Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
31 325
Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 14 februari 2008 Graag wil ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap danken voor de opmerkingen die zij in het verslag hebben gemaakt en voor de vragen die zij hebben gesteld. In het onderstaande ga ik, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, in op de vragen en opmerkingen in het verslag. Maar voordat ik op de vragen inga, wil ik eerst een toezegging gestand doen die ik heb gedaan in het spoeddebat «gratis lesmateriaal» van 23 januari 2008 om een vraag van het lid Jan de Vries schriftelijk te beantwoorden. De heer De Vries stelde de vraag of de boekencomponent in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) lager, gelijk of hoger is dan het bedrag van € 308, dat het komend schooljaar (2008–2009) als tegemoetkoming voor de kosten van lesmateriaal aan alle ouders van op het voortgezet onderwijs ingeschreven leerlingen wordt toegekend. De tegemoetkoming op grond van de WTOS is bedoeld als tegemoetkoming in de totale schoolkosten (waar het lesmateriaal een onderdeel van is). De WTOS bevat geen afzonderlijk herkenbaar deel voor de tegemoetkoming in de schoolboeken. In het Plan van Aanpak Schoolkosten (zie Kamerstukken II 2006/07, 30 800 VIII, nr. 78) is beschreven hoe de € 308 is samengesteld. De voorgestelde verlaging van de WTOS-tegemoetkoming met € 308 is op deze onderbouwing gebaseerd. Bij de beantwoording van de vragen van de commissie zal zoveel mogelijk de volgorde worden aangehouden die zij zelf hanteert en die overeenkomt met de opbouw van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. 1. Algemeen 1.1. Inleiding Tot mijn genoegen hebben de leden van diverse fracties steun voor de onderhavige wetswijzigingen uitgesproken. De leden van een aantal andere fracties daarentegen hebben hun zorg geuit. Ik hoop door de beantwoording van de gestelde vragen die zorg in elk geval grotendeels te kunnen wegnemen.
KST115301 0708tkkst31325-6 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
1
Naar aanleiding van de vraag van de leden van de SP-fractie of de regering de mening deelt dat de Raad van State (gedeeltelijk) een politiek oordeel over deze maatregel velt, wordt allereerst opgemerkt dat de Raad, als hoogste adviesorgaan van de regering, een brede adviestaak heeft. De Raad van State toetst niet alleen juridisch, maar ook wetstechnisch en beleidsanalytisch. Bij de beleidsanalytische toets komen vragen als «wat is het probleem» en daarmee verband houdende «nut en noodzaak van de maatregel» aan de orde. Dergelijke vragen kunnen ook aan de orde komen bij een politieke afweging. 1.2. Doelstelling De leden van de CDA-fractie zijn net als ik verheugd over de inkomensverbetering als gevolg van onderhavig wetsvoorstel voor ouders van schoolgaande kinderen met een middeninkomen en de bijdrage aan de toegankelijkheid van ons onderwijs voor ouders met een relatief laag inkomen. Ouders met een middeninkomen hebben de afgelopen jaren dringend aandacht gevraagd voor de stijgende kosten voor schoolboeken. De schoolboeken maken circa 40–45% van de totale schoolkosten uit. PricewaterhouseCoopers heeft in het rapport van 15 december 2005 geconstateerd dat de kosten van schoolboeken in de periode 2000–2005 met ruim 35% zijn gestegen, terwijl het besteedbaar inkomen van een twee-oudergezin met kinderen gedurende deze periode met ruim 18% toenam. Ook in de periode hierna zijn de kosten van schoolboeken aanzienlijk méér gestegen dan de inflatie. Volgens de Schoolkostenmonitor 2006–2007 zijn de kosten van de schoolboeken, gecorrigeerd voor inflatie, in de onderbouw van vmbo, havo en vwo met respectievelijk 5, 7 en 12% gestegen en in de bovenbouw van vmbo, havo en vwo met respectievelijk 21, 12 en 8%. De maatregel heeft een direct inkomenseffect voor degenen die gezien de hoogte van hun inkomen niet van de WTOS kunnen profiteren. Daarbij is vooral gedacht aan de ouders met een middeninkomen die (net) niet of slechts gedeeltelijk voor een tegemoetkoming op grond van de WTOS in aanmerking komen. Het betreft ouders met een inkomen vanaf circa € 32 000. Daarnaast heeft de maatregel indirecte effecten. De kostendekkendheid van de WTOS liep de afgelopen jaren terug, aangezien de kosten van de schoolboeken meer stegen dan de inflatie en de indexering van de WTOS. Bovendien kent de WTOS geen bestedingsplicht, waardoor in de huidige situatie het risico aanwezig is dat ouders de ontvangen middelen aan andere doelen besteden dan aan schoolboeken. Met name de wethouders van de grote steden hebben op deze problematiek gewezen, die zich daar in de praktijk heeft voorgedaan. Daarnaast is het een bekend probleem dat een groot deel van de ouders (ca. 37%) de mogelijkheden van de WTOS niet benut. Dit betekent dus dat een aanzienlijk deel van de gezinnen met een lager inkomen die nu geen gebruik maken van de WTOS ook van het voorstel profiteert. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de regering ook voor de resterende kosten die samenhangen met de schoolgaande kinderen een beter gebruik van de WTOS bevordert. Per 1 januari 2010 zal de integratie van een groot deel van de WTOS in het kindgebonden budget uitkomst bieden. Deze integratie is het antwoord op de uitkomsten van het onderzoek uitgebracht door het Sociaal en Cultureel Planbureau op 5 juni 2007 naar het gebruik van diverse inkomensregelingen, waaronder ook het gebruik van de WTOS. Uit het onderzoek blijkt – zoals eerder aangegeven – dat het niet-gebruik WTOS op 37% ligt en dat niet-gebruik o.a. kan worden teruggedrongen door maatregelen als bestandskoppeling en vereenvoudiging van het aanvragen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
2
Voor de korte termijn worden de meeste ouders via de school erop attent gemaakt dat zij een tegemoetkoming in de schoolkosten kunnen krijgen. Daarnaast wijzen de schoolboekendistributeurs de ouders op de mogelijkheid om WTOS aan te vragen. Via een website of een brief bij de bestelde schoolboeken, worden ouders attent gemaakt op de WTOS. De leden van de CDA-fractie vragen goede voorbeelden van scholen of groepen van scholen die door een scherpe inkoopstrategie invloed hebben kunnen uitoefenen op de prijs van schoolboeken. Op dit moment zijn er nog geen goede voorbeelden van dergelijke scholen bekend. In de loop van de tijd zal meer zicht ontstaan op de wijze waarop scholen gaan inkopen. De leden van de CDA-fractie vragen of en hoe de regering bevordert dat de kennis en ervaring inzake de inkoop van schoolboeken wordt gedeeld en of er projecten gestart zijn om te bevorderen dat scholen integrale keuzes maken over de inzet van personeel, materieel en de benodigde leermiddelen. Er worden verschillende activiteiten in dit kader door mij ondersteund: De VO-raad geeft op haar website een overzicht van haar activiteiten in samenwerking met Stichting Kennisnet, de Vereniging van Administratief Personeel, Colours, LPC, distributeurs, Loyalis en Van Doorne. Zij organiseert een aantal regionale bijeenkomsten met als thema «Implementatie gratis schoolboeken». Tijdens de regionale bijeenkomsten richt de VO-raad zich op het leermiddelenbeleid, het traject van Europese aanbesteding en de administratieve organisatie. Daarnaast ondersteunen ook de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) en de Landelijke Pedagogische Centra (LPC) op mijn verzoek de scholen in hun voorbereiding op het nieuwe bekostigingssysteem van de schoolboeken. Binnen het project zal door interviews worden gezocht naar goede voorbeelden en de SLO/LPC zullen regionale en/of landelijke bijeenkomsten organiseren voor scholen waarin de mogelijkheden en de voors en tegens van verschillende mogelijkheden besproken zullen worden. De leden van de PvdA-fractie vragen naar een toelichting op de afwezigheid van een evaluatiebepaling in het wetsvoorstel. In de schoolkostenmonitor, die in principe elke twee jaar plaatsvindt, wordt reeds de stand van zaken opgenomen ten aanzien van de schoolkosten, waaronder de kosten van de schoolboeken. Deze schoolkostenmonitor zal in de toekomst worden gecontinueerd. Gezien deze reeds bestaande voorziening, heb ik geen aanleiding gezien een evaluatiebepaling in dit wetsvoorstel op te nemen. De leden van de SP-fractie vragen wanneer bij de regering bekend was dat het gratis verstrekken van de schoolboeken uitgesteld moest worden vanwege de Europese aanbesteding. Kort voor de Kerst werd steeds duidelijker dat de doorlooptijd voor Europese aanbesteding voor de meeste scholen niet haalbaar was. Het samenstellen van boekenpakketten is binnen scholen een proces waarbij veel interne actoren (met name secties van docenten) betrokken zijn en dat over het algemeen in het prille voorjaar zijn beslag krijgt. De doorlooptijden van Europees aanbesteden zijn echter zodanig dat dit zeer grote risico’s met zich meebrengt voor de uiteindelijke opdrachtverlening en het op tijd voor de leerlingen beschikbaar hebben van de boeken en/of ander lesmateriaal. Scholen hadden, wilden zij de planning realiseren, hun interne procesgang aanzienlijk moeten vervroegen, terwijl de definitieve besluitvorming in het parlement nog niet zou zijn afgerond. De leden van de VVD-fractie vragen of met cijfers kan worden onderbouwd dat de totale schoolkosten voor ouders met kinderen in het voort-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
