Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1999–2000
26 643
Informatie- en communicatietechnologie
Nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 25 mei 2000 Het kabinet heeft vorig jaar besloten tot instelling van een Task Force «Werken aan ICT» onder leiding van drs. A.H.J. Risseeuw. Ik heb in oktober 1999 samen met de Minister van OCW de rapportage van de 2e commissie Risseeuw in ontvangst genomen en verzocht om uitwerking van de ambities in concrete Businessplannen. Deze plannen zijn de afgelopen maanden binnengekomen. Met de indieners zijn gesprekken gevoerd over de door het kabinet prioritair geachte onderdelen. Het doet mij genoegen u hierbij mede namens de Minister van OCW het kabinetsstandpunt «Deltawerkers voor de Digitale Delta» aan te bieden. De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink
KST45985 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
1
Kabinetsreactie Deltawerkers voor de digitale delta 1. Inleiding Het tekort aan goed geschoolde ICT-ers vormt een grote zorg voor het huidige kabinet. In deze tijd waarin vrijwel alle beroepen geconfronteerd worden met de indringende gevolgen van informatie- en communicatietechnologie voor hun werk is voortdurende aandacht voor oplossing van het tekort aan de benodigde kennis en ervaring bij de beroepsbevolking essentieel om in de wereld voorop te blijven lopen. Dit is nog eens bevestigd tijdens de Europese top op 23 en 24 maart in Lissabon. Op 19 oktober 1999 heeft de Task Force «Werken aan ICT» haar eindrapport «Deltawerkers voor de digitale delta» gepresenteerd. Hierin heeft de Task Force, onder voorzitterschap van drs. A.H.J. Risseeuw, 11 ambities uitgewerkt om de tekorten aan informatici aan te pakken. Bij brief van 27 oktober 1999 is het rapport van de Task Force aangeboden aan de Tweede Kamer. Bij de presentatie van het eindrapport heeft de minister van Economische Zaken aangegeven dat het kabinet zijn standpunt zou bepalen nadat de ambities zouden zijn uitgewerkt in concrete businessplannen. Voor deze concretisering, die heeft plaatsgevonden tussen oktober 1999 en februari 2000, heeft de overheid middelen beschikbaar gesteld. Eind februari moesten de plannen ingediend zijn. Begin april was dit voor alle businessplannen het geval. In deze notitie geeft het kabinet zijn standpunt op «Deltawerkers voor de digitale delta» en de op basis daarvan opgestelde businessplannen Het kabinet spreekt zijn waardering uit voor het vele werk dat de Task Force in korte tijd heeft verricht. Dit heeft geresulteerd in een gedegen rapport met een evenwichtig pakket van perspectiefrijke voorstellen. Met dit rapport is een goede basis is gelegd voor de aanpak van de tekorten aan informatici. Zowel de aanpak via een Task Force als de voorgestelde maatregelen kunnen als voorbeeld dienen voor de bestrijding van tekorten in andere sectoren op de arbeidsmarkt. Ook bestaat er grote waardering voor de trekkersrol van de ex-Task Force leden bij de opstelling van de businessplannen. Er is veel inzet geweest van de betrokken bedrijven en onderwijsinstellingen. Het kabinet constateert dat de instelling van de Task Force daarnaast heeft bijgedragen aan een vergroting van het organiserend vermogen binnen de IT-sector op dit punt. Echter, er moet nog veel gebeuren om de beoogde doelstellingen te bereiken. Dit vergt nog de nodige tijd en inspanning van alle betrokkenen, zowel kennisinstellingen, bedrijfsleven als overheid. Het kabinet wil dan ook, bovenop het geld dat al in het onderwijs en in het oplossen van knelpunten op de arbeidsmarkt wordt gestoken uit bestaande en extra vrijgemaakte middelen investeren om de diverse projecten op te starten. Het kabinet kiest daarbij voor een benadering die bijdraagt aan de financiering van de initiële investeringen, aan de financiering van pilots en tenslotte aan de verspreiding van de resultaten van die pilots. Het kabinet ziet het als verantwoordelijkheid van kennisinstellingen en bedrijfsleven om daarna zo veel mogelijk zelf tot verantwoorde verbreding over te gaan. Met de bijdrage van het kabinet kan zo een aanzienlijke omzet aan activiteiten worden gegenereerd gericht op structurele reductie van de tekorten aan deltawerkers voor de digitale delta. De activiteiten zullen bekostigd worden uit bestaande en extra bij de begrotingsvoorbereiding vrijgemaakte middelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
2
2. «Deltawerkers voor de digitale delta»: achtergronden, inhoud en reactie op hoofdlijnen 2.1 Achtergronden In februari 1998 heeft de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) het op verzoek van de toenmalige minister van Economische Zaken opgestelde rapport «De structurele behoefte aan informatici» uitgebracht. Hierin geeft de AWT een prognose van de (verwachte) tekorten aan informatici en een analyse van de oorzaken. Om een meer gedifferentieerd zicht te krijgen op de problematiek en oplossingsrichtingen in andere landen in kaart te brengen heeft het kabinet PriceWaterhouseCoopers verzocht om nader onderzoek. In het rapport «Onderzoek tekort aan informatici» is de specifieke situatie voor de sectoren embedded software, standaardpakketsoftware, ICT-dienstverleners, telecom en ICT-gebruikers (dit zijn vooral banken, verzekeringsinstellingen en overheidsorganisaties) in beeld gebracht. Ook zijn workshops georganiseerd met stakeholders en deskundigen uit het onderwijs en het bedrijfsleven om oplossingsrichtingen te genereren. In «Werken aan ICT» (3 maart 1999, TK 1998–1999, 25 518, nr. 15), de kabinetsreactie op het AWT-rapport, heeft het kabinet de analyse van de AWT onderschreven en voorgesteld een Task Force in te stellen met de opdracht maatregelen uit te werken langs 3 lijnen: – imago – aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt – doelgroepen De opdracht aan de Task Force was tweeledig. Zij diende enerzijds lopende initiatieven in kaart te brengen en op elkaar af te stemmen, anderzijds voorstellen te doen voor publiek-privaat te financieren aanvullende maatregelen. De Task Force bestond uit captains of industry (ICTbedrijven, de telecomsector en ICT-gebruikers) en leden van colleges van bestuur van regionale opleidingencentra (ROC’s), hogescholen en universiteiten. De keuze voor een zware samenstelling was enerzijds ingegeven door de ernst van de problematiek, anderzijds werd hiermee beoogd te zorgen voor maximaal commitment (ook financieel) voor de voorgestelde maatregelen. De overheid participeerde als waarnemer in de Task Force. Wat betreft de bijdrage van de overheid aan de voorstellen werd in «Werken aan ICT» benadrukt dat hiervoor – aanvullend op bijvoorbeeld de reguliere rijksbijdrage voor onderwijsinstellingen en scholingsmiddelen vanuit SZW – een beroep gedaan kon worden op de budgetten van de stichting Axis en het Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelwegen. 