Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
28 982
Liberalisering energiemarkten
Nr. 63
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 8 april 2008 Op grond van artikel 26b, derde lid van de Elektriciteitswet 1998, bied ik u hierbij volgens afspraak (Kamerstukken II, 2006/2007, 28 982, nr. 62) opnieuw het concept aan van de Regeling houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit en de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit. Deze wijzigingsregeling heeft tot doel om per 1 januari 2009 een capaciteitsafhankelijk transporttarief in te kunnen voeren voor kleinverbruikers van elektriciteit. Deze wijzigingsregeling is onderdeel van een bredere set aan maatregelen ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt. Recent is hierover een wetsvoorstel bij u aanhangig gemaakt (Kamerstukken II, 2007/2008, 31 374, nr. 2). Het gaat hierbij, naast een capaciteitsafhankelijk transporttarief, om de invoering van een verplicht leveranciersmodel en de uitrol van slimme meters bij alle kleinverbruikers. Hiermee wil ik de administratieve processen in de geliberaliseerde energiemarkt verder vereenvoudigen. Het doel van deze maatregelen is om de dienstverlening aan huishoudens en het midden- en kleinbedrijf structureel te verbeteren en het vertrouwen in de geliberaliseerde energiemarkt te herstellen. De wijzigingsregeling is op 8 februari 2007 bij u voorgehangen. Na beantwoording van de schriftelijke vragen (Kamerstukken II, 2006/2007, 28 982, nr. 61) is tijdens het overleg op 30 mei 2007 besloten (Kamerstukken II, 2006/2007, 28 982, nr. 62) dat de wijzigingsregeling opnieuw zou worden voorgehangen, wanneer u kennis heeft kunnen nemen van het wetsvoorstel ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt en daarmee het totale pakket aan maatregelen, waaronder het leveranciersmodel en de slimme meter. Nu het wetsvoorstel bij uw Kamer is ingediend en u hiervan kennis heeft kunnen nemen wil ik de voorhang van de wijzigingsregeling hervatten. In de bijlage bij deze brief zal ik ingaan op mijn eerdere toezegging om nader te reageren op de mogelijkheden voor verlaging van de doorlaatwaarde,
KST117239 0708tkkst28982-63 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 982, nr. 63
1
de problematiek van kerken en sportverenigingen, multisites, de impact op de tarieven, de transparantie van de energierekening en de plaats binnen het duurzaamheidsbeleid. Aanleiding voor het voorgestelde – samenhangende – pakket van maatregelen waren de substantiële administratieve problemen bij het switchen, verhuizen en factureren van kleinverbruikers. Naar aanleiding hiervan heeft mijn voorganger structurele maatregelen toegezegd, zodat de consument zonder zorgen gebruik kan maken van zijn keuzevrijheid (Kamerstukken II 2005/06, 28 982, nr. 51). Deze regeling en het wetsvoorstel voorzien hierin. Om te komen tot een structurele verbetering van de belangrijkste klantenprocessen binnen de energiesector heeft de NMa medio 2005 geadviseerd om voor kleinverbruikers het leveranciersmodel in te voeren, een capaciteitsafhankelijk transporttarief te hanteren en de metermarkt te herstructureren. Ook de energiesector zelf is eind augustus 2005 met het voorstel gekomen om voor kleinverbruikers het leveranciersmodel te hanteren, het transporttarief te berekenen op basis van de zwaarte van de aansluiting en om de metermarkt weer te reguleren. Een belangrijk voordeel van het capaciteitstarief is dat de netbeheerder voor zijn facturering geen verbruiksgegevens meer nodig heeft. Dit maakt het mogelijk om de verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de verbruiksgegevens te verleggen van de netbeheerder naar de leverancier. Hiermee is voor de administratieve klantprocessen een aanzienlijke reductie van het berichtenverkeer mogelijk en is geen afstemming meer noodzakelijk van meetgegevens