Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
28 807
Vogelpestcrisis (Aviaire influenza)
Nr. 67
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 16 oktober 2003
1
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Van den Brand (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Van Loon-Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA) en Kruijsen (PvdA). Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (SP), Vos (GroenLinks), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA) en Dubbelboer (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Rijpstra (VVD), Lambrechts (D66), Buijs (CDA), Atsma (CDA), ondervoorzitter, Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Tonkens (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD) en Omtzigt (CDA).
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 25 september 2003 overleg gevoerd met de heer Veerman, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de heer Hoogervorst, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over: – de brief van de minister van VWS van 9 juli 2003 met de antwoorden op commissievragen op het rapport van de commissie-Bot inzake het overlijden van een dierenarts door Aviaire Influenza (28 807, nr. 61); – de brief van de minister van VWS van 24 september 2003 inzake een reactie op de brief van de familie Bosch aangaande het overlijden van dierenarts Bosch tijdens de vogelpestcrisis; – de brief van de minister van LNV van 23 augustus 2003 met de laatste ontwikkelingen rond het Aviaire Influenzavirus naar aanleiding van het verzoek van de commissie (28 807, nr. 63); – de brief van de minister van LNV van 17 september 2003 inzake de afhandeling van de vogelpestcrisis (28 807, nr. 64). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Het overlijden van dierenarts Bosch
Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Duyvendak (GroenLinks) is van mening dat het rapport van de commissie-Bot onvoldoende duidelijkheid geeft. De kwestie van de dood van dierenarts Bosch kan dan ook nog niet worden afgesloten. De richtlijn «niet slikken en niet prikken», blijkt niet juist geweest te zijn. Dat is een zeer cruciaal punt. De vraag is of dat wijsheid achteraf is, of dat eerder onderkend had moeten worden dat er wel geslikt en geprikt moest worden. Ook blijft het de vraag of de diagnostiek juist is geweest.
Plv. leden: Geluk (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), Verdaas (PvdA), Griffith (VVD), Bakker
(D66), Ferrier (CDA), C q örüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GroenLinks), Gerkens (SP), Dijsselbloem (PvdA), Weekers (VVD), TjonA-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), De Ruiter (SP), Ormel (CDA), Van Gent
KST70953 0304tkkst28807-67 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2003
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 67
(GroenLinks), Van Loon-Koomen (CDA), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Blok (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD) en Eski (CDA).
1
Uit de bijlagen blijkt dat er een groot verschil is tussen wat het Outbreak management team (OMT) beoogde en de werkelijk genomen maatregelen. Er is sprake van een zeer chaotische besluitvormingsstructuur. Het lijkt alsof er geen sprake was van een centrale regie, niemand heeft het hele veld overzien. Er was een landbouwblik en een gezondheidsblik, het is echter de grote vraag of deze op een juiste manier gecombineerd zijn. Er blijkt slecht gecommuniceerd te zijn, er stond heel weinig op papier, veel dingen zijn mondeling gegaan en er heeft een slechte terugkoppeling plaatsgevonden. Het OMT wist heel vaak niet wat er in de praktijk van zijn adviezen terechtkwam. Dat is een zeer ernstige zaak. Mensen die langdurig en intensief met het besmette pluimvee in aanraking kwamen, moesten prikken en slikken en de rest niet. Langdurig en intensief was niet van toepassing op de dierenarts maar wel op ruimers en mensen die vlakbij woonden. Tussen de adviezen van het OMT van 3 maart en 12 maart en de