevenaar renkum rheden arnhem
1 259 4031 4391 6950 8480 10265 10518 12500 14761 15 159 15500 15800 16207 17807 26953 33841 46081 1 30 000
"Subtotaal""
390 503
"Wgr nr 17 millmgen a/d rijn mook en middelaar heumen druten gennep west maas en waal groesbeek beuningen wijchen nijmegen
5 287 7200 13 576 14816 16300 16781 18220 21 616 34282 145405
"Subtotaal"
293 483
"Wgr nr. 20 heerde
18 125
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
22
Naam gemeente
Aantal inwoners
apeldoorn
20782 23678 33780 147900
"Subtotaal""
244 265
*"Wgr nr 21 elburg putten oldebroek nunspeet ermelo harderwijk
20663 20869 21 488 24853 25442 35225
"Subtotaar"
148 540
"Wgr nr. 22 zeewolde almere
6990 71 844
"Subtolaal"
78834
"Wgr nr 23 eemnes woudenberg bunschoten baarn leusden soest amersfoort
7511 9855 18436 24830 27200 41 603 99330
"Subtotaal"
228 765
brummen voorst epe
"Wgr nr. 24 langbroek cothen renswoude maarn amerongen leersum doorn bunnik wijk bij duurstede rhenen driebergen-rijsenburg de bilt zeisl
2050 2421 3675 5622 6614 6709 10420 13838 15401 16490 18426 31 744 59524
"Subtotaal"
192934
"Wgr nr. 25 oudewater montfoort lopik vleuten de meern ijsselstein houten nieuwegem utrecht
9500 12425 12435 15362 19515 23644 56719 230 000
""Subtotaal""
379 600
"Wgr nr. 26 nederhorst den berg muiden loosdrecht graveland 's– blaricum laren naarden weesp bussum huizen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
5100 6773 8415 9 181 10775 11 643 16211 18362 31 992 41 823
23
Naam gemeente hilversum
Aantal inwoners
85 150
"Subtotaal"
245425
"Wgr nr. 27 katwoude marken broek in waterland ilpendam zeevang oostzaan beemster landsmeer monnickendam ouder amstel diemen aalsmeer uithoorn edatn-volendam purmerend atnstelveen haarlemmermeer zaanstad amsterdam
2018 2730 3124 5738 7300 7647 9301 10039 11 789 18083 21 954 22205 24765 58716 70006 93427 129650 695 606
""Subtotaal" "Wgr nr. 29 wieringen niedorp zijpe wieringermeer anna paulowna texel harenkarspel schagen den helder
233
1 194331 8068 10058 11 100 11 597 12462 12700 13250 16759 62094
"Subtotaal"
158088
"Wgr nr. 30 alkmaar
88571
"Subtotaal"
88571
"Wgrnr. 31 uitgeest castricum heemskerk beverwijk velsen
9700 22478 33362 35000 58524
"Subtotaal"
159064
"Wgr nr. 32 haarlemmerliede bennebroek zandvoort bloemendaal heemstede haarlem
5031 5617 15428 17412 26297 149331
"Subtotaal"
219 116
"Wgr nr. 33 valkenburg zh warmond voorhout rijnsburg sassenheim noordwijkerhout hillegom lisse noordwijk
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
3240 5 115 9621 13500 14249 15069 20001 20826 24951
24
Naam gemeente katwijk "Subtotaal"* "Wgr nr 34 rijnsaterwoude zevenhoven nieuwveen koudekerk a/d rijn leimuiden woubrugge ter aar nieuwkoop hazerswoude alphen a/d rijn
Aantal inwoners 39441 166013
1 324 2870 3640 4468 4722 5 119 9089 10750 11 450 61 066
""SubtotaaP"
114498
"Wgr nr. 35 zoeterwoude alkemade oegstgeest voorschoten leiderdorp leiden
8372 13745 18 167 22269 22500 109254
"Subtotaal"
1 94 307
"Wgr nr. 36 zoetermeer gravenhage 's–
92524 443795
"Subtotaal""
536319
"Wgr nr. 37 maasland bergschenhoek schipluiden lier de wateringen berkei en rodennjs pijnacker gravezande 's– monster naaldwijk delft
6196 7658 8249 10 163 15295 15690 16768 18453 19 194 27683 88095
"Subtotaal"
233444
"Wgr nr. 38 moerkapelle benthuizen zevenhuizen moordrecht ouderkerk bleiswijk bergambacht vlist schoonhoven reeuwijk boskoop nederlek bodegraven waddinxveen gouda
3281 3653 6424 6964 8 122 8980 9 147 9503 11 231 12563 14526 14600 18 101 24652 63246
"Subtotaal"
214993
"Wgr nr. 39 liesveld zederik giessenlanden hardinxveld-giessendam leerdam
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
9 147 13061 14283 16715 19 187
25
Naam gemeente gorinchem
Aantal inwoners
28 150
"Subtotaal""
100543
"Wgr nr 40 heerjansdam nieuw lekkerland graafstroom alblasserdam hendrik-ido-ambacht sliedrecht papendrecht zwijndrecht dordrecht
3303 8594 9 140 17390 19073 22866 27052 41 884 108459
"Subtotaal""
257 761