tussen netbeheerders en leveranciers. Het capaciteitstarief is dan ook een belangrijke voorwaarde voor de invoering van een verplicht leveranciersmodel. Naar aanleiding van het overleg met uw Kamer heb ik nader onderzoek laten doen naar het belang van een capaciteitsafhankelijk transporttarief in relatie tot het invoeren van een verplicht leveranciersmodel en de uitrol van de slimme meter. Daarbij heb ik gevraagd om een onafhankelijke onderbouwing van de verwachte kostenbesparingen. De resultaten van dit onderzoek heb ik bijgevoegd. Ook uit dit onderzoek blijkt dat het capaciteitstarief een belangrijke voorwaarde is om te komen tot een verplicht leveranciersmodel en dat het capaciteitstarief de uitrol van de slimme meter vereenvoudigt. De conclusies van dit onderzoek zijn dat het capaciteitstarief: – goed aansluit bij de kostenstructuur van de netbeheerder; – de transitie naar een meer duurzame energiehuishouding faciliteert; – bijdraagt aan de vereenvoudiging van de energienota; en – een belangrijke maatregel is, om – zeker in combinatie met het verplichte leveranciersmodel en de invoering van de slimme meter – te komen tot een substantiële verlaging van de administratieve kosten in de energiesector. Per saldo gaat het om ca. € 94 miljoen per jaar, per afnemer een besparing van circa € 12 per jaar. 1
Op dit moment hanteert iedere regionale netbeheerder nog transporttarieven die regionaal kunnen afwijken. Door de regionale verschillen kan ook het capaciteitstarief nog enkele jaren per regio afwijken. Voor de compensatieregeling via de EB wordt echter uitgegaan van het landelijk gemiddelde capaciteitstarief. De EB is immers een rijksbelasting met in heel Nederland dezelfde tarieven. Het compenseren van de – overigens zeer beperkte – regionale effecten valt daardoor buiten de mogelijkheden van een compensatieregeling via de EB. Dit houdt in dat individuele huishoudens er, afhankelijk van de regio waarin zij wonen, zeer beperkt op vooruit of achteruit kunnen gaan.
Het invoeren van een capaciteitstarief zonder compenserende maatregelen kan echter ook negatieve effecten hebben. Zo zouden huishoudens die weinig elektriciteit verbruiken zonder compenserende maatregelen meer gaan betalen. Ook de besparingsprikkel kan verminderen waardoor afnemers mogelijk meer energie gaan verbruiken. Dit is voor mij niet acceptabel. In overleg met de staatssecretaris van Financiën is daarom, na consultatie van de sector en de NMa, een compensatieregeling via de Energiebelasting ontwikkeld. Deze wijzigingen kunnen nog worden meegenomen in het Belastingplan 2009. De compensatieregeling zorgt ervoor dat huishoudens met een 3x25A aansluiting bij de invoering van het capaciteitstarief er – landelijk gemiddeld1 – niet op achteruit zullen gaan. Doordat in het wetsvoorstel zeker wordt gesteld dat de kostenbesparingen voor netbeheerders meegenomen worden in de tarief-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 982, nr. 63
2
regulering van DTe zullen huishoudens bij de invoering van het capaciteitstarief ook per saldo geen nadeel ondervinden van de invoering van het capaciteitstarief. Bijna alle huishoudens zullen er dan op vooruit gaan. Bij zakelijke kleinverbruikers met een grotere doorlaatwaarde (> 3x25A) is het effect afhankelijk van het verbruik. Bij een gemiddeld verbruik heeft invoering van het capaciteitstarief geen effect. Zakelijke afnemers met een hoger verbruik dan het gemiddelde verbruik van hun aansluitcategorie gaan er (iets) op vooruit. Zakelijke afnemers die minder dan dit gemiddelde verbruiken, gaan er iets op achteruit. Afnemers die substantieel minder verbruiken dan het gemiddelde verbruik komen in aanmerking om tegen een gereduceerd tarief de doorlaatwaarde van hun aansluiting te laten verlagen. Zij kunnen daarmee negatieve effecten van de invoering van het capaciteitstarief vermijden. De