Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1999–2000
26 800 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 2000
Nr. 74
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 31 januari 2000 Conform mijn toezegging in het plenair overleg met de Kamer op 7 april 1999 wat betreft kinderen met dyslexie, stoornissen in het autistisch spectrum en ADHD, treft u bijgaand een verkenning van de positie van deze drie groepen. Tevens informeer ik u over de ontwikkelingen betreffende de beleidsvoornemens rond dyslexie, stoornissen in het autistisch spectrum en ADHD. Ik zal achtereenvolgens ingaan op de omschrijving en afbakening van de stoornis, de onderwijsbelemmering die voortvloeit uit de stoornis, aantallen en een beschrijving van de al genomen of nog te nemen stappen ter verbetering van de positie van deze kinderen. Uitgangspunt van de benaderingswijze is het vinden van een balans: enerzijds gaat het om een diagnose met voldoende selectiviteit om aan die kinderen die dat nodig hebben hulp op maat te kunnen bieden, anderzijds is het van belang de hulp aan deze kinderen zo vorm te geven dat zij, waar mogelijk, geïntegreerd in het regulier onderwijs opgevangen kunnen worden. 1. Dyslexie In onze samenleving is de lees- en schrijfvaardigheid essentieel. Een stoornis in het leren lezen en schrijven, zoals dyslexie, veroorzaakt dan ook problemen in de ontwikkeling van kinderen. De Gezondheidsraad heeft in 1995 advies uitgebracht over de afbakening en behandeling van dyslexie. Het standpunt van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport betreffende dit advies is mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aangeboden aan de Tweede Kamer op 10 december 1997, met als kenmerk CSZ/EZ9712 556. De Gezondheidsraad adviseert uit te gaan van de volgende definitie: Er is sprake van dyslexie wanneer de automatisering van woord-
KST43684 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 VIII, nr. 74
1
identificatie (lezen) en/of schriftbeeldvorming (spellen) zich niet, dan wel onvolledig of zeer moeizaam ontwikkelt. Dit betekent dat in de praktijk sprake dient te zijn van een ernstige lees- en spellingsachterstand die hardnekkig is en weinig reageert op de in het onderwijs gebruikelijke didactische maatregelen en remediëringsinspanningen, en die bij onderzoek blijkt samen te gaan met een zeer trage en/of onnauwkeurige en snel verstoorde woordidentificatie en/of schriftbeeldvorming. Omdat het leren lezen en spellen wordt geleerd op jonge leeftijd in het basisonderwijs, heeft de Gezondheidsraad zich voornamelijk gericht op beginnende lezers.
Aantallen De commissie wil geen definitieve uitspraak doen over het aantal kinderen met dyslexie. In de literatuur worden getallen genoemd tussen twee en tien procent. De commissie is van mening dat het aantal kinderen bij wie zich ernstige lees- en spellingproblemen ontwikkelen, kan worden teruggebracht door systematische vroege opsporing en interventie. De gegevens uit enkele projecten binnen het onderwijs wijzen in de richting van één tot drie procent dyslectische kinderen, dit betekent dat men erop moet rekenen dat er ieder jaar opnieuw ongeveer 2000 à 6000 leerlingen in groep drie dyslectisch blijken te zijn.
Aanbevelingen Aanbevelingen uit het advies van de Gezondheidsraad ten aanzien van onderwijs waren onder meer de volgende: – De systematische bewaking van onderwijsresultaten is essentieel voor een tijdige interventie. Er dient een duidelijk evaluatiemoment te liggen in het voorjaar van het eerste jaar leesonderwijs. Protocollering en implementatie van bestaande kennis op grotere schaal kunnen al een aanzienlijk effect hebben. De overheid dient dit aspect in haar WSNS-beleid met kracht te bevorderen. – Het is gewenst dat criteria voor compenserende maatregelen binnen het onderwijs landelijk uniform worden vastgesteld. In de huidige situatie bestaat een zeer grote variatie in de eisen die in dit kader gesteld worden. – Er is behoefte aan goed opgezet behandelonderzoek van voldoende omvang, waarbij verschillende onderzoeks- en behandelinstituten, alsmede onderwijsinstellingen samen moeten werken. Gezien de implicaties voor dyslectische kinderen in de eerste plaats, maar ook voor de financiering van de hulpverlening, meent de commissie dat de departementen van OCenW en VWS gezamenlijk dergelijk onderzoek zouden moeten bevorderen. – Volgens de huidige stand van wetenschap dient de behandeling van dyslexie in ieder geval taakgericht te zijn, en gebruik te maken van een combinatie van methoden die zich richt op de automatisering van woordidentificatie en schriftbeeldvorming en op compenserende technieken. Computers kunnen hierbij een goed hulpmiddel zijn. De diagnose vindt nu plaats wanneer het kind al reeds enige tijd leesonderwijs gekregen heeft. Een verbeterde kennis over de kenmerken van dyslexie en interventiemogelijkheden, die op basis van die kennis tijdig en adequaat kan zijn, of zelfs tot preventie kan leiden, is van belang voor dyslectici.
