Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
19160
Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties
Nr. 3
LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 5 maart 1986 De vaste commissie voor Ontwikkelingssamenwerking1 heeft naar aanleiding van de notitie over ontwikkelingsrelevante exporttransacties (stuk 19 160, nrs. 1 en 2) de navolgende lijst van vragen opgesteld. Algemeen 1 Welke exportsectoren zijn van groot belang voor de economische structuur van Nederland? In welke exportsectoren is Nederland internationaal concurrerend qua prijs, kwaliteit en service?
Hoeveel lOV-evaluaties hebben plaatsgevonden van projecten onder dit programma, en wat zijn de conclusies hiervan? Wanneer kan een programma-evaluatie verwacht worden? blz. 3
1
Samenstelling: Leden: Van Rossum (SGP), Van der Spek, Ter Beek (PvdA), Scholten, Van Dam (CDA), Aarts (CDA), voorzitter. Roethof (PvdA), Kombrink (PvdA), Knol (PvdA), Gualthérie van Weezel (CDA), Terpstra (VVD), ondervoorzitter, Hermans (VVD), Van Dijk (CDA), Jabaaij (PvdA), Van Baars (CDA), Van den Toorn (CDA), Brouwer (CPN), Herfkens (PvdA), Tommei (D'66), Den Ouden-Dekkers (VVD), Weisglas (VVD) en Bruggeman (VVD) Plv. leden: Leerling (RPF), Beckers-de Bruijn (PPR), Van den Bergh (PvdA), Willems (PSP), De Boer (CDA), Borgman (CDA), Tazelaar (PvdA), De Waart (PvdA), Wöltgens (PvdA), Laning-Boersema (CDA), Joekes (VVD), Voorhoeve (VVD), Van lersel (CDA), Den Uyl (PvdA), Van Noord (CDA), Evenhuis-van Essen (CDA), Janmaat, Vermeend (PvdA), Stemerdink (PvdA), Lucassen-Stauttener (VVD), Van Heemskerck Pillis Duvekot (VVD), Jacobse (VVD)
Kan de genoemde behoefte aan qua voorwaarden gedifferentieerde, externe financieringsmiddelen het beste bilateraal of multilateraal worden vervuld?
Wordt met structurele armoedebestrijding verbetering van de positie van de 40% armsten bedoeld? blz. 4
Wordt ook een sociale kosten/batenanalyse toegepast op projecten? Zo ja, met welk resultaat? blz. 5
Kan een nadere toelichting worden gegeven op de achtergronden van de stagnatie van de pure bilaterale en multilaterale concessionele hulpstromen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 160, nr. 3
1
7 Is het tekort aan commerciële kredietverlening een probleem van exportbeleid of van ontwikkelingsbeleid? 8 Overweegt de regering om op korte termijn in Europees verband concreet aandacht te vragen voor het probleem dat de laatste twee jaar zelfs sprake is van een netto retourstroom van aflossingen en rente op commercieel krediet uit de Derde Wereld, terwijl juist de financieringsbehoeften van de ontwikkelingslanden sterk zijn toegenomen? blz. 6
9 Welke andere wegen ziet de regering om additionele commerciële kredietverlening te bevorderen?
10 Kunnen voorbeelden gegeven worden van het feit, dat concessionele leningen leidden tot commerciële kredieten, die anders niet verstrekt zouden zijn? 11 Zou het niet de voorkeur verdienen om de beschikbare middelen in te zetten voor uitbreiding van exportkredietverzekering? Zou daarmee niet meer additionele commerciële kredietverlening gemobiliseerd kunnen worden? blz. 7 12 Kan aangegeven worden hoe de taakafbakening met het «matchingfonds» is geregeld? Wat zijn de verschillen in criteria, behandelingsprocedures, etc? 13 In hoeverre wordt de handelpraktijk verstoord door het vereiste, dat 70% van de geleverde goederen van Nederlandse origine dient te zijn? 14 Als een leningenbeleid wordt gevoerd waarbij het schenkingselement is afgestemd op de financiële draagkracht van het ontvangende land (en dus niet op concurrerende aanbiedingen) is dan naar het oordeel van de regering nog wel sprake van het voorkomen van handelsverstorende praktijken zoals dat eveneens als belangrijk beleidsaspect wordt gehanteerd? Is dan niet veeleer sprake van een financieel gebaar richting ontwikkelingslanden in plaats van dat sprake is van exporttransacties, die ontwikkelingsrelevant zijn? 15 Hoeveel uitzonderingen waren er op de regel, dat, wanneer open internationale aanbesteding niet mogelijk is, «doorgaans» beoordeling van prijs en kwaliteit door een onafhankelijke derde plaatsvond? Welke en waarom?
