Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1997–1998
21 501-02
Algemene Raad
21 501-16
Landbouwraad
Nr. 257
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 25 juni 1998
1
Samenstelling: Leden: Weisglas (VVD), Ter Veer (D66), Van Middelkoop (GPV), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Hoogervorst (VVD), Verhagen (CDA), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Van den Akker (CDA), Van Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Weekers (VVD), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA) en Van Dok-van Weele (PvdA). Plv. leden: Blaauw (VVD), Dittrich (D66), Van den Berg (SGP), Klein Molekamp (VVD), Remak (VVD), Ybema (D66), Van Bommel (SP), Verbugt (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Lambrechts (D66), Valk (PvdA), Van der Knaap (CDA), Van der Ploeg (PvdA), Balkenende (CDA), De Milliano (CDA), Vos (GroenLinks), Feenstra (PvdA), Zijlstra (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Crone (PvdA), Geluk (VVD), Adelmund (PvdA), Visser-van Doorn (CDA) en Gortzak (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Te Veldhuis (VVD), Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), Scheltema-de Nie (D66), Van Zijl (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Duivesteijn (PvdA), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), Vos (GroenLinks), Klein Molekamp (VVD), Passtoors (VVD), Meijer (CDA), De Boer (PvdA), Eisses-Timmerman (CDA), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA),
KST30524 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1998
De algemene commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij2 hebben op 20 mei 1998 overleg gevoerd met minister Van Aartsen van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over: – verslag van de Landbouwraad van 20/21 april 1998; – verslag van de informele Landbouwraad van 27/28 april 1998; – agenda van de Algemene Raad van maandag/dinsdag 25/26 mei 1998. Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Feenstra (PvdA) sprak er zijn waardering over uit dat de minister in Europees verband het markervaccin ter sprake had gebracht. Hij hechtte zeer aan een voortvarende aanpak in dit dossier. Hoe schat de minister het verloop van de verdere discussie in? Wat kan Nederland, al dan niet gesteund door enkele andere lidstaten, zelf doen in dit verband? Op 12 mei is in Newcastle tijdens de informele Landbouwraad gesproken over sociaal-economisch kwetsbare gebieden in Europa. De heer Feenstra steunde de minister in zijn keuze voor de manier waarop de problematiek in deze kwetsbare gebieden tegemoet moet worden getreden. De regionale problematiek is zo divers dat de lidstaten zelf een oplossing moeten vinden voor de specifieke problemen in de diverse regio’s. De heer Feenstra vroeg de minister om een nadere uiteenzetting op dit punt. In aansluiting hierop bracht de heer Feenstra de nitraatrichtlijn en het beleid op de zandgronden ter sprake. Hij had uit perspublicaties vernomen dat VROM en LNV bezig zijn aan een document waarin voorstellen worden gedaan voor deze gebieden. Daarbij worden ook door de sector aangereikte alternatieven betrokken. Hij was van mening dat het Spoelman (PvdA), Oplaat (VVD) en Hermann (GroenLinks). Plv. leden: Giskes (D66), Remkes (VVD), Van Zuijlen (PvdA), Ravestein (D66), Schimmel (D66), Zijlstra (PvdA), Van Gijzel (PvdA), Kant (SP), Balkenende (CDA), Bos (PvdA), Van
Middelkoop (GPV), Belinfante (PvdA), Van der Steenhoven (GroenLinks), Verbugt (VVD), Cornielje (VVD), Rietkerk (CDA), Albayrak (PvdA), Buijs (CDA), Kamp (VVD), Reitsma (CDA), Van Wijmen (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA) en Karimi (GroenLinks).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 21 501-02 en 21 501-16, nr. 257 1