2.2 «De digitale delta» In het rapport «Deltawerkers voor de digitale delta» concentreert de Task Force zich op een analyse van de problematiek en mogelijke oplossingsrichtingen. De komende jaren zal er sprake zijn van een structurele behoefte aan ICT-ers in de orde van grootte van 15 à 20 000 personen per jaar, nog afgezien van de vraag naar zogenaamde «contextbewuste IT-ers», die kennis van ICT combineren met kennis van een bepaalde sector of een ander vakgebied. De ontwikkelingen van internet en e-commerce beïnvloeden de komende jaren 80% van de bedrijvigheid. Het gaat dus niet alleen om de ICT-sector. In alle maatschappelijke sectoren, van zakelijke dienstverlening tot de gezondheidszorg en van het onderwijs tot de industrie, neemt ICT een steeds centralere plaats in. Deze ontwikkeling is ook in andere landen zichtbaar. Voor een kennisintensieve economie als de Nederlandse, vormt ICT een centrale voorwaarde om in de mondiale economie een onderscheidend concurrentievoordeel te behalen. Kortom, voor realisatie van de in de nota «De digitale delta» (1
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
3
juli 1999, TK 1998–1999, 26 643, nr. 1)) uitgewerkte ambitie van het kabinet om Nederland op ICT-gebied tot de koplopers te laten behoren is een succesvolle aanpak van de structurele personeelstekorten noodzakelijk. De Task Force heeft een nadere analyse gemaakt van de problemen in de verschillende subsectoren. In kwantitatief opzicht is de problematiek het grootst bij ICT-gebruikers en -dienstverleners. ICT-gebruikers hebben vooral behoefte aan contextbewuste informatici en ICT-bewuste professionals die de verbinding kunnen leggen tussen ICT en de bedrijfsprocessen in de betreffende sector. ICT-dienstverleners hebben het meeste behoefte aan senioradviseurs. Standaardsoftware-bedrijven hebben relatief minder wervingsproblemen vanwege hun high tech-imago. Datzelfde geldt voor de hoogwaardige bedrijven in de telecom-sector. De embedded softwaresector, die vooral op zoek is naar technische informatici, kampt met grote problemen. De Task Force heeft vervolgens workshops georganiseerd met partijen van onderwijs- en scholingsinstellingen, het bedrijfsleven (inclusief brancheorganisaties) en de overheid. De Task Force onderscheidt 3 mogelijke oplossingsrichtingen voor de aanpak van personeelstekorten: – meer personeel (met als subvarianten het aantrekken van ander personeel, personeel van elders halen of personeel langer behouden) – verhoging van de arbeidsproductiviteit – vermindering van de vraag door versterking van de expertise bij de gebruikers In het verlengde van haar opdracht heeft de Task Force de nadruk gelegd bij oplossingen voor de structurele personeelsproblematiek. De Task Force concludeert het volgende. Bij versterking van het imago van ICT kan het beste worden meegelift op bredere techniekgeoriënteerde campagnes. Daarbij is het van belang aansprekende beroepsbeelden te creëren. De Task Force beveelt aan imago-activiteiten vooral te richten op groepen die op korte termijn beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Naast het stimuleren om te kiezen voor ICT-opleidingen en -beroepen moet er ook gezorgd worden voor voldoende aanbod van goede aantrekkelijke opleidingen en moeten er voldoende functies beschikbaar zijn die aansluiten op realistische beroepsbeelden bij de doelgroepen. Binnen het onderwijs zal de nadruk dienen te liggen op flexibilisering, aandacht voor ICT in niet-ICTopleidingen en een transparante kwalificatiestructuur in de BVE-sector. Op basis van deze analyse heeft de Task Force 11 ambities uitgewerkt, die langs de lijnen van «werken aan ICT» – imago, aansluiting onderwijsarbeidsmarkt en doelgroepen – bijdragen aan vermindering van het tekort aan ICTers. Met de term «ambities» werd aangegeven dat de voorstellen nog nader geconcretiseerd dienden te worden. Naast deze ambities, die gericht zijn op werving van extra ICT-personeel, benadrukt de Task Force het belang van een efficiënte inzet van ICT-ers en verhoging van de productiviteit van de sector. De tekorten zijn niet alleen een knelpunt, maar kunnen ook fungeren als motor voor innovatie. Op het gebied van verbetering van het imago van ICT stelt de Task Force de volgende ambities voor: – Regie in de beeldvorming: De Task Force adviseert geen grootschalige imago-campagne te starten. Wel dient er meer samenhang gebracht te worden in de veelheid van imago-activiteiten door ontwikkeling van een integraal raamwerk. Deze ambitie is geoperationaliseerd door de stichting Axis in nauwe samenwerking met FENIT en de Vereniging ICT-NL. Er wordt een ICT-punt ingesteld dat fungeert als coördinatiepunt en helpdesk voor imago-activiteiten op het gebied van ICT. Daar-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
4
naast is het ICT-punt verantwoordelijk voor de inhoudelijke monitoring van en de afstemming tussen de Task Force-projecten. – ICT voor beslissers: halfjaarlijkse sessies voor de top van bestuurlijk en industrieel Nederland, waarin de implicaties van ICT-ontwikkelingen voor de Nederlandse economie worden besproken. Dit voorstel is meegenomen bij het in «De digitale delta» aangekondigde informele ICT-platform op initiatief van de minister van Economische Zaken. – Investors in people: in dit keurmerk voor ontwikkelings- en opleidingsbeleid, dat met ingang van 2000 in het kader van de employabilityagenda wordt geïntroduceerd, zal extra aandacht worden besteed aan ICT-competenties. De Task Force doet de volgende voorstellen om de aandacht voor ICT in het onderwijs te versterken en de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren: – Informatica in niet-informatica-opleidingen: versterking van de informatica-component in niet-informatica-opleidingen in het hbo en wo, resulterend in een sterke toename van het aanbod aan zogenaamde contextbewuste informatici of ICT-bewuste professionals. Pilots in het hoger economisch onderwijs en de rechtenopleiding vormen hiervoor de basis. Op basis van een benchmarkstudie wordt bepaald op welke opleidingen de nadruk dient te liggen bij versterking van de informatica-component. – Bevordering duaal hbo voor de ICT-sector: ontwikkelen van duale ICT-opleidingen in het hbo en verder professionaliseren van duaal onderwijs, waarbij de informatica-opleidingen als pilot fungeren. Met duale opleidingen kunnen nieuwe doelgroepen, waaronder vrouwen