Onderzoek De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is gestart met een tienjarig onderzoek naar de oorzaken van dyslexie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 VIII, nr. 74
2
Het onderzoek betreft een multidisciplinair programma, waarin onderzoekers uit diverse vakgebieden, waaronder neurologie, psychiatrie, psychologie, pedagogiek, genetica en de taalkunde samenwerken. Het onderzoek bestaat uit drie componenten, te weten prospectief longitudinaal onderzoek, interventieonderzoek en genetisch onderzoek. Vanuit de NWO is een bedrag van 6 miljoen gulden voor het programma beschikbaar gesteld. Het onderzoek loopt van 1996–2004. Er zijn inmiddels aanwijzingen dat genetische factoren een rol kunnen spelen bij het ontstaan van dyslexie. Wanneer genetische factoren bepalend blijken te zijn voor dyslexie kan dit op termijn mogelijkheden bieden om dyslexie op vroegere leeftijd op te sporen, vast te stellen en eerder aan te pakken.
Stand van zaken bij huidige aanpak dyslexie op school Dyslectische kinderen worden opgevangen door de samenwerkingsverbanden die in het kader van WSNS zijn samengesteld. De samenwerkingsverbanden van speciale en reguliere basisscholen hebben een zorgbudget ter beschikking waarmee zij de zorg voor leerlingen met leer- en gedragsproblemen verder vorm kunnen geven. Het Weer Samen Naar School (WSNS) beleid en het toegenomen gebruik van Leerlingvolgsysteem biedt goede mogelijkheden om een groot deel van de leesproblemen en dyslexie in het WSNS verband op basisscholen aan te pakken. Doorgaans toetsen basisscholen leesvorderingen gedurende de eerste jaren leesonderwijs regelmatig. De signalering van leesproblemen komt dan ook wel tot stand, echter het diagnosticeren van de aard van de leesproblemen en de daarop toegesneden remediëring vragen aandacht. Er bestaat wel een groot aanbod aan opleidingen, cursussen en materialen voor het omgaan met leerproblemen in het algemeen en het omgaan met leesproblemen in het bijzonder. Het Expertise Centrum Nederlands (ECN) ontwikkelt veel activiteiten op het gebied van taal- en leesonderwijs, waarbij wordt samengewerkt met het PMPO ten behoeve van afstemming en implementatie. De schoolbegeleidingsdienst (SBD) kan behulpzaam zijn bij het adequaat aanpakken van leesproblemen. Zij ontwikkelt echter vaak een eigen aanpak hetgeen leidt tot verschillen in het beschikbare aanbod. Voor scholen is het vaak moeilijk om een goede aanpak te kiezen, hierover is meer kennis nodig. Hardnekkige leesproblemen worden nu (nog) niet altijd op systematische wijze door scholen aangepakt. Mede daardoor kan ook niet worden ingeschat hoeveel (zeer) ernstig dyslectische kinderen er zijn. Hulp aan (zeer) ernstig dyslectische kinderen vraagt om een gespecialiseerde en wetenschappelijk gefundeerde behandeling. Voor deze (zeer) ernstig dyslectische kinderen zijn er verschillende behandelingsmogelijkheden. Bijvoorbeeld kunnen kinderen, in bepaalde regio’s, na verwijzing door een kinderen jeugdpsychiater, in aanmerking komen voor de behandeling die verbonden is aan een pedologisch instituut. Deze behandeling wordt vergoed door de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Daarnaast maken ouders soms gebruik van particuliere instituten of orthopedagogische/ psychologische hulp. Het blijkt niet altijd eenvoudig te zijn de juiste (vaak dure) hulp te vinden. Op ambtelijk niveau worden, in samenspraak met het ministerie van VWS, nu mogelijkheden verkend om de hulpverlening aan de ernstig dyslectische kinderen te verbeteren.
