Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1992-1993
22181
De situatie in Joegoslavië
Nr. 60
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 17 september 1993 De vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken1, voor Defensie2 en voor Ontwikkelingssamenwerking3 hebben op 29 juli 1993 mondeling overleg gevoerd met de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Ontwikkelingssamenwerking over de situatie in het voormalig Joegoslavië. Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie Mevrouw Sipkes (Groen Links) wees erop dat sinds het mondeling overleg op 11 juli 1991 in het voormalige Joegoslsi/ië 250 000 doden zijn gevallen, miljoenen mensen op de vlucht zijn geslagen en veel dorpen en steden zijn verwoest. De mensen in Sarajevo voelen zich in de steek gelaten: zij hebben honger, geen schoon drinkwater en worden
1 Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), Stoffelen (PvdA), Aarts (CDA), voorzitter, Beinema (CDA), Ste– merdink (PvdA), Van Mierlo (D66), Van der Linden (CDA), Van Houwelingen (CDA), Blaauw (VVD), Leerling (RPF), Van Nieuwen– hoven (PvdA), Weisglas (VVD), Van Heems– kerck Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA), Vos (PvdA), Janmaat (Centmmdemocraten), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), ondervoorzit– ter, De Hoop Scheffer (CDA), Melkert (PvdA), Lonink (PvdA), Koffeman (CDA), E. van Middelkoop (GVP), Valk (PvdA) Leers (CDA) en Sipkes (GroenLinks). P!v. leden: E G. Terpstra (VVD). J. H. van den Berg (PvdA), Van lersel (CDA), Mate– man (CDA), Jurgens (PvdA), Tommel (D66), Deetman (CDA), Ramlal (CDA), Bolkestein (VVD), Brouwer (GroenLinks), Verspaget (PvdA), Wiebenga (VVD), Dees (VVD), Doel– man-Pel (CDA), Wöltgens (PvdA), Ockels (PvdA), Kohnstamm (D66), Apostolou (PvdA).De Graaf (CDA), Paulis (CDA), Van Gijzel (PvdA), Van Vlijmen (CDA), Schel– tema-de Nie (D66), Quint-Maagdenberg (PvdA), Huibers (CDA) en Van Ojik (Groen– Links).
2
Samenstelling: Leden: Stemerdink (PvdA), Buurmeijer (PvdA), Mateman (CDA), Van Houwelingen (CDA), Blaauw (VVD), voorzitter, Van Vlij– men (CDA), Leerling (RPF), Korthals (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA), Vos (PvdA). Janmaat (Centrum– democraten), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), J. H. van den Berg (PvdA), Ter Veer (D66), Achttienribbe-Buijs (PvdA), Koffeman (CDA), Zijlstra (PvdA), Valk (PvdA), Hillen (CDA), ondervoorzitter, Leers (CDA), Sipkes (Groenünks) en Van Dijk (CDA). Plv leden: Huys (PvdA), Quint-Maagdenberg (PvdA), De Graaf (CDA). Esselink (CDA). Dees (VVD), De Hoop Scheffer (CDA), Van Dis (SGP), Van Hoof (VVD), Weisglas (VVD), Janmaat-Abee (CDA), Melkert (PvdA), Tom– mel (D66), Schoots (PvdA), E. van Middel– koop (GPV), Schimmel (D66), Vacature PvdA, Krajenbrink (CDA), Lonink (PvdA), Ockels (PvdA), Paulis (CDA), Van der Linden (CDA) Van Ojik (Groenünks) en Aarts (CDA).
3
Samenstelling: Leden: Aarts (CDA), Van Leijenhorst (CDA), E. G. Terpstra (VVD), Buurmeijer (PvdA), Leerling (RPF), De Pree (PvdA), Krajenbrink (CDA), Tommel (D66), Weisglas (VVD), Wiebenga (VVD), Laning-Boersema (CDA), Paulis (CDA), Janmaat (Centrumdemocra– ten), Van Traa (PvdA), Verspaget (PvdA), ondervoorzitter, De Hoop Scheffer (CDA), voorzitter, Ter Veer (D66), Lonink (PvdA), Apostolou (PvdA), Qumt Maagdenberg (PvdA), Kersten (PvdA), De Graaf (CDA), Ramlal (CDA) en Van Oijk (GroenLinks) Plv leden: Van Noord (CDA), Van der Lin– den (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Ockels (PvdA), Van Dis (SGP), Van Zijl (PvdA), G de Jong (CDA), Ybema (D66), Schutte (GVP), Blaauw (WD), Bijleveld– Schouten (CDA), Huibers (CDA), Valk (PvdA), Vermeend (PvdA), Roosen-van Pelt (CDA), Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Melkert (PvdA), Van Otterloo (PvdA), Eisses– Timmerman (CDA), Van de Camp (CDA) en Sipkes (GroenLinks).
314454F ISSN0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1993
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
bedreigd door epidemieën. Voor Tuzla geldt hetzelfde: de stad is weliswaar bestempeld als een «safe haven», maar is vrijwel onbereikbaar voor de hulpverlening. De gevechten worden steeds heviger en de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen heeft de noodklok geluid. De hulpver– leningsorganisaties wijzen wanhopig op de erbarmelijke situatie die is ontstaan; een situatie die zo ernstig is dat Artsen zonder grenzen niet veel meer kan doen dan stervensbegeleiding. Zij benadrukte dat het hoog tijd is dat de internationale gemeenschap, Nederland voorop, actie onderneemt. Van de EG mag niet veel worden verwacht zolang de Algemene Raad niet verder komt dan de constatering dat «een rondreis in de regio duidelijk moet maken dat de EG en haar lidstaten nog steeds actief betrokken zijn en willen blijven bij het zoeken naar oplossingen voor de problemen in het voormalig Joegoslavië». Het buitenlandse beleid van de EG is failliet: de Gemeenschap laat het keer op keer afweten ook al zeggen de bewindslieden steeds weer dat zij hun best zullen doen. Zelfs de toezegging een minimale extra inzet van 7500 man bijeen te brengen, lijkt niet waargemaakt te kunnen worden. Terwijl de islamitische landen hebben toegezegd 20000 man te willen inzetten, wacht de EG af en verschuilen de lidstaten zich achter elkaar. Onder– tussen vallen er dagelijks meer slachtoffers. De Ministers van Buitenlandse Zaken van de EG zullen naar verluidt begin volgende week in een spoedzitting bijeenkomen. Met welke inzet gaat de Minister van Buitenlandse Zaken naar deze bijeenkomst? Zal hij zijn ambtgenoten erop wijzen dat Bosnië-Herzegovina zonder ingrijpen van de kaart zal worden geveegd? Zal hij zeggen dat, zelfs als de lidstaten uit humanitaire overwegingen niet geneigd zijn tot hulp, zij uit eigen belang daartoe zouden moeten beslissen, want wat moeten zij met miljoenen mensen zonder eigen land? Zal hij erop wijzen dat voor Nederland de tijd is aangebroken om op zoek te gaan naar andere bondgenoten? Zal Nederland aankondigen meer troepen te leveren? Kortom, is de Nederlandse regering bereid andere bondgenoten en wegen te zoeken en niet langer te wachten op de andere lidstaten? Mevrouw Sipkes vroeg verder hoe is gereageerd op het aanbod van de islamitische landen. Wordt nagegaan waar de aangeboden manschappen kunnen worden ingezet en welke training zij daartoe eventueel nodig hebben? De Veiligheidsraad heeft in een resolutie vastgelegd dat humanitaire hulp met alle middelen mogelijk gemaakt moet worden. De situatie in Sarajevo en Tuzla logenstraft deze doelstelling. Waarom wordt geen gevolg gegeven aan de suggestie in Sarajevo landingsstrips aan te leggen opdat in ieder geval de toegangswegen veilig zijn gesteld? Sarajevo wordt onophoudelijk bestookt door artillerievuur. Waarom worden de mortierstellingen die hiervoor verantwoordelijk zijn niet met behulp van de F16's uitgeroeid? Mevrouw Sipkes vroeg in dit verband of de voedseldroppings van de VS zullen worden hervat. De Serven kunnen gewoon hun gang gaan, omdat de boycotmaatre– gelen worden ontdoken. Veel goederen worden via Griekenland ingevoerd en dat terwijl Griekenland een EG-lidstaat is en veel steun van de EG ontvangt. Is de minister voornemens dit punt in de EG aan de orde te stellen? Is hij bereid met de heer Owen te spreken over de houding van de EG tegenover de heer Milosevic en erop te wijzen dat vooral in Sarajevo de indruk bestaat dat de hulp met opzet wordt beperkt om de heer Izetbegovic op de knieën te krijgen en hem te laten instemmen met plannen die ertoe leiden dat zijn land wordt opgeheven? De humanitaire hulp moet de mensen kunnen bereiken, maar dan moet er ook voldoende hulp zijn. De EG heeft laten weten over onvoldoende middelen te beschikken voor uitbreiding van de hulp. Het is wrang dat voor de «achterstandspositie» van de Flevopolder wel geld beschikbaar is, maar niet voor de noodsituatie in Sarajevo. Mevrouw Sipkes uitte haar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
waardering voor de toezeggingen van de Minister voor Ontwikkelingssa– menwerking. De EG zou zich echter ook niet onbetuigd mogen laten, zo meende zij. Bij eerdere besprekingen over de positie van de vluchtelmgen is nadrukkelijk gepleit voor opvang in de regio. De omstandigheden waaronder de vluchtelingen in bij voorbeeld Kroatië verkeren worden echter steeds slechter. Heeft de Nederlandse vertegenwoordiging in Zagreb geprotesteerd tegen het feit dat hotels waarin vluchtelingen zijn gehuisvest, worden ontruimd ten behoeve van toeristen? Bosnië-Herzegovina was anderhalf jaar geleden nog een rustige, multi– etnische samenleving. De internationale gemeenschap heeft slechts toegekeken toen die rust werd verstoord. Zal zij ook toekijken hoe andere gebieden verloren gaan? De Serven gedragen zich beestachtig in Kosovo. Mag van de EG of de VN enige actie daartegen worden verwacht? De heer Tommel (D66) was van mening dat van de resultaten van dit overleg geen hooggespannen verwachtingen mogen worden gekoesterd. De verwachtingen die ermee worden gewekt, kunnen wellicht niet worden ingelost. Toch is het zinnig bijeen te komen, want wat kan worden gedaan, móet worden gedaan. Overigens lijkt een dergelijk overleg altijd te vroeg te komen, want er staat altijd wel een vredescon– ferentie op stapel waarvan de resultaten moeten worden afgewacht. In zijn reisverslag geeft de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan dat hij overweegt een aantal hulpverleningsprojecten te steunen. Hoe is de stand van zaken op dit moment? Waartoe hebben zijn overwe– gingen over bij voorbeeld de energie– en watervoorziening in Sarajevo geleid? De humanitaire hulpverlening wordt hevig tegengewerkt door de Servische en Kroatische milities. Hoe kan die tegenwerking worden gebroken? De heer Tommel wees erop dat zich op korte termijn een aantal problemen zal