Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1988-1989
2
Rijksbegroting voor het jaar 1989
20 800 Hoofdstuk IX B Ministerie van Financiën
Nr. 10
LIJST V A N VRAGEN Vastgesteld 28 oktober 1988 De vaste Commissie voor Financiën' zal gaarne antwoord ontvangen op de navolgende reeks van feitelijke vragen over het bovenvermelde begrotingshoofdstuk. 1 Wanneer zullen de regeringsstandpunten inzake de privatisering van de Directie Automatisering en de Staatsloterij kenbaar worden gemaakt? (blz. 8)
Is het bundelen van specifieke uitkeringen in overeenstemming met de geest van de bepaling in het Regeeraccoord dat de specifieke uitkeringen met 25% moeten worden verminderd? Is het samenvoegen van planvoorschriften en het in elkaar schuiven van circulaires ook een vermindering zoals bedoeld in het Regeeraccoord? (blz. 8) 1
Samenstelling: Leden: Joekes (VVD), voorzitter, Kombrink (PvdA), ondervoorzitter, Rienks (PvdA), Engwirda (D66), Van Amelsvoort (CDA), Wöltgens (PvdA), Van Muiden (CDA), Van lersel (CDA), Schutte (GPV), Herfkens (PvdA), Van Rey (VVD), Hummel (PvdA), De Grave (VVD), Linschoten (VVD), Paulis (CDA), Vermeend (PvdA), Vreugdenhil (CDA), Vriens-Auerbach (CDA), Melkert (PvdA), Smits (CDA), Reitsma (CDA) en Van Rijn-Vellekoop (PvdA). Plv. leden: Ter Veld (PvdA), Van der Vaart (PvdA), Wolffensperger (D66), G. Terpstra (CDA), Van Es (PSP), Schartman (CDA), De Leeuw (CDA), Leerling (RPF), Van Nieuwenhoven (PvdA), Beckers-de Bruijn (PPR), Van Otterloo (PvdA), Weisglas (VVD), Lauxtermann (VVD), Van de Camp (CDA), Pronk (PvdA), Frissen (CDA), Wolters (CDA), Van Traa (PvdA), Van Dis (SGP), Gerritse (CDA) en Verspaget (PvdA).
Was het niet beter geweest wanneer de minister voor zijn eigen departement niet had gekozen voor een evenredige belasting van prijsgevoelige artikelen maar voor specifieke maatregelen? Heeft hij tot dit laatste geen kans gezien? (blz. 9)
Kan de ontbrekende passage over het minderhedenbeleid alsnog weergegeven worden? (blz. 9)
Heeft het reciprociteits-beginsel zoals de Europese Commissie dat voorstelt negatieve consequenties voor Nederland als financieel centrum? Leidt het er immers niet toe dat een Japanse bank hier geen kantoor kan vestigen omdat een Griekse bank niet aan de Japanse regels voldoet? Welke invloed zullen de richtlijnen over het eigen vermogen, de solvabiliteitsratio en de aanbevelingen over het deposito-garantiestelsel en de controle op grote risico's op de mogelijkheid hebben, dat bijvoor-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. IX B, nr. 10
1
beeld Griekse banken ook in landen als Japan een kantoor kunnen vestigen? (blz. 13) 6 Welke gevolgen heeft de Amerikaanse wetgeving die het handelen van banken over de staatsgrenzen verbiedt op de vestiging van Amerikaanse banken in Europa onder het reciprociteits-beginsel? (blz. 13) 7 Voldoen de Nederlandse banken aan de eisen zoals die zijn verwoord in de richtlijnen inzake de solvabiliteitsratio's en de definitie van het eigen vermogen? Wat is de positie van de Nederlandse banken met betrekking tot de Commissie-aanbeveling over het depositogarantiestelsel en de controle op grote projecten? (blz. 15) 8 Zijn er aanwijzingen dat Europese banken niets of weinig voelen voor een Europees toepasbaar electronisch betalingsverkeer? Zijn deze aanwijzingen reden om te streven naar een gemeenschappelijke visie op het electronisch betalingsverkeer? (blz. 15)
9 Zijn er verwachtingen over de ontwikkeling van de kosten van het Europese betalingsverkeer voor de particulier? Is te verwachten dat de Europese banken zullen streven naar verlaging van de tarieven die zij elkaar nu in rekening brengen bij intercommunautair betalingsverkeer? Zijn er sinds 17 december 1986 nog vorderingen gemaakt binnen de EEG met de bespreking van de voorstellen van de Commissie tot afschaffing van indirecte belastingen op effectentransacties? Heeft de Nederlandse houding ten opzichte van deze afschaffing in verband met de te derven 100 miljoen aan het gebrek aan vooruitgang in de besluitvorming over dit voorstel bijgedragen? (blz. 15)
