Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1978-1979
2
Rijksbegroting voor het jaar 1979
15 300 Hoofdstuk XIII Departement van Economische Zaken
Nr.57
VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 23 november 1978 De vaste Commissie voor Economische Zaken1 heeft op 7 november 1978 mondeling overleg gevoerd met de Minister van Economische Zaken over de ontwikkelingen bij het bedrijf AKZO Zout Chemie Delfzijl (AZC Delfzijl). Kort voor het overleg had de commissie de beschikking gekregen over een als bijlage bij dit verslag gevoegde notitie van de Minister. Van het gevoerde overleg, waarbij de Minister zich had laten vergezellen van de heer H. Beyer van de directie Chemische en Lichte Industrie van zijn departement, brengt de commissie als volgt verslag uit. Een lid van de fractie van het C.D.A. wees op het beschrijvende karakter van de notitie, die daarom een groot aantal vragen oproept. Zo wordt ten aanzien van de mogelijk in Delfzijl te behouden produkties alleen melding gemaakt van de in verband met de concurrentie weinig rooskleurige toekomstperspectieven. Is de Minister voornemens hierover met AZC Delfzijl in overleg te treden? Zijn ermogelijkheden het bedrijf in Delfzijl te versterken, c.q. mogelijkheden tot samenwerking met andere bedrijven? Voorts vroeg dit lid of de indruk juist is dat de chloorproduktiecapaciteit in Delfzijl volledig zal verdwijnen. Het leek dit lid van belang te onderzoeken in hoeverre een eventuele ontwikkeling van het magnesiummetaalproject een rol zal kunnen spelen. Spreker vroeg de Minister bij de beantwoording van deze vraag ook aandacht te besteden aan de daarvoor tot op heden altijd als prohibitief beschouwde hoge energiekosten. Deze kunnen wellicht worden beperkt doordat bij bedoelde produktie chloor vrijkomt. Naar het oordeel van dit lid noodzaken de ontwikkelingen bij dit bedrijf ertoe de problematiek vanuit verschillende invalshoeken geïntegreerd te benaderen.
1 Samenstelling: Joekes (VVD), Portheine (VVD), Hermsen (CDA), Van der Gun (CDA), Van Dis (SGP), Epema-Brugman (PvdA), voorzitter. Van Amelsvoort (CDA), Jansen (PPR), Salomons (PvdA), Van Houwelingen (CDA), Kolthoff (PvdA), Van der Hek (PvdA), Beumer (CDA), ondervoorzitter, Engwirda (D'66), Braams (VVD), Jacobse (VVD), Van Muiden (CDA), Spieker (PvdA), Van Dam (PvdA), Wöltgens (PvdA) en Van Rooijen (CDA).
Volgens een lid van de fractie van de P.v.d. A., dat hierna het woord kreeg, zal het wegvallen van een 300-tal arbeidsplaatsen na sluiting van de chloorfabriek in Delfzijl, ernstige consequenties hebben voor de resterende produktiecapaciteit, in geval niet wordt zorg gedragen voor vervangende werkgelegenheid. Dit lid zei dat er veel voor te zeggen is om de chloorproduktie in Rotterdam te vestigen, zowel vanuit het oogpunt van het vermijden van het gevaarlijke chloortransport als in het licht van de zwakke positie van AKZO. Gezien de bij stopzetting van de chloorfabricage onaanvaardbare gevolgen voor het Eemsmondgebied pleitte dit lid niettemin voor uitbreiding van
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 300 hoofdstuk XIII, nr. 57
1