voorgestelde oplossing voor de inkomenseffecten – compensatie via de energiebelasting – heeft als voordeel dat ook mogelijke negatieve effecten voor de besparing van elektriciteit worden weggenomen. Dit geldt ook voor kleinschalige duurzame invoeding, als bedoeld in artikel 31c, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998. Dit komt omdat door de compensatie via de energiebelasting de verbruiksafhankelijke (variabele) component voor de totale nota gelijk blijft. Het bedrag dat bespaard wordt door energiebesparing of kleinschalige invoeding blijft hierdoor gelijk. Van de invoering van een capaciteitsafhankelijk transporttarief voor kleinverbruikers worden daarom geen of zeer beperkte negatieve effecten verwacht ten aanzien van de besparing van energie door kleinverbruikers of de invoeding van kleinschalige duurzame elektriciteit. Het huidige verbruiksafhankelijke transporttarief wordt achteraf verrekend. Hierdoor duurt het een jaar voordat het capaciteitstarief volledig is ingevoerd. Pas na invoering van het capaciteitstarief is het mogelijk om het verplichte leveranciersmodel te hanteren. Dan pas is de leverancier voor zijn afrekening niet meer afhankelijk van door de netbeheerder gebruikte verbruiksgegevens. Om vanaf 1 januari 2009 een capaciteitsafhankelijk transporttarief in te kunnen voeren voor kleinverbruikers van elektriciteit moet DTe naar aanleiding van deze wijzigingsregeling1 nog een aantal besluiten nemen (o.a. aanpassing Tarievencode, methodebesluiten en tariefbesluiten). Hiervoor is het van belang dat deze wijzigingregeling tijdig – ruim voor de zomer – wordt vastgesteld. De minister van Economische Zaken, M. J. A. van der Hoeven
1
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 982, nr. 63
3
Bijlage
In deze bijlage kom ik terug op mijn toezegging om nader te reageren op de mogelijkheden voor verlaging van de doorlaatwaarde, de problematiek van kerken en sportverenigingen, multisites, de impact op de tarieven, de transparantie van de energierekening en de plaats binnen het duurzaamheidsbeleid. 1. Verlaging van de doorlaatwaarde van de aansluiting Op mijn verzoek heeft de energiesector gekeken naar de mogelijkheid om afnemers met een grotere aansluiting, maar een relatief laag verbruik één keer de mogelijkheid te bieden om zonder extra kosten de aansluitwaarde te laten wijzigen. Dit heeft er toe geleid dat de sector een coulanceregeling heeft ontwikkeld, waarbij de doorlaatwaarde eenmalig tegen een landelijk gereduceerd tarief van € 50 ex. BTW kan worden verlaagd. De afnemer krijgt drie maanden de tijd om na ontvangst van zijn eerste jaarafrekening een aanvraag in te dienen voor het verkleinen van de zekeringswaarde. De afnemer wordt middels een informatieblad bij de nota op de hoogte gebracht van de coulanceregeling. De afnemer krijgt na fysieke aanpassing met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 het lagere capaciteitstarief in rekening gebracht dat hoort bij zijn nieuwe doorlaatwaarde. Het blijkt niet wenselijk om de doorlaatwaarde alleen administratief te verlagen. De administratieve systemen van de netbeheerders zijn hier niet op ingericht en het alleen administratief verlagen van de doorlaatwaarde zou misbruik van deze regeling door afnemers bevorderen. Het ligt daarom voor de hand om de zekeringswaarde altijd fysiek aan te passen, zodat de afnemer ook echt alleen de lagere capaciteit kan benutten. Afnemers die incidenteel een hoger doorlaatwaarde nodig hebben moeten, of hun piekverbruik verlagen, of gewoon betalen voor de capaciteit die zij gebruiken en daarmee de kosten die zij veroorzaken. Aan het fysiek verlagen van de doorlaatwaarde van de aansluiting zijn kosten verbonden. Een medewerker van de netbeheerder moet een afspraak maken, langskomen en de hoofdzekering in de aansluiting vervangen. Normaal kost dit tussen de € 70 en € 