Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
22 112
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 560
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 7 september 2007 Hierbij stuur ik u, mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, de recent vastgestelde kabinetsreactie inzake het Groenboek betreffende een betere ontmanteling van schepen. Deze kabinetsreactie is opgesteld in het kader van de consultatieronde die de Europese Commissie heeft voorzien met betrekking tot het Groenboek. De ontvangers van het Groenboek is gevraagd om mee te denken en bijdragen te leveren aan het beleidsontwikkelproces dat de Commissie voor ogen staat. Conform de uitnodiging van de Commissie is het mijn voornemen om de kabinetsreactie uiterlijk 30 september 2007 aan de Commissie te sturen. Op 22 mei 2007 heeft de Europese Commissie het Groenboek betreffende een betere ontmanteling van schepen (COM(2007)269definitief) gepubliceerd. De Commissie wil hiermee een belangrijke stap zetten in de ontwikkeling van een Europese strategie voor het slopen van schepen. Het belangrijkste doel van dit Groenboek is de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. Op dit moment worden veel schepen onder onverantwoorde arbeids- en milieuomstandigheden gesloopt op ZuidAziatische stranden. Nederland heeft ervaring met de problematiek. In de negentiger jaren is het schip Sandrien aan de ketting gelegd om te voorkomen dat dit schip op een sloopstrand in Zuid-Azië terecht kwam. Ook het sloopschip Otapan is recent veel in het nieuws geweest. In juni 2006 publiceerde de Commissie het Groenboek «Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: een Europese visie op de oceanen en zeeën». In dit Groenboek wordt onder meer ook aandacht besteed aan de problematiek van het slopen van schepen. Een toekomstig maritiem beleid zou, aldus de Commissie, internationale initiatieven moeten ondersteunen die leiden tot minimum standaards voor scheepsrecycling, alsmede tot het vestigen van schone recyclingvoorzieningen. Aangezien de ontmanteling van schepen een mondiaal probleem betreft wordt momenteel in het kader van de Internationale Maritieme Organi-
KST109968 0607tkkst22112-560 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
1
satie (IMO) gewerkt aan een nieuw internationaal verdrag over het veilig en schoon slopen van zeeschepen. Het duurt echter nog zeker tot 2013– 2014 voordat dit in werking zal treden. Het initiatief van de Commissie vormt een goede aanzet om de huidige situatie in de tussenliggende periode te verbeteren. In het Groenboek wordt een aantal mogelijkheden geschetst voor zowel de lange, als korte en middellange termijn. Er zijn ondermeer voorstellen voor een betere handhaving, het versterken van de positie van de Commissie en Europese Unie binnen de IMO, het versterken van de Europese ontmantelingcapaciteit, overdracht van kennis en techniek naar landen waar schepen worden gesloopt, vrijwillig te nemen acties en mondiale oplossingen zoals het instellen van een sloopfonds. Samenvatting kabinetsreactie Kort samengevat is Nederland ingenomen met de publicatie van dit Groenboek. De qua mens en milieu onverantwoorde sloop van zeeschepen is een mondiaal probleem. Nederland zoekt nadrukkelijk aansluiting bij strategieën die binnen de EU en de IMO worden ontwikkeld om tot een oplossing te komen. De inzet van Nederland blijft er op gericht om in samenwerking met andere EU-landen, tot een effectief en praktisch werkende mondiale regeling te komen. Nederland vindt het initiatief van de Commissie een goede aanzet om de situatie in de tussentijd te verbeteren. Nederland is overtuigd van het belang van de ontwikkeling van initiatieven tot het verdrag van IMO operationeel wordt. Zoals in het Groenboek wordt voorgesteld, ligt het voor de hand vooral met vrijwillige afspraken en binnen bestaande regelgeving tot verbetering te komen. Het tot stand