de chloorcapaciteit in Delfzijl. Na de recente beslissing over de aanlanding van LNG in de Eemshaven zal er op langere termijn immers voldoende etheen aanwezig zijn, zo vervolgde spreker. Hij bracht in dit verband nog de aan AKZO Zout Chemie berekende energieprijzen, zowel voor elektriciteit als voor aardgas, in herinnering. Deze zijn aanzienlijk hoger dan de in het buitenland berekende prijzen. Is de Minister van plan maatregelen ter zake te nemen? Ook dit lid hechtte belang aan een nader onderzoek naar het magnesiummetaalproject in verband met het bij de produktie vrijkomende chloor en het gunstige effect op de kosten van benodigde energie. De woordvoerder van de fractie van de V.V.D. meende dat de omstandigheden, met name het ongewenste chloortransport door Nederland en de in de Rotterdamse regio bestaande vraag, nopen tot uitbreiding van de chloorcapaciteit in Rotterdam. Het in de notitie beschreven alternatief in de zin van uitbreiding van de chloorcapaciteit in Delfzijl met vervaardiging van het voorprodukt EDC leek hem in verband met de daaraan verbonden bezwaren minder wenselijk. De nadelen voor het Eemsmondgebied van een keuze ten gunste van Rotterdam zei het hier sprekende lid te onderkennen. Voor wat betreft de door AZC Delfzijl te produceren overige produkties werd verwezen naar hetgeen de spreker namens het C.D.A. daarover had opgemerkt. Een ander lid van de fractie van de P.v.d.A. vroeg of de Minister inzicht heeft in de verschillen die er tussen de in Nederland en in het buitenland berekende energieprijzen bestaan. In hoeverre vormt dit verschil een doorslaggevende factor bij de besluitvorming ten aanzien van AZC Delfzijl? Vindt hierover op dit moment overleg plaats tussen de Minister en het bedrijfsleven? Bij bevestigende beantwoording was spreker geïnteresseerd in de termijn waarop de resultaten kunnen worden verwacht en naar de inhoud van de desbetreffende voorstellen van de Minister. Het lid, dat namens de fractie van de S.G.P. het woord voerde, stelde, in aansluiting op de eerder vanuit de commissie voor de voor Rotterdam als vestigingsplaats voor de uitbreiding van de chloorproduktiecapaciteit aangevoerde argumenten, de volgende vragen. Kan een overzicht worden gegeven van het personeelsbestand bij de verschillende produktieafdelingen van AZC Delfzijl, op dit moment en in de toekomst, indien de kwikelectrolyse zou komen te vervallen? Is het juist, dat dit bedrijf profiteert van, in verhouding tot hetgeen in het westen des lands wordt berekend, gunstiger aardgasprijzen? Zal deze voordelige regeling, indien op dit moment van toepassing, gehandhaafd blijven indien het magnesiummetaalprojectzal worden geëffectueerd? Een derde P.v.d.A."fractielid wees nog eens op de noodzaak het chloortransport te verminderen, welke onverlet laat, dat voor het Eemsmondgebied, indien de keuze voor uitbreiding van de chloorcapaciteit op Rotterdam valt, een oplossing zal moeten worden gevonden. De uit een oogpunt van milieu en gezondheid aan chloorkoolwaterstoffen verbonden bezwaren gelden evenzeer voor vinylchloride, dat indien tot het in de notitie eerstgenoemde alternatief zal worden besloten, in nog grotere hoeveelheid in Rotterdam aanwezig zal zijn. Ingaande op de al eerder aan de orde gestelde energieprijzen vroeg spreekster de Minister de voor de verschillende energiedragers, als aardgas en elektriciteit, bestaande divergenties tussen de in Nederland en in het buitenland berekende prijzen te willen specificeren. Welke mogelijkheden heeft de Regering om deze verschillen weg te nemen, met name waar het betreft het aardgas?