voordoen. In de eerste plaats een financieel probleem. In het verslag van de Algemene Raad van 19 juli jongstleden wordt nogal kryptisch opgemerkt: «Wat de EG betreft lijkt er weinig ander alternatief te resten dan een aanpassing van de financiële perspectieven van de hulp». Moet dit zo worden uitgelegd dat de EG het benodigde geld niet bijeen kan brengen? Is de Minister van Buitenlandse Zaken bereid aan te dringen op herziening van dit besluit? De heer Tommel wees er met nadruk op dat er veel meer geld nodig is en dat de EG veel meer moet doen dan tot nu toe. Overigens was hij van mening dat Nederland een fatsoenlijke bijdrage heeft geleverd. Een tweede probleem is dat de konvooien worden tegengehouden, waardoor de hulp de mensen niet bereikt, terwijl bevoorrading uit de lucht niet overal mogelijk is. Hoe lang zal deze situatie worden gedoogd? Tot nu toe heeft niemand de veiligheid in de zogenaamde «safe havens» willen en kunnen garanderen. Ook de Bosniërs zelf zijn niet in staat die veiligheid dan maar zelf te handhaven zolang het wapenembargo wordt gehandhaafd. Hij had begrip voor de suggestie van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat dit embargo zou moeten worden opgeheven: als niemand kans ziet om de Bosniërs te beschermen, moeten zij misschien in staat worden gesteld zichzelf te beschermen. De vraag is echter of dit niet langzamerhand een academische discussie is geworden. De situatie is immers zo slecht dat, zelfs al zouden de mensen in staat zijn zich wapens te verschaffen, het niet meer zal helpen. Bovendien is het de vraag of het fysiek mogelijk is zware wapens op de plaats van bestemming te krijgen. De hulp wordt ook op grote schaal tegengehouden door de Kroaten. Uit de brief van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking blijkt dat de detentiekampen in Mostar niet mogen worden bezocht door het Rode
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
Kruis. Zou er niet meer druk op de Kroatische regering moeten worden uitgeoefend opdat in ieder geval de mensenrechten niet worden geschonden? Naast verbale druk van de EG, zou ook actieve druk moeten worden uitgeoefend, bij voorbeeld door het opschorten van de preferen– tiële handelsovereenkomst met Kroatië. Ook al mag van het effect van dergelijke maatregelen niet al te veel worden verwacht, uit de gevolgen van het feit dat de economische maatregelen tegen Servië te lang op zich hebben laten wachten, moet een les worden getrokken. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft de inzet van Nederlandse F16's gekoppeld aan de noodzaak van extra grondtroepen, omdat gevreesd moet worden dat die inzet zal leiden tot represailles tegen de burgerbevolking en de grondtroepen. De inzet van extra grond– troepen is echter alleen zinnig als het mandaat van de VN-macht wordt uitgebreid. Zal de regering op dit punt actie ondernemen? Is de VN-beslissing over de inzet van de F16's gebonden aan de inzet van extra grondtroepen? De heer Tommel stelde met klem dat de situatie nu zo ernstig is dat de inzet van de F16's niet langer mag worden uitgesteld. De hulpverlening aan Bosnië-Herzegovina lijkt te worden gebruikt om de heer Izetbegovic onder druk te zetten om akkoord te gaan met de driedeling van zijn land. Is dit gerucht waar? Zou het niet beter zijn de heer Izetbegovic te steunen door op voorhand economische en militaire steun toe te zeggen aan de staat die onder zijn leiding tot stand zal komen? De heer Tommel had waardering voor de beslissing van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking zelf ter plaatse de situatie in ogenschouw te nemen. Hij twijfelde er niet aan dat de minister zich heeft gerealiseerd dat een dergelijk bezoek extra risico's oplevert voor de mensen ter plaatse. Het aantal bezoeken van bewindslieden moet dan ook zoveel mogelijk worden beperkt. De heer Blaauw (VVD) uitte zijn waardering voor het initiatief van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking zich ter plaatse op de hoogte te stellen van de situatie in het voormalig Joegoslavië. Klopten zijn waarnemingen met de rapportages die de regering ontvangt? Zo ja, waarom is dan niet eerder gereageerd op die rapportages en is niet eerder die actie ondernomen die in de brief van de minister wordt aange– kondigd? Is dit puur het gevolg van financiële problemen? De heer Blaauw stelde met klem dat actie is geboden, ook met het oog op de komende winter. Heeft de minister ruimte in zijn huidige begroting voor een dergelijke actie of is hij bereid die ruimte te scheppen? Is er op zijn begroting wellicht sprake van onderuitputting? Kan de opschorting van de OS-bijdrage aan Suriname een (tijdelijke) oplossing bieden? Sarajevo kan alleen met vliegtuigen worden bevoorraad, maar de transportcapaciteit is beperkt. Hulptransporten over de weg worden onderschept waarbij een belangrijk deel van de goederen wordt gestolen. Uiteindelijk komt slechts 40 procent van de goederen op de plaats van bestemming. De vraag lijkt dan ook gerechtvaardigd of de hulporgani– saties met hun activiteiten niet impliciet de strijdende partijen op de been houden. Overigens is het merkwaardig dat het Ministerie van Defensie een rekening heeft gestuurd voor de overtollige gevechtsrant– soenen die het ter beschikking heeft gesteld. De opstelling van de lidstaten in de Algemene Raad van 19 juli over de inzet van extra EG-troepen is beschamend: Frankrijk en Nederland hebben hun aandeel toegezegd, maar de andere lidstaten geven niet thuis. Is het waar dat, omdat de Gemeenschap de toegezegde 7500 man niet bijeen kan krijgen, is ingestemd met de komst van bataljons uit Bangladesh, Pakistan en Jordanië? Al eerder is gesteld dat 7500 man te weinig is. Is de minister bereid ervoor te pleiten dat hun aantal op termijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
wordt uitgebreid, zonodig door de inzet van militairen uit landen buiten de Gemeenschap en de VS? Ook de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking is van mening dat er meer grondtroepen naar het voormalig Joegoslavië moeten worden gezonden. Verwoordt hij hiermee de opvatting van de regering? Zo ja, wanneer zal zij haar opvatting dan aan de bondgenoten voorleggen? Ook de heer Blaauw vroeg of de inzet van de F16 gevechtsvliegtuigen afhan– kelijk is van de inzet van extra grondtroepen. Wanneer mogen de toestellen werkelijk in actie komen? Ook de humanitaire organisaties pleiten voor een zwaardere inzet van militaire middelen, omdat zij vrezen dat zij zonder bescherming uit de lucht hun activiteiten moeten staken. Waardoor wordt dan de angst ingegeven dat militair ingrijpen juist de humanitaire orgamsaties in gevaar zal brengen? Hij vond het onbegrijpelijk dat het aantal hulpvluchten op Sarajevo niet alleen door geldgebrek wordt belemmerd, maar ook doordat er onvol– doende vliegtuigen beschikbaar worden gesteld. Hij noemde deze opstelling van de Westerse wereld schandalig: er zijn immers genoeg vliegtuigen op de wereld. Voor de bescherming van de «safe havens» is de toegezegde inzet van 7500 man onvoldoende. Het zou dan ook beter zijn de activiteiten te concentreren, in de eerste plaats op Sarajevo. Daarnaast is bescherming van Tuzla dringend geboden om te voorkomen dat de bestaande vluchte– lingenstroom nog groter wordt. In de derde plaats zouden de activiteiten op Srebenica moeten worden gericht. Dit laat onverlet dat de Neder– landse regering bij de andere lidstaten moet blijven pleiten voor meer troepen en geld. De VN-resoluties staan de inzet van F16's niet in de weg. Waarom gebeurt dit dan niet? Welke praktische problemen staan die inzet dan wel in de weg? De heer Blaauw was van mening dat Nederland, als dat nodig is, nog meer toestellen ter beschikking moet stellen. Op de begroting van het Ministerie van Defensie moet daarvoor hoe dan ook ruimte worden gevonden. De oplossing van het drama in het voormalig Joegoslavië moet prevaleren boven financiële problemen. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft tijdens zijn reis noodgedwongen gebruik moeten maken van een pantserrupsvoertuig in een situatie waarin een pantservoertuig op wielen geen uitkomst meer kon bieden. Het niet ter beschikking stellen van Nederlandse grond– troepen werd destijds onder meer gemotiveerd met de stelling dat pantserrups ongeschikt is voor Bosnië. Is de regering bereid, nu de mening over de inzet van rupsvoertuigen blijkbaar is gewijzigd, haar zienswijze aan te passen? De heer Blaauw vroeg vervolgens of de chauffeurs van de Nederlandse landmacht zijn bewapend. Hij stelde met klem dat dit de laatste kans is om in te grijpen. Wachten op de uitkomst van de vredesconferentie kost teveel tijd en kan niet worden geaccepteerd. De Westerse wereld kan en mag zich niet afwenden van de burgerbevolking in het voormalig Joegoslavië. Dat zou het faillissement betekenen van het Nederlandse beleid, van het Europese beleid, van het NAVO-beleid en van het beleid van de Verenigde Naties, zo besloot hij. De heer Valk (PvdA) wees erop dat de situatie in het voormalig Joego– slavië voor het derde achtereenvolgende jaar aanleiding is voor de Kamer om in het reces bijeen te komen. Hij vroeg zich af of dit volgend jaar weer nodig zal zijn, bij voorbeeld omdat in Kosovo een etnische zuivering is begonnen of, omdat de oorlog om Macedonië is losgebarsten. De toekomstperspectieven zijn buitengewoon somber. Het initiatief van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking verdient waardering. Zijn bevindingen zijn een duidelijke illustratie van de ellendige omstandig–
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
