Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2004–2005
28 684
Naar een veiliger samenleving
Nr. 36
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 13 oktober 2004 Met deze brief bieden wij u de Vierde voortgangsrapportage over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma aan. Deze vierde voortgangsrapportage bouwt voort op de eerdere voortgangsrapportages. De rapportage beschrijft de voortgang met betrekking tot de maatregelen en prestaties uit het Veiligheidsprogramma en beslaat de periode 1 januari 2004 tot 1 juli 2004. In vergelijking met eerdere rapportages zijn enkele wijzigingen aangebracht die beogen de inzichtelijkheid en de helderheid van de bereikte prestaties te vergroten. De Jaarrapportage Veiligheid 2004 als annex behorende bij de vierde voortgangsrapportage wordt u binnenkort toegezonden. De Minister van Justitie, J. P. H. Donner De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. Remkes
KST80245 0405tkkst28684-36 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
1
NAAR EEN VEILIGER SAMENLEVING VOORTGANGSRAPPORTAGE OKTOBER 2004 Inhoudsopgave Samenvatting
blz. 3
Paragraaf 1
Inleiding
4
Paragraaf 2 2.1 2.2
5 6
2.3
Algehele voortgang programma De doelstellingen in de veiligheid Afspraken met ketenpartners en resultaten expertmeetings De maatregelen
Paragraaf 3 3.1 3.2 3.3
Beleidsspeerpunten Veelplegers Risicojongeren Urgente aanpak
9 9 10 12
Paragraaf 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Maatregelen Politie en opsporing Vervolging en afdoening Sanctietoepassing Preventie en openbaar bestuur Publiek-private samenwerking
13 13 16 19 21 24
Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV Bijlage V Bijlage VIa Bijlage VIb Bijlage VII
Maatregelen en prestaties Objectieve en subjectieve veiligheid Kerncijfers Politie en Strafrechtsketen Voortgang wetgevingsprogramma Verantwoording over financiën Auditrapportage Reactie op auditrapportage Monitor Jeugd Terecht
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
7 9
2
SAMENVATTING De uitvoering van het Veiligheidsprogramma is nu twee jaar op gang. In deze periode is veel tot stand gebracht. En, zoals in de derde voortgangsrapportages van mei jl. reeds kon worden aangegeven, de eerste positieve effecten voor de veiligheid zijn waarneembaar, zij het dat er nog veel moet gebeuren. In deze verslagperiode van 1 januari 2004 tot 1 juli 2004 zijn verschillende resultaten geboekt. In de sfeer van de wetgeving kan worden gewezen op de aanvaarding en (naderende) inwerkingtreding van belangrijke wetsvoorstellen als de identificatieplicht, de langere vrijheidsontneming voor meerderjarige veelplegers en de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, de invoering van meerpersoonscelgebruik, en de aanvaarding door de Tweede Kamer van onder meer de vier wetsvoorstellen die beogen het strafproces te stroomlijnen en de rechterlijke macht te ontlasten. In de sfeer van de overige maatregelen kan onder meer worden gewezen op het Actieplan Veilig Ondernemen waarin met het bedrijfsleven heldere afspraken zijn gemaakt over het terugdringen van criminaliteit tegen het bedrijfsleven (gepresenteerd op 20 januari 2004). De daaruit resulterende maatregelen zijn in de voorliggende voortgangsrapportage inmiddels integraal opgenomen. Ook kan worden gewezen op het beleidskader GSB III voor de convenantsperiode 2005–2009 dat op 27 april jl. is ondertekend door de minister voor BVK (namens het kabinet) en de burgemeesters van Zwolle (namens de G26) en van Amsterdam (namens de G4). Op basis hiervan worden de afspraken met de grote gemeenten dit najaar concreet ingevuld, onder andere wat betreft de aanpak en nazorgtrajecten voor volwassen en jeugdige veelplegers. Bezien over het totaal van de maatregelen zijn er in totaal nu 30 maatregelen afgerond. In de afgelopen periode betreft het zulke uiteenlopende maatregelen als de oprichting van het Centrum voor criminaliteitspreventie, de inrichting van een helpdesk voor privacy, het realiseren van 600 arrestantencellen, de inwerkingtreding van het Besluit betere benutting zittingscapaciteit en de uitbreiding van het aantal plaatsen voor illegale vreemdelingen naar 600. De overige 112 maatregelen zijn nog in uitvoering; voor het grootste deel op schema. Met de veiligheid zijn we op de goede weg. Zowel de landelijke slachtofferenquêtes als de door de politie geregistreerde criminaliteitsgegevens signaleren een daling in het totale volume van criminaliteit. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door dalingen in de sfeer van de vermogenscriminaliteit. Daarnaast blijkt uit zowel landelijke slachtofferenquêtes als geregistreerde criminaliteitsgegevens een verminderde stijging en mogelijke stabilisering in de sfeer van de geweldscriminaliteit, maar wel met de nodige zorgpunten in de sfeer van bedreigingen en specifieke ernstige delicten. De situatie wat betreft het geweld in de probleemwijken van de grote steden lijkt zich overigens wel positief te ontwikkelen. In de 11 steden en 20 wijken waarvan reeds een eenmeting voorhanden is, blijkt het percentage inwoners dat slachtoffer is van geweld te dalen van 8,8% naar 7,2%; het slachtofferpercentage van vermogenscriminaliteit daalt van 22,7% naar 20,8%. Nog onduidelijk is hoe dit zich verder doorzet. Bemoedigend daarbij is dat van een verschuiving van de problemen naar andere wijken in deze 11 steden vooralsnog weinig waarneembaar is. Het algehele ophelderingspercentage door de politie van de geregistreerde criminaliteit stijgt met 12,4% van 17,8% naar 20%: bij geweldsmisdrijven van 48,3% naar 52,6%; bij vermogenscriminaliteit van 9,9% naar 10,6%.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
3
De eerste signalen zijn derhalve positief, maar het is nu zaak die ontwikkeling vast te houden. Om deze reden wordt nog dit najaar een mid term review op het veiligheidsprogramma uitgebracht, waarin wordt aangegeven welke initiatieven naast en voortbouwend op het huidige veiligheidsprogramma, zullen worden genomen voor de tweede helft van deze kabinetsperiode. Deels betreft dit aanvullingen of aanscherpingen op de huidige maatregelen uit het Veiligheidsprogramma; deels ook maatregelen op terreinen die in het programma onvoldoende zijn belicht. De voorbereidingen daartoe zijn inmiddels gestart. Nog dit najaar vindt nadere besluitvorming plaats en zal aansluitend de Kamer worden bericht.
PARAGRAAF 1 INLEIDING Op 16 oktober 2002 heeft het kabinet Balkenende I de nota Naar een veiliger samenleving aangeboden aan de Tweede Kamer.1 Ingevolge de status van groot project die de Tweede Kamer aan de uitvoering van het Veiligheidsprogramma heeft toegekend, wordt U twee maal per jaar geïnformeerd over de voortgang in de uitvoering. Voor U ligt de vierde voortgangsrapportage. Deze rapportage beslaat de periode 1 januari 2004 tot 1 juli 2004. In vergelijking met eerdere rapportages zijn enkele wijzigingen aangebracht die beogen de inzichtelijkheid en de helderheid van de bereikte prestaties te vergroten. De hoofdindeling van de tekst is grosso modo dezelfde gebleven. In paragraaf 2 wordt op hoofdlijnen gerapporteerd over de voortgang van het programma als geheel. Paragraaf 3 gaat vervolgens in op de voortgang in de beleidsspeerpunten uit het programma: veelplegers (3.1), risicojongeren (3.2) en urgente aanpak (3.3). Ook deze rapportage zal zoveel mogelijk de hoofdlijnen betreffen. In paragraaf 4 wordt daarna ingezoomd op de maatregelen die als randvoorwaarden voor een effectieve aanpak kunnen worden beschouwd. In volgorde komen aan de orde de maatregelen die betrekking hebben op politie en opsporing (4.1), op vervolging en afdoening (4.2), sanctietoepassing (4.3), preventie en openbaar bestuur (4.4) en op de publiek-private samenwerking (4.5).
