Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
28 286
Dierenwelzijn
Nr. 53 Herdruk1
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 16 juli 2007 De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit naar aanleiding van de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Ouwehand (PvdD) en het lid Van Velzen (SP) inzake dierwelzijnsrichtlijnen in de circusbranche (Aanhangsel Handelingen II, 2006–2007, nrs. 1253 resp. 1250). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 juli 2007. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Schreijer-Pierik De griffier van de commissie, Van Leiden
1
I.v.m. een tekstuele wijziging. Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GL), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Vacature (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).
2
KST109666 0607tkkst28286-53 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 286, nr. 53
1
Inhoudsopgave I. Vragen en opmerkingen van de fracties Inleiding Richtlijnen sector Wet- en regelgeving Diversen
2 2 3 7
II. Antwoord van de regering
7
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VAN DE FRACTIES Inleiding Het traditionele circus is een vorm van volkscultuur die al ruim 200 jaar uitermate populair is. Deze populariteit komt mede door het tonen van zowel gedomesticeerde als niet-gedomesticeerde dieren, die men normaal gesproken niet van nabij kan aanschouwen. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat dieren bij het traditionele circus horen, maar dat vanzelfsprekend respectvol met deze dieren omgegaan dient te worden. Het traditionele circus is iets waar veel Europeanen trots op zijn. Verzorgers van dieren werken vaak met veel liefde met de dieren samen en veel bezoekers genieten van de dieren in een circus. Maar circussen waarin wilde dieren zoals tijgers, olifanten en apen «tentoongesteld» worden, zorgen voor een grove aantasting van het dierenwelzijn en negeren de eigenwaarde van het dier. De onnatuurlijke omgeving, de transporten en het aanleren van kunstjes staan ver af van de vijf vrijheden van het dier. De leden van de PvdA-fractie pleiten dan ook voor een koersverandering van het circus. Dansende beren zijn onder druk van een veranderde samenleving uit het straatbeeld verdwenen. Wilde dieren in circussen moeten ook naar het verleden verbannen worden. Het circus is niet onlosmakelijk verbonden met wilde dieren en kan prima bestaan zonder wilde dieren. De leden van deze fractie roepen op tot nieuw ondernemerschap. De leden van de SP-fractie zijn niet overtuigd van de noodzaak van het gebruik van (wilde) dieren in het circus en zijn benieuwd naar uw mening daarover. De leden van de PVV-fractie hebben dierenwelzijn hoog in het vaandel staan, dus ook wat circusdieren betreft. Deze leden hebben echter wel een aantal vragen naar aanleiding van de inhoudelijke toetsing van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA), die een reactie is op de door de Vereniging van Nederlandse Circusondernemingen (VNCO) opgestelde concept richtlijnen. De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat er te weinig is geregeld ten aanzien van het dierenwelzijn van wilde circusdieren. Er wordt te veel aan het zelfregulerend vermogen van de circusbranche overgelaten. Dit komt de leden van de GroenLinks-fractie voor als de slager die zijn eigen vlees keurt.
1
Onder wilde dieren vallen alle in het wild levende diersoorten. Dit geldt wat de leden van de Partij voor de Dieren betreft ook voor in gevangenschap geboren wilde diersoorten.
