Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
28 982
Liberalisering energiemarkten
29 023
Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 28
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 31 augustus 2004
1
Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA) en Dezentjé Hamming (VVD). Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Ruiter (SP), Van As (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), TjonA-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA) en Szabó (VVD).
KST79266 0304tkkst28982-28 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 30 juni 2004 overleg gevoerd met minister Brinkhorst van Economische Zaken over: – de brief van 23 april 2004 inzake liquiditeit van de elektriciteitsmarkt (28 982, nr. 23); – de brief van 29 april 2004 inzake onderzoeken DTe liberalisering energiemarkt (28 982, nr. 25); – de brief van 19 mei 2004 inzake de brief van de Directeur van de Dienst Toezicht Energie over kwaliteitsconversie (EZ-04277); – de brief van 26 mei 2004 inzake liberalisering energiemarkt (28 982, nr. 26); – de brief van 9 juni 2004 inzake leveringszekerheid in een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt (29 023, nr. 4); – de brief van 16 juni 2004 inzake structurele maatregelen elektriciteitsproductie in tijden van hitte/droogte (29 023, nr. 5); – de brief van 17 juni 2004 inzake het gedeelte over de DTe van het jaarverslag van NMa en DTe over het jaar 2003 (29 200XIII, nr. 47); – de brief van 18 juni 2004 inzake inwerkingtreding overdracht economische eigendom (EZ04-488). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie De heer Hessels (CDA) is bezorgd over de constatering van de DTe (Dienst uitvoering en toezicht energie) dat de liquiditeit op de energiemarkt ten opzichte van 2002 verslechterd is en de marktontwikkeling tot stilstand is gekomen. Hoe kijkt de minister hier tegenaan en hoe denkt hij met de voorgestelde maatregelen uit deze impasse te geraken? Ook is hij nogal terughoudend met het aan de markt beschikbaar stellen van productievermogen via virtual power plants. Wanneer acht hij de tijd dan rijp om actief een verplichting in te stellen tot het periodiek veilen van productiecapaciteit om de liquiditeit te vergroten? De heer Hessels heeft in het verleden zijn twijfels over de liberalisering van de energiemarkt per 1 juli niet onder stoelen of banken gestoken. De gepresenteerde cijfers kwamen ook niet altijd overeen met de werkelijke
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
1
stand van zaken bij de energiebedrijven. Gezien het grote aantal vrijkomende klanten, mochten er geen risico’s worden gelopen bij de invoering van een geliberaliseerde markt. In het licht van de maatregelen die inmiddels door de energiebedrijven zijn genomen, lijkt de overgang soepel te kunnen verlopen. Aangezien evenwel niet valt te ontkomen aan enkele aanloopproblemen, zal de heer Hessels de ontwikkelingen nauwgezet volgen en bij twijfel de minister aanspreken op zijn wettelijke verplichtingen en bevoegdheden om noodzakelijkerwijze in te grijpen. Hij hoopt dat de liberalisering aangemerkt zal kunnen worden als winst voor de energiesector in Nederland. Ook rekent hij erop dat na het zomerreces verder over een en ander gesproken zal kunnen worden. De leveringszekerheid is voor de consument aanzienlijk belangrijker dan het thans geraamde voordeel van ongeveer € 12 bij het overstappen naar een nieuwe leverancier. De leveringszekerheid hangt ook samen met de visie op de Europese markt en het investeringsklimaat in Nederland en Europa. Veel Nederlandse bedrijven hadden nieuwbouw moeten plannen, maar hebben dat gezien de omstandigheden en onzekerheden in Nederland uit- dan wel afgesteld. Waarop baseert de minister zijn optimisme over het investeringsklimaat en waar zou op teruggevallen kunnen worden als de leveringszekerheid niet langer gegarandeerd kan worden? De minister heeft een aantal maatregelen voorgesteld om de onzekerheden die vanaf 2008 verwacht worden op het punt van de levering, op te vangen. Ook is hij voornemens om tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU een aantal zaken stevig op de Europese kaart te zetten, met name de interconnectiecapaciteit en het al dan niet afschakelen van of door het buitenland in een crisissituatie. Het is evenwel bevreemdend dat hij enerzijds Europese bedrijven aan hun contract wil houden, maar anderzijds de mogelijkheid van het annuleren van export op gelijk niveau zet met het afschakelen van Nederlandse gebruikers. Het is niet reëel om bijvoorbeeld te verwachten dat Duitsland het Ruhrgebied zal afschakelen om Nijmegen van stroom te voorzien. Daarom zal ingezet moeten worden op het behouden van een behoorlijke mate van zelfvoorziening in Nederland, bijvoorbeeld door het investeringsklimaat aantrekkelijker te maken voor energiebedrijven en het breder toepassen van groene productiemethoden. Verder verdient het aanbeveling om de mogelijkheden van extra inzet van WKK (warmtekrachtkoppeling) in tijden van elektriciteitskrapte te onderzoeken. Positief is het voornemen om TenneT extra capaciteit te laten contracteren als vangnet