Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1997–1998
24 724
Studiefinanciering
Nr. 28
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 19 mei 1998 De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 8 april 1998 overleg gevoerd met minister Ritzen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de brief van de minister van OCW van 2 maart 1998 inzake herontwerp Informatie beheer groep (24 724, nr. 19). Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), M.M.H. Kamp (VVD), voorzitter, De Cloe (PvdA), Janmaat (CD), Van Gelder (PvdA), ondervoorzitter, Van de Camp (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Hendriks, Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Koekkoek (CDA), J.M. de Vries (VVD), Liemburg (PvdA), Stellingwerf (RPF), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Cherribi (VVD), Dijksma (PvdA), Sterk (PvdA), Van Vliet (D66) en Bremmer (CDA). Plv. leden: Reitsma (CDA), Schutte (GPV), Lilipaly (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Valk (PvdA), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Ten Hoopen (CDA), Van der Hoeven (CDA), Verkerk, Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Bakker (D66), Van ’t Riet (D66), De Haan (CDA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Rehwinkel (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Versnel-Schmitz (D66), Essers (VVD), Korthals (VVD), Passtoors (VVD), Huys (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Verhagen (CDA) en Lansink (CDA).
Mevrouw De Vries (VVD) maakte naar aanleiding van de brief van 2 maart jl. over de voorgenomen interne verbouwing van de Informatie beheer groep de volgende opmerkingen. In de begroting voor 1998 sprak de minister over een plan tot herontwerp van de bedrijfsvoering van de IB-groep. De financiële omvang van de operatie wordt echter in de begroting niet nader uitgewerkt. Het doel van het plan is, de doelgerichtheid, de doelmatigheid en klantgerichtheid te verbeteren. Over de euro- en de millenniumproblematiek werd bij die gelegenheid niet gesproken. De IB-groep is een ZBO die in 1994 bij wet is opgericht in de verwachting dat verzelfstandiging tot efficiencyverhoging zou leiden en dus tot besparing op het apparaatsbudget, omdat de IB-groep zelf zou kunnen zorgdragen voor een optimale allocatie van mensen en middelen doordat zij niet meer gebonden zou zijn aan de als knellend ervaren regels van de Comptabiliteitswet. Bij de oprichting kreeg de IB-groep een taakstelling opgelegd, oplopend tot 5,4 mln. in 1994. Deze taakstelling lijkt op grond van de begroting voor 1998 te zijn verwezenlijkt. In de brief is wederom sprake van een te verwachten efficiencywinst. Deze winst dient een deel van de kosten van het herontwerp te dekken. De minister geeft in zijn brief echter niet aan welk deel van de totale kosten van 130 mln. uit de te verwachten winst wordt gedekt. Ook is er geen inzicht in de dekking van de kosten gedurende de periode van de herinrichting. Hoe groot was de winst op grond van een verbeterde efficiency sinds de verzelfstandiging en wat zal naar verwachting de winstomvang zijn van de komende efficiencyoperatie? Een groot deel van de winst lijkt voort te komen uit inkrimping van het personeelsbestand met circa eenvijfde,
KST29918 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1998
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 724, nr. 28
1
1