1
TK 2002–2003, 28 684, nrs. 1 en 2. In het vervolg aangeduid als Veiligheidsprogramma. Bij verwijzing naar bepaalde pagina’s wordt gedoeld op het kamerstuk.
De hoofdteksten centreren zich op het (geven van) overzichten van de betreffende terreinen. Meer exacte informatie over de voortgang op het niveau van de maatregelen en de daarin vervatte concrete prestaties, afspraken, nul- en streefwaarde(n) wordt gegeven in de bijlagen. In lijn met het advies van de departementale auditdiensten ten aanzien van de derde voortgangsrapportage, hebben daarbij in vergelijking tot de vorige keer enkele wijzigingen plaatsgevonden. Bijlage I (oud) is vanaf heden gesplitst. Bijlage Ia bevat het overzicht van de reeds afgeronde maatregelen; bijlage Ib concentreert zich op het proces van de nog lopende maatregelen. In bijlage II wordt conform eerdere rapportages, een cijfermatig beeld met betrekking tot de situatie in de objectieve en subjectieve veiligheid gegeven. Bijlage III is vanaf heden geplitst in bijlage IIIa (prestatiegegevens politie (Landelijk kader) en strafrechtketen) en IIIb (overige gegevens politie en strafrechtketen), dit om nadrukkelijker aan te geven wat nu de «echte» toegevoegde prestaties zijn in het kader van het Veiligheidsprogramma (IIIa, incl. nul- en streefwaarden) en wat beoogt een beeld te geven van de algemene stand der dingen in de politie- en justitieketen (IIIb). Bijlage IV is qua opzet ongewijzigd en schetst een beeld van de voortgang in het wetgevingsprogramma. Bijlage V bevat het financiële totaaloverzicht van de budgetten, onderverdeeld naar operationele doelstelling en organisaties, die in het kader van de veiligheid bij Strategisch en Hoofdlijnenakkoord ter beschikking zijn gesteld. In dit totaaloverzicht zijn de middelen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
4
uit het Hoofdlijnenakkoord die bij begroting 2005 werden verdeeld, reeds verwerkt. Aan de kritische opmerkingen van de departementale auditdiensten bij eerdere budgetoverzichten in de tweede voortgangsrapportage, wordt in de huidige opstelling tegemoet gekomen. Bijlage VIa bevat de conform de Procedureregeling grote projecten voorgeschreven rapportage over de controle door de auditdiensten. Bijlage VIb bevat onze reactie hierop. Bijlage VIIa bevat de Monitor Jeugd Terecht met gegevens over de mate waarin de doelstelling van het programma Jeugd Terecht wordt gerealiseerd. Bijlage VIIb bevat de monitoring bij de justitiële jeugdinrichtingen, ter uitvoering van de motie Kalsbeek.1
PARAGRAAF 2 ALGEHELE VOORTGANG PROGRAMMA De uitvoering van het Veiligheidsprogramma is nu twee jaar op gang. In deze periode is veel tot stand gebracht. En, zoals in de derde voortgangsrapportage reeds kon worden aangegeven, de eerste positieve effecten voor de veiligheid zijn waarneembaar. Het is nu zaak die ontwikkeling vast te houden. De doelstellingen in de veiligheid moeten in de periode 2008–2010 gerealiseerd zijn. Om tussentijds scherper te kunnen beoordelen of en in hoeverre we op de goede weg zijn wordt in 50 concrete probleemwijken nagegaan of de beoogde landelijke reductie van criminaliteit en overlast op deze plaatsen reeds ín 2006 kan worden bereikt. Inmiddels zijn deze 50 wijken geselecteerd en is met de gemeenten hierover overeenstemming bereikt. In deze voortgangsrapportage vindt U hierover voor het eerst de nodige informatie in paragraaf 2.1 (De doelstellingen in de veiligheid) en in bijlage II (inclusief nul- en streefwaarden). De uitvoering van het programma nadert nu ook zijn mid term review. Centraal hierbij staat de vraag welke initiatieven naast en voortbouwend op het huidige veiligheidsprogramma, voor de tweede helft van deze kabinetsperiode met betrekking tot de sociale veiligheid zullen worden genomen. Het betreft enerzijds maatregelen in aanvulling of aanscherping op maatregelen in het huidige Veiligheidsprogramma; anderzijds maatregelen op terreinen die in het huidige programma nog onvoldoende zijn belicht, bijvoorbeeld ten aanzien van de aanpak van de georganiseerde criminaliteit, de aanpak van geweld en de grensoverschrijdende samenwerking. Nog dit najaar zal hierover nadere besluitvorming plaatsvinden. Daarover zal de Tweede Kamer per separate brief worden geïnformeerd. Ter voorbereiding van de mid term review is dit voorjaar een serie bijeenkomsten gehouden met vertegenwoordigers van de belangrijkste ketenpartners. Tijdens deze zogenaamde expert meetings is de stand van zaken in de uitvoering van het veiligheidsprogramma besproken, zijn knelpunten gesignaleerd en mogelijke oplossingen aangedragen. Een analyse daarvan vindt u in paragraaf 2.2. Hiermee komen wij tegemoet aan de toezegging van de Minister van BZK in het Algemeen Overleg met Uw Kamer van 30 juni 2004. In 2005 is ook een (externe) tussenevaluatie van het Veiligheidsprogramma voorzien. De eerste voorbereidingen hiervan zullen dit najaar ter hand worden genomen. In de volgende voortgangsrapportage wordt U hierover nader bericht.