voor piekvragen. Om ingrepen in de markt zo veel mogelijk te beperken, kan bij wijze van boete voor het niet reserveren van voldoende capaciteit een hoge prijs gevraagd worden voor de inzet van deze reserve. In de brief inzake de structurele maatregelen voor elektriciteitsproductie in tijden van hitte en droogte wordt een overzicht gegeven van de huidige situatie en de gebeurtenissen in 2003. Gelukkig wil de minister er niet toe overgaan om, als er afgeschakeld moet worden, de Randstad voorrang te verlenen op andere gebieden van het land. Er moet gestreefd worden naar voldoende capaciteit en, als dat echt niet mogelijk is, moet op basis van regionale plannen een afschakelplan in werking worden gezet gebaseerd op het in de brief genoemde prioriteitenschema. Wat is overigens het effect hierop van het bij de IenI-wet (Implementatie- en interventiewet) aangenomen gewijzigde amendement-Van den Brink c.s. (29 372, nr. 54) waardoor een calamiteitenplan verplicht wordt gesteld? Nu voor het bepalen van Code rood de situatie bij Lobith als maatgevend is aangemerkt, is het de vraag of, als het water van de Rijn bij Lobith enkele graden warmer is dan dat van de Maas bij Eijsden, dan toch dezelfde beperkingen gelden voor de bedrijven en centrales langs de Maas. Hoe verhoudt een en ander zich tot het onderbrengen van het hoogspanningsnet bij TenneT? Er schijnt veel preciezer afgeschakeld te kunnen worden, als de netten vanaf 50 kV zouden overgaan in plaats van die vanaf 110 kV.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
2
De heer De Krom (VVD) kan zich vinden in het door de minister geschetste programma voor het bereiken van een level playing field in Europa, maar mist daarin wel het mededingingsaspect. Is het instrumentarium van de NMa wel in overeenstemming met datgene wat in Europa mogelijk is? Wat vindt de minister overigens van het Europese mededingingsinstrumentarium? Na afloop van het EU-voorzitterschap zal de inzet van de minister op dit punt beoordeeld kunnen worden aan de hand van de dan bereikte resultaten. De heer De Krom meent dat er in Europa thans sprake is van een gebrek aan liberalisering. De minister schetst in zijn brief van 9 juni dat er vanaf 2011 capaciteitstekorten kunnen optreden en dat dit al in 2008 kan gebeuren, als er niet meer geïmporteerd kan worden en de productiecapaciteit niet wordt uitgebreid. Een grotere afhankelijkheid van import is alleen acceptabel, als ook in tijden van schaarste de importcontracten worden nagekomen door buitenlandse leveranciers of andere staten. Vooralsnog kan echter niet gegarandeerd worden dat Frankrijk en Duitsland in tijden van schaarste aan Nederland blijven leveren. Daarom is het een goede zaak dat de minister het uitgangspunt dat een contract een contract is, op de Europese politieke agenda wil plaatsen. Voordat op de naleving van importcontracten vertrouwd kan worden, moet in ieder geval de bepaling inzake de exportannulering geschrapt worden. Is dat een reële optie? Overigens zal er in tijden van schaarste op enig moment een probleem ontstaan, als ieder land import als oplossing voor het voorzieningszekerheidsprobleem kiest. Het is dus de vraag wie het Europese kader in de gaten zal houden en of het wel reëel is om op de import te vertrouwen. De minister stelt voor om in het kader van de voorzieningszekerheid een systeem te ontwikkelen waardoor TenneT extra capaciteit kan contracteren. Ook stelt hij terecht dat de overheid zich verre moet houden van interventies in de markt met bijvoorbeeld een leveringszekerheidsnorm, maar door zijn voorstel wordt de overheid toch weer een speler op de markt. Verder is het de vraag wie er, als in de toekomst de stroom uitvalt terwijl de overheid de verantwoordelijkheid voor voldoende productiecapaciteit op zich heeft genomen, dan aansprakelijk is voor de schade die daardoor ontstaat? Of wordt de aansprakelijkheid in het geval van ontoereikende productiecapaciteit als oorzaak van stroomonderbrekingen wettelijk uitgesloten? Is TenneT overigens wel voldoende geëquipeerd om te verifiëren of de markt wel voor voldoende capaciteit zorgt? Wat zal er gedaan worden, als dat onverhoopt niet het geval is? In hoeverre zal de door de minister voorgestelde oplossing leiden tot strategisch gedrag van de producten in de markt? Hoe is een en ander trouwens in het Verenigd Koninkrijk geregeld? Het aanhouden van reservecapaciteit is inderdaad kostbaar en risicovol. Aangezien er in Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk bewust voor is gekozen om ter zake geen specifieke maatregelen te nemen, is het de vraag waarin de situatie in die landen verschilt van de situatie in Nederland? Wat houdt trouwens het NETA-systeem (New Electricity Trading Arrangement) in dat in het Verenigd Koninkrijk wordt geïntroduceerd? Verder is het de vraag wat de minister ervan vindt dat het CPB de overheid enerzijds adviseert om terughoudend te zijn bij het regelen van de voorzieningszekerheid en anderzijds stelt dat TenneT 750 MW extra moet contracteren. Vraag is ook nog hoeveel winst er is te boeken door het beter structureren van vraag en aanbod. Op grond van het onderzoek van Deloitte Touche Tohmatsu concludeert de minister dat er nog 750 MW ongebruikte vraagrespons is en dat onbekend is waar er op de stroommarkt gehandeld kan worden. Moet ervoor gezorgd worden dat de markt, voor zover daarvan sprake is, beter gaat werken voor zowel grootverbruikers als kleinverbruikers? In hoeverre kan trouwens verwacht worden dat de markt zelf gaat differentiëren naar leveringszekerheid? Tot slot vraagt de heer De Krom of het systeem van callopties mede aan de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