inhoudende 200 fte. De brief geeft geen uitsluitsel over de wijze waarop deze inkrimping haar beslag krijgt en over eventuele wachtgeldverplichtingen die hieruit kunnen voortvloeien. Een groot deel van de structurele apparaatskosten van de IB-groep is bestemd voor personeel en een veel kleiner deel voor materieel. Van het materiële budget mag worden aangenomen dat het grootste deel bestemd is voor de automatisering. Kan de minister een uitsplitsing geven van de kosten voor herontwerp naar personeel, materieel en eventuele andere kosten? In het verleden hebben zich grote problemen voorgedaan met betrekking tot de telefonische bereikbaarheid van de IB-groep. De minister heeft de Kamer desgevraagd geïnformeerd over plannen ter verbetering van de bereikbaarheid in mei 1997. Het doel van deze plannen was de telefonische bereikbaarheid aan het einde van dit kalenderjaar op algemeen aanvaardbaar maatschappelijk niveau te brengen. In de brief van 3 maart wordt niet nader ingegaan op de samenhang en de kosten van dit project met het voorgenomen project, terwijl beide projecten tot doel hebben, de klantgerichtheid te vergroten. Zijn de kosten voor verbetering van de telefonische bereikbaarheid, die volgens de brief van de minister een personele uitbreiding tot gevolg had, bij de kosten van 130 mln. voor het komende project inbegrepen? Hoe verhoudt zich deze personeelsuitbreiding tot de voorgestelde inkrimping in het kader van het voorliggende project? In het jaarverslag van de IB-groep over 1996 maakt de IB-groep zelf melding van het feit dat zij een te ambitieuze doelstelling heeft geformuleerd en dat het bereiken daarvan slechts haalbaar is met extreme extra kosten. Wat is de haalbaarheid van de nieuwe plannen, zowel wat betreft tijd, middelen en doelstelling? Een nog onbekend deel van de kosten komt voor rekening van de begroting van OCW. Wat is de omvang van de kosten? Waar wordt de dekking gevonden en wat zijn de overwegingen die aan de kosten ten grondslag liggen? Een ZBO dient zelf haar zaken te regelen. Is het de bedoeling dat derden c.q. gebruikers meebetalen aan de investeringen door verhoging van de kostprijzen? Mevrouw De Vries wees erop dat de voorgenomen verbouwing in drie tranches – «plateaus» volgens de minister – zal worden uitgevoerd. De eerste tranche voor de rechthebbenden van twaalf tot vijftien jaar in de WTS zou reeds voor de zomer gereed komen. De tweede tranche moet aan het einde van dit jaar zijn beslag gekregen hebben. Welke gevolgen heeft dit voor nieuwe aanvragen in het kader van de WTS? Wat zijn de gevolgen voor de invoering van de wetswijzigingen in het kader van de Les- en cursusgeldwet? Worden de daarin voorgestelde veranderingen nu reeds in de nieuwe programmatuur verdisconteerd? Zo ja, heeft de Kamer in de nabije toekomst de ruimte om alsnog veranderingen in de wet aan te brengen? De derde tranche betreft de gebruikers boven de achttien jaar, de studiefinanciering. Bij de behandeling in de Kamer van het wetsvoorstel prestatiebeurs kon een aantal wensen dat breed in de Kamer leefde niet worden geïmplementeerd, gezien de starre programmatuur van de IB-groep. Mevrouw De Vries doelde hierbij met name op de mogelijkheid om de studie meerdere malen en voor wisselende periodes te kunnen onderbreken, waarbij de studiefinanciering tijdelijk wordt opgeschort. Kan de Kamer de garantie krijgen dat in de toekomst dergelijke en andere wensen niet afstuiten op onmacht van de IB-groep? Wordt het voor kabinet en/of Kamer mogelijk in een volgende regeerperiode wijzigingen, welke dan ook, aan te brengen in het systeem van studiefinanciering, zonder dat implementatie daarvan tot 2000 onmogelijk is? Of vergt dit zoveel tijd dat veranderingen in de praktijk onuitvoerbaar blijken? Tot slot merkte mevrouw De Vries op dat de invoering van het onderwijsnummer niet door de verbouwing mag worden gehinderd. Waarom komt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 724, nr. 28
2