brengen van wettelijke maatregelen op Europese en mondiale schaal kost veel tijd. Een initiatief van Commissaris Dimas richting de organisatie van tankrederijen met het verzoek om een aantal werven te vergroenen qua recycling en vrijwillig enkelwandige olietankers «groen» te laten slopen, zal door Nederland enthousiast worden verwelkomd. Een andere mogelijkheid is om in Europa de handhaving van reeds bestaande regels in Europese havens op een hoger plan te brengen en te harmoniseren. Tien jaar geleden is mede op initiatief van Nederland het informele netwerk IMPEL (European Union Network for the Implementation and Enforcement of Environmental Law) opgericht. Onder de IMPEL paraplu wordt op vele terreinen samengewerkt op het gebied van handhaving. Nederland zal de Commissie verzoeken om te bevorderen dat het IMPELnetwerk in Europa ook in dit kader wordt gebruikt. Nederland ondersteunt de inzet van de Commissie om binnen een Europese strategie de sloop van overheidsschepen van bijvoorbeeld de marine en de kustwacht te regelen. Binnen Europa is immers voldoende «groene» sloopcapaciteit voor dergelijke schepen aanwezig. Nederland is een voorstander van producentenverantwoordelijkheid voor sloopschepen, maar het voorstel in het Groenboek voor een sloopfonds is naar de mening van Nederland onnodig en bureaucratisch. Bovendien stuit het binnen de IMO op veel weerstand. Nederland verzoekt de Commissie hier met andere voorstellen te komen. Voorts stelt de Commissie voor om haar positie en die van de EU binnen IMO te versterken. Bij de lopende onderhandelingen over een nieuw IMO-verdrag is sprake van een goede en actieve samenwerking van lidstaten en Commissie om in overleg vooraf zoveel mogelijk de onderhandelingsposities af te stemmen. De Commissie beziet voor zichzelf echter in de toekomst een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
2
grotere rol binnen de IMO via mandatering door de Gemeenschap. Een dergelijk groot machtsblok stuit binnen de IMO op veel tegenstand en zou tot vertraging van het mondiale sloopverdrag kunnen leiden. Dit laatste wil het kabinet voorkomen. Nederlandse aanpak Wat gaat Nederland doen met betrekking tot sloopschepen? Nederland kan daar alleen weinig aan veranderen. Het is duidelijk dat de onverantwoordelijke sloop van zeeschepen in Zuid-Aziatische landen een mondiaal probleem is dat om een mondiale oplossing vraagt. De Nederlandse vloot is bescheiden van omvang (2005: 0,9 procent van de wereldvloot) en relatief modern. Het kabinet is echter van mening dat Nederland er alles aan moet doen om afwenteling van problemen op arme landen te voorkomen. Onze inzet, zowel in eigen land als internationaal, moet erop gericht zijn om het dumpen van zeeschepen in Azië te voorkomen. Nederland heeft in het internationale overleg steeds een stimulerende rol gespeeld bij het op de agenda zetten en houden van dit dossier. Zo heeft Nederland de eerste twee wereldwijde bijeenkomsten in 2000 en 2001 over sloopschepen georganiseerd, heeft ons land financieel bijgedragen aan het ontwikkelen van richtlijnen van het Verdrag van Bazel voor het schoon slopen van zeeschepen, heeft Nederland voorstellen ingediend bij de IMO om te komen tot een wereldwijd Verdrag voor scheepsrecycling, is bijgedragen aan het formuleren van Raadsconclusies in de diverse Milieuraden, enz. De internationale beleidsinzet van het ministerie van V&W en VROM heeft niet alleen de aandacht, maar ook altijd de steun gehad van Tweede Kamer. We zijn nu op het punt beland dat inzet vanuit een individueel land niet meer voldoende is. Nederland zoekt aansluiting bij strategieën met gelijkgestemde landen die binnen Europa en vervolgens de IMO worden ontwikkeld. De inzet van het huidige kabinet blijft er op gericht om, in samenwerking met andere landen van de Europese Unie, tot een effectief en praktisch werkende regeling onder de vlag van IMO te komen. Uitvoerbaarheid en transparantie zijn belangrijke randvoorwaarden, naast het realiseren van een gelijk speelveld voor alle reders en het verhogen van de internationale standaards voor sloopwerven. De Nederlandse inzet zal ook hier op gericht zijn. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. M. Cramer