3
hand van het proefschrift van de heer Laurens de Vries verder uitgewerkt kan worden. De heer Crone (PvdA) waardeert het zeer dat mensen als de heer Laurens de Vries nadenken over capaciteit en voorzieningszekerheid. Er kan namelijk alleen maar sprake zijn van marktwerking op basis van prijzen, als zich geen bijzondere problemen voordoen in de sector. Aangezien de minister hier ook niet voor 100% op durft te vertrouwen, heeft hij een zestal aanbevelingen van de DTe om de liquiditeit te verbeteren, overgenomen. De aanbeveling om de mogelijkheid van virtual power plants te onderzoeken, niet alleen voor elektriciteit, maar mogelijk ook voor gas, neemt hij echter niet over. Hetzelfde geldt voor de aanbeveling om tot unbundling te komen. Wil hij dit nader motiveren? Er moet meer zekerheid geboden worden over de verdere ontwikkeling van de markt gedurende de komende tien tot vijftien jaar om partijen te kunnen interesseren voor financiering van nieuwe centrales. Heeft de minister bij de behandeling van de IenI-wet in de Eerste Kamer toegezegd dat de economische eigendom uiterlijk 1 januari 2007 unbundled moet zijn? Overigens wil de heer Crone een tijdschema hebben voor de realisering van de aanbevelingen van de DTe. De leveringszekerheid van elektriciteit is door de afkondiging van Code rood in 2003 extra onder druk komen te staan. Daarom is het een goede zaak dat TenneT nu extra capaciteit mag contracteren. De heer Crone heeft overigens al in 2000 gepleit voor een reservecapaciteit. Het CPB heeft becijferd dat er 1340 MW reservecapaciteit gecontracteerd moet worden om 99.98% voorzieningszekerheid te hebben. Deelt de minister de conclusie dat TenneT dus 750 MW extra moet contracteren? Het lijkt rendabel om hier 43,5 mln voor uit te trekken, want de kosten van een uur stroomuitval in de Randstad worden al becijferd op 72 mln. TenneT mag de reservecapaciteit trouwens alleen op verzoek van de marktpartijen en tegen een substantieel hogere prijs dan de marktprijs op de markt brengen. Het gevaar dat marktpartijen zelf onvoldoende capaciteit zullen inkopen, wordt hierdoor tot een minimum teruggebracht. Ook mag het niet zo zijn dat bedrijven capaciteit achterhouden om bijvoorbeeld de prijs te verhogen. Ingevolge de IenI-wet heeft de minister de bevoegdheid, bedrijven te dwingen om capaciteit beschikbaar te stellen, al dan niet via een virtual power plant, maar een en ander moet nog uitgewerkt worden in een AMvB. Op welke termijn zal dat gerealiseerd kunnen zijn? Voorts is het de vraag of er niet ook een virtual gas supplier moet worden overwogen. Signalen uit de markt duiden erop dat het niet goed gaat met WKK, ondanks de MEP-vergoedingen. Er wordt niet meer geïnvesteerd in onderhoud aan of nieuwbouw van WKK-centrales. Wil de minister een en ander nog eens zorgvuldig analyseren? De WKK-centrales leveren namelijk wel 40% van de Nederlandse capaciteit en bovendien is WKK het minst belastend voor het milieu, het meest flexibel inzetbaar en het minst afhankelijk van koelwater bij hitte. Waar het gaat om de interconnectiecapaciteit, moet de wederzijdse afdwingbaarheid van contracten juridisch geregeld worden. Importcontracten worden overigens meestal maar voor een jaar afgesloten. Als zij na dat jaar niet verlengd worden, heeft Nederland waarschijnlijk alsnog een capaciteitsprobleem. TenneT moet ook niet alleen een bedrijfseconomische kosten-batenanalyse maken van uitbreiding van de importcapaciteit, maar ook een maatschappelijke kosten-batenanalyse. De maatschappelijke kosten en baten van import kunnen namelijk veel meer variëren. Het bewerkstelligen van meer importcapaciteit uit Duitsland is trouwens niet alleen niet zo goed voor het milieu, maar het brengt ook nogal wat risico’s met zich, omdat het klimaat in Nederland en Duitsland min of meer hetzelfde is. Vooralsnog durft de heer Crone er niet op te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
4
