Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
19 582
Het toeristisch en recreatief onderwijs
Nr. 1
B R I E F V A N DE S T A A T S S E C R E T A R I S V A N O N D E R W I J S EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 26 juni 1986 Overeenkomstig de toezegging van de Staatssecretaris van Economische Zaken, de heer P. H. van Zeil, en m i j , zend ik u hierbij mede namens hem en de Minister van Landbouw en Visserij mijn brief met betrekking tot de ontwikkeling van het toeristisch en recreatief onderwijs. De Staatssecretaris van Onderwijs en W e t e n s c h a p p e n , N. J . Ginjaar-Maas
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 19 5 8 2 , nr. 1
1
1 . Inleiding De economische betekenis van de sector toerisme, waaronder de horeca, en de recreatie is de laatste decennia sterk toegenomen (zie bijlage 1). De overheid speelt daarbij een stimulerende rol. Maatregelen worden genomen in het kader van de achtereenvolgende nota's «Toeristisch Beleid» (Ministerie van Economische Zaken, 1979 en 1984) en de nota «Recreantenbeleid» (Ministerie van Landbouw en Visserij, 1986). In deze nota's wordt ook ingegaan op de rol van het onderwijs bij de stimulering van het toerisme en de recreatie in Nederland. Hoofduitgangspunt moet zijn een goede afstemming tussen opleidingen en praktijk, zodat de sector kan beschikken over goed opgeleide mensen. Hierbij moeten de praktijkbehoeften vanuit de sector maatgevend zijn, in kwalitatief en kwantitatief opzicht. Ten aanzien van opleiding wordt er enerzijds een behoefte aan goed toeristisch en recreatief onderwijs, voorafgaand aan een werkkring, geconstateerd. Anderzijds aan training en bijscholing van diegenen die reeds werken in de toeristische en recreatieve sector. Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is toegezegd om hen te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de plaats en positie van het toeristisch en recreatief onderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs. Na overleg met de Staatssecretaris van Economische Zaken, de heer P. H. van Zeil, en de Minister van Landbouw en Visserij geef ik u in deze brief de gevraagde stand van zaken met een aantal beleidsvoorstellen die na overleg met betrokkenen op korte termijn tot uitvoering worden gebracht. 2. De plaats van het toeristisch en recreatief onderwijs in het m.b.o. In de afgelopen jaren is er veel gediscussieerd over de plaats van het toeristisch en recreatief onderwijs in het m.b.o. Deze discussie spitste zich toe op het tot stand brengen van een zelfstandige afdeling voor middelbaar toeristisch en recreatief onderwijs (m.t.r.o.) en het onderbrengen van deze afdeling bij het m.e.a.o. of het middelbaar horeca-onderwijs. Onderbrenging bij het m.e.a.o. zou als voordeel hebben, dat kan worden aangesloten bij de experimentele studierichting toerisme die thans bij deze schoolsoort is ondergebracht. Een ander voordeel zou zijn dat de opleiding zou kunnen aansluiten bij de brede algemeen economische en administratieve opleiding van het m.e.a.o. Onderbrenging bij het m.b.o. levert eveneens voordelen op, vooral vanwege de belangrijke plaats die de horecabedrijven innemen in de toeristisch-recreatieve arbeidsmarkt. In dit kader wordt bovendien gewezen op de ervaring die in het horecaonderwijs reeds is opgedaan met het vak toerisme. Uit analyses van de arbeidsmarkt, blijkt dat er sprake is van drie verschillende categorieën functies op de arbeidsmarkt: a. functies In de sfeer van informatie en receptie, begeleiding, baliewerk; b. functies in de sfeer van zelfstandig ondernemerschap en management; c. functies in de sfeer van bestemming, inrichting, beheer en exploitatie van recreatiegebieden. Voor een deel van deze categorieën wordt in het landbouwonderwijs opgeleid. Hierbij gaat het met name om de functies in de sfeer van bestemming, inrichting, beheer en exploitatie van recreatiegebieden. Onderdelen van deze opleiding geven tevens aansluiting bij functies in de sfeer van zelfstandig ondernemerschap en management. Deze notitie gaat vooral in op de functies in de sfeer van informatie en receptie, begeleiding en baliewerk, en het daaruit voortvloeiende ondernemerschap en management.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 582, nr. 1
2