1
TK 2003–2004, 29 200 VI, nr. 119.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
5
2.1 De doelstellingen in de veiligheid Met de veiligheid zijn we op de goede weg. In de derde voortgangsrapportage hebben wij u geïnformeerd over de ontwikkelingen. Het CBS rapporteerde op basis van slachtofferenquêtes een verbetering in de stand van zaken met betrekking tot de veiligheid, met name een daling in het aantal vermogensdelicten (ca. – 9%). Met uitzondering van 2002 lijkt de positieve trend van de afnemende vermogenscriminaliteit daarmee te zijn hervat. Het aantal geweldsdelicten is daarentegen gestabiliseerd (ca. + 1%), en bevindt zich volgens het CBS op vrijwel hetzelfde niveau als de laatste twee jaar. Kijkend naar de aard van de geweldscriminaliteit kan de volgende nuancering worden gemaakt: tegenover een afname van het aantal seksuele delicten (ca. – 20%) staat een toename van het aantal mishandelingen (ca. + 11%) en bedreigingen (ca. + 4%). Ook in de subjectieve veiligheid – het veiligheidsgevoel van de burger – blijkt uit de Politiemonitor Bevolking, is sprake van een geleidelijke verbetering in vergelijking met de eerdere enquêtes. Voelde in 2002 en 2003 resp. 30,8% en 27,7% zich wel eens onveilig, in 2004 is dit gedaald tot 26,9%. Dit beeld spoort met de bevindingen van het CBS van maart jl. die in de recente meting eveneens een lichte daling in de beleefde onveiligheid lieten zien. Zowel de Politiemonitor Bevolking als het CBS signaleren derhalve een toegenomen gevoel van veiligheid in vergelijking met 2002; onzeker is nog of hierbij sprake is van een «echte» trendbreuk. Ook vanuit de geregistreerde politiecijfers komen positieve geluiden. Zo rapporteerde het CBS op 30 augustus jl. dat de politie 1,38 miljoen misdrijven heeft geregistreerd in 2003, hetgeen een daling betekent van bijna 3% ten opzichte van het jaar 2002. Er worden vooral minder vermogensmisdrijven geregistreerd. Ook het aantal geregistreerde vernielingen nam aanzienlijk af. De vernielingen in het openbaar vervoer daalden zelfs met 26%. Daarentegen blijft de situatie onverminderd zorgelijk in andere sectoren, met name ten aanzien van drugsmisdrijven, openbare orde misdrijven en vuurwapenmisdrijven. Het totale aantal geregistreerde geweldsmisdrijven steeg met 2%, aldus het CBS. Vooral het aantal bedreigingen nam toe. Maar deze stijging was toch minder sterk dan in 2001 (+ 11%) en 2002 (+ 8%). Zowel de landelijke slachtofferenquêtes als de geregistreerde criminaliteitsgegevens melden derhalve vergelijkbare bewegingen. Een daling in de totale criminaliteit, vooral veroorzaakt door een daling in de sfeer van de vermogenscriminaliteit. Daarnaast is sprake van een verminderde stijging en mogelijke stabilisering in de sfeer van de geweldscriminaliteit in vergelijking met vorige jaren, maar wel met de nodige zorgpunten in de sfeer van bedreigingen en specifieke ernstige delicten. Het algehele ophelderingspercentage door de politie van de geregistreerde criminaliteit stijgt met 12,4% van 17,8% naar 20%: bij geweldsmisdrijven van 48,3% naar 52,6%; bij vermogenscriminaliteit van 9,9% naar 10,6%.
Vijftig probleemwijken In het afgelopen half jaar is met de G30 overeenstemming bereikt over de selectie van 50 probleemwijken (zgn. «meetwijken veiligheid»: zie voor de lijst bijlage II). In deze 50 wijken in de G30 met een bijzondere veiligheidsproblematiek wordt nagegaan in hoeverre de beoogde landelijke reductie van criminaliteit en overlast met 20 tot 25% reeds in 2006 zichtbaar wordt. Hiertoe wordt de ontwikkeling van de onveiligheid in de periode 2002– 2006 gemeten, gerelateerd aan de vijf outcome-indicatoren van het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
6
Veiligheidsprogramma, te weten (slachtofferschap van) gewelds- en vermogenscriminaliteit, door burgers ervaren ernstige overlast en fysieke verloedering en de mate van onveiligheidsgevoelens. Ten aanzien van de ervaren overlast, fysieke verloedering en de onveiligheidsgevoelens moet daarbij sprake zijn van een substantiële verbetering. In deze vierde voortgangsrapportage wordt naast de presentatie van de 50 wijken zelf zowel de nulmeting (betrekking op 2001/2002/2003) als de eenmeting (betrekking op 2003/2004) gepresenteerd (zie bijlage II). De nulmeting omvat de stand van zaken voor alle 50 wijken. De eenmeting heeft gezien de tweejaarlijkse cyclus van de gemeentelijke monitoren Leefbaarheid en Veiligheid (L&V) waarbij de situatie in elke stad/wijk om de twee jaar wordt gemeten, in casu betrekking op 11 van de 30 steden (waaronder 2 van de G4), en 20 wijken met een inwonertotaal van 539 600 inwoners, d.w.z. 58% van het totaal aantal inwoners in de 50 meetwijken. Het beeld dat uit de eenmeting voor deze 11 steden oprijst is grotendeels positief en kan bemoedigend worden genoemd. Zo is het gemiddelde percentage inwoners dat slachtoffer is van geweld in de periode tussen de nulmeting en de eenmeting gedaald van 8,8% naar 7,2%. Het gemiddelde percentage slachtoffers van vermogenscriminaliteit is gedaald van 22,7% naar 20,8%, en ook het gevoel van onveiligheid daalt (van 39,2% naar 35,7%). Overlast en verloedering blijven grosso modo gelijk. Bemoedigend daarbij is ook dat in deze 11 steden vooralsnog weinig van een verschuiving van de problemen naar andere (eveneens onderzochte) wijken waarneembaar is: een zogenaamd «waterbedeffect» wordt op enkele uitzonderingen (5% van de 55 gevallen waarin dit mogelijk had kunnen voorkomen) na niet geconstateerd.
Criminaliteit tegen het bedrijfsleven In januari 2004 is het Actieplan Veilig Ondernemen van start gegaan dat beoogt de criminaliteit tegen het bedrijfsleven terug te dringen (zie paragraaf 4.5). Met betrekking tot het meten van aard en omvang van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven hebben wij in vorige voortgangsrapportages reeds gerapporteerd dat bij de resultaten van de bestaande Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI) vragen waren gerezen over de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de beschikbare criminaliteitsgegevens. Om goede gegevens op te leveren moest het onderzoek naar de criminaliteit tegen het bedrijfsleven op een nieuwe leest worden geschoeid. Vanwege de focus op het bedrijfsleven is de benaming van dit onderzoek gewijzigd in Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven. Het veldwerk zal najaar 2004 plaatsvinden, zodat wij over 2004 nog over een nulmeting zullen beschikken. De rapportage hierover zal begin 2005 naar de Tweede Kamer worden gezonden. Vooruitlopend daarop is ten behoeve van deze vierde voortgangsrapportage inmiddels onderzoek verricht naar winkeldiefstal. Uit dit onderzoek (meting 2004) blijkt dat de detailhandel naar schatting bijna 2,9 miljoen keer slachtoffer is geworden van diefstal. In het omvangrijkere onderzoek Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2004 worden naast de detailhandel ook andere sectoren meegenomen.