De leden van de PvdD-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van uw antwoorden op de vragen over het gebruik van wilde dieren in het circus en de richtlijnen die de VNCO hieromtrent heeft opgesteld. De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat het hoog tijd is om spoedig een nationaal verbod in te stellen voor het houden en tentoonstellen van wilde dieren1 in circussen. Het is overduidelijk dat de huisves-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 286, nr. 53
2
ting van dieren als olifanten, tijgers, leeuwen, giraffen en zeeleeuwen en de acts die zij gedwongen worden uit te voeren in het circus, indruisen tegen de vrijheid om hun natuurlijke gedrag te mogen vertonen1. Het vrij zijn van fysiek en fysiologisch ongerief en van angst en chronische stress zijn eveneens vrijheden die in het geding zijn in de circusomgeving. Niet alleen nationaal, maar ook internationaal zijn op verschillende niveaus ontwikkelingen gaande, die pleiten voor een verbod op het gebruik van wilde dieren in het circus. Richtlijnen sector De leden van de CDA-fractie juichen het toe dat de VNCO conceptrichtlijnen voor het houden en laten optreden van dieren in circussen heeft opgesteld. De overheid heeft de VNCO financieel ondersteund om te komen tot deze richtlijnen en daarmee een positief signaal ten aanzien van dieren in het circus afgegeven. De conceptrichtlijnen zijn in maart 2006 voorgelegd aan de RDA. Kunt u aangeven waarom het advies over deze concept richtlijnen door de RDA zo lang op zich heeft laten wachten? De RDA heeft de conceptrichtlijnen van de VNCO niet afgekeurd, maar doet aanbevelingen voor aanpassingen. Op zich juichen deze leden het toe als een sector, in dit geval de circusbranche, zelf tot aanvullende gedragsregels ten aanzien van dierenwelzijn komt. De leden van de CDA-fractie waarderen ook de hulp die de RDA biedt, maar de advisering van de RDA kan in geval van een vrijwillig en door de branche zelf opgezet traject toch niet bindend zijn? De leden van de fractie van de PvdA hechten groot belang aan het wettelijk vastleggen van dierenwelzijnsrichtlijnen voor de circusbranche. Ook dierenwelzijn in circussen is voor deze leden een aangelegen punt. De richtlijnen die brancheorganisatie VNCO heeft opgesteld, gaan lang niet ver genoeg. Deze leden staan niet alleen in deze mening. De RDA stelt dat het rapport van de VNCO gezien moet worden als een eerste aanzet om tot degelijk onderbouwde richtlijnen te komen. De leden van de PvdA-fractie verzoeken u in te gaan op de opmerking van de RDA dat de huidige richtlijnen veel vragen oproepen, omdat zij niet voldoende onderbouwd zijn, diverse relevante aspecten niet voldoende belichten en onderdelen met elkaar in tegenspraak zijn. Deelt u de mening dat, hoe goed de richtlijnen ook mogen zijn, er geen plaats is voor wilde dieren in het circus? Voor zover de richtlijnen van toepassing zijn voor andere dieren verzoeken de leden van de fractie van de PvdA u een kwalitatieve beoordeling te geven over de opgestelde richtlijnen en in te gaan op de naleefbaarheid van de regels.
1
Eén van de vijf vrijheden voor dieren die in 1965 door de Britse dierenwelzijnscommissie Brambell werden geformuleerd.
De RDA stelt dat hij op basis van het rapport van de VNCO weinig vertrouwen heeft in het zelfregulerende vermogen van de organisatie om het welzijn van de dieren in circussen te waarborgen. U stelt daarentegen dat u het mede vanwege het draagvlak van belang vindt dat de branche zelf richtlijnen ontwikkelt. De leden van de fractie van de PvdA vinden dat dierenwelzijn in de wet moet worden vastgelegd en dat de overheid een taak heeft in het waarborgen van dierenwelzijn. Bent u bereid om dierenwelzijnsrichtlijnen voor de circusbranche in een wettelijk kader vast te leggen? Het opstellen van welzijnseisen heeft volgens de RDA enkel zin als er ook een certificering aan gekoppeld is. De leden van de fractie van de PvdA verzoeken u dan ook om in de nota Dierenwelzijn duidelijk te maken hoe de welzijnseisen voor circusdieren worden vastgelegd en nageleefd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 286, nr. 53
3