de minister twee maanden voor het aflopen van deze regeerperiode met zo’n belangrijk voorstel? De euro- en millenniumproblematiek waren allang bekend. Het mag niet gebeuren dat wijzigingen in wetgeving op het vlak van lesgeld, WTS, studiefinanciering, bekostiging en andere onderwerpen waar de IB-groep als uitvoerder bij betrokken is, geen doorgang vinden. De Kamer houdt natuurlijk rekening met de uitvoerbaarheid van haar voornemens, maar de beleidsvoornemens mogen niet in dienst staan van de uitvoerbaarheid. Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66) wees erop dat blijkens de brief van de minister het herontwerpproject de volgende doelen beoogt: er wordt een sprong gemaakt in de kwaliteit van de dienstverlening; er zal sneller en doelmatiger kunnen worden ingespeeld op beleidsveranderingen en er zal een reductie van de apparaatskosten van de IB-groep plaatsvinden. Deze doelstellingen vloeien volgens de brief voort uit de analyse van het huidige functioneren van de IB-groep, de veroudering van informatiesystemen rondom de studiefinanciering, de noodzaak in te spelen op de euro- en millenniumproblematiek en de eisen die de omgeving nu en op de middellange termijn aan de IB-groep stelt. Waarop stoelt de analyse van het huidige functioneren van de IB-groep? Is het rapport van Coopers & Lybrandt over het functioneren van de IB-groep uit 1995 en het recente onderzoek door de raad van toezicht bij de analyse betrokken? Kan nadere toelichting worden gegeven over het huidige functioneren van de IB-groep en de verouderde informatiesystemen voor de studiefinanciering? Het inspelen op de euro- en de millenniumproblematiek is een nieuw element in de discussie waarover ook in de begroting niets is opgenomen. Wat is hiermee tot op dit moment gedaan? Wat wordt bedoeld met «de eisen die de omgeving nu en op middellange termijn aan de IB-groep stelt»? Mevrouw Jorritsma kon zich vinden in de algemene doelstelling, namelijk het realiseren van een integrale klantenafhandeling, hetgeen een grotere dienstverlening en efficiency moet opleveren. Zij aarzelde echter over het kostenplaatje. In dit herontwerp worden 200 fulltime banen geschrapt als besparing. Zijn de kosten van 130 mln. niet te hoog en kan de minister een nadere uitsplitsing van de besteding hiervan geven? In de brief staat dat deze kosten deels door de IB-groep zelf worden gedragen door de bezuinigingen die dankzij dit grote project ontstaan en deels worden ingevuld door geld uit de begroting van OCW. Hoeveel geld stelt OCW ter beschikking en hoe wordt dat binnen de begroting gedekt? In de ontwerpbegroting voor 1998 is sprake van een plan voor een herontwerp van de bedrijfsvoering dat de IB-groep begin 1997 aan het departement had voorgelegd. Daarbij is niet ingegaan op de financiële omvang van de operatie. Volgens de toelichting had dit plan tot doel, de doelgerichtheid, de doelmatigheid en de klantgerichtheid te verbeteren. Over een relatie met de euro- en millenniumproblematiek is niets vermeld. Mevrouw De Vries vroeg om een toelichting van de minister op dit punt. De minister gaat uit van een bijdrage uit de voor de invoering van de euro gereserveerde middelen, aangezien de invoering van de euro een belangrijk onderdeel van het project vormt. Kan hierover opheldering worden gegeven? In het verleden waren er problemen met de telefonische bereikbaarheid. Naar aanleiding van vragen van de heer Bakker informeerde de minister de Kamer over plannen tot verbetering op dit vlak. Het was de bedoeling, de telefonische bereikbaarheid eind 1998 op een «algemeen maatschappelijk aanvaardbaar niveau» te brengen. Hoe staat het hiermee? In de brief van 2 maart gaat de minister niet in op de samenhang en de kosten van dit project met het voorliggende herontwerp, terwijl beide betrekking
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 724, nr. 28
3