Beleidsvoornemens betreffende leesproblemen en dyslexie op school De complexe problematiek rondom dyslexie op de basisschool vraagt om een systematische onderkenning en aanpak van leesproblemen. Het duurt
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 VIII, nr. 74
3
nu vaak nog te lang voordat de school onderkent dat er sprake is van dyslexie, waarvoor een specifieke aanpak nodig is. Er wordt nu verkend of onderzoek naar vroege herkenningsmethoden, die op school uitvoerbaar zijn, voor dyslexie kansrijk zou kunnen zijn. Vervolgens moet er duidelijkheid komen over de wijze waarop gesignaleerde leesproblemen en dyslexie goed aangepakt kunnen worden. Daartoe wordt er op dit moment gewerkt aan het opstellen van een Protocol Dyslexie. Hieruit moet duidelijk worden hoe op systematische wijze de diagnostische cyclus (signaleren, diagnosticeren, remediëren, evalueren) doorlopen dient te worden, welke stappen op welk moment gezet moeten worden binnen de school en door bovenschoolse actoren, om te komen tot een optimale aanpak van de problemen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft een begeleidingscommissie ingesteld voor het opstellen van dit Protocol voor de vroegtijdige onderkenning en aanpak van dyslexie onder regie van het Procesmanagement Primair Onderwijs (PMPO). Deze begeleidingsgroep bestaat uit deskundigen (hoogleraar orthopedagogiek en een logopediste) en afgevaardigden van verschillende instanties (behandelcentrum dyslexie, pedologisch instituut, beroepsvereniging Remedial Teachers) die deskundig zijn op het gebied van dyslexie en leesproblemen. De ontwikkelperiode van het Protocol Dyslexie loopt van mei 1999 tot en met het najaar van 2000. In het najaar 2000 zal de implementatie en verspreiding hiervan plaatsvinden. Het PMPO heeft de Landelijke Pedagogische Centra ingeschakeld voor de implementatie en verspreiding in nauwe samenwerking met het WOSO (Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs) en het ECN (de ontwerper van het Protocol Dyslexie). Het Protocol Dyslexie helpt scholen om op systematische wijze leesproblemen te signaleren en te diagnosticeren. Echter er is ook een gebrek aan kennis over bestaande remediërende methoden voor dyslexie en hoe te komen tot de juiste keuze van deze methoden. Om scholen en samenwerkingsverbanden te helpen bij deze keuze is gestart met het ontwikkelen van een geautomatiseerd expertsysteem. Het haalbaarheidsonderzoek is inmiddels met positief resultaat afgerond. In dit systeem is specialistische diagnostische kennis ingevoerd en bevraagbaar gemaakt voor handelingsadviezen. Het bevat een beslissingsmodel aan de hand waarvan op basis van diagnostische gegevens voor elk specifiek kind een plan van aanpak kan worden gegenereerd. Het ligt in de verwachting dat de vakgroep orthopedagogiek in Nijmegen dit systeem, onder de naam Dyslexpert, eind 2000 klaar heeft. Voorts wordt er gewerkt aan voorlichtingspublicaties in onderwijstijdschriften, draaiboeken en cursusmaterialen voor training ten behoeve van het Protocol Dyslexie en Dyslexpert en een video instructieband voor gebruikers van Dyslexpert. Tevens zal er in februari 2000 een beknopte informatieve brochure over dyslexie aan alle scholen in het Primair Onderwijs gezonden worden. Bij de ontwikkeling hiervan worden de ouder- en belangenverenigingen op het gebied van dyslexie betrokken.
Vervolgtraject Wanneer het Protocol Dyslexie en Dyslexpert op grote schaal geïmplementeerd worden hebben scholen instrumenten in handen om leesproblemen en dyslexie op systematische wijze aan te pakken. Echter naast deze systematische aanpak zijn er ook andere voorwaarden van belang om optimale hulp te kunnen bieden.