"Wgr nr 41 albrandswaard barendrecht krimpen a/d ijssel ridderkerk schiedam vlaardingen rotterdam
13800 20000 27638 46000 69480 74480 577 612
"Subtotaal"
829010
"Wgr nr. 42 bernisse rozenburg brielle spijkenisse
12300 14000 14973 63600
"Subtotaal"
104873
"Wgr nr. 43 gravendeel 's– strijen korendijk cromstrijen binnenmaas oud-beijerland
8422 8604 9897 11 850 18611 20386
""Subtotaal"
77 770
"Wgr nr. 45 kapelle
10289
"Subtotaal"
10289
"Wgr nr. 46 middelburg vlissingen
39000 44022
""Subtotaal"
83022
"Wgr nr. 47 lerneuzen
34948
"Subtotaal""
34948
"Wgr nr. 48 huijbergen nieuw vossemeer standdaarbuiten willemstad putte ossendrecht dinteloord en prinsenland fijnaart en heijningen oud en nieuw gastel hoeven wouw woensdrecht
2006 2208 2815 3372 3674 4914 5507 6 163 7930 8 175 8481 10 100
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
26
Naam gemeente oudenbosch halsteren steenbergen rucphen bergen op zoom roosendaal en nispen
Aantal inwoners 12575 12638 13935 21 085 46877 60204
"Subtotaal"
232 659
"Wgr nr. 49 chaam teteringen rijsbergen baarle nassau hooge en lage zwaluwe dussen klundert geertruidenberg terheijden prinsenbeek aalburg nieuw ginneken made en drimmelen raamsdonk woudrichem zundert zevenbergen werkendam etten leur oosterhout breda
3612 5482 5620 5874 5980 6091 6550 6641 8635 10 151 10699 11 721 12040 13058 13448 13498 15529 18300 32304 48 157 122821
"Subtotaal""
376211
"*Wgr nr. 50 gravenmoer 's– hooge en lage mierde diessen waspik oost– west– en middelbeers heusden moergestel alphen en riel udenhout sprang capelle hilvarenbeek berkel enschot drunen oisterwijk goirle dongen loon op zand gilze en rijen waalwijk tilburg
2 147 3881 3980 4825 5000 5768 5777 6 106 9050 9 521 9660 10440 18000 18 172 18852 21 129 21 589 22818 28557 1 54 000
"Subtotaal"
379272
"Wgr nr. 51 esch hedel liempde den dungen ammerzoden helvoirt haaren (n.b.) maasdriel berlicum michielsgestel st vlijmen schijndel vught
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
1 903 3944 4231 4242 4256 4590 5265 8 669 8 746 12000 15507 21 503 23884
27
Naam gemeente boxtel rosmalen hertogenbosch 's– "Subtotaal"" "Wgr nr. 52 oeffelt haps beers wanroij oploo, st. anthonis, ledeacker vierlingsbeek mill en st. hubert boxmeer cuijk oss
Aantal inwoners
25 131 27 140 90001 261 012
2250 2705 3 131 5040 7 118 7966 10417 14495 17 112 51 595
"Subtotaal"
121 829
"Wgr nr. 53 westerhoven riethoven luyksgestel leende vessem c.a. reusel hoogeloon c.a. maarheze heeze bladel en netersel bergeyk oirschot eersel budel son en breugel waalre nuenen, gerwen en nederwetten best geldrop valkenswaard veldhoven eindhoven
1 770 2260 2800 4042 4982 7813 8258 8850 9298 9969 10126 11 169 12328 12520 14500 15169 21 000 21 475 26000 30000 39035 190809
"Subtotaal"
464173
"Wgr nr. 54 aarle rixtel lieshout milheeze beek en donk mierlo asten someren gemert deurne helmond
5780 6022 7590 9280 10042 15077 17 140 18700 29515 68 187
"Subtotaal"
187333
"Wgr nr. 56 ohe en laak stevensweert beegden wessem baexem vlodorp thorn grathem neer herten horn linne
1 567 - ? 769 2150 2445 2531 2686 2895 3388 3486 3824 3835
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
850
28
Naam gemeente heel en panheel roggel stramproy hunsel heythuysen haelen melick en herkenbosch maasbracht swalmen posterholt/montf /st. odil. nederweert echt roermond weert "Subtotaal"
Aantal inwoners 4321
4450 4929 5400 5867 5959 7535 8 133 8454 10927 15081 16927 38486 40200 208 095
"Wgr nr. 57
susteren born schinnen beek (I.) stein geleen sittard "Subtotaal" "Wgr nr. 58 onderbanken simpelveld voerendaal nuth brunssum landgraaf kerkrade heerlen
"Subtotaal"
12995 13892 14000 16470 26575 33756 45300 162988
8100 11 879 13200 16880 29804 40131 53127 94146 267 267
"Wgr nr. 59
gulpen wittem vaals eijsden margraten valkenburg aan de geul meersen maastricht
7740 10639 11 074 13323 17 676 20462 1 1 6 406
"Subtotaal"
204581
"Totaal"""
Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 926, nr. 5
7261
12 175503
29