Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1987-1988
19218
Het verworven immuun deficiëntie-syndroom (AIDS)
Nr. 13
AANVULLENDE LIJST V A N VRAGEN Vastgesteld 29 februari 1988
1
De vaste Commissie voor Justitie' en de vaste Commissie voor Volksgezondheid 2 hebben ter voorbereiding van de behandeling van de Nota inzake het Al DS-beleid (19 218, nr. 10) in een uitgebreide commissievergadering onderstaande vragen aan de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur ter beantwoording voorgelegd.
Samenstelling: Leden: Haas-Berger (PvdA), Stoffelen (PvdA), Kosto (PvdA) voorzitter. Roethof (PvdA), K.G. de Vries (PvdA), De Kwaadsteniet (CDA), Stemerdink (PvdA), Gualthérie van Weezel (CDA), RemptHalmmans de Jongh (VVD), Van der Burg (CDA), Schutte (GPV), Krajenbrink (CDA), Korthals (VVD), Wiebenga (VVD), LaningBoersema (CDA), Dijkstal (VVD), Vermeend (PvdA), Kohnstamm (D66) ondervoorzitter, Wolffensperger, Swildens-Rozendaal (PvdA), Soutendijk van Appeldoorn (CDA), Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA). Plv. leden: Ter Veld (PvdA), Jabaaij (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Lankhorst (PPR), Koetje (CDA), Van Traa (PvdA), Borgman (CDA), Hermans (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), J.T. van den Berg (SGP), Vreugdenhil (CDA), De Grave (VVD), Te Veldhuis (VVD), Kraaijeveld-Wouters (CDA), Van Es (PSP), Alders (PvdA), Eisma (D66), Groenman (D66), Doelman-Pel (CDA), Van Muiden (CDA), Leerling (RPF).
1. INLEIDING 1 Is de minister van mening dat de notitie de duidelijkheid biedt welke gevolgen verzekeraars verbinden aan een bevestigende beantwoording van de vraag of ooit eerder getest is, zeker in het geval er wel eerder getest is, maar de uitslag daarvan negatief was? Zo ja, waar wordt in de notitie de duidelijkheid verschaft over het al of niet toegestaan zijn voor verzekeraars om nader onderzoek te verlangen van de verzekeringnemer op grond van het enkele feit dat men ooit is getest zonder daarbij seropositief te zijn gebleken?
7
Samenstelling: Leden: IMypels (D66), Haas-Berger (PvdA) voorzitter, Müller-van Ast (PvdA), E. Terpstra (VVD), Wöltgens (PvdA), Lansink (CDA) ondervoorzitter, Borgman (CDA), Leerling (RPF), De Pree (PvdA), Van der Heijden (CDA), Franssen (VVD), Laning-Boersema (CDA), Kamp (VVD), Nijhuis (VVD), De Kok (CDA), Janmaat-Abee (CDA), Huys (PvdA), Vriens-Auerbach (CDA), Tuinstra (CDA), Van Otterloo (PvdA), Hageman (PvdA), Netelenbos (PvdA). Plv. leden: Eisma (D66), Ter Beek (PvdA), Jabaaij (PvdA), Hermans (VVD), Beckers-de Bruijn (PPR), Oomen-Ruijten (CDA), Esselink (CDA), Van der Vlies (SGP), Moor (PvdA), Vreugdenhil (CDA), Rempt Halmmans de Jongh (VVD), Frissen (CDA), Linschoten (VVD), Van Es (PSP), Schutte (GPV), Gerritse (CDA), Buurmeijer (PvdA), Weijers (CDA), Beinema (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Ter Veld (PvdA), Vermeend (PvdA).
Is in het kader van het gevoerde overleg met patiëntenorganisaties ook contact gelegd met de Nederlandse Patiëntenvereniging?
Onderkent de minister dat er bij aidstesten en genetisch onderzoek als voorwaarde voor verzekering, van een overeenkomstige problematiek, het «kijken in de toekomst» sprake kan zijn? Zo ja, kan er dan een precedentwerking uitgaan van een nu ten aanzien van aids geformuleerd testbeleid ten behoeve van verzekeringen?