heden waaronder de bevolking van het voormalig Joegoslavië zich bevindt. De heer Valk vroeg vervolgens of de Minister van Buitenlandse Zaken inzicht heeft in het uitgangspunt van de vredesconferentie in Genéve. Blijft de Europese Raad bij het besluit van Kopenhagen dat Europa zich niet zal neerleggen bij een door Serven en Kroaten gedicteerde territo– riale oplossing ten koste van de Bosnische moslims? Is het de bedoeling dat de nu nog veilige gebieden deel blijven uitmaken van een Bosnische moslim-entiteit? Met welke inzet gaat de minister naar de Algemene Raad die naar verwachting begin volgende week bijeen zal komen? De Europese Gemeenschap heeft in Kopenhagen toegezegd dat zij een extra troepenmacht van 7500 man op de been zal brengen. Frankrijk, Nederland en Denemarken hebben hun bijdrage daaraan toegezegd, maar dit is lang niet voldoende om het aantal van 7500 te halen. De heer Valk was van mening dat de Gemeenschap haar geloofwaardigheid verliest als zij er niet in slaagt die troepen bijeen te brengen. Hij vroeg de minister dit met klem naar voren te brengen tijdens de komende Algemene Raad. De bescherming van de veilige gebieden moet zo snel mogelijk worden geëffectueerd, waar mogelijk met grondtroepen, maar ook met de inzet van F16 vliegtuigen en gewapende helikopters. Welke bevoegdheden hebben de commandanten «te velde» in dezen? Moeten zij eerst toestemming vragen aan de Secretaris-Generaal van de VN voordat zij de steun van de luchtmacht kunnen inroepen? Overigens zou de lucht– macht niet alleen in actie moeten komen als VN-troepen onder vuur komen te liggen, maar ook als de bevolking van de veilige gebieden wordt aangevallen. De vraag is wat moet worden verstaan onder het begrip «veilig– heidszone» of «veilig gebied». De heer Valk ging ervan uit dat pas sprake is van een veilig gebied als de bevolking kan beschikken over voldoende voedsel en medicijnen en een adequate energievoorziening. Hij pleitte ervoor dat het VN-mandaat in die zin wordt uitgebreid dat de hulpver– iening ook met steun uit de lucht en bescherming door grondtroepen kan worden afgedwongen. De aanvoerlijnen moeten desnoods met geweld worden opengehouden. Het kan en mag niet zo zijn dat een handjevol vijandige troepen een konvooi kan tegenhouden. De in de resoluties gebruikte terminologie dat de hulpverlening met alle mogelijke middelen moet worden voortgezet, moet in praktijk worden gebracht. Is de Minister van Buitenlandse Zaken bereid in de Algemene Raad te beklemtonen dat de hulpverlening aan Bosnië-Herzegovina van geen enkele financiële beperking afhankelijk mag worden gesteld? Ook Nederland moet bereid zijn tot het uiterste te gaan om de hulp aan steden als Sarajevo, Tuzla en Srebenica zoveel mogelijk te waarborgen. Uit het reisverslag van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking blijkt dat de mensenrechten in Mostar en omgeving op ruime schaal worden geschonden, vooral sinds deze stad door de Kroaten is bezet. Kroatië maakt zich op grote schaal schuldig aan agressie, etnische zuive– ringen en andere vormen van schending van de mensenrechten. Deelt de regering de mening dat sancties tegen Kroatië zijn geboden, opdat duidelijk wordt dat de internationale gemeenschap dit beleid niet langer accepteert? De heer De Kok (CDA) had begrip voor de motivatie van de minister om de omstandigheden in het voormalige Joegoslavië persoonlijk in ogenschouw te nemen. Hij onderschreef de toezeggingen van de minister en drong erop aan dat de bijdrage van Nederland aan de hulpverlening wordt voortgezet en, waar mogelijk, wordt uitgebreid, ook al roept de effectiviteit van de hulp de nodige vraagtekens op. Hoe
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
verhouden de Nederlandse hulpinspanningen zich tot die van andere lidstaten? De minister acht de kans groot dat een substantieel deel van zijn begroting moet worden besteed aan de hulpverlening aan het voormalige Joegoslavië. Kan hij al enigszins aangeven waartoe zijn onderzoek naar een mogelijke herschikking van de begroting van zijn ministerie heeft geleid? De vraag om meer humanitaire hulp moet zeker worden gehonoreerd, maar alleen dan als de effectiviteit van die hulp kan worden vergroot en de bescherming van de transporten kan worden gewaarborgd. Op dit moment is daarvan geen sprake, ondanks het feit dat in de resoluties van de Veiligheidsraad wordt gesteld dat de humanitaire transporten «with all necessary means» moeten worden uitgevoerd. Nu worden transporten nog tegengehouden door kleine groepjes haveloze Serven. Is de regering bereid te pleiten voor een letterlijke uitvoering van de resoluties, opdat waar nodig militaire middelen worden gebruikt om de hulp ter plaatse te krijgen? De heer De Kok herinnerde eraan dat zijn eerdere wens tot opheffing van het wapenembargo niet door de regering is overgenomen. Als reden daarvoor gaf zij aan dat zij tijdens de Algemene Raad van Kopenhagen alles op alles heeft gezet om de partners zover te krijgen dat zij hun medewerking toezegden aan een extra inzet van 7500 man. De twijfel over die toezegging blijkt nu terecht: de lidstaten zijn nog niet verder gekomen dan een toezegging van 1100 man. Waarom komt de Gemeen– schap haar toezegging niet na? De islamitische landen hebben wel een grote hoeveelheid manschappen toegezegd Hoe denkt de regering over deze toezegging? Is de Minister van Buitenlandse Zaken bereid zijn ambtgenoten te herinneren aan hun toezegging? De informatievoorziening over de mogelijke inzet van de Nederlandse F16's schiet ernstig tekort, aldus de heer De Kok. Worden de toestellen ingezet voor de bescherming van de eigen troepen èn van de «safe havens»? Hoe verloopt de commandovoering in de praktijk? Afgelopen week zijn de Franse troepen tweemaal beschoten, maar zij hebben niet teruggeschoten, ondanks de uitkomst van de lange discussies over het zelfverdedigingsconcept; zij hebben slechts aangekondigd dat een volgende aanval niet ongemerkt voorbij zal gaan. Dergelijke dreige– menten zijn al zo vaak geuit dat ze niet langer serieus worden genomen. Overigens moet die terughoudendheid niet de Fransen worden verweten, maar de VN, omdat het verdedigingsconcept tekort schiet en de bereidheid ontbreekt te laten zien dat het geduld ten einde is. Van verschillende kanten is gewezen op de benarde positie van de bevolking van Bosnië-Herzegovina. De activiteiten van de hulporgani– saties zijn primair gericht op vluchtelingen. Hoe kan worden voorkomen dat de oorspronkelijke bewoners tussen wal en schip vallen? Is er voldoende geld om ook deze groepen te helpen? Wordt in dit kader samengewerkt met de charitasorganisaties die ter plaatse werkzaam zijn? De heer De Kok vroeg vervolgens of de Kamer zal worden geïnfor– meerd over de uitkomsten van de missie-Claes. Hij herhaalde de vraag of de regering bereid is in het Europese overleg te herinneren aan de toezegging van de Gemeenschap een extra eenheid van 7500 in te zetten. Verder drong hij erop aan dat de humanitaire hulp desnoods met militaire middelen wordt geëffectueerd en benadrukte hij dat de aanvallen op VN-troepen niet langer kunnen worden getolereerd. Niet alleen de veiligheid van de VN-militairen moet veilig worden gesteld, maar ook de bescherming van de «safe havens». Ten slotte sloot hij zich aan bij de lovende woorden over het optreden van de Nederlandse militairen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
De heer Van Middelkoop (GPV) vreesde dat de oplossing van de problemen in het voormalige Joegoslavië niet dichterbij zal komen door dit mondeling overleg. Hij sprak zijn waardering uit voor de reis van de minister en voor de uitspraken die deze naar aanleiding daarvan heeft gedaan. De minister is niet met lege handen naar Bosnië gegaan en zal zich hebben gerealiseerd dat hij met zijn komst verwachtingen wekte. Hoe denkt hij die verwachtingen waar te maken? Is hij, zoals de media berichten, voornemens daarvoor traditionele ontwikkelingstaken opzij te schuiven? De heer Van Middeikoop suggereerde dat een deel van de middelen kan worden gevonden in de jaarlijkse afdracht aan de Europese Gemeenschap. Het enorme financiële tekort van UNHCR kan in principe immers al voor de helft worden gedekt door de bijdrage die Nederland ontvangt uit de structuurfondsen. De objectieve beschrijving van de humanitaire hulpverlening in de brief van de minister, kan worden beschouwd als een vorm van politieke kritiek. In dit geval lijkt dit geoorloofd, want het is onbegrijpelijk dat er te weinig vliegtuigen zijn om Sarajevo te bevoorraden, terwijl wereldwijd een groot overschot aan vliegtuigen bestaat. Kan de Nederlandse regering hieraan iets doen? Nog schrijnender is de constatering dat UNHCR door een tekort aan personeel niet in staat is de humanitaire transporten te beschermen. De internationaal politieke en militaire onmacht kan niet duidelijker worden geïllustreerd. Kan de Minister van Buitenlandse Zaken iets zeggen over de samenhang in het internationale optreden in het voormalige Joegoslavië? De noodzaak van voortzetting van de humanitaire hulp is evident, zo meende de heer Van Middelkoop. Aan de andere kant dreigt de escalatie van de militaire inzet de hulpverlening te doorkruisen. Hij vroeg daarom welke militaire doeleinden worden nagestreefd met de inzet van de F16-toestellen. Kan dit grote geweld uit de lucht een oplossing bieden in dit type oorlog? Welk mandaat heeft de opperbevelbeheer van UNPROFOR? Zal hij de toestellen inzetten voor de bescherming van VN-troepen of voor de bescherming van Bosniërs? De heer Van Middelkoop wees erop dat al deze activiteiten passen binnen het mandaat van Resolutie 836. De vraag of een eventuele escalatie volken– rechtelijk gelegitimeerd is en politiek of militair, staat daarbuiten. De sleutel van de oplossing ligt in Belgrado of Zagreb, niet in Bosnië. Hoe denkt de Nederlandse regering over sancties tegen Kroatië? Deelt zij de mening dat de tijd daarvoor inmiddels is aangebroken? Hij vond het treurig dat al na zo korte tijd moet worden vastgesteld dat van de uitspraken van de Top van Kopenhagen weinig terecht komt. De bodem van de geloofwaardigheid van de EG was in zicht en lijkt nu definitief te zijn bereikt. De Nederlandse regering valt niet veel te verwijten. Is zij niettemin bereid het initiatief te nemen voor een afzon– derlijke Europese Raad waarin moet worden gesproken over de vraag wat Europa kan doen, zowel financieel als humanitair als militair? De heer Janmaat (CD) zei dat zijn fractie geen spoeddebat over de ontwikkelingen in het voormalige Joegoslavië zou hebben aangevraagd, omdat zij de invloed van Nederland op deze ontwikkelingen niet veel groter acht dan haar eigen invloed op de binnenlandse ontwikkelingen. Nederland verheft tevergeefs zijn stem in internationale organen. Dat de Tweede Kamer niettemin graag bereid is bijeen te komen voor een bespreking over de internationale ontwikkelingen, wordt zijns inziens ingegeven door de wens de binnenlandse problemen naar de achter– grond te schuiven. De lange duur van het conflict in het voormalige Joegoslavië heeft een politieke oplossing nog niet dichterbij gebracht, zelfs verre van dat. Noch de plaatselijke bevolking, noch de EG en de andere internationale organen zien een oplossing. Het is niet moeilijk aan te dringen op effec– tieve humanitaire en militaire hulp, maar het zou de eerste keer zijn dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