hebben op de klantgerichtheid. Zijn de kosten voor verbetering van de telefonische bereikbaarheid – die volgens een brief van de minister uit 1997 juist uitbreiding van de personele capaciteit tot gevolg zou hebben – in het bedrag van 130 mln. inbegrepen? Hoe verhoudt zich de capaciteitsuitbreiding in verband met de telefonische bereikbaarheid tot de voorgestelde inkrimping met 200 banen? Is er al duidelijkheid over de wijze waarop deze inkrimping gestalte krijgt? Is er sprake van gedwongen ontslagen of natuurlijk verloop? Evenmin is het duidelijk of hieruit wachtgeldverplichtingen voortvloeien en op welke manier deze worden gedekt. Door de inkrimping met 200 banen wordt een besparing verwacht, maar de gehele operatie kost 130 mln. Hoe verhoudt zich dit met de verzelfstandiging van de IB-groep? De verzelfstandigingsoperatie had onder meer een betere efficiency tot doel en dus een besparing op de kosten. In hoeverre is er bij de verzelfstandiging sprake geweest van een besparing en hoe hoog is de te verwachten efficiencywinst? Tot slot merkte mevrouw Jorritsma op dat de overwegingen die aan deze extra investering ten grondslag liggen haar nog onduidelijk zijn. Het gaat om een besteding van 130 mln. zonder dekking. De brief van de minister had haar nog niet kunnen overtuigen van de noodzaak van deze uitgave. De heer Van Gelder (PvdA) sloot zich aan bij de vragen van mevrouw De Vries. Ook de heer Lansink (CDA) kon zich aansluiten bij de vragen. Hij benadrukte de zelfstandige positie van de IB-groep. Investeringen dienen via een besparing op personeelsplaatsen te worden terugverdiend. In eerste instantie dienen volgens hem alle kosten door de IB-groep te worden gedragen. Hooguit kan de doelstelling om snel en doelmatig in te spelen op beleidsveranderingen een reden zijn dat OCW een deel betaalt, maar dan moet het volstrekt duidelijk zijn welk deel dat betreft. Antwoord van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen De minister gaf allereerst een uitsplitsing van de kosten, die hij de Kamer zo spoedig mogelijk nader op schrift zal toezenden. Voor processen is een bedrag van 12 mln. uitgetrokken, voor informatietechnologie 80 mln., voor organisatie 3 mln., voor het sociale plan 22 mln., voor control 7 mln., en voor overige kosten 6 mln. Voor de dekking gaf hij het volgende aan. Bij OCW is voor de kosten van het herontwerp onder centraal beheerde middelen een bedrag van 50 mln. gereserveerd. De IB-groep zelf draagt 55 mln. bij. Tevens is er sprake van additionele besparingen op programma-uitgaven bij de IB-groep van 25 mln. Bij dit laatste bedrag staat echter een sterretje omdat nog in het kabinet overleg gevoerd wordt over de vraag of financiering mogelijk is uit de pot voor millenniumuitgaven en extra kosten, verbonden aan introductie van de euro. De uitgangspositie is dat er per jaar gemiddeld 10 mln. moet vrijkomen aan besparingen bij de IB-groep door het herontwerp. De verdiensten daarvan zijn voor 55 mln. in het rekenplaatje opgenomen. Het gaat hierbij om de planperiode voor de eerste vier jaar. Het is de bedoeling dat de vrijvallende middelen voor de langere periode worden aangewend voor de onderwijsbegroting. Uitgegaan wordt van een bedrag van 10 mln. over een periode van ongeveer tien jaar. Daarna moet een nieuwe stap gezet worden. Ingaande op opmerkingen over een ZBO die haar eigen verantwoordelijkheid moet dragen, merkte de bewindsman op dat met de IB-groep afgesproken is dat de efficiencywinst wordt afgeroomd. Hij zal schriftelijk doorgeven wat er aan efficiencywinst is geboekt in de afgelopen jaren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 724, nr. 28
4