Groepsverkleining Een goede aanpak van dyslexie vraagt om «Onderwijs op Maat». De condities hiervoor worden sterk verbeterd door de groepsverkleining. Kleinere groepen maken het beter mogelijk rekening te houden met
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 VIII, nr. 74
4
verschillen tussen leerlingen: leerkrachten kunnen het onderwijs beter afstemmen op het niveau, de leerstijl en het tempo van de leerling. Uit gegevens van de inspectie blijkt dat steeds meer scholen rekening houden met de verschillen tussen leerlingen bij de instructie en bij de verwerking van de leerstof door de leerlingen. De middelen voor groepsverkleining dienen ter versterking van de onderbouw, dit kan de beoogde vroegtijdige interventie ondersteunen en verbeteren. Men heeft de keuze met deze middelen in de onderbouw kleinere groepen te vormen en/of door in de groepen «meer handen in de klas» in te zetten.
ICT De ontwikkeling van informatie- en communicatie-technologie (ICT) in het onderwijs biedt mogelijkheden om meer recht te doen aan verschillen tussen leerlingen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om bestaande leesmethoden te voorzien van aanvullende software voor kinderen met leesproblemen. Ook zijn er programma’s ontwikkeld die gebruikt kunnen worden bij het bieden van remediërende hulp aan leerlingen met een leesachterstand. Daarnaast kunnen met behulp van ICT de vorderingen van de leerling (beter) gevolgd worden.
Voortgezet Onderwijs Het Protocol Dyslexie voor het basisonderwijs is ook van belang voor de overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Voorkomen moet worden dat leerlingen bij hun entree in het voortgezet onderwijs een traject moeten doorlopen dat al in het basisonderwijs is afgelegd. Momenteel ben ik bezig de regeling remedial teaching WVO te wijzigen met als doel een goede opvang voor leerlingen met dyslexie. De regeling zal met ingang van het schooljaar 2000/2001 worden verruimd. De regeling wordt zo gemoderniseerd dat scholen onder eigen verantwoordelijkheid maatregelen kunnen treffen die hiervoor passend geacht worden. Wanneer resultaten van de begeleidingscommissie dyslexie beschikbaar zijn, zal ik bekijken of het mogelijk is een handreiking te ontwikkelen voor het voortgezet onderwijs met betrekking tot dyslexie. 2. Stoornissen in het autistisch spectrum & ADHD Een stoornis in het autistisch spectrum en Attention Deficit (with or without) Hyperactivity Disorder (ADHD), zijn twee zeer complexe stoornissen, die zich met name uiten in gedragskenmerken. Ook hierbij dringen de belangen- en ouderverenigingen aan op het vergroten van de kennis en vaardigheden in het onderwijs. Er is rond deze groepen echter nog weinig bekend over wat de hulpvragen zijn, hoe deze kinderen opgevangen worden, welke kennis op verschillende schoolsoorten aanwezig is. Ik heb inmiddels een aantal acties ondernomen om duidelijkheid te krijgen over wat er nodig is om deze kinderen binnen de scholen adequate hulp te bieden.
Stoornissen in het autistisch spectrum In mijn brief van 22 oktober 1999, kenmerk PO/BB/99 39371, waarin ik reageerde op het rapport «Toeval of beleid?» van de Nederlandse Vereniging voor Autisme, heb ik toegezegd in de rapportage van het taken- en functieonderzoek aandacht te besteden aan de positie van kinderen met een autistisch spectrum stoornis in het onderwijs. Vooruitlopend op deze rapportage wil ik via deze brief, de stand van zaken rond de positie en behandeling van kinderen met een autistisch spectrum stoornis in het primair onderwijs in beeld brengen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 VIII, nr. 74
5
Definitie Een stoornis in het autistisch spectrum, is een pervasieve ontwikkelingsstoornis, hetgeen inhoudt dat deze stoornis elke ontwikkelingsfase (tot ver in de volwassen leeftijd) en elk ontwikkelingsgebied bedreigt of belemmert. Een wereldwijd geaccepteerde definitie van de autistisch spectrum stoornis is opgenomen in de Diagnostic Statistic Manual deel 4, herziene versie (DSM-IVR). Deze definitie bevat vier diagnostische criteria: – stoornissen in contact, met name in de kwaliteit van de sociale wederkerigheid; – stoornissen in de verbale en non-verbale communicatie (ook hier gaat het met name om de kwaliteit van de communicatie) en in de verbeeldende activiteiten; – een opvallend beperkt repertoire van activiteiten en interesses; – ontstaan voor het derde levensjaar.
Aantallen Onderzoek heeft uitgewezen dat de stoornis in het autistisch spectrum bij 20 tot 25 op de 10 000 personen voorkomt. Voor het gehele primair onderwijsveld komt dit neer op een totale populatie van 3200 – 4000 kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum. Hiervan is 70 – 75 procent tevens verstandelijk gehandicapt.