vertrouwen dat de interconnectiecapaciteit voldoende is. Er moet dan ook gezorgd worden voor voldoende nationale capaciteit. EnergieNed heeft aangegeven dat per 1 juli 2% van de klanten gaat veranderen van energieleverancier. Daarbij worden geen problemen verwacht. De marktwerking zal overigens niet zo veel opleveren voor de klanten. Het switchen van klanten leidt echter wel tot hoge transactiekosten en meer onzekerheden in de markt. De bedrijven zullen dan ook nieuwe producten, nieuwe technologieën en nieuwe marktplaatsen moeten ontwikkelen. Mevrouw Gerkens (SP) vreest dat het voorliggende allegaartje aan maatregelen de liberalisering niet in goede banen zal kunnen leiden. Er dreigen stroomtekorten en er zijn voor de elektriciteitsproducenten onvoldoende economische prikkels om tijdig te investeren in een betrouwbare stroomvoorziening. De minister pleit inmiddels ook voor het contracteren van meer reservecapaciteit door TenneT, maar het is nog onduidelijk welke prijs hij hierbij in gedachten heeft. Bovendien bestaat het gevaar dat deze extra investering gaat weglekken naar het buitenland. Wat vindt de minister trouwens van de voorstellen van de heer Laurens de Vries voor een capaciteitsmechanisme waardoor ofwel de stroomleveranciers verplicht worden om optiecontracten te kopen, ofwel TenneT optiecontracten kan kopen van de producenten? De minister heeft al vaker later weten dat hij hoge verwachtingen heeft van de interconnectiecapaciteit, alhoewel hij inmiddels ook weer plannen heeft voor de bouw van een nieuwe kolencentrale. De vraag is in ieder geval waar de minister de energie vandaan denkt te halen wanneer andere landen ook met tekorten kampen. Hoe ziet hij voorts de stroomimport in het kader van zijn milieu- en prijsdoelstellingen? Transport van elektriciteit is bijna altijd duurder en milieuonvriendelijker dan transport van brandstof. Verdere stimulering van WKK wordt niet overwogen, omdat het goed zou gaan met WKK. Daarnaast is niet zeker dat de huidige stimuleringsregeling op de lange termijn gecontinueerd zal worden. Daarom moet verwacht worden dat installaties uit bedrijf zullen worden genomen, als er grote investeringen gepleegd moeten worden. Een en ander is in strijd met de Europese WKK-richtlijn. Hoe denkt de minister hiermee om te gaan? In dit verband is het ook de vraag waarom hij het bouwen van elektriciteitscentrales aan zee als enige reële langetermijnoplossing ziet voor de koelwaterproblematiek. Is een nuttig gebruik van de warmte geen optie en waarom worden de milieukosten hier niet bij betrokken? In een artikel in het Algemeen Dagblad van 17 juni staat dat stroom niet goedkoper wordt na de liberalisering en dat overstappen naar een andere leverancier nauwelijks zinvol is. Het lijkt er inderdaad op dat de angst bewaarheid gaat worden dat de liberalisering van de energiemarkt negatieve gevolgen zal hebben voor zowel de productiecapaciteit als het milieu. Wat gaat de minister doen om deze operatie niet te laten mislukken? Het antwoord van de minister De minister maakt van de gelegenheid gebruik om de IenI-wet, die op 29 juni door de Eerste Kamer is aangenomen, in het bijzijn van de commissie te ondertekenen. Hiermee zijn de Europese mededingingsregels vlak voor de aanvang van het Nederlandse voorzitterschap van de EU geïmplementeerd. De liberalisering van de energiemarkt zal misschien niet helemaal vlekkeloos verlopen, maar het belang van de consument zal hier uiteindelijk wel mee gediend zijn. Uit onderzoek blijkt trouwens dat één op de zes klanten na 1 juli een nieuwe leverancier wil gaan zoeken. De onderlinge prijsverschillen zijn wellicht miniem, maar de aanstaande liberalisering heeft al geleid tot een doelmatiger bedrijfsvoering bij de voormalige monopolisten, waardoor de netwerkkosten en de kosten van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
5
levering al zo’n 20% zijn teruggebracht. Voor het overige zullen klanten in staat worden gesteld om een contract af sluiten dat is afgestemd op hun eigen verbruikspatroon. De minister wil hier na de zomer graag verder over discussiëren. Komend najaar krijgt de Kamer trouwens een concrete planning voor het realiseren van de unbundling per 1 januari 2007. Met de bedrijven en de aandeelhouders wordt hier al over gesproken, ook om te voorkomen dat bedrijven op korte termijn ingrijpen in de markt en de leveringszekerheid in het geding komt. Op weg naar een Europese elektriciteitsmarkt per 1 januari 2007 zal het Europese mededingingsinstrumentarium verscherpt toegepast moeten worden. De huidige Europese mededingingscommissaris past het Europese mededingingsrecht adequaat toe. De minister wil niet ingaan op speculaties over zijn opvolging en de gevolgen die dat mogelijk kan hebben. In Nederland kan de NMa ingevolge de Mededingingswet voorafgaand aan een fusie een concentratiecontrole uitvoeren om marktdominantie te voorkomen. In dit licht is bijvoorbeeld bij de overname van Reliant door Nuon bepaald dat er 900 MW aan capaciteit geveild moest worden. Daarnaast kunnen er hoge boetes worden opgelegd, als bedrijven zich schuldig maken aan concurrentiebeperkend gedrag. Het zal overigens nog moeilijk zijn om een en ander juridisch te bewijzen. Verder kunnen zowel de NMa als de DTe preventief toezicht uitoefenen op de transparantie van de energiemarkt. Er wordt een aantal maatregelen genomen om de liquiditeit te verbeteren. De IenI-wet biedt nieuwe mogelijkheden om de benodigde maatregelen uit te werken. Het vergroten van de importcapaciteit middels interconnectie leidt tot meer aanbod op de groothandelsmarkt en lagere, stabiele prijzen. Er moet echter voor gewaakt worden dat investeringen hierdoor niet langer economisch rendabel zijn. In dat licht wordt met België en Duitsland onderhandeld over MoU’s (memoranda of understanding) en een intentieverklaring voor het