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 300 hoofdstuk XIII, nr. 57
2
Een nog niet eerder aan het woord gekomen C.D.A.-fractielid wilde weten of AZC Delfzijl nog de mogelijkheid van het aanwenden van calciumzout als grondstof voor de produktie van bij voorbeeld kunstmest overweegt. Uit het feit, dat de notitie geen harde conclusies bevat ten aanzien van de toekomst van AZC Delfzijl mag niet worden afgeleid, dat het Departement van Economische Zaken in dezen een passieve rol inneemt. Er wordt wel degelijk intensief aandacht besteed aan dit bedrijf, maar de situatie is nog niet rijp voor beslissingen. Aldus deelde de Minister in zijn beantwoording mee. De inmiddels verouderde kwikelectrolysecapaciteit dateert uit de jaren '50, in welke periode een ver gaande industrialisatie met gunstig resultaat is doorgevoerd. De Nederlandse chemische industrie, waarbij in sterke mate sprake is van basischemie, ondervindt de gevolgen van de wereldwijde recessie en de bestaande overcapaciteit. Er zullen maatregelen moeten worden getroffen, die in de eerste plaats betrekking hebben op de niet-rendabele produkties. Het beleid van de Regering is er daarom op gericht dat er nieuwe produkten, waarbij vooral wordt gedacht aan technologisch hoogwaardN ge produkten, waarvoor wel toekomstperspectieven aanwezig zijn, op de markt gebracht worden. In dat verband wees de Minister op de produktie van ethyleenamines, die kortgeleden is tot stand gekomen in samenwerking met een Japanse onderneming. Meer in het algemeen worden pogingen gedaan bedrijven te interesseren om zich in het noorden te vestigen. Naar het oordeel van de Minister zal de acquisitie-inspanning, gericht op in die noordelijke regio te vestigen bedrijven moeten worden versterkt. Hij verklaarde zich bereid met AZC Delfzijl in overleg te treden over de in de notitie onder punt 3 genoemde produkties, waarvan de vooruitzichten niet erg rooskleurig zijn, en over eventuele alternatieven. Daarbij benadrukte de Minister het belang om Delfzijl als één van de belangrijke centra van chemische industrie voor de toekomst te behouden en voor wat betreft de produkties te moderniseren. Het gaat hierbij niet uitsluitend om het bedrijf AZC Delfzijl. Ingaande op het ter sprake gekomen magnesiummetaalproject wees de Minister op de reeds aanwezige concurrenten, onder andere Dow Chemical en Norsk Hydro, die te zamen in feite de markt beheersen, en waarbij voor een relatief klein bedrijf nauwelijks ruimte is. Ook de al genoemde overcapaciteit vormt hier een belemmerende factor en het feit, dat deze concurrenten profiteren van naar verhouding gunstiger energieprijzen. Het ligt niet in de lijn van het energiebesparingsbeleid, zo vervolgde de Minister, een dergelijke zeer energie-intensieve en arbeidsextensieve produktie in Nederland ter hand te nemen tegen concurrerende prijzen, waarvoor omvangrijke subsidies nodig zullen zijn. Daarbij merkte de bewindsman op, dat het uit het LNG vrijkomende ethaan niet eerder dan in 1984 verwerkt zal kunnen worden. Naar aanleiding van de met betrekking tot de energieprijzen gestelde vragen verwees de Minister naar hetgeen daarover in de memorie van toelichting op de begroting van zijn departement voor 1979 is gesteld (blz. 85). In de omringende landen liggen de voor elektriciteit berekende prijzen 1 a 2 cent per kilowattuur onder het Nederlandse tarief. Structurele factoren spelen hierbij een rol. De in de gasprijzen bestaande divergenties, ten opzichte van het buitenland, die in de orde van grootte liggen van 1 a 2 cent per m 3 , moeten in belangrijke mate worden toegeschreven aan de in Nederland als beleidsuitgangspunt genomen koppeling met de olieprijzen. Ter compensatie van het