In hoeverre speelt de AIDS-test een rol bij het verkrijgen van een hypotheek?
Heeft de minister overwogen de Vereniging voor Gezondheidsrecht bij het overleg ten behoeve van het opstellen van de notitie te betrekken?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
1
6 Wat is het commentaar op de reactie van de Vereniging van Gezondheidsrecht, d.d. 18 januari 1988? 7 Welke waarde heeft de minister toegekend aan de inbreng van het COC in het overleg, nu in het aan de Kamer toegezonden commentaar van het COC zo duidelijk op een aantal zwakke plekken in de notitie wordt gewezen? 8 Om welke reden is naast het KNMG geen overleg gevoerd met het Nederlands Artsenverbond?
2. A I D S EN VERZEKERING 2.1 De b e t e k e n i s v a n A I D S v o o r v e r z e k e r a a r s 9 Waarom gaat de minister niet verder in op de vraag of het verantwoord is, in verband met de psychische belasting, aanvragers van een verzekering op besmetting te testen? 2.2 De v e r s p r e i d i n g v a n A I D S 10 Als testen toelaatbaar zouden zijn, maar een test, uitgevoerd kort na de besmetting, een negatieve uitslag kan hebben, voorziet het testbeleid dan altijd in een tweede test, na verloop van enige tijd? 11 Waarom wordt momenteel aangenomen, dat ten minste 50% van de geïnfecteerde personen de ziekte Aids zal ontwikkelen? Kan worden verklaard, waarom in de brief van 14 juli 1 987 (kamerstuk 19 218 nr. 8) nog wordt uitgegaan van een veel lager percentage, namelijk 15 tot 40%? 12 Kan de minister de schatting van het percentage seropositieve personen dat de ziekte uiteindelijk zal krijgen nader onderbouwen? 13 Kan bij de gegeven cijfers en berekeningen zonder meer uitgegaan worden van de situatie in andere landen, waar deze een geheel ander aids-beleid voeren? 2.3 De f i n a n c i ë l e g e v o l g e n v o o r l e v e n s v e r z e k e r a a r s 14 Op welke gegevens is de schatting gebaseerd dat de aidsschade voor het nederlandse verzekeringsbedrijf tenminste 500 miljoen zou bedragen? Is dit bedrag in- of exclusief mogelijke herverzekering? Welk aandeel hebben de Nederlandse levensverzekeraars in de geraamde f 500 miljoen? Zijn inmiddels recentere en relevantere cijfers beschikbaar en zo ja welke? 15 Staat het vast dat een overlijden op jonge leeftijd altijd ongunstig is voor de verzekeraar? Zijn niet vele polissen afgesloten die bij overlijden in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
2
een bepaalde periode na het afsluiten slechts de premie, vermeerder met de rekenrente, uitkeren? 16 Welke mogelijkheden heeft een verzekeraar om de financiële gevolgen van Aids te beperken bij de reeds verzekerde groep besmette mensen of bij de groep personen, die tijdens de looptijd van de verzekering besmet raakt?
