Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1974-1975
13100
Rijksbegroting voor het dienstjaar 1975
Hoofdstuk IV Kabinet voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken
Nr. 8
Nota naar aanleiding van het verslag Ontvangen 11 november 1974 Voorafgaande aan de puntsgewijze beantwoording der vragen merk ik op, dat een groot aantal van de vragen een zodanige gedetailleerde kennis van eigen aangelegenheden van Suriname en de Nederlandse Antillen vergt, dat hij zich tot deze landen heeft moeten wenden met het verzoek hem de gegevens te verstrekken die voor de beantwoording nodig zijn. Antwoord hierop is evenwel nog niet ontvangen. Ik zal na ontvangst van de informaties de Kamer alsnog schriftelijk inlichten. 1. Deze vragen zijn aan de Antilliaanse regering voorgelegd. Terzake van het eilandgebied Bonaire kan echter voorlopig de volgende informatie worden gegeven, die is ontleend aan persberichten over het verslag 1973 van de Algemene Rekenkamer van de Nederlandse Antillen. In 1973 zijn de nadelige saldi boven delandsbijdragen toten met het dienstjaar 1970 door het land vergoed. Aldus werd door het land een aanvullende bijdrage van NA f 3675900 verstrekt. De landsbijdrage 1971 beliep NA f 3 min.; die voor 1972 was NA f 3,5 min. De tekorten boven de door het land vastgestelde bijdrage bedroegen in die jaren respectievelijk NA f 2050000 en NAf 537000. Voor 1973 is de landsbijdrage wederom vastgesteld op NAf 3,5 min. Gezien de voorlopige cijfers over 1973 zal het nadelig saldo over 1973 minstenseven hoog uitvallen als dat over 1972, derhalve circa N A f 0,6 min. 2. Met betrekking tot de migratieproblematiek worde ter aanvulling van het reeds in de memorie van toelichting op hoofdstuk IV gestelde het volgende opgemerkt. Over het migratievraagstuk heeft te 's-Gravenhage overleg met de Surinaamse regering plaatsgevonden op 30 september, 1 en 2 oktober 1974.') De Regering van Nederland en Suriname zijn van oordeel, dat er vooral naar gestreefd moet worden de oorzaken van de migratie zoveel mogelijk weg te nemen. Derhalve werd overeengekomen, vooruitlopend op de totstandkoming van een integraal ontwikkelingsplan voor Suriname, waartoe in mei jl. ') Zie Protocol van conclusies d.d. 3 oktober 1974.
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
1
werd besloten, een aantal maatregelen te treffen, die de woon-, werk- en leefomstandigheden in Suriname nog voor de onafhankelijkheid ultimo 1975 kunnen verbeteren. De Nederlandse Regering heeft zich bereid verklaard financiële middelen ter beschikking te stellen voor een aantal concrete vijfjarenplanprojecten, zoals aangeduid in eerderaangehaald Protocol. De Surinaamse regering zelf zal voor 1 november a.s. in het kader van het vijfjarenplan nog een programma van projecten indienen. Zo nodig zullen de middelen uit het vijfjarenplan worden aangevuld. De Nederlandse Regering zal haar beleid erop richten om in samenwerking met de welzijnsstichtingen voor Surinamers hier te lande en met de gemeenten te geraken tot een betere spreiding - op basis van vrijwilligheid van de Surinaamse migranten naar plaatsen in Nederland waar meer woonruimte en werkgelegenheid voorhanden is. Uiteraard zal daarnaast de spreiding binnen de vier grote steden alsmede binnen de Randstad niet worden vergeten. Voor het vormgeven aan dit spreidingsbeleid zal een speciaal centraal bureau in het leven worden geroepen. Op nader overeen te komen wijze zuilen tussen de Nederlandse en Surinaamse regering alle inlichtingen worden uitgewisseld welke kunnen bijdragen tot het vinden van een oplossing van de door de migratie veroorzaakte problemen. De Surinaamse regering zal een Instituut voor migratiezaken in het leven roepen, hetwelk alle gegevens omtrent de migratie zal verzamelen, een grondige studie zal maken van de oorzaken van de migratie, alsmede van de mogelijkheden tot remigratie. De Nederlandse Regering heeft toegezegd haar steun aan de oprichting van dit Instituut te zullen verlenen, terwijl de regering van Suriname zich bereid heeft verklaard vanuit Suriname aan het eerderbedoelde Centraal Bureau de nodige medewerking te verlenen. 