in een dergelijk conflict alle hulp en goederen de plaats van bestemming bereiken. De heer Janmaat toonde zich voorstander van de inrichting van veilige gebieden. Het zou een verbetering zijn als de bevolking zich in dergelijke gebieden zou kunnen terugtrekken. Opvang in de regio en de bescherming van de veilige gebieden lijkt de aangewezen weg, ook om te voorkomen dat Europa wordt overspoeld met vluchtelingen. Tot nu toe is het in de praktijk niet mogelijk gebleken de oorlogshande– lingen buiten de veilige gebieden te beheersen. De heer Janmaat vroeg of een meer offensieve taak van de Nederlandse vliegtuigen toestemming van de Tweede Kamer behoeft. De aanvallen op artillerie– stellingen zijn zeker niet zonder gevaar. Is dit risico groter dan gemiddeld? Wordt dit risico mede veroorzaakt door de houding van de Tweede Kamer, die vooral aandringt op militair ingnjpen en daarmee de luchtmacht een onevenredig zware taak toebedeelt? Het antwoord van de bewindslieden De Minister van Buitenlandse Zaken had begrip voor de beslissmg van de Tweede Kamer haar reces te onderbreken voor een mondeling overleg over de ontwikkelingen in het voormalig Joegoslavië. Ook al kan Nederland alleen die ontwikkelingen niet keren, de ernst van de situatie, vooral in Bosnië-Herzegovina, rechtvaardigt dit overleg. De situatie in Sarajevo is in de afgelopen tijd nog verder verslechterd. Ook de VN-troepen zijn nu doelwit van gewapende aanvallen. In Tuzla wordt de situatie ook steeds ernstiger. Alleen uit het feit dat de besprekingen in Genéve zijn hervat, kan nog enige hoop op een oplossing worden geput. Volgens een lichte optie is voor de bescherming van de veilige zones een extra inzet van 7500 man vereist, zo vervolgde de minister. Deze inzet is helaas nog niet op de been gebracht. De Secretaris-Generaal van de VN zal naar verwachting vandaag een voorstel voorleggen aan de Veiligheidsraad voor de samenstellmg van een eenheid bestaande uit de volgende nationaliteiten: een brigade van 3000 man uit Pakistan, een eenheid van 1000 man uit Frankrijk, een eenheid van 1000 man uit Jordanië, 900 man uit Maleisië, een logistieke eenheid van 400 man uit Nederland en naar alle waarschijnlijkheid een Noorse eenheid van ongeveer 1000 man. Daarmee komt dan een eind aan een al te lange periode van wikken en wegen over de opzet van een eenheid die zo buitengewoon noodzakelijk is. Desgevraagd merkte de bewindsman op dat hij ervan uitgaat dat de Veiligheidsraad akkoord gaat met dit voorstel; de Secretaris-Generaal zal zich daarover ongetwijfeld met de verschillende leden hebben verstaan. De vraag wanneer de eenheden ter plaatse kunnen worden gestationeerd, kan nu nog niet worden beant– woord. De Franse eenheid bij voorbeeld kan onmiddellijk worden ingezet, maar de Pakistaanse brigade heeft behoefte aan logistieke ondersteuning en uitrusting. Onder meer Duitsland heeft toegezegd hierin te voorzien, maar al met al zal het nog enkele weken duren voordat de Pakistaanse brigade kan worden ingezet. Over de andere eenheden is op dit moment niets bekend. De EG heeft de verwachtingen die zij in Kopenhagen heeft gewekt, onvoldoende waargemaakt, zo meende de bewindsman. Overigens heeft zij niet toegezegd garant te staan voor een extra inzet van 7500 man. Het voorzitterschap heeft de afspraken aldus verwoord: «De Europese Raad besloot positief te reageren op het verzoek van de Secretaris– Generaal van de VN om mensen en middelen ter beschikking te stellen.». Dit laat onverlet dat de Gemeenschap, toen bleek dat het buitengewoon moeilijk was om 7500 man op de been te brengen, veel eerder had moeten reageren. Hij wees erop dat hij tijdens de laatste Algemene Raad zijn teleurstelling en beschaamdheid hierover heeft uitgesproken en heeft
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
gezegd dat de Gemeenschap haar geloofwaardigheid, die zij in Kopen– hagen op het spel heeft gezet, dreigt te verliezen. Met de inzet van 7500 man wordt slechts minimaal voorzien in de behoefte aan manschappen. Het voorstel van de Secretaris-Generaal gaat ervan uit dat voor een werkelijke bescherming van de veilige gebieden 30 000 man nodig is. De Nederlandse regering is het van harte eens met het standpunt dat in Bosnië-Herzegovina meer grondtroepen nodig zijn dan de 7500 man die thans operationeel worden gemaakt, maar als het al zo moeilijk is 7500 man op de been te brengen, is het een illusie te verwachten dat de eigenlijk noodzakelijke inzet van 30 000 man kan worden verwezenlijkt. De minister ging ervan uit dat de Secre– taris-Generaal zich thans buigt over het aanbod dat hem van verschil– lende kanten heeft bereikt. Hij zal echter prioriteit geven aan het bijeen– brengen van de lichte optie van 7500 man. Tegen een grotere inzet van islamitische troepen in Bosnië-Herzegovina bestaat op zich geen bezwaar, mits zij bereid zijn het VN-mandaat volledig, dat wil zeggen onpartijdig en zonder enige vooringenomenheid uit te voeren. Binnen de VN bestaat immers geen monopolie op bepaalde regio's. Zoals de Neder– landse troepen in Cambodja aanwezig zijn, kunnen troepen uit andere regio's in Bosnië-Herzegovina worden ingezet. Misschien draagt dit er zelfs toe bij dat de scherpe tegenstellingen tussen islamitische en andere landen over de situatie in Bosnië-Herzegovina worden weggenomen. Als de 7500 man ter plaatse zijn, is aan de voorwaarden van Resolutie 836 voldaan, omdat inmiddels ook de F16's die de bescherming uit de lucht moeten bieden operationeel zijn. De NAVO heeft de VN laten weten dat de opdracht van de Veiligheidsraad is vervuld en dat aan de missie gehoor kan worden gegeven. Dit kan ook al voordat de 7500 man ter plaatse zijn. In resolutie 836 wordt nadrukkelijk gesproken over uitbreiding van het mandaat van UNPROFOR voor de bescherming van de veilige zones. UNPROFOR kan, «acting in selfdefence», daartoe de nodige maatregelen nemen, inclusief het gebruik van geweld indien de veilige zones worden aangevallen. In Resolutie 770 wordt voorzien in de beveiliging van de toegangs– wegen. De VN-macht wordt daarin gemachtigd de humanitaire hulp ter plaatse te brengen met gebruikmaking van «all necessary means». De vraag is dan natuurlijk waarom dit niet gebeurt. Waarom laat de VN toe dat een aantal breiende vrouwen een humanitair transport tegenhouden? De minister herinnerde eraan dat hij al eerder te kennen heeft gegeven dat hij in dergelijke gevallen geen bezwaar zou hebben tegen een VN-optreden. Het is echter de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen die beslist of zal worden overgegaan tot gebruik van geweld. Vooralsnog is zij van mening dat de effectuering van de humanitaire hulp meer gebaat is bij overtuiging en overreding, omdat zij vreest dat gebruik van geweld de humanitaire hulp slechts zal belemmeren. Desgevraagd antwoordde de minister dat hij ervan op de hoogte is dat de hulporgani– saties verdere hulpverlening zonder militaire inzet vrijwel onmogelijk achten. Zij zullen zich echter tot UNHCR moeten wenden om de inzet van militaire middelen te bepleiten. De Hoge Commissaris heeft blijk gegeven van haar aarzelingen over de methoden die moeten worden gehanteerd, maar het is de Lead Agency UNHCR die beslist over de vraag of van de mogelijkheden die Resolutie 770 biedt gebruik zal worden gemaakt. Overigens vindt over dit vraagstuk voortdurend overleg plaats. Een gebied dat is afgesloten van de buitenwereld en onbereikbaar is voor humanitaire hulp kan niet werkelijk als een veilig gebied worden bestempeld. De instelling van een «safe area» is een extra beveiliging voor de mensen die zich daar bevinden en voegt dus aan de reeds algemene resoluties over het verlenen van humanitaire hulp een extra bescherming toe. Deze opvatting is vervat in eerdere resoluties waar is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
10