Op basis van eerdergenoemde analyses kan de conclusie worden getrokken dat het toeristisch en recreatief onderwijs niet aanwijsbaar bij één van de genoemde onderwijsvormen behoort. Het ligt meer voor de hand de mogelijkheid te scheppen om dit onderwijs op de langere termijn onder te brengen in een breder samenwerkingsverband van verschillende vormen van m.b.o. Deze conclusie spoort met het beleidsperspectief over de ontwikkeling van het beroepsonderwijs zoals geschetst in de Nota tweede fase voortgezet onderwijs en neergelegd in de Ontwikkelingswet. In het kader van de toekomstige structuur van het beroepsonderwijs in de tweede fase van het voortgezet onderwijs wordt daarbij gedacht aan het creëren van sectorscholen, waaronder sectorscholen voor economie, commercie, administratie, bestuur en sectorscholen voor de landbouw. Het tot stand brengen van een zelfstandige afdeling voor toeristisch en recreatief onderwijs zal dus het best kunnen geschieden in het perspectief van de beleidsontwikkeling ten aanzien van de sectorscholen. 3. Knelpunten in het toeristisch en recreatief onderwijs Het tot stand brengen van een zelfstandige afdeling voor toeristisch en recreatief onderwijs is (evenwel) geen goed op zich. Het zal een bijdrage moeten leveren aan het oplossen van de inhoudelijke en organisatorische knelpunten zoals deze momenteel met betrekking tot het toeristisch en recreatief onderwijs worden gesignaleerd. Mede op grond van het rapport «Toeristisch Onderwijs: op zoek naar samenhang» van het NRIT en diverse andere adviezen, onder andere uit het voortgangsrapport over de experimentele studierichting toerisme in het m.e.a.o. van de Begeleidingscommissie Toerisme, kunnen de volgende knelpunten worden gesignaleerd. a. Er is sprake van een enorme versnippering binnen het toeristisch en recreatief onderwijs (zie bijlage 2). Bij het bedrijfsleven en andere afnemers van afgestudeerden bestaat bovendien een vrij geringe bekendheid met de inhoud van de meeste opleidingen. b. Op beroepenanalyses gefundeerde beroepsprofielen voor de diverse opleidingen ontbreken zo goed als geheel. Mede daardoor moet er worden gevreesd voor inhoudelijke fricties zowel met betrekking tot de uit te oefenen beroepspraktijk als met betrekking tot de gedifferentieerde vraag op de arbeidsmarkt. c. In het toeristisch en recreatief onderwijs op middelbaar niveau wordt tot op heden weinig aandacht besteed aan het zelfstandig ondernemen of management. Daarbij valt niet alleen te denken aan functies in het reiswezen, maar ook in de horeca en op het gebied van het beheer van recreatiegebieden. 4. Naar een afdeling middelbaar toeristisch en recreatief onderwijs Een aantal jaren geleden is er een aanvraag geweest voor een zelfstandige school voor toerisme. Na rijp beraad is destijds gekozen voor een studierichting binnen het m.e.a.o. Tijdens de experimentele periode van de studierichting toerisme en recreatie in het m.e.a.o. werd in het middelbaar horeca-onderwijs en in de middelbare detailhandelsscholen het keuzevak toerisme ingevoerd. Bovengeschetste situatie geeft aanleiding tot verdergaande versnippering binnen het toeristisch en recreatief onderwijs. De kans is niet denkbeeldig dat nog meer sectoren zich op dit onderwijs storten waardoor wildgroei kan ontstaan. Bovendien kan in de huidige situatie het toeristisch en recreatief onderwijs in onvoldoende mate toegespitst worden op
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 582, nr. 1
3
wensen van het bedrijfsleven en de overheden. M e d e daardoor is de eerder gesignaleerde discussie ontstaan over de plaats van het toeristisch en recreatief onderwijs in het m.b.o. (zie paragraaf 2). Het voorstel is, o m op langere termijn t o t de v o r m i n g van een zelfstandige afdeling voor toeristisch en recreatief onderwijs over te gaan binnen een sectorschool. Dus onderwijs met een eigen autonomie en identiteit op het terrein van toerisme en recreatie. Zoals gezegd zal het t o t stand brengen van zo'n afdeling een bijdrage moeten leveren aan de (inmiddels genoemde) inhoudelijke en organisatorische knelpunten. De afdeling dient daarom waar mogelijk in overeenstemming met de verlangens van de betrokken bedrijfstakken in een groeimodel te ontstaan uit de thans bestaande opleidingen e.e.a. onder supervisie van een daartoe op te richten begeleidingscommissie waarin zowel de overheid, het onderwijs als het bedrijfsleven v e r t e