3
gezet onderwijs zwaar kunnen drukken op het gezinsinkomen, hoe deze kosten zich verhouden tot andere kosten voor het gezin, en waarom de kostenpost schoolkosten in het bijzonder beschouwd wordt als zwaar drukkend op het gezinsinkomen. De laatste Schoolkostenmonitor en het onderzoek van PricewaterhouseCoopers onderbouwen dit. Aan het begin van deze nota heb ik in antwoord op een vraag van de leden van de CDA-fractie een aantal cijfers genoemd. Het algemene beeld is dat de kosten van schoolboeken in de periode 2000–2005 met ruim 35% zijn gestegen terwijl het besteedbaar inkomen van een twee-oudergezin met kinderen gedurende deze periode met ruim 18% toenam. Daarnaast ontvingen Kamerleden en ministerie de afgelopen jaren tal van brieven waarin ouders klaagden over de hoge kosten. Een gemiddelde besparing van € 308 per kind per jaar is gedurende de gehele periode waarin bekostigd voortgezet onderwijs wordt gevolgd een aanzienlijke tegemoetkoming in deze kosten. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering verantwoordelijk is voor de prioritering in het uitgavenpatroon van gezinnen. De regering is niet verantwoordelijk voor de prioritering in het uitgavenpatroon van gezinnen, dat zijn deze gezinnen zelf. Maar ik ben wel verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs. De leden van de VVD-fractie vragen of deze wetswijziging bijdraagt aan een betere marktwerking op basis van het enkele feit dat scholen voortaan de schoolboeken gaan inkopen. De NMa onderschrijft dat deze maatregel een positieve invloed heeft op de educatieve boekenbranche omdat er niet langer gebrek is aan prijsprikkels in een aanbodgestuurde markt, de bepaler voortaan ook betaalt waardoor een betere prijs-kwaliteitverhouding kan worden bereikt en de scholen als blok sterker tegenover de uitgeverijen staan dan de individuele ouders (meer countervailing power van de vraagzijde richting de aanbodzijde). De leden van de VVD-fractie stellen verschillende vragen waarvan de essentie steeds is waarom de maatregel gratis schoolboeken van groter belang wordt geacht dan een aantal andere zaken. Vanzelfsprekend moeten er bij voortduring en uitermate zorgvuldig afwegingen worden gemaakt en politieke en financiële prioriteiten worden gesteld. Dergelijke afwegingen zijn reeds gemaakt binnen andere kaders, zoals in het Coalitieakkoord, de Algemene Politieke Beschouwingen, de Algemene Financiële Beschouwingen en tijdens de parlementaire behandelingen van de begroting van OCW. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering nader toe te lichten in hoeverre met de wijziging van deze wetten, mede na het reeds realiseren van kosteloos primair onderwijs en het afschaffen van het lesgeld in het voortgezet onderwijs, tegemoet wordt gekomen aan het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten van 16 december 1966. In artikel 13 van het Internationaal verdrag inzake Economische Sociale en Culturele Rechten staat onder meer dat het voortgezet onderwijs «door middel van alle passende maatregelen en in het bijzonder door de geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs algemeen beschikbaar en voor allen toegankelijk dient te worden gemaakt.» Algemeen aanvaard is dat aan deze bepaling wordt voldaan door een systeem dat de toegankelijkheid waarborgt. Hierbij blijft het mogelijk om bijvoorbeeld lesgeld te heffen of schoolkosten – zoals lesmateriaal – in rekening te brengen, mits ervoor gezorgd wordt dat belemmeringen die daardoor voor sommige groepen zouden kunnen ontstaan, worden weggenomen door een financiële compensatie toe te kennen. Hierin voorziet de WTOS met een tege-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
4
moetkoming in de schoolkosten. Vóórdat het lesgeld in het voortgezet onderwijs werd afgeschaft, voorzag de WTOS ook in een tegemoetkoming voor de onderwijsbijdrage in het voortgezet onderwijs. De lijn die is ingezet met het afschaffen van het lesgeld wordt nu gecontinueerd: van een systeem van compensatie waar nodig, wordt in het voortgezet onderwijs overgestapt naar een systeem waarbij de kosten voor lesmateriaal in eerste instantie niet door ouders worden gemaakt. Voor de overige schoolkosten blijft een stelsel behouden waarbij deze kosten, voor die personen waar dat een belemmering voor de toegankelijkheid zou betekenen, gecompenseerd worden in de WTOS. De leden van de D66-fractie vragen naar mijn reactie op het advies van de Raad van State. Ik heb de kritiekpunten van de Raad van State zeer zorgvuldig gewogen. Voor mijn reactie verwijs ik naar het nader rapport (Kamerstukken II 2007/08, 31 325, nr. 4), waarin ik uitvoerig op de opmerkingen van de Raad ben ingegaan. Het advies van de Raad heeft ook geleid tot een aantal aanvullingen van de memorie van toelichting. 1.3. Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en de Wet educatie beroepsonderwijs (WEB) De leden van de CDA-fractie vragen of de scholen al vanaf januari 2009 een opslag voor de schoolboeken in de lumpsum ontvangen en zo ja hoe zich dit verhoudt tot het kasritme dat samenhangt met de WTOS en de eenmalige tegemoetkoming. Dat is niet wat ik in gedachten heb. In overleg met de VO-raad heb ik vastgesteld dat de scholen er het meest bij gebaat zijn als ze een of twee maanden voordat de rekening van de distributeur binnenkomt in één keer het hele bedrag ontvangen. Mocht in de uitvoering blijken dat de scholen alsnog tot andere inzichten komen dan ben ik te allen tijde bereid om na te gaan of een ander kasritme tot de mogelijkheden behoort. De vraag van deze leden of de mogelijkheid blijft bestaan voor scholen en docenten om in een Europese aanbestedingsprocedure een eigen lesmethode te kiezen die past bij het eigen onderwijsconcept en aansluit bij de andere leerjaren, kan in zoverre bevestigend worden beantwoord dat als scholen zelf de markt op gaan om leermethoden in te kopen, in het bestek precies en uitputtend kan worden beschreven aan welke eisen het aanbod moet voldoen. Men kan echter niet zover gaan dat men een bepaalde titel of uitgever noemt en daarmee andere aanbieders buiten de deur houdt, hetgeen via het aanbesteden van alleen de distributie nog wel mogelijk is. De leden van de CDA-fractie vragen vervolgens op welke wijze de regering kan voorkomen dat scholen voor de aanbestedingsprocedure een beroep doen op veelal dure externe adviseurs. Ik ben op dit moment bezig met het vormgeven van een traject in samenwerking met de VO-raad om scholen zo goed mogelijk te ondersteunen zodat scholen dit proces van meet af aan zo efficiënt mogelijk kunnen vormgeven. Scholen bepalen vervolgens zelf hoe zij de Europese aanbesteding van de schoolboeken vorm gaan geven en of zij daarbij externe adviesinstanties inschakelen. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of de schoolboekenmarkt wel voldoende zal veranderen omdat er een beperkt aantal aanbieders is en de leden van de D66-fractie vragen zich af hoe de regels van Europese aanbesteding zich verhouden met het verbeteren van de marktwerking. Hoewel er op dit moment slechts een beperkt aantal grote marktpartijen is, is er ook een groot aantal kleine partijen actief op de schoolboeken-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
5
markt. Europese aanbesteding bevordert de gelijke kansen van alle spelers op de markt, waardoor grote en kleine marktpartijen in een gelijkwaardige positie worden gebracht. De Europese aanbesteding zelf is een goed instrument om het totale inkoopproces te professionaliseren en de transparantie van de Europese aanbesteding verbetert eveneens de marktwerking. Daarnaast heb ik de stellige overtuiging dat (samenwerkende) scholen, nu zij direct belanghebbenden worden, veel beter dan individuele ouders in staat zijn om met de distributeurs te onderhandelen. Bovendien hebben de scholen de mogelijkheid om het lesmateriaal mede zelf te realiseren. De leden van de PvdA-fractie vragen of nu de gewenste marktsituatie bereikt is, of dat er nog aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Ik ga ervan uit dat met de nieuwe marktconstellatie een eindsituatie bereikt is, waarin nieuwe verhoudingen voor de toekomst zijn geschapen. Het is aan de actoren zelf hoe zij daarin handelen. Mocht de mededinging die eigen is aan de markt haar werk niet goed doen dan zullen – indien daar aanleiding toe bestaat – gepaste maatregelen worden genomen. De leden van de PvdA-fractie vragen waarin de situatie in het voortgezet onderwijs verschilt van die in het primair onderwijs en waarom de schoolboeken daar niet Europees aanbesteed moeten worden. De situatie in het PO verschilt op een aantal punten van die in het VO, te weten: het aantal zelfstandige aanbestedende diensten per schoolbestuur, de met leermiddelen gemoeide bedragen, de schaal (aantallen leerlingen) en de afschrijvingstermijn van leermiddelen. In tegenstelling tot het VO is het in het PO niet gebruikelijk dat aparte locaties als zelfstandige aanbestedende dienst optreden. De aanbestedingen in het