Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
27 925
Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 44
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 31 januari 2002 Bijgaand ontvangt u het verslag van de conferentie in Tokio van 20 en 21 januari over de wederopbouw in Afghanistan. De conferentie is tamelijk succesvol verlopen, zowel voor Afghanistan als voor wat betreft de Nederlandse inzet1. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, E. L. Herfkens
1
De meegezonden Co-chairs Summary of Conclusions is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
KST59474 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 27 925, nr. 44
1
Nederlandse Inzet Tijdens de conferentie heeft de Nederlandse delegatie zich ervoor ingezet dat de Afghaanse autoriteiten en bevolking «eigenaar» worden van het eigen ontwikkelingsproces. Dit in combinatie met minimum standaarden op het terrein van goed bestuur, inclusief mensenrechten en transparantie van financiën. Ten tweede heeft de delegatie zich sterk gemaakt voor een multilaterale aanpak in plaats van afzonderlijke bilaterale programma’s. Ook heb ik, met anderen, een snelle overgang bepleit naar «normale» Consultatieve Groep en kanalisering van fondsen via één Trustfund. Ten derde heb ik bepleit dat vrouwen actief betrokken moeten zijn bij besluitvorming over, uitvoering van en controle op alle ontwikkelingsactiviteiten.Ten slotte «burden sharing». Gezien de omvang van de noodzakelijke investeringen is een succesvolle reconstructie van Afghanistan alleen mogelijk indien donoren ook voor de langere termijn de last eerlijk delen. Ownership In de aanloop naar de conferentie in Tokio had ik zorg over de mate waarin de Afghaanse autoriteiten en het Afghaanse volk zich «eigenaar» en daarmee verantwoordelijk konden voelen van het wederopbouwproces in Afghanistan. De zelfbenoemde vice-voorzitters van de «Afghanistan Reconstruction Steering Group» (ARSG), te weten de VS, de EU, Japan en Saoedi-Arabië, leken tot dan toe nog te weinig bereid de leidende rol aan de Afghaanse bestuurders te willen overdragen. Druk van donoren als Nederland en vooral het optreden van de leden van de Afghaanse Interim Administratie (AIA) in Tokio en de afspraken die daar zijn gemaakt, rechtvaardigen echter een optimistische verwachting over deze kwestie. Wel blijft de beperkte capaciteit van de huidige, zich nog ontplooiende, Afghaanse administratie in dit verband natuurlijk een probleem. Voorzitter Karzai van de AIA trok al meteen bij de opening van de conferentie het initiatief naar zich toe. Hij presenteerde de prioriteiten van zijn administratie en kondigde aan dat in de komende periode op basis van deze prioriteiten de «preliminary needs assessment» – opgesteld door de WereldBank (WB), UNDP, Asian Development Bank (AsDB) en Islamic Development Bank (IDB) – door zijn administratie in samenwerking met de IFI’s en VN zou worden omgewerkt naar een definitieve «needs assessment». In zijn openingsspeech, maar ook tijdens verschillende daarop volgende interventies, benadrukte Karzai het grote belang van financiële transparantie. Hij stelde dat een transparante en effectieve besteding van de hulpfondsen niet alleen een vereiste was van de internationale gemeenschap, maar vooral een basisvoorwaarde voor de gezonde ontwikkeling van Afghanistan. Donorcoördinatie Een ander Nederlands kernpunt is dat donoren de ontwikkeling van de Afghaanse instituties dienen te faciliteren en niet te hinderen. Nederland behoort tot een beperkte groep donoren die de opbouw van de Afghaanse instituties ondersteunen via een bijdrage aan het UNDP «Afghanistan Interim Administration Fund». Nederland droeg als eerste US $ 3 mln. bij aan dit fonds. Uit dit fonds worden onder andere de salarissen van de AIA betaalt. De AIA staat voor de zware taak om een begin te maken met de wederopbouw van Afghanistan. Zij kunnen hun tijd beter gebruiken dan zich te moeten verdiepen in een veelheid aan (bilaterale) projecten en procedures en het ontvangen van missies en bezoeken. Nu al zijn er berichten dat de meeste ministers hun dagen met weinig anders vullen dan het ontvangen van een eindeloze stroom bezoekers. Te vaak ook is in vergelijkbare situaties gebleken dat «institutionele enclaves» (veelal