3. De op St. Maarten aangelegde dan wel momenteel nog in uitvoering zijnde wegen vervullen een waardevolle functie voor de bevolking, omdat zij een adequaat woon-werk- en sociaal verkeer mogelijk maken. De zogenaamde primaire wegen, waartoe de beide eerstgenoemde wegen behoren, worden gerealiseerd ten behoeve van het verkeer tussen de grote verkeersbronnen: de hotels, de pier, het vliegveld en het winkelcentrum Philipsburg. Als zodanig vormen zij tevens een noodzakelijke voorziening voor de instandhouding en ontwikkeling van de toeristenindustrie. De weg Middle-Region is een 'toeristische weg' en dient voorts voor afvoer van landbouwprodukten uit dit agrarische gebied. Het ontwerp van de tweede aanlegsteiger (pier) nabij Point Blanche op St. Maarten - indertijd goedgekeurd voor het gevraagde bedrag van NA f 2 min., waarvan NAf 879520 uit het lopende plan en het restant uit het voorgaande plan zou worden gefinancierd - is door de Antilliaanse regering in verband met de tot ca. NAf 7,0 min. opgelopen kosten onder meer als gevolg van enige wijzigingen in het project, teruggenomen en vervangen door een ander plan, dat passender faciliteiten biedt. Het nieuwe Antilliaanse voorstel bevat namelijk de aanleg van een kade naast de bestaande pier, waardoor, behalve een haventerrein, ook aanlegmogelijkheid voor kleinere schepen (vissersvaartuigen en vrachtbootjes) aan die kade ontstaat. Hier door wordt het mogelijk de bestaande pier voor grotere schepen te bestemmen. Aangezien de toeristenschepen meestentijds op de rede blijven liggen, zal de kleine pier nabij het centrum van Philipsburg, waaraan de tenders met toeristen afmeren, in het kader van het nieuwe plan worden verbeterd. De Nederlandse financiële hulp, die voor de uitvoering van meerbedoeld vervangend project wordt verstrekt, zal het voor het oorspronkelijke project gecommitteerd bedrag ad NAf 2,0 min. niet overschrijden en zal bijdragen tot een duidelijke verbetering van de havenfaciliteiten. Daarmede zullen de toeristen- en visindustrie ten zeerste gebaat zijn; ook zal een geregelde aan-
Tweede Kamer, zitting 1974^1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
2
en afvoer naar de distributiecentra van importgoederen beter kunnen geschieden. De basis van de werkgelegenheid zal bij uitvoering van dit 'havenplan'zijn versterkt. De verlenging van de landingsbaan op de luchthaven van St. Maarten (dat geldt trouwens voor de verbetering en vergroting van alle luchthavenfaciliteiten) draagt rechtstreeks bij aan de instandhouding van de toeristenindustrie. Hoewel de nadelen van een eenzijdige bedrijvigheid als het toerisme op St. Maarten zeker worden onderkend, is het zaak deze bestaansbron in stand te helpen houden, zolang zich geen andere mogelijkheden voordoen. 4. De besprekingen over de grenskwestie Suriname-Frans Guyana, die in oktober 1971 in Parijs plaatsvonden tussen een Franse en een grotendeels uit Surinamers bestaande Koninkrijksdelegatie, hebben ertoe geleid dat van Franse zijde in april 1972 een ontwerp tot regeling van de grens werd ingediend. Deze ontwerpregeling is nog bij de Surinaamse regering in studie. Wat betreft de grenskwestie Suriname-Guyana kan worden medegedeeld, dat in 1971 een overeenkomst tot stand kwam tussen Guyana en het Koninkrijk. Krachtens deze overeenkomst werd een permanente Surinaamse-Guyanese Commissie ingesteld, die zich zou bezighouden met de bevordering van de samenwerking tussen beide landen en de vreedzame oplossing van onderling problemen. De grenskwestie zou dooreen subcommissie nader worden besproken. Het verloop van de werkzaamheden van deze commissies is mij niet bekend. In het kader van het steeds meer inschakelen van Suriname bij het behartigen van belangen die dit land in het bijzonder raken, is de ontwikkeling van de betrekkingen tussen Suriname en Guyana de laatste jaren op verzoek van de Surinaamse regering in overwegende mate aan Suriname overgelaten. Zoals bekend vond ter zake van het Continentaal Plat Nederlandse Antillen eind juli 1973 in Caracas de eerste ronde plaats van de onderhandelingen tussen Venezuela en het Koninkrijk inzake de afbakening van het Continentaal Plat. Deze onderhandelingen werden gevoerd in een goede en vriendschappelijke sfeer. Zij moesten in verband met de regeringswisselingen in Willemstad en Caracas, alsmede de daarop volgende Zeerechtconferentie (gehouden in Caracas) worden opgeschort. Er wordt naar gestreefd de onderhandelingen zo spoedig mogelijk te hervatten. 5. Van 1956 tot en met 1973 is door 17 personen van de in artikel 7 genoenv de mogelijkheid gebruik gemaakt. Eén officier dient thans in Suriname. Twee officieren hebben in Suriname gediend. Twee officieren zijn in de Nederlandse Antillen in functie geweest. Enkele aspirant-officieren hebben hun studie nog niet voltooid. Wellicht ten overvloede zij nog opgemerkt dat de voorziening in artikel 7 er uitsluitend op gericht is Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse jongemannen - voor wie de reiskosten een beletsel zouden kunnen zijn - in de gelegenheid te stellen in Nederland een opleiding tot beroepsofficier te volgen. 6. De artikelen 39 en 62 hebben betrekking op het schenkingsgedeelte van de ontwikkelingsbijdragen aan Suriname en de Antillen in het kader van de respectievelijke Vijfjarenplannen 1972/'76. Aangezien deze plannen voorzien in een Nederlandse hulpbijdrage van f400 min., bedraagt de jaarquote f80 min. In de wetsontwerpen 11 787 (Suriname) en 11 788 (Antillen), zitting 1971-1972, houdend machtiging tot verlening van financiële medewerking aan beide bedoelde Vijfjarenplannen is uitdrukkelijk aangegeven, dat het voorde uitvoering van elk goedgekeurd project ter beschikking te stellen bedrag steeds verstrekt wordt voor zestig procent als schenking en voor veertig procent als (zachte) lening in zoverre het Suriname betreft, en dat dit ten aanzien van de Antillen luidt voor veertig procent als schenking en voor zes-