en allochtonen worden bereikt. – I-Netwerkacademie: ontwikkeling van een web-portaal voor het virtueel aanbieden van opleidingen en scholing (in eerste instantie beperkt tot hboen wo-(plus)-niveau) voor de ICT-sector en gebruikers van ICT. Hierbij ligt het accent op scholing van werkenden. De netwerkacademie biedt zelf geen onderwijs of scholing aan, maar werkt samen met een netwerk van aanbieders en zorgt daarbij voor toegankelijkheid en certificering van het aanbod en assessment en advisering van potentiële deelnemers. Daarnaast stimuleert de netwerkacademie de ontwikkeling van virtueel lesmateriaal. – MBO-ICT: gebundelde diversiteit: vergroten van het aanbod van ICT-ers op MBO-niveau langs 3 lijnen: – bundeling en integratie van de huidige ICT-opleidingen (administratief, technisch en grafisch) – versterking van de samenhang en transparantie van het aanbod aan bekostigde en niet-bekostigde opleidingen (inclusief bedrijfsopleidingen) door ontwikkeling van een certificerings- en vrijstellingssystematiek. – grootschalig om- en opscholingstraject. Voor het derde spoor, het bereiken van ondervertegenwoordigde doelgroepen, worden de volgende voorstellen gedaan: – Vrouwen/mannen – balans bij ICT: vergroten van het aanbod aan vrouwelijke ICT-ers langs 3 lijnen: – aanpassen van de curricula van ICT-opleidingen in hbo en wo – vergroten van de aantrekkelijkheid van het werken in de ICT-sector voor vrouwen – grootschalig om- en opscholingstraject voor 900 vrouwen. – Color IT: vergroten van het aanbod aan allochtone ICT-ers langs 3 lijnen: – vergroten van de instroom in informatica-opleidingen – verbetering van de doorstroom van allochtonen in het ICT-onderwijs,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
5
–
verbetering van de uitstroom uit het onderwijs en de instroom op de arbeidsmarkt – Vluchtelingen: om- en opscholing van hoger opgeleide vluchtelingen voor de ICT-sector – Immigratie: voorlichting voor bedrijven over de criteria en procedure bij werving van ICT-specialisten uit niet EU-landen. De Fenit heeft dit op zich genomen. De Task Force ondersteunt het initiatief van de minister van Grote Steden en Integratiebeleid om te komen tot zogenaamde «digitale trapveldjes», wijkcentra voorzien van computers en internetvoorzieningen, om naast bevordering van de sociale cohesie in die wijken, de bewoners van achterstandswijken in staat te stellen affiniteit met ICT op te doen door algemene ICT-vaardigheden te vergroten en daarmee een springplank te verkrijgen voor een opleiding of baan in de ICT. De Minister van GSI-beleid heeft dit project in gang gezet en heeft hiervoor 20 miljoen gereserveerd. 3. Reactie van het kabinet 3.1 Algemeen Het kabinet waardeert het vele werk dat de Task Force in korte tijd heeft verricht. Dit heeft geresulteerd in een gedegen rapport met een evenwichtig pakket van perspectiefrijke ambities. Daarbij is de Task Force er in geslaagd een goede balans te vinden tussen voorstellen gericht op resultaten op korte termijn – zoals de voorstellen gericht op immigratie en omen opscholing – en voorstellen die meer gericht zijn op structurele aanpassingen en pas op langere termijn tot effect zullen leiden – zoals Informatica in niet Informatica-opleidingen en de netwerkacademie. Anders geformuleerd: er is sprake van een evenwicht tussen maatregelen voor oplossing van de huidige problemen en maatregelen ter voorkoming van problemen in de toekomst. Het kabinet is van mening dat met dit rapport een goede basis is gelegd voor de aanpak van de tekorten aan informatici. Zowel de aanpak via een Task Force als de voorgestelde maatregelen kunnen als voorbeeld dienen voor de bestrijding van tekorten in andere sectoren op de arbeidsmarkt. Ook sluiten de voorgestelde maatregelen goed aan bij de ambitie die door de bijzondere Europese Top op 23 en 24 maart is geformuleerd om de EU de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te laten worden. Met name de mogelijke aanbodtekorten bij de grote behoefte aan goed geschoolde werknemers met voldoende ICT-vaardigheden wordt gezien als een bedreiging voor realisatie van deze doelstelling. Daarom worden de lidstaten opgeroepen om aandacht te schenken aan oplossing van dit probleem. De afgelopen jaren heeft het kabinet reeds veel geïnvesteerd in maatregelen om de internationale positie van Nederland op het gebied van ICT te versterken, integratie van ICT in het onderwijs te bevorderen en het imago van ICT te verbeteren. Met Kennisnet wordt een landelijk breedbandig netwerk tot stand gebracht waarop alle scholen zijn aangesloten. Ook voor de komende jaren zal hierin nog veel worden geïnvesteerd. Voor een resumé van deze maatregelen wordt verwezen naar bijlage 1. «Huidige beleid». Zoals benadrukt in de op 20 maart jl. verschenen nota «In goede banen: een aanpak van knelpunten op de arbeidsmarkt» van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (TK 1999–2000, 27 060, nr. 1) en de voortgangsrapportage «Activiteiten van het ministerie van Economische Zaken inzake arbeid en onderwijs» van 17 april 2000, is het kabinet van mening dat de primaire verantwoordelijkheid voor aanpak van knelpunten op de arbeidsmarkt bij de sociale partners ligt. Dat betekent onder meer
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
6
dat financiering van maatregelen in eerste instantie een zaak voor de werkgevers is. Voor zover het gaat om innovaties binnen het onderwijs ligt er ook een verantwoordelijkheid bij de instellingen, die in hun lump sum middelen ontvangen voor onderwijsvernieuwing. Met het instellen van de Task Force werd beoogd de direct betrokkenen – bedrijfsleven (ICT-bedrijven, telecom en ICT-gebruikers) en onderwijsinstellingen – te mobiliseren om hun verantwoordelijkheid te nemen en activiteiten te initiëren om de tekorten aan te pakken. Het model van adoptie van projecten door trekkers die verantwoordelijk zijn voor de uitwerking en de verdere implementatie is daarvoor een aantrekkelijk gebleken model. Mede hierdoor zijn in korte tijd businessplannen opgeleverd, die in een aantal gevallen nog verder dienen te worden uitgewerkt, maar waarin de ambities van de Task Force vertaald zijn in concrete activiteiten en producten en zichtbaar is gemaakt in hoeverre er sprake is van financieel commitment van partijen. De rol van de overheid bij aanpak van arbeidsmarktknelpunten is naar het oordeel van het kabinet beperkt tot het ondersteunen van de start van deze nieuwe initiatieven. Het kabinet is bereid in deze zijn verantwoordelijkheid te nemen, maar andere betrokkenen zullen dat ook dienen te doen. Een impliciete doelstelling van het instellen van de Task Force was het versterken van het zelforganiserend vermogen van de ICT-sector. Dit is al merkbaar gelukt door het installeren van de Task Force zelf maar ook door het instellen van het Platform Onderwijs – Arbeidsmarkt van Fenit en ICT-NL. Het kabinet ziet verdere stappen met grote belangstelling tegemoet. 