PO vinden meestal plaats op bestuursniveau. In het VO wordt meer op schoolniveau aanbesteed, omdat daar een school/ instelling eerder voldoet aan een aantal cumulatieve voorwaarden die het mogelijk maken om als zelfstandige aanbestedende dienst op te treden. Dat zijn ondermeer het zelfstandig (dat wil zeggen onafhankelijk van het bestuur) beslissen over en verrichten van de aanschaf en een scheiding van budgetten (vgl. Gele katern nr. 7 d.d. 4 mei 2005). Het drempelbedrag geldt dan op school/instellingsniveau. In het PO is de vergoeding voor leermiddelen per schooljaar normatief ongeveer € 100 per leerling. Het als aanbestedende dienst opererende schoolbestuur in het PO heeft gemiddeld 1400 leerlingen. Met de vergoeding voor leermiddelen is per schoolbestuur in totaal per schooljaar gemiddeld derhalve een bedrag van € 140 000 gemoeid. Voor dit bedrag worden verschillende (categorieën) leermiddelen aangeschaft – zoals schrijfgerei, leermethodes enboeken, enz. – waarvoor niet in het kader van één aanbesteding offertes hoeven worden gevraagd. Niet ieder jaar wordt echter een zelfde hoeveelheid leermiddelen aangeschaft omdat leermiddelen pas na verloop van een afschrijvingstermijn (+/- 8 jaar) worden vervangen en dan vaak maar voor een deel van de leerlingenpopulatie. Bij de start van een nieuwe school worden in één keer leermiddelen aangeschaft, maar dat gebeurt in het algemeen voor een beperkt aantal leerlingen (één methode voor enkele tientallen leerlingen). Ter vergelijking: in het VO krijgen schoolbesturen straks een vergoeding voor schoolboeken en digitale leermiddelen van € 308 per leerling per jaar. Een als zelfstandige aanbestedende dienst opererende gemiddelde school in het VO telt rond de 1375 leerlingen. Omdat ook de afschrijvingstermijn van boeken korter is dan die in het PO, komt men in het VO al snel boven het drempelbedrag (€ 206 000,– excl. BTW voor een doorlopend contract te berekenen over een termijn van 48 maanden) voor Europees aanbesteden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
6
Gezien het drempelbedrag voor Europees aanbesteden is de kans dat PO-schoolbesturen bij de vervanging of aanschaf van leermiddelen Europees moeten aanbesteden, dus aanmerkelijk kleiner dan in het VO. Wel ontvang ik signalen van organisaties van bestuur en management dat het, gezien de bestuurlijke schaalvergroting in het PO, de laatste tijd vaker voorkomt dat schoolbesturen Europees moeten aanbesteden. In het controleprotocol 2007 is zowel voor VO-scholen als voor PO-scholen opgenomen dat de instellingsaccountant controleert of de juiste beslissing is genomen over het al dan niet Europees aanbesteden. De leden van de PvdA-fractie willen ook graag weten waar de scholen de aanschaf van de schoolboeken moeten aanbesteden. De leden vragen of dit bij boekhandelaren, educatieve uitgeverijen, of bij distributiebedrijven is, of dat de scholen dit helemaal zelf mogen uitmaken. Het bevoegd gezag van een school moet in zijn publicatie waarbij hij de markt uitnodigt om zich of aan te melden als gegadigde (niet-openbare procedure) of in te schrijven door een offerte in te sturen (openbare procedure) aangeven aan welke eisen de gegadigde of inschrijver moet voldoen. Het is daarna aan de marktpartijen om te bepalen of zij zichzelf geëquipeerd genoeg vinden om de opdracht uit te voeren én of ze de opdracht interessant genoeg vinden om er op in te schrijven. Het is derhalve mogelijk dat op één opdracht zowel een boekhandel, een educatieve uitgever als een distributiebedrijf inschrijft. De leden van de PvdA-fractie vragen of het wetsvoorstel voorziet in indexering van het bedrag van de schoolboeken en of dit jaarlijks gebeurt. Het wetsvoorstel voorziet niet in indexering, evenmin als dat voor de overige onderdelen van de materiele bekostiging het geval is. De reguliere prijsbijstelling voor 2008 wordt toegekend. Besluitvorming over de toekenning en de hoogte van de prijsbijstelling vindt daarna jaarlijks plaats bij voorjaarsnota. Deze leden vragen tevens op welke manier gewaarborgd wordt dat scholen de kosten die zij op ouders/leerlingen verhalen die niet netjes met hun boeken omgegaan zijn, niet gebruiken als een verkapte manier om het schoolbudget te verhogen. De school kan een vorm van statiegeld vragen, waarvoor de instemming van de medezeggenschapsraad vereist is. Over de regels die voor het gebruik van de schoolboeken op de school zullen gelden, zal door de school in de medezeggenschapsraad en richting ouders helder gecommuniceerd moeten worden. De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de bekostiging van de scholen voorziet in het op school beschikbaar stellen van materiaal dat niet onder de gratis schoolboeken valt. De invoering van gratis schoolboeken verandert wat dit betreft niets. Voor zaken als ICT-voorzieningen en gereedschap op school wordt al voorzien in de bekostiging. In het wetsvoorstel staat duidelijk aangegeven wat ik onder «lesmateriaal» versta. Het gaat samengevat om zaken die elke leerling in een specifiek leerjaar nodig heeft om de lessen te kunnen volgen en de school beslist over welke boeken het concreet gaat. Alle overige zaken waar de leden van de PvdA-fractie op doelen hebben als kenmerk dat die niet in elke les nodig zijn, met broers of zussen gedeeld kunnen worden, vele jaren meegaan en berusten op de keuze van de ouders. Deze zaken hoeft de leerling ook niet elke dag in zijn of haar tas mee te nemen naar de school en de keuze is aan de school om zelf over atlassen, woordenboeken, e.d. te beschikken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
7
De leden van de SP-fractie vragen waarom er niet gekozen is voor een declaratiesysteem, zodat de gemaakte kosten direct aan ouders worden vergoed. Een dergelijk systeem zou enorme administratieve lasten en controle met zich meebrengen, zowel voor de overheid, scholen, als de ouders, en staat haaks op het door de regering gevoerde beleid om de administratieve lasten te reduceren. Deze leden stellen vervolgens dat er bijkomende kosten zijn die slechts uit administratieve kosten zouden bestaan. Zij vragen hoe groot deze administratieve kosten zijn, maar het is mij niet duidelijk op welke bijkomende kosten deze leden doelen. De leden van de CDA-fractie constateren dat de berekening van de schoolboeken-pakketprijzen de toets der kritiek kan doorstaan, maar de leden vragen zich wel af of sommige scholen, als gevolg van een eenzijdige samenstelling van hun leerlingenbestand, niet worden benadeeld. De leden van de SP-fractie vragen in dit kader hoeveel leerlingen duurder uit zijn dan de € 308. Ook de leden van de VVD-fractie vragen hiernaar, maar dan voor gezinnen. De prijs van het boekenpakket van € 308 is een gemiddelde voor alle leerlingen in het bekostigd voortgezet onderwijs voor alle schoolsoorten en leerjaren (prijsniveau voorjaar 2007). Het onderzoek van NBb-educatief Open Boek geeft een prijs van € 307 voor het schooljaar 2006–2007. Een grote distributeur heeft in 2007 een gemiddelde prijs per leerling van € 310 gerealiseerd, voor 80% van de scholen lag de gemiddelde pakketprijs tussen de € 225 en € 375. Dit geeft redelijke duidelijkheid over de spreiding van de kosten per leerling. Veel scholen hebben een voordeel en het staat vast dat sommige scholen tekort komen en moeten bijpassen. Om dit mogelijk te maken heb ik € 45 mln. gereserveerd om de invoeringskosten te betalen en om scholen die tijdelijk met hogere kosten te maken hebben tegemoet te kunnen komen tijdens het proces van afbouw van die kosten. Zeker in de bovenbouw hebben vele leerlingen een verschillend boekenpakket. Op grond van de mij ter beschikking staande gegevens is het niet mogelijk aan te geven hoeveel leerlingen of gezinnen duurder uit zijn dan € 308. De leden van de VVD-fractie vragen of de Raad van State over de gekozen constructie voor het overgangsjaar 2008–2009 gaat adviseren. Indien dat niet het geval is, vragen deze leden of de regering bereid is alsnog de Raad hierover om advies te vragen. De Raad van State heeft in zijn advies aan de regering een opmerking geplaatst over de uitvoeringslasten van dit wetsvoorstel voor scholen. Mede naar aanleiding van deze opmerking is deze bepaling in het wetsvoorstel opgenomen. Omdat het bovendien gaat om een invoeringsbepaling, die slechts voor één jaar toepassing vindt, ligt het naar mijn oordeel niet in de rede aanvullend advies van de Raad van State hierover te vragen. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de kwaliteit van de leermiddelen wordt gewaarborgd en of de inspectie toeziet op de kwaliteit van innovatieve leermiddelen. De borging van de kwaliteit van de leermiddelen begint met de keuze van de professionele docent uit het veelzijdige aanbod dat de educatieve uitgeverijen op de markt brengen. De overheid spreekt zich niet uit over de vraag of de inhoud van de schoolboeken voldoende kwaliteit hebben. Dit laat onverlet dat de Inspectie de school beoordeelt op kwaliteit en onderwijsopbrengsten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
8