g e n w o o r d i g d zijn. Alleen op die manier is de samenhang binnen het toeristisch en recreatief onderwijs te verzekeren. Ook onnodige overlap en eventuele concurrentie met de bestaande private opleidingen kunnen op die manier w o r d e n v o o r k o m e n . De (experimentele) afdeling kan gedurende de groeifase het best worden gevestigd aan m.m. o - s c h o l e n , waaraan ook zelfstandige afdelingen voor middelbaar horeca-onderwijs zijn verbonden. Dit omdat het horeca-onderwijs op zichzelf tot op heden onvoldoende betrokken is geweest bij het vormgeven van het in het bijzonder ook voor de horeca economisch gezien zo belangrijke toeristisch en recreatief onderwijs. Om spreidingsredenen w o r d t gekozen voor de vestigingsplaatsen Groningen, Apeldoorn en Tilburg. Nader zal w o r d e n bezien of er - c o n f o r m de aanbeveling van de betrokken bedrijfstakken - in Heerlen nog een vierde MTRO-afdeling kan worden gevestigd. 5. O v e r l e g m e t h e t b e d r i j f s l e v e n Er is overleg geweest met vertegenwoordigers van de bedrijfstakken toerisme/recreatie en horeca. Zeer recent zijn deze bedrijfstakken gekomen tot een gezamenlijk standpunt (zie bijlage 3). Er is nu overeenstemming over de uiteindelijk te bereiken structuur van het toeristisch en recreatief onderwijs, welke aansluit bij een eventuele toekomstige indeling in sectorscholen. Men gaat akkoord met het creëren van afdelingen voor toeristisch en recreatief onderwijs, te verbinden aan een aantal scholen voor middelbaar middenstandsonderwijs, waaraan ook een afdeling middelbaar horeca-onderwijs is verbonden. Het gaat hierbij in het bijzonder o m opleiding voor de functies, die in 2 onder a en deels onder b zijn g e n o e m d . Er is nog geen overeenstemming bereikt over de daarvoor te volgen strategie. De wens van het betreffende bedrijfsleven o m uit te gaan van de huidige drie vakscholen van de SVATOR, gevestigd te Leiderdorp, Amersfoort en Hengelo, levert momenteel nog vragen en knelpunten op die vooreerst dienen te w o r d e n opgelost. Die vragen en knelpunten houden verband met de consequenties op financieel gebied, de fasering en het nog te voeren overleg met de betreffende organisaties van het onderwijsveld en van het bedrijfsleven. 6. C o n c l u s i e s e n m a a t r e g e l e n Conclusies - Zoals ook uit bijlage 2 blijkt is op het terrein van het toeristisch en recreatief onderwijs sprake van een grote mate van versnippering. Voor de huidige situatie betekent dit, dat uitbreiding van het aantal opleidingen geen soelaas zal bieden. Structuur dient te w o r d e n aangebracht, verdergaande versnippering dient te w o r d e n v o o r k o m e n . - Het ontwikkelingsperspectief op de langere termijn - het komen t o t een zelfstandige afdeling toerisme/recreatie binnen een toekomstige
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 19 5 8 2 , nr. 1
4
sectorschool - wordt nu door vele partijen onderschreven. Met name het tot stand komen van overeenstemming tussen de bedrijfstakken toerisme/recreatie en horeca kan als een grote stap voorwaarts worden gezien. - Er wordt nog verschillend geoordeeld over de weg, waarlangs het einddoel bereikt zou moeten worden. Maatregelen - Teneinde versnippering te kunnen tegengaan en te komen tot een goede en adequate toedeling van opleidingsfuncties aan de verschillende opleidingsvoorzieningen, is het noodzakelijk, dat over de hele linie (toerisme/recreatie inclusief openluchtrecreatie, horeca) beroepenanalyses en het ontwikkelen van beroepsprofielen plaatsvinden. Een eerste aanzet is reeds gegeven door de «SVATOR», met name voor de toeristische sector. Nadere fundering en uitwerking is nodig en uitbreiding naar de terreinen recreatie en horeca. - De gezamenlijke voorstellen vanuit de bedrijfstakken toerisme/recreatie en horeca zullen nader worden bezien. Daarbij zal met name het door het bedrijfsleven gedane voorstel tot inpassing op termijn van de SVATORvakscholen te Leiderdorp, Amersfoort en Hengelo in het reguliere m.b.o. nader worden bekeken. - Verder zullen in de definitieve standspuntbepaling de mogelijkheden van het bedrijfsleven tot medefinanciering van de opleidingen worden betrokken. Bezien zou kunnen worden of een semi-duale opleiding een oplossing kan bieden. Semi-duale opleidingen zijn opleidingen die na een periode van volledig