3.2 Beoordeling businessplannen Het kabinet meent dat de businessplannen een goede invulling vormen van de derde pijler in de nota «Concurreren met ICT competenties». Gegeven de inhoud van de voorstellen van de Task Force heeft het kabinet besloten voor implementatie van de projecten van de Task Force «Werken aan ICT» de komende jaren uit bestaande en extra vrijgemaakte middelen een bedrag van in totaal 70 miljoen gulden in te zetten. Dit bedrag is inclusief beperkte evaluatie- en uitvoeringskosten. In gesprekken met de afzonderlijke indieners is de inhoud van de plannen doorgesproken en de prioritering vanuit het kabinet aangegeven. Voor het bepalen van de overheidsbijdrage heeft het kabinet de ingediende businessplannen bezien aan de hand van de volgende criteria: 1. In welke mate draagt het voorstel bij aan reductie van het tekort aan ICT-ers? 2. Hoe zijn de kosten verdeeld over de verschillende betrokkenen (bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid)? Is er sprake van financieel commitment van het bedrijfsleven en kennisinstellingen en zo ja, waaruit bestaat dat en hoe hard is het? Dit criterium vormt een operationalisering van het draagvlak voor het project. 3. Hoe is de rol van de overheid gemotiveerd (waarom ligt het in de rede dat de overheid een financiële bijdrage levert aan het project)? 4. Wat is de kwaliteit van het voorstel in termen van planning, produktspecificatie, organisatie etcetera? 5. Wat is de meerwaarde van het project ten opzichte van bestaand c.q. voorgenomen beleid? Dit heeft per project geresulteerd in een score. In bijlage 2 is op hoofdlijnen een uitgebreider overzicht opgenomen. In bijlage 3 is een korte samenvatting van de belangrijkste resultaten van de plannen opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de Task Force zelf reeds een selectie heeft gemaakt uit de vele ideeën die zijn ingediend. Nagegaan is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
7
vervolgens op onder welke voorwaarden die projecten waarvoor een substantiële bijdrage van de overheid wordt gevraagd gestart kunnen worden. Deze voorwaarden betreffen vooral het aantoonbare commitment van alle betrokken partijen. De reductie van het tekort aan ICT-ers is een probleem waar overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen gezamenlijk aan moeten werken. Als één van de partijen het daarbij laat afweten betekent dit het mislukken van dat project. In die situatie kan er ook geen sprake zijn van een overheidsbijdrage. In de definitieve committeringsbrieven aan de indieners van de Businessplannen wordt dit vertaald naar concrete taakstellingen zowel inhoudelijk qua op te leveren producten, bijvoorbeeld de start en succesvolle implementatie van de geïdentificeerde pilots. Ook de financiële committering door andere partijen en afspraken dat men de faciliteiten gaat benutte bijvoorbeeld door een afgesloten convenant zoals bij het businessplan Dualisering in ICT worden als concrete taakstellingen opgenomen in de committeringsbrieven. Voor die projecten die de grootste bijdrage leveren aan het oplossen van het tekort, zoals Informatica in niet Informatica-opleidingen en MBO-ICT wordt verhoudingsgewijs het meeste geld gereserveerd. Gegeven de kleinere schaal, het te verwachten rendement en de grotere mogelijkheden om een beroep te doen op reguliere financieringsbronnen ontvangen de overige projecten (Dualisering in ICT, Vrouwen-mannen balans bij ICT, Color-IT en Vluchtelingen) lagere bedragen. Voor de Netwerkacademie wordt een uitzondering gemaakt omdat hier sprake is van een krachtige innovatie waarmee in Nederland een faciliteit wordt geschapen voor permanente scholing van (niet leerplichtig) personeel, waardoor in potentie de beroepsbevolking beter afgestemd kan worden op de toekomstige vraag naar arbeid. Bovendien wordt verwacht dat nadat de startsubsidie is verstrekt de Netwerkacademie op termijn in staat zal zijn zichzelf te financieren. De Netwerkacademie zal maximaal gebruikmaken en samenwerken met de Open Universiteit en andere in het desbetreffende businessplan genoemde expertisecentra. Het initiatief van FENIT/VICTN en AXIS voor het inrichten van het ICT punt wordt ook krachtig ondersteund omdat daarmee de samenhang tussen de projecten kan worden gewaarborgd. Wat betreft het verbeteren van het imago van de ICT-sector als een aantrekkelijke sector om in te werken is het kabinet van oordeel dat dit expliciet de verantwoordelijkheid is van de sector zelf. Het project «Digitale trapveldje» van de Minister van Grote steden- en integratiebeleid zal op grond van andere overwegingen (sociale cohesie; tegengaan van achterstanden en vergroten van ICT-affiniteit, waardoor de kansen op de arbeidsmarkt worden vergroot) zonder meer doorgang vinden en is dan ook niet in de onderlinge afweging meegenomen. Het kabinet is zich bewust van het feit dat voor de realisatie van de plannen nog veel tijd en inspanning nodig is. Wel wil het kabinet een daad stellen door nu in beginsel voor de komende jaren een substantieel bedrag beschikbaar te stellen voor maatregelen om de tekorten aan informatici aan te pakken. Dit bedrag is naar de mening van het kabinet voldoende om onder de gestelde voorwaarden en met inachtneming van de juridische randvoorwaarden perspectiefvolle projecten te starten. De bijdrage vormt een katalysator voor betrokken partijen om de initiatieven uiteindelijk zelfstandig te exploiteren. Voor de Businessplannen bestaat veel draagvlak. Zoals gezegd zal de financiële inspanning van partijen nader worden gepreciseerd en als voorwaarde in de definitieve committering worden opgenomen. Qua arbeidsmarktimpact levert uitvoering van de plannen – zie bijlage 2 – naar verwachting al snel jaarlijks duizenden beter in ICT gekwalificeerde mensen op. In de deze zomer uit te voeren nulmeting zal dit worden uitgewerkt. In de onderstaande tabel staat een indicatieve verdeling van de voorgenomen overheidsbijdrage over de verschillende projecten:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
8
Project
Overheidsbijdrage
ICT-punt Informatica in niet-informatica Dualisering in ICT Netwerkacademie ICT MBO: gebundelde diversiteit Vrouwen – mannen, balans bij ICT Digitale trapveldje Color IT Vluchtelingen
3 mln. 18 mln. 2 mln. 10 mln. 8 mln. 4 mln. 20 mln. 3,5 mln. 1,5 mln.