Huidige situatie In het kader van het aanvullend formatiebeleid voor het (voortgezet) speciaal onderwijs is een voorziening getroffen voor de opvang en begeleiding van leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum. Door deze regeling zijn centrum- en steunpuntscholen aangewezen die jaarlijks extra formatie ontvangen voor een autistenleerkracht en/of psycholoog. Uit de rapporten van de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) en de Stichting Autisme Regio Rotterdam (SARR) en gesprekken met deze instellingen komen een aantal aanbevelingen naar voren betreffende de opvang van kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum.
ADHD Definitie De afkorting ADHD betekent Attention Deficit (with or without) Hyperactivity Disorder. ADHD is een neurobiologische stoornis die leidt tot problemen met aandacht en concentratie, motivatie en organiseren en plannen. De hoofdkenmerken zijn: – aandachts- en tekortstoornissen; – impulsiviteit; – vaak hyperactiviteit. Aantallen Deskundigen gaan ervan uit dat ADHD voorkomt bij twee tot vijf procent van de kinderen. Ongeveer twee procent heeft een ernstige vorm van ADHD en drie procent heeft ADHD in lichtere mate. Ongeveer een derde van de kinderen met ADHD «verbetert» in de puberteit. Een derde blijft in dezelfde mate klachten houden, terwijl bij een derde de problemen nog groter worden. ADHD wordt vaak een ontwikkelingsrisico genoemd. Uiteindelijk bepalen de ernst van ADHD en de beschermende en compenserende factoren de uitkomst later. Voorbeelden hiervan zijn normaal gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie, een stabiele persoonlijkheid en een steunende omgeving. Er is nog geen medicijn dat ADHD geneest, evenmin is er een pasklare therapie die de stoornis kan doen verdwijnen. Wel kunnen medicijnen de verschijnselen verminderen. Daarnaast kan het kind leren met zijn stoornis om te gaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 VIII, nr. 74
6
Gezondheidsraad De Gezondheidsraad heeft in opdracht van VWS een commissie ADHD samengesteld bestaande uit orthopedagogen, psychologen, psychiaters, een neuroloog, een vertegenwoordiger van de oudervereniging Balans en een arts. Waarnemend lid van de commissie is een inspecteur van het onderwijs. Deze commissie zal in de zomer van 2000 met een advies komen. De aanbevelingen van de Gezondheidsraad zullen meegenomen worden in het toekomstige beleid van OCenW. Onderzoek naar stoornissen in het autistisch spectrum en ADHD Op verschillende manieren wordt nu onderzocht hoeveel leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum en/of ADHD welke scholen bezoeken, welke benadering gehanteerd wordt en welke factoren bepalend zijn voor positieve resultaten. Wel is duidelijk dat leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum zowel op scholen voor (speciaal) basisonderwijs als 2/3 onderwijs te vinden zijn. Verder is inmiddels duidelijk dat deze kinderen in het 2/3 onderwijs verspreid zijn over de clusters II, III en IV. Een deel van de kinderen met ADHD zit in het reguliere onderwijs, het onderzoek moet uitwijzen hoeveel ADHD kinderen speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs volgen. Onderzoek in samenhang met Leerlinggebonden Financiering (LGF) Praktijktoetsing indicatiestelling In het kader van de Leerlinggebonden Financiering wordt een systeem van onafhankelijke indicatiestelling voor het speciaal onderwijs in de praktijk beproefd (praktijktoetsing). Bij de analyse van de uitkomsten van deze toetsing zal de indicatie stoornis in het autistisch spectrum tevens aandacht krijgen. Taken- en Functieonderzoek Stoornissen in het autistisch spectrum en ADHD krijgen apart aandacht in het taken- en functieonderzoek. Bij de rapportage van de uitkomsten van het taken- en functieonderzoek, zal ik meer informatie kunnen verschaffen over de plaats in het 2/3 onderwijs en de aanpak van het onderwijs aan kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum en ADHD. Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (regulier en speciaal basisonderwijs) Via het Beleidsgericht Onderzoek Primair Onderwijs (BOPO) is een verkennend onderzoek uitgezet bij NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek), dit onderzoek zal begin 2000 van start gaan en richt zich op autistisch-spectrumstoornis en ADHD. Doel van dit onderzoek is, ter aanvulling op het taken- en functieonderzoek, het verkrijgen van een duidelijk beeld wat betreft de volgende zaken: – de werkdefinitie die in «het veld» gehanteerd wordt; – inzicht in de manier waarop de diagnosestelling verloopt; – «good practice» voorbeelden van bestaande hulpprogramma’s die momenteel in gebruik zijn in reguliere en speciale scholen, onderwijsondersteunende en andere instellingen; – welke instellingen voor jeugd (geestelijke) gezondheidszorg worden op welke manier betrokken bij de hulp, hoe wordt de hulp ingepast in de zorgstructuur van de school en het samenwerkingsverband WSNS?; – de hulpvraag van leerkrachten en ouders, waar is in het veld dringend behoefte aan?