3. DE VOOR VERZEKERING RELEVANTE O M S T A N D I G H E D E N 3.1 De selectie van het risico 17 Kan de minister een opsomming geven van de omstandigheden die net als AIDS het voor verzekeraars kennelijk onmogelijk maken een levensverzekering af te sluiten? 18 Is een persoon die is genezen verklaard van een vorm van kanker, of die een hartaanval heeft gehad, wel in staat een levensverzekering af te sluiten? 19 Mag bij levensverzekering rekening gehouden worden met vormen van ongezond leefgedrag, zoals roken? 20 Kan de minister uitgebreider ingaan op de gang van zaken rond het herverzekeren van risico's? Is uit andere landen bekend of verzekeraars bepaalde AIDS-risico's herverzekeren? Gaat het bij het verzekeren van het aids-risico niet om facultatieve herverzekeringen die in de contracten met herverzekeraars nauwelijks vóórkomen? 21 Is het wel juist om bij een overlijdensrisicoverzekering te stellen, dat wel vaststaat dat eens zal moeten worden uitgekeerd? Of is het veeleer zo, dat alleen bij overlijden binnen de looptijd van de verzekering uitbetaling gegarandeerd wordt? 22 Vallen onder de derde categorie van groepen met een aids-risico, ook die personen die eens getest zijn maar sero-negatief bleken te zijn? Wat moet het verzekeringsbeleid zijn ten aanzien van deze categorie aanvragen? 23 Is homosexualiteit gelijkgesteld aan het begrip homosexueel gedrag? Zo ja, kan dan werkelijk gesteld worden, dat homosexualiteit geen relevante risicogroep is, als de kans op overlijden aan AIDS in Nederland 40 a 50 keer zo groot is bij homosexueel gedrag? Moet daarom niet worden gesproken over een onaanvaardbaar hoog risico? Hoe wordt gedacht over het instellen van een verzekeringsfonds a la «Terminus» (autoverzekeringen)? 24 Moet in de nabije toekomst niet als vierde categorie de hele bevolking worden genoemd, voorzover deze geacht wordt sexuele omgang te hebben?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
3
25 Mogen ziektekostenverzekeraars wel of niet om een test op aids verzoeken, en zo ja, wanneer? 26 Bestaan er gegevens, bij voorbeeld via de VNZ, over het aantal niet voor ziektekosten verzekerde personen in ons land? 27 Welke garantie bestaat er voor sero-positieven dat ze zich in ieder geval voor het standaardpakket kunnen verzekeren? 28 Zijn er situaties denkbaar, dat een persoon niet meer tegen ziektekosten kan worden verzekerd, terwijl hem dat niet te verwijten valt?
29 Welke conclusies mag een ziektekostenverzekeraar trekken uit de positieve beantwoording van de nieuwe vraag op het standaardvragenformulier dat er ooit getest is op het aids-antistoffen? 30 Kan gesteld worden dat arbeidsongeschiktheidsverzekeraars niet selecteren op aids-antistoffen? 31 Wat moet het beleid zijn ten aanzien van die personen voor wie de AAW niet van toepassing is, of te gering is in die gevallen waarin men als zelfstandige een bedrijf heeft? 32 Wanneer in Nederland verzekeraars niet bekend zijn met de doodsoorzaak van hun verzekerden omdat de medische gegevens daaromtrent niet tot hun beschikking staan, hoe is dan artikel 307 van het Wetboek van Koophandel uit te voeren, volgens welke bepaling de verzekeraar een uitkering kan weigeren indien de verzekerde zichzelf van het leven heeft beroofd? 3.2 De mededelingsplicht 33 Is er ergens iets geregeld omtrent de rechten van de verzekeringnemer, waar wel nadrukkelijk zijn plichten zijn omschreven? 34 Wie beoordeelt, volgens het wetsvoorstel Nieuw BW, of een niet of onjuist medegedeeld feit van belang is voor de beoordeling van het risico? 35 Hoe groot is het aantal afgesloten en aangevraagde levensverzekeringen waarbij een som van minder dan wel meer dan f 200 000 is verzekerd? Wat zijn de verschillen tussen de diverse maatschappijen? Waarop is het bedrag van f 200 000 gebaseerd? Zijn de verschillen in het verzekerde bedrag te verklaren uit het al dan niet hebben van een eigen bedrijf? 36 Is het juist dat levensverzekeraars het advies hebben gekregen van het Bestuur van de NVL om voor levensverzekeringen die het bedrag van f 200 000 te boven gaan, een onderzoek op aids te vragen van de verze-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
