Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
26 448
Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 135
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 23 april 2004 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 7 april 2004 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over: – de brief d.d. 5 maart 2004 naar aanleiding van de uitspraken van de heer Meijer in het dagblad Trouw (26 448, nr. 118); – de brief d.d. 12 maart 2004 over de vervolgacties huisvesting UWV (26 448, nr. 119); – de brief d.d. 15 maart 2004 over de benoeming van de tijdelijke voorzitter raad van bestuur UWV (26 448, nr. 120); – de brief d.d. 19 maart 2004 houdende de reactie op de brief van de heer Joustra d.d. 5 maart 2004 (26 448, nr. 121); – de brief d.d. 30 maart 2004 inzake versterking sturing en toezicht voor wat betreft de onderdelen die betrekking hebben op de huisvestingskosten UWV sec (26 448, nr. 126). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
1
Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF) en Hirsi Ali (VVD). Plv. leden: Depla (PvdA), Dittrich (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Lazrak (Groep Lazrak), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF) en Schippers (VVD).
KST76008 0304tkkst26448-135 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Vragen en opmerkingen uit de commissie Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) prijst de minister voor het nakomen van zijn belofte dat de heer Joustra per 1 april zou vertrekken als voorzitter van de raad van bestuur van UWV. Dit is een passende afronding van een betreurenswaardige affaire. De heer Joustra gaat er in zijn brief van 5 maart 2004 van uit dat hij in het vervolg als adviseur van UWV kan optreden. Voor mevrouw Noorman-den Uyl is dit echter uitgesloten. Hoe wordt verder invulling gegeven aan de positie van de heer Joustra? De nieuwe voorzitter van de raad van bestuur moet bij voorkeur extern worden geworven en binnen een jaar worden aangesteld. Vice-voorzitter Cloo van de raad van bestuur van UWV mag geen verantwoordelijkheid meer dragen voor het huisvestingbeleid van UWV. Bovendien moet de aanbeveling worden gevolgd uit het rapport-Annink om de verantwoordelijkheid voor huisvesting transparanter neer te leggen in de organisatie. In het rapport-Annink wordt voorgesteld om het centraal paviljoen, dat zou worden ingericht als vergadercentrum, te laten vervallen. Naar aanleiding van schriftelijke vragen heeft de minister eerder ontkend dat dit paviljoen tijdelijke functies zou herbergen. Heeft de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 26 448, nr. 135
1
minister hiervoor een verklaring? Welke kosten zijn gemoeid met het afstoten van het centraal paviljoen? Mevrouw Noorman-den Uyl vindt het verontrustend dat nog steeds onduidelijkheid bestaat over de makelaarscourtage. De Kamer moet hierover op korte termijn worden geïnformeerd. Staat de bijdrage van de projectontwikkelaar aan de nadere inrichtingskosten in relatie tot het al dan niet betalen van courtage? Is dit bedrag gewijzigd na het tekenen van het contract? De minister heeft de Kamer nog niet gerapporteerd over de koppeling van UWV aan de bedrijfsverzamelgebouwen. Er is slechts op twee locaties een begin gemaakt met deze koppeling. Mevrouw Noorman-den Uyl heeft niet de indruk dat er voornemens bestaan om het aantal koppelingen uit te breiden. Wat is de stand van zaken? In het rapport-Annink wordt terecht gesteld dat er veel goed gaat binnen UWV. Hierbij moet alleen worden aangetekend dat nog steeds veel te veel mis gaat in de omgang met cliënten. Zij moeten soms maanden op hun geld wachten en worden vaak van het kastje naar de muur gestuurd. De organisatie moet alles op alles zetten om fatsoenlijk met haar cliënten om te gaan. Mevrouw Verburg (CDA) merkt op dat zij de verwikkelingen rond UWV van de afgelopen maanden «scharrig» vindt. De discussies hebben te lang geduurd, waren hoekig en werkten misverstanden in de hand. De minister verdient echter een compliment voor de afwikkeling. Enerzijds blijven de capaciteiten, talenten en ervaring van de heer Joustra in dienst van de publieke zaak en anderzijds kost dit de belasting- en premiebetaler geen extra geld. Mevrouw Verburg vindt het niet wenselijk dat de heer Joustra kantoor blijft houden bij UWV. Wat wordt zijn nieuwe uitvalsbasis