De leden van de SP-fractie en die van de VVD-fractie vragen hoe de regering voorkomt dat er bezuinigd wordt op de schoolboeken nu de scholen de schoolboeken uit de lumpsum gaan betalen. Door deze wetswijzigingen worden scholen geprikkeld prijsbewust om te gaan met het lesmateriaal. Het is juist de bedoeling van dit wetsvoorstel dat de school een effectief en efficiënt leermiddelenbeleid gaat voeren. Als scholen op deze manier middelen vrijspelen, kunnen zij dit budget elders voor het onderwijs besteden. Dit laat onverlet dat de Inspectie de school beoordeelt op kwaliteit en onderwijsopbrengsten. De VVD-fractie stelt drie samenhangende vragen over de gymnasia: wat betekent het afzien van differentiatie in de bekostiging voor de gymnasia met een relatief duur boekenpakket, moeten deze scholen bijbetalen uit de eigen middelen en wat zal daarvan het effect zijn. In zijn algemeenheid is er sprake van een zo grote differentiatie tussen leerjaren en tussen vakken, dat nadere differentiatie in bekostiging onwenselijk en ondoenlijk is. Dat laat onverlet dat de 36 gymnasia in een uitzonderingssituatie verkeren: hun leerlingen volgen verplicht Grieks en Latijn (in de onderbouw) en de leerlingen kiezen voor beide vakken of één van beide in de bovenbouw. Evenals alle andere scholen hebben gymnasia middels de overgangsregeling drie achtereenvolgende jaren de mogelijkheid om via de overgangsmaatregel in te groeien in het ter beschikking gestelde bedrag. De leden van de PvdA-fractie vragen of er een risico bestaat dat de leveranciers er een totaalpakket van gaan maken, zodat docenten en vaksecties een keuze van leermiddelen wordt opgedrongen. In dit verband hechten de leden van de PvdA- en die van de D66-fractie er zeer aan dat de docenten niet opnieuw het gevoel krijgen dat hen van bovenaf iets wordt opgelegd, maar dat zij juist zeggenschap behouden bij de keuze van leermiddelen. De leden van de D66-fractie vragen of scholen nog uitsluitend bij de (gespecialiseerde) schoolboekhandel zullen bestellen. Een leverancier kan bepalen alleen totaalpakketten te willen aanleveren. Bij voldoende leveranciers zal een onderneming met deze bepaling zichzelf echter in de vingers snijden, scholen zullen naar een ander gaan. Eerder in deze paragraaf is in antwoord op vragen van de leden van de fracties van PvdA en D66 al opgemerkt dat er een beperkt aantal grote spelers zijn, maar een groot aantal kleine leveranciers. Leveranciers die het best aansluiten bij de wensen van de scholen zullen de opdracht krijgen. Onderlinge afspraken tussen leveranciers zijn verboden door anti-kartelwetgeving, ze mogen hierdoor niet in overeenstemming bepalen om allen alleen totaalpakketten aan te leveren. Bij het aanbesteden van leermiddelen bepaalt het bevoegd gezag van een school wat ze willen en de voorwaarden waaronder marktpartijen kunnen offreren. Naarmate een bevoegd gezag beter op de hoogte is van wat er op de markt is te verkrijgen, kan het ook een betere omschrijving geven van hetgeen moet worden ingekocht en ook onder welke voorwaarden dat moet gebeuren. Het bevoegd gezag kan, binnen de randvoorwaarden die de Europese aanbestedingsregelgeving stelt aan een offerteaanvraag, zelf bepalen hoe de benodigde materialen worden omschreven. Dit kan tot in detail zijn, maar ook in functionele termen. Voor een goede betrokkenheid binnen de school is het van belang dat het bestuur van de school met nauwe betrokkenheid van docenten en vaksecties het benodigde lesmateriaal omschrijft. Een goede mogelijkheid is het organiseren van een aanbestedingsteam. Het inrichten van het aanbestedingsproces is een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, waar ik als staatssecretaris van OCW niet in kan treden. Het is bij Europees aanbesteden beslist niet het geval dat de leverancier bepaalt wat er ingekocht moet worden, dit doet de vragende partij. Het behoeft er dus niet toe te leiden dat scholen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
9
nog uitsluitend bij de (gespecialiseerde) schoolboekhandel zullen bestellen. De leden van de D66-fractie vragen zich af waarom de kosten voor de Europese aanbesteding niet zijn meegenomen in het bedrag waarmee de lumpsum van de scholen wordt verhoogd. De leden van de VVD-fractie vragen of scholen worden gecompenseerd voor de kosten van Europese aanbesteding en welk bedrag hiermee is gemoeid. Het bedrag van € 308 is de gemiddelde prijs van het boekenpakket, prijspeil 2007. De scholen zijn al veel langer Europees aanbestedingsplichtig. Het bedrag van € 308 bevat dus niet een vergoeding voor de kosten voor Europese aanbesteding. Het aanbesteden van schoolboeken is echter nieuw, en daarom voorziet het overgangsbudget wel in de tijdelijke vergoeding van Europese aanbestedingskosten. De precieze hoogte van dit bedrag moet nog worden ingevuld, mede op basis van de feitelijke kosten die de voorlopers die al een aanbestedingsprocedure afronden voor 1 augustus 2008, overleggen. Een aantal scholen heeft de Europese aanbestedingsprocedure helemaal afgerond en zou op 1 augustus 2008 de boeken om niet aan hun leerlingen kunnen verstrekken. Ik heb met de VO-raad afgesproken dat deze scholen de gemaakte onkosten zo spoedig mogelijk vergoed krijgen. De VO-raad zal aangeven om welke scholen het gaat. Deze scholen ontvangen een beschikking nadat zij hebben aangetoond welke kosten ze gemaakt hebben. De overgangsmaatregel van € 45 mln. verspreid over drie jaar stelt alle scholen in de gelegenheid om de extra kosten die Europese aanbesteding met zich meebrengt te financieren en biedt daarnaast de scholen die nu een duurder pakket hebben, de kans geleidelijk aan in te groeien. Voor 1 januari 2009 en in overleg met de VO-raad kom ik met een ministeriële regeling om beide facetten mogelijk te maken. De leden van de D66-fractie vragen naar een (gedetailleerde) planning waaruit blijkt dat 2009 als jaar van invoering wel haalbaar is. De verplichting om de gratis schoolboeken ter beschikking te stellen is voor de scholen een jaar uitgesteld op uitdrukkelijk verzoek van de VO-raad en de scholen zelf. Dit jaar uitstel is dus voldoende. De VO-raad is door mij gefaciliteerd om de scholen te ondersteunen. De leden van de fractie van D66 constateren dat de werkelijke kosten per leerling in 2007 al hoger waren dan € 308 en vragen zich af wat de consequenties zijn voor het beschikbare budget. De leden van de CDA-fractie halen een passage aan uit het onderzoek van PricewaterhouseCoopers over de prijsstijgingen tussen 2000 en 2005. Die is destijds fors geweest, 35% terwijl het gezinsinkomen over die jaren slechts met 18% steeg, en deze leden vragen zich af of het voor de scholen mogelijk is om dergelijke stijgingen te voorkomen. De reguliere prijsbijstelling voor 2008 wordt toegekend. Besluitvorming over de toekenning en de hoogte van de prijsbijstelling vindt daarna jaarlijks plaats bij voorjaarsnota. Ik verwacht dat hiermee een groot deel van het verschil tussen de prijsniveaus van 2007 en 2008 wordt goed gemaakt en ik ben er van overtuigd dat de scholen, en zeker samenwerkende scholen, een veel sterkere marktpartij zullen vormen dan de individuele ouder, al was het alleen al omdat de betaler dan ook de bepaler is. De uitgevers en distributeurs weten ook wat er gaande is en zeer dure pakketten, waarvan ik in paragraaf 1.6 enkele voorbeelden zal geven, zullen wellicht van de markt verdwijnen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
10
1.4. Wijziging van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) De leden van de CDA-fractie vragen of in de opbouw van de WTOS met een bedrag, vergelijkbaar met de € 308 van de boekentoelage, rekening werd gehouden. De tegemoetkoming op grond van de WTOS is bedoeld als tegemoetkoming in de totale schoolkosten (waarvan het lesmateriaal een onderdeel is). De WTOS bevat – zoals eerder in deze nota aangegeven – geen afzonderlijk herkenbaar deel voor de tegemoetkoming in de schoolboeken. De € 308 is gebaseerd op de onderzoeksgegevens van het SLO/NICL naar de gemiddelde boekenpakketprijs. De voorgestelde verlaging van de WTOStegemoetkoming met € 308 is op deze onderbouwing gebaseerd. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of (sommige) ouders nu niet meer gekort worden dan wenselijk. Temeer daar de regering in onderhavig wetsvoorstel stelt dat de WTOS slechts gemiddeld kostendekkend is. Ook in de huidige situatie verschillen de boekenkosten per onderwijsinstelling, schoolsoort en leerjaar. Dit betekent dat de tegemoetkoming in individuele gevallen te veel, precies goed of te weinig kan zijn. Dit verschil heeft altijd bestaan en wordt door «gratis schoolboeken» opgelost. De berekende € 308 die wordt gebruikt als boekentoelage, is het gemiddelde bedrag dat een leerling in het bekostigd voortgezet onderwijs kwijt is aan schoolboeken (excl. atlas en woordenboeken, incl. werkboeken). De werkelijke kosten van de boeken kunnen in individuele gevallen (veel) hoger of lager zijn dan de WTOS toelage, c.q. de boekentoelage. Zo zijn de boekenkosten voor 1e klas VMBO gemiddeld € 396. Anderzijds is dit voor de kleine groep leerlingen in het praktijkonderwijs gemiddeld € 153. De leden van de CDA-fractie vragen mij om een onderbouwing van de opbouw of componenten van de maximale tegemoetkoming in de WTOS. De tegemoetkoming op grond van de WTOS is bedoeld als tegemoetkoming in de totale schoolkosten. De totale schoolkosten bestaan uit: kosten voor schoolboeken, kosten van extra schoolactiviteiten, kosten van door ouders zelf aangeschafte leermiddelen en gereedschappen, kosten atlas, woordenboeken en rekenmachine, door de school in rekening gebrachte kosten, kosten aan ict en ict-benodigdheden, en de kosten voor de vrijwillige ouderbijdrage. De WTOS bevat geen afzonderlijk herkenbaar deel per kostenpost. Wel is bekend dat de maximale WTOS tegemoetkoming voor 25 tot 50% van de ouders met leerlingen in het voortgezet onderwijs kostendekkend is. Bovendien wordt de WTOS tegemoetkoming jaarlijks geïndexeerd op basis van de inflatie. De leden van de PvdA-fractie vragen of de kosten van werkboeken betrokken zijn bij het berekenen van het bedrag van € 308 per leerling. Bij de berekening van de gemiddelde kosten per leerling op basis van de gegevens van SLO/NICL is rekening gehouden met al het lesmateriaal dat met de invoering voor ouders/leerlingen gratis wordt conform de definitie van artikel 6e: leerboeken, werkboeken, project- en tabellenboeken, examentrainingen/bundels, eigen leermateriaal van de school, bijbehorende cd’s en/of dvd’s die een leerling in dat leerjaar nodig heeft en de ontsluiting van digitaal leermateriaal (de kosten van licenties) dat een leerling in dat jaar nodig heeft. De werkboeken zitten dus in deze definitie en in de berekening van de € 308 per leerling. Voor de werkboeken is hierbij een afschrijvingstermijn van één jaar berekend (verbruiksboeken) en voor de leerboeken een afschrijvingstermijn van drie jaar (gebruiksboeken).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
11
De leden van de PvdA-fractie vragen vervolgens of het voor de scholen die een boekenfonds in eigen beheer in stand houden, mogelijk zal zijn om in 2008–2009 alle ouders een gemiddeld bedrag in rekening te brengen of dat zij dan moeten vrezen dat ouders van kinderen met een goedkoper boekenpakket dit juridisch kunnen aanvechten. Uit onderzoek (onderzoek PricewaterhouseCoopers 2005) blijkt dat interne boekenfondsen voor ouders goedkoper zijn dan externe boekenfondsen. Het is niet ongebruikelijk dat interne boekenfondsen aan ouders een gemiddeld bedrag in rekening brengen dat geldt voor de gehele duur van de opleiding. De ouder is vrij om te kiezen voor het gebruik van een intern boekenfonds. De leden van de PvdA fractie vragen met rekenvoorbeelden inzichtelijk te maken hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de WTOS en welke veranderingen dit voor verschillende groepen ouders de komende tijd gaat betekenen. Ik zal uw vraag beantwoorden door in te gaan op de gevolgen voor ouders als de WTOS ten behoeve van het wetsvoorstel wordt afgeroomd voor het schooljaar 2008–2009. In het huidige schooljaar (2007–2008) kent de WTOS een inkomensafhankelijke tegemoetkoming. De maximale tegemoetkoming bedraagt voor een leerling in de onderbouw van het voortgezet onderwijs € 588, voor een leerling in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is dit € 666. De tegemoetkoming wordt in 2 gelijke termijnen uitgekeerd: 50% in juli/augustus van een jaar en 50% in januari van het erop volgende jaar. Om aan alle ouders een boekentoelage van € 308 euro in december 2008 te kunnen uitkeren, is het voor het komend schooljaar nodig de WTOS d.m.v. het wetsvoorstel «gratis schoolboeken» af te romen met het bedrag van de boekentoelage. De WTOS ouders krijgen dit bedrag dan (net als alle ouders) eenmalig weer in december uitbetaald. Voor het komend schooljaar (2008–2009) blijft er dan voor ouders in de onderbouw en voor ouders in de bovenbouw een bedrag voor overige schoolkosten over. Voor ouders in de onderbouw is dit maximaal € 280 (= 588 – 308) en voor ouders in de bovenbouw is dit maximaal € 358 (= 666 – 308 ). Deze bedragen voor het schooljaar 2008–2009 sporen min of meer met wat deze ouders (uitgaande van een uitkering in 2 termijnen) onder het huidige WTOS-regime (schooljaar 2007–2008) ook in augustus zouden krijgen (voor onderbouw is dit € 294 en voor bovenbouw is dit € 333). De Informatie Beheer Groep (IB-Groep) is in staat dit resterende bedrag in augustus 2008 uit te betalen. In totaal krijgen in het schooljaar 2007–2008 90% van de «WTOS ouders» (ongeveer 270 000 kinderen) een maximale WTOS tegemoetkoming. Ouders van ongeveer 25 000 leerlingen krijgen een gedeeltelijke tegemoetkoming. In 2001 is deze gedeeltelijke tegemoetkoming mogelijk gemaakt, door invoering van een glijdende schaal, om een armoedeval te voorkomen. Van iedere euro die men boven de inkomensgrens verdient, krijgt men 30 cent minder WTOS. Dit betekent dat men boven een inkomen van € 32 000 geen WTOS meer krijgt. Voor ouders met meerdere kinderen kan deze grens iets hoger uitkomen, omdat daarmee in de regeling rekening wordt gehouden. Ouders die boven inkomensgrens van € 30 000 uitkomen, zitten in de glijdende schaal en krijgen een gedeeltelijke tegemoetkoming. Bij een inkomensgrens van bijvoorbeeld € 31 500 krijgen ouders in het huidige schooljaar in de VO bovenbouw een bedrag van € 344. In het komend schooljaar (2008–2009) krijgen deze ouders in augustus een bedrag van € 36, en in december de boekentoelage van € 308; in totaal dus ook € 344. De ouders krijgen in totaal hetzelfde bedrag als voorgaand schooljaar alleen anders verdeeld. Dit betekent dat er een tijdelijke verschuiving plaats zal vinden. In augustus krijgen de ouders de tegemoetkoming voor de overige schoolkosten en afhankelijk van het inkomen zal dat wel of niet
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
12
voldoende zijn om de schoolboeken te betalen. Een paar maanden later (in december) ontvangen zij de eenmalige financiële tegemoetkoming. Hieronder zijn deze gegevens in een tabel opgenomen. Inkomen
Schooljaar 2008–2009
Schooljaar 2007–2008
Aantal ouders
Aug ’07 WTOS
Jan ’08 WTOS
Aug ’08 WTOS
Dec ’08 SVB
Tussen € 0 en € 30 000
VO onderbouw € 294 VO bovenbouw € 333
VO onderbouw € 294 VO bovenbouw € 333
VO onderbouw € 280 VO bovenbouw € 358
Boekentoelage € 308 Boekentoelage € 308
Circa 270 000
€ 31 500
VO onderbouw € 266 VO bovenbouw € 333
VO onderbouw € 0 VO bovenbouw € 11
VO onderbouw € 0 VO bovenbouw € 36
Boekentoelage € 308 Boekentoelage € 308
Circa 25 000
Boven € 33 000
VO onderbouw € 0 VO onderbouw € 0
VO bovenbouw € 0 VO bovenbouw € 0
VO onderbouw € 0 Boekentoelage € 308
VO bovenbouw € 0 Boekentoelage € 308
Circa 900 000
De leden van de SP-fractie vragen waarom boeken voor leerlingen in het vavo niet gratis worden (wanneer sprake is van voortgezet onderwijs). Dit is waarschijnlijk een misverstand. 16- en 17-jarige leerlingen die een vavo-traject volgen en zijn ingeschreven bij een bekostigde VO-school profiteren wel degelijk van de gratis schoolboeken. Deze leden vragen tevens of de boeken voor leerlingen met een visuele handicap vergoed worden. De school beschikt straks over middelen om ook te voorzien in boeken voor leerlingen met een visuele handicap. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering erkent dat gezinnen die ondersteuning het hardst nodig hebben niet profiteren van deze regeling, doordat ze hun eigen creativiteit niet meer kunnen toepassen (vrije besteding) en zij er in het slechtste geval zelfs op achteruit gaan. Ik ben het niet met deze stelling eens en licht dat als volgt toe. De kostendekkendheid van de WTOS is de afgelopen jaren teruggelopen, aangezien de kosten van de schoolboeken meer stegen dan de inflatie (de WTOS is geïndexeerd en loopt in de pas met de inflatie). Veel ouders waren voor kun kinderen een met € 308 vergelijkbaar bedrag kwijt of een hoger bedrag dan € 308. Dit betekent dat de hogere boekenkosten een steeds groter aandeel opslokten van de WTOS tegemoetkoming ten koste van het bedrag dat beschikbaar is voor de overige schoolkosten. Dat risico lopen de «WTOS ouders» niet meer. Daarnaast is het een bekend probleem dat een groot deel van de ouders (ca. 37%) de mogelijkheden van de WTOS niet benut. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de gezinnen met een lager inkomen nu ook van het voorstel profiteert. 1.5. Administratieve lasten De leden van de CDA-fractie geven aan een toelichting te missen op de administratieve lasten voor de overheid en uitvoerende instanties en dan met name op de lasten die samenhangen met de tijdelijke regeling voor het schooljaar 2008–2009. Vanaf 1 augustus 2009 wordt de lumpsum bekostiging verhoogd met de middelen voor de gratis schoolboeken, de administratieve lasten voor de overheid hiervan zijn vrijwel verwaarloosbaar. Voor de tijdelijke regeling liggen de zaken iets gecompliceerder. Met de twee uitvoeringsinstanties, de Sociale verzekeringsbank (SVB) en de IB-Groep heb ik afgesproken dat zij de kosten die samenhangen met de communicatie en het betalen van de € 308, na indienen van een begroting, bij mijn departement kunnen declareren. Zowel de SVB alsook de IB-Groep hebben aangegeven dat het grootste deel van de kosten voor rekening komt van de brieven die zij hun klanten gaan sturen om uit te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
13