vertaling naar de praktijk zit een enorm gat. Er is geïnterpreteerd vanaf die adviezen. De heer Duyvendak meent dat het OMT niet heeft gezien dat mensen die zoals deze arts langdurig met de dieren in contact waren, wél moesten prikken en slikken. Het OMT stelt dat na het overlijden van de arts het advies verder geëxpliciteerd is. Het is echter niet aangescherpt. Wat de behandeling van de arts betreft, gaapt er een enorm gat tussen het verhaal van de familie en de analyse van de heer Bot. De heer Bot gaat onvoldoende in op de door de familie genoemde punten. Dat is hoogst onbevredigend. De heer Duyvendak concludeert dat de heer Bot een aantal cruciale kwesties onder het vloerkleed schuift en opvallend mild is in zijn conclusies. Er wordt wel gekeken of de regels goed zijn nageleefd, maar niet of de regels zelf goed waren en op welke manier deze tot stand gekomen zijn. Hij meent dat de heer Bosch slachtoffer geworden is van een opeenstapeling van bestuurlijk geknoei, slechte communicatie, slechte crisisbeheersing, slechte voorbereiding en een agressief maar wel behandelbaar virus. De heer Bot heeft zich meer een diplomaat getoond dan een nieuwsgierige, vastberaden onderzoeker. Voor de heer Duyvendak is hiermee de kous dan ook niet af en hij vraagt de minister van VWS of hij bereid is een nieuw onderzoek te laten verrichten dat alle gerezen vragen helder en klinklaar beantwoordt. Ten slotte vraagt hij de minister in te gaan op de mededeling van de familie Bosch dat alsnog gebleken is dat het virus enige vorm van mutatie heeft ondergaan. De heer Ormel (CDA) merkt op dat dierenarts Bosch geen enkele nalatigheid verweten kan worden. Hij heeft gedaan wat hij kon. Ook de overheid heeft midden in een enorme crisis zeer adequaat gereageerd. Er was sprake van verticale en horizontale overlegstructuren tussen VWS en LNV, OMT, BAO (bestuurlijk afstemmingsoverleg). Er is direct gereageerd op de dreiging van een potentiële ramp voor de volksgezondheid. Met de kennis van toen zou het echter een overreactie geweest zijn als aan iedereen die maar in de buurt van een kip kwam Tamiflu gegeven was. Direct na het overlijden van de dierenarts heeft de overheid wijzigingen in het beleid aangebracht en meteen een commissie van onderzoek ingesteld. Destijds werd niet beseft dat iemand zou kunnen overlijden aan het virus. Er werd alleen gedacht aan een conjunctivitis en aan de potentiële dreiging van een mutatie van een humane influenzastam met deze aviaire influenzastam wat tot SARS-achtige toestanden had kunnen leiden. Gelukkig is dat niet gebeurd. Met uitzondering van de tragische dood van dierenarts Bosch zijn er slechts lichte oogontstekingen opgetreden. Het is wel noodzakelijk om met de wetenschap van dit moment naar de toekomst te kijken. Zijn de draaiboeken voldoende bijgesteld? Wordt door huisartsen en GGD’s het belang van ziektes die op mensen overgaan niet onderschat? Wordt daaraan voldoende aandacht besteed en nascholings-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 67
2
programma’s en dergelijke? Wordt er een voorraad antivirale middelen aangelegd? De heer Waalkens (PvdA) vindt de rapportage van de commissie-Bot helder maar de tekst is veel scherper dan de conclusies die worden getrokken. Het rapport laat zich dan ook op twee manieren lezen. Het is duidelijk dat de communicatie tussen de verschillende gremia nadrukkelijk aanscherping behoeft. In hoeverre zijn de draaiboeken al aangepast in afwachting van de evaluatie? Het rapport stelt dat er binnen het OMT en het BAO geen notie was van de dagelijkse praktijk bij de ruimingen en van de omgeving waarin de mensen moesten werken. Kunnen de ministers ingaan op de samenwerking tussen LNV en VWS? Als de dierenarts overlijdt, worden plotseling de begrippen langdurig en intensief plus de geografische begrenzing losgelaten. Vanaf begin maart tot eind april zijn er een reeks van verschuivingen in posities van adviezen. Natuurlijk is er sprake van voortschrijdend inzicht. Men wist echter ook van de risico’s van de Hongkongvariant