dagonderwijs en in samenhang daarmee als duale opleiding worden voltooid. Een en ander conform de voorstellen van de commissie-Wagner. Met name de duale component in een dergelijke opleiding biedt het bedrijfsleven het voordeel, dat de opleiding nauwer op de beroepspraktijk betrokken kan worden en blijven. - De huidige experimentele studierichtingen toerisme van de vier m.e.a.o.'s te Leiden, Maastricht, Utrecht en Zwolle worden in afwachting van nadere besluitvorming op bovengenoemde terreinen voorlopig gehandhaafd. - De positie van deze experimentele studierichtingen dient evenwel nader te worden onderzocht. Hierbij zal de behoefte aan binnen het m.e.a.o. opgeleiden op de arbeidsmarkt een belangrijke rol spelen. - Ook verdient het aanbeveling een nader onderzoek in te stellen wat de gewenste en benodigde opzet dient te zijn van het toeristisch en recreatief onderwijs dat opleidt voor beginnend beroepsbeoefenaar en beroepsondersteunend onderwijs. Speciale aandacht dient hierbij gegeven te worden aan de afstemming met het recreatief onderwijs dat ressorteert onder het Ministerie van Landbouw en Visserij. - Aan de m.m.o. scholen te Groningen, Apeldoorn en Tilburg zal - onder nog nader te stellen voorwaarden, een en ander afhankelijk van de uitkomsten van nader overleg met het bedrijfsleven - toestemming worden gegeven om in samenwerking met de SVATOR-vakscholen en het Onderwijscentrum van de Horeca-bedrijfstak voorbereidingen te treffen om op experimentele basis een zelfstandig toeristisch en recreatief onderwijs (MTRO) tot ontwikkeling te brengen. De daadwerkelijke start van het experiment zal eerst kunnen plaatsvinden wanneer overeenstemming is bereikt met de betrokken bedrijfstakken. - Op grond van spreidingsoverwegingen zal worden nagegaan of er in Heerlen nog een vierde MTRO-afdeling gestalte zal kunnen krijgen. Net als bij het m.e.a.o. zal ook hier de behoefte aan opgeleiden op de arbeidsmarkt een rol spelen. - Voor het experiment en wat daar rondomheen speelt zal een begeleidingscommissie worden ingesteld, waarin de overheid, het onderwijs en het bedrijfsleven zijn vertegenwoordigd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 582, nr. 1
5
7. Slotopmerking Het beleid ten aanzien van het toeristisch en recreatief onderwijs heeft belangrijke vorderingen gemaakt. Wat betreft het «eindplaatje» - middelbaar toeristisch en recreatief onderwijs als zelfstandige afdeling in een toekomstige sectorschool - kunnen alle partijen elkaar nu vinden. Nu komt het aan op de uitwerking. U zult hierover nader worden geïnformeerd
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 582, nr. 1
6
BIJLAGE 1
Het economische belang van toerisme en recreatie De economische betekenis van de sector toerisme, waar onder de horeca, en recreatie is de laatste decennia sterk toegenomen. Het totaal van de toeristische en recreatieve bestedingen in 1985 bedroeg naar schatting f 3 0 miljard, ofte wel ruim 10% van de nationale particuliere consumptie. De werkgelegenheid in het toerisme en de recreatie werd in 1985 geschat op 239 000 mensjaren, dat wil zeggen ruim 6% van de totale werkgelegenheid in het bedrijfsleven en ruim 9% van de werkgelegenheid in de dienstverlenende sectoren. Dit hoge niveau kon bereikt worden als gevolg van de toegenomen vrije tijd, in de vorm van vakantie- en andere vrije dagen, en door het gestegen vrij besteedbare inkomen. In 1985 gingen bijna 9 miljoen Nederlanders op vakantie, waarvan 50% in het binnenland. De vakantieparticipatie, dat wil zeggen de deelnemers aan vakanties van 5 of meer dagen, bedroeg in 1985 63%. Met zijn iets meer dan f 10 miljard aan toeristische bestedingen in het buitenland in 1985 nam Nederland na de Bondsrepubliek, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada, de zesde plaats in de wereld in. Van de uitgaven voor buitenlandse reizen vloeit echter nog een belangrijk deel direct of indirect terug naar Nederland. Ook wat het inkomend reisverkeer betreft kunnen respectabele cijfers worden genoemd. In 1983 was er in Nederland sprake van bijna 12,5 miljoen overnachtingen door buitenlandse toeristen in alle accommodatievormen. Op het gebied van de ontvangsten uit het internationale reisverkeer neemt Nederland met 5 miljard in 1985 de achtste plaats in Europa in. De ontvangsten op de reisverkeersbalans kunnen beschouwd worden als exportwaarde. De bestedingen van buitenlanders in Nederland zijn van dezelfde grootte als de exportwaarde van bijvoorbeeld groenten, auto's en andere voertuigen, en groter dan planten- en bloemteeltprodukten. De horeca is één van de grootste sectoren binnen toerisme en recreatie. In 1985 kwam 45% van de toeristische en recreatieve bestedingen terecht in deze bedrijfstak. Door het arbeidsintensieve karakter was het aandeel in de werkgelegenheid nog groter, namelijk 55% van de directe arbeidsplaatsen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 582, nr. 1