120 ex BTW. Het gaat dus niet om honderden euro’s, zoals tijdens het AO van 30 mei vorige jaar werd verondersteld. Het is niet redelijk om de netbeheerders te vragen deze kosten volledig voor hun rekening te nemen. Ik heb met de netbeheerders afgesproken dat zij bij de invoering van het capaciteitstarief voor elektriciteit een coulanceregeling zullen hanteren voor het eenmalig verlagen van de doorlaatwaarde van de aansluiting. Het verlagen van de aansluiting gebeurt tegen een landelijk gereduceerd tarief van € 50 exclusief BTW. Met dit bedrag kunnen de voorrijkosten worden gedekt. Met dit gereduceerd tarief wordt de drempel om de doorlaatwaarde aan te passen verlaagd. Anderzijds stimuleert dit bedrag afnemers wel om een bewuste keuze te maken. Afnemers moeten niet lichtvaardig kiezen voor het verlagen van de doorlaatwaarde. Een te kleine doorlaatwaarde van de aansluiting kan leiden tot stroomuitval (stoppen slaan door/overbelasting) en meerkosten voor het uiteindelijk weer verhogen van de doorlaatwaarde. De coulanceregeling geldt alleen voor elektriciteit. Voor gas is bij de invoering van een gedeeltelijk capaciteitstarief (ongeveer 75% vast tarief) al een coulanceregeling gehanteerd. De invoering van een gedeeltelijk capaciteitstarief voor gas is destijds overigens goed verlopen. De NMa heeft hierover ook nauwelijks klachten ontvangen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 982, nr. 63
4
2. Kerken en sportverenigingen De Kamer heeft nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de positie van kerken en sportverenigingen. Deze afnemers zouden beschikken over grote aansluitingen en een laag elektriciteitsverbruik hebben. Zij zouden door de invoering van het capaciteitstarief beduidend duurder uit zijn. Uit gedetailleerd onderzoek van de gebruiksprofielen van deze specifieke groep afnemers op basis van het aansluitingenregister van enkele grote netbeheerders blijkt dat kerken en sportverenigingen niet onevenredig veel nadeel ondervinden van de invoering van het capaciteitstarief. Het verbruik van deze afnemers wijkt niet af of ligt zelfs iets hoger dan het gemiddelde verbruik van afnemers met dezelfde doorlaatwaarde. Met name kerken verbruiken meestal meer dan dit gemiddelde, hetgeen gunstig is. Het effect van invoering van het capaciteitstarief wijkt voor kerken of sportverenigingen daarmee ook niet af van andere afnemers en is in een aantal gevallen zelfs positief. Het gemiddelde verbruik van kerken ligt rond de 20 000 kWh per jaar. Echter 60% van de kerken heeft een «normale» aansluiting t/m 3x25A, waarbij de nota-effecten worden gecompenseerd via de energiebelasting. Zij hebben dus geen nadeel van de invoering van het capaciteitstarief. Een significant aantal daarvan (zo’n 15%) heeft een verbruik groter dan 10 000 kWh en gaat er door de invoering van het capaciteitstarief zelfs op vooruit. Voor kerken met een grotere aansluiting (> 3x25A) ligt het gemiddelde verbruik aanzienlijk hoger dan het gemiddelde van 20 000 kWh en daarmee vaak boven het gemiddelde verbruik van afnemers met dezelfde doorlaatwaarde en boven het omslagpunt. Bij een verbruik boven het omslagpunt gaan deze kerken er door de invoering van het capaciteitstarief op vooruit. Tabel: omslagpunt positief of negatief nota-effect invoering capaciteitstarief Categorie
Omslagpunt (afhankelijk van definitieve tarieven)
3x35A 3x50A 3x63A 3x80A
21 000 kWh 29 000 kWh 33 000 kWh 40 000 kWh