van aviaire influenza. De positie van VWS heeft mede geleid tot veel verwarring over de profylactische verstrekking van het medicijn Tamiflu. De heer Osterhaus heeft tegenover de commissie verklaard dat het hem enorm veel moeite heeft gekost om de wetenschappers en de beleidsuitvoerders ervan te overtuigen om in een veel bredere setting profylactische medicijnverstrekking voor te schrijven. Het is ook zeer merkwaardig dat er nooit een formele gesprekslijn heeft bestaan met de Gezondheidsdienst voor dieren en dat deze dienst niet formeel op de hoogte is gebracht van de besluiten van het BAO en het OMT. Het is ook hoogst merkwaardig dat de bij de heer Bosch genomen monsters die voor onderzoek naar het RIVM gestuurd zijn, niet vergezeld waren van een begeleidend schrijven met het verzoek om een spoedprocedure. De heer Van der Vlies (SGP) is diep begaand met de familie Bosch en heeft alle begrip voor het feit dat zij nogmaals vragen op tafel legt. Daarmee dient op uiterst prudente wijze te worden omgegaan. Hoe voorzien de ministers de communicatie met de familie? De heer Van der Vlies meent dat het vastzit op de omslag van de wetenschap van toen naar de wetenschap van nu. Er is duidelijk sprake van voortschrijdend inzicht op het punt van overdraagbaarheid van het virus van dier op mens. Met die wetenschap terugkijkend kan men zich natuurlijk afvragen, of het niet anders had gemoeten. Men moet echter wel oog houden voor het referentiekader van destijds: er was crisis, alle betrokkenen werkten onder hoogspanning, er moest in korte tijd gigantisch veel gebeuren en de samenleving keek toe. De heer Van der Vlies sluit niet uit dat er onbegrijpelijk dingen in het totale proces zitten en er sprake geweest is van onzorgvuldigheden, maar vraagt wel om een prudente en zorgvuldige weging van een en ander. De spits in de brief van de familie is vooral gericht op de toekomst. De familie vraagt om de geruststelling dat er in de toekomst geen herhaling zal plaatsvinden. Dat is zeer nobel van de familie. Wil de regering de garantie geven dat toekomstige regelingen dit type verdrietigheden uitsluiten en daarover op een zeer correcte wijze communiceren met de familie Bosch? De heer Van den Brink (LPF) stelt dat het lezen van het rapport hem geleid heeft tot de conclusie dat er veel minder fouten gemaakt zouden zijn als men op dat moment geweten had wat men nu weet. Het is altijd gemakkelijk om achteraf te weten wat er had moeten gebeuren. De heer Van den Brink meent echter dat iedereen al het mogelijke gedaan heeft. Niemand heeft gewild dat er ook maar één mens zou overlijden. Dat moet
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 67
3
de rode lijn zijn bij lezing en bestudering van het rapport. Verder sluit hij zich aan bij de opmerkingen van de heer Van der Vlies hierover. In Italië heeft men al veel langer te maken gehad met de vogelpest. Heeft het ministerie van VWS nooit geïnformeerd naar de ervaringen die men daar heeft opgedaan? Het lijkt wel of Nederland opnieuw het wiel heeft moeten uitvinden. En zijn ook vraagtekens te plaatsen bij het functioneren van de EU. De heer Oplaat (VVD) sluit zich aan bij de opmerking dat er met de wetenschap van toen adequaat gehandeld is door de overheid. Ook de commissie-Bot meent dat al het mogelijke gedaan is met de wetenschap van toen. Het past absoluut niet om te spreken van onder het vloerkleed schuiven of bestuurlijk geknoei. Achteraf kun je altijd het gelijk van de markt halen. Het is ongepast om in dergelijke termen te spreken als er iemand overleden is. Men heeft op basis van de toen bekende gegevens op deze manier gehandeld. Niemand heeft het overlijden van de heer Bosch gewild. Het is zeer verstanding om de aanbevelingen van de commissie-Bot over te nemen ter voorkoming van zulke ernstige incidenten. Het rapport-Bot geeft aan dat de heer Bosch zich strikt aan de toen geldende regels heeft gehouden. Hoe verhoudt zich dat tot de mededeling van de staatssecretaris dat de heer Bosch vergeten had de pillen te slikken?