gesteld dat naar alle plaatsen in Bosnië-Herzegovina humanitaire hulp kan worden gebracht. De Nederlandse regering is van oordeel dat er moet worden opgetreden als VN-eenheden worden beschoten. Al eerder was zij van mening dat het gebruik van bepaalde militaire middelen niet moet worden geschuwd. Zij heeft zich ingezet voor het afdwingen van de «no fly zone» en voor de instelling van «safe areas», inclusief het beschermen daarvan met militaire middelen. Zij acht het vanzelfsprekend dat in het extreme geval dat VN-militairen zelf het slachtoffer worden van aanvallen, militaire middelen worden gebruikt. Alleen dan zullen de VN hun geloofwaardigheid niet verliezen. Overigens behoeft het gebruik van geweld in dergelijke omstandigheden geen toestemming van de Veilig– heidsraad; de mogelijkheid van zelfverdediging is reeds in de resoluties geregeld. De NAVO heeft bekend gemaakt bereid te zijn tot bescherming uit de lucht over te gaan, dus ook tot het beschieten van mortierstellingen e.d. Daarvoor moet de Secretaris-Generaal van de VN toestemming verlenen. Hij overweegt die toestemming aanstaande maandag te geven. De minister voegde hieraan toe dat hij de Secretaris-Generaal zal berichten dat het «point of no return» zijns inziens is gepasseerd en dat bescherming uit de lucht is geboden, ook als de grondtroepen ter plaatse hiervoor nog niet klaar zijn. Het specifieke EG-budget voor humanitaire hulp is uitgeput. Op de EG-begroting zijn formeel geen andere middelen voor dit doel beschikbaar, maar de Algemene Raad heeft de Europese Commissie opdracht gegeven te bezien of door een herschikking van financiële prioriteiten extra middelen beschikbaar kunnen komen. Als dit niet lukt zullen de lidstaten uit eigen middelen een bijdrage moeten leveren. Dit moment lijkt echter nog niet aangebroken. Overigens is de bijdrage van de lidstaten aan de hulpverlening geen weerspiegeling van hun financiële mogelijkheden. Veel lidstaten zouden (wellicht na herschikking van hun prioriteiten) een grotere bijdrage moeten kunnen leveren. De Algemene Raad heeft besloten hoge prioriteit te geven aan de controle op de naleving van de sancties in Macedonie, omdat de handelsboycot vooral daar wordt ontdoken. Het aantal «monitoren» zal worden uitgebreid. Nederland heeft verder voorgesteld de «monitoren» een «stop and search»-bevoegdheid te geven en hen onder de bescherming van de UNPROFOR-eenheid in Macedonië te stellen. De minister hoopte dat dit voorstel zal worden overgenomen. Overigens wordt Griekenland keer op keer aangesproken op zijn nalevingsbeleid, maar het ontkent de beschuldigingen eenvoudigweg. Mevrouw Sipkes vroeg waarom Griekenland niet harder wordt aangepakt. Als er een aantoonbaar «lek» is in de Griekse grens, moet de hulpverlening aan Griekenland worden stopgezet ten behoeve van de mensen in het voormalig Joegoslavië. De minister antwoordde dat Joegoslavië niet alleen vanuit Griekenland wordt bevoorraad. Bovendien kan moeilijk worden aange– toond dat de ontduiking van het embargo overheidsbeleid is. Desge– vraagd merkte hij nog op dat voor een klacht bij de Sanctiecommissie van de VN onvoldoende gegevens bekend zijn. Daarvoor moeten de bedrijven die het embargo ontduiken met naam en toenaam bekend zijn. De EG heeft een duidelijke waarschuwing uitgesproken aan het adres van de Kroatische president. De Belgische voorzitter heeft namens de EG gedreigd met de intrekking van de preferentiële behandeling van Kroatië, indien de Bosnische Kroaten niet in toom worden gehouden. Deze beschikken immers over de nodige, ook materiële invloed, in Bosnië Herzegovina. De opstelling van de heer Tudjman bij de uitwerking van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
11
een overeengekomen regeling zal moeten uitwijzen of de tijd is aange– broken om sancties tegen Kroatië te treffen. De minister maakte zich zorgen over de ontwikkelingen in Genève. Hij herinnerde eraan dat de Europese Raad in Kopenhagen heeft uitge– sproken dat de moslimbevolking in Bosnië-Herzegovina geen overeen– komst mag worden opgelegd of afgedwongen en dat de vredesregeling moet voldoen aan de beginselen van de Londen-conferentie. Mede daarom is het belangrijk dat de Algemene Raad op korte termijn bijeenkomt. Helaas is de oorspronkelijke afspraak voor een bijeenkomst op vrijdag ingetrokken en is het thans niet duidelijk wanneer de Raad wel zal bijeenkomen. Hij voegde hieraan toe dat hij de Belgische voorzitter heeft gevraagd alles in het werk te stellen om de Raad zo spoedig mogelijk bijeen te doen komen, opdat de partners in de onderhande– lingen in Genève ervan doordrongen zijn dat de beginselen van de Londen-conferentie moeten worden gehonoreerd. Zodra een regeling tot stand is gekomen, zou de Raad opnieuw in spoedzitting bijeen moeten komen om te bezien of de regeling werkelijk aan die criteria voldoet. Alleen dan zal duidelijk zijn dat de Gemeenschap geen regeling aanvaardt die de Bosnische moslims wordt opgelegd en in feite niet beantwoordt aan de criteria. De Gemeenschap en Nederland beschouwen de opheffing van het wapenembargo als een laatste redmiddel, ook al biedt het geen enkele waarborg voor de veiligheid van de moslimbevolking. Het is een vrese– lijke zaak dat nu met ongelijke wapens moet worden gevochten. Aan de andere kant zal de opheffing van het wapenembargo ertoe leiden dat de humanitaire hulp wegvalt en die hulpverlening is, ook al is zij niet altijd even effectief, dringend nodig. In de tweede plaats betekent opheffing van het wapenembargo nog geenszins dat de Serven en Kroaten zullen afzien van de dreiging in een gemeenschappelijk poging te proberen de hele moslimeenheid binnen twee weken van de kaart te vegen. Het blijft een laatste middel dat openstaat als alle andere instrumenten falen om te komen tot een oplossing die recht doet aan de aanspraken van alle partijen. De Minister van Defensie ging allereerst in op de inzet van de F16-vliegtuigen ter bescherming van het UNPROFOR-personeel in Bosnië-Herzegovina, zowel in als buiten de veilige gebieden. De zes Nederlandse F16-vliegtuigen maken in een «fighter-bomber-aircraft» (fba)-rol deel uit van een eenheid van ongeveer 80 vliegtuigen die door de NAVO beschikbaar is gesteld om uitvoering te geven aan de VN-opdracht ter bescherming van het UNPROFOR-personeel en de beveiligde gebieden. Deze opdracht vloeit voort uit Resolutie 836 en is als zodanig te beschouwen als een uitbreiding van de huidige NAVO-operatie in Bosnië-Herzegovina onder de naam: «Deny flight», die beoogt het vliegverbod boven Bosnië Herzegovina te waarborgen. Veel van de procedures, zeker de commandovoering, zijn daarom een afgeleide van de huidige operatie. De VN bepaalt of vliegtuigen worden ingezet tegen gronddoelen: de eerste maal dat vliegtuigen tegen grond– doelen worden ingezet moet de Secretaris-Generaal daarvoor toestemming geven. Het commando is daarna aan de commandant van UNPROFOR in Bosnië-Herzegovina: de operationele commandant op de grond dient het verzoek in om steun uit de lucht bij de beschieting van gronddoelen. Overeenkomstig de werkwijze van «Deny flight» wordt dit verzoek ingediend bij de commandant van «Five ATAF» van de NAVO in Vicenza. Deze bepaalt hoeveel en welke vliegtuigen worden ingezet. Hij kan beslissen vliegtuigen in te zetten die zich op dat moment al in de lucht bevinden in het kader van de «combat air patrol»-rol of toestellen die zich op dat moment op de grond bevinden («ground alert» op tien
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
12
minuten). Tijdens de operaties zijn tankervliegtuigen in de lucht beschikbaar. Vier NAVO-landen hebben voor beide operaties vliegtuigen ter beschikking gesteld: de VS, het VK, Frankrijk en Nederland. De minister antwoordde desgevraagd dat alle 80 vliegtuigen geschikt zijn voor directe aanvallen op gronddoelen Nederland heeft 18 vliegtuigen beschikbaar gesteld voor de operatie «Deny flight». Zes hiervan zijn geschikt en uitgerust met de nodige voorzieningen en apparatuur voor een fba-rol. De andere landen hebben hiertoe «nieuwe» toestellen met speciaal opgeleide piloten moeten laten instromen; Nederland heeft profijt getrokken van het «swing-roll»-concept van de Nederlandse lucht– macht waardoor dezelfde piloten met dezelfde vliegtuigen verschillende taken kunnen uitvoeren. In een operatie waarbij de grondstrijdkrachten vanuit de lucht steun krijgen («close airsupport») moeten de vliegtuigen bombardementen uitvoeren dichtbij de eigen troepen. Onder die omstandigheden wordt vanzelfsprekend hoogste prioriteit gegeven aan hun veiligheid. Daartoe is vereist dat de vlieger goed inzicht heeft in de positie van de eigen troepen en het doel positief kan identificeren. Gedurende de gehele operatie staat hij onder leiding van «forward air controllers». Een aantal landen heeft voor deze taak officieren beschikbaar gesteld Zo zullen drie Nederlandse officieren die hiertoe een speciale opleiding hebben gevolgd, begin volgende week naar Zagreb vertrekken om vandaar uit te worden ingezet in Bosnië-Herzegovina. Op grond van de rapportages die hem bereiken, had de minister er alle vertrouwen in dat dergelijke opdrachten succesvol kunnen worden uitgevoerd. Nederland heeft tijdens de Europese Top niet alleen aangedrongen op het beschikbaar stellen van extra grondstrijdkrachten voor de bescherming van de veilige gebieden, maar heeft ook aangeboden daaraan een bijdrage te leveren met een op maat gesneden logistieke eenheid. Deze zal bestaan uit een bataljonstaf waarin naast staffunctio– narissen ook tolken, marechaussee en een communicatiecentrum zijn opgenomen, een stafcompagnie die verzorgende elementen (genees– kundig, onderhoud) en een beperkt aantal verkeerselementen bevat, een logistieke compagnie die bestaat uit een hersteleenheid met onder meer een wegenwachtfunctie en een peloton met opslag– en overslagcapa– citeit voor brandstoffen. De samenstelling van deze eenheid is mede afhankelijk van de samenstelling van het grotere geheel van 7500 man en is ruim 350 man sterk, waarvan naar verwachting ongeveer 150 dienstplichtigen. Het beschikbaar stellen van troepen alleen is niet voldoende; er bestaat vooral behoefte aan goed opgeleide eenheden, voorzien van de juiste uitrusting en materieel. Naast de landen die in feite alleen voetsol– daten beschikbaar hebben gesteld, zijn er landen die alleen materieel beschikbaar hebben gesteld. Uit deze elementen zullen eenheden worden samengevoegd. Dit zal nog wel de nodige voeten in de aarde hebben zodat niet mag worden verwacht dat de troepen op korte termijn kunnen worden ingezet. Overigens was de Nederlandse regering al veel eerder voorstander van de inzet van extra troepen in Bosnië-Herzegovina, maar de weerbarstigheid van de internationale politieke verhoudingen heeft dit tot nu toe verhinderd. Het Nederlandse pantserinfanteriebataljon kan niet worden ingezet, omdat het voor 60 tot 70 procent uit dienstplichtigen bestaat en dus niet omdat het gebruik maakt van pantserrupsvoertuigen. Rond de jaarwis– selmg zal een eerste operationeel bataljon van de luchtmobiele brigade klaar zijn voor een eventuele inzet in Bosnië-Herzegovina. Het wordt uitgerust met Nederlandse YPR-pantserrupsvoertuigen. UNPROFOR maakt gebruik van zowel pantserrups– als pantserwielvoertuigen: bij de inzet in het terrein wordt de voorkeur gegeven aan pantserrupsvoer– tuigen, voor de begeleiding van humanitaire konvooien over de weg