Voor sportverenigingen liggen de gemiddelde verbruiken per segment rond het omslagpunt. Het gemiddelde verbruik van sportverenigingen ligt rond de 15 000 kWh. Het merendeel van deze aansluitingen (62%) heeft een «normale» aansluiting van maximaal 3x25A, waarbij de nota-effecten worden gecompenseerd via de energiebelasting. Zij hebben dus geen nadeel van de invoering van het capaciteitstarief. Ook voor sportverenigingen met een grotere aansluitcategorie (> 3x25A) ligt het gemiddelde verbruik aanzienlijk hoger dan het gemiddelde verbruik van 15 000 kWh. De gemiddelde verbruiken liggen rond het omslagpunt van een positief of negatief nota-effect. Er is een beperkt aantal kerken en sportverenigingen met een grotere aansluiting, maar een relatief laag verbruik. Zij komen, net als andere afnemers met een grotere aansluiting en een relatief laag verbruik, in aanmerking voor de coulanceregeling, waarbij tegen een gereduceerd tarief (€ 50) de doorlaatwaarde van de aansluiting kan worden verlaagd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 982, nr. 63
5
Schematisch overzicht effect invoering capaciteitstarief op kerken en sportverenigingen Kerken Aansluiting
Effect
t/m 3x25A (60% van de kerken in Nederland)
Voor 85% van deze kleinere kerken neutraal. Ruim 15% van deze kerken heeft voordeel van invoering capaciteitstarief.
> 3x25A (40% van de kerken in Nederland)
Gemiddelde verbruik van deze kerken ligt op of boven omslagpunt. De meeste van deze kerken hebben daarom geen nadeel of zelfs voordeel van invoering van het capaciteitstarief. Een kleiner deel van deze kerken ondervindt nadeel van de invoering van het capaciteitstarief1
Sportverenigingen Aansluiting
Effect
t/m 3x25A (62% sportverenigingen in Nederland) > 3x25A (38% sportverenigingen in Nederland)
Voor bijna al deze kleinere sportverenigingen neutraal. Een klein deel van deze sportverenigingen heeft voordeel van invoering capaciteitstarief. Voor deze grotere sportverenigingen geldt net als voor andere grotere zakelijke afnemers dat circa de helft er op vooruit gaat en de andere helft er in meer of mindere mate op achteruit gaat – afhankelijk van het verbruik –1
1
Kerken en sportverenigingen met een grotere aansluiting, maar een relatief laag verbruik komen, komen net als andere afnemers met een grotere aansluiting en een relatief laag verbruik, in aanmerking voor de coulanceregeling. Ongeveer 5% van de kerken heeft een dusdanig laag verbruik dat het zeer waarschijnlijk gaat om aansluitingen die voor afsluiting in aanmerking komen, omdat ze niet meer worden gebruikt.
Conclusie Het energieverbruik van kerken en sportverenigingen wijkt niet af of ligt zelfs boven het gemiddelde verbruik van andere afnemers met eenzelfde doorlaatwaarde van de aansluiting. Kerken en sportverenigingen worden dan ook niet meer geraakt door de invoering van het capaciteitstarief dan andere afnemers en gaan er vaak zelfs op vooruit. Er is een beperkt aantal kerken en sportverenigingen met een grotere aansluiting, maar een relatief laag verbruik. Zij kunnen net als andere afnemers met een grotere aansluiting en een relatief laag verbruik, tegen een gereduceerd tarief de doorlaatwaarde van hun aansluiting laten verlagen. Overigens kunnen kerken en sportverenigingen naast de compensatie via de energiebelasting in aanmerking komen om 50% van de betaalde energiebelasting terug te vragen. Door de verhoging van de energiebelasting in de eerste schijf is dit voordeling voor deze groep afnemers. 3. Multisites Ook van multisite-aansluitingen – vaak zonder verblijfsfunctie –, bijvoorbeeld kabelkastjes van KPN en Casema, maar ook aansluitingen van gemeenten, spoorwegen, provincies en waterschappen bestaat het beeld dat zij niet profiteren van de compensatie via de energiebelasting. Door verschillende partijen is aangedrongen op een oplossing voor deze multisites. Genoemde multisites hebben vaak geen verblijfsfunctie en komen daarom niet in aanmerking voor de verhoogde belastingvermindering voor de EB. De genoemde multisites, het gaat hierbij om afnemers als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Elektriciteitswet 1998, beschikken vaak over een groot aantal (kleinere) «aansluitingen». Het gaat hierbij meestal om
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 982, nr. 63
6