Deze activiteiten zullen worden bekostigd uit bestaande en extra bij de begrotingsvoorbereiding vrijgemaakte middelen. Enkele ambities van de Task Force vragen geen extra geldinzet. – De realisatie van de ambitie «ICT voor beslissers» is ondergebracht bij het actieplan Digitale Delta. Om de implicaties van ICT voor de Nederlandse samenleving tijdig te kunnen bediscussiëren is op initiatief van de minister van Economische Zaken een ICT-platform ingesteld. – Het project Investors in people is onderdeel van de employabilityagenda en wordt door EZ ondergebracht in de start van IIP-NL in augustus 2000. – Immigratie: hiervoor is extra inspanning geleverd door arbeidsvoorziening om een snelle en goede uitvoering van immigratie-procedures te bereiken en heeft FENIT-VICT-NL en brochure voor ondernemers ontwikkeld waarin de procedure helder uiteen wordt gezet. 4. Uitvoeringsaspecten, monitoring en evaluatie De overheid zal de komende periode binnen de juridische randvoorwaarden de uitvoering van de besluitvorming op zich nemen. In beschikkingen op de subsidieaanvragen zullen de geprioriteerde producten met de afgesproken tijdpaden worden vastgelegd. Nadat de beschikkingen voor de verschillende businessplannen zijn opgesteld, zal de verdere uitvoering worden gelegd bij Senter. Senter zal in nauw overleg met het ICT punt van AXIS de voortgang van de projecten aan de hand van de businessplannen en de beschikkingen beoordelen en op basis daarvan beslissingen nemen over de daadwerkelijke toekenning van door het kabinet beschikbaar gestelde middelen. Ook zal Senter de financiële verantwoording beoordelen. De inhoudelijke monitoring van de Task Force-projecten zal plaatsvinden via het ICT-punt, dat bij Axis wordt ondergebracht. Daarmee wordt tevens zorg gedragen voor synergie met de monitor-activiteiten van Axis op het gebied van bèta en techniek. Daarnaast zal het ICT-punt zorgdragen voor afstemming tussen de projecten en de vinger aan de pols houden door periodiek bijeenkomsten van de voormalige leden van de Task Force te organiseren. Via de kennisbank van het ICT-punt zullen de resultaten van de projecten worden verspreid. Na twee jaar zullen de bereikte resultaten tussentijds worden beoordeeld en na vier jaar zal er een door een onafhankelijke derde uitgevoerde evaluatie plaatsvinden. Voor de door de overheid medegefinancierde projecten zal het verlenen van medewerking aan de monitoring en evaluatie gelden als subsidieverplichting. De overheid zal in nauw overleg met ICTpunt (AXIS/FENIT/ICTNL) en de indieners van de afzonderlijke Businessplannen deze zomer een nulmeting laten verrichten. Daarin zullen de belangrijkste toetspunten voor de evaluatie worden opgenomen. De kwantitatieve situatie op dit moment zal daarin worden geëxpliciteerd en gerelateerd aan de voorgenomen taakstellingen in de afzonderlijke businessplannen, het tempo van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
9
realisatie van de voorgenomen producten, inclusief de financiële committering van partijen betrokken bij de implementatie van de diverse Businessplannen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
10
Bijlage 1
Huidige beleid Het is de ambitie van het Kabinet om Nederland in de kopgroep te krijgen van landen die zijn voorbereid op de komende informatiemaatschappij. Daarin staat Nederland binnen Europa niet alleen. Uit de recente internationale benchmark studie «The Competitiveness of Europe’s ICT Markets» blijkt dat Europa wat betreft de ICT verder achterop is geraakt bij de Verenigde Staten. Nederland behoort binnen Europa slechts tot de betere middenmoot. In «De Digitale Delta» is aangegeven dat Nederland om ambities te verwezenlijken moet beschikken over een excellente ICT-basis. De tweede pijler uit deze nota «Kennis en Innovatie» wordt met de nota Concurreren met ICT-competenties ingevuld. Het actieplan behelst het stimuleren van projecten waar clusters van ICT-bedrijven, hoogwaardige gebruikers en kennisinstituten baanbrekende toepassingen van ICT realiseren. Daarnaast beoogt het een impuls voor strategische kennisopbouw en -overdracht, alsmede de uitvoering van projecten gericht op een goed werkende ICT-arbeidsmarkt. Om vooral het MKB meer bewust te maken van de mogelijkheden van ICT voor verbetering van de eigen produktiviteit en daarmee van de concurrentiekracht is dit voorjaar de ICT-campagne onder de naam «Nederland gaat digitaal» gestart. Binnen het onderwijs vormt ICT een speerpunt van beleid. Dat zal er toe leiden dat jongeren die de arbeidsmarkt betreden in de toekomst veel meer dan nu beschikken over ICT-vaardigheden en een adequater beeld van het werken met ICT hebben. Het kabinet investeert de komende jaren zo’n anderhalf miljard gulden in ICT in het primair, voortgezet en secundair beroepsonderwijs, inclusief de lerarenopleidingen. In de notitie «Onderwijs online – verbindingen naar de toekomst» (bij brief van 29-4-1999 aangeboden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal (1998–1999, 25 733, nr. 30, Tweede Kamer)) is een samenhangend pakket aan maatregelen beschreven om ICT te integreren in het onderwijs en jongeren vertrouwd te maken met ICT. Met Kennisnet wordt een landelijk breedbandig netwerk tot stand gebracht, waarop alle scholen zijn aangesloten. De komende jaren zal er aan gewerkt worden om de mogelijkheden van dat netwerk optimaal te benutten. Daarnaast wordt geïnvesteerd in hardware binnen de scholen en in beheer, deskundigheidsbevordering en ontwikkeling van educatieve software. Daarmee is de basis gelegd voor aanpak van de tekorten op langere termijn. In het hoger onderwijs wordt het ICT in het onderwijs gestimuleerd via de Stichting SURF, die zich onder meer richt op ontwikkeling van innovatieve toepassingen en scholing van docenten. Vertrouwdheid met ICT is niet alleen noodzakelijk om volwaardig te kunnen participeren in het Nederland van de 21ste eeuw, maar ook om te voorkomen dat studie- en beroepskeuze wordt gebaseerd op onwetendheid of vooroordelen. Door de invoering van informatiekunde in de basisvorming en van het keuzevak informatica in de tweede fase van het voortgezet onderwijs, alsmede door expliciete aandacht voor studie- en beroepskeuzeoriëntatie, wordt dit voorkomen. Ook de activiteiten van de stichting Axis, die zich richt op het stimuleren van deelname aan studie en werk in bèta en techniek (waaronder ICT), dragen hier aan bij. Axis stimuleert onder meer herontwerp van curricula en deskundigheidsbevordering en ondersteunt imago-activiteiten. In de BVE-sector is sprake van groeiende samenwerking tussen de Landelijke Organen Beroepsonderwijs (LOB’s) en de regionale opleidingscentra (ROC’s). Het Task Force-project «ICT-MBO: gebundelde diversiteit» is hiervan een uiting. In het WO worden de bèta- en technische opleidingen, waaronder informatica, gemoderniseerd, in combinatie met verlenging
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
11