16 Is het, gegeven de «spreiding» van aanbiedingen, nog wel mogelijk een gefundeerd oordeel over de ontwikkelingswaarde van een transactie te vormen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 160, nr. 3
2
blz. 8 17 Welke bedrijven hebben voor welke bedragen de afgelopen jaren van het programma geprofiteerd?
18 Zijn de criteria die overigens gelden voor landenkeuze in het kader van het ontwikkelingsbeleid, niet van toepassing (geweest) bij het onderhavige programma? 19 In hoeverre zijn de geconstateerde nadelen voor de MOL's ook van toepassing op de rijkere ontwikkelingslanden? blz. 9 20 Betekent het gestelde dat een ontwikkelingsland onder geen beding gebruik kan maken van het «programma voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties», indien dit ontwikkelingsland niet voorkomt op de lijst van landen die in aanmerking komen voor kredietverzekering van middellange exportkredieten? Zo ja, wat is dan het oordeel van de regering omtrent de geschiktheid van het instrument - bezien vanuit het standpunt van ontwikkelingssamenwerking - indien de ontwikkelingslanden die het meeste behoefte hebben aan hulp, hiervan bij voorbaat worden uitgesloten? 21 Welke instrumenten staan de minister ter beschikking om te bevorderen dat kredietverzekering verleend wordt? 22 Waarom zal het feit, dat slechts op een zeer beperkt aantal landen kan worden geopereerd, pas over enkele jaren leiden tot een (aanzienlijke) verkleining van het programma? blz. 10 23 Wanneer en waarom is het vereiste dat het programma zich richt op de concentratielanden, losgelaten? blz. 11 24 Kan worden aangegeven in hoeverre de aanwending van het programma geleid heeft tot verschuivingen in de verdeling van de Nederlandse hulp a) van de armste naar de meer koopkrachtige ontwikkelingslanden en b) in de gerichtheid op de armste doelgroepen? 25 In hoeverre waren de aldus geëxporteerde goederen hoger in prijs dan gelijkwaardige goederen uit concurrerende exportlanden? 26 Hoe wordt gemeten of de te financieren projecten een nadelig effect hebben op de arme doelgroepen? 27 Worden ook de effecten op vrouwen bekeken? Zo ja, hoe?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 160, nr. 3
3
blz. 14 28 Hoe is het in verband met de geografische reikwijdte mogelijk, dat projecten zijn gefinancierd in bijvoorbeeld Marokko, Mexico, de Filippijnen en Fiji?
29 Wat zijn de uitzonderingsmogelijkheden op het «beginsel», dat het programma uitsluitend gericht is op programma- en sectorlanden en de regio's Sahel en Zuidelijk Afrika? 30 Impliceren de «aandachtspunten» bij het bepalen van de ontwikkelingsrelevantie ook een sociale kosten/batenanalyse? 31 Betekent de stelling dat onderbenutting te wijten valt aan de felle internationale concurrentie in het gemengde kredietensysteem, dat dit programma wordt ingezet om andere gemengde kredietfinanciering te evenaren? blz. 15 32 Is thans het probleem van onderuitputting opgelost? blz. 18 33 Wat houdt «toetsing uit hoofde van voorafgaand toezicht conform de Comptabiliteitswet» in? Waarom is dat niet nodig bij committeringen uit de overige bilaterale hulp? 34 Hoe vaak zijn meningsverschillen aan de betreffende bewindspersonen voorgelegd? Wat was daarbij de uitslag?" blz. 19 35 Is het voorgevallen dat aanvragen die door het landenbureau of de ambassade negatief beoordeeld werden, toch zijn doorgegaan? Hoe vaak? blz. 21 36 Vindt inschrijving op tenders inclusief of exclusief het financieringsaanbod op grond van het programma plaats? 37 Is het, gezien het feit dat de tijd tussen aanvraag en sluitingsdatum van de tender kort is, mogelijk om aanvragen voorlopig goed te keuren, na de sluitingsdatum diepgaand te beoordelen, en eventueel alsnog af te wijzen? 38 Wat was en is de Nederlandse inzet op internationale fora inzake de gemengde kredieten?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 160, nr. 3
4
blz. 22
39 W a a r o m ontvingen voorstellen van onder andere de VS en Japan o m gemengde kredieten geheel af te schaffen in de DAC geen steun? W a t was de Nederlandse positie terzake? blz. 23 40 W a t zijn de voor- en nadelen van LCL's vergeleken met A.F.? blz. 27 41 Levert een meer actieve identificatie van projecten door overheden ontwikkelingsrelevante projecten op? Hoe w o r d t actievere identificatie bevorderd? De voorzitter van de commissie, Aarts De griffier van de commissie, Van Overbeeke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 19 160, nr. 3
5