bevorderen van een NoordwestEuropese elektriciteitsmarkt. Na de ondertekening van de MoU’s komend najaar, zal het nog een paar jaar duren voordat er werkelijk sprake is van interconnectie. Een en ander kan echter ruimschoots voor het moment waarop de leveringszekerheid zonder nadere maatregelen in het geding zou kunnen komen, gerealiseerd worden. De minister zal hierbij uiteraard ook de maatschappelijke context in het oog houden. Meer spreiding in de veiling van importcapaciteit kan leiden tot meer mogelijkheden voor handel en een lagere drempel om toe te treden voor kleinere bedrijven die geen eigen productie hebben. De minister hoopt in het najaar concrete mededelingen te kunnen doen over het voorstel dat TenneT ter zake uitwerkt. Ook dit punt maakt trouwens deel uit van de besprekingen met België en Duitsland. Aangezien op dit moment 60% van de elektriciteitscentrales gasgestookt is en de gasprijs dus van invloed is op de elektriciteitsprijs, is het van belang om de totstandkoming per 1 januari 2005 van een onbalansmarkt voor gas te bevorderen. Hierdoor krijgen elektriciteitsproducenten en -gebruikers de mogelijkheid om op dagbasis gas aan te kopen en te verkopen. Het ministerie van EZ zal een en ander faciliteren. Door het verminderen van de kredietrisico’s van de marktpartijen zullen er meer financiële diensten ontstaan waardoor risico’s worden afgedekt. Als gevolg daarvan zullen bijvoorbeeld dure bankgaranties niet langer nodig zijn. De marktpartijen zullen het initiatief hiertoe moeten nemen en de DTe zal een en ander monitoren. Kritische succesfactor is trouwens het vertrouwen van de marktpartijen in dit instrument. Een andere maatregel om de liquiditeit te verbeteren, is het structureel monitoren van de groothandelsmarkt voor elektriciteit. Deze maatregel wordt al uitgevoerd door de NMa in de vorm van een preventieve concentratiecontrole. Wat het effect hiervan is, zal nog moeten blijken bij de veiling van capaciteit, die aan Nuon is opgelegd na de fusie met Reliant.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
6
Het vergroten van de markttransparantie moet ertoe leiden dat de verhandelde volumes in de bilaterale markt en de countermarkt gepubliceerd worden. Ook zal de gerealiseerde elektriciteitsproductie gepubliceerd moeten worden. Door vergroting van de transparantie zullen de marktpartijen beter kunnen inschatten hoeveel productiecapaciteit nog beschikbaar is en in hoeveel elektriciteitsbehoefte nog moet worden voorzien. TenneT zal waarschijnlijk vanaf het najaar 2004 de benodigde gegevens publiceren, terwijl de DTe hier toezicht op zal houden. Voor het geval met deze maatregelen niet bewerkstelligd kan worden dat de liquiditeit binnen aanvaardbare termijn verbeterd wordt, kunnen de virtual power plants als back-up dienen. Deze beogen de liquiditeit namelijk te vergroten door het aantal spelers aan de aanbodzijde van de markt te vergroten. Na de zomer zal met de DTe een onderzoek worden gestart naar het effect van de virtual power plants. Ook zal er Europese benchmarking moeten plaatsvinden. In november/december zal nader gesproken kunnen worden over de verdeling van de subsidies voor duurzame energie voor 2005. Via de MEP wordt echter al 100 mln ingezet voor WKK. Uit studies van Novem, ECN en Cogem blijkt dat dit bedrag voldoende is om sluiting van WKK-installaties door ongunstige marktomstandigheden te voorkomen. Incidenteel worden er kleine WKK-installaties stilgelegd, maar er worden ook nieuwe WKK-centrales gebouwd. Het WKK-vermogen en de inzet van WKK zijn op dit moment dan ook stabiel. De subsidies voor WKK zijn trouwens niet bedoeld voor nieuwbouw, omdat verwacht wordt dat er snel in WKK geïnvesteerd zal worden als de markt weer aantrekt. Verwacht wordt dat de elektriciteitsprijzen zullen stijgen bij invoering van de CO2-emissiehandel. Als een WWK-installatie desondanks niet rendabel te exploiteren is, zou het onzinnig zijn om de instandhouding ervan te stimuleren. De maatregelen die worden genomen ter verbetering van de liquiditeit, dragen direct of indirect bij aan vergroting van de leveringszekerheid. De leveringszekerheid zal ingevolge de IenI-wet gemonitord worden. Verder moet er in Europees verband gewerkt worden aan harmonisatie op dit punt om te komen tot meer transparantie en proactief handelen. De ministeriële regeling voor de monitoring door DTe en TenneT zal eind 2004 gereed zijn. Monitoring in Europees verband zal via de Nederlandse lobby niet alleen tijdens het EU-voorzitterschap, maar ook daarna bevorderd worden. Verder zal de leveringszekerheid vergroot worden door het afsluiten van MoU’s met België en Duitsland voor een betere samenwerking tussen de TSO’s (transport system operators). Tot 2011 is er voldoende productiecapaciteit om aan de binnenlandse vraag te voldoen, zij het dat er vanaf 2008 meer geïmporteerd zal worden. Er is echter geen reden om te veronderstellen dat marktpartijen niet langer zullen investeren in elektriciteitscentrales. In het Rijnmondgebied wordt dit jaar een nieuwe centrale van 880 MW in bedrijf genomen, er is een vergunning aangevraagd voor de bouw van een nieuwe centrale van 