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
3
BIJLAGE
Kabinetsreactie Groenboek sloopschepen Nederland is ingenomen met het uitkomen van het Groenboek sloopschepen en wil de Commissie complimenteren met de korte termijn waarop zij dit tot stand heeft gebracht. De Nederlandse reactie is opgebouwd uit een algemene visie van Nederland op de problematiek en vervolgens een aantal paragrafen waarin afzonderlijk op opties uit het Groenboek wordt ingegaan. In de slotopmerkingen wordt samengevat waar volgens Nederland de focus van een Europese strategie dient te liggen. Algemene reactie Een nieuwe balans tussen ecologie en economie is nodig, waarbij economische dynamiek en ecologische ontwikkeling met elkaar worden verbonden. We zullen onze manier van produceren en consumeren zo moeten veranderen dat verdere aantasting van ecosystemen wordt voorkomen. De druk op het milieu moet omlaag. Afwenteling van milieuproblemen op andere landen moet worden voorkomen. Hierbij wordt uitgegaan van het principe dat de vervuiler betaalt. Nederland wil een actieve en constructieve rol spelen in de strijd tegen wereldwijde milieuproblemen onder andere door meer invulling te geven aan duurzaam en verantwoord ondernemen, waarbij aandacht is voor goede arbeidsomstandigheden in het belang van de volksgezondheid. Immers, het belangrijkste doel van dit Groenboek is de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. De Nederlandse reactie op dit Groenboek is op bovenstaande uitgangspunten gebaseerd. Probleemschets en visie Scheepvaart speelt een belangrijke rol in de wereld. De wereldkoopvaardijvloot omvat zo’n 50 000 zeeschepen en is een onmisbare schakel in de internationale handel. Zeeschepen moeten aan hoge eisen voldoen, maar met het ouder worden nemen ook de kosten toe om aan deze eisen te blijven voldoen. Na gemiddeld 25 jaar zijn de meeste schepen rijp voor de sloop. Uit het Groenboek blijkt dat jaarlijks vele honderden schepen onder onverantwoorde milieu- en arbeidsomstandigheden worden gesloopt op ZuidAziatische stranden (i.c. Bangladesh, India, Pakistan). De lage arbeidskosten (lage lonen en slechte persoonlijke veiligheidsvoorzieningen) en het ontbreken van milieumaatregelen in combinatie met hoge staalprijzen maken dat scheepseigenaren hun schip daar voor de hoogste opbrengst kunnen verkopen. Om de standaarden op sloopwerven in deze landen drastisch te verbeteren, is een krachtig en mondiaal verplichtend instrument noodzakelijk. Het realiseren van dit doel brengt tevens verplichtingen voor reders en vlaggenstaten met zich mee. Deze worden ook voorzien in het internationale sloopverdrag dat in het kader van IMO wordt ontwikkeld. In het Groenboek wordt een heldere schets van de problematiek gegeven en Nederland kan deze onderschrijven. Nederland zet zich al enige jaren in Europees en mondiaal verband in om te komen tot aanvaardbare condities voor milieu- en arbeidsomstandigheden waaronder schepen mondiaal kunnen worden ontmanteld. Nederland dient er alles aan te doen om afwenteling van milieuproblemen op andere landen te voorkomen. Onze inzet, zowel nationaal als internationaal, is er dan ook op gericht om de wijze waarop schepen nu op ZuidAziatische stranden worden gesloopt te verbeteren en een einde te maken aan de huidige manier van dumpen van zeeschepen. Er zal gezocht moeten worden naar een voor mens en milieu verantwoorde recycling
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
4