Aanpak van stoornissen in het autistisch spectrum en ADHD op school De Landelijke Pedagogische Centra gaan een pilotproject uitvoeren
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 VIII, nr. 74
7
gericht op het vermogen van basisschoolleerkrachten om leerlingen met leermoeilijkheden en problematische sociaal-emotionele ontwikkeling op te vangen. Dit project wordt gefinancierd uit de SLOA-middelen (Subsidie Landelijke Onderwijsondersteunende Activiteiten). Deze activiteiten zijn met name gericht op het diagnosticeren en remediëren van problemen van onder andere kinderen met een autistische handicap en/of ADHD. Dit project zal uit de volgende twee delen bestaan: – Informatievoorziening: De kennis bij (aanstaande) leerkrachten primair onderwijs betreffende een stoornis in het autistisch spectrum en ADHD schiet in een aantal gevallen tekort. Zij zijn onvoldoende op de hoogte van de aard van de problematiek, de consequenties voor de inrichting van de onderwijsleeromgeving en hun eigen gedrag en instellingen waar zij voor advies en ondersteuning terecht kunnen. Vanuit het project zal gewerkt worden aan publicaties voor leerkrachten Primair Onderwijs en Intern Begeleiders over het herkennen van en omgaan met kinderen met ADHD of een stoornis in het autistisch spectrum. Tot de doelgroep behoren leerkrachten, intern begeleiders, pabo-studenten en ouders. – Begeleidingsaanpakken: Het is de bedoeling een training op te zetten voor leerkrachten en ambulant begeleiders in het primair onderwijs om kinderen, waarbij sprake is van een ontwikkelingsbelemmering, te kunnen begeleiden. De voorgestane begeleidingsaanpak heeft het karakter van coaching op de werkvloer. Hieruit zal een pilotbeschrijving, video-illustraties, begeleidingssuggesties en artikelen naar voren komen. Het project heeft een looptijd van 2 jaar en de LPC zullen dus in 2001 de ontwikkelde materialen overdragen.
Samenwerking Jeugdzorg Er vindt overleg plaats tussen de ministeries van VWS en OCenW over mogelijkheden om samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg te stimuleren. Het is de bedoeling om langs deze weg ook toe te werken naar samenhang tussen de hulpverlening vanuit de jeugdzorg en de opvang van deze kinderen in het onderwijs, onder andere aan kinderen met een stoornis in het autistisch spectrum en kinderen met ADHD. Op lokaal niveau zijn reeds samenwerkingsinitiatieven tussen zorg en onderwijs rond deze doelgroepen. Een stevigere basis voor samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg zal ook dergelijke lokale initiatieven stimuleren en ondersteunen.
Huidige situatie en vervolgtraject Zoals hierboven geschetst, wordt nu onderzocht welke scholen leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum en leerlingen met ADHD opvangen, wat hun expertise is en welke succesfactoren bij de opvang van belang zijn. De Landelijke Pedagogische Centra zullen deze expertise overdraagbaar maken. Uitkomsten van de onderzoeken moeten aangrijpingspunten bieden om te besluiten welke onderwijsondersteunende instellingen het meest aangewezen zijn om expertise aan betrokken scholen over te dragen. Tevens verwacht ik meer duidelijkheid te krijgen over hoe de hulp aan leerlingen met ADHD of met een stoornis in het autistisch spectrum vorm moet krijgen en langs welke weg de diagnose en de plaatsing van deze kinderen moet gaan lopen. In de voortgangsrapportages over het LGF traject zal ik u over bovenstaande onderwerpen regelmatig informeren, De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, K. Y. I. J. Adelmund
Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 26 800 VIII, nr. 74
8