800 MW in het Sloegebied en diverse bestaande grote centrales worden gerenoveerd. Het ministerie van Economische Zaken zal de ontwikkelingen op het punt van de productiecapaciteit evenwel nauwlettend blijven volgen. Het gewijzigde amendement-Van den Brink c.s. leidt tot een overkoepelend plan voor afschakeling bij een tekort aan capaciteit. Over de afschakelplannen vindt al overleg plaats tussen de netbeheerders en de decentrale overheden. Verder wordt er gezocht naar aansluiting tussen de afschakelplannen en de calamiteitenplannen. Bovendien zullen de decentrale overheden binnenkort een brief van het ministerie ontvangen waarin de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de netbeheerders en de gemeentelijke en provinciale overheden wordt aangegeven. Om te voorkomen dat andere landen Nederland in een crisissituatie zo maar afschakelen, zijn in Europees verband juridische maatregelen opge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
7
steld om te voorkomen dat landen discriminatoir optreden. In het Florenceforum, waarin de lidstaten, de toezichthouder en de sector vertegenwoordigd zijn, is voorts bepaald dat, voordat tot afschakeling wordt overgegaan, eerst overleg op regeringsniveau moet plaatsvinden. Voorts zal er in Europees verband gesproken worden over versterking van het investeringsklimaat en het level playing field met het oogmerk om in 2005 een richtlijn over leveringszekerheid op Europees vlak te realiseren. Hieraan zal tijdens het Nederlandse voorzitterschap ook aandacht besteed worden. Om onzekerheden over de levering zo beperkt mogelijk te houden, wil de minister proberen te waarborgen dat ook voor de import geldt: contract is contract. De lidstaten zijn inmiddels trouwens zo afhankelijk van elkaar geworden dat er in de praktijk niet snel zal worden overgegaan tot afschakeling van een ander land. Ook zijn er maatregelen genomen om de systeembalans te kunnen handhaven. Met Duitsland, maar ook met de andere lidstaten zal voorts nog besproken worden hoe te handelen, indien het vanwege bijvoorbeeld slechte weersomstandigheden technisch niet mogelijk is om een contract na te komen. De TSO’s zullen in ieder geval moeten inventariseren hoeveel capaciteit er beschikbaar is. De minister zal zeker de vinger aan de pols houden, omdat de leveringszekerheid voor hem een aangelegen punt is. Hij zal de Kamer een overzicht van de Europese import- en exportcapaciteiten en de lijst van politieke en juridische maatregelen ter zake van de leveringszekerheid doen toekomen. Desgevraagd zegt hij nog dat hij het niet realistisch acht dat Nederland volledig in de eigen elektriciteitsbehoefte voorziet en zelfs elektriciteit gaat exporteren. Uit onderzoek van de heren Van Eck en Rödel zou blijken dat er minder capaciteit beschikbaar is dan volgt uit de monitoring door TenneT en dat Nederland daarom nu al afhankelijk zou zijn van import. Het verschil is gelegen in de beschikbare hoeveelheid decentraal vermogen. Uit de monitoring door TenneT, die overigens verbeterd zou kunnen worden door gebruik te maken van de gegevens van de MEP, blijkt evenwel ook dat Nederland import nodig zal hebben om in de vraag te kunnen voorzien. De minister is het niet eens met de stelling van de onderzoekers dat Nederland structureel een exportpositie zou kunnen verkrijgen en dat WKK verder gestimuleerd moet worden. Voor de stimulering van WKK is in 2004 100 mln beschikbaar. Dat leidt niet tot strijdigheid met de Europese richtlijn ter zake, maar er zijn wel grenzen aan de geoorloofdheid van staatssteun. Verder is er natuurlijk aandacht voor milieu en energiebesparing. Generieke instrumenten als de emissiehandel en de stroometikettering spelen hierbij een rol. De suggestie dat het nuttig gebruik van warmte geen optie zou zijn om de koelwaterproblematiek te beperken, heeft alleen betrekking op de bestaande grote centrales en is gebaseerd op onderzoek van DHV. Het inzetten van WKK bij schaarste aan koelwater is uitermate zinvol, maar het is niet realistisch om bij die centrales maatregelen te nemen voor nuttig gebruik van restwarmte. In Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk wordt inderdaad nauwelijks reservecapaciteit aangehouden. In Noorwegen wekt men echter zelf elektriciteit op door middel van waterkracht, terwijl men in Nederland voor de opwekking van elektriciteit vooral afhankelijk is van de weersomstandigheden. Nederland haakt dan ook in op de inspanningen van Noorwegen om de interconnectie uit te breiden. Het Verenigd Koninkrijk kent, omdat het een eiland is, nagenoeg geen interconnectie en is alleen al daarom genoodzaakt om in zijn eigen behoefte te voorzien. Hier hanteert men het NETA-systeem, dat vergelijkbaar is met het onbalanssysteem van TenneT en het voorgestelde vangnet. Desgevraagd zegt de minister dat de Scandinavische netbeheerder Nordel op vrijwillige basis bezig is met het uitwerken van een systeem van callopties. Wellicht kan een dergelijk systeem op termijn ook in Nederland geïntroduceerd worden. Mocht de stroom uitvallen, dan zijn de contractpartijen in de eerste plaats aansprakelijk voor de schade die daardoor ontstaat. In voorkomende