7
BIJLAGE 2
Het middelbaar toeristisch en recreatief onderwijs, het middelbaar horeca onderwijs en het leerlingwezen op dit terrein in Nederland 1. Inleiding In Nederland wordt op verschillende niveaus toeristisch-recreatief onderwijs gegeven. Op HBO-niveau leidt het NWIT, het Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme en Recreatie te Breda, op voor staf- en kaderfuncties in het toerisme, de recreatie en de vrijetijdsbesteding in het algemeen. Daarnaast zijn op HBO-niveau de Hogere Hotelscholen van belang. Op een aantal scholen voor LEAO (Lager Economisch en Administratief Onderwijs) kan het vak toerisme/recreatie gevolgd worden, als voorbereiding op lagere functies bij bij voorbeeld pretparken, botenverhuur, camping, winkels in toeristische centra en dergelijke, maar ook bij banken, kleinere VVV's en kleinere reisbureaus. Binnen de primaire opleiding van het leerlingstelsel voor bosbouw en cultuurtechniek kan de vakrichting «recreatie» worden gevolgd. Het doel van deze vakrichting is «het zelfstandig kunnen verrichten van aanleg en onderhoudswerkzaamheden in recreatiegebieden, alsmede het vervaardigen van recreatievoorzieningen en het begeleiden van het publiek». De meeste toeristisch-recreatieve opleidingen in ons land zijn evenwel van middelbaar niveau. In het onderstaande wordt een overzicht gegeven van deze middelbare opleidingen, mede aan de hand van een rapport van het NRIT (Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme) getiteld «Toeristisch onderwijs: op zoek naar samenhang». 2. De toeristisch/recreatieve afstudeerrichting van het MEAO Vanaf 1976 zijn er vier scholen voor MEAO (Middelbaar Economisch en Administratief Onderwijs) in Nederland (Leiden, Maastricht, Utrecht, Zwolle) gestart met een experimentele afstudeerrichting toerisme/ recreatie. De opleiding duurt drie jaar, waarvan echter alleen de laatste twee jaar toerisme wordt gedoceerd binnen de betreffende studierichting. De vakken die binnen deze richting worden onderwezen zijn: toeristische aardrijkskunde (waaronder topografie); toerisme en recreatie; Nederlands; twee vreemde talen; algemene economie; privaatrecht; wiskunde; statistiek; informatica; machineschrijven; steno; maatschappijleer. Het examenpakket bestaat uit: - toerisme - aardrijkskunde - Nederlands - twee vreemde talen - een derde vreemde taal of commerciële economie óf machineschrijven/steno. In het tweede leerjaar is er een stage van zes weken in een toeristischrecreatief bedrijf of instelling. 3. Middelbaar Horeca Onderwijs ( M H O ) Er zijn totaal acht middelbare horecascholen in ons land. Zij maken een bijzondere vorm van ondernemersonderwijs uit en passen als zodanig in het Middelbaar Middenstands Onderwijs (MMO). Op het leerplan van het MHO staat ook het vak toerisme. Dit vak is in de eerste leerjaren verplicht en wordt gedurende één uur per week gegeven. In het laatste schooljaar kan men het als keuzevak (examenvak) nemen; dan krijgt men drie uur per week toerisme. Het MHO heeft tot doel de afgestudeerden goed te laten functioneren als horeca-ondernemers en in leidinggevende functies die naar het ondernemerschap voeren. Als specifieke doelstelling van het vak toerisme
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 582, nr. 1
8