Antwoord van de bewindslieden De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deelt de opvatting dat er in de richting van de familie Bosch zeer zorgvuldig geopereerd dient te worden. Hij zal de brief zeer zorgvuldig schriftelijk beantwoorden en is evenals de minister van LNV bereid persoonlijk met de familie te spreken als hen de gelegenheid daartoe geboden wordt. Het was inderdaad buitengewoon ongelukkig dat de staatssecretaris zich zo kort na het overlijden op zo’n ongelukkige manier heeft uitgelaten. Zij heeft daarvoor ruiterlijk haar excuses aangeboden. De minister wil zich daarbij graag aansluiten. Hij hoopt dat het de familie sterkt dat uit het rapport zeer duidelijk is gebleken dat de heer Bosch zeer zorgvuldig heeft gehandeld en zelfs scherper de voorschriften in acht heeft genomen dan van hem mocht worden verwacht. Dat is een duidelijke en belangrijke uitkomst. De belangrijkste doelstelling van het beleid was, te voorkomen dat er door vermenging van menselijke griep en vogelgriep een virus zou ontstaan dat tot een pandemie had kunnen leiden zoals de Spaanse influenza in het begin van de vorige eeuw. Dat risico was reëel aanwezig. Een andere beleidsdoelstelling was, te voorkomen dat mensen de vogelgriep door het land zouden verspreiden en dat er oogontstekingen zouden optreden bij mensen. Tot het overlijden van de heer Bosch dacht men dat oogontsteking het enige was dat door de vogelpest veroorzaakt kon worden. Nog nooit was in de wereld iemand overleden aan de gevolgen van dit specifieke H7N7-virus. Niemand had kunnen bedenken dat dit wel zou gebeuren. Het ministerie heeft zeer voorzichtig geopereerd. Het is niet bekend of het virus is gaan muteren. Daarnaar wordt nog verder onderzoek gedaan. Afgezien van het overlijden van de heer Bosch is het beleid inderdaad succesvol geweest. Weinig mensen zijn ziek geworden en voor zover zij ziek waren, waren zij niet ernstig ziek. In de meeste gevallen was er sprake van conjunctivitis. Niet alleen de heer Bot heeft naar het beleid gekeken, ook de Europese Unie heeft dat gedaan en Nederland gecomplimenteerd met de aanpak, ook vanuit het oogpunt van volksgezondheid. In het Nederlands tijdschrift voor geneeskunde beoordeelt professor Galama het beleid zeer positief. In Italië heeft men nog geen 20% van de maatregelen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 67
4
hoeven nemen die in Nederland genomen zijn en er zijn ook geen mensen ziek geworden van het virus. De minister is van mening dat er sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De heer Bosch heeft hooguit een uur maar waarschijnlijk slechts een halfuur in het bewuste bedrijf doorgebracht en is als gevolg daarvan ziek geworden terwijl heel veel boeren zonder Tamiflu te hebben geslikt, veel langer in soortgelijke bedrijven hebben doorgebracht en helemaal niet ziek geworden zijn. De ruimers waren per dag twaalf uur bezig. Het is ongelooflijk dat de heer Bosch in zo’n korte tijd zo zwaar geïnfecteerd is geworden. Hij was zeer ernstig ziek maar vertoonde geen duidelijke tekenen van het virus. Hij had geen last van conjunctivitis. Uit het rapport blijkt heel duidelijk dat dit ontzettend veel mensen op het verkeerde been gezet heeft. Zelfs toen er een monster onderzocht is – het heeft inderdaad te lang geduurd heeft voordat de testuitslagen er waren – gaf dit geen aanleiding om aan deze ziekte te denken. De monsters uit de ogen, de mond en de keelholte waren alle drie negatief. En last but not least ging het om een bedrijf buiten het toezichtgebied dat op vrij ruime afstand van de crisishaarden zat en waar op dat moment om valide redenen geen profylaxe werd verstrekt. Dat is na het overlijden van de heer Bosch aangepast. De minister kan zich die beleidslijn goed voorstellen want er werd niet lukraak aan iedereen profylaxe verstrekt. Het is duidelijk dat het beleid voortdurend aan de realiteit werd aangepast. Er is continu heen en weer geschakeld. De crisis heeft zich enorm snel uitgebreid en veranderde ook steeds van aard. Daarop is heel snel gereageerd. Dat men vanaf dag één niet precies heeft zien aankomen wat er zou kunnen gebeuren en wat er nodig zou zijn, is volstrekt duidelijk. Dat binnen het OMT en tussen OMT en het BAO de communicatie misschien niet helemaal vlekkeloos is gelopen of dat er verschil van mening bestond, lijkt de minister een normale zaak. Zet vijf