dientengevolge voor de Nederlandse industrie geldende concurrentienadeel is de Minister voornemens voor de grote verbruikers (giganten) tijdelijke maatregelen te nemen. Dit ondanks het feit, dat de prijs in het energiebeleid als één van de besparingsmethoden wordt gehanteerd. Deze maatregelen zullen niet alleen betrekking hebben op de gasprijzen. Tevens zullen met de verschillende elektriciteitsbedrijven afspraken moeten worden gemaakt over de aan de resptievelijke giganten door te berekenen kortingen. Naar verwacht zal het in dit verband noodzakelijke overleg over de precieze inhoud van de maatregelen, waaraan ook de Minister van Financiën zijn goedkeuring zal moeten geven gelet op het feit dat de aardgasbaten inkonv
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 300 hoofdstuk XIII, nr. 57
3
sten voor de staat vormen, kunnen worden afgerond. In de memorie van toelichting op de begroting zijn deze maatregelen al aangekondigd. Overigens is het niet de bedoeling Delfzijl in dit opzicht in een gunstiger positie te plaatsen dan bij voorbeeld Rotterdam. De maatregelen zullen overal gelijkelijk gelden. In het Noorden is nog wel sprake van een, zij het aflopende, kortingsregeling. Daarnaast bestaat, bij voorbeeld ook in Zeeland nog de regeling van het zgn. potjesgas. De Minister erkende de noodzaak de problematiek bij AZC Delfzijl op een geïntegreerde wijze te benaderen, waarbij hij aantekende dat zonodig ook een beroep op de investeringspremieregeling zal kunnen worden gedaan. De voor sluiting van de verouderde kwikelektrolysecapaciteit van 40 000 ton aangevoerde en op veiligheid gebaseerde argumenten zijn, zo meende de bewindsman, overtuigend. Men moet zich hierbij wel realiseren, dat de 130 000 tons diafragma elektrolyse in elk geval gehandhaafd blijft in Delfzijl. De hoeveelheid uit LNG vrijkomend ethaan is maar zeer beperkt en bedraagt 5%, hetgeen een te smalle basis vormt voor een behoorlijke produktie-eenheid. Volgens van het bedrijf verkregen inlichtingen is het personeelsbestand bij AZC Delfzijl als volgt verdeeld: Situatie per 30 september 1978: Produktiebedrijven Technische sector Overige dienstverlening plus algemene overhead
632 personen 476 personen 306 personen 1414 personen
Van eventuele produkties op basis van calciumzouten zei de Minister, gelet op de bestaande overcapaciteit en de door de concurrenten berekende lage prijzen, te weinig te verwachten. Over de resultaten van het door de Minister met zowel AZC Delfzijl als met de bestuurders in het Noorden binnenkort te voeren overleg zal de commissie worden ingelicht. De voorzitter van de commissie, Epema-Brugman De griffier van de Commissie, Vrins
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15 300 hoofdstuk XIII, nr. 57
4
De ontwikkelingen bij AKZO Delfzijl Akzo Zout Chemie, Delfzijl: produktenpakket: keukenzout voor verschillende toepassingen chloor, natronloog en waterstof als produkten van zoutelektrolyse soda en chloorkoolwaterstoffen uit elektrolyseloog c.q. chloor. Personeelsbezetting AZC, Delfzijl ca. 1400 man. Tevens deelt AZC in Groningen in methanolproduktie (met DSM in Methanol VOF) en in produktie van ethyleenamines (met Toyo Soda en NOM onder de naam Delamine B.V.). De problemen rond AKZO, Delfzijl zijn in 3 punten te omschrijven: 1. De toenemende chloorconsumptie in Rotterdam, onder andere voor vinylchloridefabrikage. 2. Het ongewenste chloortransport door Nederland. 