De leden van de SP-fractie maken zich ernstig zorgen over de nieuwe richtlijnen voor het houden en laten optreden van dieren in circussen, zoals opgesteld door de VNCO en het Breed Overleg Circusdieren (BOC). De RDA heeft aangegeven weinig vertrouwen te hebben in het zelfregulerend vermogen van de sector. Tevens geeft de RDA aan de richtlijnen als niet meer dan een eerste aanzet te beschouwen. Toch vindt u het mede vanwege het draagvlak belangrijk dat de circusbranche zelf richtlijnen opstelt. Tegelijkertijd stelt u dat u in de nota Dierenwelzijn terug zal komen op het onderwerp. Kunnen de leden van de SP-fractie aannemen dat, wanneer de VNCO niet tijdig met verbeterende richtlijnen komt, u deze in de nota vast zal leggen? De leden van de SP-fractie verzoeken u aan te geven hoe hoog de subsidie is geweest voor de VNCO en het BOC om richtlijnen op te stellen? Kunt u tevens aangeven of de VNCO op verdere financiële ondersteuning kan rekenen bij het aanpassen van de regels? De leden van de SP-fractie vragen verder zich af op welke manier en door wie de zojuist opgestelde richtlijnen van de VNCO gecontroleerd gaan worden. Ook willen deze leden van u weten welke regels gaan gelden voor circussen die niet bij de VNCO zijn aangesloten. Heeft de VNCO gevraagd om onafhankelijke controle van de richtlijnen? Zo ja, wat is daarover uw mening? Tenslotte waarderen de leden van de SP-fractie de inspanningen van de VNCO en het BOC, maar verzoeken u de regie weer zelf in handen te nemen indien blijkt dat de VNCO de aanbevelingen van de RDA niet overneemt en niet met nieuwe, verbeterde richtlijnen komt. De leden van de PVV-fractie willen weten of het klopt dat er aan de VNCO geen inzage is gegeven in de deelname aan de werkgroep die deze inhoudelijke toetsing heeft opgesteld? Zo ja, waarom is die inzage niet gegeven? Deelt u de mening van de leden van de PVV-fractie dat de inhoudelijke toetsing van de RDA een bijzonder magere reactie heeft opgeleverd waarin alleen vage verwijzingen worden gemaakt? Zo neen, kunt u de reactie dan ophelderen en aangeven wat bijvoorbeeld bedoeld wordt met: «Ook wordt op diverse relevante aspecten niet of onvoldoende ingegaan en zijn onderdelen met elkaar in tegenspraak». U zegt in het antwoord op de vragen dat u het in verband met het draagvlak van belang vindt dat de sector zelf richtlijnen ontwikkelt en dat u daarom verdere initiatieven van de VNCO afwacht, zo stellen de leden van de fractie van GroenLinks. Oefent u ook daadwerkelijk druk uit op de VNCO om met iets beters te komen? Zo neen waarom niet? Zo ja, hoe? Bent u bereid wetgeving te ontwikkelen als stok achter de deur? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe? U zult dit onderwerp in de nieuwe nota Dierenwelzijn aan de orde laten komen. De leden van de fractie van GroenLinks willen graag weten of u voornemens bent daarin verder te gaan dan zelfregulering? De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat u in uw antwoorden op de vragen zeer optimistisch bent, door te stellen dat de RDA de richtlijnen van de VNCO ziet als een eerste aanzet om tot degelijk onderbouwde richtlijnen te komen. In zijn advies stelt de RDA namelijk dat de huidige richtlijnen veel vragen oproepen, omdat de motivering en onderbouwing te summier zijn of ontbreken. Volgens de RDA wordt eveneens op diverse relevante aspecten niet of onvoldoende ingegaan en zijn onderdelen met elkaar in tegenspraak. Er wordt daarnaast onvoldoende rekening gehouden met soortspecifieke eigenschappen en welzijnsbehoeften van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 286, nr. 53
4
de dieren. Als klap op de vuurpijl geeft de RDA aan weinig vertrouwen te hebben in het zelfregulerende vermogen van de VNCO om het welzijn van de dieren in circussen te waarborgen. Een duidelijk oordeel, zo stellen de leden van de PvdD-fractie; de VNCO is zelf niet in staat om regels op te stellen die het welzijn van dieren in het circus kunnen garanderen. Wet- en regelgeving De Europese Unie heeft in januari 2006 besloten om te komen tot Europese regelgeving voor het houden en laten optreden van dieren in circussen per diersoort. Circussen werken over het algemeen grensoverschrijdend en acts, waarbij dieren betrokken worden, treden door de gehele Europese Unie op bij diverse circussen. Daarom lijkt het de leden van de