Daarbij zijn nadrukkelijk geen reserveringen toegestaan voor de IB-groep voor een herontwerp of iets dergelijks. De achtergronden van het herontwerp worden onderschreven, zonder dat daarvoor direct middelen beschikbaar zijn gesteld. De raad van toezicht weet dat wanneer er middelen nodig zijn daarover overleg mogelijk is. Dit standpunt is gekozen om in de relatie met deze ZBO, de ministeriële verantwoordelijkheid te kunnen uitoefenen. De bewindsman memoreerde de gesprekken met de raad van toezicht waarin mensen zitting hebben met een bedrijfsachtergrond die de reserveringen op voorhand te laag vinden. Hij heeft er steeds op gewezen dat er in dit geval sprake is van een ZBO onder overheidsverantwoordelijkheid. Ook heeft hij duidelijk gemaakt dat hij er niets voor voelt om grote bedragen bij onderwijsinstellingen of ZBO’s onder te brengen omdat hij dit geld dan kwijt is. Het probleem is echter dat het nog steeds onduidelijk is wat een reële vermogenspositie van een school of ZBO dient te zijn. In de afgelopen jaren is namelijk in de vermogenspositie geen ruimte gecreëerd voor een herontwerp. De Kamer weet uit discussies met de bewindsman dat op het gebied van de informatietechnologie een verandering nodig is, een stap die voortvloeit uit de in 1989 gekozen «spaghettibalconstructie». Met het informatieontwerp voor de Wet studiefinanciering was spoed geboden, hetgeen resulteerde in een wetgeving die stukje bij beetje totstandkwam, een handelwijze die overigens volgens de bewindsman in de toekomst vermeden dient te worden. Het criterium voor de verandering van de informatietechnologie is of daarna gemakkelijk en snel veranderingen kunnen worden aangebracht. De garantie dat alle veranderingen onmiddellijk worden aangebracht kan niet worden gegeven, dit zal steeds uit de uitvoeringstoetsen moeten blijken. De Kamer kan er echter vanuit gaan dat deze uitvoeringstoetsen in het algemeen bewijzen dat veranderingen snel kunnen worden doorgevoerd. Overigens gelden er ook andere overwegingen ten aanzien van veranderingen in de studiefinanciering dan uitsluitend de technische wijzigingen. Dit alles is de reden waarom er door OCW geld is gereserveerd. De invalshoek dient nadrukkelijk te zijn dat de wijzigingen moeten leiden tot vermindering van de overheidsuitgaven die voor een belangrijk deel worden gerealiseerd door verkleining van het personeelsbestand met 200 mensen bij de IB-groep. Over deze verkleining is positief overleg gevoerd met de ondernemingsraad. Tevens is overeenstemming bereikt over een sociaal plan. Voor 200 man wordt normaal gesproken 20 mln. ingeboekt, maar dat ligt thans een stuk lager, namelijk op 10 mln. Dit betekent dat er ruimte is ontstaan voor het geleidelijk opvangen van de verminderde werkgelegenheid. Na een aantal indringende gesprekken wordt de telefonische bereikbaarheid opgevoerd tot meer dan 80%. De aard van het herontwerp leidt tot een veel grotere klantvriendelijkheid, o.a op het gebied van beter op elkaar afgestemde formulieren voor een aanvraag voor de WTS en de studiefinanciering. Er zal op geen enkele wijze interferentie plaatsvinden van wijzigingen in het herontwerp met reeds gemaakte afspraken. Tot slot merkte de minister desgevraagd op dat de IB-groep volgens de wet niet mag lenen. Lenen zou overigens geen absolute oplossing bieden omdat in de vermogenspositie geen ruimte zit voor het normale onderhoud. Velen zijn met de minister van mening dat het onderwijs krap is gefinancierd. Tegelijkertijd is echter het vermogen van universiteiten, hogescholen, het beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs en het basisonderwijs de afgelopen jaren sterk toegenomen. Het feit dat deze gelden niet gebruikt kunnen worden voor onderwijsuitgaven heeft alles te maken met de positie van het ministerie van OCW dat doende is haar weg in dezen te vinden. Helaas is hiervoor geen voorbeeld uit andere landen beschikbaar, omdat Nederland voorloper is op het punt van een besturingsfilosofie wat betreft autonomie van scholen en ZBO’s die echter
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 724, nr. 28
5
samengaat met aansturing van inhoud en doelstellingen van het onderwijs. De voorzitter van de commissie, M. M. H. Kamp De griffier van de commissie, Mattijssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 24 724, nr. 28
6