deskundigen bij elkaar en je hebt tien verschillende meningen. Op een gegeven moment komt men echter tot consensus en wordt er een beleid uitgestippeld. Er zijn maar heel weinig artsen in de GD’s. Op het moment dat duidelijk is dat zij in een besmet bedrijf zijn geweest, mogen zij 72 uur niet meer optreden. Het feit dat de heer Bosch toch naar dat bedrijf ging, bewijst dat het sterke vermoeden bestond dat het geen besmet maar slechts een verdacht bedrijf was. Op 17 april na het overlijden van de heer Bosch is er een duidelijke verandering in het beleid opgetreden en zijn de regels aangescherpt. De minister is er niet van overtuigd dat er grote fouten zijn gemaakt. Natuurlijk moet er lering getrokken worden uit de gebeurtenissen. De GGD Nederland is gestart met het ontwikkelen van een modulair draaiboek bij het uitbreken van grootschalige infectieziekten. De draaiboeken zijn er speciaal op gericht om de bestuurlijke verantwoordelijkheden van de verschillende partijen en departementen bij grootschalige uitbraak van infectieziekten te regelen. Over het opslaan van antivirale middelen in geval van pandemieën loopt een adviesaanvraag bij de Gezondheidsraad. Dat advies wordt afgewacht. Overigens is Tamiflu ongeschikt om zoiets als SARS te bestrijden. De commissie-Bot adviseert dat het nuttig is als er meer schriftelijk wordt vastgelegd. De minister meent dat dit inderdaad heel nuttig kan zijn, al moet hij er niet aan denken dat een crisissituatie schriftelijk bestreden moet worden. De implementatie van de adviezen van de commissie-Bot wordt meegenomen voor zover het de verantwoordelijkheid van VWS betreft. Het modulair draaiboek zal in december 2003 klaar zijn. De Kamer zal daarover geïnformeerd worden. Ook de rol van de arbeidsinspectie en de inspectie gezondheidszorg moet worden versterkt. De desbetreffende aanbevelingen en de conclusies van de commissie-Bot zullen ook worden meegenomen. De minister acht het niet zinvol om weer een onderzoek te doen. De heer Bot laat zich door niemand een oor aannaaien en is zeer eigenzinnig. Hij heeft niet in opdracht van het ministerie een rapport geschreven dat de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 67
5
zaken goedpraat. Dat is absoluut niet het geval. Alle twijfels kunnen niet worden weggenomen, er is immers sprake van een raadselachtige gebeurtenis. Dat zal ook de nabestaanden niet helpen.
Nadere gedachtewisseling De heer Duyvendak (GroenLinks) is het niet met de minister eens dat er geen verder onderzoek nodig is. De minister spreekt niet voor niets over een raadselachtige gebeurtenis. Er moet echt nader onderzoek gedaan worden naar het tot stand komen van die richtlijn. De voorzitter herhaalt de toezegging van de minister dat er in ieder geval een brief zal worden geschreven aan de familie van dierenarts Bosch. Wellicht wordt er ook op een andere manier contact opgenomen. Hij verzoekt de minister de Kamer het artikel van de heer Galama te doen toekomen. Ten slotte stelt hij vast dat de Kamer geen behoefte heeft aan nader onderzoek met uitzondering van de heer Duyvendak. De ontwikkelingen rondom de vogelpest Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Ormel (CDA) wijst op berichten dat er uitgelegde hennen, broedeieren en eendagskuikens uit Polen en Hongarije worden geïmporteerd. Klopt het dat deze dieren niet aan een extra controle onderworpen mogen worden? Is bekend waar deze dieren zich bevinden? Hoe worden de risico’s op het inslepen van andere ziektes zoals salmonella, laag pathogene AI, NCD etc., ingeschat? De missie van de EU heeft gevraagd de dodingsmethoden te actualiseren. Is dat gebeurd en wordt het rapport van de FVO-missie de Kamer toegezonden? Het is absoluut noodzakelijk om met Brussel te overleggen over de aanpak van AI, het is immers een Europees probleem. Nederland heeft de klap opgevangen voor Europa. Het non-vaccinatiestandpunt van Brussel dient te worden herzien alsmede het beleid ten aanzien van nietbedrijfsmatig gehouden dieren. Wanneer komen de resultaten van de besprekingen met de EU over de kosten van de schadeloosstelling en over uitvoeringskosten in de buffergebieden? Klopt het dat het overleg met de Europese Commissie over een schadevergoeding aan vermeerderaars vóór 1 oktober afgerond moet zijn? De vermeerderingssector buiten de getroffen gebieden is zwaar gedupeerd door het transportverbod. Kan er een schatting