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
3
tig procent als (zachte) lening. Dit betekent derhalve, dat elke van de in de bijlagen V en VI van het onderhavige wetsontwerp opgesomde Surinaamse respectievelijk Antilliaanse projecten voor bovengenoemd gedeelte uit de artikelen 39 onderscheidenlijk 62 mede wordt gefinancierd. 7. In de Nederlandse Antillen wordt op een aantal kleuterscholen zomede in de laagste klassen van enige basisscholen bij wijze van experiment op de Benedenwindse Eilanden onderwijs in Papiamento gegeven en op de Bovenwindse Eilanden in het Engels. Een en ander wordt begeleid door het Pedagogisch Didactisch Centrum in de Nederlandse Antillen. De uitkomsten van deze experimenten zullen uiteraard bepalend zijn voor de wijze waarop en het tempo waarin de moedertaal als voertaal bij het onderwijs zal worden ingevoerd. Het beramen en uitvoeren van maatregelen ter vervanging van het Nederlands als voertaal door een eigen omgangstaal wordt mede bemoeilijkt door het ontbreken van een vaste spelling van het Papiamento. De officiële vastlegging hiervan stuit nog op moeilijkheden. Van de Surinaamse regering werd vernomen dat aldaar geen projecten op dit terrein aan de gang zijn. Wel vormt een en ander thans een punt van discussie. 8. Het aantal in Suriname werkzame leerkrachten bedraagt thans 5602, onderverdeeld in de volgende categorieën: Surinamers 5462 Nederlanders 123 Belgen 15 Antillianen 2 Uit de Nederlandse Antillen werd een dergelijke opgave nog niet ontvangen. 9. De in de artikelen 14 en 15 vermelde toelagen worden, althans wat de hoogte van de bedragen betreft, gegeven volgens de normen zoals deze gelden voor de vaststelling van de Nederlandse rijksstudietoelagen. In tegenstelling tot de Nederlandse bursalen ontvangen de Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse studenten de gelden è fonds perdu, met uitzondering van de eventueel ontvangen huwelijkstoelagen. Deze gelden worden thans grotendeels gebruikt voor studies aan Nederlandse onderwijsinstellingen. De mogelijkheid is aanwezig om in Suriname of op de Nederlandse Antillen dan wel in de regio te gaan studeren. Aan Suriname wordt tiet voordat land uitgetrokken beurzen bedrag in zijn totaliteit ter beschikking gesteld. Voor wat de Antillen betreft worden de uitgaven per bursaal gedaan. Gegevens voor zover op de studie in Nederland betrekking hebbend. Onderwijsinstellingen
Aantal NederlandsAntillianen
Chr. Academie Lichamelijke Opvoeding Lerarenopleiding Universiteiten Hogescholen H.t.s.'en
1 8 84 35 4 132
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
Surinamers
25 9
34
Studierichtingen
Aantal N.A.
Aardrijkskunde Actuariële wetenschappen Andragogiek Biologie Bouwkunde Chemie Chemische techniek Civiel ingenieur Culturele antropologie/nieuwe sociologie Economie Elektrotechniek Engelse taal en letterkunde Farmacie Geodesie Geologie Geschiedenis Geschiedenis/Engels Ingenieursopleiding Lerarenopleiding Medicijnen M.O. talen M.O. lichamelijke opvoeding Mijnbouwkunde Natuurkunde Natuurwetenschappelijke propaedeuse Nederlands Pedagogiek Politicologie Psychologie Rechten Scheikunde Sociale geografie Sociale pedagogiek Sociale wetenschappen Sociologie Tandheelkunde Theologie Werktuigbouwkundige Westerse sociologie Weg- en waterbouwkunde Wiskundige vakken
Sur. 1
1 2 4 5 1 1 1 1 16 10 2 2
2 1 1 3 31 2 1
1 3 1
1 2 2 1 2 1
3 1
1 1 1 4 1 7 3 5 2 1 1 4 2 2 1 1 8 132
1 1 2 1 1 1
3 1 1 1
2 34
Voorts: 1 2 1 1
analiste-H.B.O. fysiotherapie muziek stuurman (3e)
Surinamers
10. De samenwerking tussen de Medische Faculteit en de Juridische Faculteit van de Universiteit van Suriname levert geen problemen op. Er zijn gemeenschappelijke organen die beslissingen nemen, zoals de Senaat en het College van Curatoren. Met betrekking tot de door de Rijksuniversiteit te Leiden bij de Medische opleiding in Suriname verleende assistentie kan namelijk worden vermeld, dat deze in de aanloopperiode heeft bestaan in het voorbereiden en doen uitvoeren van de bouw van het Medische Wetenschappelijk Instituut ten behoeve van het prae-klinisch onderwijs met haar ten laste van hoofdstuk IV ter beschikking gestelde middelen. Voorts werd in die periode aan Suri-
Tweede Kamer, zitting 1974^1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
5