4
keringnemer? Waarop is dat bedrag gebaseerd? Hoe beoordeelt de minister dit voornemen? 37 Welke gevolgen zou het hebben als de volksvertegenwoordiging het testen op aids bij levensverzekeringen afwijst? 38 Hoe verhoudt het algemene testbeleid van verzekeraars als het om die grens van f 200 000 gaat, zich tot het in de aidsnotitie (kamerstuk 19 218 nr. 8) gestelde dat tests alleen op medische indicatie geoorloofd zijn? 39 Wat is de relevantie van het handhaven van de vraag naar eerder afgenomen bloedonderzoek in het aanvraagformulier voor een levensverzekering, ook als het te verzekeren bedrag minder is dan f 200 000? 40 Als de verzekeraar duidelijkheid wil hebben, over in het verleden aangetoonde sero-positiviteit, wat is dan de achtergrond van de nieuwe vraag op het standaardvragenformulier, waarbij niet rechtstreeks naar seropositiviteit wordt gevraagd, maar slechts wordt gevraagd of men ooit eerder is getest? 41 Welke duidelijkheid biedt het positieve antwoord op de vraag of men ooit getest is en de uitslag daarvan negatief was, voor de verzekeraar? 42 Is iets bekend over de maatregelen die genomen zijn of gaan worden ten aanzien van de begeleiding van die personen die bij een verplichte test, als de verzekerde som f 200 000 te boven gaat, sero-positief blijken te zijn? 4. BESCHERMING V A N DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER 4.1 Vragen over het privéleven 43 Wanneer treedt artikel 10 van de Grondwet in werking? 44 Kan het niet-tot stand komen van een levensverzekering ook tot gevolg hebben dat geen huis kan worden gekocht, omdat het verkrijgen van een hypotheek niet mogelijk is? 45 Als verzekeraars niet plegen te vragen naar privé leefgedrag dat een verhoogd risico op besmetting kan oproepen, welke mogelijkheden staan de verzekeringnemer dan ter beschikking in het geval een verzekeraar zulks wel doet en hij niet de kans wil lopen voor verzekering uitgesloten te worden? 46 Welke informatie geeft een keuringsarts aan de instantie voor wie hij of zij keurt? Bestaan er regels die de door te geven informatie beperken? 47 Wie bepaalt van welke gegevens «objectief vaststaat» dat ze van invloed zijn op het risico, en aan de hand van welke criteria wordt bepaald of iets objectief vaststaat?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
5
4.2 Registratie van persoonsgegevens 48 Hoe lang blijven keuringsgegevens op dit moment bewaard? Zal de WPR daarin belangrijke wijziging brengen? 49 Wanneer kan de inwerkingtreding van de WPR worden verwacht? Kan reeds enig inzicht worden gegeven in de voor te bereiden algemene maatregel van bestuur van artikel 7 WPR met betrekking tot medische gegevens én sexualiteit of intiem levensgedrag? 50 Verdient het geen aanbeveling de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 7 van de Wet persoonsregistraties eerder op te stellen dan een jaar na inwerkingtreding van de WPR? 51 Betekent de in artikel 6, eerste lid WPR, neergelegde regel dat de in een persoonsregistratie opgenomen gegevens slechts mogen worden gebruikt voor doeleinden die met het doel van die registratie verenigbaar zijn, dat die gegevens aan al diegenen kunnen worden verstrekt, die zonder deze gegevens geen verantwoorde beleidsbeslissingen kunnen nemen? 5. D I S C R I M I N A T I E 5.1 Gelijke behandeling 52 Kan de minister nader uiteenzetten wat bedoeld wordt met de passage «Bij de beoordeling van dergelijke aanvragen zal onderscheid moeten worden gemaakt ... over acceptatie te nemen»? Om welke redenen dient dit onderscheid te worden gemaakt? 53 Is de minister van mening dat er bij selectie aan de hand van gegevens als geslacht, woonomstandigheden, ongehuwde staat etc. sprake kan zijn van indirecte discriminatie of is deze selectie objectief gerechtvaardigd? Wanneer dit laatste het geval is acht de minister dit soort selectiemethoden dan ook wenselijk? 