objecten die behoren tot één of enkele onroerende zaken. Deze objecten kunnen wel in aanmerking komen om bij elkaar te worden opgeteld (consolidatie). Consolidatie is alleen mogelijk, indien op grond van de complexbepaling sprake is van één onroerende zaak. Bij de zogenoemde complexbepaling wordt uitgegaan van de kleinste zelfstandig bruikbare eenheid, met dien verstande dat gedeelten die bij dezelfde (rechts)persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren, als een eenheid worden beschouwd. Daarnaast is voor de EB het beleidsstandpunt ingenomen dat de verschillende aansluitingen van bijvoorbeeld kabelexploitanten, straatverlichting en verlichting van bushokjes onder bepaalde omstandigheden als één onroerende zaak kunnen worden aangemerkt. De verschillende objecten worden wat betreft de EB dan gezien als één aansluiting, waardoor ze samen uitkomen op een hoger verbruik en het degressieve schijventarief van de EB sneller wordt doorlopen. Het is daarom redelijk dat multisites ook niet per object worden gecompenseerd via de verhoogde belastingvermindering. Multisites worden immers niet meer getroffen dan andere afnemers met een aansluiting zonder verblijfsfunctie. Overigens hoeven deze multisites, die vaak beschikken over een groot aantal kleinere aansluitingen, voor zover deze onderdeel zijn van één onroerende zaak, per galvanisch gescheiden deelnet (achter één transformator), per spanningsniveau, per netbeheerder, ook maar één keer het capaciteitsafhankelijke transporttarief te betalen. Alle afnamepunten van één onroerende zaak op een deelnet worden als één aansluiting beschouwd, waarvoor maar één keer het transporttarief hoeft te worden betaald. Het is dus niet zo dat deze multisite voor elk afnamepunt (kastje) het capaciteitsafhankelijke transporttarief hoeft te betalen. Concreet betekent dit dat KPN voor bijvoorbeeld acht wijkkasten en/of telefooncellen in één galvanisch verbonden deelnet (vaak een grote wijk of aantal dorpen) maar één keer het capaciteitsafhankelijke transporttarief hoeft te betalen. Het nadeel van de invoering van een capaciteitstarief voor genoemde multisites valt in dat geval weg. 4. Impact kostenbesparingen op tarieven Tijdens het algemeen overleg van 30 mei 2007 heeft de Kamer er verder op aangedrongen om kostenbesparingen als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief ook direct ten goede te laten komen aan de afnemers. Naar aanleiding hiervan heb ik in het wetsvoorstel ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt een onderdeel toegevoegd. Op grond van het voorgenomen artikel 41c, tweede lid, onderdeel d (artikel I onder P van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt, Kamerstukken II, 2007/2008, 31 374, nr. 2) krijgt de NMa de bevoegdheid om de transporttarieven tussentijds aan te passen, voor zover er bij de vaststelling van de transporttarieven rekening is gehouden met kosten voor diensten, die als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief of andere wetswijzigingen, niet meer worden gemaakt. De kostenbesparingen van de invoering van het capaciteitstarief zijn eerder (in 2005) door de sector geschat op € 30 miljoen per jaar (in combinatie met de invoering van het verplichte leveranciersmodel (zelf € 15 miljoen per jaar) op € 75 miljoen per jaar. Ik heb deze cijfers laten toetsen door een onafhankelijke consultant (UCPartners). De kostenbesparing als gevolg van het capaciteitstarief in combinatie met een verplicht leveranciersmodel en de aanpassing van de administratieve processen als gevolg van de invoering van de slimme meter liggen volgens UCPartners rond de € 94 miljoen euro per jaar, waarbij de besparingen als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief verantwoordelijk zijn voor meer dan de helft van deze besparingen. Zie hiervoor hoofdstuk 6 van het onderzoeks-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 982, nr. 63