leggen hoe in 2008 gehandeld zal worden. Per uitvoeringsinstantie schat ik de kosten op maximaal € 2 mln. De leden van de PvdA-fractie vragen om een indicatie van hoeveel personeelsinzet gemoeid gaat met de Europese verplichting tot openbare aanbesteding en de leden van de fracties van D66 en van de SP vragen wat de kosten zijn die gemoeid gaan met de Europese aanbesteding. De leden van de VVD-fractie vragen eveneens naar de uitvoeringslasten voor scholen. Omdat er nu nog slechts heel weinig ervaringsgegevens zijn en bovendien de aanpak van scholen zeer uiteen kan lopen, heb ik op dit moment nog geen eenduidige gegevens. Op basis van mijn huidige informatie zou het op korte termijn gaan om een halve fte in het jaar dat aanbesteed wordt. Op langere termijn zal minder personele inzet nodig zijn omdat de school steeds meer bedreven zal worden in het Europees aanbesteden. Bovendien zal er niet ieder jaar Europees aanbesteed hoeven te worden. Als de school besluit over te stappen op een intern boekenfonds bedraagt de personele inzet uiteraard meer. Een school zal dit echter alleen doen als dit financieel voordeliger is. In sommige gevallen zal een school bij de eerste aanbesteding van schoolboeken daarnaast extern advies en concrete ondersteuning inhuren. De kosten daarvan zullen ook zeer uiteenlopen, afhankelijk van de lokale situatie. In het veld heeft inmiddels een adviesbureau zijn diensten in dit opzicht aangeboden voor €10 000 voor een school voor 10 000 of minder leerlingen. Ik ben op dit moment bezig met het vormgeven van een traject in samenwerking met de VO-raad om scholen zo goed mogelijk te ondersteunen zodat scholen dit proces van meet af aan zo efficiënt mogelijk kunnen vormgeven. De leden van de SP-fractie vragen of de regering de mening deelt dat de EU zich niet moet inlaten met het Nederlandse onderwijsbeleid. Ook het onderwijsbeleid kent onderwerpen die wel degelijk onderhevig zijn aan Europees beleid dat is vertaald in nationale wetgeving. De aanbesteding van schoolboeken is er daar een van. De leden van de D66-fractie vragen de staatssecretaris wat dit wetsvoorstel betekent voor éénpitters die de onderhandelingsmacht missen die grote scholen wel hebben. Uitgeverijen en distributeurs geven korting in ruil voor tegenprestaties. Het gaat daarbij om meer dan de volumes van de bestellingen. Aflevercondities, de aanvaarding van voorraad- en financieringsrisico’s en het verlenen van overige diensten zoals het tijdig leveren van goede prognoses spelen ook een rol. Ik zie hierin geen verschil tussen grote en kleine besturen. 1.6. Overleg met het veld De leden van de fracties van CDA en PvdA vragen naar het draagvlak voor de manier waarop de invoering van de gratis schoolboeken nu vormgegeven wordt. De gratis schoolboeken worden ingevoerd door scholen verantwoordelijk te maken voor het gratis ter beschikking stellen van schoolboeken. De scholen krijgen hiertoe een bedrag dat toegevoegd wordt aan de lumpsumfinanciering. Met het opstellen van het Plan van Aanpak in 2006 is dit met alle betrokkenen besproken (VO-raad, AOC-raad, educatieve uitgeverijen/GEU, distributeurs/NBb, ouderorganisaties). Alle betrokken partijen stemden in met het Plan van aanpak. Vanuit de scholen is er waardering voor het feit dat vanwege de moeilijkheden rond de Europese aanbesteding in het komende jaar de scholen nog niet verplicht worden om hun leerlingen van gratis lesmateriaal te voorzien, maar dat de ouders hier-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
14
voor in de plaats een vergoeding ontvangen. Duidelijk is wel dat veel individuele scholen het als een pittige opgave zien. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering meer kan zeggen over de stand van zaken inzake het communicatietraject. In zijn algemeenheid geldt dat ik mij goed bewust ben van het belang om alle betrokkenen goed en tijdig te informeren, hetgeen ook zal gebeuren door mijn eigen departement en andere actoren, zoals bijvoorbeeld de VO-raad. De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de gevolgen van de gratis schoolboeken voor de overige schoolkosten en vragen of de regering deze zorg kan wegnemen. Zij geven aan van oordeel te zijn dat de gedragscode schoolkosten nog onvoldoende wordt nageleefd. Met ingang van het schooljaar 2009–2010 zijn VO-scholen verplicht om het lesmateriaal dat valt onder de definitie van de wet, gratis ter beschikking van hun leerlingen te stellen. De school beslist welk lesmateriaal dit is. Het lesmateriaal dat onder deze definitie valt, mag niet in rekening bij ouders worden gebracht. Mocht dit toch gebeuren, dan kunnen de ouders gebruik maken van de interne klachtenprocedure van de school. Bovendien ziet de inspectie erop toe dat de wet wordt nageleefd. Of de keuzen die een school hierbij maakt, gevolgen heeft voor de overige schoolkosten, zal per school verschillen. De schoolkostenmonitor is het instrument waarmee ik tweejaarlijks de ontwikkeling van de schoolkosten in kaart breng. Ik zal hierbij alert zijn op de ontwikkeling van de overige schoolkosten na 2009. De gedragscode schoolkosten wordt door de meerderheid van de scholen onderschreven als intentie om de kosten voor ouders zo laag mogelijk te houden. De SLO gaat op dit moment bij circa 50 scholen na hoe de gedragscode uitwerkt. Ouders hebben op grond van de Wet medezeggenschap op scholen instemmingsrecht op de vaststelling van de hoogte en de bestemming van de ouderbijdrage en de vaststelling van het beleid betreffende de andere schoolkosten die door het bevoegd gezag van een school noodzakelijk worden geacht. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering het wenselijk en mogelijk acht dat scholen aan de ouders nog steeds een (indirecte) bijdrage in de schoolboeken of leermiddelen vragen, bijvoorbeeld in de vorm van statiegeld of andere eigen bijdragen. Scholen mogen aan ouders geen bijdrage vragen voor het lesmateriaal dat valt onder de definitie van lesmateriaal zoals opgenomen in het nieuwe artikel 6e van de wet. Dit materiaal moet op grond van de wet om niet aan de leerlingen ter beschikking worden gesteld. Statiegeld daarentegen mag wel worden gevraagd omdat scholen zelf een systeem mogen bedenken dat er voor zorgt dat de leerlingen de boeken na afloop van het schooljaar zo netjes mogelijk weer inleveren. De leden van de CDA-fractie vragen inzicht te verschaffen in de gemiddelde pakketprijzen per schooltype per leerjaar en deze leden geven ook aan dat ze nog niet overtuigd zijn «dat in de lumpsumvergoeding geen rekening moet worden gehouden met het aantal leerlingen per schooltype en eventueel ook per leerjaar.» Om een en ander duidelijk te maken volgen nu enkele getallen, prijzen en rekenmethodes. De tot mijn beschikking staande gegevens laten geen inzicht toe in de prijzen per leerjaar per schooltype. Wat ik u wel kan presenteren zijn de prijzen per onder- en bovenbouw, per leerweg of profiel voor elk schooltype. Die prijzen lopen echter fors uiteen. Ik geef u enkele voorbeelden: het profiel natuur en gezondheid voor de bovenbouw vwo loopt uiteen van € 76 tot € 373 per boekenpakket, havo onderbouw van € 177 tot
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
15
€ 552 en de vmbo gemengde leerweg, sector zorg en welzijn van € 124 tot € 445 (prijsniveau 2005). Gezien deze forse verschillen is het niet zinvol rekening te houden met schooltype of verdere verfijning: dat lost het probleem voor de individuele school niet op. Soelaas kan alleen geboden worden door strikt per school, naar rato van het aantal leerlingen en rekening houdend met de gemiddelde boekenprijs van die school te bekostigen, maar dat geeft een administratieve last die niemand wenst. Een dergelijk declaratiestelsel lost het probleem van verbetering van de marktwerking niet op want de school blijft in dat geval de bepaler en het rijk betaalt. De financiële prikkel voor deskundigheid blijft achterwege. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering al zicht heeft op de prijsstijging in het schooljaar 2007–2008. Een indicatie van de mogelijke prijsstijging komt van één van de twee grote distributeurs, die samen 60 a 70% van de markt in handen hebben. Deze heeft ons laten weten dat op 1 augustus 2007 de gemiddelde boeken pakketprijs bij hem circa 3% hoger lag dan het jaar daarvoor. De leden van de fracties van PvdA, VVD en SP vragen welke waarborgen de regering ziet om de zeggenschap van docenten bij de keuze van leermiddelen te behouden c.q. de leraren genoeg zeggenschap te laten behouden en daarmee de kwaliteit. Dit is een proces dat binnen de school georganiseerd zal worden. Ik heb hier geen bemoeienis mee anders dan het stimuleren en verspreiden van goede voorbeelden waarbij het uitgangspunt is dat schoolbesturen een leermiddelenbeleid voeren dat recht doet aan de professionaliteit van de docent, de kwaliteit van de schoolboeken en de financiële mogelijkheden. Doordat scholen een budget in handen krijgen, kunnen docenten de ruimte krijgen zelf leermiddelen te ontwikkelen. De SLO heeft van mij opdracht gekregen om de scholen hierin te ondersteunen. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering bereid is de NMa te vragen de ontwikkelingen rond de invoering rond de gratis schoolboeken proactief in de gaten te houden. Zoals eerder in deze nota aangegeven, wordt elke twee jaar een schoolkostenmonitor uitgevoerd. Ik heb er geen bezwaar tegen tezijnertijd zonodig aanvullend de minister van Economische Zaken te vragen de NMa op enig tijdstip te verzoeken de eerder gemaakte Schoolboekenscan 2006 te herhalen of anderszins de ontwikkelingen in dit opzicht te volgen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke ruimte de regering ziet om bij de scholen erop aan te dringen ouders dan ook een rekening van niet meer dan € 308 te sturen, zodat zij er feitelijk niet op achteruit gaan. Zoals de leden van de CU-fractie zelf ook opmerken is de prijs van een boekenpakket voor het schooljaar 2008–2009 een zaak van de scholen zelf. Ik heb geen bevoegdheid om voor dit schooljaar bij scholen erop aan te dringen dat de prijs van een boekenpakket niet hoger is dan € 308. De leden van de fractie van D66 constateren dat deskundigen, genoemd worden de VO-raad en de GEU, het beschikbare budget ontoereikend achten. De leden van de fracties van D66 en VVD hebben een aantal vragen over het bedrag gesteld: hoe valide zijn de becijferingen, is het bedrag van € 308 toereikend, hebben de ambtenaren van OCW contact gehad met betrokken partijen en wat zijn de conclusies daarvan. Zoals eerder is aangegeven, is gebruik gemaakt van gegevens die de SLO/NICL heeft geleverd: het betreft een overzicht van de gemiddelde prijs per vak per leerjaar van alle in Nederland op de markt verschijnende schoolboeken. Dit bestand heb ik gekoppeld aan alle leerlingen in het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
16
bekostigd voortgezet onderwijs en zodoende de totale kosten berekend. De uitkomst ligt min of meer in lijn met de kosten per leerling die de grote distributeurs vanaf 2006 hebben gerealiseerd en is daarmee toereikend. De prijzen zijn op prijsniveau 2007. De reguliere prijsbijstelling voor 2008 wordt toegekend. Besluitvorming over de toekenning en de hoogte van de prijsbijstelling vindt daarna jaarlijks plaats bij voorjaarsnota. Over uw vraag over de contacten met betrokken partijen kan ik kort zijn: er is veelvuldig contact geweest met de grote distributeurs, de GEU en met de VO-raad. Dit heeft echter niet geleid tot de conclusie dat het bedrag van € 308 (prijspeil 2007) onvoldoende zou zijn. 1.6.1. Digitalisering De leden van de CDA-fractie vragen welke projecten er inmiddels zijn gestart om te bevorderen dat scholen meer gebruik maken van digitalisering en de kennis en kunde van hun docenten. De Stichting Kennisnet ontwikkelt activiteiten voor docenten ten behoeve van het zelf ontwikkelen van digitaal lesmateriaal. Er is een veelheid aan projecten en diensten die het voor docenten mogelijk maken om zelf digitaal lesmateriaal te ontwikkelen. Voorbeeld hiervan is de webquestmaker die door docenten ingezet kan worden om een les online aan te bieden. Er zijn WebQuests voor alle vormen van onderwijs en bijna voor alle type vakgebieden. WebQuests zijn (normaliter) gratis in gebruik. Er zijn in 2007 bijna 1 500 webquests gemaakt. Daarnaast zijn er verschillende lessenmakers die docenten helpen bij het maken van (digitale) lesbrieven. Door een combinatie van een papieren en digitale aanvulling op de lesbrief is de drempel erg laag voor docenten om dit te gebruiken. In de komende maanden wordt op Kennisnet een mediatheek en onderwijsetalage gelanceerd. De mediatheek kan gebruikt worden als startpunt om van video/audio/internet materiaal lesmateriaal te bouwen en de onderwijsetalage kan door docenten gebruikt worden om per onderwerp materiaal samen te voegen en op het internet aan te bieden. De stichting Digitale School heeft tot doel heeft leraren die deze leerwegen willen ontwikkelen en gebruiken te ondersteunen en alternatieve leerwegen aan te bieden aan leerlingen. Daartoe heeft de stichting een educatieve website ontwikkeld die wordt onderhouden door ongeveer 35 docenten uit het primair en het voortgezet onderwijs uit heel Nederland. In Vaklokalen bieden deze docenten gratis digitaal lesmateriaal aan. Via Vakcommunities wordt docenten een platform geboden waar zij nieuws en ondersteuning kunnen vinden en waar zij materiaal kunnen uitwisselen. In het kader van Teleblik worden studenten van lerarenopleidingen en pabo’s uitgedaagd om op basis van het materiaal van Teleblik lessen te maken. Daarnaast zijn er nog initiatieven van (samenwerkende) scholen zelf waarin docenten samen lesmateriaal maken en dit uitwisselen, naast de Digischool betreft dit onder andere de Onderwijsvernieuwingscoöperatie en lesmaterialenVO.nl. Ook vanuit de markt diverse initiatieven om scholen en docenten te ondersteunen. Zowel aanbieding tools als het cursussen gericht op professionalisering. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de regering om zal gaan met de stimulering van de uitwisseling van digitaal lesmateriaal in verband met het aangenomen amendement op stuk 31 200 VIII, nr. 119. Er komt één groot meerjarig project bij Stichting Kennisnet, waarin alle digitaliseringsfacetten van de gratis schoolboeken integraal en in samenhang aan bod gaan komen. De uitvoering van het amendement van Dijk zal daarin meegenomen worden als belangrijk element. Deze totaliteit is nodig om maximaal effect te krijgen van de resultaten van de inventarisatie en de uitwisseling die naar aanleiding van de inventarisatie tot stand
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
17
moet gaan komen. Een op zichzelf losstaand project zal dit maximale effect niet kunnen realiseren. Kennisnet is de aanbestedingsplichtige door OCW gefinancierde publieke ict-ondersteuningsorganisatie van, voor en door het onderwijs in de sectoren primair, secundair en beroepsonderwijs. De organisatie is opgericht en wordt bestuurd door het onderwijsveld zelf. De bovensectorale meerwaarde die Kennisnet hierdoor heeft, maakt het de meest geschikte partij om deze opdracht uit te voeren. Kennisnet zal overigens niet alles alleen doen, maar bij de uitvoering alle relevante partijen betrekken die een rol hebben in de ondersteuning van scholen bij de digitalisering van lesmateriaal. Voor de uitvoering van het amendement door Kennisnet hoeft bovendien geen beroep gedaan te worden op de middelen die voor de invoering van «gratis» schoolboeken beschikbaar zijn voor scholen. Er zijn namelijk meerjarige FES-middelen bij OCW voor Kennisnet beschikbaar om de integratie van ICT in het onderwijs te bevorderen. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom Nederland niet net zoals het Verenigd Koninkrijk (VK) het BTW-tarief voor digitale leermiddelen tot 0% kan verlagen. De leden van de VVD-fractie vragen hetzelfde, maar spreken van een verlaging tot 6%. De hoogte van BTW-tarieven wordt in EU verband vastgesteld. In het kader van de toetreding van het VK tot de EU is voor het VK overgangsrecht getroffen. Op grond van dit overgangsrecht mag het VK het 0%-tarief toepassen op bijvoorbeeld kinderkleding en boeken. In de EU-discussie over de toekomst van de BTW-tarievenstructuur heeft Nederland aandacht gevraagd voor de ongelijke BTW-behandeling van schoolboeken en digitale leermiddelen. Er is geen enkel argument te bedenken waarom deze producten met dezelfde functie en inhoud verschillend worden behandeld. De leden van de D66-fractie vragen of kwantitatief onderbouwd kan worden dat er bezuinigd kan worden op leermiddelen door bijvoorbeeld gebruik te maken van digitale leermiddelen. Het staat niet op voorhand vast dat digitale lespakketten goedkoper zijn. Uit het onderzoek Digitale leermiddelen: Kosten, kansen en bedreigingen van het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven (IOO bv) dat ik 6 juni 2007 (kenmerk SFB/2007/19307) naar uw Kamer gestuurd heb, blijkt dat digitalisering (in ieder geval op korte termijn) extra geld kost. De beslissing om meer gebruik te maken van digitaal lesmateriaal ligt bij de scholen zelf. Scholen kunnen nu een integrale afweging maken tussen besteding aan (papieren) leermiddelen, digitalisering en/of investeringen in personeel. Dat biedt scholen ook mogelijkheden om docenten in staat te stellen eigen methodes te ontwikkelen en te delen. Ict biedt hierbij veel mogelijkheden. 1.7. Uitvoering De leden van de fracties van de ChristenUnie en het CDA vragen de regering nader toe te lichten hoe zij de toezegging, dat ten minste 95% van de VO-leerlingen de tegemoetkoming nog voor de jaarwisseling uitbetaald krijgt, denkt te realiseren. De leden van de CDA-fractie begrepen dat pas uiterlijk februari 2009 betaald zal worden en vragen de regering of zij kan toezeggen dat in 2008 de betalingen zullen plaatshebben. De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel leerlingen en hun ouders niet worden bereikt en hoe dit wordt opgelost. Deze leden hebben tevens een aantal vragen gesteld over het voorstel om de ouders in 2008–2009 een financiële tegemoetkoming te geven in overleg met de SVB en de IB-Groep: hoe ziet dit voorstel er uit, is het uitvoerbaar en wat kost de uitvoering ervan. Het voorstel houdt in dat de SVB en de IB-Groep aan de ouders (van leer-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
18