wordt gesproken van de ondersteunende functie die dit vak heeft voor de toekomstige ondernemer in de horeca bij zijn contacten met de toeristisch-recreatieve wereld, zoals reisbureaus, touroperators en reserveringscentrales. Ook de informatieve functie wordt in dit verband genoemd: het geven van inlichtingen aan gasten over vervoers- en recreatiemogelijkheden en dergelijke. Met andere woorden: de leerlingen kennis laten verwerven van toerisme en inzicht doen krijgen in toerisme en in maatschappelijke en economische processen die direct of indirect met toerisme in verband staan. Afgestudeerden vinden meestal een functie in de hotellerie. Ook in de verblijfsrecreatie komt men terecht; in veel gevallen wordt men zelfstandig ondernemer. 4. Middelbaar Detailhandels Onderwijs Op 19 van de 38 scholen voor MDO wordt het keuzevak toerisme gedoceerd, gedurende drie uur per week, zowel in het tweede als in het derde jaar. Zowel het binnenlands, uitgaand, als het inkomend toerisme worden behandeld. Het MDO leidt de leerlingen op tot een zelfstandige uitoefening van ambacht, handel of dienstverleningsbedrijf. Als doelstelling voor het keuzevak toerisme is geformuleerd: het bezit van voldoende kennis, inzicht en vaardigheden in de toeristisch-recreatieve dienstverlening op zodanig niveau dat men als zelfstandig ondernemer in dit beroepenveld kan functioneren. Afgestudeerden vindt men als ondernemer of in leidinggevende functies in het midden- of kleinbedrijf, functies in dienstverlenende bedrijven, bij voorbeeld commercieel medewerker bij een toeristisch bedrijf, campingbeheerder of attractie-exploitant. 5. Het middelbaar landbouwonderwijs In het middelbaar landbouwonderwijs en het leerlingenstelsel bestaan opleidingsmogelijkheden voor recreatie, gericht op bestemming, inrichting, beheer en exploitatie van recreatiegebieden, alsmede op management en publieksbegeleiding. Het middelbaar bosbouw- en cultuurtechnisch onderwijs De Middelbare Bosbouw- en Cultuurtechnische School (MBCS) te Velp heeft het vak Recreatie in het studieprogramma. De MBCS leidt op voor een brede scala aan functies bij instellingen, diensten en bedrijven die zich bezighouden met het inrichten, beheren en exploiteren van bossen, natuurterreinen en andere (landelijke) gebieden. De middelbare tuinbouwscholen Negen middelbare tuinbouwscholen hebben een richting Aanleg en Onderhoud Groenvoorzieningen met de mogelijkheid tot het behalen van een erkend vestigingsdiploma. De middelbare tuinbouwscholen bereiden leerlingen voor op zelfstandig ondernemersschap. Het diploma voldoet volledig aan de Vestigingswet Bedrijven en Detailhandel, mits economie en commerciële economie succesvol zijn afgelegd. Daarnaast bereidt de opleiding voor op kaderfuncties, zoals uitvoerder, opzichter of voorman bij gemeenten of grote bedrijven. De vervolgopleiding groenvoorzieningen, landschapsverzorging en recreatie Aam twee middelbare tuinbouwscholen bestaan vervolgcursussen - dagopleidingen van een jaar - Groenvoorzieningen, Landschapsverzorging en Recreatie (GLR).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 985-1986, 19 582, nr. 1
9
De vervolgopleiding G.L.R. biedt een goede basis voor kaderfuncties op middelbaar niveau op het terrein van lucht-, water- en b o d e m v e r o n t r e i n i ging, recreatievoorzieningen, planologie en cultuurtechniek. Afgestudeerden vinden functies bij recreactieschappen, staatsbosbeheer, natuurreservaten, provinciale en gemeentelijke instanties. Cursussen in het agrarisch onderwijs Naast een aantal wisselende cursussen groenverzorging zijn er ook cursussen Economische V o r m i n g voor Toekomstige O n d e r n e m e r s (EVTO), Management en Sociale V o r m i n g Toekomstige Ondernemers (SVTO). De cursus EVTO sluit aan o p de middelbare t u i n b o u w s c h o o l en is gericht op jonge ondernemers in de groene sector. De cursus M a n a g e m e n t is gericht op verdieping van kennis, inzicht en vaardigheid op het gebied van bedrijfsvoering en bedrijfsbeheer van ondernemingen voor aanleg en o n d e r h o u d van tuinen en groenvoorzieningen. De cursus SVTO heeft t o t doel meer inzicht en vaardigheid te ontwikkelen in het omgaan met anderen o m het o n d e r n e m e r s s c h a p te ondersteunen. Het leerlingwezen Vanuit het lager l a n d b o u w o n d e r w i j s stromen veel leerlingen door naar het leerlingwezen en middelbare agrarische scholen. Het leerlingwezen bevat een opleiding aankomend en vakbekwaam hovenier. In dit kader kan ook een voortgezette opleiding voor opzichter/ uitvoerder groenvoorzieningen w o r d e n gevolgd aan de praktijkschool voor Bosbouw en Cultuurtechniek te A r n h e m . Aan de Praktijkschool bestaat een opleiding recreatie. Het leerlingwezen, opleidend t o t de uitvoering van openluchtrecreatievoorzieningen zal bij gebleken vraag verder w o r d e n bevorderd. 6.