van de cursusduur (en de studiefinancieringaanspraken voor studenten) naar 5 jaar. Het kabinet verwacht dat deze maatregelen de komende jaren een belangrijk positief effect zullen hebben op het aantal mensen dat kiest voor een opleiding of baan in de ICT. Overigens leidt het bestaan van het tekort aan ICT-ers als zodanig er ook al toe dat meer jongeren kiezen voor een informatica-opleiding. Het aantal eerstejaarsstudenten in ICT-opleidingen aan hogescholen en universiteiten is het afgelopen jaar met bijna 20% gestegen, het aantal deelnemers aan ICT-opleidingen in de BVE-sector zelfs met meer dan 40%. Het zelfsturend vermogen van de arbeidsmarkt moet dus niet onderschat worden. Dat neemt niet weg dat er sprake blijft van aanzienlijke tekorten, waarvoor aanvullende maatregelen nodig zijn. Deze aanvullende maatregelen, waarvoor de Task Force voorstellen heeft gedaan, zullen een toegevoegde waarde moeten bezitten ten opzichte van het reeds in gang gezette beleid. Daarbij moet overigens bedacht worden dat ook voor het reeds in gang gezette beleid geldt dat een deel van de maatregelen pas de komende jaren tot zichtbare resultaten zal leiden. Zo leidt vernieuwing van curricula, zoals afgesproken in het bèta-convenant (Bij brief van 5 juni 1998 aangeboden aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal (1997–1998, 25 615, nr 23)), niet meteen tot meer afgestudeerde informatici. De ICT-sector is ook één van de aandachtssectoren van Arbeidsvoorziening. Arbeidsvoorziening werkt daarvoor onder meer nauw samen met het samenwerkingsverband van werkgevers en werknemers in de sector ICT, het Centrum Arbeidsmarktvraagstukken Informatie en Communicatie Technologie (CAICT). De dienstverlening aan deze sector heeft in 1999 geleid tot ongeveer 8 500 plaatsingen. Een deel van deze plaatsingen is het gevolg van specifiek op deze sector gerichte activiteiten en extra middelen vanuit de budgetten Knelpunten Vraagzijde Arbeidsmarkt (KVA), de Bijdrageregeling Bedrijfstakgewijze Scholing Werkzoekenden (BBSW) en ESF. Ook in 2000 zullen aanbodversterkingstrajecten worden gerealiseerd ten behoeve van een kwalitatieve instroom in de sector. In het bijzonder zal de aandacht en de inspanning gaan naar de doelgroepen hoger opgeleiden, ouderen, WAO-ers en minderheden om knelpunten in de sector aan te pakken. Vanuit Arbeidsvoorziening worden daartoe in 2000 de volgende extra middelen ingezet: BBSW (NLG 1 050 000); het budget Knelpunten Vraagzijde Arbeidsmarkt (NLG 2 000 000) en ESF-middelen. Behalve de sector-activiteiten die arbeidsvoorziening richt op de ICT-sector, zijn ook de activiteiten gericht op de call-centres voor de ICT-sector van belang. Een baan binnen een call-centre blijkt in de praktijk namelijk een opstapfunctie voor nieuwkomers op de arbeidsmarkt, die voor een volgende baan met name naar de ICT-sector kijken. De ongeveer 2 miljoen gulden aan middelen die Arbeidsvoorziening in 2000 extra voor het sectorbeleid in de call-centres uittrekt komen derhalve indirect ook aan de ICT-sector ten goede. Daarnaast loopt er in het kader van het Nationaal Actieplan Elektronische Snelwegen thans een onderzoek naar de mogelijkheden voor digitale vakscholing. Binnenkort wordt besloten in hoe verre een hierop aansluitende pilot doorgang moet vinden. In het kader van het grotestedenbeleid heeft de relatie tussen ICT en de stedelijke ontwikkeling op lokaal, nationaal en op internationaal niveau de aandacht van het kabinet. De minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid heeft een tijdelijke adviescommissie onder leiding van de heer Cerfontaine gevraagd de gevolgen van de ICT-ontwikkelingen voor de stad te inventariseren en te komen met aanbevelingen over de manier waarop de overheden een rol (kunnen) spelen in dit krachtenveld met als doel de positie van de steden en de burgers in de steden te versterken. De
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
12
commissie is in maart 2000 gestart met de werkzaamheden. In het najaar worden de eerste resultaten verwacht. Daarnaast organiseert over dit zelfde thema het ministerie van BZK in samenwerking met de gemeente Den Haag een internationale conferentie die zal plaatsvinden op 5, 6 en 7 september 2000 in Den Haag. Het ligt uiteindelijk in de bedoeling om het congres af te sluiten met aanbevelingen ter versterking van de Europese agenda met betrekking tot het grotestedenbeleid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
13
Bijlage 2.
Beoordeling plannen Hieronder worden de beoordelingscriteria toegelicht en op hoofdlijnen toegepast 1. Het belangrijkste beoordelingscriterium is de mate waarin het voorstel bijdraagt aan reductie van het tekort aan ICT-ers, zowel ICT-specialisten als «contextbewuste informatici» die ICT kunnen toepassen op een bepaald vakgebied. Hierbij gaat het niet alleen om maatregelen die op korte termijn resultaat opleveren en dus een bijdrage leveren aan oplossing van de actuele problematiek, maar ook om maatregelen die bijdragen aan het voorkomen van problemen in de toekomst en mogelijk pas op langere termijn effect sorteren. Bij de beoordeling van de voorstellen heeft het kabinet er rekening mee gehouden dat de bijdrage van een voorstel aan vermindering van het tekort niet altijd goed kwantificeerbaar is en dat soms sprake is van een indirecte bijdrage. Een voorbeeld van dit laatste zijn de (verschillende) voorstellen voor competentieprofielen van ICT-ers die beogen bij te dragen aan een betere afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Via het ICT punt wordt een coördinatieslag gemaakt ten aanzien van deze profielen . 2. Dit criterium betreft de kostenverdeling tussen overheid, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven, die onder meer een uitdrukking vormt van het draagvlak voor het project. De rol van de overheid hierbij beperkt zich tot het ondersteunen van de start van nieuwe initiatieven en het zo nodig aanpassen van onnodig knellende regelgeving. Exploitatie is een zaak van het bedrijfsleven of de onderwijsinstellingen. De definitieve bijdrage van het kabinet aan de verschillende voorstellen wordt toegekend onder nadere inhoudelijke, financiële en organisatorische voorwaarden. 3. Dit criterium hangt samen met het tweede: wat is de motivering voor een bijdrage vanuit de overheid? Daarbij gaat het onder meer om vragen als: – Betreft het in feite reguliere taken van werkgevers, brancheorganisaties, of (koepels van) onderwijsinstellingen? In dat geval is er geen reden voor een overheidsbijdrage. – Fungeert een bijdrage van de overheid als katalysator, om andere partijen er toe te bewegen te investeren (in de ontwikkeling en/of exploitatie)? Tot slot is hierbij van belang dat de overheidsbijdrage nadrukkelijk een tijdelijk karakter heeft. Daarom is het van belang na te gaan of er na de gesubsidieerde start-periode zicht is op een gezonde exploitatie, zonder overheidsbijdrage. 4. Uiteraard heeft ook de kwaliteit van de voorstellen zelf een belangrijke rol gespeeld bij de beoordeling. Daarbij is vooral gekeken naar de vraag of het businessplan aannemelijk maakt dat de beoogde ambities daadwerkelijk gerealiseerd worden. Daarbij zijn de volgende aspecten in ogenschouw genomen: – Is er sprake van een realistische planning? – Hoe is de organisatie van het project vormgegeven en hoe groot is de overhead? – Zijn er duidelijke productspecificaties? – Zijn de begrote kosten realistisch? – Is er perspectief op structurele financiering van de exploitatie, zonder aanvullende overheidsfinanciering? 5. Als laatste criterium gold de meerwaarde ten opzichte van bestaand beleid. Zoals reeds in vele nota’s over de invloed van ICT op de samenleving is geconstateerd dient er een versterking plaats te vinden van de kennisbasis nodig om Nederland ook in de toekomst bij de top te laten horen. De voorstellen van de Taskforce, mits goed uitgevoerd, laten duidelijk zien dat sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
14
overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven om het geconstateerde tekort aan adequaat opgeleide arbeidskrachten te verminderen. Zij leveren daarmee ook een belangrijke impuls aan het zelforganiserend vermogen van de sector. Aan de hand van bovenstaande criteria zijn de Task Force-projecten beoordeeld. In onderstaande tabel zijn de resultaten hiervan op hoofdlijnen weergegeven Project
1. Reductie tekort
2. Kostenverdeling
3. Overheidsrol
4. Kwaliteit voorstel
5. Meerwaarde
ICT-punt
Indirect via beter imago ICT groot bereik AXIS/FENIT/ ICT-NL coördineert Imago-acties en totstandkoming van beroepsprofielen.