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
13
wordt vooral gebruik gemaakt van pantserwielvoertuigen. Desgevraagd merkte de minister op dat een deel van de overtollige voertuigen in het kader van de CVSE-overeenkomst moet worden afgestoten. Die voertuigen mogen niet op de vrije markt worden gebracht of ter beschikking worden gesteld van de VN. Een ander deel van de Neder– landse YPR-voertuigen wordt gebruikt voor de instructie van het lucht– mobiele bataljon. Het recht op zelfverdediging van de VN-militairen is onbeperkt, zo vervolgde de bewindsman. Het grootste deel van de Nederlandse militairen in Bosnië-Herzegovina is ingezet in een transporteenheid. Zij worden beschermd door een aantal infanteriebataljons uit andere landen. De Nederlandse chauffeurs gaan gewapend op pad en ook de uitrusting van de cabines is op een zo groot mogelijke beveiliging gericht. De Nederlandse regering zal enkele malen per maand een vlucht uitvoeren met een F27 Fokker Friendship van de Koninklijke luchtmacht om gewonden te vervoeren. Zo worden vandaag zeven gewonden, waaronder zes kinderen, uit Sarajevo naar een ziekenhuis in Rome overgevlogen. Voor dergelijke taken is de F27 een geschikt toestel, maar voor het vervoer van grote hoeveelheden voedsel, medicijnen, brandstof of andere goederen is het minder geschikt. In de eerste plaats door de beperkte capaciteit, maar vooral ook door het ontbreken van een achterklep waardoor het laden en lossen een tijdrovende bezigheid is. De minister merkte in dit verband op dat hij verheugd was over de recente instemming van de Tweede Kamer met de aanschaf van twee Hercules-transport vliegtuigen. Hij voegde hieraan toe dat een eerdere beslissing welkom zou zijn geweest: de toestellen hadden dan nu al kunnen worden ingezet voor de vluchten op Sarajevo. Hij beaamde dat er wereldwijd gesproken genoeg vliegtuigen beschikbaar zijn, maar de Nederlandse regering kan niet beslissen over de inzet van toestellen van andere landen. Desgevraagd zei hij nog dat hij geen inzicht heeft in de mogelijkheden van de Belgische luchtmacht. België levert immers ook een bijdrage aan een andere VN-operatie. Verder wees hij erop dat zijn verantwoordelijkheid niet verder reikt dan de capaciteit van de Neder– landse luchtmacht. Hij sloot zich van harte aan bij de lof die de militairen in het voormalig Joegoslavië wordt toegezwaaid. Het Nederlands-Belgische transportba– taljon heeft tot nu toe in totaal meer dan 32 000 ton goederen vervoerd, maar ook de prestatie van de Nederlandse verbindingsmensen verdient veel waardering. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking wees op het belang van een integrale aanpak van de problematiek in het voormalig Joegoslavië. Het zou onverstandig zijn als iedere discussie zich steeds opnieuw toespitst op een beslissing over meer humanitaire hulp of over de effectiviteit van die hulp zonder dat tegelijkertijd de politieke dimensies van het conflict aan de orde komen. Daarom stelde hij het op prijs dat de vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie aan dit overleg deelnemen: zij houden zich immers bezig met de randvoorwaarden waarbinnen de humanitaire hulpverlening kan worden geboden. De minister merkte vervolgens op dat hij zich de risico's van zijn reis zeker heeft gerealiseerd. Aan de VN is vooraf gevraagd of deze reis verantwoord zou zijn. De heer Stafford («deputy» van de Hoge Commis– saris) heeft in een persoonlijk gesprek verzekerd dat contacten ter plaatse van bewindspersonen die verantwoordelijk zijn voor de humani– taire hulp, zeer welkom zijn. De omvang van de delegatie is natuurlijk tot het uiterste beperkt. De risico's waren beperkt, verantwoord en vele malen geringer dan de risico's die mensen lopen die daar dagelijks werken, om maar niet te spreken over de risico's van allen die er wonen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
14
en leven en niet worden beschermd. Er is immers nauwelijks sprake van bescherming, alleen van hulpverlening. Termen als «safe haven» geven vooral doelstellingen aan, maar vinden geen grond in de werkelijkheid. De bevolking in Sarajevo voelt zich niet beschermd, maar verraden door Europa. De hulpverleners van zowel de VN als de particuliere organi– saties staan bloot aan grote risico's. Sinds de VN-aanwezigheid in het voormalig Joegoslavië zijn 52 doden te betreuren aan de kant van de VN: enkelen ten gevolge van een ongeluk en een groot aantal direct of indirect ten gevolge van gevechtshandelingen. Zeer veel hulpverleners, zowel van de VN als van de particuliere organisaties, zijn afkomstig uit de lokale bevolking. Ook zij lopen grote risico's, evenals de journalisten die de zo nodige publiciteit rond dit conflict verzorgen. Het is ècht oorlog in het voormalig Joegoslavië, oorlog op Europees gebied, zo benadrukte de bewindsman. De voedseldroppings vinden nog steeds plaats. Hun effect is groter dan werd verondersteld, hoewel die effectiviteit in belangrijke mate wordt bepaald door de plaatselijke organisatie. Zo bereiken de voedsel– droppings boven Zeppa hun bestemming, omdat de bevolking de distri– butie goed heeft georganiseerd. In Srebenica daarentegen komen de droppings door de interne terreur nauwelijks op de plaats van bestemming. Die interne terreur kan niet worden opgelost door voedsel– droppings of het stempel «safe haven»; daarvoor moet het gebied echt worden bevrijd. Het zeer grote aantal vluchtelingen in Kroatië dwingt ertoe dat bij de overwegingen over sancties tegen Kroatië ook de consequenties voor hun positie in ogenschouw worden genomen. De Kroatische vluchte– lingen uit Bosnië worden in Kroatië op een prijzenswaardige manier opgevangen. Er worden inderdaad vluchtelingen weggestuurd uit hotels ten behoeve van toeristen, maar aan de andere kant wijst UNHCR erop dat heel veel Kroatische vluchtelingen uit Bosnië onderdak is verleend in gezinnen. Die gezinnen krijgen daarvoor geen geld: UNHCR heeft geen geld om de eerdere belofte van een bijdrage in de onkosten waar te maken. Toch worden de vluchtelingen niet weggestuurd. Voor de moslimvluchtelingen in Kroatië kunnen sancties tot problemen leiden en de sanctie-uitvoerende landen zullen rekening moeten houden met een extra vluchtelingenstroom. Ook daarom is een integrale aanpak geboden. De spanningen zijn groot en nemen nog steeds toe. Zo probeert UNHCR de spanning tussen de enkele honderden vluchtelingen in de oude kazerne in het hartje van Karlovac en de lokale bewoners te verlichten door ook aan de laatsten voedsel uit te delen. De grens tussen vluchte– lingen en overige slachtoffers vervaagt sowieso. Om de veiligheid en opvang van vluchtelingen te garanderen, is het van belang dat de gezinnen die hen opvangen en de bevolking in de stad die zich gediscri– mineerd zou kunnen voelen, zoveel mogelijk bij de organisatie van de hulpverlening worden betrokken, maar eventueel ook van die hulpver– lening gebruik kunnen maken. Ook in Karlovac houden niet alleen buiten– landers zich met de hulpverlening bezig, maar worden hulptaken, ook ten behoeve van moslimvluchtelingen, door talloze Kroaten uitgevoerd. Desgevraagd merkte de minister op dat hij zal nagaan in hoeverre het budget van de charitas organisaties ruimte biedt voor de hulpverlening aan lokale bewoners. De VN-organisaties trekken in ieder geval steeds minder een duidelijke grens tussen vluchtelingen en lokale bevolking, ook al omdat veel van hen wel zouden willen vluchten, maar daar niet meer toe in staat zijn. Overigens is op dit moment het grootste probleem dat de toegang tot de bevolking (in de ruimste zin van het woord) die slacht– offer is van oorlogshandelingen steeds moeilijker wordt. Nederland maakt in de hulpverlening geen onderscheid: de hulpverlening aan Sarajevo is voor een belangrijk deel gericht op de bevolking van en niet op de vluchtelingen in de stad. Het aantal vluchtelingen is opgelopen tot
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
15