naamse medische studenten gelegenheid gegeven om tijdens de bouw van bedoeld instituut het prae-klinisch gedeelte van hun studie in Leiden te volgen. Ten slotte verleent de Rijksuniversiteit te Leiden nog de nodige hulp door het beschikbaar stellen van wetenschappelijk personeel en docenten ten behoeve van het medisch onderwijs voorzover Suriname daarin nog niet zelf kan voorzien. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van de exploitatie van het MWI voor de betaling waarvan eveneens een post op hoofdstuk IV is opgenomen. In memorie van toelichting bij dit hoofdstuk werd reeds ingegaan op het kwantitatieve aspect van de medische studenten. Hieraan kan thans nog worden toegevoegd, dat inmiddels de eerste promotie bij de medische Faculteit van de Universiteit van Suriname onder grote belangstelling heeft plaatsgevonden in de oude Hervormde Kerk te Paramaribo. Het ligt in het voornemen om ingaande 1 november a.s. te beginnen met een sociaal-economische richting met 10 studenten en in 1976 met een richting natuurtechnische wetenschappen. Aan de Juridische Faculteit studeren thans ± 246 studenten en aan de Medische Faculteit 165 studenten. 11. De Nederlands-Antilliaanse Stichting voor Klinisch Hoger Onderwijs in de Nederlandse Antillen werd in 1967 opgericht door de regering van de Nederlandse Antillen en door de Rijksuniversiteit te Groningen. De stichting stelt zich ten doel: a. het bevorderen van de mogelijkheden tot opleiding van doctorandi in de geneeskunde tot semi-arts, respectievelijk arts; b. de bevordering van het houden van medische cursussen voor afgestudeerden (post graduatecourses) in de Nederlandse Antillen; c. de bevordering van een steunverlening aan wetenschappelijk werk op het gebied van de geneeskunde. Het bestuur wordt gevormd dooreen curatorium, terwijl een docentenraad de verantwoordelijkheid voor het geven onderwijs draagt. Binnen de doelstellingen van de stichting wordt een belangrijke rol gespeeld door het St. Elisabeth-ziekenhuis te Curacao zomede tegen medio van het volgend jaar door de thans in aanbouw zijnde polikliniek bij genoemd ziekenhuis, welke faciliteit met Nederlandse hulp tot stand komt. Voorts zal te zijner tijd ook het nog inaanbouwzijnde nieuwe ziekenhuis op Aruba bij deze samenwerking worden betrokken. Het is thans tevens mogelijk een opleiding te volgen in de volgende disciplines: Interne geneeskundige, psychiatrie, kindergeneeskunde, neurologie, chirurgie, verloskunde en ten slotte huid- en geslachtsziekten. Ook bestaat gelegenheid buiten het ziekenhuis gedeeltelijk de opleiding huis artsgeneeskunde-sociale geneeskunde te volgen. De laatste jaren hebben telkens circa 8 doctorandi en 16semi-artsen hun opleiding op Curacao gehad. Desamenwerking tussen de stichting en de Rijksuniversiteit te Groningen dient derhalve mede het directe onderwijsbelang van de Groningse medische faculteit door de daaruit voortvloeiende vergroting van de onderwijscapaciteit. Voor de student ligt er tevens het voordeel van het opdoen van ervaring in gebieden met een andere sociale achtergrond. Hier is als het ware sprake van een affiliatie avant la lettre. Anderzijds vloeien uit deze activiteiten ook zeer directe voordelen voort voor de Nederlandse Antillen, aangezien naar schatting 40 000 Antillianen hierdoor gratis geneeskundige behandeling genieten. Daarnaast heeft ook een aantal Antilliaanse co-assistenten in het ziekenhuis stage gelopen. Het moet voor deze categorie als een groot voordeel worden aangemerkt, dat zij niet meer naar Nederland terug behoeven te keren om hun arts-examen af te leggen. De opleiding tot arts en semi-arts krijgt nog een accent indien ook de mogelijkheid aanwezig is van een specialistenopleiding op dezelfde wijze als dat
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
6
in Nederland het geval is. Enkele specialisten op Curacao hadden en hebben de bevoegdheid gekregen voor de B-opleiding tot een medisch specialisme (interne, kindergeneeskunde, verloskunde, psychiatrie). Momenteel beschikt de stichting over 5 specialisten voor het geven van onderwijs, die tevens als 'chefs de clinique' optreden; 5 assistenten die bezig zijn met hun specialisatie en een co-assistentenkorps van circa 24 man, die in hun laatste opleidingsjaar voor het arts-examen zitten. De kosten, verbonden aan bedoelde opleidingsactiviteiten, worden gedragen door de Rijksuniversiteit te Groningen zomede door de Nederlandse Antillen. Door bedoelde Rijksuniversiteit is hiertoe voor 1974 een bedrag van f497 000 uitgetrokken en voor 1975 f 585000. 