beleid op dit punt tijdig moest worden ontwikkeld, in ieder geval voordat het in Brussel ter sprake komt. Wat is de reactie van de minister op dit punt? In juni zullen de regeringsleiders in Cardiff overleg voeren over Agenda 2000. De heer Feenstra was van mening dat de verdere voorbereiding van het nieuwe Europese landbouwbeleid en van de nieuwe WTO-ronde gediend is met een voorspoedige aanpak van dit probleem. Agenda 2000 kan verstrekkende gevolgen hebben voor veel Nederlandse sectoren. Daarom is indertijd de motie-Woltjer c.s. ingediend, waarin wordt gevraagd om een uitwerking van de gevolgen daarvan voor de verschillende sectoren en regio’s. Wanneer is die rapportage te verwachten? De brief van 7 april over Agenda 2000 vond de heer Feenstra op onderdelen scherper dan hetgeen in de toelichting op de agenda staat. Kan de minister hier een verklaring voor geven? Ook vroeg hij de minister de Kamer na de Landbouwraad zo snel mogelijk te informeren over de uitkomsten ervan. Hij was van mening dat er een volwaardig debat moest worden gevoerd naar aanleiding van de uitkomsten van de Landbouwraad, voordat de regeringsleiders in Cardiff erover zullen spreken. Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) sloot zich aan bij het verzoek van de heer Feenstra om zo snel mogelijk te overleggen over de voortgang van de Agenda 2000. De Europese Commissie is van oordeel dat er nog veldonderzoek moet worden gedaan naar het markervaccin. Mevrouw Van Ardenne vroeg de minister hoe de voortgang op dit punt is. Zij was van mening dat Nederland zelf stappen zou moeten nemen als zou blijken dat het een erg langdurige kwestie wordt. In mei heeft in Newcastle een informele Landbouwraad plaatsgevonden met als thema «veehouderij in ecologisch kwetsbare gebieden». De discussie had zich echter toegespitst op sociaal-economische problemen. Wat was daarvoor de reden? De belangrijkste vraag tijdens die besprekingen was hoe de problematiek van sociaal zwakkere regio’s kan worden opgelost. In de brief staat dat ongeveer de helft van de lidstaten voorstander was van een rol van de marktordeningen bij de regionale problematiek. Welke lidstaten zijn dat? Mevrouw Van Ardenne kon zich voorstellen dat Nederland ook voor deze positie zou kiezen omdat Nederland ook te maken heeft met economisch zwakkere regio’s. Tijdens de informele Landbouwraad is ook het onderwerp cross compliance aan de orde geweest. Mevrouw Van Ardenne had de indruk dat de lidstaten een verschillende opvatting hebben over wat moet worden verstaan onder cross compliance en zij vroeg de minister dan ook precies aan te geven wat daarmee wordt bedoeld. Ten aanzien van de voorbereiding op de Landbouwraad van 25 en 26 mei sloot mevrouw Van Ardenne zich aan bij de vragen van de heer Feenstra. Zij vroeg de minister om bij de reactie aan de Kamer ook het LEI-rapport over prijs- en hectareondersteuning te betrekken. Mevrouw Van Ardenne had vernomen dat Polen drempels opwerpt voor voedselimporten. Dat is in haar ogen een probleem waar in Europees verband snel een oplossing voor moet worden gezocht. Er mag geen barrière worden opgeworpen voor dagverse producten die naar en door Polen vervoerd moeten worden. Mevrouw Van Ardenne vroeg de minister om op dit punt snel actie te ondernemen. Het verheugde de heer Passtoors (VVD) dat het in de lijn der verwachtingen ligt dat het memorandum van de Nederlandse delegatie over het markervaccin op een goede ontvangst kan rekenen. Hij sprak de hoop uit dat het de minister zou lukken om de lidstaten die nu nog twijfelen over te halen om dit memorandum te steunen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 21 501-02 en 21 501-16, nr. 257 2
In de Landbouwraad van juni moet definitieve besluitvorming plaatsvinden over de wijziging van de marktordening voor bananen. De heer Passtoors had begrepen dat de voorzitter een vragenlijst had opgesteld met punten waarvoor nog een oplossing moet worden gevonden. Betekent dit dat de commissie onder tijdsdruk probeert om het eigen voorstel door te drukken? Tijdens de informele Landbouwraad in mei is vooral gesproken over gebieden met sociaal-economische problemen. De heer Passtoors was het met de minister eens dat het marktordeningsbeleid algemeen moet zijn en dat het niet bedoeld is om regionale problemen aan te pakken. Daar is maatwerk voor nodig. De uitgewerkte voorstellen van Agenda 2000 zijn al uitgebreid besproken in een algemeen overleg. Het was de heer Passtoors opgevallen dat er in deze agenda weinig nieuws staat. Kan de minister toelichten of er enige voortgang op dit dossier geboekt is en welke richting het waarschijnlijk op zal gaan? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de compensatie voor de kalvermesters en de rundvleessector als geheel? Hoe staat het met het aardappelzetmeelsector en de verhoging van het melkquotum? De commissie heeft voorgesteld om alle maatregelen voor plattelandsontwikkeling samen te voegen in één kaderverordening. Daarvoor moet iedere regio een ruraal ontwikkelingsplan opstellen. Wat wordt hieronder verstaan? Hoe groot zijn die regio’s? Waar zou een dergelijk ontwikkelingsplan zich op moeten richten? Wie moet die plannen opstellen? Is het juist dat de minister van zins is om de regelgeving voor verzamelplaatsen van vee, zoals markten, aan te scherpen en dat hij daarbij verder wil gaan dan de Europese Commissie heeft vastgesteld? Heeft dit een relatie met de varkenspest? Gelden die aanscherpingen ook voor runderen? Wat zijn de effecten daarvan voor veemarkten en jaarmarkten? De heer Ter Veer (D66) was het met de minister eens dat regionale problemen aangepakt moeten worden met specifiek beleid. De minister heeft daarbij het belang van subsidiariteit benadrukt. Strikt beschouwd, betekent dit dat er geen aanspraak wordt gedaan op geld uit Brussel voor deze doelen. Wat is het oordeel van de minister hierover? De heer Ter Veer sloot zich aan bij de vraag van de heer Passtoors over veemarkten. Een van de gevolgen van verdergaande regelgeving dan in Brussel wordt voorgeschreven is dat de veemarkt in Purmerend niet meer kan voortbestaan. Dit stuitte bij de heer Ter Veer op grote bezwaren en hij vroeg de minister dan ook om een reactie. De heer Ter Veer had de indruk dat er te weinig voortgang plaatsvindt met betrekking tot het dossier van het markervaccin. Dat zou wat de fractie van D66 betreft tijdens de top in Cardiff aan de orde gesteld moeten worden. Hij vroeg de minister wat Nederland zelf kon doen om de besluitvorming te bespoedigen. Tot slot wees de heer Ter Veer nog op een zinsnede in de brief van 11 mei over de Landbouwraad van 25 en 26 mei. Daarin staat: «teneinde in juni a.s. de stand van zaken mee te kunnen delen aan de Europese top te Cardiff». Betekent dit dat ook een inhoudelijk gesprek zal worden gevoerd over de manier waarop de landbouwparagraaf in Agenda 2000 vordert en dat het tot gevolg zou kunnen hebben dat de staatshoofden en regeringsleiders een dappere sprong voorwaarts maken? In het kader van Agenda 2000 wordt een aantal voorstellen gedaan. Ten aanzien van de akkerbouwgewassen wordt voorgesteld om de snijmaïspremie te handhaven. Wat is de stand van zaken bij de onderhandelingen? Hoever is de discussie in de Landbouwraad gevorderd over de melk- en zuivelproducten? In hoeverre is het mogelijk om het zuivelregime te handhaven zoals het nu is? Bij plattelandsontwikkeling en landbouwstructuurbeleid komt de subsidiariteitsdiscussie aan de orde. De heer Ter Veer wees op de mogelijkheid om minder geld uit de Brusselse fondsen te halen. Daardoor
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 21 501-02 en 21 501-16, nr. 257 3
hoeft minder te worden bijgedragen, waardoor er ruimte is om het landbouwrichtsnoer te verlagen. Wat is de reactie van de minister hierop? Antwoord van de regering De minister liet weten zeer bemoedigd te zijn door de steun die Nederland van een groot aantal lidstaten had gekregen voor het memorandum over de markervaccins. Na fors lobbywerk hebben zeven van de acht lidstaten zich aan Nederlandse zijde geschaard. Ook de Europese Commissie staat er niet afwijzend tegenover. De houding van de Europese Commissie is eerder afwachtend dan afwijzend te noemen. De Commissie heeft wel aangegeven dat er nog een aantal dingen moet gebeuren. Onder Nederlands regime heeft er al een veldproef plaatsgevonden, maar de Commissie wil nog veldonderzoek laten plaatsvinden om vast te stellen hoe het markervaccin in de volgende generatie doorwerkt. De afspraak die na afloop van de discussie in de Landbouwraad is gemaakt, is dat er uiterlijk in september onder de Oostenrijkse