DeSVATOR
Een groot aantal instanties die zich met toeristisch-recreatief onderwijs bezighouden zijn verenigd in de Stichting Vakopleidingen voor Toerisme en Recreatie (SVATOR). Onder de SVATOR ressorteren drie afzonderlijke stichtingen. De eerste is de stichting Beroepsvoorbereiding voor het Toerisme en de Recreatie in Nederland (BETER), belast m e t de bevordering van het beroepsvoorbereidend onderwijs en de algemene v o r m i n g op het terrein van het binnenlandse t o e r i s m e en de recreatie. De t w e e d e is de stichting Beroepsvoorbereiding en A l g e m e n e V o r m i n g Reisbureaubedrijf (BAV) met hetzelfde doel als de stichting BETER maar dan gericht op het voornamelijk uitgaande reisbureauwezen. De derde is de stichting MTRO ter bevordering van het middelbaar toeristisch-recratief onderwijs, zoals dit w o r d t gegeven aan de instituten voor cursorisch d a g o n d e r w i j s . Dit zijn de A l g e m e n e Vakopleiding VVV (AVV), de algemene vakschool voor het reisbureaubedrijf (AVR) en het Toeristisch College TIO. Algemene Vakschool voor het Reisbureaubedrijf (A VR) Deze opleiding valt onder verantwoordelijkheid van de ANVR, de A l g e m e n e Nederlandse Vereniging van Reisbureaus, en leidt o p voor functies in een reisbureau. Tijdens de opleiding, die één jaar duurt, ligt het accent op de voorlichting over en de verkoop van reizen naar het buitenland, zowel voor vakanties als voor zakelijke doeleinden. Het Toeristisch College TIO De TIO, gevestigd te Hengelo, heeft als doel hen die een functie van middelbaar niveau in het t o e r i s m e ambiëren, een daartoe geëigende opleidinc mee te geven. De opleiding d u u r t één jaar, waarin naast het t o e r i s m e ook aandacht w o r d t besteed aan secretariële werkzaamheden en aan de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 19 5 8 2 , nr. 1
10
beheersing van de moderne talen. Er zijn twee studierichtingen. De eerste is die voor medewerk(st)er Inkomend/Binnenlands Toerisme en toeristisch receptionist(e) in de sectoren hotellerie en recreatie (de IT-richting). De tweede studieirichting is die voor medewerk(st)er Uitgaand/Buitenlands Toerisme. De Algemene Vakopleiding VVV (AVV) Het doel van de AVV is een éénjarige opleiding voor informateur/trice bij VVV's en medewerk(st)er inkomend en binnenlands toerisme bij onder andere de NS en de ANWB. Daarnaast vindt men afgestudeerden ook wel bij het NBT, buitenlandse verkeersbureaus en de hotellerie. 7. Overige opleidingen Naast deze opleidingen bestaan er nog enkele andere toeristisch-recreatieve opleidingen in Nederland. Dit zijn met name: - de School voor Toeristische Vorming (STV): een twee- tot drie-jarige opleiding tot hogere functies in het toerisme; de STV werd in 1967 opgericht door buitenlandse luchtvaartmaatschappijen en de heer Van Egeraat; - het Instituut Schoevers (IS) dat een beroepsopleiding kent voor receptioniste-informatrice, die beoogt taalkundige en administratieve vaardigheden bij te brengen, met daarbij inzicht in toeristische begrippen; daarnaast kent het IS sinds kort een gespecialiseerde vervolgopleiding voor toeristisch management-assistent; - de Doetinchemse Opleidings Combinatie (DOC), die beroepsopleidingen kent voor toeristisch medewerkster en voor hostess; - de Amsterdamse School voor het Reiswezen (ASR), die eveneens een dagopleiding tot toeristisch medewerk(st)er en tot receptioniste/informatrice kent; - de Ecole Tunon, de opleiding tot hostess in Den Haag en Arnhem; functies waarvoor wordt opgeleid zijn onder andere stewardess, grondstewardess, informatrice, receptioniste, reisleidster, enz., welke functies te vinden zijn bij vliegvelden, vervoersmaatschappijen, in de horeca, vakantiedorpen, VVV-kantoren, enz.; - Inter Hostess, opleiding voor functies bij het bedrijfsleven (horeca-sector, toeristische sector), overheid en niet-commerciële organisaties als: hoofd van de receptie, project-manager, sales (promotion) functionaris en dergelijke; - de LOI, die diverse schriftelijke opleidingen kent, zoals «Vakbekwaamheid voor het reisbureaubedrijf», «Medewerker uitgaand reisverkeer en toerisme», «Medewerker inkomend en binnenlands toerisme en recreatie» en «Reisbegeleider buitenland»; - de opleiding tot gids van de Guidor, de Nederlandse Gidsen Organisatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 582, nr. 1
11
BIJLAGE 3
