Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
27 858
Gewasbeschermingsbeleid
Nr. 66
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 14 november 2007
1
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer2 hebben op 4 oktober 2007 overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over: – de brief van de minister van LNV van 23 mei 2007 over implementatie Convenant duurzame gewasbescherming (27 858, nr. 60); – de brief van de minister van LNV en de minister van VROM van 2 juli 2007 over beleidsinzet na tussenevaluatie nota Duurzame gewasbescherming (27 858, nr. 61); – de brief van de minister van LNV van 4 juli 2007 over amendement overgangsrecht gewasbeschermingsmiddelen en biociden (31 067, nr. 8); – de brief van de minister van LNV van 4 september 2007 over nationale elementen toelatingsbeleid gewasbeschermingsmiddelen en biociden (27 858, nr. 62); – de brief van de minister van LNV van 20 september 2007 met beantwoording van feitelijke vragen over brieven 27 858, nrs. 60–62, en 31 067, nr. 8 (27 858, nr. 63); – de brief van de minister van LNV van 25 september 2007 met beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Mastwijk (CDA) over verbod op paraquat (nr. 2 060 723 500); – de brief van de minister van LNV van 26 september 2007 over inwerkingtreding Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (27 858, nr. 64); – de nadere brief van de minister van LNV van 27 september 2007 over inwerkingtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (27 858, nr. 65). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD), Polderman (SP). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), OrtegaMartijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Lempens (SP). 2 Samenstelling: Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie). Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Crone (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Wolfsen (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie).
KST112228 0708tkkst27858-66 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Mastwijk (CDA) is blij te lezen dat de doelen van de nota Duurzame Gewasbescherming voor 2010 nog steeds haalbaar zijn. Veel belasting van het oppervlaktewater is afkomstig van verhardingen en buiten-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 27 858, nr. 66
1
landse bronnen. Het CDA is voor een no-nonsensebenadering en pleit voor uitstel van de inwerkingtreding van de wet tot 1 januari 2008, gelijktijdig met het bestuursreglement. – Kan de minister van VROM zeggen of de vervuiling van het oppervlaktewater komt van particulieren of van gemeenten? Overlegt zij met de VNG over residuen van verhardingen? – Kan zij iets doen aan buitenlandse bronnen? – Zal in het uitvoeringsprogramma worden aangegeven wat landspecifiek is? – Is het juist dat de opvattingen van departementen uiteenlopen over persistentie? – Zijn beide ministers bereid een brief aan de Kamer te sturen over een eenduidige invulling en benadering van het begrip «persistentie»? – Erkennen de ministers dat er onvoldoende tijd is om bij de beoordeling van middelen nieuwe studies te betrekken, hetgeen ten koste gaat van innovatie? – Hoe zit het met de geldigheid van alle toelatingen? Blijft alles op de markt totdat het CTB het laatste dossier heeft bestudeerd? – Kan de minister van VROM bevestigen dat artikel 125 bedoeld is om innovatie in biociden in het overgangsrecht mogelijk te maken en dat er nog nader uit te werken vereenvoudigde dossiereisen worden gesteld? Is zij bereid dit in de regelgeving of de toelichting te melden, zodat ook het CTGB weet waar men aan toe is? – Wil de minister van VROM haar invloed aanwenden voor aansluiting tussen de dataprotectie in Nederland en in de rest van Europa? – Wil de minister van LNV de sector bij brief berichten dat niet elke teelt afzonderlijk onder de loep hoeft te worden genomen? – Voelt de minister van LNV voor een vrijstelling voor de toepassing van paraquat in combinatie met een verlengde opgebruiktermijn? – Waarom wordt anodische oxidatie bij de bestrijding van legionella aangemerkt als biocide? Kan deze methode blijven vallen onder de Drinkwaterwet? Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) maakt zich zorgen over het tussen en wal en schip raken van toepassingen, het ontbreken van een bestuursreglement voor toelating en de uitvoering van de motie-Oplaat. De minister stelt dat geen toegelaten middelen verdwijnen tot de vaststelling van de nieuwe lijst door het CTGB. Voor middelen met een afwijkende beoordeling zijn drie uitwerkingen denkbaar: niet meer toelaten, meer restricties of alsnog toelaten. Uitstel van invoering zou het draagvlak vergroten. Door het ontbreken van het bestuursreglement kan de wet niet in werking treden. De VVD blijft bezorgd over de invulling van het Europese beleid. – Wil de minister nagaan onder welke wet de legionellabestrijding valt? – Kan de minister bevestigen dat volgens voorlopige uitkomsten van de herbeoordeling ongeveer de helft van de middelen niet ongewijzigd toelaatbaar is? – Hoe is dit te verenigen met haar antwoord dat de beoordeling formeeljuridisch niet deugde maar inhoudelijk wel? – Kan de minister bevestigen of door de beoordelingswijze van het CTGB de toelating of toepassing van middelen is vervallen omdat de nieuwste inzichten niet bij de herbeoordeling zijn meegenomen? – Hoe denkt de minister deze onvolkomenheid recht te zetten? – Is de minister bereid om in overleg met CTGB en bedrijfsleven de vaststelling van de nieuwe lijst uit te stellen totdat nieuwe studies over middelen zijn meegenomen in de herbeoordeling? – Acht de minister zo veel haast met de invoering van de wet verstandig? – Kan de minister een tijdpad schetsen voor het bestuursreglement?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 27 858, nr. 66
2
De heer Polderman (SP) had liever een resultaatverplichting gezien voor 95% minder milieubelasting in 2010 dan in 1998. Deugdelijkheid en wenselijkheid van een middel kan men overlaten aan de markt, maar volksgezondheid, arbeidsomstandigheden en milieu niet. Het oordeel van het NMP dat de doelen voor 2010 niet worden gehaald zonder extra maatregelen geeft te denken. De belasting van het oppervlaktewater is sinds 1970 nauwelijks afgenomen, waarin veel bestrijdingsmiddelen terechtkomen door verwaaiing, verdamping en neerslag. Hij pleit ervoor de afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen te verminderen en de Wet snel in te voeren. – Wanneer gaat men alle sectoren van biociden in beeld brengen en komt er een echt verbod van wat niet is toegelaten? – Deelt de minister de opvatting dat wie met het gif werkt beschermd moet worden? – Waarom wordt niet actiever gestuurd op vervanging door minder schadelijke middelen? – Wil de minister zich inzetten om de beschikbaarheid van minder schadelijke middelen als beoordelingscriterium op te nemen? – Hoe oordeelt de minister over het mogelijk negatieve effect van opheffing van de braakligregeling? – Kan de minister garanderen dat het oppervlaktewater in 2010 geen overschrijdingen meer laat zien van het maximaal toelaatbare risico, zoals afgesproken in de nota Duurzame Gewasbescherming? – Is het juist dat er geen relatie is tussen de invoeringswet en de beoordeling door het CTB? – Kan de minister garanderen dat de herbeoordeling goed heeft plaatsgevonden? Hoe veel middelen zijn nu niet meer toegelaten, welke middelen zijn om hun milieueffecten nu verboden, tot welke milieuschade hebben zij geleid, welke biociden zijn verboden of nog niet herbeoordeeld? De heer Van der Vlies (SGP) stemt in met toelating voor kleine teelten zonder overleg met toelatinghouders maar is bezorgd over afronding van de ministeriële regeling. Vertraging van nieuwe toelatingen moet voorkomen worden. Bedrijven met gecertificeerde teelten hebben weinig of niets aan de uitverkoop- en opgebruikregeling. Er moet meer duidelijkheid komen over de gebruikte dossiers en inzichten. De emissie van onkruidbestrijdingsmiddelen vanaf verhard oppervlak is een probleem. Geïntegreerde gewasbescherming heeft nog niet het gewenste effect op het oppervlaktewater. – Kunnen telers die aangewezen blijven op ondersteuning door fondsen en brancheorganisaties om toelatinghouders heen? – Kan de minister garanderen dat de ministeriële regeling zorgvuldig en compleet is afgerond? – Wanneer kan het CTB de toelatingsprocedures in het bestuursreglement opnemen? Zijn alle CTB-procedures aangepast aan de nieuwe wet? – Wanneer is de herbeoordeling van 800 middelen door het CTB het geval? – Wat is eraan te doen dat veel certificeringssystemen de toepassing van niet officieel toegelaten middelen niet accepteren? – Kan de opgebruikregeling met enkele maanden worden verlengd tot het gehele teeltseizoen 2009? – Wat verstaat de minister onder de maatschappelijke effecten van de gepresenteerde lijst van middelen? Kan het onderzoek door de Plantenziektenkundige Dienst en VROM ook voor de inwerkingtreding plaatsvinden? Kan de lijst niet beter in werking treden na afronding van dit onderzoek? – Welke acties zal de Stuurgroep Implementatie Duurzaam Terreinbeheer ondernemen om gemeenten en andere terreinbeheerders te sturen in
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 27 858, nr. 66
3
–
de toepassing van duurzamere onkruidbestrijding? Welke rol zien de minister weggelegd voor het certificaat Barometer Duurzaam Terreinbeheer? Wat vindt de minister van mogelijkheden om geïntegreerde gewasbescherming te stimuleren via gebruiksvoorschriften bij de toelating van een middel?