voorzitter een hernieuwde discussie zal plaatsvinden over dit onderwerp. De wet- en regelgeving inzake de toepassing van het markervaccin moet in de Europees verband geschieden. De Europese Unie moet omschrijven onder welke voorwaarden lidstaten de vrijheid krijgen om bij uitbraken het markervaccin toe te passen. De minister sprak er zijn zorg over uit dat de wet- en regelgeving inzake toepassing van het markervaccin niet op tijd gereed zou zijn. Daarom is het noodzakelijk dat er flink wat druk op de Commissie wordt uitgeoefend. De minister had uit dien hoofde ook contact opgenomen met landen als Duitsland en België die van meet af aan voorstander zijn geweest van het Nederlandse voorstel. Daar heeft zich inmiddels ook Oostenrijk bij gevoegd. De minister verwachtte dat de druk door dit gezamenlijke optreden zou kunnen worden opgevoerd. De minister had de lidstaten met een kritische houding tegenover het markervaccin, zoals Zweden, nog een keer uitgelegd dat het niet de bedoeling is dat het markervaccin structureel wordt ingezet, maar dat het selectief wordt ingezet bij grote uitbraken. Er is dus geen sprake van een hernieuwing van het vaccinatiebeleid. De minister zou de komende periode ook de nodige aandacht besteden aan overleg met Denemarken dat mordicus tegen de Nederlandse voorstellen is. Hij had de indruk dat bij de Deense regering de misvatting zou kunnen bestaan dat het de bedoeling is om het gebruik van markervaccins structureel in te voeren. De Commissie heeft benadrukt dat er nog meer veldonderzoek nodig is om de doeltreffendheid van het markervaccin te kunnen beoordelen. Nederland heeft natuurlijk de nodige expertise op dat gebied, maar omdat Nederland initiatiefnemer is en al enig veldonderzoek heeft gedaan, is het verstandig dat een derde partner hier naar kijkt. De minister had de indruk dat het goed was om de Commissie in dit opzicht wat ruimte te geven omdat daar toch al de indruk bestaat dat Nederland erg aandringt op dit punt. Het gespreksonderwerp tijdens de informele Landbouwraad in Newcastle was «veehouderij in ecologisch kwetsbare gebieden», maar door de vragenlijst die de Engelse voorzitter had voorgelegd, vond er een verschuiving van de thematiek plaats. De belangrijkste kwestie was of regionale problemen moeten worden opgelost via het marktordeningsbeleid of via specifieke instrumenten. De minister sprak er zijn zorg over uit dat het plattelandsbeleid onder de noemer van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zou komen te vallen. De zuidelijke lidstaten, Oostenrijk in enige mate en inmiddels ook Frankrijk waren voorstander van een rol van het marktordeningsbeleid voor de regionale problematiek. Er wordt nu ongeveer 2,2 mld. ecu voor gereserveerd, maar die middelen zullen Nederland nimmer bereiken. Dat is mede de achtergrond van de Nederlandse houding om voor typisch regionale vraagstukken nationaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 21 501-02 en 21 501-16, nr. 257 4
beleid te voeren. Dat neemt niet weg dat de Nederlandse regering voor de herstructurering van de intensieve varkenshouderij zal proberen om middelen uit de structuurfondsen te verkrijgen. De minister wilde verder niet al te veel aandacht besteden aan de informele Landbouwraad omdat die informele raden over het algemeen gebruikt worden voor volstrekt informele discussies. De minister wees erop dat de Kamer al om een brief had gevraagd over de nitraatrichtlijn en hij stelde voor om de discussie voort te zetten na ontvangst van deze brief. Voorts zegde hij toe dat hij de Kamer zo spoedig mogelijk zou informeren over uitkomsten van de Landbouwraad van 25 en 26 mei. Ook de uitkomsten van het onderzoek naar de inkomenseffecten van Agenda 2000 waarom werd gevraagd in de motie-Woltjer c.s. zouden de Kamer binnen afzienbare tijd bereiken. De minister verwachtte niet dat er wezenlijke voortgang zou worden geboekt in het kader van Agenda 2000 tijdens de Landbouwraad van 25 en 26 mei. In eerdere stukken is vrij uitvoerig aangegeven wat de standpuntbepaling van de Nederlandse regering is ten aanzien van Agenda 2000 en er is ook een tweetal debatten