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
8
gevallen kan de leverancier of de producent worden aangesproken wegens wanprestatie. De minister van EZ dient alleen randvoorwaarden te scheppen voor een goed investeringsklimaat en voldoende productiecapaciteit en kan dan ook niet financieel aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade. Om voldoende marktwerking te garanderen, moeten de vraagrespons, de transparantie en de flexibiliteit rond gas vergroot worden en moet er voldoende liquiditeit zijn. Op basis van de IenI-wet zullen TenneT en DTe daartoe een vangnet opzetten. Verder zal de markt maatregelen op dit punt moeten faciliteren. De minister hoopt dat een en ander in 2005 zijn beslag zal krijgen. Volgens de heer Laurens de Vries zou het contracteren van extra capaciteit door TenneT als vangnet niet effectief zijn en niet tot nieuwe investeringen leiden. Het vangnet is echter primair bedoeld als extra reservecapaciteit bij grote schaarste. Verder verwacht de Brattle Group dat investeringen in nieuwe capaciteit hierdoor gestimuleerd worden en meent het CPB dat het vangnet wel effectief is voor waarborging van leveringszekerheid. De minister meent dat het vangnet in ieder geval bestand zal zijn tegen regionale tekorten. Bij gelijktijdige schaarste in buurlanden zal de aanwezige capaciteit namelijk maximaal worden ingezet. Op dit ogenblik is de aanwezige capaciteit voldoende om grote gelijktijdige vraagpieken op te vangen. Daarbij wordt op basis van de marktprijs bepaald waar de elektriciteit wordt geleverd. In dat opzicht zal de markt hopelijk beter zijn dan thans. Verder zal via het vangnet gecontracteerde reservecapaciteit uitsluitend voor Nederland beschikbaar zijn. Overigens vormen callopties een theoretische mogelijkheid om leveringszekerheid te borgen. In de praktijk wordt die mogelijkheid nog nergens toegepast, maar de minister wil graag bezien of elementen van een systeem met callopties kunnen worden betrokken bij de uitwerking van het vangnet. De maatschappelijke kosten-batenanalyse van het energiebeleid door het CPB is op 2 maart aan de Kamer aangeboden. Het CPB heeft naar aanleiding daarvan gesteld dat terughoudendheid van de overheid geboden is en dat het veelal kosteneffectiever is om de markt zo veel mogelijk haar werk te laten doen. Verder is er een maatschappelijke kosten-batenanalyse uitgevoerd naar de diverse instrumenten om de leveringszekerheid van elektriciteit te waarborgen. Daaruit heeft het CPB geconcludeerd dat van de meeste capaciteitsmechanismen de kosten niet opwegen tegen de baten en dat dit in ieder geval zo is als via het mechanisme een reservecapaciteit van 15% wordt gerealiseerd. Voorts is er een maatschappelijke kosten-batenanalyse uitgevoerd naar het vangnet. Daaruit heeft het CPB afgeleid dat het voorgestelde vangnet een goede manier is om de leveringszekerheid te waarborgen en dat de kosten van het vangnet opwegen tegen de baten bij een capaciteitscontractering door TenneT van 450 tot 1220 MW. De minister hoopt de Kamer medio 2005 te kunnen rapporteren over de exacte hoeveelheid die gecontracteerd moet worden, en de daaraan verbonden kosten. Overigens zal de reservecapaciteit alleen maar tegen hoge prijzen worden ingezet, want de markt moet wel geprikkeld blijven worden om zelf een evenwicht tussen vraag en aanbod tot stand te brengen. De discussie over de vraag of er beter vanaf 50 kV of vanaf 110 kV afgeschakeld kan worden, wil de minister graag voeren als er nader gesproken wordt over splitsing en privatisering. Hij zou in ieder geval graag zien dat TenneT het beheer krijgt over de netten van 110 kV en hoger. Overigens bestaat er inmiddels al meer duidelijkheid over afschakelplannen dan een paar jaar geleden. Verder merkt de minister nog op dat TenneT voldoende geëquipeerd is om te beoordelen of er voldoende capaciteit wordt gecontracteerd. Het vangnet sluit nauw aan bij het huidige onbalanssysteem van TenneT. Over de uitwerking van het vangnet door TenneT en DTe zal de Kamer nader gerapporteerd worden. Overigens wil de minister eerst een advies van de Algemene energieraad over het functioneren van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
9
gasmarkt, voordat hij een standpunt inneemt over het mogelijk introduceren van een virtual gas supplier. De marktpartijen zetten ook bij schaarste hun capaciteit in. Rendabele capaciteit wordt ingezet op basis van de marktprijs, terwijl de onrendabele capaciteit ten behoeve van het vangnet gecontracteerd kan worden. Door de bepaling dat gerealiseerde productie per eenheid achteraf bekend gemaakt moet worden, wordt de inzet van capaciteit gestimuleerd en wordt de mogelijkheid om daarop toe te zien vergroot. Een inzetverplichting lijkt dan ook niet nodig te zijn. Bovendien zou zo’n verplichting marktverstorend kunnen werken en is de uitvoering ervan moeilijk te controleren. Voorts zou een en ander tot hogere administratieve lasten kunnen leiden. Om te voorkomen dat partijen capaciteit vasthouden om zo de prijs op te drijven, wordt gewerkt aan vergroting van de transparantie. Overigens hebben noch DTe noch de grootverbruikers de