lingen in het bekostigd voortgezet onderwijs) de € 308 gaat uitbetalen. Deze combinatie van uitvoerders hangt samen met het feit dat de SVB beschikt over de adressen en bank/gironummers van de ouders van de jongere kinderen die immers recht hebben op kinderbijslag en de IB-Groep beschikt over dezelfde gegevens van de oudere leerlingen omdat de IB-Groep de zogenaamde «vervolguitkering» aan deze leerlingen betaalt. Kort aangegeven: op 1 oktober worden alle leerlingen in het bekostigd voortgezet onderwijs geteld, dit is de reguliere leerlingtelling. De scholen sturen de telgegevens op naar de IB-Groep, die deze vervolgens naar aangegeven leeftijdsklassen splitst en het deel dat betrekking heeft op de jongere leerlingen doorstuurt naar de SVB. Ik heb dit parcours met de SVB, de IB-Groep en met SZW uitvoerig besproken en alle partijen geven aan dat dit realistisch is. Uiteraard voeren genoemde partijen de komende periode nauw overleg en bewaken zij de voortgang. Ik heb in nauw overleg met de IB-Groep, de SVB en met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een traject uitgezet dat het mogelijk maakt dat minimaal 95% van alle ouders en leerlingen in december 2008 en de overige ouders en leerlingen zo spoedig mogelijk daarna de boekenbijslag van € 308 ontvangen. Dit kan door gebruik te maken van de databestanden van beide uitvoeringsorganisaties; de leerlingen van 18 jaar en ouder worden door IB-Groep en de ouders van leerlingen jonger dan 18 jaar worden door de SVB betaald. Een proefuitwisseling tussen beide organisaties heeft uitgewezen dat naar verwachting meer dan 98% van de gevallen automatisch kan worden uitbetaald. De gevallen die niet automatisch kunnen worden uitbetaald, zijn kinderen op het bekostigd voortgezet onderwijs, waarover geen recht op Kinderbijslag bestaat. Dit betreft veelal grensarbeiders of een groep Belgische en Duitse kinderen die in Nederland onderwijs volgen. Deze kinderen zijn niet bekend in het systeem van de SVB. De adressen zijn wel bekend bij de IB-Groep. De ouders van deze kinderen krijgen een formulier toegezonden met het verzoek om deze te retourneren na invulling van betalingsgegevens. Deze mailing zal voorafgaand of gelijktijdig plaatsvinden met de uitbetaling van het boekengeld aan de grote groep probleemloze gevallen. Iedereen die bij de IB-Groep in de administratie van BRON zit en recht heeft, krijgt zijn betaling automatisch overgemaakt (98%), dan wel een formulier (2%). Indien er daarnaast nog klanten zijn die van mening zijn dat ze recht hebben op boekentoeslag, dienen deze zich te wenden tot de school waar de leerling is ingeschreven. Vermoedelijk is er dan iets mis gegaan in de administratie. De omvang van deze restgroep is naar verwachting summier. Ik heb met de beide uitvoeringsinstanties, de SVB en de IB-Groep, afgesproken dat zij een begroting bij OCW kunnen indienen waarin zij aangeven met welke kosten zij te maken krijgen. Beide uitvoeringsinstanties hebben laten weten dat de grootste kostenpost de correspondentie met hun klanten (ouders en leerlingen) zal zijn. De uitvoeringskosten zijn vooralsnog in totaal begroot op € 4 miljoen. 1.8. Financiële gevolgen De leden van de CDA-fractie vragen hoe de afschrijvingstermijn zich verhoudt tot de € 308 en of die termijn conform de geldende praktijk is. In de praktijk worden de schoolboeken eens per 3 à 4 jaar afgeschreven. In de gegevens die de SLO/NICL ons heeft geleverd, hebben we rekening gehouden met een afschrijvingstermijn van 3 jaar voor de leerboeken en 1 jaar voor de werkboeken. De € 308 ligt derhalve in lijn met de praktijk. Vervolgens vragen deze leden welke besparingen de scholen kunnen realiseren als de afschrijvingstermijn verlengd wordt naar vier of zelfs vijf jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
19
Het schoolboekenpakket bestaat uit boeken, werkboeken, de cd ’s die daarbij horen en eventuele licenties. Het is dus niet eenduidig aan te geven wat een besparing op verlenging van de afschrijvingstermijn gaat opleveren. Wel vind ik dat het te lang met een methode werken soms haaks kan staan op het behoud van kwaliteit. Scholen gaan zelf over de afschrijvingstermijn. 2. Artikelsgewijze toelichting Artikel I, onderdeel A (artikel 6 e WVO) De leden van de CDA-fractie vragen waarom laptops voor rekening van ouders komen als de scholen besparen op andere lesmaterialen. Laptops vallen niet onder de definitie van lesmateriaal als bedoeld in artikel 6e van het ingediende wetsvoorstel omdat een laptop zelf niet naar de vorm en inhoud is gericht op informatieoverdracht en door het bevoegd gezag niet specifiek voor het betreffende leerjaar wordt voorgeschreven. Aan de andere kant kunnen scholen ouders ook niet verplichten om een laptop aan te schaffen net zo min als scholen thans ouders kunnen verplichten om een internetaansluiting te hebben. Als het beleid van de school zodanig is dat het bezit van een laptop wenselijk is, is dit onderwerp van gesprek tussen ouders en school op grond van de Wet medezeggenschap op scholen. Artikel I, onderdeel B (artikel 86 WVO) en artikel II (artikel 2.2.1 WEB) De leden van de CDA-fractie vragen of de huidige lumpsum bekostiging ook niet al een differentiatie naar bijvoorbeeld schoolsoort kent en zo ja waarom is differentiatie (van de bekostiging van de schoolboeken) dan strijdig met de ambitie te komen tot vereenvoudiging, vragen deze leden. De huidige lumpsum bekostiging kent inderdaad differentiatie naar schoolsoort, er worden vier schoolsoorten onderscheiden: vmbo, havo/ atheneum/lyceum, mavo/havo/vwo en vmbo/mavo/havo/vwo. Kijkend naar het boekendossier, constateer ik dat de scholen niet veel opschieten met de genoemde differentiatie. Immers, zoals ik al heb aangegeven liggen de prijzen van de boekenpakketten per school en per vak zo ver uiteen dat alleen een declaratiestelsel zou helpen en dat schiet zijn doel volledig voorbij: geen prijsprikkel voor de school (de school bepaalt en het rijk betaalt) en hoge administratieve lasten. Artikel IV (artikel 14 WMS) De leden van de CDA-fractie vragen waarom de oudergeleding geen instemmingsrecht meer zou moeten hebben in de keuze voor lesmateriaal. De oudergeleding heeft nooit instemmingsrecht gehad in de keuze van lesmateriaal. Dit blijft een zaak van de school. De oudergeleding heeft instemmingrecht op de hoogte en bestemming van de ouderbijdrage en de vaststelling van het beleid met betrekking tot het beheersbaar houden van de middelen die van ouders worden gevraagd voor schoolboeken en lesmateriaal en voor andere schoolkosten. Aangezien er voor het lesmateriaal als bedoeld in artikel 6e van de wet niet langer door ouders wordt betaald, is het instemmingsrecht hiervoor niet langer nodig. Voor de overige schoolkosten blijft dit wel het geval. De leden van de CDA-fractie stellen dat de keuze van lesmateriaal indirect gevolgen kan hebben voor de overige schoolkosten. Dat hoeft niet maar zou kunnen op grond van het beleid dat de school in deze voert.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
20
De ouders hebben echter op grond van de Wet medezeggenschap op scholen (artikel 14, tweede lid, onder c en d) nog steeds hierop toegesneden mogelijkheden om hun invloed uit te oefenen op de overige schoolkosten (instemmingsrecht op de hoogte en bestemming van de ouderbijdrage en het beleid met betrekking tot het beheersbaar houden van de schoolkosten die door het bevoegd gezag noodzakelijk worden bevonden). Artikel V en VI (Wijziging WVI en Invoeringsbepaling schooljaar 2008–2009) De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de gevolgen voor de ouders met een relatief laag inkomen, voor wie ook de maximale tegemoetkoming op grond van de WTOS per 1 augustus 2008 wordt verlaagd. Zij vragen nog eens toe te lichten hoe dit via een ander betaalritme wordt ondervangen. In het huidige schooljaar (2007–2008) kent de WTOS een inkomensafhankelijke tegemoetkoming. De maximale tegemoetkoming bedraagt voor een leerling in de onderbouw van het voortgezet onderwijs € 588, voor een leerling in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs is dit € 666. De tegemoetkoming wordt in 2 gelijke termijnen uitgekeerd: 50% in juli/ augustus van een jaar en 50% in januari van het erop volgende jaar. Om aan alle ouders een boekentoelage van € 308 in december 2008 te kunnen uitkeren, is het voor het komend schooljaar nodig de WTOS d.m.v. het wetsvoorstel «gratis schoolboeken» af te romen met het bedrag van de boekentoelage. De «WTOS ouders» krijgen dit bedrag dan (net als alle ouders) eenmalig weer in december uitbetaald. Voor het komend schooljaar (2008–2009) blijft er dan voor ouders in de onderbouw en voor ouders in de bovenbouw een bedrag voor overige schoolkosten over. Voor ouders in de onderbouw is dit maximaal € 280 (= 588 – 308) en voor ouders in de bovenbouw is dit maximaal € 358 (= 666 – 308 ). Deze bedragen voor het schooljaar 2008/2009 sporen min of meer met wat deze ouders (uitgaande van een uitkering in 2 termijnen) in de huidige WTOS (schooljaar 2007/2008) ook in augustus zouden krijgen (voor onderbouw is dit € 294 en voor bovenbouw is dit € 333). De IB-Groep is in staat dit resterende bedrag in augustus uit te betalen. De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 325, nr. 6
21