gegeven worden van de totale schade? Welk percentage zal worden vergoed? Klopt het bericht dat de EU België 50% cofinanciering voor broedeieren en eendagskuiken heeft toegezegd? Hier dient het principe gelijke monniken gelijke kappen te gelden. De minister moet daar stevig voor pleiten. Non-vaccinatiebeleid zonder vroegdiagnostiek is kamperen op een borrelende vulkaan. De heer Ormel maakt zich grote zorgen over de huidige monitoring van aviaire influenza. Er moet een laagdrempelig monitoringssysteem komen. Zou het niet veel simpeler en logischer zijn als de dierenarts de eerste diagnostiek doet en in geval van een dubieuze uitslag de RVV wordt ingeschakeld? Waarom wordt er ook geen onderzoek gedaan naar laag pathogene aviaire influenza? Kan de minister toezeggen dat er zo spoedig mogelijk een monitorsysteem komt van serologische controle op laag pathogene influenza? Ook moet beter gecontroleerd worden op vaccinatie tegen NCD. De heer Waalkens (PvdA) kan zich voor een groot deel aansluiten bij de gemaakte opmerkingen. Hij vraagt de minister op welke termijn er een besluit genomen zal worden over de Europese aanbesteding van de evaluatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 67
6
Hij sluit zich ook aan bij de oproep om zo snel mogelijk te komen tot een monitoringsysteem van laag pathogene AI. Het is absoluut noodzakelijk een systeem te bedenken voor de monitoring van zowel AI als NCD. Het kabinet heeft toegezegd stortingen van derden in het noodfonds te verdubbelen. Er is nu 155 mln euro gestort en er is dus 310 mln euro beschikbaar. Verwacht de minister nog meer stortingen en heeft hij daarmee rekeninggehouden in de begroting? De heer Waalkens meent dat de overheid een zeer specifieke bemoeienis dient te hebben met de herbevolking. De heer Van der Vlies (SGP) sluit zich aan bij de opmerkingen over de herbevolking van de sector. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt vooral bij de ondernemers zelf maar de overheid dient wel degelijk toezicht te houden. In het tijdschrift Pluimveehouderij van 20 september werd LNV verweten in Brussel de boot te hebben gemist wat de cofinanciering betreft. De heer Van der Vlies sluit zich ook aan bij de desbetreffende vragen. Bij het Noodfonds is nog een traject te gaan. Er kunnen nog declaraties komen op grond van waarnemingen op bedrijfsniveau. De mogelijkheid bestaat dat het noodfonds leeg raakt. Kan de minister de garantie geven dat er geen «nee» verkocht wordt als men aan de criteria van het noodfonds voldoet? De heer Oplaat (VVD) sluit zich aan bij de opmerkingen over de vermeerderaars. Nederland moet zeer alert zijn in Brussel. Het geld moet naar Nederland komen. Hoe lang is de looptijd van het noodfonds? En waar blijft het geld dat over is? Kan dat gebruikt worden voor steun aan de keten? Het productschap meldt dat de monitoring van NCD nog niet is opgestart. Er zou nog geen programma zijn gestart voor het laag pathogene virus. Het is van groot belang om op deze ziektes te gaan controleren zeker nu er ruikoppels komen uit Polen. De heer Oplaat informeert naar de stand van zaken met betrekking tot de evaluatie. Hij zou graag iets te zeggen hebben in de onderzoeksopdracht. Tot slot vraagt hij of er registratie plaatsvindt van hobbydierhouders en of er met hen wordt overlegd over vaccinatie op NCD, ook als zij maar één kip hebben. De heer Van den Brink (LPF) is van mening dat de monitoringsprogramma’s er hadden moeten zijn voordat met herbevolking begonnen werd. Mocht het fout gaan, dan heeft de minister iets uit te leggen! Zou het niet goed zijn eens te bekijken of zaken in medebewind met het productschap geregeld kunnen worden? Dat kost minder tijd. Hij sluit zich aan bij de opmerkingen over de vermeerderaars en vindt het de hoogste tijd dat dit geregeld wordt: geen woorden maar daden! Er zijn hobbykippen geruimd die niet geruimd hadden moeten worden. Waarom wordt er geen excuusbriefje gestuurd? De menselijke maat is heel belangrijk! Is de berichtgeving juist dat de protocollen bij de ontsmettingsproeven niet nageleefd zijn en zodoende het virus van de Veluwe naar Brabant en Limburg is verplaatst? Als dat inderdaad waar is, is degene die dit had moeten controleren allemachtig veel aan te rekenen. Ten slotte vraagt de heer Van den Brink of het ministerie klaar is om een eventuele nieuwe uitbraak adequaat en snel te kunnen bestrijden.