Geïntegreerde veiligheidsmonitor Het stroomlijnen van de verschillende veiligheidsmonitors met als uiteindelijk doel te komen tot één veiligheidsenquête is inmiddels ter hand genomen. Deze enquête komt tegemoet aan de informatiebehoefte op het gebied van de sociale veiligheid van de verschillende partners op rijks-, regionaal en lokaal niveau. Het stroomlijnen richt zich op drie enquêtes, te weten: de enquête Permanent Onderzoek Leef Situatie (POLS) van het CBS, (delen van) de gemeentelijke enquêtes Leefbaarheid en Veiligheid en de Politie Monitor Bevolking. Momenteel is een samenwerkingsovereen-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
7
komst tussen de betrokken partijen (ministerie van BZK, ministerie van Justitie en het CBS) in voorbereiding. Voorzien wordt de nieuwe enquête vanaf begin 2005 te laten starten. Om een goede aansluiting te borgen tussen de gegevens uit de nieuwe enquête en die uit de bestaande enquêtes zullen onderdelen van de bestaande enquêtes gedurende het jaar 2005 worden voortgezet. 2.2 Afspraken met ketenpartners en resultaten expertmeetings De afgelopen verslagperiode heeft vooral in het teken gestaan van het actief (verder) betrekken van ketenpartners. Op 20 januari 2004 werden de gemaakte afspraken met het bedrijfsleven gepresenteerd in het Actieplan Veilig Ondernemen.1 En op 27 april jl. is het beleidskader voor het grotestedenbeleid voor de derde convenantsperiode (2005 tot 2009) ondertekend door de minister voor BVK (namens het kabinet) en de burgemeesters van Zwolle (namens de G26) en van Amsterdam (namens de G4). Per 1 juli hebben de GSB-steden de concept Meerjarige Ontwikkelprogramma’s (MOP’s) bij de minister voor BVK ingediend. Op basis hiervan worden de komende periode de afspraken met de grote gemeenten verder ingevuld. Daarnaast hebben er in de verslagperiode zes expertmeetings plaatsgevonden: met praktijkdeskundigen, het College van procureurs-generaal, korpsbeheerders/burgemeesters G30, hoofdcommissarissen, de VNG/niet G30-gemeenten en de Raad voor de Rechtspraak. Doel van deze meetings was om na te gaan of het Veiligheidsprogramma op koers ligt en de goede dingen aanpakt, en welke knelpunten er zich bij voordoen. De belangrijkste bevindingen uit de expertmeetings zijn: • de inzet van het Veiligheidsprogramma en de keuze voor de speerpunten veelplegers, jeugd en harde kernjongeren en urgente aanpak, worden vrij unaniem onderschreven; • met betrekking tot de lokale veiligheidsketen is een belangrijk knelpunt het soms gebrekkig organiserend vermogen van de lokale partners en het nog te weinig tot uitdrukking komen van de regierol van de gemeente daarin. Met name voor de kleinere gemeenten is het vaak moeilijk om de lokale partners te betrekken in de aanpak van onveiligheid en te binden aan afspraken. • de keten moet breder. De keten is nu vooral een aangelegenheid van politie en justitie. Ook andere organisaties kunnen en moeten een grotere rol vervullen bij de aanpak van onveiligheid: zoals bijvoorbeeld (geestelijke) zorginstellingen, jeugdzorg, scholen, gemeenten, woningbouwcorporaties. • de aanpak van veelplegers en harde kernjongeren dient persoongericht («client centered») te zijn om succes te hebben. Door informatie-uitwisseling kunnen «probleemgevallen» gerichter worden aangepakt. De privacywetgeving wordt vaak – soms terecht, soms onterecht – opgevoerd als reden waarom dit niet mogelijk zou zijn. • het bedrijfsleven en de burger moeten meer worden betrokken, zodat zij hun eigen verantwoordelijkheid nemen. • en er wordt een mogelijk gat geconstateerd tussen de maatregelen van het Veiligheidsprogramma om de criminaliteit aan te pakken en het veiligheidsgevoel van de burger dat meer afhankelijk is van alledaagse kleinere ergernissen. Er moet meer inzicht komen in en worden aangesloten bij de elementen die de subjectieve veiligheid bepalen. Naast deze hoofdpunten hebben de experts veel concrete suggesties gedaan ter verbetering van de aanpak van criminaliteit en overlast. In de voorziene mid term review op het Veiligheidsprogramma zal nog dit najaar concreet worden aangegeven tot welke conclusies dit heeft geleid. 1
TK 2003–2004, 28 684, nr. 24.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
8
2.3 De maatregelen In de vorige voortgangsrapportage was het totale aantal maatregelen uit het Veiligheidsprogramma teruggelopen tot 132. Inmiddels zijn hier als gevolg van het Actieplan Veilig Ondernemen 10 nieuwe maatregelen aan toegevoegd (totaal per 1 juli 2004: 142). In bijlage Ib vindt U een compleet overzicht van de lopende maatregelen. Van de 142 zijn er nu 30 maatregelen (circa 21%) afgerond (zie bijlage Ia). Hiervan worden er 7 ook na voltooiing nog gemonitord. De overige 112 maatregelen zijn nog in uitvoering. Zo’n 61% (68) ligt daarbij op schema; ongeveer 39% (44) is – doorgaans op onderdelen – vertraagd. Van de vertraagde maatregelen heeft overigens tweederde slechts een geringe vertraging, een minderheid heeft ernstige vertraging opgelopen. Momenteel wordt er hard aan gewerkt om de gesignaleerde vertragingen weer in te lopen. Overigens zullen de meeste maatregelen in de periode najaar 2004 en 2005 hun voltooiing naderen.
PARAGRAAF 3 BELEIDSSPEERPUNTEN 3.1 Veelplegers Op 6 juli 2004 is het wetsvoorstel Plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (wet ISD) door de Eerste Kamer aangenomen. Deze wet is, tegelijk met de wijziging van de Penitentiaire Maatregel, op 1 oktober 2004 in werking getreden. Met het oog op de toepassing van deze wet, worden door de politie, het gevangeniswezen, het openbaar ministerie, de reclasseringsinstellingen en de gemeenten inmiddels de nodige voorbereidingen getroffen. Zo zullen naar verwachting met ingang van 1 januari 2005 de 544 ISD-plaatsen beschikbaar zijn. Over de wijze waarop de ISD-capaciteit voor de komende jaren over de arrondissementen wordt verdeeld, is uw Kamer bij brief van 16 juni 2004 geïnformeerd. Naast deze extra capaciteit krijgen de hoofdofficieren van justitie in wier arrondissementen de G4 liggen nog trekkingsrechten op in totaal 600 basisdetentieplaatsen. Hierop kunnen zij bij voorrang en in de regio een beroep doen ten behoeve van de lokale veelplegeraanpak. Op het moment van in werking treding van de wet ISD gaat het openbaar ministerie werken conform de richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers. Ter ondersteuning van de vordering van de ISD-maatregel door het openbaar ministerie en de tenuitvoerlegging daarvan door de justitiële inrichtingen worden inmiddels ook de eerste reclasseringsmedewerkers en medewerkers van het gevangeniswezen opgeleid om het diagnose-instrument RISc te kunnen toepassen. Medio juni 2005 dient het opleidingstraject te zijn afgerond. Voor die gevallen waarin bij de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel een traject gericht op gedragsverandering in de rede ligt, is in het kader van het programma Terugdringen Recidive een rapportage over gedragsinterventies voor verslaafde en niet-verslaafde veelplegers opgesteld. De daarin beschreven methodiek zal worden toegepast in de voorzieningen voor stelselmatige daders. Daarbij zal in eerste instantie gebruik worden gemaakt van nu reeds bij de reclasseringsorganisaties en het gevangeniswezen beschikbare gedragsinterventies. Tegelijkertijd worden nieuwe interventies ontwikkeld en zullen bestaande interventies die nog niet aan de kwaliteitseisen voldoen verder worden verbeterd. De G30 tenslotte hebben in de concept-meerjarenontwikkelprogramma’s in het kader van GSBIII hun ambities geformuleerd over de aantallen aan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
9
te bieden en af te ronden nazorgtrajecten voor volwassen en jeugdige veelplegers. De conceptplannen zijn in juli en augustus beoordeeld door BZK en Justitie. In de meeste gevallen voldeden de plannen nog niet aan de eisen die daaraan worden gesteld. De G30 hebben tot medio november de tijd de noodzakelijke aanpassingen door te voeren. In januari 2005 worden de afspraken definitief bekrachtigd in de maatwerkconvenanten per stad.