en waarmee gaat hij zich bezig houden? Het voorzitterschap van de raad van bestuur van UWV wordt momenteel waargenomen. Wanneer zal de top van UWV weer op volle sterkte zijn? UWV moet de komende jaren in topvorm zijn om alle beleidsvoornemens uit te voeren. Wordt de kwestie met de dubbele makelaarscourtage in handen gesteld van het openbaar ministerie? Is een dergelijke gang van zaken gebruikelijk bij onroerendgoedtransacties in de publieke sector? Het is een goede zaak dat de minister de aansturing van en het toezicht op SUWI-zbo’s wil versterken. Wanneer zal dit voornemen gerealiseerd zijn? Heeft dit ook gevolgen voor zbo’s die niet onder SZW vallen? Mevrouw Van Gent (GroenLinks) is van mening dat de minister in deze zaak grove fouten heeft gemaakt die nog niet hersteld zijn. Onderschrijft de minister de reconstructie van de UWV-affaire die op 27 maart 2004 in het Algemeen Dagblad is verschenen? Klopt het dat zijn collega’s Veerman en Rutte moesten ingrijpen om het vertrek van de heer Joustra bij UWV te bewerkstelligen? Mevrouw Van Gent betreurt het dat de minister het niet heeft aangedurfd om de heer Joustra te ontslaan. De door de minister gekozen oplossing wekt de indruk dat alleen UWV, SZW en de Rijksgebouwendienst hebben geknoeid. De minister heeft in een eerder debat gesteld dat hij zo snel en sober mogelijk van de heer Joustra af wilde. Een adviseurschap in het publieke domein kwalificeert mevrouw Van Gent echter niet als een definitief afscheid. Wat houdt deze nieuwe functie precies in? Wat zijn de arbeidsvoorwaarden? De heer Joustra zal te zijner tijd een passende functie worden aangeboden. Wie bepaalt wat «passend» is? Het kan niet de bedoeling zijn dat de heer Joustra een jaar lang niets doet tegen een riant salaris. Mevrouw Van Gent is van mening dat de huisvestingskwestie een uiting is van een veel breder probleem binnen UWV, waar de cultuur verziekt lijkt te zijn door reorganisatiemoeheid en een verkeerde managementcultuur. Bovendien is de uitvoering van de WAO nog lang niet op orde, terwijl er nieuwe en fundamentele wetswijzigingen aankomen. Daar komt nog bij
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 26 448, nr. 135
2
dat de verhoudingen tussen UWV en de minister verstoord zijn. Uitkeringsgerechtigden dreigen hiervan de dupe te worden. Wil de minister de Algemene Rekenkamer vragen een onderzoek in te stellen naar de interne cultuur bij UWV, de huisvestingskwestie en de voortgang van de reorganisatie? De heer Aptroot (VVD) vindt dat de minister de verstandigste oplossing heeft gekozen in de kwestie-Joustra. Hij gaat ervan uit dat het lukt binnen een jaar een nieuwe functie voor de heer Joustra te vinden en hij hoopt dat deze in de tussentijd zo veel mogelijk aan het werk wordt gehouden. Het had veel geld gekost als de minister naar de rechter was gestapt om ontslag aan te vragen. De heer Aptroot heeft zich geërgerd aan het media-optreden van de heren Joustra en Cloo. De minister wijkt terecht niet af van de conclusies van het rapport-Meijer. Achteraf kan worden geconcludeerd dat een deel van de uitgaven voor huisvesting onnodig was en blijk gaf van gebrek aan soberheid en kostenbewustzijn. Bovendien heeft de UWV-top de minister verkeerde informatie verstrekt. Het zou de voormalige voorzitter en vicevoorzitter van UWV daarom sieren als zij hun excuses aanboden. De kwestie van de dubbele makelaarscourtage moet nog worden opgehelderd. De heer Aptroot kan zich vinden in de rapportage van de heer Annink over de sturing van zbo’s binnen SUWI. Het spanningsveld dat de heer Annink ziet tussen «bedrijfsmatigheid/efficiency en gangbaarheden binnen het publieke domein», baart de heer Aptroot zorgen. Er moet strak toezicht worden gehouden. Mogelijk kan er een «raad van commissarissen» worden ingesteld die toezicht houdt en aanspreekbaar is op de besluiten die hij goedkeurt. Voorts dienen bepaalde besluiten eerst aan de minister te worden voorgelegd. Wil de minister deze constructie, die geschikt zou kunnen zijn voor alle zbo’s, aan het kabinet voorleggen? De heer Bakker (D66) constateert dat de minister de beste oplossing voor de kwestie-Joustra heeft gekozen door een andere baan voor hem te zoeken. De politieke verontwaardiging over het smijten met belastingen premiegeld in combinatie met de vertrouwensbreuk met de minister, maakte de positie van de heer Joustra