Antwoord van de bewindslieden De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit stelt dat de Commissie met de lidstaten heeft afgesproken dat er in 2003 een monitoring zal plaatsvinden op laag pathogene AI. In maart is tijdens de uitbraak van AI in Nederland in heel het land een monitoring uitgevoerd met als
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 67
7
resultaat drie positieve bedrijven op laag pathogene AI. Deze bedrijven zijn geruimd. Vanuit die bedrijven liepen er geen sporen naar de Gelderse Vallei. In begin van de uitbraak is meteen de regeling monitoring Aviaire Influenza 2003 ingesteld. Die regeling is nog steeds van kracht. Het is weliswaar een tijdelijke regeling, maar het is de bedoeling dat die permanent wordt. De huidige monitoringsregeling bevat een meldingsplicht en een consultatieplicht voor klinische verschijnselen die mogelijk wijzen op AI. Bij het omzetten naar een permanente monitoringsregeling moet een aantal procedures goed en zorgvuldig worden uitgevoerd, waaronder officiële goedkeuring en publicatie van de regeling. Die permanente monitoringsregeling zal na het doorlopen van de procedures zo spoedig mogelijk in werking treden. Tot die tijd is de tijdelijke regeling van kracht. Er is dus geen vacuüm. De huidige situatie komt voort uit het systeem. Verdachte bedrijven moeten op slot gedaan worden om niet achteraf het verwijt te krijgen dat er toch dieren van een besmet bedrijf zijn afgevoerd. Dat is het grote dilemma. Het gaat om een aangifteplicht bij ziekte. De minister begrijpt het dilemma van de pluimveehouders heel goed, maar niet ieder bezoek van een dierenarts leidt tot een verdenking. Pas als een specialistenteam ernstige verdenking vaststelt, worden er monsters genomen. De minister stelt de volgende werkwijze voor. 1. Het specialistenteam onder leiding van een VWA/RVV-dierenarts komt tot de conclusie dat de ziekte is uit te sluiten, er wordt geen monster genomen en het bedrijf wordt niet verdacht verklaard; 2. De ziekte is onwaarschijnlijk, maar voor de zekerheid worden er wel monsters genomen, het bedrijf wordt wel verdacht verklaard en in geval van welzijnsproblemen is afvoer naar het slachthuis in Nederland mogelijk; 3. De ziekte is niet uit te sluiten, er worden monsters genomen, het bedrijf wordt verdacht verklaard en afvoer van dieren is niet toegestaan; 4. De ziekte wordt vermoed, er worden monsters genomen, het bedrijf wordt verdacht verklaard, afvoer van dieren is niet toegestaan. Het kan zijn dat in de praktijk vaker bemonsterd wordt en bedrijven op slot worden gedaan. Daar zal naar worden gekeken en dat zal aangepast worden. De minister voelt niets voor de suggestie van de heer Ormel omdat dit ertoe kan leiden dat er gedurende een of twee dagen wél een mogelijke verdenking is maar toch een open contact met de buitenwereld. Dat risico is te groot. De minister stelt met nadruk dat iedereen belang heeft bij een zo duidelijk mogelijke vaststelling van de risico’s. Het is begrijpelijk dat een veehouder terughoudend is en bang is voor de consequenties, maar iedereen moet het algemene belang boven het private belang stellen. Dat kan niet anders. Als de ziekte heerst en het duurt een paar dagen voordat het desbetreffende bedrijf op slot gaat, is er door de intensiteit van de contacten en de besmettelijkheid van de ziekte zelf al sprake van een geweldige uitwaaiering. Het werkt als een olievlek en leidt tot grootschalige ruimingen in een groot gebied. Het bedrijfsleven is bang voor herbevolking door middel van import van levend pluimvee uit gebieden met een onbekende status. De minister benadrukt dat het niet de overheid is die importeert, maar het bedrijfsleven zelf. Een ondernemer is verantwoordelijk voor het materiaal dat hij binnenhaalt en het is primair aan het bedrijfsleven om daarop te wijzen. Importen uit de EU kúnnen niet geweigerd worden want het is een gemeenschappelijke markt. Komt het echter van buiten de EU, dan is het primair een zaak van de pluimveehouder om te kijken wat hij krijgt. Niemand is erbij gebaat als er weer insleep ontstaat. Er wordt inderdaad gemonitord op NCD. De vaccinatie tegen NCD is weer gestart. De Europese Commissie heeft in heel Europa een onderzoek verricht naar