Commitment bedrijfsleven door bijdrag van FENIT/ICTNL aan ICTpunt
Monitoring, evaluatie en afstemming tussen projecten betreft overstijgende taak, die bedrijfsleven en onderwijsinstellingen niet vanzelf op zich zullen nemen
Planning is realistisch, overhead is bescheiden door synergie met Axis, begroting is realistisch
Is aanwezig door uitbreiding van huidige rol Axis bij beta/techniek naar ICT plus monitoring/ task force-projecten
ICT voor beslissers
Indirect via beter management (minder verspilling) en imagoverbetering
Nvt
Is opgenomen in Digitale Delta
NVT
Probleembewustzijn
Investors in people
Via betere inzet human capital Potentieel groot bereik
Nvt
Stimulering van scholingsbeleid
Eenvoudig te integreren in bestaand beleid: geen apart bussinessplan voor nodig
Zichtbaar maken/ certificering good practice
Informatica in nietinformatica-opleidingen
Groot effect vanwege grote aantallen studenten (enkele duizenden)
Er bestaat breed draagvlak binnen onderwijs en bedrijfsleven voor dit project. Commitment van instellingen en bedrijven aanwezig, zal in verantwoorde verbreding expliciet worden.
Impuls voor ICT in HO is niet geheel te bekostigen uit reguliere middelen HO-instellingen.
Planning is realistisch, produktspecificaties zijn duidelijk: -3 pilots -benchmark -disseminatie -verantwoorde verbreding
Sterke impuls voor ICT-toepassing in HO in niet-informaticaopleidingen
Dualisering in HBO-ICT
Circa 200 extra contextbewuste ICT-ers direct via de pilot. Daarna potentieel bereik ca 1000
Substantieel financieel commitment van bedrijfsleven en onderwijsinstellingen (convenant)
ICT als proeftuin voor dualisering in het hbo. Planning is krap, maar haalbaar, produktspecificaties zijn duidelijk, begrote kosten zijn realistisch
Proeftuin
Netwerkacademie
De verwachting is dat grote aantallen worden gerealiseerd (enkele duizenden) Juni definitief plan.
Er bestaat breed draagvlak voor dit project. Financieel commitment in Businessplan wordt komende maanden nader uitgewerkt. Afstemming met OU, Eurocampus,.. is voorwaarde
Overheidsbijdrage fungeert als kalatysator. Markt pakt start van een dergelijk initiatief niet zelf op. Voor kennisinstellingen is aanvangs financiering te hoog
Businessplan dient nader te worden uitgewerkt. Die ruimte is oktober 1999 reeds aan de indieners gegeven door MOCW/MEZ
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
Er is op dit moment nog geen voorziening voor virtueel hoger ICT-onderwijs
15
Project
1. Reductie tekort
2. Kostenverdeling
3. Overheidsrol
4. Kwaliteit voorstel
5. Meerwaarde
ICT MBO: gebundelde diversiteit
Zeer grote aantallen studenten (enkele duizenden) En omscholingsbereik via pilots
Substantieel financieel commitment van LOB’s en bedrijfsleven, beperkt aantal pilots in omen opscholingstraject voor rekening van de overheid
Overheidsbijdrage fungeert als katalysator, aanvullend op bijdrage van andere betrokkenen. M.b.t. om- en opscholingstraject is sprake van een aanzienlijke versnelling
Planning krap, maar haalbaar, produktspecificaties zijn duidelijk. Imago-acties/ doelgroep acties worden afgestemd met AXIS ICTpunt
Vernieuwing en integratie opleidingen, incl certificering Extra om- en opscholingstrajecten
Mannen en vrouwen in balans
Op basis van voorstel ca 900 ICT-ers. Sterk drempelverlagend karakter.
De deelnemende bedrijven dragen bij in natura. Bedrijven bekostigen aanzienlijk deel van het om- en opscholingstraject
Landelijke ondersteuning van curriculumontwikkeling is een publieke taak, evenals scholing van vrouwen met een behoorlijke afstand tot de arbeidsmarkt
Planning en produktspecificaties zijn realistisch.
Vernieuwing opleidingen en arbeidsorganisaties Extra om- en opscholingstrajecten
Digitale trapveldjes
Verbreding van kennis ogv ICT bij kansarmen.
Gesprek met het bedrijfsleven om te participeren loopt.
In gang gezet door BZK
Goed
Erkend
Color IT
Zeer ambitieus totaalplan. Prioritering enkele schakels levert snel 1000 of meer extra instromers ICT arbeidsmarkt op
De bijdrage van het bedrijfsleven (bijvoorbeeld mentoring)en de onderwijsinstellingen wordt nader gespecificeerd
Prioritering enkele schakels. Afstemming met ECHO is afgerond.