10 Is te verwachten dat de 12 EEG-landen allemaal per ultimo 1992 zullen voldoen aan de door de «Cooke Committee» voorgestelde bepalingen? Wat is de waarde van het document inzake de harmonisatie van vermogensvereisten van internationale banken bij het strak vasthouden aan het reciprociteits-beginsel? (blz. 15) 11 Wat is de invloed van EEG-regelgeving op het Nederlandse structuurbeleid? Belemmert het Nederlandse structuurbeleid het aanbieden van én verzekeringsdiensten én bankdiensten in Nederland door bijvoorbeeld de recentelijk samengegane Abbey Insurance en Lloyds in het Verenigd Koninkrijk? (blz. 16) 12 Welke consequenties zal de voor 1992 voorziene voltooiing van de vrije interne EG-markt naar het oordeel van de Regering hebben voor de handelsbetrekkingen met partners buiten de EG? (blz. 17) 13 In welke mate is de tijdens UNCTAD-VII bereikte overeenstemming over de schuldenproblemen gerealiseerd in het kader van de «menu»benadering? (blz. 18) 14 Welke overwegingen brengen de Regering tot haar mening, dat het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. IX B, nr. 10
2
IMF niet rechtstreeks mag ingrijpen in de relatie tussen debiteuren en crediteuren? (blz. 18) 15 Hoe vaak is het de afgelopen vijf jaar concreet voorgekomen, dat het IMF kredietverlening afhankelijk stelde van de totstandkoming van financieringsovereenkomsten met particuliere banken? (blz. 18) 16 Wat is het verband tussen politisering en de totstandkoming van overeenkomsten met particuliere banken? Is het niet veeleer zo dat particuliere banken buiten de politiek opereren? (blz. 18) 17 Treedt de gevreesde politisering van de kredietverlening niet reeds thans op, gelet op het voorwaardenbeleid van het IMF en de afwachtende houding van particuliere banken? (blz. 18) 18 Welke perspectieven zijn er, met betrekking tot de nagestreefde verhoging van de IMF-quota? (blz. 18) 19 In welke mate zullen de kosten van de nagestreefde menubenadering voor lage-inkomenslanden in het kader van de Club van Parijs worden afgewenteld op de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking? (blz. 18) 20 Welke oorzaken liggen ten grondslag aan de geconstateerde impasse in de onderhandelingen over een kapitaalverhoging van de lnter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank? (blz. 19)
21 Is de mate waarin de activiteiten van de Multilaterale Ontwikkelingsbanken en fondsen leiden tot aanbestedingen in Nederland, behalve een «aandachtspunt» voor de Regering ook een voorwerp van beleid? Zo ja, is dit nader te expliciteren? (blz. 19) 22 Waarom ontwikkelen de premie-opbrengsten zich minder gunstig dan gedacht? Is de indertijd doorgevoerde premiestijging hiervoor mede een oorzaak? Stijgen de nieuw aanvaarde risico's minder dan gedacht? (blz. 19) 23 Welke criteria bepalen de Nederlandse inzet en prioriteiten bij het aangaan van schuldenregelingen? (blz. 20) 24 In hoeverre voldoen de schuldenregelingen aan de slotverklaring van UNCTAD-VII, waar het gaat om de relatie tussen betalingen en het vermogen om te betalen, waarin onder meer de externe omstandigheden verdisconteerd zouden zijn? (blz. 20) 25 Heeft de regering problemen met het initiatief tot een Europese exportkredietverzekeringsfaciliteit? Zo ja, welke? Moet deze naar het oordeel van de EG-commissie in de plaats komen van de nationale faciliteiten? (blz. 20)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. IX B, nr. 10
3