Toespitsing jeugdige veelplegers Bij de aanpak van jeugdige veelplegers op basis van de nota Jeugd terecht, actieprogramma aanpak jeugdcriminaliteit 2003–20061 staat het voorkomen van criminele carrières centraal. Juist voor jongeren is het van het grootste belang dat zij door de gezamenlijke inspanning van alle bij hun opvoeding betrokkenen van het criminele pad worden afgehouden. Voor die jongeren waarvoor die aanpak (nog) niet heeft gewerkt, kan plaatsing in een justitiële jeugdinrichting aangewezen zijn. Conform de beleidsbrief veelplegers is de justitiële jeugdinrichting Den Engh uitgebreid met 36 plaatsen voor jeugdige veelplegers. Alle jongeren die op die plaatsen geplaatst zijn, zijn afkomstig uit de vier grote steden. Daarnaast komen in 2004 eveneens voor de G4 plaatsen in justitiële jeugdinrichtingen voor jeugdige veelplegers beschikbaar. In totaal gaat het om 250 plaatsen waarover met de burgemeesters van de G4 afspraken zijn gemaakt. Besloten is deze 250 reeds bestaande plaatsen via de hoofdofficieren van justitie ter beschikking te stellen. De afspraken zullen na een jaar worden geëvalueerd. In 2004 zal naar verwachting in alle 25 politieregio’s gewerkt kunnen worden met het landelijk format criminaliteitsbeeldanalyse-jeugd. Hierdoor zal de informatiepositie per politieregio over de jeugdcriminaliteit versterkt zijn waardoor een effectievere aanpak mogelijk wordt. In december 2004 zal een inventarisatieonderzoek rondom effectieve aanpakken van jeugdige veelplegers binnen de opsporing gereed zijn. 3.2 Risicojongeren
Jeugd terecht De algemene doelstelling van het programma Jeugd terecht voor de aanpak van jeugdcriminaliteit is het voorkomen van eerste delicten en het terugdringen van recidive. In 2002 was het aantal door de politie gehoorde minderjarige verdachten 55 200. In 2003 is dit aantal toegenomen tot 58 989 (bron: CBS Politiestatistiek). In hoeverre de toename uitsluitend het resultaat is van de verhoogde inspanningen van de politie dan wel dat ook andere oorzaken daarbij een rol spelen is op dit moment nog onvoldoende duidelijk.
1
TK 2002–2003, 28 741, nr. 1.
In bijlage VIIa wordt de ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit in Nederland nader in beeld gebracht aan de hand van de monitor Jeugd terecht. Voor dat doel wordt gebruik gemaakt van gegevens uit het Herkenningsdienstsysteem van de politie (HKS), aangevuld met gegevens uit het informatiesysteem van de Halt-bureaus. Het gesommeerde cijfer (totaal HKS + Halt) ligt jaarlijks iets onder het niveau van het hierbovengenoemde CBS-cijfer met betrekking tot het aantal door de politie gehoorde minderjarige verdachten. Dit verschil is door de jaren heen redelijk constant en hangt samen met definitieverschillen. Deze worden toegelicht in bijlage VIIa. Enkele belangrijke conclusies van de monitor zijn: • Zowel bij het aantal geregistreerde first-offenders als het aantal geregistreerde recidiverende jongeren is er sprake van een toename. Bij de recidiverende jongeren is de toename groter. De toename van de gere-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
10
gistreerde jeugdcriminaliteit is mogelijk het gevolg van een intensivering van de dadergerichte aanpak, waaraan het programma Jeugd terecht een extra impuls heeft gegeven. • In tegenstelling tot wat wellicht verwacht werd zijn verdachten binnen de categorie 12 t/m 17-jarigen niet jonger geworden. De grootste toename van het aantal geregistreerde pv’s is te zien bij de 16- en 17-jarigen. • De meest voorkomende afdoeningen zijn de Halt-afdoening en de taakstraf. Er is een opvallende groei van het aantal Stop-reacties voor jongeren onder de twaalf jaar. De groei van het aantal Stop-reacties is een van de actiepunten van het programma Jeugd terecht. • De ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit is nu alleen in beeld gebracht aan de hand van cijfers over de geregistreerde jeugdcriminaliteit. Als volgend jaar ook cijfers van zelfgerapporteerd daderschap in de analyse zullen worden betrokken, is een beter inzicht in de werkelijke jeugdcriminaliteit (anno 2004) beschikbaar. Op verzoek van de Kamer rapporteert de minister van Justitie halfjaarlijks over de ontwikkelingen van een aantal cijfermatige gegevens van de justitiële jeugdinrichtingen. Op 21 juni 2004 zond de minister van Justitie u een eerste rapportage1. Vanaf nu zal deze als bijlage bij de voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma worden opgenomen (bijlage VIIb). Kernthema’s van Jeugd terecht zijn maatwerk, effectiviteit en ketensamenwerking. Jeugdcriminaliteit is ook één van de thema’s binnen de Operatie Jong. Binnen dat kader ligt het accent op het voorkomen van jeugdcriminaliteit en de nazorg.
Maatwerk Aan de ondersteuning van ouders van jeugdigen met (een verhoogd risico op) politiecontacten wordt meer gestalte gegeven. Het expertisecentrum voor Jeugd, Samenleving en Opvoeding (JSO, voorheen S&O) ontwikkelt in opdracht van de ministeries van Justitie en van VWS een reeks producten die kunnen worden ingezet bij opvoedingsondersteuning. Een aantal van deze producten is in concept gereed. Oplevering van de totale reeks is eind 2005 gepland. Voor de versterking van opvoed- en gezinsondersteuning op lokaal niveau zijn door het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld, oplopend van € 3,4 miljoen in 2004 naar € 15 miljoen in 2007. In 2005 is hiervoor € 6,5 miljoen beschikbaar. Doel van deze middelen is bij te dragen aan het doorbreken van de stijgende vraag naar zwaardere jeugdzorg en het voorkomen dat jongeren afglijden naar het criminele circuit. Op basis van een door VWS en Justitie opgesteld kader worden de middelen in 2004 verdeeld over de G4. Vanaf 2005 kunnen ook de overige gemeenten een beroep doen op deze middelen en daarvoor hun plannen indienen. Waarschijnlijk zal het gaan om de top 50 van gemeenten die het hoogst scoren op een aantal factoren, waaronder aantal jeugdigen, aantal allochtonen, aantal een-ouder-gezinnen per gemeente. Bezien zal worden hoe deze structurele middelen vanaf 2008 verdeeld kunnen worden over de gemeenten. In de praktijk wordt een aantal knelpunten gesignaleerd bij de toepassing van interventies voor jeugdigen omdat niet alle gebruikte interventies optimaal passen binnen de bestaande regelgeving. Er is inmiddels een concept-wetsvoorstel opgesteld (het wetsontwerp gedragsbeïnvloeding jeugdigen), dat o.a. de introductie van een nieuwe, kortdurende gedragsbeïnvloedende maatregel behelst. Hierover wordt de Tweede Kamer in het voorjaar van 2005 geïnformeerd. 1
TK 2003–2004, 28 606, nr. 17.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
11
Effectiviteit Het methodisch handboek voor de jeugdreclassering zal in de loop van 2005 gereed zijn voor gebruik. Met het handboek kan meer eenheid in de begeleiding worden aangebracht, en kan worden bevorderd dat op termijn alleen nog gebruik gemaakt wordt van methoden die hun effectiviteit bewezen hebben. Naast de reguliere jeugdreclassering zijn er twee intensieve vormen: Individuele Traject Begeleiding voor harde-kernjongeren (ITB/HK) en voor allochtone jongeren in de grote steden (ITB-CRIEM). Voor ITB-CRIEM is in juni 2004 een methodiekbeschrijving uitgebracht, teneinde ook hier meer eenheid in de begeleiding te brengen. Tegelijkertijd is ITB-CRIEM uitgebreid naar alle (niet-westerse) allochtone jongeren in het hele land. Op basis van effectiviteitsonderzoek (gereed eind 2005) zal worden besloten over verdere uitbreiding ook naar autochtone jongeren. Rond de zomer van 2005 wordt een landelijke erkenningscommissie ingesteld, die alle strafrechtelijke interventies, zowel voor volwassenen als voor jeugdigen, zal toetsen op basis van inmiddels ontwikkelde erkenningscriteria. Sinds het najaar van 2003 is nachtdetentie mogelijk. De invoering van nachtdetentie is goed op gang gekomen. De verwachting is dat het aantal afgesproken plaatsen in 2004 (14 plaatsen) ruim hoger uitkomt. Nachtdetentie is in principe landelijk uitvoerbaar en er zijn inmiddels convenanten tussen bijna alle betrokken organisaties gesloten. Onlangs bent U geïnformeerd over de verbeteringen in het systeem van de jeugdsancties1, als gevolg van de herbezinning op de jeugdsancties en de positie van onder toezicht gestelde jeugdigen in justitiële jeugdinrichtingen. Het totale pakket van jeugdsancties moet leiden tot een transparant, evenwichtig en goedkoper systeem.