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 27 925, nr. 44
2
gecreëerd om bilaterale vereisten te accommoderen) op te bouwen gezag en capaciteit van eigen regering en eigen binnenlandse prioriteiten ondermijnen. Dat een aantal grote donoren desondanks, zo is in Tokio gebleken, van plan blijven geheel eigen bilaterale wederopbouwprogramma’s op te zetten, is dan ook meer dan zorgwekkend. Daarom is goede donor-coördinatie van essentieel belang. Zoals bekend bestaan er momenteel twee coördinatie-mechanismen voor de internationale hulp aan Afghanistan. Allereerst is daar de Afghanistan Support Group (ASG). Dit coördinatie-mechanisme tussen donoren, VN-hulporganisaties en ngo’s (waaronder Afghaanse) heeft in de afgelopen periode goed gewerkt voor de hulpaanpak in en rond Afghanistan. Noorwegen is momenteel voorzitter van dit orgaan. Daarnaast werd in november vorig jaar de eerdergenoemde ARSG opgericht door de VS en Japan met het doel de reconstructie van Afghanistan te coördineren. Deze ARSG heeft een zogenaamde Implementation Group (IG) ingesteld, die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de hulp. Deze IG zou – in verband met «institutionele overwegingen» – moeten worden voorgezeten door vijf co-chairs: WB, UNDP, AsDB, IDB en de voorzitter van de ASG; een naar Nederlands inzicht onmogelijk ingewikkelde constructie. In Tokio kondigde de AIA gelukkig aan dat het, conform ook Nederlandse wens, het voorzitterschap van de IG op zich zal nemen. In Tokio werd bovendien duidelijk dat naast Nederland ook veel andere donoren zo spoedig mogelijk willen over gaan naar normale «Consultative Group» onder voorzitterschap van de Afghaanse autoriteiten, met de WB/UNDP in de secretariaatsfunctie. De CG kan dan wat Nederland betreft niet alleen ARSG en IG vervangen, doch ook de ASG. Trustfund Een multilateraal trustfund voor de wederopbouw van Afghanistan is een uitstekend middel om het eerder genoemde capaciteitsprobleem van de zwakke Afghaanse administratie te adresseren. Bovendien leidt het tot een effectieve coördinatie van de verschillende donoren. Ik heb dan ook aangegeven in Tokio dat dit het voorkeursinstrument voor de wederopbouw zou moeten zijn. Andere donoren heb ik opgeroepen ook aan dit trustfund bij te dragen. Verschillende delegaties hebben inderdaad aangegeven bereid te zijn om fondsen in dit trustfund te storten. Helaas kon tijdens de conferentie in Tokio, anders dan voorzien, nog niet worden gesproken over de definitieve vormgeving en management van het trustfund. Op verzoek van Nederland en enige andere donoren aan het trustfonds zal nu op korte termijn door de WB een overleg over het fonds worden georganiseerd met bedoelde donoren. De Nederlandse inzet in dit kader zal er op zijn gericht om het mandaat van het fonds zo breed mogelijk te maken, zodat in principe alle rehabilitatie- en reconstructieactiviteiten uit dit trustfund kunnen worden gefinancierd. Daarnaast streeft Nederland naar aansturing en controle door, naast uiteraard de Afghaanse autoriteiten, de donoren die daadwerkelijk bijdragen aan het trustfund. Totdat de Afghaanse regering over voldoende eigen belastinginkomsten beschikt zal het fonds onder andere worden gebruikt voor het financieren van de lopende uitgaven, inclusief salarissen. De VN is doende een «codeof-conduct» op te stellen waarin ook wordt gesproken over de hoogte van de salarissen van lokaal door internationale organisaties, donoren en NGO’s in te huren staf. Deze salarissen zijn, om verstoring van de markt te voorkomen, afgestemd op die van de Afghaanse overheid. In dit kader zal Nederland er voor pleiten om de overheidsalarissen van voldoende hoogte zijn. Ervaringen elders geven namelijk aan dat er een sterke relatie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 27 925, nr. 44