30 000 en zou nog verder toenemen als de VN geen andere vluchte– lingen zou tegenhouden. De stad is echter afgesloten: er mag niemand in noch uit. De aanleg van andere landingsstrips in Sarajevo wordt onmogelijk geacht, maar dit is niet het grootste probleem. Het tekort aan capaciteit van het luchttransport is veel schrijnender: er is genoeg voedsel beschikbaar, maar het kan niet op de plaats van bestemming worden gebracht. Het vliegveld kan 30 vluchten aan, maar er landen per dag slechts 17 vliegtuigen. Daarom kregen de vluchtelingen in het universi– teitscomplex «Bjelave» op de avond van het (onaangekondigde) bezoek slechts één lepel voedsel. De minister zegde toe de mogelijkheden van additionele hulp voor de financiering van transportcapaciteit te zullen overwegen. Over het algemeen is het echter beter zoveel mogelijk bij te dragen aan de activiteiten van de verschillende hulporganisaties. Daarom is vorige week een extra bedrag van 30 mln. aangeboden aan UNHCR, omdat deze organisatie als «lead agency» verantwoordelijk is voor de distributie. UNHCR huurt voor het transport auto's met particuliere chauffeurs, maar maakt ook gebruik van militair transport, zoals het Nederlandse transportbataljon dat fantastisch werk verricht. Voor lucht– transport geldt hetzelfde. De organisaties hebben vooral behoefte aan geld, opdat zij zelf kunnen inzetten wat zij nodig achten. Daarom wordt zelden hulp in natura gegeven. Als Nederland al de beschikking zou hebben gehad over transportvliegtuigen, zouden zij zeker zijn ingezet. De minister hoopte dat deze ideale combinatie van defensie– en humanitaire hulp activiteiten spoedig werkelijkheid kan worden, ook al is dat duur. Financiële motieven mogen zijn inziens niet de doorslag geven. Natuurlijk wordt er ook gechicaneerd, maar het is aan de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen of die moeilijkheden door middel van overtuiging en overreding of met geweld worden overkomen. In veel gevallen wordt deze beslissing echter mede bepaald door het feit dat er eigenlijk geen geweld kan worden toegepast, omdat er onvoldoende troepen beschikbaar zijn. De militairen ter plaatse laten niet na te benadrukken dat vrije toegang vraagt om vrije doorvoer en dat er onvol– doende mensen en middelen beschikbaar zijn om die vrije doorvoer te garanderen. De wegen moeten geheel worden beschermd opdat het zeker is dat er geen mijnen zijn gelegd of vallen geplaatst. Het is dus niet altijd mogelijk de hulp «with all necessary means» ter plaatse te laten komen. De grootste frustratie van alle militairen is dat er met hen wordt «gespeeld». Er zijn dus veel meer mensen en materiaal nodig om de humanitaire opdracht te kunnen vervullen. Gemiddeld 40 procent van de behoefte wordt gedekt. De bewindsman legde de nadruk op het woordje gemiddeld: in bepaalde gebieden wordt dus nog minder dan 40 procent van de behoefte gedekt en de mensen in die gebieden lijden honger. Het is niet altijd duidelijk wie de transporten tegenhouden: de fronten veran– deren snel. In het zuidwesten van Bosnië zijn het echter vooral de Kroaten die de transporten tegenhouden. Dit gaat gepaard met grove schending van de mensenrechten, zoals in Mostar dat vrijwel volledig is afgesloten en waar, volgens berichten van UNHCR, de moslimbevolking als menselijk schild in de strijd wordt gebruikt. Overigens doet zich hier een groot dilemma voor, want de Kroaten bieden deze mensen als vluch– teling aan maar niemand is bereid hen op te nemen. Om humanitaire redenen moet dus grote druk worden uitgeoefend om toegang te krijgen tot Mostar, ook voor het internationale Rode Kruis. Er is geen sprake van dat de hulpverlening wordt gebruikt om de regering van Bosnië onder druk te zetten om akkoord te gaan met de vredesregeling, zo benadrukte hij. Hij onderschreef de opmerking van de Minister van Buitenlandse Zaken dat geen enkele vredesregeling mag worden opgelegd
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
16
Tot 1 april jongstleden werd de hulpverlening gefinancierd uit de zogenaamde Welling-pot. Omdat de omvang daarvan zo gering was dat een adequate financiering onmogelijk was, is bij de besprekingen over de Voorjaarsnota besloten de totale hulpverlening aan Bosnië onder het ontwikkelingsplafond te brengen, opdat de humanitaire hulpverlening aan Bosnië in ieder geval wordt veiliggesteld, ook al betekent dit een bezui– niging op de hulp aan andere landen. Het resultaat van deze beslissing blijkt uit de cijfers in de bijlage bij de brief van 27 juli 1993: na 1 april is ongeveer tweemaal zoveel hulp verstrekt als in de 21 maanden vooraf– gaande aan deze beslissing. De hulpverlening is echter niet alleen afhankelijk van de financiële mogelijkheden. De Nederlandse activiteiten in Sarajevo, maar ook in andere steden die worden beschouwd als «safe areas», via bij voorbeeld de particuliere organisaties zijn vooral gericht op de gezondheidszorg en de drinkwater– en energievoorziening; de voedselhulp verloopt voorna– melijk via het WFP en UNHCR. Sarajevo is voor zijn energievoorziening afhankelijk van aardgas, maar de aardgasvoorziening is ten gevolge van de belegering 17 dagen geleden afgesloten. Dieselolie is onvoldoende beschikbaar en het hout in de stad is al opgebruikt. Onder de bewoners die zich buiten de stad wagen om hout te sprokkelen, vallen veel slacht– offers. Toch wordt vooral in de vluchtelingenkampen veel hout gestookt: met Nederlandse hulp zijn daartoe allesbrandertjes geleverd. Over de hervatting van de gasleveranties aan Sarajevo moet worden onder– handeld met de Serven, waarbij de hervatting van de gasleverantie aan Servië als «ruilmiddel» wordt gebruikt. In afwachting van deze beslissing zijn de toezeggingen voor bij voorbeeld de levering van gasgeneratoren en gasbranders als een overweging geformuleerd. De minister van Energie heeft vanmorgen schriftelijk laten weten dat de onderhandelaars, de heren Owen en Stoltenberg, hebben toegezegd dat de gasleverantie zal worden hervat. Deze mededeling wordt thans gecontroleerd en bij een positieve uitkomst zullen de overwegingen worden omgezet in een definitieve beslissing. De minister zei dat hij zich heeft voorgenomen en ook heeft toegezegd dat hij binnen een week na zijn terugkeer een beslissing zal nemen over zijn toezeggingen. Hij onderstreepte dat de hulpverlening niet zou mogen worden belemmerd door financiële overwegingen. Dit betekent wel dat een reallocatie noodzakelijk is. Het gevolg hiervan is onder meer dat de motie Terpstra/Melkert waarin de regering wordt gevraagd te voorkomen dat de structurele hulpverlening wordt verdrongen door noodhulp, niet kan worden uitgevoerd. De behoefte aan noodhulp is nu zo groot dat daarin alleen nog kan worden voorzien door verlaging van de normale, struc– turele ontwikkelingssamenwerking of verhoging van de OS-begroting. De middelen voor de noodhulp op de begroting voor 1993 zijn inmiddels uitgeput. Daarom wordt nu geprobeerd door middel van een herschikking middelen vrij te maken. Het zal duidelijk zijn dat dit geen eenvoudige taak is: omdat het nationale inkomen lager is dan in voorgaande jaren, is ook de ruimte voor noodhulp lager dan de oorspronkelijke schatting. De herschikking zal ertoe leiden dat op onderdelen van de structurele hulp moet worden gekort en dat de reguliere hulp aan een aantal landen zal worden verlaagd. Dit vraagt uiteraard eerst om een duidelijke prioritei– tenstelling, daarna zal met de «kaasschaaf» worden gewerkt om tot herschikking te komen. De hulpverlening aan Suriname biedt niet zoveel ruimte: aan de verplichtingen die Nederland is aangegaan wordt uitvoetïng gegeven, alleen de extra betalingsbalanshulp wordt voorlopig gestopt. De EG-afdracht biedt wellicht enige ruimte. Thans wordt nagegaan of het mogelijk is de bijdrage in het kader van de multilaterale hulpverlening via de EG of internationale organisaties via kasverschui– vingen te verplaatsen naar volgend jaar. Overigens is daartoe toestemming van de Minister van Financiën nodig. De minister
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
17
benadrukte dat prioriteit moet worden gegeven aan deze hulpverlening, waarmee levens kunnen worden gered, boven de structurele hulp. Ook andere ministeries leveren een bijdrage aan de hulpverlening aan Bosnië. Hij wees in het bijzonder op de activiteiten van en de nauwe samen– werking met het Ministerie van Defensie. Zo waren de voedselpakketten die naar Bosnië zijn gezonden, geen overtollige pakketten, maar speciaal samengestelde rantsoenen waarbij onder meer rekening is gehouden met de gebruiken op de plaats van bestemming. Het Ministerie van Defensie heeft het transport van die pakketten voor zijn rekening genomen. De minister was zeer verheugd over deze samenwerking. De heer Tommel stelde met klem dat ervoor gewaakt moet worden dat de ontwikkelingslanden in feite de Nederlandse hulpverlening aan Bosnië betalen. Is de minister bereid de consequenties van een en ander schriftelijk aan de Kamer mee te delen en daarbij aan te geven wat de nadere besluitvorming in de ministerraad heeft opgeleverd? De minister antwoordde dat de noodhulp prioriteit heeft en ten koste zal gaan van de minst prioritaire, reguliere activiteiten. Als blijkt dat kasverschuivingen niet mogelijk zijn, zullen bepaalde vormen van reguliere hulp worden verminderd. Voor het komende jaar betekent dit bij een ongewijzigde situatie dat het aantal reguliere landen in het kader van het Nederlandse programma–, concentratie–, regio– of sectorbeleid zal worden teruggedrongen. Het is niet anders. De besluitvorming hierover vindt plaats in het kader van de voorbereiding van de begroting voor 1994. Desgevraagd voegde hij hieraan toe dat de noodhulp aan het voormalig Joegoslavië nooit ten koste mag gaan van de noodhulp aan andere landen. De «kaasschaaf» zal dan ook alleen worden toegepast op de reguliere, structurele hulpverlening in het kader van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking als blijkt dat de multilaterale hulpverlening geen uitkomst meer biedt. Nederland neemt in EG-kader de derde plaats in bij de hulpverlening aan het voormalig Joegoslavië, wat, gelet op de verhoudingen in de EG, hoger is dan mag worden verwacht. Het zijn altijd dezelfde landen, ook in de Gemeenschap, die bereid zijn tot humanitaire hulp. Een beroep op de andere lidstaten levert helaas maar weinig op, maar de inspanningen zullen desondanks onverminderd worden voortgezet, zo besloot de minister. Gedachtenwisseling in tweede termijn Mevrouw Sipkes was tevreden dat de extra inzet van 7500 man nu toch werkelijkheid lijkt te worden, ook al wordt daarmee slechts een minimumbehoefte gedekt. Zij was verheugd over het feit dat de Secre– taris-Generaal van de VN emdelijk, na anderhalf jaar, waarschijnlijk zal besluiten dat gronddoelen mogen worden aangevallen. Zij ging ervan uit dat de mortierstellingen rond Sarajevo, wellicht met Nederlandse hulp, op korte termijn worden uitgeschakeld Als Sarajevo valt en de bevolking aan haar lot wordt overgelaten, zal dat als een vrijbrief voor verdere oorlogszuchtige handelingen worden beschouwd. Het is schokkend dat er voldoende voedsel beschikbaar is, maar dat het de stad niet kan bereiken omdat er onvoldoende lucht– transport beschikbaar is. De Minister van Defensie stelt zich wel erg afhoudend op. Waarom vraagt hij niet aan zijn ambtgenoten of zij toestellen beschikbaar kunnen en willen stellen? Zal de Minister van Buitenlandse Zaken er tijdens de extra Algemene Raad op wijzen dat dit de laatste kans is voor Europa om zich duidelijk uit te spreken over het conflict in Joegoslavië? Als ook deze bijeenkomst niet veel meer oplevert dan vage beloften, zou het beter zijn een einde te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