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 67
8
het laag pathogene AI. Eind van het jaar zijn de resultaten beschikbaar. De minister verwacht dat de Commissie een monitoringsprogramma voor laag pathogene AI verplicht zal stellen. De minister vergeet de aanvragen van de vermeerderaars om steun absoluut niet. LNV schat dit op 10 mln euro. Er wordt al enkele maanden samen met de ministeries van Buitenlandse Zaken, Financiën en de productschappen met de Commissie onderhandeld over de steun aan de Nederlandse vermeerderaars die onevenredig zwaar zijn getroffen door de vogelpest. Het gaat om een bedrag van om en nabij de 3 mln euro. In een gesprek met de vertegenwoordigers van de pluimveesector begin juni is bevestigd dat het productschap de benodigde cofinanciering van 3 mln euro voor zijn rekening zal nemen. In totaal kan er dus 6 mln euro beschikbaar komen. Ook is afgesproken dat het productschap zal zorgdragen voor de uitvoering van de schaderegeling en de daarvoor benodigde heffing. Het gaat om 3 mln euro van Brussel en 3 mln euro van het bedrijfsleven. Daarbij komt geen 3 mln euro van de Nederlandse overheid zoals gesteld in het blad Pluimveehouderij van 20 september. Inmiddels heeft LTO/NOP aangegeven ongelukkig te zijn met dat artikel en de inhoud niet onderschrijven. Hopelijk wordt het artikel gerectificeerd. LNV zet onverminderd de inspanningen voort om die 3 mln euro van Brussel binnen te halen, maar dat is niet eenvoudig. België heeft ook een verzoek voor cofinanciering gedaan en de Commissie heeft daarop positief geantwoord. Uit contacten met de Commissie is bevestigd dat die lijn ook voor Nederland zal gelden. Het wachten is op de formele bevestiging. De taakopdracht voor de evaluatie is in augustus naar de Kamer gezonden. Er zijn zes offertes binnengenomen. In oktober wordt een besluit genomen over de aanbesteding en alle inspanningen zijn erop gericht om het feitelijke onderzoek op 3 november van start te laten gaan. Volgens de planning is eind maart het eindrapport beschikbaar en de Kamer zal daarna zo snel mogelijk geïnformeerd worden. Er is door derden teleurstellend weinig in het noodfonds gestort. Het aanvullende deel komt niet van de begroting van LNV maar van Financiën. De criteria zijn bepalend voor de toekenning. Als dit betekent dat er door de bodem wordt gegaan, zullen daarvoor voorzieningen getroffen moeten worden. Het gaat niet aan, mensen die later komen anders te behandelen dan mensen die eerder komen. Het ziet er niet naar uit dat er geld overblijft. Bij de het ruimen van hobbydieren moet onderscheid gemaakt worden tussen fouten en vermeende fouten. Als er echt fouten gemaakt zijn door de ruimers is er een brief geschreven en soms zijn er bloemen gestuurd. Houders van hobbydieren die AI gevoelig zijn, kunnen vrijwillig meedoen aan het monitoringssysteem. De mogelijkheden worden onderzocht. Op dit moment is er noch een verplichte registratie noch een verplichting tot enting. De vraag of de protocollen zijn nageleefd, maakt onderdeel uit van de evaluatie. De minister meent dat dit wel het geval is. De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Atsma De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Terpstra De wnd. griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Van Leiden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 807, nr. 67
9