onhoudbaar. Aangezien de heer Joustra formeel bevoegd was om geld uit te geven aan huisvesting valt echter te betwijfelen of de rechter ontslag op staande voet redelijk en billijk had gevonden. Een oplossing in de arbeidsrechtelijke sfeer had daardoor waarschijnlijk niet voldaan aan de voorwaarden van de Kamer: sober, snel en zo goedkoop mogelijk. Met zijn adequate optreden heeft de minister de schade tot het minimum weten te beperken. Wat gaat de heer Joustra doen als adviseur in het publieke domein? Uit de brief van de heer Joustra van 5 maart 2004 kan worden opgemaakt dat hij bereid is adviezen te verstrekken aan de raad van bestuur van UWV. Wat vindt de minister hiervan? Bijna dagelijks krijgt de heer Bakker klachten van mensen die bij UWV met hun hoofd tegen de muur lopen. De nieuwe top van UWV zal dan ook in de toekomst worden afgerekend op de vooruitgang die hij weet te boeken inzake de dienstverlening aan cliënten. De minister heeft goede voorstellen gedaan om in de omgang met zbo’s te komen tot meer toezicht en transparantie. Het zou goed zijn om kabinetsbreed te komen tot een betere aansturing van zbo’s. Het antwoord van de minister De minister is blij met de waarderende woorden over de gekozen aanpak van de UWV-huisvestingsaffaire. Hij betreurt echter dat mevrouw Van Gent zich daarin niet kan vinden. Verbetering van de dienstverlening van UWV heeft prioriteit en hierbij wordt goede voortgang geboekt. De
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 26 448, nr. 135
3
menselijke maat staat centraal. Als de Kamer in dit kader zaken aan de minister heeft te melden, is hij gaarne bereid hiervan tijdens een vertrouwelijk overleg kennis te nemen. Op dit moment bekleedt de heer Joustra geen functie. Hem zal zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen een jaar, een passende functie worden aangeboden. In de tussentijd vervult hij adviesdiensten in het publieke domein, bijvoorbeeld bij een van de departementen of een ander instituut in het publieke domein. Advisering van UWV is zeker niet aan de orde. Aangezien de heer Joustra bij UWV op de loonlijst staat, wordt in overleg met de raad van bestuur van UWV bepaald in welke beleidsvelden hij adviesdiensten gaat vervullen. De uitvalsbasis van de heer Joustra hangt af van de plaats waar hij zijn adviesrol gaat vervullen. Voor dit adviseurschap in het publieke domein is geen functieomschrijving beschikbaar omdat er geen sprake is van een benoeming. Als de heer Joustra een nieuwe functie gaat bekleden, hoort daar uiteraard een functieomschrijving bij. Er zal in onderling overleg worden bepaald wanneer sprake is van een «passende functie». De primaire arbeidsvoorwaarden van de heer Joustra blijven vooralsnog ongewijzigd, maar de secundaire arbeidsvoorwaarden zijn aangepast aan de situatie. De heer Cloo heeft zijn huisvestingsportefeuille bij brief van 17 februari 2004 tijdelijk neergelegd. Er wordt overleg gevoerd over zijn positie. Over de mogelijke uitkomsten van dat overleg kan de minister nog geen mededelingen doen. De Kamer zal zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd als er nieuws te melden valt. De nieuwe raad van bestuur van UWV wordt extern geworven, maar interne kandidaten worden niet uitgesloten. Hoewel de interim-voorzitter, mevrouw Dümig, UWV adequaat bestuurt, wordt gestreefd naar een volledige herbezetting van de raad van bestuur vóór 1 juli 2004. De minister heeft nog geen uitsluitsel over de mogelijk dubbel betaalde makelaarscourtage. Het dubbel betalen van één makelaar is echter dusdanig ongebruikelijk dat er een nader onderzoek is ingesteld. Blijkens het rapport-Meijer is er 261 800 euro door UWV en 1 032 509 euro door de projectontwikkelaar betaald aan de makelaar. De verklaringen van betrokkenen over de redenen van deze betalingen stemmen volgens het rapportMeijer niet overeen. Bovendien is niet duidelijk welke tegenprestaties ten behoeve van UWV zijn geleverd in relatie tot het bouwproject. De minister heeft de heer Annink gevraagd zo snel mogelijk zekerheid te verschaffen over de vraag of de door de ontwikkelaar betaalde courtagekosten deel uitmaken van de investerings- of huurkosten van UWV en dus terugslaan op het publieke domein. Naar aanleiding van een door de heer Annink uitgevoerd feitenonderzoek, is in opdracht van UWV nader onderzoek ingesteld door een extern bureau. Bij dit onderzoek stond de vraag centraal of de aanhuurcourtage is gefactureerd aan UWV en of terecht btw-schade in rekening is gebracht voor betaalde makelaarskosten. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en door UWV aan het openbaar ministerie voorgelegd. Het OM onderzoekt of er sprake is van mogelijke strafbare feiten. Op basis van de reactie van het OM zal UWV beslissen of al dan niet wordt overgegaan tot aangifte. De minister verwacht dat hij de Kamer nog vóór eind april 2004 kan informeren over het besluit van UWV. In zijn oordeel over dit besluit zal de minister ook de vraag van mevrouw Noorman-den Uyl meenemen over de relatie tussen de courtage en de bijdrage van de projectontwikkelaar aan de inrichtingskosten. Het centraal paviljoen zou gaan dienen als opleidings- en vergadercentrum, aanvullend op de vergaderzalen in gebouw B. Momenteel wordt met externe partijen onderhandeld over een overeenkomst voor de afstoting van het centraal paviljoen. Hierbij ligt de nadruk op de kostenbatenanalyse. Zodra er resultaat is geboekt, zal de minister de Kamer informeren. Om de onderhandelingspositie van de raad van bestuur van UWV niet te verzwakken, noemt hij echter geen termijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 26 448, nr. 135
4
De minister herkent zich niet in de reconstructie van de affaire in het Algemeen Dagblad. Er was geen sprake van een complot, zoals in dit artikel wordt gesuggereerd. Voorts slaat het artikel de plank mis met de suggestie dat de relatie tussen de minister en de heer Joustra vanaf het begin slecht was. Het vertrouwen tussen de minister en de heer Joustra is pas geknakt toen bleek dat eerder gegeven informatie over de huisvesting rammelde en op meerdere onderdelen apert onjuist was. Er zijn verschillende personen betrokken geweest bij het overleg met de heer Joustra. De minister is echter politiek verantwoordelijk voor hetgeen tot stand is gebracht. Hij vindt het daarom niet verstandig om de rol van verschillende betrokkenen toe te lichten. Waarderende woorden beschouwt de minister als een politiek statement. Hij zal deze doorgeven aan allen die onder zijn politieke verantwoordelijkheid hebben bijgedragen aan het resultaat. De bewindslieden van SZW streven naar de aanwezigheid van UWV in bedrijfsverzamelgebouwen om werkzoekenden zo goed mogelijk terug te leiden naar de arbeidsmarkt. De minister zegt toe dat de belofte dat de zaak zal worden uitgezocht, gestand wordt gedaan. De minister ziet geen aanleiding om de Algemene Rekenkamer te vragen een onderzoek in te stellen. Afgezien van de makelaarscourtage is de huisvestingsaffaire volledig in beeld gebracht. Inmiddels zijn er verbeteracties ingezet en de minister denkt niet dat de publieke zaak gediend is met nóg een onderzoek. De conclusies in de brief van 30 maart 2004 betreffen niet alleen UWV, maar ook de andere twee zbo’s die onder SZW ressorteren: de Centrale Organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Aangezien de minister één lijn wil trekken in het SUWI-domein heeft hij afzonderlijk overleg gevoerd met de raden van bestuur en advies van de drie SUWI-zbo’s. Tijdens deze overleggen is overeenstemming bereikt over de conclusies. Op grond van de huidige wetgeving is het niet mogelijk om een toezichthoudend orgaan in het leven te roepen voor zbo’s dat overeenkomsten vertoont met de raad van commissarissen bij vennootschappen. Op dit moment zijn er twee evaluatiemomenten gepland waarbij het strengere toezicht op de SUWI-zbo’s nader bekeken kan worden. Er staat sowieso een evaluatie van SUWI gepland. De minister hoopt echter al eerder op het onderwerp terug te komen in het kader van het Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Verzelfstandigde organisaties op rijksniveau en het kabinetsstandpunt dat naar aanleiding daarvan wordt uitgebracht. Naar verwachting zal het IBO-rapport eind mei gereed zijn. Het kabinetsstandpunt volgt waarschijnlijk in het najaar. Het IBO-onderzoek richt zich op een evaluatie van het huidige verzelfstandigingskader. Daarbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan de toepassing van het bestaande normenkader voor de zbo’s. De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Hamer Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Esmeijer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 26 448, nr. 135
5