3
is tussen te lage overheidssalarissen en corruptie. Overwogen wordt verder om in het fonds een apart loket te openen voor de financiering van onkosten en uitgaven voor de inzet van het grote aantal Afghaanse experts en professionals dat in het buitenland woont. Zonder de (tijdelijke) inbreng van deze groep is de wederopbouw van Afghanistan niet goed voorstelbaar. Ik zal mij er voor inzetten dat de beheerders van het fonds ook in communicatie gaan met de in Nederland verblijvende uit Afghanistan gevluchte experts en professionals. Gender Veel delegaties vroegen, net als de Nederlandse, aandacht voor de rechten van de mens, in het bijzonder voor de rechten en positie van vrouwen in Afghanistan. Vrouwen zijn niet slechts slachtoffers die moeten worden beschermd, maar ook als essentiële contribuanten aan de ontwikkeling van Afghanistan. In Afghanistan dient ieders productieve inzet te worden gemobiliseerd, dat wil zeggen inclusief inzet van vrouwen die meer dan de helft van de bevolking uitmaken. Vrouwen moeten in Afghanistan volledig participeren in de besluitvormingsprocessen. Uitgaven moeten gender-sensitief worden gebudgetteerd. Ik heb mij hiervoor in Tokio sterk gemaakt. Ook Voorzitter AIA Karzai gaf uitdrukkelijk en meermalen aan dat de inzet van de AIA is dat vrouwen in Afghanistan een volwaardige rol zowel in alle besluitvorming als in planning en uitvoering spelen. Vrouwenrechten en «empowerment» werden dan ook algemeen onderschreven als integrale onderdelen van het ontwikkelingsproces in Afghanistan. Gap-problematiek In Tokio kwam ook de zogenaamde gap-problematiek, de aansluiting tussen de humanitaire -en reconstructie-activiteiten nadrukkelijk aan de orde. Mw. Ogata, die in haar eerdere functie als V.N. Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen deze kwestie op de internationale agenda heeft geplaatst, gebruikte haar co-voorzitterschap van de conferentie om de noodzaak van aansluiting andermaal op de voorgrond te plaatsen. En daar was alle aanleiding toe: Tokio was gepresenteerd als een conferentie die uitsluitend over reconstructie zou gaan. Op korte termijn zal er echter nauwelijks sprake kunnen zijn van de noodzakelijke grootscheepse reconstructie want het grootste deel van dit jaar zal in het teken moeten staan van humanitaire hulp en «early recovery», waaronder ook de opbouw van de staatsorganen gerekend dient te worden. Zowel de voorzitter van de AIA, de Secretaris-Generaal van de VN, als de Special Representative van de Secretaris-Generaal voor Afghanistan, de heer Brahimi, duidden hier eveneens op. Brahimi riep urgent om snelle overmaking van geld voor het eerder genoemde UNDP-fonds voor o.a. salarissen voor politie, leger, gezondheidszorg en onderwijs. In de Nederlandse interventies is hierop ingehaakt: humanitaire hulp, rehabilitatie en reconstructie zijn vervlochten activiteiten, en daarom ook is de op de wederopbouwconferentie aangekondigde Nederlandse bijdrage aan Afghanistan voor dit jaar nadrukkelijk inclusief humanitaire- èn rehabilitatiehulp. Een belangrijk winstpunt van (de aanloop naar) Tokio in dit kader is de toegenomen samenwerking tussen enerzijds de IFI’s en de VN en anderzijds tussen de verschillende VN-instellingen. Deze samenwerking moge door nood zijn ingegeven – apart hadden de betrokken organisaties te weinig kennis en capaciteit -, desondanks is de samenwerking vruchtbaar geweest en schept dit een precedent voor toekomstige samenwerking. In de afgelopen maanden heeft zich verder een kleine revolutie voltrokken in New York: goede samenwerking tussen het Executive Committee on Humanitarian Assistance en de UN Development Group heeft voor het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 27 925, nr. 44
4