CDA-fractie een goede zaak dat er Europese regelgeving wordt voorbereid. Deze leden vragen zich wel af waarom dan het nationale traject dat door de branche zelf is ingezet en dat op zich te prijzen valt, omgezet zou moeten worden in nationale regelgeving. Kunt u aangeven wanneer Europese regelgeving verwacht kan worden? De leden van de CDA-fractie zijn met name een voorstander van Europese regelgeving voor dieren in het circus, omdat het dierenwelzijn in een aantal lidstaten daardoor naar het Nederlandse niveau gebracht kan worden en dus duidelijk zal verbeteren. Dat is winst voor het welzijn van circusdieren in de gehele Europese Unie. De RDA geeft de aanbeveling de richtlijnen van de VNCO te herschrijven in aansluiting bij reeds bestaande rapporten, zoals de Oostenrijkse Guidelines for the keeping op wild animals in circussen, de richtlijnen van European Association of Zoos and Aquaria en het Nederlandse Dierentuinbesluit. De leden van de fractie van de PvdA verzoeken u om een overzicht van de verschillende maatregelen en welzijnseisen in deze (Europese) rapporten. De Europese Dierentuinrichtlijn, geïmplementeerd in het Dierentuinbesluit, stelt dat dieren in dierentuinen de ruimte moeten hebben om soorteigen gedrag en hun sociale leefwijzen te kunnen uitoefenen. Daarnaast moeten dierentuinen een educatieve functie vervullen en een bijdrage leveren aan het internationale soortbeschermingsprogramma. Kunt u toelichten waarom deze regels niet van toepassing zijn op circussen? Bent u van mening dat voor dieren in circussen andere dierenwelzijnseisen gelden dan voor soortgelijke dieren in dierentuinen? Zo ja, hoe verantwoordt u dit verschil? Zo neen, bent u bereid zorg te dragen dat het houden van dieren in circussen aan dezelfde regels moet voldoen? Kunt u toelichten hoe in andere lidstaten het welzijn van circusdieren is gewaarborgd? De leden van de SP-fractie vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de op veterinair gebied in voorbereiding zijnde bindende voorschriften van de Europese Commissie voor grensoverschrijdend verkeer van circussen. De RDA verwijst ook naar Dierentuinrichtlijnen, zo stellen de leden van de PVV-fractie. Kunt u aangeven of er onderzoek is gedaan naar de mate waarin dierentuinen en circussen vergelijkbaar zijn? Circussen zijn immers mobiel en dierentuinen niet. Daarnaast wordt er in circussen met dieren gewerkt en in dierentuinen niet. De leden van de fractie van GroenLinks zouden graag zien dat onderzocht wordt in hoeverre er een landelijk verbod mogelijk is op het houden van wilde dieren in circussen. Daarbij zou aangehaakt kunnen worden op de Oostenrijkse situatie. Volgens deze leden heeft Oostenrijk een landelijk verbod op gebruik van wilde dieren in circussen dan dat dit door de Euro-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 286, nr. 53
5
pese Commissie is erkend, zodat het dus blijkbaar mogelijk is. Graag een reactie hierop. De leden van de PvdD-fractie stellen dat in diverse landen als Kroatië, Costa Rica, Israël, Singapore en Oostenrijk reeds een nationaal wettelijk verbod van kracht is. In Duitsland en Engeland wordt op korte termijn een voorstel hiertoe besproken. Bij laatstgenoemd land is hiertoe overgegaan nadat meer dan 220 gemeenten een lokaal verbod hadden ingesteld. Verder gelden in onder andere Denemarken, Finland, Zweden, Slowakije en Malta verboden voor een groot aantal diersoorten, waaronder olifanten, giraffen en apen. In de beantwoording van vragen van het lid Ormel (Aanhangsel Handelingen, 2006–2007, nr. 180) over het gemeentelijke besluit van de gemeente Winschoten om circussen met dieren geen vergunning te verlenen, heeft uw voorganger geantwoord dat gemeenten geen vergunning mogen weigeren vanwege vermeende overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). Regelgeving rond dierenwelzijn wordt bepaald en gecontroleerd door de nationale overheid. Inmiddels hebben enkele andere gemeenten aangegeven circussen met dieren te willen weren. De leden van de CDA-fractie vragen u nogmaals duidelijk aan te geven dat gemeenten, die circussen louter vanwege acts met dieren geen vergunning verlenen, in overtreding zijn? Een groeiend aantal gemeenten pleit voor een verbod op wilde dieren in circussen