18
maken aan de besprekingen over het conflict en verder te gaan met Europese en niet-Europese partners die zich wel willen inzetten voor een oplossing. De heer Tommel was tevreden over de opstelling van de Minister van Buitenlandse Zaken, die duidelijk heeft gemaakt wat het overleg van Genève in ieder geval niet moet en mag opleveren. Hij vroeg de minister op de ingeslagen weg voort te gaan en aan te dringen op een zo spoedig mogelijke bijeenkomst van de Algemene Raad, opdat iedere mogelijkheid wordt aangegrepen om invloed uit te oefenen op de onderhandelingen. Immers, achteraf zal er vrijwel niets kunnen worden veranderd aan de uitkomst ervan. De heer Tommel onderstreepte nogmaals de noodzaak van politieke druk op Kroatië, ondanks alle risico's vandien, omdat anders moet worden gevreesd voor een onaanvaardbare situatie, zeker rond Mostar. Is de minister bereid dit punt nadrukkelijk aan de orde te stellen in de Algemene Raad? Met alle organisaties van de VN zou nog eens een keer moeten worden gesproken over de mogelijkheid om de effectiviteit van het optreden in het voormalig Joegoslavië te verbeteren. Nu moeten beslissingen over een werkelijk effectief optreden voor de veilige gebieden wachten op een beslissing van de Secretaris-Generaal en voor wat betreft de aanvoer– routes op een beslissing van de Hoge Commissaris voor de Vluchte– lingen. Het is onbegrijpelijk dat op beide punten niet sneller en effec– tiever kan worden opgetreden. Ook de heer Tommel was van mening dat gebrek aan financiële middelen de humanitaire hulpverlening niet in gevaar mag brengen. Over de oplossing van dit financiële probleem zal later nog worden gesproken. De heer Blaauw stelde vast dat dit mondeling overleg nuttig is. De regering heeft veel nieuwe feiten naar voren gebracht waaruit blijkt dat Nederland zich actief opstelt. Dit neemt niet weg dat enkele vragen onbeantwoord zijn gebleven. In de eerste plaats de vraag hoeveel verlies het optreden van de verschillende strijdende groepen heeft opgeleverd voor UNHCR, ofwel: in hoeverre de strijdende partijen hiermee op de been worden gehouden. In de tweede plaats de vraag of een inzet van 7500 man te weinig is voor een goede begeleiding van de luchtmacht. De Minister voor Ontwik– kelingssamenwerking heeft de indruk gewekt dat de F16's daarom niet moeten worden ingezet. Is die indruk juist? «Alleen de totale dreiging is voldoende», zo wordt in een recent artikel in Vrij Nederland gesteld. De heer Blaauw onderschreef dit en vroeg de minister van Buitenlandse Zaken dit citaat ook in het internationale overleg naar voren te brengen. Hij dankte de minister voor zijn poging de Algemene Raad in een spoedzitting bijeen te krijgen, maar waarschuwde ervoor dat die bijeen– komst door de andere lidstaten niet zodanig mag worden vertraagd, dat de Raad nog slechts kan oordelen over het resultaat van Genève. De Raad zou ook de financiële problemen moeten bespreken: op een begroting van miljarden ecu's moet toch ruimte zijn te vinden voor humanitaire noodhulp. De heer Valk sprak zijn waardering uit voor de inzet van de Neder– landse regering. Een extra Algememe Raad is dringend gewenst gelet op de mogelijke uitkomst van de vredesbesprekingen in Genève. De Algemene Raad zou nog eens moeten onderstrepen dat de afspraken van Kopenhagen uitgangspunt moeten zijn van deze besprekingen. Hij hoopte dat de Algemene Raad ten minste uitspreekt dat de hulpverlening zelf, het openhouden van aanvoerlijnen en het doorvoeren van hulp in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
19
principe ook voor militaire bescherming in aanmerking moeten komen en waar nodig ook militair afgedwongen moeten worden. De Minister van Buitenlandse Zaken zegde toe dat hij aan zijn ambtgenoten in de lidstaten zal vragen of zij transportcapaciteit kunnen en willen inzetten voor de bevoorrading van Sarajevo. Eerst zal echter aan de Hoge Commissaris worden gevraagd hoe groot het tekort is en wat naar haar oordeel de meest geschikte weg zou zijn om extra trans– portcapaciteit te verkrijgen. Hij was verbaasd over de vraag of hij zich in de Algemene Raad wil inzetten om de Gemeenschap tot een duidelijke uitspraak te bewegen: alsof hij dit in het verleden niet heeft gedaan. In alle Raadsvergaderingen is gewezen op de tanende geloofwaardigheid van de EG. Hij verzekerde de Kamer dat zijn inzet en toewijding niet zullen afnemen. De minister verwierp de suggestie dat Nederland met enkele andere lidstaten en andere bondgenoten verder moet gaan. Nederland is gebonden aan het buitenlandse beleid van de Twaalf. Natuurlijk moet alles op alles worden gezet om de besluitvorming te beïnvloeden, maar de regering kan besluiten van de Gemeenschap niet naar believen naast zich neerleggen en een eigen richting kiezen. Dit zal de geloofwaar– digheid van Nederland ondermijnen en de invloed op de besluitvorming sterk verminderen. Het zou op dit moment ook een buitengewoon riskante beslissing zijn, omdat de Twaalf juist op het gebied van een vredesregeling overeenstemming moeten bereiken binnen de marges van de beginselen van de Londen-conferentie. Ook hij achtte het belangrijk dat de Algemene Raad bijeenkomt voordat de onderhandelingen in Genéve worden afgesloten, omdat hij de vrees deelt dat het daarna erg moeilijk zal zijn nog enige verandering aan te brengen. Het zou goed zijn als de effectiviteit van de hulp nog eens aan een algemene beoordeling wordt onderworpen, maar het is belangrijker dat de VN nu werkelijk een begin maakt met de dreiging met militaire middelen. De Nederlandse regering heeft steeds gezegd dat een geloof– waardige dreiging het gedrag van de eenheden in het veld zal beïnvloeden. De minister zei dat hij niet pleit voor een totale dreiging, maar de mogelijkheid van een geloofwaardige partiële dreiging is helaas niet aangegrepen. Dit heeft ertoe geleid dat de strijdende partijen denken dat zij met de VN kunnen spelen. Tijdens de komende bijeenkomst van de Algemene Raad zal opnieuw worden gewezen op de noodzaak van verdere humanitaire hulp, zoals ook is gebeurd tijdens de bijeenkomst van 20 juli na de «pledging»bijeenkomst in Genève. Deze heeft weliswaar redelijke resultaten opgeleverd, maar een aantal partners leek toch onvoldoende bereid humanitaire hulp te verschaffen. De minister wees erop dat het openhouden en eventueel met militaire middelen beschermen van de aanvoerlijnen geen zaak is van de Algemene Raad, maar van de Veiligheidsraad en de Secretaris-Generaal. Hij aarzelde over de suggestie een Europese Raad bijeen te roepen, omdat daarmee verwachtingen zouden kunnen worden gewekt, die, naar moet worden gevreesd, niet waargemaakt kunnen worden. Een goede uitkomst van de Algemene Raad is al meer dan mag worden gehoopt. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking had geen inzicht in het verlies aan humanitaire hulp. Dit verlies kan op verschillende manieren worden gemeten. Er is sprake van verlies als de hulp door gechicaneer niet aankomt, maar er komt niet veel in verkeerde handen terecht, behalve dat wat wordt gestolen of afgenomen en dat lijkt niet zo veel te zijn. De stagnatie van de hulp is een veel groter probleem dat alleen kan worden opgelost door een grotere inzet van mensen en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
20
materieel. De militairen ter plaatse hebben de indruk dat hun inspan– ningen ertoe leiden dat de Serven ergens anders agressie kunnen plegen. Ook dit is een vorm van verlies: substitutieverlies. Mede daarom moet worden gepleit voor een grotere inzet van mensen en materieel, gekoppeld aan de inzet van F16's. De Secretaris-Generaal zal daarover een beslissing nemen. De minister herhaalde dat een geïntegreerde aanpak van het grootste belang is, juist om represailles op bij voorbeeld VN-militairen te voorkomen. Als het vredesoverleg onvoldoende resultaat oplevert, zal er voor langere tijd hulp moeten worden gewaarborgd: ook na 31 december is het nog volop winter. Met WFP en UNHCR is afgesproken dat na een negatieve uitkomst van de onderhandelingen commiteringen zullen worden gedaan om zeker te stellen dat ook na 1 januari 1994 hulp in «cash» beschikbaar is. Die zekerstelling hebben de organisaties nodig om hun activiteiten te kunnen voortzetten; dit geldt ook voor particuliere organisaties. Een dergelijke toezegging is ook reeds gedaan aan Artsen zonder grenzen die een belangrijke rol speelt bij de distributie van geneesmiddelen en zijn activiteiten voor een deel uitvoert met een bijdrage van de Europese Gemeenschap. De regering heeft zich voor die bijdrage garant gesteld, ook na 1 januari 1994. De voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Aarts De voorzitter van de vaste Commissie voor Defensie, Blaauw De voorzitter van de vaste Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking, De Hoop Scheffer De griffier van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Janssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 181, nr. 60
21