OVERLEGPLATFORM ONDERWIJS HORECA - TOERISME/RECREATIE Aan de Staatssecretaris van Onderwijs en W e t e n s c h a p p e n , mevrouw Ginjaar-Maas Zoetermeer, 14 april 1 9 8 6 Uw brief van 27 maart 1 9 8 6 , kenmerk V O / B O / M B O / 3 - 7 1 6 . 1 0 2 , met de daarin voorgelegde alternatieven voor het middelbaar toeristisch-recreatief onderwijs, is onderwerp van bespreking geweest in het Overlegplatform Onderwijs Horeca - Toerisme/Recreatie. De betrokken bedrijfstakken zijn met u van mening dat het gewenst is een proces op gang te brengen dat gericht is op realisatie van de structuur zoals aangegeven in alternatief C, met dien verstande dat dit alternatief uitsluitend aanvaardbaar is, indien dit proces gestart w o r d t vanuit de drie bestaande vakscholen en indien vervolgens bij de koppeling van deze vakscholen als afdelingen aan m.m.o.-scholen waaraan ook een m.h.o.school is verbonden, aan enige voorwaarden kan w o r d e n voldaan die in deze brief worden aangegeven. Naar de mening van het Overlegplatform Onderwijs Horeca - Toerisme/ Recreatie zou bedoeld proces zich dienen te voltrekken in twee fasen: - in de eerste fase dient de cursusduur van de drie vakscholen te w o r d e n verlengd t o t 2 jaar en het aantal studiedifferentiaties te worden vergroot; daarvoor zal een verhoging van de deelbekostiging noodzakelijk zijn. - in de tweede fase vindt een omzetting plaats van dit cursorisch dagonderwijs in volledig gesubsidieerd dagonderwijs, waarbij de cursusduur w o r d t verlengd t o t 3 jaar en de toelatingsdrempel w o r d t verlaagd. Op het tijdstip van deze omzetting worden de vakscholen als afdelingen gekoppeld aan m.m.o.-scholen, als volwaardige partner van o.a. de middelbare horecascholen. Hoe hoger de deelbekostiging in de eerste fase, hoe sneller naar de mening van het Overlegplatform Onderwijs Horeca - Toerisme/Recreatie de t w e e d e fase van het proces gerealiseerd kan w o r d e n . De koppeling van het middelbaar toeristisch-recreatief onderwijs als afdeling aan m.m.o.-scholen is alleen een aanvaardbare constructie indien gewaarborgd kan w o r d e n dat - het toeristisch-recreatief bedrijfsleven voldoende vertegenwoordigd zal zijn in de bestuurlijke structuur van de betrokken m.m.o.-scholen; - de toeristisch-recreatieve opleidingen een eigen leiding en een eigen instroom in het eerste studiejaar zullen h e b b e n ; - deze opleidingen een eigen identiteit zullen bezitten met eindtermen, studieprogramma's en een docentencorps waarmee het toeristisch-recreatief bedrijfsleven kan instemmen. Het Overlegplatform Onderwijs Horeca - Toerisme/Recreatie geeft u, indien u het voorgestelde proces aanvaardbaar acht, in overweging de volgende koppelingen te bevorderen: Vakschool AVR Leiderdorp - m.m.o. Den Haag; Vakschool AVV A m e r s f o o r t - m.m.o. Zwolle of m.m.o. Amersfoort (mits hier ook een m.h.o.-afdeling w o r d t ontwikkeld); Vakschool TIO Hengelo - die m.m.o.-school in Hengelo waaraan de door het horecabedrijfsleven gewenste m.h.o.-school w o r d t verbonden. Ten behoeve van de regionale spreiding verdient het wellicht aanbeveling aan het zich in Heerlen ontwikkelde scholencluster nog een vierde toeristisch-recreatieve opleiding gestalte te geven, onder dezelfde voorwaarden als hierboven vermeld. Naar de mening van het Overlegplatform Onderwijs Horeca - T o e r i s me/Recreatie bieden de in deze brief genoemde combinaties voldoende mogelijkheden voor een zekere - door uw ministerie gewenste - d e n o m i natieve inkleuring.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 19 5 8 2 , nr. 1
12
Het Overlegplatform Onderwijs Horeca - Toerisme/Recreatie ondersteunt uw voorstel om hetgeen door de vier MEAO's reeds aan toeristisch-recreatief onderwijs ontwikkeld is te consolideren door omzetting van het experiment in een studierichting met een toeristisch-recreatief programma aan deze vier MEAO's. Daar met de geformuleerde voorstellen tevens het in uw brief gesignaleerde probleem van versnippering en overlapping wordt opgelost, acht het Overlegplatform Onderwijs Horeca - Toerisme/Recreatie het niet zinvol nog andere alternatieven te ontwikkelen. Met klem verzoeken de betrokken bedrijfstakken u evenwel in overleg met de Minister van Landbouw te willen voorkomen dat er in de toekomst een versnippering van het recreatie-onderwijs zal optreden. Drs. P. C. Huilmand (namens de toeristisch-recreatieve bedrijfstak) H. Q. A. Molenkamp (namens de bedrijfstak horeca)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 582, nr. 1
13