Mevrouw Jacobi (PvdA) ziet een discrepantie tussen de stelling van de ministers dat de aanpassing van de wet- en regelgeving voldoet aan het minimum van de Europese richtlijnen en de zorgen van de organisaties. De veiligheid van mens, dier en milieu is met deze regelgeving gediend. Legionellapreventiebedrijven vallen tussen wal en schip. – Moet men zich hierover zorgen maken of zijn er juridisch nog voldoende mogelijkheden? – Kunnen beide ministers de wijziging van de wet en het gebruik van de dossiers toelichten? – Waar moeten legionellapreventiebedrijven terecht: bij de Drinkwaterwet, bij de biociderichtlijn of waar anders? Antwoord van de bewindslieden Minister Verburg merkt op dat de nieuwe wet op sommige punten is versimpeld, zoals bij melding van grondontsmetting in plaats van vergunning en bij automatische verlenging na bijscholing van bewijzen van vakbekwaamheid. De wet regelt toelating van dringend vereiste gewasbeschermingsmiddelen en biociden en van middelen in de biologische teelt. Verder is de toelating uitgebreid tot de uiterste termijn van het overgangsrecht voor gewasbescherming in 2012 en voor biociden in 2015. Andere regelingen zijn ongewijzigd. De wetgeving is gereed voor inwerkingtreding. Uitstel acht zij niet nodig en niet gewenst vanwege de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 niet voldoet aan de richtlijn. Zij herhaalt haar toezegging bij de plenaire behandeling dat de wet per 1 oktober a.s. in werking zal treden, een reden waarom de Stichting Natuur en Milieu om de juridische procedures te beëindigen. Vrijstellingen op grond van artikel 16a van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 zijn niet meer mogelijk, maar wel op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. De minister heeft in verband met de inbreukprocedure tegen het Besluit uitvoer bestrijdingsmiddelen in verband met mogelijke handelsbelemmeringen de Europese Commissie inwerkingtreding van de wet uiterlijk per 1 oktober a.s. toegezegd. De inwerkingtreding van de wet en de herbeoordeling van de middelen staan los van elkaar. Het CTB heeft haar verzekerd dat ondernemers niet of nauwelijks last zullen hebben van overgangsprocedures en dat alles van kracht blijft tot een nieuw besluit door het CTGB. Besluiten en vrijstellingen zijn alleen mogelijk onder de nieuwe wet. Besluiten over herbeoordeling worden pas genomen na uitvoerig en zorgvuldig overleg met het bedrijfsleven. Het gaat om een verantwoord pakket gewasbeschermingsmiddelen en biociden, maar niet ten koste van zorgvuldigheid. De nieuwste inzichten worden meegenomen, ook na inwerkingtreding van de wet. Zodra de wet in werking is getreden kan het CTGB de herbeoordeelde lijst vaststellen. De beginselen bevatten open normen voor nadere uitwerking in richtsnoeren voor gebruik van middelen door werkgroepen van experts van de lidstaten. Op termijn komen er geharmoniseerde methoden voor milieu en arbeidsomstandigheden. Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen is geminimaliseerd tot wat nodig is voor toelating en om werknemers hun werk te kunnen laten doen. Lidstaten blijven zelf verantwoordelijk voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen op hun eigen grondgebied. Nederland is ingedeeld in de centrale zone. Door de waarschijnlijke verdwijning van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 27 858, nr. 66
4