3. De overige produkties in Delfzijl en hun vooruitzichten. Sub1. Toenemende chloorconsumptie te Rotterdam: Wu/o7<7econsumptie ca. 300 000 ton/jaar gedekt door ca. 100 000 ton produktie door AKZO ter plaatse + 200 000 ton aanvoer per spoor. Verwachting voor Rotterdam 1982: consumptie ca. 500 000 ton/jaar gedekt door: produktie ter plaatse 350 000 ton/jaar en aanvoer ca. 150 000 ton/jaar. Aanvoer afkomstig uit De/rz//7-Hengelo-Linne Herten en West-Duitsland. De toenemende chloorbehoefte wordt naast toename verbruik van derden (o.a. Shell ICI) in hoge mate bepaald door de reeds gerealiseerde vergroting van de vinylchloridenproduktiecapacitiet met 150 000 ton/jaar tot 500 000 ton/jaar, waarvoor naast chloor ook etheen nodig is. Sub 2. Het ongewenste chloortransport door Nederland. Daar het transport van vloeibaar chloor per spoor door bevolkingscentra, o.a. Rotterdam, sedert het einde der jaren 60 in toenemende mate als potentieel gevaar werd gezien, is als richtlijn voor het beleid aangenomen dat uitbreiding van chloortransport voorkomen moet worden en dat gestreefd moet worden naar vermindering, door concentratie van produktie en consumptie op één plaats. Rotterdam heeft aan AKZO toestemming gegeven de vinylchloridecapaciteit uit te breiden, op voorwaarde dat de chloortransporten afnemen en een nieuw stroomcontract met GEB ten behoeve van de zoutelektrolyse wordt afgesloten. Als AKZO dus het meerdere chloor in Rotterdam beschikbaar wil hebben en er o.a. vinylchloride van maken, moet dit ter plaatse gemaakt worden. Daar de 40 OOOtons /cw//relektrolyse van AKZO Delfzijl daterend van 1958 in de komende jaren aan vervanging toe is, en deze capaciteit in het noorden niet, maar in Rotterdam dringend nodig is, wordt bij de uitbreiding van de Rotterdamse chloorcapaciteit met deze sluiting gerekend. Bovendien is kwikelektrolyse een verouderd systeem met (potentiële) milieubezwaren. De modernere 130 000 tons diafragma elektrolyse in Delfzijl blijft echter in bedrijf. Door deze gang van zaken wordt dan tevens voldaan aan de wens van de overheid tot vermindering van het chloortransport. Het alternatief, te weten uitbreiding van de chloorcapaciteit te Delfzijl en vervaardiging van het minder gevaarlijke voorprodukt EDC ten behoeve van de vinylchloridefabriek te Rotterdam, vereist aanwezigheid van etheen te Delfzijl. Gezien de relatief geringe benodigde hoeveelheid en de bestaande Westeuropese overcapaciteit kan dit niet ter plaatse geproduceerd worden, maar zou aanvoer per buisleiding of schip denkbaar zijn. Dit zou echter zeer hoge extra investeringen, zowel als exploitatiekosten met zich brengen; ethyleentransport vanaf Rotterdam (of Marl) naar Delfzijl en EDC transport terug naar Rotterdam. Over de exacte hoogte van deze extra kosten (die AKZO niet kan dragen) vindt nog studie en overleg plaats.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979, 15 300 hoofdstuk XIII, nr. 57
5
De EDC-fabriek zou tezamen meteen nieuw elektrolysebedrijf ca 175 directe arbeidsplaatsen in Delfzijl opleveren. Rekening moet echter gehouden worden met het feit, dat de kwikelektrolyse versleten is en daardoor gesloten wordt, met een verlies van 90 arbeidsplaatsen. Sub 3. Overige produkten van AKZO Delfzijl: Hiervan ziet men, om uiteenlopende redenen de toekomst op kortere of langere termijn niet rooskleurig in. Genoemd worden: - Watervrije soda: Sterke concurrentie uit Oostbloklanden en uit de VS tegen lage prijzen. - Methanol. Toenemende concurrentie uit OPEC-landen (Libië als eerste) met methanol op basis van «flare» gas bij de oliewinning. - Chloorkoolwaterstoffen. Angst voor milieu en gezondheidsbezwaren. Organische chloorverbindingen staan in het algemeen onder verdenking van kankerverwekkende eigenschappen; dienen ook als halffabrikaat voor fluorchloorkoolwaterstoffen waarvoor in verband met de ozonafbraaktheorie verbodsmaatregelen in voorbereiding zijn, c.q. al gerealiseerd zijn.
Tweede Kamer, zitting 1978-1979,15 300 hoofdstuk XIII, nr. 57
6