van materialen en afvalstoffen die bij de sloop vrijkomen met behoud van werkgelegenheid in de betreffende landen. Ook vanuit het Nederlandse bedrijfsleven zijn in Azië projecten opgezet om te komen tot een verbetering van milieu- en arbeidsomstandigheden. Nederland zoekt nadrukkelijk het grootste deel van de oplossing binnen het internationale sloopverdrag dat in het kader van de IMO wordt ontwikkeld. Voor de tussenliggende periode, totdat het IMO-verdrag (alleen voor commerciële schepen) in werking treedt, ondersteunt Nederland het initiatief van de Commissie om de huidige situatie op een aantal terreinen te verbeteren, temeer omdat bijna 1/3 van alle schepen op de wereld onder de vlag van een EU-lidstaat vaart. Bovendien worden enkelwandige olietankers uitgefaseerd, wat de komende jaren leidt tot een groter aanbod van sloopschepen. Bij deze versnelde uitfasering via de IMO heeft de EU nadrukkelijk een voortrekkersrol gespeeld. Reactie per optie voorzien in het groenboek
1. Betere handhaving van de Europese afvalwetgeving In het Groenboek worden de volgende voorstellen gedaan: – meer controle door de bevoegde autoriteiten in Europese havens, met een nadruk op schepen ouder dan 25 jaar of andere indicaties die aangeven dat deze schepen mogelijk bestemd zijn voor de sloop; – het maken door de Commissie en de lidstaten van een beoordelingsrichtlijn voor schepen als middel om vast te kunnen stellen of er sprake is van (gevaarlijk) afval, en het opstellen van een lijst van sloopwerven die voldoen qua milieuhygiëne en arbeidsomstandigheden; – meer systematische samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen lidstaten onderling en richting Commissie, waarbij databases en persberichten gebruikt kunnen worden om potentiële sloopschepen te identificeren op weg naar sloopstranden; – meer samenwerking met andere landen, in het bijzonder recycling- en transitlanden, zoals bijvoorbeeld Egypte; – een beleidsfocus op oorlogsschepen, overige overheidsschepen en commerciële schepen die in Europese wateren opereren (bijvoorbeeld veerboten). Nederland ondersteunt in het algemeen de inzet van de Commissie op bovenstaande voorstellen, maar wil dit aanvullen met de hieronder volgende punten. Nederland is in het algemeen van mening dat de effectiviteit van Europese milieuregels gebaat is bij een goede uitvoering en handhaving in alle lidstaten. Tien jaar geleden is mede op initiatief van Nederland het informele netwerk IMPEL (European Union Network for the Implementation and Enforcement of Environmental Law) opgericht. Onder de IMPEL paraplu wordt op vele terreinen samengewerkt op het gebied van handhaving. Nederland verzoekt de Commissie om te bevorderen dat het IMPELnetwerk in Europa ook in dit kader kan worden gebruikt en het zo mogelijk te ondersteunen en hiervoor menskracht en capaciteit op EU-niveau voor vrij te maken. Voor de handhaving is het van belang dat vaststaat of een schip een sloopschip is en daarmee een afvalstof. De beoordeling dient te gebeuren aan de hand van de (inter)nationale regelgeving en jurisprudentie, maar ook aan de hand van een beoordeling van feiten en omstandigheden. In de praktijk is het echter moeilijk om aan te tonen dat een schip bestemd is voor de sloop. Nederland vindt het daarom weinig zinvol dat de Commissie en de lidstaten gaan werken aan de definitie van afval en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
5
gevaarlijk afval in relatie tot schepen. Praktische criteria om te bepalen of een schip een sloopschip is kunnen echter hierbij wel van pas komen. Nederland is in de lopende internationale onderhandelingen een voorstander geweest van een pragmatische benadering waarbij bekeken wordt hoe een schip dat milieugevaarlijke stoffen bevat op een veilige en schone manier ontmanteld kan worden. Nederland heeft ervaring met sloopschepen, o.a. Sandrien en Otapan, en heeft daar van geleerd. Nederland verzoekt de Commissie te bevorderen dat er binnen de EU geharmoniseerde en eenduidige richtlijnen zijn zodat er bij alle lidstaten een gelijke focus is bij het tegenhouden van sloopschepen.