54 Is de minister van mening dat de combinatie van de factoren «ongehuwd», «mannelijk», «leeftijd beneden de veertig» en «woonachtig te Amsterdam» een grond voor premieverhoging voor levensverzekering mogen zijn volgens de Algemene wet gelijke behandeling? 55 Is in jurisprudentie aangenomen, dat artikel 1 van de Grondwet derdenwerking heeft (van toepassing op relaties tussen burgers onderling)? 6. TESTEN BIJ DE A A N V R A A G V A N EEN VERZEKERING 6.1 Het huidige beleid ten aanzien van het testen op anti-stoffen 56 Wat bedoelt de minister met een terughoudend beleid ten aanzien van het testen van antistoffen, zoals in de aidsnotitie 19 218 nr. 8 zou zijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
6
neergelegd, als in die notitie duidelijk staat dat testen op besmetting met aids anders dan op medische indicatie of persoonlijk verzoek wordt afgewezen, en dat er dus geen sprake kan zijn van routinematig onderzoek testen op aids bij aanstellingskeuringen of bij het afsluiten van levensverzekeringen? 57 Kan de minister aangeven hoe hoog het percentage fout-positieve en fout-negatieve uitslagen, bij de nu gangbare testen, is? 58 Waarom verbindt de minister aan de opmerkingen over het grotere gewicht van vals-positieve testen, naarmate meer getest wordt, geen conclusies ten aanzien van het testen als zodanig? 59 Acht de minister het mogelijk te voorkomen dat de uitslag van een test, desverzocht, niet wordt medegedeeld aan de onderzochte persoon, gezien de negatieve sancties die aan de test-uitslag verbonden kunnen worden? Zo ja, op welke wijze? 60 Hoe zullen de rechten van de geteste worden beschermd? Komen daar procedureregels voor? 61 Hoe kan worden voorkomen, dat als de geteste persoon niet op de hoogte gesteld wil worden van de uitslag van de test, bij gebleken seropositiviteit, de betreffende persoon - in onwetendheid - optreedt als besmettingshaard? 6.2 Het vragen naar een resultaat van een vroegere test 62 Wat bedoelt de minister met de opmerking dat een eerdere testuitslag met een negatief resultaat voor een medisch adviseur van de verzekeraar een omstandigheid kan zijn om een nader medisch onderzoek te adviseren? Is het gerechtvaardigd dat van de vraag alleen al een selecterende werking kan uitgaan? 63 Wat gebeurt er met mensen die weigeren zich aan een nader onderzoek te laten onderwerpen, als ze wel eens getest zijn, maar de uitslag daarvan negatief was? 64 Is het mogelijk op grond van een afwijzing voor een levensverzekering vanwege het feit dat ooit een test op AIDS is ondergaan, vervolging in te stellen vanwege overtreding van de wet? 65 Wat bedoelt de minister met de vrees dat de omstandigheid dat iemand ooit getest is, ook al is de uitslag negatief, zal leiden tot een scherpere selectie op andere factoren? Welke factoren worden bedoeld? 66 Wat zouden de financiële gevolgen zijn van het wel verzekeren van sero-positieve personen voor andere verzekeringnemers?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
7
67 Als het feit dat men ooit getest is, geen voor het risico relevante omstandigheid is, waarom wordt er dan naar gevraagd? 68 Worden ook voor andere bijzondere risico's in verband met de aanvraag van een levensverzekering wel eens ingrijpende onderzoeken gevraagd? 6.3 Toelaatbaarheid van testen
69 Wanneer in deze paragrafen gesproken wordt over «verzekeraars» worden dan ook de verzekeraars van ziektekosten- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen bedoeld? 70 Zijn keuringen die een psychische belasting met zich meebrengen ook risicovolle keuringen waarvan artsen zich zouden moeten onthouden? 71 Welk verschil is er tussen het testen op AIDS van een (vrijwillige) bloeddonor en een (vrijwillige) aanvrager van een levensverzekering? 72 Kan de minister nader ingaan op de verhouding tussen de psychische belasting van een positieve uitslag voor betrokkenen en de zwaarte van het belang van verzekeraars? 