en ook de maatschappelijke verontwaardiging over het gebruik van wilde dieren in circussen is groeiende. De leden van de fractie van de PvdA vragen aandacht voor de vele transporten waaraan (wilde) dieren in circussen worden blootgesteld en stellen dat diertransporten tot een minimum beperkt moeten worden. Bent u nog steeds van oordeel dat lagere overheden niet de bevoegdheid hebben om eigen regelgeving voor circussen te voeren (verbod op wilde dieren), omdat er landelijke regelgeving voor is (artikel 65, Gwwd)? Kunt u zich voorstellen dat, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie, veel gemeenten zich daar niet bij neer willen leggen omdat artikel 65 niet is ingevuld? In diverse gemeenten binnen Nederland groeit ook de behoefte aan adequate wetgeving om circussen met wilde dieren buiten de gemeente te kunnen houden, zo stellen de leden van de PvdD-fractie. De gemeenten Winschoten en Veendam hebben in het afgelopen jaar het initiatief genomen om een plaatselijk verbod in te stellen en in tientallen andere gemeenten gaan dezelfde geluiden op. Begin dit jaar bepleitte de burgemeester van Amsterdam een nationaal verbod vanwege het feit dat dit door gemeenten lastiger te realiseren is. Onder de Nederlandse bevolking is er overigens een groot draagvlak voor een verbod. In een representatieve opiniepeiling van RTL 4 stemde 78% van de stemmers voor een verbod, zo stellen de leden van de PvdDfractie. Deelt u de mening van de leden van de CDA-fractie dat de huidige wet- en regelgeving die van toepassing is op circusdieren, volstaat om het dierenwelzijn te waarborgen? Zo ja, waarom is dan aanvullende regelgeving nodig? Zo neen, geldt dit dan uitsluitend voor circusdieren? Uw voorganger heeft gesteld dat regelgeving omtrent circusdieren geregeld zou moeten worden in artikel 65 van de Gwwd. Bent u van plan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, alsnog invulling te geven aan artikel 65 van de Gwwd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 286, nr. 53
6
Uit de antwoorden op de vragen begrijpen de leden van de SP-fractie dat u op grond van de Gwwd de benodigde handvatten ziet om het welzijn van dieren in het circus te kunnen garanderen. Kunt u hier nader op ingaan? Welke regels uit de Gwwd zijn van toepassing, behalve het verbod op dierenmishandeling en op het onthouden van de nodige verzorging? Deelt u de mening dat in het geval van mobiele circussen andere factoren meespelen die het welzijn betreffen? Zo neen, waarom niet? De leden van de fractie van GroenLinks willen graag dat artikel 65 van de Gwwd geen dode letter meer is, maar daadwerkelijk wordt ingevuld met dierenwelzijnseisen voor circusdieren. Deze leden vragen u aan te geven of en op welke wijze er op dit moment invulling is gegeven aan één of meer van de elementen van artikel 65 van de Gwwd; het houden van keuringen, markten, verkopingen, tentoonstellingen en andere gelegenheden of inrichtingen waar dieren worden gehouden of aan het publiek getoond wegens recreatieve, sportieve of opvoedkundige doeleinden dan wel waar dieren al dan niet tijdelijk in bewaring worden genomen. Op basis van de gegeven argumenten is er wat de leden van de PvdDfractie betreft maar één conclusie mogelijk. Bent u bereid om uw eerdere antwoord te herzien en te komen tot een nationaal verbod op het gebruik van wilde dieren in het circus. Bent u tevens bereid artikel 65 van de Gwwd in te vullen en in werking te laten treden. De leden van de fractie van de PvdD overwegen een motie daarover in te dienen wanneer u blijft bij uw standpunt. Diversen De leden van de CDA-fractie willen graag weten of u op de hoogte bent van de intimiderende wijze waarop door sommige actiegroepen tegen circussen wordt geprotesteerd? Is het geoorloofd om posters te bekladden en publiek voor de ingang van het circus uit te jouwen? Op welke wijze treedt de overheid op tegen actievoerders die medewerkers van circussen bedreigen en lastig vallen? Wat moet er, zo vragen de leden van de PVV-fractie, gebeuren met de huidige circusdieren die inmiddels volledig afhankelijk zijn van en vaak gehecht zijn aan hun trainer en/of verzorger. Tenslotte verzoeken de leden van de PvdD-fractie u om voor 1 juni 2007 te antwoorden op de vragen.