2. Internationale oplossingen In het Groenboek wordt voorgesteld dat de EU het al genoemde proces van de ontwikkeling van het internationaal sloopverdrag door de IMO gaat ondersteunen. Hierbij voorziet de Commissie een sterkere rol voor zichzelf, ondermeer door mandatering van de Gemeenschap (de Commissie) en het invoegen van de REIO (regional economic integration organisation)-clausule zodat de Gemeenschap partij kan worden binnen de IMO. De REIO-clausule voorziet voor een door soevereine staten in een bepaalde regio opgerichte organisatie voor economische integratie (regional economic integration organisation) bevoegdheden ten aanzien van aangelegenheden die door hun onderlinge overeenkomst daarbij worden geregeld, en die gemachtigd is, in overeenstemming met haar interne procedures, verdragen kan ondertekenen, bekrachtigen, aanvaarden, goedkeuren of daartoe toetreden. Hiernaast stelt de Commissie in het Groenboek voor om binnen de EU de coördinatie van de standpunten van de lidstaten en de Commissie te intensiveren om een eensgezindere EU-stem in IMO kader te laten horen. In reactie op dit voorstel benadrukt Nederland allereerst dat om de standaarden op sloopwerven in Zuid-Aziatische landen drastisch te verbeteren een krachtig en mondiaal verplichtend instrument noodzakelijk is. Om zo’n instrument succesvol te laten zijn is medewerking van de belangrijkste recyclinglanden en vlaggenstaten van essentieel belang. De IMO heeft het voortouw in het reeds lopende proces van de ontwikkeling van de Ship Recycling Convention, in samenwerking met de International Labour Organization (ILO) en het United Nations Environment Programme (UNEP). Het slopen van zeeschepen is, gezien de vele aspecten (waaronder veiligheid, milieu, economie en arbeidsomstandigheden) en uiteenlopende belangen, een complex vraagstuk, dat vraagt om een zorgvuldige en evenwichtige aanpak. De EU zou in zijn geheel een zwaardere rol moeten vervullen bij het totstandbrengen van een wereldwijde verbetering van bovengenoemde aspecten. Nederland is van mening dat het internationale sloopverdrag zo spoedig als mogelijk in werking moet treden, en dat met het oog hierop op een voor alle partijen zorgvuldige wijze moet worden afgewogen hoe het best en het snelst tot dit resultaat kan worden gekomen. Nederland is van mening dat een discussie over het vraagstuk van de REIO-clausule en het mandaat van de Commissie, op dit moment, afbreuk zou kunnen doen aan dit streven. Nederland vindt bovendien dat thans bij de lopende onderhandelingen over een nieuw IMO-verdrag sprake is van een goede en actieve samenwerking van lidstaten en de Commissie om in overleg vooraf zoveel mogelijk de onderhandelingsposities af te stemmen. Deze samenwerking dient verder zoveel mogelijk te worden versterkt om als EU-lidstaten gezamenlijk zo krachtig mogelijk te kunnen optreden in de IMO.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
6
3. Versterken van Europese capaciteit voor het ontmantelen van schepen In het Groenboek wordt gesteld dat er op dit moment onvoldoende sloopcapaciteit in de EU en andere OESO-landen in relatie tot het aanbod aan commerciële sloopschepen is. Volgens het Groenboek is dat voor Europese overheidsschepen wel voldoende. Nederland vindt het belangrijk dat schepen schoon en veilig worden ontmanteld. Dit hoeft niet perse in Europa, maar kan in principe ook elders in de wereld. Het is volgens Nederland de komende jaren van belang te zorgen voor voldoende ontmantelingcapaciteit binnen de EU zelf, omdat het waarschijnlijk nog enige jaren zal duren voordat er mondiaal voldoende «groene werven» zijn ontstaan. Wellicht biedt dit tevens een kans voor enkele sloopwerven binnen de EU om bij te dragen aan het veilig en schoon slopen van zeeschepen. Het verdient in de ogen van Nederland aanbeveling dat de Commissie deze plannen in Europa concretere vorm geeft door enkele werven te selecteren en op te waarderen. Wellicht dat ook vrijwillige initiatieven van reders op dit vlak iets kunnen bewerkstelligen (zie hiervoor ook optie 4). Nederland vindt het een goed voorstel om meer bekendheid te geven aan werven die schoon en veilig werken en ondersteunt daarom voor de interim-periode tot het IMO-verdrag in werking treedt, de publicatie door de Europese Commissie van een gids met milieuhygiënisch en arbeidsomstandigheden verantwoorde «groene» recyclingcapaciteit. Wel vereist dit overeenstemming over te hanteren selectiecriteria voor groene werven. Nederland stelt voor om deze te baseren op criteria uit het IMO-verdrag in wording. Nederland ondersteunt initiatieven van de Commissie om overheidsschepen binnen de EU en andere OESO-landen zoals Turkije te laten ontmantelen. Het is wel de vraag wat de meest effectieve mix van beleidsinstrumenten is om dit op marktconforme wijze tot stand te brengen. Zoals er in het Groenboek terecht wordt opgemerkt, kunnen werven waar op dit moment schoon en veilig wordt gewerkt moeilijk concurreren met werven in Zuid-Azië. Het uiteindelijke doel van een effectieve set aan beleidsinstrumenten zal dan ook een level playing field mondiaal en binnen Europa dienen te zijn; er zal een markt voor het schoon en veilig slopen van schepen moeten ontstaan. Volgens het Groenboek kunnen oudere schepen over het algemeen veel milieugevaarlijke stoffen bevatten, waaronder asbest, polychloorbiphenylen (PCBs), tributyltin en grote hoeveelheden olie en olieslib. Werven in Zuid-Azië zijn op dit moment nog niet in staat om op een goede manier voor mens en milieu deze stoffen uit sloopschepen te halen. De ervaringen van Nederland met de Otapan en Sandrien hebben aangetoond dat pre-cleaning binnen Europa technisch goed uitvoerbaar is. De economische perspectieven zijn echter nog niet goed; pre-cleaning van schepen is relatief duur waardoor er op dit moment geen markt voor is. Het is dan ook de vraag of dit meer dan een nichemarkt kan worden binnen Europa. Niettemin is Nederland van mening dat pre-cleaning, zeker voor overheidsschepen, binnen Europa als optie opengehouden dient te worden. Voor overheidsschepen zou dit mogelijk een verplichting kunnen worden.