26 Hoe lang lopen de onderhandelingen met de BRD reeds? Hoe groot is het budgettaire belang voor Nederland van de door Nederland gewenste veranderingen? Hoe groot is het budgettaire belang voor Nederland van de door Duitsland gewenste veranderingen? Wat zijn de belangrijkste knelpunten? Is meer dan ambtelijk overleg overwogen? (blz. 21) 27 Ingevolge de nieuwe wet heffingsrente werd er over 1987 meer rente vergoed dan ontvangen. Welke oorzaken liggen hieraan ten grondslag? Betreft het hier ook de zogenaamde voorrangsposten? Welke maatregelen worden genomen om de aangifteregeling zodanig snel te laten verlopen dat geen/minder rente vergoed hoeft te worden? (blz. 22) 28 Meer dan voorheen worden aanvullingen op eigen aangifte gedaan, met als resultaat dat daardoor ook meer bezwaarschriften ingediend worden. Wat zijn de oorzaken van dit toenemende gedrag? Welke zijn de maatregelen die genomen zijn dan wel zullen worden om dit gedrag in te perken? (blz. 22) 29 De eindvoorraad bezwaarschriften directe belastingen ultimo 1987 besloeg 38,6% van de in dat jaar ingediende bezwaarschriften tegen 37,7% het jaar daarvoor. Welke maatregelen zijn/zullen worden genomen om deze lijn, in strijd met de toezegging aan de Kamer de doorlooptijden te bekorten, om te buigen? (blz. 22) 30 Door de proef met de Loodseenheden is menskracht (tijdelijk) onttrokken aan de primaire processen. In hoeverre heeft dit geleid tot vertraging in het opleggen van aanslagen, het uitvoeren van controles en het innen c.q. terugbetalen van gelden? (blz. 22) 31 Over 1987 leidden 20% (1986: 18, 1985: 14) van de uitspraken door de hoven inzake de directe belastingen tot het gelijk voor de belastingplichtige. Bij de vennootschapsbelasting werd 70% van de ingediende beroepschriften sowieso ingetrokken. Moet uit deze feiten de conclusie getrokken worden dat - in tegenstelling tot het beleid - steeds minder zorgvuldig met de belastingplichtige omgesprongen wordt? Zo nee, welke oorzaken liggen dan ten grondslag aan deze feiten? Welke maatregelen worden of zijn genomen teneinde deze ontwikkeling om te buigen? (blz. 22) 32 Wordt een uitbreiding van de renseignering van gegevens overwogen, zoals met betrekking tot door banken en verzekeraars verstrekte leningen? Aan welke automatische aanlevering van gegevens heeft de belastingdienst het meest behoefte uit een oogpunt van controle en een efficiënt aanslagregelingsproces? (blz. 22) 33 Welke zijn de eerste indrukken over de effecten van de ingevoerde renterenseignering? Ligt de verwerking van de renseignementen op schema? (blz. 22)
>• . r : » .
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. IX B, nr. 10
4
34 Op welke controle-dichtheid wordt thans gemikt? Kan de Kamer een overzicht verkrijgen van de (wenselijkheid van) beleidsintensiveringen specifiek gericht op bestrijding van fraude met EG-voorstellen? Wanneer zal aan de Kamer een nieuw personeels- en investeringsplan worden voorgelegd? (blz. 22) 35 Op welke percentages administratieve afdoening wordt voor 1989 en volgende jaren gemikt? Wijken deze af van de huidige? (blz. 22) 36 Tot welke personeelsbesparingen zullen automatisering en efficiencyverbetering leiden tussen 1988 en 1993 en in de 4 jaar erna? (blz. 22) 37 Aangegeven wordt dat onder meer door het verkorten van doorlooptijden in de heffingssfeer (aangiften en bezwaarschriften) de achterstand in de invorderingssfeer is teruggedrongen. Kan uitgelegd worden wat hiermee bedoeld wordt? (blz. 23) 38 In 1987 werden voor de heffing van de vennootschapsbelasting eerder voorlopige aanslagen opgelegd. De achterstand voor deze belasting is echter steeds in beperkte mate teruggedrongen. Kan aangegeven worden welke de oorzaken zijn van het feit dat de achterstand ten aanzien van deze belasting ten opzichte van de totale achterstand nagenoeg gelijk is gebleven? Kan tevens aangegeven worden welke specifieke maatregelen ten aanzien van deze belasting genomen zijn dan wel zullen worden? (blz. 23) 39 Zijn de achterstanden in de invorderingssfeer niet vooral teruggedrongen door de voortgaande economische verbetering (vergelijk blz. 98)? In welke mate speelt hierbij een rol het in de aanslagregelingssfeer rekening gehouden met eventuele invorderingsproblemen? (blz. 23) 40 Bestaat over het nieuwe loopbaanbeleid overeenstemming met de vakorganisaties? Hoe ziet dit beleid er in hoofdlijnen uit? (blz. 23) 41 Kunnen met betrekking tot het verloop van inspecteurs, accountants en andere categorieën meer precieze cijfers worden verstrekt? Welke is de stand van zaken in de besluitvorming c.q. uitvoering van maatregelen die in de gedachtenwisseling over het zogenaamd exodus-rapport aan de orde zijn gesteld? (blz. 23) 42 Waarom wordt inkorting van de startopleiding overwogen? (blz. 23) 43 In de begroting is de personeelsformatie opgenomen volgens de structuur van de belastingdienst, zoals die structuur tot op heden bestaat. Kan een alternatieve personeelsbegroting verstrekt worden, op basis van de herstructureringsoperatie zoals die nu bekend is zowel op ministerieel, divisie- als eenhedenniveau? (blz. 23)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. IX B, nr. 10