12. Voor zover dezerzijds bekend bestaat er op Curacao een goede belangstelling voor het volgen van hoger technisch onderwijs. In afwachting van de realisatie van het definitieve instituut op Brievengat wordt sedert het najaar van 1972 onderwijs in een scholencomplex op Julianadorp gegeven. Dat complex werd als noodonderkomen voor de HTS ingericht. Aan de Antilliaanse regering is om opgave verzocht van de omvang en het verloop van het leerlingenbestand. De technische voorbereiding van het hiervoren aangeduide Brievengatproject ondervindt moeilijkheden, doordat een compromis moet worden bereikt tussen enerzijds het uit onderwijskundig oogpunt nodig geoordeelde pakket van voorzieningen en anderzijds het aantal voorzieningen waarvan de exploitatielasten als draagbaar voor de Antilliaanse gemeenschap kan worden aangemerkt. De bijdrage van het bedrijfsleven omvat de terbeschikkingstelling van het als noodinstituut ingerichte scholencomplex op Julianadorp, de technische bijstand van enige deskundigen ter voorbereiding en realisering van het onderwerpelijke onderwijs-project en voorts de terbeschikkingstelling van part-time docenten, terwijl tevens door Shell Curapao NV het terrein op Brievengat voor een symbolisch bedrag werd overgedragen. 13. Inzake de betrekkingen tussen de Landbouwhogeschool in Wageningen (Nederland) en Suriname kan het volgende worden medegedeeld. Deze betrekkingen werden op 7 april 1965 met het tekenen van een overeenkomst tussen de Ministers van respectievelijk Landbouw en Visserij namens Nederland en van Landbouw, Veeteelt en Visserij namens Suriname, gekanaliseerd via het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek in Suriname (CELOS). De totstandkoming van dit centrum is indertijd via de Landbouwhogeschool te Wageningen ten laste van hoofdstuk IV van de rijksbegroting gefinancierd. Hoofdtaak is het Landbouwkundig onderzoek in Suriname terwijl het centrum, dat vanuit Nederland wordt bemand, mede wordt benut voor de opleiding van studenten van de Landbouwhogeschool te Wageningen en van Surinaamse studenten. Een nauwe samenwerking wordt bij het onderzoek betracht met het Landbouwproefstation in Suriname. Het is duidelijk, dat een instituut als het CELOS van groot belang is voor de Landbouwhogeschool te Wageningen. Op deze wijze kan onder tropische omstandigheden over wetenschappelijk verantwoorde praktijkmogelijkheden worden beschikt, waardoor de Nederlandse kennis op dit terrein kan worden bewaard en verder uitgebouwd; anderzijds worden door eerder genoemde samenwerking met het Surinaamse Landbouwproefstation de Surinaamse belangen gediend. Blijkens een medio van dit jaar uitgegeven interventieverklaring van de Landbouwhogeschool en het Natuur Technisch Instituut (NATIN) in Suriname bestaan er plannen tot een nauw samengaan tussen dit instituut en het CELOS.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
7
14. Specificatie van bedragen besteed en te besteden aan projectfinanciering in Suriname Gemeenschappelijke Busexploitatie Maatschappij Suriname N.V. Deelneming Krediet
Sf 100 000 Sf 3 700 000
1974 1974 en 1975
Bruynzeel Suriname Houtmaatschappij N.V. Krediet
Sf 2 500 000
1974 en 1975
Sf 1 4 5 0 000 Sf 1 700 000
1974 en 1975 1974 en 1975
Sf
1974
Victoria N.V. Deelneming Krediet Hoost-sandalen Krediet
8 000
Nog in behandeling z i j n : Surikip (pluimvee-vermeerderingsbedrijf) Deelneming
Sf
300 000
mogelijk te realiseren 1975
Voedingsmiddelen Industrie Suriname N.V. Deelneming
Sf
125 000
te realiseren in 1975
Sf 9 883 000
'Wood-Chip'-project Totaal te investeren bedrag ± Sf 28.000.000,- exclusief zeeschepen. Projectstudie is bijna afgerond, waarna besprekingen tussen geihteresseerden en Surinaamse Regering kunnen beginnen. Aan onderzoeken w e r d / w o r d t in 1974 besteed: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Cacao-cultuur Pluimvee Krokodillenfarm Scheepsreparatie-nieuwbouw Suiker-cultuur Verbrandingswaarde tropisch h o u t Vestigingsplaats Chipmill Transport-studie Rijstproject Proefcultuur Tropisch f r u i t
Nf 2 Nf 2 Nf 2 Nf45 Nf 62 Nf 1 Nf 50 Nf 22 Nf 10 Nf 70
563.8E 634,295,240,580.200.000.800.000.000, Nf 269 312,85 Nf 34 689,60
Aan technische bijstand werd besteed
Nf 304 002,45 Raming van onderzoeken plaatsvindend in 1975: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
O.a. Woodchip-fabrieken etc. Proefcultuur tropisch f r u i t r Onderzoek oliepalm cultuur Patamacca, incl. pi oeftuin Bijstelling rapport Koelhuis Pakcentrale Bijstelling rapport Palmolie Raffinaderij Zoetwatergarnalen-cultuur Vismeel-fabricage Onderzoek tropische vruchten Tijgerkreek
Technische bijstand N.O.B. Andere
+
±
Nf 150 000 Nf 130 000 Nf 120 000 Nf 10 000 Nf 25 000 Nf 25 000 Nf 10 000 Nf 20 000
± ±
Nf 490 000 Nf 50 000 Nf 58 000
t
+ +
+ + +
Nf 598 0 0 0
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
8
Specificatie van bedragen besteed en te besteden aan project-financieringen landse Antillen.
in de Neder-
Hydroponics Aruba Deelneming
NA f
59 0 0 0 . -
1974
NA f 1 500 0 0 0 . -
1974 en 1975
NA f
10 0 0 0 , ~
1974 en 1975
NA f
85 0 0 0 , -
1975
15 0 0 0 . -
1975
Bouw Hotel Aruba (3e Aruven Hotel) Deelneming Antillen Fishing Industrie Krediet St. Eustatius Strand Hotel Deelneming / Krediet Huishoudzout Bonaire Deelneming / Krediet US $ 10 a
NA f 1 654 0 0 0 , - en US $ 10 a 15.000.