73 Naarmate meer mensen sero-positief zijn en dezen meer zijn gespreid over verschillende bevolkingsgroepen, wordt dan het vragen naar een aids-test door een (levens-)verzekeraar aanvaardbaarder? 74 Is er een principieel verschil tussen het vragen naar het resultaat van een vroegere test op anti-stoffen en het verzoeken om een zodanige test te ondergaan? 6.4 Wanneer m a g w o r d e n getest? 75 Hoe kan worden voorkomen dat een aspirant-verzekerde, die de uitslag van een AIDS-test niet wenst te weten, die indirect te weten komt, op grond van het al of niet weigeren van zijn aanvraag? 76 Wat houdt emancipatie van homosexuele mensen in? 77 Kan uit de beantwoording van eerdere Kamervragen geconcludeerd worden dat selectie op basis van sociodemografische factoren niet alleen niet gewenst is, zoals in de notitie staat, maar zelfs verboden? 78 Als de verzekeraars het aidsschaderisico schatten op 500 miljoen gulden, waarom kan dan niet een schatting worden gemaakt van de gevolgen voor de premiestelling als het aidsrisico daarin wordt verdisconteerd?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
8
79 Moet uit de woorden «in het bijzonder levensverzekeraars» geconcludeerd worden dat ook andere verzekeraars grote financiële risico's lopen? Zo ja, mogen andere verzekeraars op grond van financiële risico's ook overgaan tot het testen van verzekeringnemers? 80 Hoe ziet het gemiddelde standaardpakket van een particuliere ziektekostenverzekeraar er uit en tegen welke onderdelen van een ziektekostenverzekering kan een seropositieve zich in beginsel niet verzekeren? 81 Hoeveel personen vallen buiten de acceptatieplicht bij particuliere ziektekostenverzekeringen? 82 Kan de minister de stelling onderbouwen dat de weigering van een levensverzekering, de betrokkenen niet bedreigt in zijn maatschappelijk functioneren? 83 Waarom wordt zo stellig beweerd dat van andere verzekeringnemers niet een dergelijke vergaande solidariteit gevraagd mag worden, als niet eens duidelijk is waarop die solidariteit zou neerkomen? 84 Waarom gaat de minister niet in op de mogelijkheid van een aparte pooling van zware risico's? 85 In hoeverre is overwogen voor sero-positieven, die dus geen hypotheek kunnen sluiten, een minimum-voorziening op het terrein van de levensverzekering in te stellen? Zou daaraan niet in zekere mate kunnen worden bijgedragen door de staatskas en andere verzekerden? 6.5 Voorwaarden t e stellen aan de uitvoering van een test 86 Welke paragraaf in deze notitie heeft aanleiding kunnen zijn voor het advies van de NVL aan levensverzekeraars over te gaan tot een aidstest voor iedereen die voor een hogere som dan f 200 000 een levensverzekering wil sluiten of is dit het resultaat van het overleg met onder andere de KNMG over de wenselijkheid van bloedonderzoek? 87 Wanneer zullen de resultaten van het overleg tussen NVL, NVOZ en KNMG bekend zijn? Speelt de overheid nog een rol in dit overleg?
7. AFSLUITENDE OPMERKINGEN 88 In welke gevallen acht de minister selectie bij ziektekostenverzekeringen ongewenst of ontoelaatbaar?
89 Wordt bij bloedonderzoek zonder onderscheid des persoons alleen aan levensverzekeringen gedacht?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
9
90 Vanaf welk verzekerd bedrag mag iedereen aan een test onderworpen worden? Wie stelt dit bedrag vast? Kunnen verzekeraars dit bedrag zelf bijstellen? 91 Wat zijn de kosten die verbonden zijn aan het testen van alle aanvragers van een verzekering?
92 Wat bedoelt de minister wanneer hij stelt dat selectie bij ziektekostenverzekeringen ten hoogste kan leiden tot het feit «dat men een andere verzekering krijgt dan gevraagd»? 93 Leidt de afweging van belangen in dit geval tot de aanvaardbaarheid van een AIDS-test bij het aanvragen van een levensverzekering (onder bepaalde voorwaarden)? De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, Kosto De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Haas-Berger De griffier van de vaste commissie voor Justitie, Coenen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19 218, nr. 13
10