aan gewijd. Aangezien er niets is veranderd in de opstelling van de Nederlandse regering had de minister gemeend dat hij kon volstaan met een kort overzicht van de standpunten van de Nederlandse regering. De minister verwachtte dat er pas enige beweging in het kader van Agenda 2000 zou komen tijdens het Duitse voorzitterschap in de eerste helft van 1999. De Landbouwraad zal op 25 en 26 mei waarschijnlijk alleen proberen om een lijst van te bespreken onderwerpen vast te stellen en dat is al een heel moeilijke exercitie. De minister had aangegeven dat hij het daarmee eens kon zijn als alle Nederlandse punten op die lijst komen. Als dat niet zou gebeuren, wilde de minister liever helemaal geen document. Nederland is een van de weinige lidstaten die de denkrichting van de Europese Commissie kan en wil volgen. De Duitse regering heeft een uiterst oppositionele houding ten opzichte van de voorstellen van de Europese Commissie. De Commissie stelt in het kader van Agenda 2000 ook voor om een aantal horizontale maatregelen te nemen, zoals cross compliance. De Nederlandse regering heeft de andere lidstaten het Nederlandse model ten voorbeeld gesteld. De Nederlandse land- en tuinbouworganisatie is mede om die reden genuanceerder gaan denken over de gedachte van cross compliance. De minister was zich er echter van bewust dat het enige moeite zal kosten om het Nederlandse model te verheffen tot een Europees model. Met het oog daarop is er inmiddels een klankbordgroep gevormd, waar ook LTO bij betrokken is, om helder te omschrijven wat in Nederland onder cross compliance wordt verstaan. De minister was van oordeel dat Nederland in de onderhandelingen over cross compliance dezelfde tactiek zou moeten volgen als indertijd met de marktordening voor groenten en fruit. De Landbouwraad heeft al actie genomen tegen de invoerbeperkingen in Polen. Deze kwestie raakt aan het fytosanitaire en veterinaire dossier dat het belangrijkste dossier is in het overleg tussen de Europese Unie en de komende lidstaten. Daar zal de Europese Unie de komende tijd veel geld voor moeten vrijmaken. De discussie over de wijziging van de marktordening voor bananen bevindt zich op dit moment op het niveau van technische werkgroepen. Er moet wel snelheid worden betracht, want er moet in juni definitieve besluitvorming over plaatsvinden. Nederland bepleit het «tariff onlysysteem», maar dat is in EU-verband geen haalbare kaart. Ook heeft de Nederlandse regering nog wat andere verlangens en eisen in dit dossier, waar in de voorbereiding van de Landbouwraad van juni nog over gesproken zal worden. Het thema van de verzamelplaatsen voor vee is terug te vinden in de brief over de diergezondheid die de Kamer enige tijd geleden heeft ontvangen. Die verzamelplaatsen zijn naar aanleiding van de varkenspest gesloten en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 21 501-02 en 21 501-16, nr. 257 5
ze zijn niet meer heropend. Het is onmogelijk om terug te keren naar de situatie van voor 4 februari 1997. Het is ondenkbaar dat het regime voor verzamelplaatsen ongewijzigd blijft. Nederland is het grote exporterende land in Europa. Daarom zou Nederland verstrekkender maatregelen moeten nemen dan de Europese richtlijn voorschrijft. De overheid heeft al toegezegd dat het bedrijfsleven financieel zou worden ondersteund, maar daar zal de komende periode nog over gesproken worden met het bedrijfsleven. De minister zegde toe dat de Kamer daar nog nader over zou worden geïnformeerd. De Nederlandse regering zal zich blijven verzetten tegen de quotumuitbreiding voor melk. Ook Zweden, dat zou kunnen profiteren van deze quotumuitbreiding, was tegen de voorstellen van de Europese Commissie. De minister was er voorstander van dat dit van jaar tot jaar wordt bekeken en dat er naar productie zou worden verdeeld. De fungerend voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken, Ter Veer De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Van der Vlies De griffier van de algemene commissie voor Europese Zaken, Van Overbeeke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 21 501-02 en 21 501-16, nr. 257 6