Aan onderzoeken w e r d / w o r d t in 1974 besteed: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Keramische souvenirs Kleischalie SIS-missie Hydroponics Aruba i Sigarenfabriek Curacao " Champignonteelt Huishoudzout
Nf Nf Nf Nf Nf Nf
22 4 6 0 , 1943, 4 0 878, 23 794, 1 600, 15 000,
Nf 105 6 7 5 ,
Raming van onderzoeken plaats vindend in 1975: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Wasmiddelen Jam en juices Aloë-snijmachine Visserij (Curacao) Onderhouds-basis vliegtuigen Schaaldierenteelt Fijn keramiek Speciale vrachtwagens Chemische industrie (chlorine) Cement Geiten en varkensteelt Melkfabriek (St. Maarten) Openbaar particulier vervoer (St-Maarten)
+ Nf 20 000, + Nf 20 000, + Nf 40 000, + Nf 15 000, + Nf 30 000, + Nf 50 000, + Nf 60 000, + Nf 40 000, + Nf 100 000, + Nf 100 000, + Nf 60 000, + Nf 30 000, + Nf 30 000, Nf 595 000,
15. Aangezien vooreen volledige beantwoording van deze vragen de nodige informatie van de Antilliaanse regering nog niet is ontvangen, kan voorshands slechts het volgende worden medegedeeld. De door de Antilliaanse overheid zelf gedane investeringen ten behoeve van het toerisme zijn dezerzijds niet bekend. Wel is bekend, dat de Antilliaanse overheid een enkele maal investeringen ten behoeve van het toerisme financiert, wanneer hiervoor geen ontwikkelingshulp verkregen kan worden. Voorzieningen als groenstroken, fonteinen e.d. in het kader van de wederopbouwvan Willemstad worden bij voorbeeld ten laste van de begrotingsmiddelen van het eilandgebied Curacao uitgevoerd.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
9
Op Aruba is destijds een boulevard langs Palmbeach aangelegd met het oog op de ontwikkeling van het toerisme. Momenteel is men doende het gebied Malmok te ontsluiten en treft men maatregelen voor de aanleg van een golfcourse. Onder de investeringen, welke de Antilliaanse overheid ten behoeve van het toerisme verricht, kunnen tevens de gelden worden begrepen, welke zij op de kapitaalmarkt onder garantie van de Nederlandse staat opgenomen heeft in het kader van de eerste fase van het Meerjarenplan van de Nederlandse Antillen, voorzover deze de bevordering van het toerisme beoogden. Kortheidshalve moge worden verwezen naar bijgevoegde lijst van op de voet van artikel 1 van de wet van 3 mei 1962 (Stb. 153) c.q. artikel 1 van de wet van 23 april 1964, Stb. 133, goedgekeurde projecten. Voorts hebben de Antillen ten behoeve van de ontwikkeling van Aruba en Curacao een tweetal obligatieleningen geplaatst, respectievelijk groot N f 38 min. en N f 10 min., voor de eerste waarvan Nederland garant staat (Wet van 9 januari 1958, Stb. 1). De aanwending van deze gelden vond vooreen deel plaatsten behoeve van de ontwikkeling van het toerisme (deelneming in hotelbouw). Tegenover de hiervoren bedoelde investeringen staan voor de overheid inkomsten in de vorm van winstbelasting, die van de hotelmaatschappijen na de verstrijking van de periode van belastingvrijdom wordt geheven, voorts de winstbelasting van de firma's, waar toeristen hun aankopen verrichten, van het overig deel van de horecasector, van de vervoersbedrijven, en ook van inkomstenbelasting geheven van private personen, die in de toeristensector werkzaam zijn, alsmede de casinorechten. De betekenis van het toerisme voor de welvaart van de Antilliaanse bevolking ligt in de ruime werkgelegenheid, direct en indirect, welke de investeringen in deze sector scheppen.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
10
Bijlage bij 15. Nederlandse Antillen 1e fase Meerjarenplan (rendabele sector) C-Lijst, goedgekeurde projecten per 1 april 1972 Projecten
Goedgekeurd bedrag
Curacao Vaste oeververbinding Willemstad (gedeeltelijk) Uitbreiding waterfabriek Reinwaterinstallatie Bijdrage financiering Curagao Hilton Hotel Bijdrage financiering Flamboyant Beach Hotel Bijdrage financiering uitbreiding Hotel Intercontinental Industrieloods I Industrieloods II Industrieloods III Volkswoningbouw Brievengat (gedeeltelijk) 15 M.W. Gasturbine en afgassenketel t.b.v. water- en energiebedrijf
NA f
15 13 2 8 2 6
000 61 7 084 000 484 000 238 488 448 3 270 6 100
000 738 582 000 575 000 421 000 625 000 000
31 984 350 400 2 962 4 900 3 050 1 657 2 387 1 120 242 1 447 8 000 347 500 490
393 000 000 100 000 000 146 956 000 200 190 000 000 000 864
1 188 748 690 1 500
599 498 000 000