afgelopen jaren melding gemaakt van marktverstoring. Uit onderzoek van DHV is gebleken dat het bouwen van elektriciteitscentrales aan zee evident kan bijdragen aan oplossing van de koelwaterproblematiek. Voorts blijkt gebruik van restwarmte bij de bestaande grote centrales niet erg realistisch te zijn, ook al omdat de inzet van WKK in tijden van hitte afneemt. Nadere gedachtewisseling De heer Hessels (CDA) heeft geen antwoord gekregen op zijn vraag hoe precies wordt bepaald wanneer er sprake is van Code rood en wat er gebeurt als de temperatuur van het water van de Rijn en de Maas niet even hoog is. Wel kan hij ermee instemmen dat voor de leveringszekerheid wordt ingezet op structurele samenwerking tussen de TSO’s in de verschillende landen. Het is echter nog niet duidelijk hoeveel productiecapaciteit in Nederland nodig is om de maatschappij draaiende te houden. De heer De Krom (VVD) merkt op dat de interconnectiecapaciteit cruciaal is, ook omdat de verschillende landen daardoor zelf minder capaciteit behoeven aan te houden, hetgeen weer kosteneffectief is. Het is echter de vraag of juridisch onomstotelijk is vastgelegd dat andere landen ook in tijden van schaarste hun leveringscontract nakomen. De heer De Krom betwijfelt trouwens of het contracteren van reservecapaciteit wel de juiste manier is om in de toekomst voldoende productiecapaciteit te garanderen, zeker in het licht van de ontwikkeling in Scandinavië van een systeem van callopties. De heer Crone (PvdA) wil nader schriftelijk uiteengezet hebben of de leveringszekerheid tot 2011 of tot 2008 gegarandeerd kan worden, zonder nadere maatregelen te nemen. Verder wil hij om een goede maatschappelijke afweging te kunnen maken ten aanzien van de interconnectiecapaciteit, een kosten-batenanalyse van de voorziene interconnectie met Duitsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Verder wil hij weten welke algemene criteria er ter zake gesteld zullen worden en welk tijdpad is voorzien. De heer Vendrik (GroenLinks) heeft uit het antwoord van de minister begrepen dat er over veel zaken nader gesproken zal worden. Hij volstaat nu dan ook met te zeggen dat hij het ermee eens is dat het licht niet mag uitgaan in Nederland. De minister memoreert dat het oorspronkelijk de bedoeling was om alleen in geval van nood een beroep te doen op de interconnectiecapaciteit in het buitenland. Inmiddels is echter in EU-verband besloten om in het licht van de onderlinge afhankelijkheid tot een gemeenschappe-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
10
lijk energiebeleid te komen. In de nieuwe Europese grondwet wordt hier ook een hoofdstuk aan gewijd. Daarin wordt trouwens bepaald dat het beheer van nationale energiebronnen een nationale aangelegenheid blijft. MoU’s moeten ervoor zorgen dat landen de aangegane verplichtingen altijd nakomen. De minister zal de interconnectie tussen Nederland, Duitsland en België verder in kaart brengen. In dit verband wordt er trouwens ook naar gestreefd om de richtlijn inzake de leveringszekerheid in 2005 af te ronden. Verder zal de minister schriftelijk nader ingaan op de cijfers ter zake en het systeem van de callopties. Ook zal hij nader ingaan op de analyse van DTe van interconnectie met Duitsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Uit cijfers inzake de ontwikkeling van vraag en aanbod valt trouwens af te leiden dat de situatie niet zo dramatisch is dat de leveringszekerheid al 2008 niet meer te garanderen is. In het Stappenplan koelwater zijn afspraken gemaakt tussen TenneT, de grote producenten en de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Economische Zaken. Die worden operationeel op het moment dat de temperatuur van het oppervlaktewater boven de 23° komt. TenneT inventariseert dan het beschikbare reservevermogen bij de producenten. Als dat minder is dan 700 MW, wordt Code rood afgekondigd. Die term zal overigens veranderd worden, omdat die de nodige onrust heeft veroorzaakt. Verder meldt de minister dat de temperatuur van het water bij Lobith alleen relevant is voor het afkondigen van Code rood. Verder wordt per centrale bekeken wat de temperatuur van de rivier is nadat er koelwater is geloosd, en op basis daarvan wordt bekeken of die centrale nog mag lozen of niet. Code rood is dus eigenlijk alleen maar een signaleringssysteem. De minister zal voorts schriftelijk ingaan op de in Nederland benodigde productiecapaciteit om de maatschappij draaiende te houden. Het streven is erop gericht om de Kamer in september een notitie te doen toekomen. De voorzitter constateert dat de Kamer nog zal ontvangen: – een notitie over de benodigde capaciteit; – een brief en een wetsvoorstel inzake splitsing en unbundling, inclusief planning, en de problematiek van de 50 kV; – een lijst van de beschikbare import- en exportcapaciteit in Europa; – een analyse van de werking van de gasmarkt; – – een uitwerking van het systeem van de callopties. De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hofstra De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Tielens-Tripels
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 28 982 en 29 023, nr. 28
11