eerst geleid tot een gezamenlijk appeal voor noodhulp en eerste wederopbouw in 2002. Door het optreden van de co-chairs konden de VN-hulporganisaties en samenwerkende ngo’s eerst na het formele einde van de wederopbouwconferentie dit gezamenlijke appeal voor noodhulp en wederopbouw in 2002 (ITAP: Immediate and Transitional Assistance Programme) te presenteren. Ook deze bijeenkomst werd voorgezeten door mw. Ogata. De Afghaanse minister voor Financiën zette de toon van de discussies door de VN-organisaties te complimenteren voor de kwaliteit van het ITAPdocument. Volgens hem had de «preliminary needs assessment» voor de wederopbouw ook de elementen uit het ITAP moeten omvatten. Nederland en vele andere delegaties uitten zich in gelijke zin en noemden het ITAP een belangrijke stap voorwaarts om de kloof tussen humanitaire hulp en wederopbouw te dichten en kondigden aan hieraan dan ook substantieel bij te zullen dragen. Voorts werd het belang van de in Afghanistan werkzame vooral Afghaanse ngo’s door velen naar voren gebracht. Deze verdienen voortgezette financiële ondersteuning voor hun activiteiten, bij voorkeur, om redenen van coördinatie via bestaande samenwerkingsverbanden met de grote multilaterale hulporganisaties zo luidde de consensus. Ook Nederland zal dit aspect in de Nederlandse bijdrage verwerken. Nederlandse Bijdrage Ik zie de conferentie als redelijk succesvol. De Afghaanse autoriteiten zijn duidelijk op weg naar «ownership», er is voortgang op belangrijke punten als donor-coördinatie en het trustfund, de gap tussen humanitaire hulp en wederopbouw is weer minder groot geworden en de internationale gemeenschap heeft ruim geld (zie bijlage) beschikbaar gesteld. Tegen deze achtergrond heb ik voor 2002 een bedrag van 70 mln. euro beschikbaar gesteld. Daarvan zal 30 mln. euro voor de huidige voortdurende vooral humanitaire noden en beginnende rehabilitatie worden gebruikt. De overige 40 mln. euro is voor wederopbouw. Ik heb verder aangekondigd dat op korte termijn de helft van dit bedrag zal worden overgeboekt; de tweede helft van dit bedrag zal worden gestort in het multilaterale trustfonds in beheer bij Wereldbank wanneer Afghaans ownership, donorcoördinatie, opzet trustfonds, gender en lastenverdeling onder donoren goed zijn geregeld. Nederland blijft met deze bijdrage lid van de kopgroep van donoren. Voor de komende jaren is de bereidheid uitgesproken om vergelijkbare substantiële investeringen voor Afghanistan te doen. Ten slotte Ten slotte meld ik nog dat in Tokio nog eens is bevestigd dat de internationale hulp aan Afghanistan gekoppeld is aan afspraken die in Bonn zijn gemaakt. Verder werd er steun uitgesproken voor de centrale rol van de VN van de Special Representative van de Secretaris Generaal, de heer Brahimi, maar ook die van de UNDP in de eerste rehabilitatie-activiteiten. Algemeen werd onderschreven dat er snel een adequaat macroeconomisch en monetair kader moet worden gecreëerd en dat veiligheid en narcotica-bestrijding van cruciaal belang zijn. Nadrukkelijk werd ook onderschreven dat dialoog met en coördinatie tussen NGO’s, internationale organisaties, donoren en de autoriteiten in Afghanistan essentieel zijn om het efficiënte gebruik van hulpfondsen te garanderen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 27 925, nr. 44
5
BIJLAGE
bij DAO/077/02 van 31 januari 2002 Overzicht Financiële Toezeggingen In Tokio werd ruim US $ 4,5 mld. toegezegd voor de wederopbouw van Afghanistan. Deze toezeggingen betroffen soms uitsluitend het jaar 2002, maar in andere gevallen werden bedragen genoemd voor een langere periode. Voor 2002 werd een bedrag ad US $ 1,8 mld. toegezegd, dat wil zeggen 100 mln. US $ meer dan volgens schatting van de WB/UNDP benodigd zou zijn. Ten einde de bedragen enigszins te vergelijken wordt hieronder een overzicht gegeven van de toezeggingen van de belangrijkste bilaterale en multilaterale donoren voor het jaar 2002. Bilaterale Donoren (in mln. dollars) US
297
Japan Saoedi-Arabië Duitsland VK Nederland Canada
250 74 72 63 63 63
Multilaterale Donoren (in mln. dollars) Wereld Bank
224
AsDB Europese Cie. Isl. Dev. Bank
200 180 50
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 27 925, nr. 44
6