5
44 Wat is het resultaat, of het te verwachten resultaat, van de onderhandelingen van het ministerie van Financiën met de Financierings Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. over de toekomstige financieringsstructuur? (blz. 56) 45 Wat is de berekening van de effecten van de inflatiecorrectie in 1987, 1988 en 1989? Kan in de berekening ook de invloed van de verhoging in 1987 en verlaging in 1989 van de BTW en accijnzen zichtbaar worden gemaakt? (blz. 131) 46 Wat is de oorzaak van de verschillen in kasopbrengst voor 1989 tussen tabel 3.2.1. van de Miljoenennota en de tabellen op de bladzijden 131 en 135 van de begroting? 47 Heeft de Raad van State reeds advies uitgebracht over de voorstellen Simons (aldaar aanhangig sinds 5 november '87)? Zo ja, wanneer? Welke zijn in dat geval de eventuele problemen en wanneer is de indiening te verwachten? (bijlage 6) 48 Is de weergave in deze bijlage juist dat over de Wet toezicht beleggingsinstellingen nog interdepartementaal overleg gaande is? Is het ontwerp niet deze zomer voor advies naar de Raad van State gezonden? Waarom heeft de Minister met de benoeming van een stichtingsbestuur (dat zijn basis krijgt in dit w.o.) op de behandeling van het w.o. vooruitgelopen? Welke juridische basis heeft hij daarvoor? (bijlage 6) 49 Is ten aanzien van de wetgeving inzake overdrachtbelasting en economische eigendom nog niet de conclusie getrokken dat deze gewenst is? Hebben terzake (vanwege het feit dat een oude toezegging aan de Kamer in het geding is) al studies plaatsgevonden? Zo ja, welke was de uitkomst ervan? (bijlage 6) 50 Is het onmogelijk de studie naar tax credits ingevolge de motieKombrink/van Nieuwenhoven uit te brengen voor de plenaire behandeling van de Oort-voorstellen (zoals indertijd verzocht)? (bijlage 7) 51 Waarom is nog geen uitvoering gegeven aan het onderzoek naar een wettelijke aanwijzingsbevoegdheid ingevolge de motieVermeend/Kombrink? Welk overleg heeft plaatsgevonden met andere departementen - zoals het ministerie van Binnenlandse Zaken - en wat was de uitkomst ervan? (bijlage 7) 52 Wat is de omvang van de overdrachten van melkquota in de familiesfeer? (bijlage 7) 53 Wanneer kan de uitkomst van de studie over de 80%-regeling aan de Kamer worden toegezonden? (bijlage 7)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. IX B, nr. 10
6
54 Kunnen de uitkomsten van het onderzoek naar de zwaarte van aangiften vennootschapsbelasting thans spoedig naar de Kamer worden gezonden. Hoe luiden de voorlopige resultaten? (bijlage 7) 55 Wat zal de materiële inhoud zijn van een wetsvoorstel inzake de herziening van het systeem voor de vaststelling van de wettelijke rente? (bijlage 7) 56 Nu het interdepartementale overleg over het kwijtscheldingsbeleid nog gaande is: welk beleid zal terzake voor de aanpassing van de normen per 1 januari a.s. worden gevoerd? (bijlage 7) 57 Waarom is het maken van voorschriften inzake de delegatie ex artikel 53a nog niet aan de orde? Wanneer wel? Hoe wordt geoordeeld over de door Kamerling en Kampschöer (WFR no. 5841) gesignaleerde manco's terzake van sanctiebepalingen en het niet van toepassing zijn van de bewaarplicht ex artikel 54? (bijlage 7) 58 Waarom zijn de toezeggingen in het op 1 juni '88 gevoerde MO over teruggaaf van omzetbelasting op defensie-aankopen onvermeld gebleven? Welke is de stand van zaken? (bijlage 7) De voorzitter van de commissie, Joekes De griffier van de commissie, Witteveen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. IX B, nr. 10