4. Technische ondersteuning en overdracht van kennis en best practices naar «recycling» staten In het Groenboek wordt voorgesteld om een meer systematische samenwerking en informatie-uitwisseling naar recycling staten te bevorderen. Op kleine schaal gebeurt dit al in het kader van internationale organisaties (zoals door enkele OESO-landen en binnen de EU) en verder zijn er initiatieven van reders die bewust omgaan met arbeid en milieu. De sloopindustrie is economisch belangrijk voor Zuid-Aziatische landen. Het doel
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
7
van een Europese strategie is niet om deze landen van hun inkomsten te beroven. Nederland ondersteunt dit voorstel. Nederland streeft een situatie na waarbij de Aziatische landen en bedrijven, met ondersteuning van Westerse landen en bedrijven, bijvoorbeeld op het gebied van technologie en training, zich inzetten om omstandigheden op slooplocaties te verbeteren. Bijvoorbeeld door het verbeteren en moderniseren van sloopprocedures, het gebruiken van beschermende materialen, het volgen van veiligheidsprocedures en trainen en milieubewuster maken van personeel en management. Het betreft hier onderwerpen waarvan het ook de bedoeling is afspraken te maken in het nieuwe IMO-verdrag. Hierbij kan de Commissie aanhaken bij ervaringen uit eerdere projecten. P&O Nedlloyd (nu Maersk) is enkele jaren geleden op verzoek van de Nederlandse overheid een partnerschap aangegaan met Chinese bedrijven om door technische hulp en training de milieu en arbo-omstandigheden op de werven te verbeteren. In Zuid-Aziatische landen zal ook het toezicht op de sloopwerven en handhaving van de voorschriften door lokale autoriteiten verbeterd moeten worden. Wellicht kan de Commissie investeren in de infrastructuur, zoals dokken en voorzieningen voor afvalverwerking. Nederland realiseert zich dat dit een langetermijnproces is.
5. Vrijwillige acties Het Groenboek stelt dat totdat het IMO verdrag in werking zal treden mondiaal en Europees initiatieven ontwikkeld kunnen worden om de huidige situatie met betrekking tot het slopen van zeeschepen te verbeteren. Het ligt voor de hand om tussentijds vooral met vrijwillige afspraken tot verbetering te komen, omdat het tot stand brengen van wettelijke maatregelen op mondiale schaal veel tijd kost. Nederland ondersteunt dit voorstel betreffende vrijwillige acties. In het Groenboek wordt bij deze optie o.a. voorgesteld om overheidsschepen naar «groene» werven te sturen. Dit betekent dat er voor commerciële schepen nog het nodige te regelen valt, maar ook dat er wereldwijd voldoende «groene» recyclingcapaciteit aanwezig dient te zijn en dat er overeenstemming dient te zijn over selectiecriteria voor «groene» werven. Op Europees niveau zou het internationale bedrijfsleven kunnen worden aangesproken op het nemen van initiatieven om de situatie bij het slopen van werven drastisch te verbeteren, naar analogie van het bovenstaande voorbeeld van P&O Nedlloyd in China. Het zou goed zijn als bijvoorbeeld Commissaris Dimas van de Commissie een gesprek aangaat met bijvoorbeeld de grote organisaties van tankrederijen verenigd in Intertanko (de onafhankelijke associatie van onafhankelijke tankereigenaren) en ze verzoekt de uitdaging op te pakken om binnen enkele jaren een aantal «groene» sloopwerven te realiseren door bijvoorbeeld bestaande werven op te waarderen. De opbrengst van een tanker aan het einde van het bestaan is meer dan voldoende om ook een klein deel daarvan te benutten voor investeringen ter bescherming van mens en milieu. Als een paar grote multinationals enkele sloopwerven selecteert en opwaardeert, kan dat wereldwijd in de aanloop naar het nieuwe IMO sloopverdrag wellicht voor een gewenste omslag zorgen. Nederland is er in het algemeen voorstander van de verantwoordelijkheid zoveel mogelijk te leggen bij de veroorzaker respectievelijk eigenaar.