7
rapport van UCPartners, dat als bijlage1 bij deze brief is gevoegd. Als gevolg van het capaciteitstarief, het verplichte leveranciersmodel en de invoering van de slimme meter mag volgens deze consultant een verlaging van het transporttarief van uiteindelijk – afhankelijk van invoering van de maatregel – €12 per jaar worden verwacht. Dit is bijna 10% van het verwachte capaciteitsafhankelijke transporttarief voor huishoudens. Meer dan de helft hiervan wordt (indirect) bereikt door een capaciteitstarief in te voeren voor kleinverbruikers. 5. Transparantie van de energierekening De transparantie van de energierekening is, zoals toegezegd, geregeld in het wetsvoorstel ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Kamerstukken II, 2007/2008, 31 374, nr. 2). In artikel I, onderdeel Y van het wetsvoorstel wordt artikel 95lb ingevoegd. Met dit artikel wordt bepaald dat er bij algemene maatregel van bestuur nadere eisen worden gesteld aan de inrichting en de frequentie van facturen inzake het verbruik van elektriciteit. Bij de behandeling van het wetsvoorstel ter verbetering van de werking van de kleinverbruikersmarkt zal ik hier – voor zover nodig – nader op terugkomen. Het onderwerp heeft geen directe relatie met de invoering van het capaciteitstarief. Wel zal het capaciteitstarief leiden tot een eenvoudige en meer voorspelbare energierekening. De transportkosten zijn immers niet meer afhankelijk van het gemeten energieverbruik en worden vooraf vastgesteld door de NMa. Hierdoor zullen aanbiedingen van energieleveranciers ook beter vergelijkbaar worden. 6. Plaats binnen het duurzaamheidbeleid Invoering van het capaciteitstarief kent twee belangrijke doelen die een korte- en lange termijn horizon hebben. De korte termijn doelen zijn gericht op vereenvoudiging van de administratieve processen in de energiesector en het verbeteren van de dienstverlening aan afnemers. Voor de langere termijn geldt dat energietransitie nieuwe eisen stelt aan de energie-infrastructuur. Deels kostenverlagend door een overall lagere capaciteitsbehoefte, deels kostenverhogend door de noodzaak meer «intelligentie» en besturingsmogelijk-heden in de netten aan te brengen. Het capaciteitstarief staat op zichzelf los van de maatregelen ter bevordering van duurzame energie, maar mag daar tegelijkertijd uiteraard ook geen drempel voor opwerpen. Die drempel is ook niet aanwezig. Individuele huishoudens ondervinden in het nieuwe model dezelfde prikkel tot besparen als in het huidige model door het gelijk houden van de variabele component in de totale nota. Voor stimulering van afnemers om bij te dragen aan en te investeren in energiebesparing zijn in de fiscale sfeer andere instrumenten beschikbaar.
1
Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kader.
Met de toename van de interesse in nieuwe vormen van decentrale elektriciteitsproductie (zoals micro-WKK en zonnepanelen), is het voorzienbaar dat op middellange termijn de stroomafname op aansluitingen van kleinverbruikers aanzienlijk zou kunnen dalen. Bij grotere zakelijke afnemers is deze trend al ingezet. De rentabiliteit van de publieke netten zou onder druk kunnen komen als netbeheerders zich geconfronteerd zien met dalende inkomsten, terwijl de infrastructuur wel alle nieuwe ontwikkelingen moet accommoderen. Het capaciteitstarief biedt, in combinatie met het reguleringsmodel van DTe, de mogelijkheid om zowel op termijn optredende baten (door een overall lagere capaciteitsbehoefte) als kosten en investeringen in de netten als gevolg van energietransitie eenvoudig en geleidelijk te socialiseren. Dit is uiteindelijk de beste waarborg dat de infrastructuur adequaat meeontwikkeld wordt met de nieuwe eisen die aan deze infrastructuur gesteld zullen gaan worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 982, nr. 63
8