Overhead te groot. Er is sprake van een veelheid aan schakels. Nadere definitie producten in gang gezet. Perspectief op structurele exploitatie wordt zichtbaar
Verbeteren instroom, doorstroom allochtonen in ICT-opleidingen
Vluchtelingen
Pilot met 40 deelnemers, daarna potentieel bereik enkele honderden
Financieel commitment van bedrijfsleven blijkt uit bijdrage per geplaatste vluchteling
Sluit aan bij publieke taak m.b.t. inburgering. Daarnaast heeft project pilotkarakter.
Betreft pilot, produktspecificaties, overhead en begrote kosten realistisch. Perspectief op structurele exploitatie wordt uitgewerkt
Ervaring opdoen met scholing van hoog opgeleide vluchtelingen
Immigratie
Eigen verantwoordelijkheid bedrijven
nvt
MSZW/Arbvo is verantwoor-delijk voor uitvoering Wet Arbeid Vreemdelingen(WAV)
Nvt
nvt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
16
Bijlage 3
Korte schets van de ingediende businessplannen. 1. ICT-punt. De Stichting Axis zal in nauwe samenwerking met FENIT en de Vereniging ICT-NL een ICT-punt instellen dat fungeert als coördinatiepunt en helpdesk voor imago-activiteiten op het gebied van ICT. Daarnaast is het ICT-punt verantwoordelijk voor de inhoudelijke monitoring van en de afstemming tussen de Task Force-projecten (bijvoorbeeld inzake doelgroepen). Tevens zal het ICT-punt een coördinatie actie uitvoeren rond beroepsprofielen. 2. Informatica in niet-informatica opleidingen Versterking van de informatica-component in niet-informatica-opleidingen in het hoger onderwijs is voor het kweken van ICT-bewuste professionals van groot belang. Daartoe worden 2 pilots in het hoger economisch onderwijs (HBO-niveau, BE en CE) en 1 pilot in de juridische opleidingen (WO-niveau). Opgestart de resultaten van de pilots zullen worden verspreid naar alle opleidingen in het HO en WO zodat een verantwoorde verbreding naar andere opleidingen zal plaatsvinden. Op basis van een benchmark-onderzoek zal worden besloten op welke niet-informaticaopleidingen verder nog de nadruk zal komen te liggen. Zodat een verantwoorde verbreding kan worden gestart. Potentieel gaat het hierbij om vele duizenden beter met ICT toegeruste toetreders tot de arbeidsmarkt. Start in 2000. De HBO-raad, de VSNU en het LOO zijn hierbij betrokken. 3. ICT MBO: gebundelde diversiteit Doel van het businessplan is om enkele duizenden extra met ICT toegeruste MBO-ers op te leiden. De extra uitstroom op MBO-niveau moet worden gerealiseerd via: – Herinrichting van het MBO-ICT onderwijs; – Een herkenbaar en flexibel certificeringsstelsel – De omscholingsoperatie Switch-on/ e-learning (pilots) Betrokken zijn de BVE-raad, de relevante LOB’s en het CA-ICT. De start is zomer 2000. 4. Duale HBO-opleiding voor de ICT-sector Het businessplan voor dit project van de HBO-raad is er op gericht om op een viertal geselecteerde scholen een pilot in een duale opleiding te starten. Bedoeling is om deze opleiding reeds het komende schooljaar te starten en het experiment tot 2002 voort te zetten. Er zullen dan circa 200 studenten bij de pilots zijn betrokken. Daarna is het potentiele bereik ca 1000 studenten. Belangrijk aandachtspunt is de deelname – zowel inhoudelijk als financieel – van het regionale bedrijfsleven. Met het oog op start in het komende schooljaar is een convenant afgesloten en zal medio de zomer een go/no go-beslissing worden genomen over de voortgang van het project. 5. Netwerkacademie De Technische Universiteit Twente is de initiatiefnemer van het plan te komen tot een Netwerkacademie. Inmiddels is een breed draagvlak ontstaan voor het voorstel. Doel is de totstandkoming van centrale portalen voor opscholing van werkenden op HBO/WO-niveau in de ICT-sector. Het is niet de bedoeling dat zelf opleidingen worden ontwik-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
17
keld. Het zal als toegang moeten dienen tot een scala van opleidingen door reeds bestaande aanbieders. Potentieel gaat het om grote aantallen werknemers (duizenden). In deze functie als toegang zal de Netwerkacademie naast het zorgdragen voor de certificering van het aanbod ook zorgdragen voor assessment en advisering van de vraag. Drie sectoren zijn bij het initiatief nauw betrokken (banken/verzekeringen, informatica en Telecom) om de start succesvol te laten zijn. (Deel)Start mogelijk eind 2000. 6. Vrouwen in ICT Om meer vrouwen beschikbaar te krijgen voor functies in de ICT beroepen is door diverse bedrijven, in samenspraak met de VVS, het initiatief genomen tot een businessplan dat een geïntegreerde aanpak voorstaat. Hiertoe zijn drie lijnen van aanpak ontwikkeld. – het starten van nieuwe opleidingen speciaal gericht op de doelgroep. Het gaat om opleidingen die deels door de overheid, deels door bedrijven en deels door andere partijen zullen worden gefinancierd. – het aanpassen van de interne organisatie en bedrijfscultuur aan specifieke wensen van de doelgroep (regelingen voor kinderopvang, flexibele werktijden, flexibeler beloningssystemen) – het aantrekkelijker maken van bestaande opleidingen. Dit is noodzakelijk daar slechts 5% van de studentenpopulatie op de bestaande ICT-opleidingen uit vrouwen blijkt te bestaan. De ambitie is om in drie jaar tijd 900 extra vrouwen naar de ICT arbeidsmarkt te begeleiden. Start tweede helft 2000. 7. Digitale trapveldje BZK verwacht indirect een aanzienlijke spin off in de vorm van extra toestroom naar de arbeidsmarkt. Is gestart. 8. Color IT Het project is gericht op het doen toenemen van het aantal allochtonen op de ICT-opleidingen en in de ICT-sector zelf. Naast specifieke trajecten gericht op het stimuleren van de instroom worden ook trajecten ontwikkeld gericht op de doorstroom. Bij deze laatste trajecten wordt juist ook aandacht gegeven aan groepen die over een relevante werkervaring beschikken maar niet altijd in bezit zijn van de vereiste instroomkwalificaties voor het (hoger) onderwijs. HBO-Raad is nauw betrokken, coördinatiepunt ligt bij de Hogeschool van Amsterdam. Start komend schooljaar. 9. UAF-PION Project richt zich als pilot op de om- en opscholing in ICT-richting van vluchtelingen en asielzoekers met een HBO/WO-opleiding op basis van zorgvuldige selectie. In specifieke korte en lange trajecten (van 1 tot 4 jaar) worden tientallen cursisten opgeleid. In de trajecten, waaraan het bedrijfsleven financieel bijdraagt, wordt veel aandacht besteed aan ontbrekende kwalificaties als bijvoorbeeld het ontbreken van een voldoende taalkennis. Na pilot bereik enkele honderden. Start zomer 2000.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 643, nr. 5
18