II. ANTWOORD VAN DE REGERING Schriftelijk overleg Gezien de vele vragen en opmerkingen uit de vaste Kamercommissie is het duidelijk dat een aantal fracties vraagtekens plaatst bij het welzijn van dieren in de circusbranche. Enkele fracties pleiten voor een koersverandering van het circus waarbij het gebruik van wilde dieren zou moeten worden verboden. Daarnaast zou het zelfregulerend vermogen tekortschieten om het welzijn van de dieren in circussen te waarborgen. Een andere fractie juicht dit aspect juist toe en is van mening dat wilde dieren uit traditioneel oogpunt bij een circus horen. Richtlijnen opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Circusondernemingen (VNCO) worden verschillend ontvangen. Tevens worden er
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 286, nr. 53
7
vragen gesteld naar aanleiding van de inhoudelijke toetsing door de Raad van Dierenaangelegenheden (RDA). De fracties zijn ook benieuwd naar de aanpak in andere lidstaten en wijzen op het grensoverschrijdend karakter van circussen. Ten slotte wordt er geïnformeerd naar de legitimiteit van de handelswijzen van actievoerders bij circussen. In het licht van het onderzoek dat in deze brief wordt aangekondigd, reageer ik in algemene zin op de vragen van de diverse fracties. De specifieke vragen die in deze brief nog niet zijn beantwoord, zal ik betrekken bij mijn reactie op de resultaten van het onderzoek. Tevens zal ik in de nota Dierenwelzijn ingaan op het welzijn van dieren in de circusbranche. Antwoord Veel van de vragen zijn erop gericht maatregelen te nemen met als doel het welzijn van de dieren in circussen te waarborgen. Dit kan worden bereikt door een algeheel verbod op het gebruik van wilde dieren in circussen of door een bepaalde vorm van regulering, al dan niet opgelegd door de overheid. Ik kom echter tot de conclusie dat er weinig feiten bekend zijn betreffende welzijnsaspecten van dieren die in het circus gebruikt worden. Er zijn mij geen onafhankelijke analyses bekend die goed inzicht geven in de welzijnssituatie van circusdieren in Nederland. Om in de behoeften van de verschillende diersoorten die in de circussen worden gebruikt te kunnen voorzien, dient in eerste instantie inzichtelijk te worden gemaakt om welke problemen het gaat en welke maatregelen het welzijn van de dieren ook daadwerkelijk kunnen verbeteren. Ik voel niets voor zogenaamde papieren richtlijnen. Zaken zoals het houden van verschillende diersoorten, de trainingsmethoden en het transport zijn onderwerpen die nader onderzocht dienen te worden alvorens eventuele maatregelen te nemen. Ik zal derhalve een onderzoek laten uitvoeren om de verschillende aspecten in kaart te brengen. Gezien het grensoverschrijdend karakter zal ik laten uitzoeken hoe andere lidstaten omgaan met deze aspecten. Mogelijk levert dit ideeën op die voor de Nederlandse situatie van belang kunnen zijn. In de Nota Dierenwelzijn zal dit onderwerp worden belicht. Het is mij niet bekend dat de Europese Commissie met regelgeving komt voor het houden en laten optreden van dieren in circussen. Betreffende de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) zal een verdere invulling van artikel 65 afhankelijk zijn van de uitkomsten van het onderzoek. Momenteel biedt de Gwwd al handvatten betreffende enkele onderwerpen zoals huisvesting en ingrepen. Voor meer specifieke regelgeving met betrekking tot het houden