■Aruba Uitbreiding elektrische centrale (incl. dieselaggregaat en bouwrente) Uitbreiding 60 K V hoofdschakelstation Uitbreiding elektrische transmissie Uitbreiding waterfabriek 1e fase Uitbreiding waterfabriek 2e fase Uitbreiding waterfabriek Uitbreiding waterdistributienet Uitbreiding Aruba Caribbean Hotel Leidingentracée t.b.v. water-en energiebedrijf Provisorium t.b.v. water- en energiebedrijf Sanering Aruven Bijdrage financiering Sheraton Hotel Vrije havenzone (2e fase) Ziekenhuis (gedeeltelijk) Olieleiding Lago-Balashi t.b.v. water- en energiebedrijf Bonaire + Bovenwindse
Eilanden
Bijdrage financiering zoutindustrie Uitbreiding telefoondienst (N f 1 423 000) Uitbreiding electriciteitsfabriek Sint Maarten, 3e unit Bijdrage financiering uitbreiding Little Bay Hotel
NA f 121 697 887
16. Naar dezerzijdse mening zal het vergroten van de Flamingo-luchthaven op Bonaire geen invloed hebben op het blijvend voorkomen van flamingo's op Bonaire, gezien de ervaringen tot dusverre met het vliegveld. Of en zo ja in welke mate de vestiging van het olieoverslagbedrijf op Bonaire invloed op het bestand van de flamingo's zal hebben, is niet te voorspellen. In ieder geval is zowel de aandachtvan het bestuurscollege van Bonaire als van de betreffende maatschappij er op gericht zoveel als maar mogelijk een eventuele schadelijke invloed te beperken. Dit is indertijd bij de vestiging van de zoutindustrie uitstekend gelukt. 17. De thans in uitvoering zijnde uitbreiding is de eerste uitbreiding van de nog in het kader van het Driejarenplan voor de ontwikkeling van Bonaire en De Bovenwindse Eilanden gebouwde waterfabriek. Oorspronkelijk isgevraagd en goedgekeurd een vergroting van de waterfabriek met drie eenheden a 500 m 3 . Kortgeleden heeft de Antilliaanse regering verzocht om binnen het raam van het goedgekeurde projectkrediet, naast uitbreiding van de waterfabriek met twee instede van drie verdampereenheden, tevens de revisievan de bestaande verdampereenheid, de bouwvan een opslagtank en bijkomende werken uit te voeren. Dit verzoek is ingewilligd.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
11
De uitbreiding werd gevraagd in verband met verwachtingen omtrent een vergroting van de hotelcapaciteit, alsmede een stijging van het waterverbruik per gezin en een uitbreiding van het aantal abonnees. Daarenboven nam de produktieachterstand toe vanwege een constant maximaal beroep op de capaciteit van de bestaande verdamper, waardoor revisies uit zijn gebleven en de produktie terug is gelopen. Voor een recente cijfermatige opgave van het aantal abonnees en van het gezinsverbruik is een verzoek om inlichtingen naar de Antillen uitgegaan. 18. De eerste vraag onder dit punt wordt ontkennend beantwoord. Niet bekend is of een en ander gevolgen voor de huren zal hebben. Overigens zij opgemerkt, dat bij de Antilliaanse regering er steeds op wordt aangedrongen de in rekening te brengen vergoeding van verleende diensten (huren, water- en energietarieven) op kostprijsbasis te baseren en, voorzover nodig, aan minvermogenden ten laste van de betreffende begroting subsidies te (doen) verstrekken. Dezerzijds zijn de voor de woningen op Sint Maarten en Sint Eustatius vastgestelde huren - indien dit al is geschied - niet bekend. De vragen zijn voor het overige aan de Antilliaanse regering voorgelegd ten einde een volledige beantwoording mogelijk te maken. 19. Aangezien de bouw en de inrichting van het nieuwe ziekenhuis op Aruba nog niet gereed zijn, is het exacte totaal-generaal van de realiseringskosten nog niet bekend. Volgens de laatste mededeling van de Antilliaanse regering worden de totale kosten momenteel geraamd op NAf 23514950. De Nederlandse Regering heeft zich bereid verklaard voor dit project NA f 22 261 971 maximaal mede te financieren. De tegenwaarde in Nederlandse courant van dit Antilliaanse bedrag is gelijk aan de tegenwaarde van de indertijd goedgekeurde NA f 20 min. 20. In Suriname bestaan plannen voor de ontwikkeling van de veeteelt in het binnenland. In dit verband kan het plan Coebiti worden vermeld met een opzet van 3000 ha, waaronderde volgende activiteiten worden begrepen: - grassenproef (400 ha); - opvangbedrijf van 2500 ha van dieren die niet voor de slacht bestemd zijn; - proefbedrijf van 100 ha voor slachtveeteelt op commerciële schaal. De uitkomsten van dit bedrijf zullen ter beschikking worden gesteld van particuliere bedrijven. De Surinaamse regering is van mening dat, indien wordt uitgegaan van een plan waarbij in 1980 geen importen van vee en vlees meer nodig zijn, een bedrag van circa Sf 34,0 min. nodig zal zijn. Daarbij zal jaarlijks rond 750 