voorlopige toelating in de nieuwe verordening zal een nieuwe stof eerst door de Europese Commissie worden beoordeeld. Nederland staat in beginsel positief tegenover de verordening, met de kanttekening dat men bij zonale toelating rekening moet kunnen houden met specifieke nationale omstandigheden en risicoreducerende maatregelen. Aandachtspunten voor een effectief middelenpakket zijn een alternatieve toets voor middelen met een hoog gehalte aan risicostoffen, het vervallen van de mogelijkheid van voorlopige toelating en de kans op verminderde bescherming van gegevens van de industrie. Verder zijn de samenwerking met de Kaderrichtlijn duurzaam gebruik pesticiden en de afname van administratieve lasten van belang. De opneming van paraquat in de gewasbeschermingsrichtlijn door de Europese Commissie is in eerste aanleg vernietigd vanwege de rugspuit en onduidelijkheid over risico’s voor hazen en vogels. Middelen met paraquat kunnen nog slechts tot 1 januari 2008 worden opgebruikt. Als het CTGB onder de nieuwe wet het middel AZ500 toelaat, is dat als dringend vereist middel en zonder rugspuit. Met de geïntegreerde teelt is men nog bezig in het kader van het Convenant gewasbescherming. LNV financiert en faciliteert onderzoek op dit gebied. Aanvrage door een beroepsgebruiker wordt financieel ondersteund door het Fonds Kleine Toepassingen en procedureel door het Loket Kleine Toepassingen van de Plantenziektenkundige Dienst. Minister Cramer hoopt over twee weken te beschikken over het totaalbeeld van de beoordelingen. Sinds 1998 is 85% reductie gerealiseerd van de milieubelasting van het oppervlaktewater. De laatste 10% wil men bereiken door 20 stoffen in de keten te volgen en aan te pakken. Gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen op verhardingen is een probleem, met name voor de drinkwaterwinning uit oppervlaktewater. Omdat analyse uitwijst dat 70% komt van bedrijventerreinen is de aanpak op terreineigenaren gericht, onder leiding van het VEWIN en in samenspraak met VROM, V en W, gemeenten en waterschappen. Er komen twee soorten certificaten, voor duurzaam terreinbeheer en voor het gebruik van glyfosaat op verhardingen. De aanpak van buitenlandse bronnen is in deze overgangssituatie een zaak van overleg in internationale riviercommissies, maar voor maatregelen van andere landen is men aangewezen op geharmoniseerd Europees beleid. De koppositie van Nederland biedt kansen voor innovatie. Over diffuse bronnen zal de Kamer deze herfst een uitvoeringsprogramma ontvangen. De nieuwe beoordelingsmethode en de validatie daarvan voor persistentie kan de Kamer binnenkort tegemoetzien. Het kabinet is erop uit nieuwe innovatieve toelatingen voor biociden mogelijk te maken om steeds milieuverantwoorder middelen op de markt te kunnen brengen. Het kabinet heeft juist ruimte gecreëerd om die innovatie te stimuleren, zoals voor het oplossen van knelpunten door het wegvallen van middelen in de herprioteringsoperatie. Een middel moet dan wel dringend vereist zijn en voldoen aan de criteria voor arbeidsomstandigheden en volksgezondheid. Omdat dataprotectie vaak een belemmering is voor innovatie is de mogelijkheid gecreëerd van beoordelingen op basis van eindpunten van onderzoek en niet zozeer van alle gegevens die moeten worden overgelegd, wat innovatie aantrekkelijker maakt voor bedrijven. Verder wordt een vereenvoudigde uitbreidingstoelating op basis van reeds toegelaten biociden mogelijk, naast wijzigingen in de samenstelling van reeds toegelaten biociden, mits de aanvrager aantoont dat deze een gelijk effect heeft op mens en milieu als het oorspronkelijke middel. Anodische oxidatie is formeel ook een biocide en valt onder de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Analoog aan de eerdere toelating van koper-zilverionisatie in verband met dwingende noodzakelijkheid zou men ook voor anodische oxidatie een uitzondering kunnen maken. De
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 27 858, nr. 66
5