6. Sloopfonds In het Groenboek wordt voorgesteld om een vrijwillig sloopfonds voor sloopschepen op te zetten. Nederland is hier op dit moment geen voorstander van, mede omdat onduidelijk is hoe het sloopfonds eruit gaat zien. Een nadeel van een sloopfonds is dat het de bureaucratie kan vergroten, doordat er manieren gezocht moeten worden om het gegene-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
8
reerde geld op een veilige manier weg te zetten. Bovendien is de weerstand bij reders en vlaggenstaten binnen de IMO enorm, waardoor de kans heel groot is dat een sloopfonds vertragend zal werken op de inwerkingtreding van het internationale sloopverdrag van de IMO. Vertraging bij de totstandkoming van het internationale sloopverdrag moet, zoals eerder gesteld, worden voorkomen. Daarnaast is er kans op marktverstorende effecten in geval van besluitvorming over het aanwenden van de fondsmiddelen. Nederland hecht wel aan een systeem van producentenverantwoordelijkheid of een andersoortig systeem dat recht doet aan het principe «de vervuiler betaalt», en wil de Commissie vragen de mogelijkheden te onderzoeken voor zo’n systeem (bijvoorbeeld een omslagsysteem).
7. Andere opties – EU wetgeving, in het bijzonder voor enkelwandige olietankers In het Groenboek wordt voorgesteld om wetgeving voor enkelwandige olietankers te maken om te waarborgen dat deze schepen schoon en veilig worden gesloopt. Enkelwandige olietankers worden de komende jaren uitgefaseerd waarbij over een aantal jaren een piek in het aantal schepen dat moet worden gesloopt wordt verwacht. Enkelwandige olietankers worden momenteel al geweerd uit Europese havens. Op dit moment varen oude enkelwandige olietankers voornamelijk in het Midden- en Verre Oosten. Europese wetgeving zou dan vooral van toepassing zijn op vlaggenstaten binnen de EU en kan betekenen dat Europese olietankers worden omgevlagd naar niet EU-landen. Deze schepen worden namelijk niet geraakt door Europese wetgeving. Nederland kan de Commissie ondersteunen bij de totstandkoming van wetgeving op het gebied enkelwandige olietankers maar onderschrijft tegelijkertijd de kanttekeningen die in het Groenboek worden geplaatst bij de effectiviteit van een dergelijke wetgeving. Het aantal enkelwandige olietankers dat vaart onder de vlag van een EU-lidstaat is immers beperkt. Volgens Nederland kan het voorgestelde gesprek van Commissaris Dimas met de voorzitter van Intertanko een alternatief voor wetgeving zijn (zie vrijwillige acties onder 4). Dit gesprek kan als specifieke inzet de selectie en het opwaarderen van werven voor de sloop van enkelwandige olietankers hebben. Als Intertanko een aantal werven selecteert voor «groene» recycling van enkelwandige olietankers heeft dit een goede uitstraling naar de rest van de branche.