ha in produktie moeten worden gebracht, hetgeen per jaar S f 3,0 min. zal vergen. De Surinaamse regering stelt zich voor ten behoeve van juist genoemd plan voorlopig Sf 4,0 min. in het kader van de ontwikkelingshulp voor te brengen. Voorts is zij van zins 1800 ha te reserveren voor het opgang brengen van de melkproduktie, waarvooreen investering van Sf 4,0 min. wordt opgegeven. Omtrent de opbrengsten voor het land bij voornoemde geplande activiteiten zijn nog geen gegevens ontvangen. Voor de uitbreiding ten behoeve van de importvervanging zullen naar schatting 340 arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Indirect zullen nog eens omstreeks 50-60 nieuwe arbeidsplaatsen ter beschikking komen. Voor wat de laatste vraag betreft wordt medegedeeld, dat in het binnenland op kleine schaal een aanvang is gemaakt met het onderzoek naar de juiste grassoorten. 21. In het eerste vijfjarenplan heeft Nederland voor S f 8,6 min. bijgedragen aan de ontwikkeling van de bosbouw in Suriname. Naast onderzoek, voorlichting op bosbouwkundig gebied, opleiding en steun aan de dienst lands-
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
12
bosbeheer was verreweg het grootste deel van dit bedrag, namelijk ± S f 7 min. bestemd voor het project bosverjonging. Dit laatste project heeft voornamelijk tot doel het veilig stellen van de toekomstige houtvoorziening in Suriname door het omzetten van natuurbos in cultuurbos, zodat uiteindelijk een duurzame produktie van voldoende kwaliteitshout kan worden verkregen. In het kader van het tweede vijfjarenplan werd tot op heden een bedrag van Sf 16 min. goedgekeurd ten behoeve van de ontwikkeling van de bosbouw. Hiervan is wederom het grootste deel (S f 13,2 min.) bestemd voor het project bosverjonging, een vervolg op een reeds in het eerste V.J.P. gestarte ontwikkeling. De kosten voor de Surinaamse overheid in de periode 1967 tot heden beliepen jaarlijks circa S f 1,0 min. In het kader van het eerste vijfjarenplan werd voor wegen en bruggenbouw ten behoeve van de bosbouw een bedrag van circa S f 7 min. ter beschikking gesteld. In het tweede vijfjarenplan is voor dit doel een bedrag van S f 6,3 min. goedgekeurd. Van het totale bedrag uit beide vijfjarenplannen ten belope van Sf 13,3 min. is het grootste deel bestemd voor de bosontsluitingsweg Tibiti-Avanavero (circa S f 10 min.). Hierbij dient echter te worden bedacht, dat de aanleg van deze weg niet uitsluitend betekenis heeft voor de bosbouw, maar onder meer tevens isaangelegd met het oog op de te verwachten bauxiet-exploitatie in West-Suriname. Mede door de aanleg van deze weg wordt naar verwachting de mogelijkheid geschapen om een nieuwe groeikern in West-Suriname tot stand te brengen. De opbrengsten uit de bosbouw voor de Surinaamse overheid belopen per jaar circa S f 200000. In het algemeen kan worden gesteld, dat de bestedingen in het kader van de ontwikkelingshulp ten behoeve van de bosbouw, welke voornamelijk gericht zijn op verruiming van de activiteiten ten aanzien van de bosverjonging, bosontsluiting en bosonderzoek uiteraard eerst op de latere termijn kunnen leiden tot een wezenlijke toeneming van de betekenis van de bosbouw voor de Surinaamse economie. De toegevoegde waarde van de bosbouw en houtverwerking bedroeg in 1971 Sf 14,8 min. Het aandeel van deze sector in het bruto binnenlands produkt in dat jaar beliep 2,7%. In vergelijking met voorgaande jaren betekent dit een verdere vermindering van de relatieve betekenisvan deze sector voor de Surinaamse economie. De exportopbrengsten stegen van S f 5,9 min. in 1960 tot S f 7,9 min. in 1970. In 1969 werd een piekjaar van S f 8,9 min. bereikt. De overheidsinkomsten aan retributies, concessierechten en uitvoerrechten op hout beliepen in 1972 Sf 167435. De indruk bestaat, dat dit bedrag in aanzienlijke mate kan worden verhoogd. In dit verband is het van groot belang indien in Suriname de nieuwe boswet op korte termijn tot stand komt. In deze nieuwe wet zullen onder meer de concessierechten worden herzien. In 1972 bedroeg het aantal arbeidsplaatsen in de bosbouw en houtbewerking 3500 hetgeen neerkomt op 3 % van de totale beroepsbevolking in dat jaar (bron: Financiële Nota, behorende bij de ontwerpbegroting van het dienstjaar 1975). Thans zijn ongeveer 4000 Surinamers rechtstreeks in de bosbouw werkzaam. De Minister voor Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse Zaken, W.F. de Gaay Fortman.
Tweede Kamer, zitting 1974-1975,13 100 hoofdstuk IV, nr. 8
13