minister zal onderzoeken of dit mogelijk is. Onderdeel van het biocideplan is verboden gebruik tegengaan. Het onderzoek hiernaar is bijna afgerond. Van bepaalde zeer risicovolle middelen die er duidelijk uitspringen gaat men een quick scan maken, terwijl het CTGB de overige middelen zal beoordelen. De minister zal voor duurzamer gebruik van alternatieven voor schadelijke middelen stimulerende maatregelen nemen in lijn met het antwoord van de minister van LNV. Nadere gedachtewisseling De heer Mastwijk (CDA) vraagt om een langere opgebruiktermijn tot medio 2008, net als in België. Bij diffuse bronnen gaat het niet alleen om bedrijven maar ook om burgers, die geen vergunning nodig hebben. Hij hecht aan ontvangst voor 9 oktober van een brief van de minister van LNV over de ruimte van het CTB bij een goede beoordeling in het juiste tempo. Wanneer zijn ongerustheid hierover nog niet is weggenomen, kan hij met die brief zo nodig een VAO aanvragen. Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) beklemtoont dat de wet niet in werking kan treden voor het bestuursreglement. – Is de minister bereid om in samenspraak met CTGB en bedrijfsleven te wachten met vaststelling van de nieuwe lijst totdat nieuwe studies kunnen worden meegenomen in de herbeoordeling? De heer Polderman (SP) is voor spoedige inwerkingtreding van de wet. De noodzaak van sanering van deze middelen is aantoonbaar, dus men moet blij zijn dat schadelijke middelen van de lijst verdwijnen. Er zijn ook andere middelen die de gifspuit kunnen terugdringen. De heer Van der Vlies (SGP) is gevoelig voor de argumenten van de minister van LNV voor snelle invoering van de wet, maar die moet wel fatsoenlijk en vertrouwenwekkend zijn geregeld, inclusief het bestuursreglement, dat dan vrijwel gelijk met de wet in het Staatsblad komt. Niemand met legale teelten moet met lege handen komen te staan. Mevrouw Jacobi (PvdA) vindt het een vertoning om over een wet te spreken die het Staatsblad al is gepasseerd. De bewindslieden hebben voldoende de juridische positie toegelicht. De uitvoering kan men aan deskundigen overlaten. Zij pleit voor een meer strategische visie op geïntegreerde teelt. Het lijkt haar vreemd dat de legionellabestrijding met louter elektriciteit onder de biociderichtlijn zou vallen. Minister Verburg zal samen met minister Cramer zorgen dat de overgang van de oude naar de nieuwe wet fatsoenlijk en vertrouwenwekkend wordt geregeld. Dan gaat het niet alleen om de Stichting Natuur en Milieu en de Europese Unie, maar ook om de eigen verantwoordelijkheid om met een deugdelijk pakket te opereren voor de toekomst. Zij zal bij het CTB het belang van zorgvuldigheid benadrukken maar daarover niet een brief aan de Kamer sturen. De voortgang van allerlei trajecten noodzaakt dat de nieuwe wet zo snel mogelijk in werking treedt. Zij zal met minister Cramer toezien op inwerkingtreding van de wet en – enkele dagen daarna – van het bestuursreglement voor het CTGB. Minister Cramer antwoordt dat particulier gebruik geen plek heeft in het uitvoeren van «diffuse bronnen», maar dat in de nieuwe wet professioneel en particulier gebruik worden onderscheiden, waarbij particulieren alleen nog maar kant en klare verpakkingen zullen kunnen kopen en dus niet meer kunnen bijmengen. Legionellabestrijding met elektriciteit is geen biocide. Zij zal bij het CTGB bepleiten om de herprioriteringslijst zo snel
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 27 858, nr. 66
6
en zorgvuldig mogelijk te publiceren en daarbij de biocide- en gewasbeschermingsmiddelensector betrekken. Toezeggingen Door de minister van VROM zijn de volgende toezeggingen gedaan: – De Kamer ontvangt deze herfst het uitvoeringsprogramma Diffuse Bronnen. – De Kamer ontvangt binnenkort een brief over de beoordeling, persistentie en validatie van middelen. – De Kamer ontvang een brief over de mogelijke oplossing voor de genoemde problematiek met betrekking tot de bestrijding van legionella met een tot nu toe als biocide gedefinieerd middel. De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Schreijer-Pierik De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Koopmans De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Van Leiden
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 27 858, nr. 66
7