Ketensamenwerking Het landelijk overdrachtsformulier waarmee zaken door de politie aan ketenpartners worden overgedragen is inmiddels landelijk ingevoerd. Per 1 januari 2005 wordt een verbeterde versie in gebruik genomen. Het Parket-Generaal is bezig met een model-procesbeschrijving jeugdstrafrechtketen. In het najaar wordt hieraan in overleg met de betrokken ketenpartners de laatste hand gelegd. Dit model zal de basis vormen voor verdere landelijke standaardisatie. Sinds juni 2004 is de helpdesk Privacy operationeel. Deze helpdesk is erop gericht ketenpartners in het kader van Jeugd terecht, huiselijk geweld, veelplegers en forensische diagnostiek in de jeugdzorg optimaal te informeren over de (on)mogelijkheden van gegevensuitwisseling binnen de bestaande regelgeving. 3.3 Urgente aanpak
1 2
TK 2004–2005, 24 587, nr. 112. TK 2003–2004, 28 684, nr. 21.
Bij brief van 24 december 2003 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop het kabinet invulling geeft aan de maatregel «urgentiegebieden».2 De urgente aanpak is één van de instrumenten die kan worden ingezet om de lokale veiligheidsproblemen aan te pakken. Het rijk biedt de gemeenten de helpende hand om ervaren belemmeringen weg te nemen. Op 14 mei 2004 zijn ook de gemeenten bij brief geïnformeerd over deze maatregel. Gemeenten kunnen via de website van het Veiligheidsprogramma (www.veiligheidsprogramma.nl/urgenteaanpak) een aanvraag indienen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
12
Inmiddels is de aanpak van de overlast door illegalen in samenwerking met de gemeente Den Haag naar tevredenheid afgerond (aan enkele specifieke onderdelen wordt nog gewerkt in het kader van de illegalennota). De informatie hieruit voortgekomen is gepubliceerd via internet, zodat andere gemeenten hiermee hun voordeel kunnen doen. Tijdens de zomermaanden van 2004 zijn de eerste aanvragen via de website ontvangen. Tot nu toe zijn ongeveer tien aanvragen ingediend, vooral door kleine en middelgrote gemeenten. Het betreft concrete problemen die de uitvoering van het veiligheidsbeleid belemmeren, zoals complicaties rond de inzet van particulier toezicht (waarvoor de aanstaande bestuurlijke boete nieuwe mogelijkheden gaat bieden), de (on)mogelijkheden om overtreders op recreatieplassen te sanctioneren of overlast door jongeren op weg naar uitgaansgelegenheden. De komende periode zal er extra aandacht worden gevestigd op het bestaan van de urgente aanpak, zodat meer gemeenten er gebruik van zullen gaan maken. Dit zal onder andere gebeuren via de accountmanagers van de diverse departementen en op een groot congres over het veiligheidsprogramma in november 2004. Tevens is in het kader van het Actieplan Veilig Ondernemen het deelproject dat zich richt op urgente bedrijvenlocaties van start gegaan (zie ook paragraaf 4.5). Tot slot kan gemeld worden dat de aanpak van plaatsen met een ernstig handhavingstekort (ook wel vrijplaatsen genoemd) eveneens verloopt via dezelfde probleemgerichte methodiek als wordt toegepast bij de urgente aanpak. Over de aanpak vrijplaatsen wordt de Tweede Kamer separaat geïnformeerd.
PARAGRAAF 4 MAATREGELEN 4.1 Politie en opsporing
Resultaatafspraken met de politie In het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006 (Landelijk kader) en de regionale convenanten met de korpsen en het KLPD zijn de beleids- en beheersmaatregelen voor de politie uit het Veiligheidsprogramma in concrete afspraken vastgelegd. Ten aanzien van de prestatieafspraken kan worden gemeld dat deze volgens planning in uitvoering worden gebracht. Met alle korpsen zijn deze zomer gesprekken gevoerd over de voortgang van de convenantsafspraken. Tijdens deze gesprekken is ingegaan op de context en achtergrond («de wereld achter de cijfers») en is gesproken over de effecten van de bereikte resultaten op de veiligheid en de wijze waarop de betreffende resultaten zijn bereikt. Ook zijn eventuele knelpunten aan de orde gesteld. Voor meer informatie over de resultaatsafspraken en de achtergronden daarbij wordt verwezen naar het Jaarverslag Nederlandse Politie 2003. Voor twee afspraken geldt dat de nadere concretisering meer tijd kost dan voorzien. Het betreft de onderwerpen intensivering van het vreemdelingentoezicht en de afspraak over de adequate verwerking van internationale rechtshulpverzoeken. Nog dit jaar zal duidelijk worden hoe daar inhoud en vorm aan wordt gegeven in het kader van de prestatieafspraken met de korpsen.