– Financiële steun voor scheepsindustrie verbinden aan groene sloopwerven Het voorstel om financiële steun te verbinden aan bedrijven die gebruik maken van groene sloopwerven is een interessant idee dat nog verder uitgewerkt kan worden door de Commissie. – Een Europees certificeringsysteem voor het opzetten van schone sloopcapaciteit, prijzen voor goede voorbeelden van «groene recycling» In het Groenboek wordt voorgesteld om een Europees certificeringsysteem op te zetten voor schone sloopcapaciteit. Nederland ondersteunt dit in principe maar benadrukt dat een dergelijk systeem ook op wereldschaal binnen het toekomstige sloopverdrag bruikbaar zal moeten zijn. Er zal gewaakt moeten worden dat dit het niet te bureaucratisch wordt. Een certificeringsysteem zal uit moeten gaan van prestatie-indicatoren, die een beeld geven van de milieuhygiënische prestaties van de werf en veiligheid met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. Dit zal geregeld gemonitord en gehandhaafd dienen te worden om de waarde van de certificaten niet te degraderen. Ervaringen van individuele landen met certificering-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
9
systemen en classificatiebureaus kunnen van pas komen om een solide systeem op te zetten. – Internationaal onderzoek naar slopen intensiveren In het Groenboek wordt voorgesteld om onderzoek naar slopen te intensiveren. In aansluiting op bestaande projecten van de Commissie kunnen werven in Europa en Azië gestimuleerd worden om samen te werken om schepen op een schone en veilige manier te ontmantelen met gebruikmaking van acceptabele technieken en goede manieren van afvalrecycling enverwijdering. Nederland kan de Commissie ondersteunen als deze voor de korte en lange termijn een nieuw pilot-project naar veilige en schone scheepsrecycling opzet. Zo kan informatie worden verkregen over de kosten van een technische adequate, veilige en schone sloop, om zo de economie van het slopen beter te begrijpen.
Vragen Groenboek De Commissie stelt in hoofdstuk 4 van het Groenboek een aantal specifieke vragen die de praktische uitwerking van de voorgestelde opties betreffen. Dit zijn zeer terechte en belangrijke vragen; om deze beter uit te kunnen werken zal dit in Nederland nader worden besproken in het overleg met stakeholders over sloopschepen en de internationale strategie. Nederland wil de Commissie voorstellen om over deze vragen en de specifieke uitwerking ervan een Europese workshop te organiseren. Het probleem van sloopschepen is immers een natieoverstijgend probleem. Het is van belang met de andere EU-lidstaten van gedachten te wisselen over de meest gewenste en effectieve aanpak van dit mondiale probleem. Slotopmerkingen Nederland is, zoals gezegd, ingenomen met de publicatie van dit Groenboek. Dit vormt een goede eerste aanzet voor de ontwikkeling van een Europese strategie voor het veilig en schoon slopen van zeeschepen. Nederland is bereid om ook in toekomst naar vermogen bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van een internationale strategie voor sloopschepen, zowel Europees als mondiaal. Nederland ondersteunt daarom oplossingen met oog voor de markt, sociale, milieuhygiënische en technische mogelijkheden. Hierbij zal de rol voor een organisatie als IMO bij het tot stand brengen van een mondiale oplossing cruciaal zijn. De onverantwoorde sloop van zeeschepen is een mondiaal probleem en Nederland is dan ook met de Commissie van mening dat inzet op een uiteindelijk mondiale oplossing via het IMO-verdrag gewenst is. Nederland benadrukt hierbij het belang van de individuele inzet van lidstaten binnen de IMO. Het huidige voorstel voor een IMO-verdrag regelt alleen de sloop van commerciële schepen. Nederland ondersteunt de inzet om binnen een Europese strategie de sloop van overheidsschepen van bijvoorbeeld de marine en de kustwacht te regelen. Nederland is overtuigd van het belang van de ontwikkeling van initiatieven tot het verdrag van IMO operationeel wordt in de periode 2013– 2014. Aangezien het tot stand brengen van wettelijke maatregelen op Europese en mondiale schaal veel tijd kost, ligt het voor de hand om tussentijds ook met vrijwillige afspraken tot verbetering te komen. Een initiatief van Commissaris Dimas richting tankrederijen zal door Nederland enthousiast worden verwelkomd. Verder is Nederland voorstander om in Europa de handhaving van reeds bestaande regels voor het transport van stoffen in havens op een hoger plan te brengen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 22 112, nr. 560
10