van evenementen, waar circussen onder vallen, kan gebruik worden gemaakt van artikel 65 van de Gwwd. Of en op welke manier van deze handvatten gebruik zal worden gemaakt, hangt af van de uitkomsten van het aangekondigde onderzoek. Daarnaast heeft de Vereniging van Nederlandse Circusondernemingen (VNCO) in samenwerking met Breed overleg Circusdieren (BOC) enkele maanden geleden private regels voor de leden opgesteld voor het houden van (wilde) dieren in circussen. Dergelijke initiatieven getuigen van het nemen van de eigen verantwoordelijkheid. Ik ondersteun dit initiatief, ook in financiële zin. Ik kan u mededelen dat daarvoor een subsidie van 8250 euro is betaald. De VNCO heeft mij in een brief van 20 maart 2007 aangegeven dat zij de regels openbaar heeft gemaakt en van kracht heeft verklaard. Tevens geeft zij aan dat ze de regels verder wil ontwikkelen. De werking van deze nieuwe private regels wil ik bekijken, voordat ik conclusies trek aangaande de noodzaak van regelgeving. In het aangekondigde onderzoek zal ook aan dit punt aandacht worden besteed.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 286, nr. 53
8
De RDA heeft vervolgens de richtlijnen van de VNCO getoetst. De RDA is een adviesorgaan en overlegplatform dat mij gevraagd en ongevraagd kan adviseren. Het is vervolgens aan mij wat ik met dat advies doe. De adviezen van de RDA zijn niet bindend. VNCO heeft haar rapport ter toetsing aan de RDA voorgelegd. Zij zijn vervolgens niet betrokken in een werkgroep die de richtlijnen op hun merites beoordeelt. Dit heeft de RDA besloten om een onafhankelijke commissie met deskundigen te kunnen waarborgen. Op de vraag of gemeenten circussen met dieren kunnen weigeren, kan ik u mededelen dat de Gwwd geen ruimte laat voor gemeenten om extra eisen te stellen aan het dierenwelzijn. Gemeenten mogen niet om die reden circussen verbieden. Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden gegeven op Kamervragen van het lid Ormel (CDA) van 16 oktober 2006 (2060700480) over het weren van circussen waar niet gedomesticeerde dieren optreden en de antwoorden gegeven op Kamervragen van het lid Ouwehand (PvdD) van 6 februari 2007 (2060706040) over circussen met wilde dieren. Lagere overheden hebben dus niet de bevoegdheid om eigen regelgeving te voeren. De Gwwd is bedoeld als een exclusieve wet binnen welk kader de materie in de wet, zoals de regelgeving voor circussen, uitputtend wordt geregeld. Betreffende uw vraag naar de legitimiteit van de handelwijzen van actievoerders bij circussen kan ik u mededelen dat het bekladden van posters onder vernieling van artikel 171 van het Wetboek van Strafrecht valt. Dit is dus verboden. Het uitjouwen van het publiek bij de ingang van circussen is vooraleer een situatie waarin de gemeente, als verantwoordelijke voor de openbare orde en veiligheid, in kan grijpen. Verder kan het uitjouwen, afhankelijk van de gebruikte teksten, onder belediging als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht vallen. Hiervan kan aangifte worden gedaan bij de politie. Aangifte kan ook worden gedaan in het geval er sprake is van het bedreigen of lastig vallen van medewerkers van circussen. Het is vervolgens aan de politie en het Openbaar Ministerie om te beoordelen of in een concreet geval tot opsporing en uiteindelijk tot vervolging kan worden overgegaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 28 286, nr. 53
9