Taakuitvoering politie Er wordt gewerkt aan het basispakket aangiftevoorzieningen. Dit pakket maakt het de burger mogelijk op drie nieuwe manieren aangifte te doen. De elektronische aangiftevoorziening is inmiddels bij ongeveer de helft
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
13
van de regiokorpsen geïmplementeerd. De andere helft volgt in de tweede helft van 2004. De telefonische aangifte wordt in 2004 verder ontwikkeld en wordt in 2005 geïmplementeerd. Onder aangifte op locatie wordt aangifte op andere locatie dan het politiebureau verstaan. Zo is het op verschillende locaties van Carglass mogelijk aangifte te doen en bestaat ook op enkele campings de mogelijkheid aangifte te doen. Voor dit jaar staat een proef gepland met aangiftezuilen die op enkele stations zullen worden geplaatst. Medio 2005 zal een evaluatie plaats vinden. In mei 2004 is Burgernet van start gegaan. Burgernet is een netwerk waarbij burgers en bedrijfsleven kunnen worden ingeschakeld bij de opsporing. In juni 2004 zijn er ruim 1500 aanmeldingen van burgers geregistreerd die aan Burgernet willen deelnemen. De doelstelling van minimaal 400 deelnemers binnen een tijdsbestek van 3 maanden is daarmee ruimschoots gehaald. In november 2004 wordt een tussenrapportage van het onderzoek «Burgernet Landelijk» verwacht. Evaluatie alsmede de eindrapportage van de pilot is voor februari 2005 voorzien. Op basis daarvan wordt besloten over landelijke toepassing van Burgernet. U wordt hierover in het voorjaar van 2005 geïnformeerd. Inmiddels participeren alle korpsen in Meld Misdaad Anoniem (M). Er is sprake van een toename van het aantal opgehelderde zaken als gevolg van de anonieme meldingen. Het betreft ook steeds vaker zwaardere delicten. Er worden besprekingen opgestart om te bezien op welke wijze M deel gaat uitmaken van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Nadat per 1 juli 2003 de Nationale Recherche (NR) feitelijk operationeel was, is zij dat vanaf 1 januari 2004 ook formeel. De afwikkeling van de reorganisatie zal 1 januari 2005 gerealiseerd zijn. Op dit moment vindt een grootschalige wervingsactie plaats om de vacatures te vullen. Onlangs heeft de Dienst Nationale Recherche Informatie (NRI) het Nationaal Dreigingsbeeld zware of georganiseerde criminaliteit (NDB) opgeleverd. Het NDB geeft een toekomstgericht overzicht van wat speelt binnen het domein van de zware of georganiseerde criminaliteit en de dreigingen voor Nederland zijn erin geëxpliciteerd. Het is voor het eerst dat in Nederland een dergelijk toekomstgericht criminaliteitsbeeld van deze vorm van criminaliteit is gemaakt. In het najaar komen de ministers van BZK en Justitie, in wier opdracht het NDB is opgesteld, met een reactie waarin wordt ingegaan op de aanpak van de zware of georganiseerde criminaliteit en de rol van de nationale, bovenregionale en regionale recherche hierin.
Informatievoorziening politie Juni jl. is gestart met de totstandbrenging van een informatieprotocol voor de opsporing, waarin de verschillende bij opsporing betrokken partijen afspraken vastleggen over de werkwijze en samenwerking. Voor de totale informatievoorziening van de politie wordt een nieuw Bestek (Bestek 2004–2007) geschreven, dit is eind november 2004 gereed. Om meer inzicht te krijgen in de huidige en toekomstige kosten van ICT voor de korpsen is een definitie vastgesteld van wat «eigen» regionale kosten zijn (naast kosten die de korpsen maken voor landelijke ICT-ontwikkelingen en voor C2000). Deze kosten worden inmiddels door de korpsen gemonitord. De totale ICT-kosten van de korpsen mogen niet boven de 13% komen van de totale bijdrage die ze ontvangen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
14
Doelmatigheid politie In het Landelijk Kader is afgesproken dat de korpsen in de periode 2003– 2006 plannen van aanpak aanleveren waarin maatregelen zijn genoemd om de afgesproken doelmatigheidsverbetering van 5% ten behoeve van het primaire proces van de politie te realiseren. Inmiddels zijn alle plannen van aanpak van de korpsen ontvangen, bestaande uit maatregelen resulterend in de afgesproken doelmatigheidswinst van 5% van de korpssterkte ultimo 2002 in de periode 2003–2006. Voor alle korpsen betekent dit een doelmatigheidswinst van in totaal 2623 fte, uitgaande van het geconsolideerde sterktecijfer 2002, zijnde 52 452 fte. De maatregelen die de korpsen hebben ingediend in de plannen van aanpak zijn inmiddels gevalideerd. De te behalen 5% doelmatigheidswinst is onderbouwd en de maatregelen die de onderbouwing vormen, zijn getoetst en geaccordeerd door een extern bureau. De realisatie van de maatregelen zal worden gemonitord. Momenteel wordt bezien op welke wijze de monitoring van de realisatie van de ingediende doelmatigheidsmaatregelen het meest effectief en efficiënt kan plaatsvinden. De overdracht van de administratieve toelatingstaken van de vreemdelingendiensten naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst is gereed. Per 13 april 2004 zijn de frontoffice-taken overgedragen aan de gemeenten. De gemeenten vervullen nu een rol bij het innemen van de aanvraag en het uitreiken van de verblijfsdocumenten. Al in 2003 zijn de back-office taken gefaseerd overgedragen aan de IND. Als gevolg van deze operatie komt er extra capaciteit (in totaal 450 fte’s) vrij voor het toezicht op (criminele) illegale vreemdelingen, vertrek en terugkeer alsmede migratiecriminaliteit (mensenhandel en mensensmokkel). Deze vrijgespeelde capaciteit van 450 fte maakt (als quick-win) deel uit van de hierboven genoemde te realiseren 5% doelmatigheidswinst. Ten aanzien van de reductie van het ziekteverzuim naar maximaal 8% in 2008 kan worden vastgesteld dat het landelijk percentage is gedaald van 8,2% over het jaar 2002 naar 7,2% over het jaar 2003. Op dit moment wordt een kwalitatieve analyse over 2003 uitgevoerd. De daling van het ziekteverzuim lijkt zich verder door te zetten en bedroeg eind juni 2004 6,99%. Ook de met deze daling gewonnen capaciteit maakt onderdeel uit van de te realiseren 5% doelmatigheidswinst. Zaak is dan wel dat de daling wordt vastgehouden tot in 2006. In juli jl. is uw Kamer per brief geïnformeerd over de kerntaken van de politie.1 In de brief hebben wij uiteengezet dat de kerntaken handhaving en opsporing te zeer in het gedrang zijn gekomen door taken die de politie er in de loop van de afgelopen decennia bij heeft gekregen. Wij zetten in op maatregelen op drie terreinen: het aanspreken van andere actoren, het creëren en communiceren van een helder imago van de politie en het onderzoeken of de taakstelling in artikel 2 van de Politiewet aangescherpt kan worden.
Beheer Met het veld is overeenstemming bereikt over de aanpassing van het bestaande stelsel van prestatiebekostiging voor 2004, 2005 en 2006. Het instrument prestatiebekostiging is er op gericht de regionale politiekorpsen te stimuleren om de geformuleerde afspraken uit het Landelijk Kader en de afzonderlijke afspraken uit de regionale convenanten in het jaar 2006 te halen. Voor 2003 is een gemiddelde realisatie op alle geldende indicatoren afgesproken van 15% van de afspraken voor 2006. 1
TK 2003–2004, 29 628, nr. 4.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
15
De komende jaren loopt deze gemiddelde realisatie op naar 35% in 2004 en naar 65% in 2005. In 2006 dienen alle afspraken te worden gerealiseerd. In 2007 zal worden bezien of de regionale politiekorpsen hun afspraken uit de regionale convenanten hebben gehaald en zal een benchmark plaatsvinden over de periode 2003–2006. De systematiek voor de «eindafrekening» i.c. de prestatiebeloning wordt dit najaar vastgesteld. Voor de benchmark wordt dit najaar een voorstel ontwikkeld, dat met het veld wordt besproken. Medio 2005 wordt de benchmark vastgesteld. Begin dit jaar is een stuurgroep Evaluatie en Herziening Budget VerdeelSysteem (BVS) ingesteld. De stuurgroep ziet op basis van de uitgevoerde evaluatie alleszins een rechtvaardiging voor en de noodzaak van aanpassing van het huidige BVS. Hiervoor acht de stuurgroep nader onderzoek echter noodzakelijk. Voor het onderzoek en voor het nieuw en genormeerd budgetverdeelsysteem heeft de stuurgroep een aantal adviezen cq. richtingen gegeven. In het najaar start het nader onderzoek. Met het wetsvoorstel «Versterking bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie»1 wordt onder meer beoogd ons van een beter instrumentarium te voorzien om vooraf sturing te kunnen geven aan het beheer en de taakuitvoering van de politie, zodat doorwerking van de nationale prioriteiten wordt gewaarborgd. Ook beoogt dit wetsvoorstel om op regionaal niveau te komen tot een meer heldere verdeling van verantwoordelijkheden op het terrein van het beleid en het beheer. Het wetsvoorstel is in juli 2004 bij de Tweede Kamer ingediend. Beoogde inwerkingtreding: eerste helft 2005. Over de opleidingen en het loopbaanbeleid van de politie en over de opleidingscapaciteit van het LSOP hebben wij uw Kamer in april geïnformeerd, in de brief over de politiesterkte.2 4.2 Vervolging en afdoening
Adequate verwerking In de voortgangsrapportages die in het voorjaar verschijnen wordt op kwantitatieve wijze gerapporteerd over de adequate verwerking van de extra zaken die de politie volgens de afspraken uit het Landelijk Kader bij het Openbaar Ministerie aanbrengt. Dan zijn immers de jaarcijfers van de diverse justitie-onderdelen bekend. Het eerste beeld voor dit jaar is dat de stijgende lijn, die in 2002 is ingezet, zich voortzet. De politie ligt hiermee op schema. Bij het OM en de overige partners in de strafrechtsketen zijn de zeilen bijgezet om de voorraden en doorlooptijden niet op te laten lopen, en om het interventieratio op een hoog peil te houden. Dat is in 2003 gelukt en het voorlopige beeld is dat deze trend zich in 2004 doorzet.
OM-afdoening Om de groeiende instroom van zaken adequaat te kunnen verwerken wordt, naast de toekenning van extra middelen uit het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnenakkoord, voorzien in meer afdoeningen door het OM zelf in plaats van door de rechter. Daartoe is het wetsvoorstel OM-afdoening opgesteld. Het advies van de Raad van State is inmiddels uitgebracht. Het wetsvoorstel zal in oktober bij de Tweede Kamer ingediend worden. 1 2
TK 2003–2004, 29 704, nrs. 1–3. TK 2003–2004, 28 824, nr. 9.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
16
Ketencoördinatie In de afgelopen rapportageperiode heeft een bezinning op de sturingsfilosofie van Justitie plaatsgevonden. Het domein van Justitie heeft principieel de kenmerken van een «archipel» van relatief zelfstandige organisaties. Deze worden «verticaal» vanuit het Bestuursdepartement via de hoofdkantoren bestuurd, terwijl van hen vooral een horizontaal gerichte samenwerking, onderling zowel als met andere organisaties die actief zijn binnen het veiligheidsdomein, wordt verwacht. Bij de bezinning op de uitgangspunten van de besturing gaat het er dan ook om, meer recht te doen aan de spanning die hieruit voortvloeit. In dat kader is een aantal programma’s ontwikkeld. Een daarvan is het programma ketencoördinatie. Dit is gericht op: – het op alle niveaus beter zichtbaar en hanteerbaar maken van wederzijdse afhankelijkheden in de strafrechtketen, met behulp van een te ontwikkelen cluster van informatie- en procesverbeteringsvoorzieningen; – het met behulp daarvan versterken van de coördinatie binnen en vanuit de beleidsketen in «Den Haag». Meer concreet gaat het om de volgende clusters van activiteiten: • Justitie in de Buurt, in samenhang met de lokale aanwezigheid van justitie-organisaties; • strategisch beheer van keteninformatievoorzieningen; • het wegnemen van knelpunten in de horizontale samenwerking tussen organisaties in de strafrechtsketen die voortvloeien uit de verticale aansturing van deze organisaties, en • het ontwikkelen van een informatiepositie op keten niveau. Tegelijkertijd wordt een vorm ontwikkeld om een dergelijk werkprogramma tot uitvoering te brengen en de nodige capaciteit daarvoor vrij te maken. Vooruitlopend daarop zijn reeds enkele urgente activiteiten in uitvoering genomen.
Versterking regionalisering Een van de andere programma’s in het kader van de bezinning op de sturingsfilosofie van Justitie is het programma versterking regionalisering. De doelstellingen van het programma zijn: a. verbeteren van de kwaliteit en de effectiviteit van justitie in de regio door de lokale en regionale samenwerking in de Arrondissementale Justitiële Beraden (AJB’s) te bevorderen; b. bevorderen dat (bovenregionale) knelpunten door de betrokken hoofdkantoren en het departement slagvaardig worden aangepakt; c. bevorderen dat structurele voorzieningen worden gecreëerd die het mogelijk maken dat dergelijke knelpunten in de toekomst vlot en met reguliere middelen worden opgelost. Inmiddels is een plan van aanpak gemaakt, met daarin beschreven een actueel activiteitenoverzicht. Medio 2005 zal – vooruitlopend op de planning – een afrondende rapportage worden gepresenteerd.
Versterking rechtsprekende macht De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen die mede naar aanleiding van het advies van de Commissie verbetervoorstellen zijn opgesteld, aanvaard. Het betreft het wetsvoorstel met betrekking tot de inbeslagneming en doorzoeking door de rechter-commissaris (29 252), het wetsvoorstel houdende wijzigingen in de regelingen van de voorlopige hechtenis (29 253), het wetsvoorstel met betrekking tot het horen van getuigen (29 254) en tenslotte het wetsvoorstel over de bekennende verdachte (29 255). Sinds 1 juli 2004 zijn zij aanhangig bij de Eerste Kamer. Afhanke-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
17
lijk van het verdere verloop van de parlementaire behandeling zal de inwerkingtreding naar verwachting op 1 januari 2005 kunnen plaatsvinden.
Overige verbeteringen strafproces In het Veiligheidsprogramma is aangegeven dat enkele wettelijke maatregelen worden voorbereid waarmee praktische knelpunten in het strafproces kunnen worden weggenomen. In september 2004 is het wetsvoorstel inzake de herziening van de betekeningvoorschriften bij de Tweede Kamer ingediend. Mede naar aanleiding van het rapport van de Commissie stroomlijning hoger beroep heeft de minister van Justitie een wetsvoorstel in voorbereiding genomen met een aantal procesrechtelijke aanpassingen ten aanzien van het hoger beroep. Momenteel worden de ontvangen adviezen over dit concept wetsvoorstel verwerkt. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in januari 2005 bij de Tweede Kamer ingediend. Ook zijn in overleg met de Raad voor de rechtspraak maatregelen aangekondigd gericht op de verbetering van de efficiency en doelmatigheid van de rechterlijke organisatie. In dit verband is begin 2004 het Besluit betere benutting zittingscapaciteit in het kader van de voorhangprocedure aan de Tweede Kamer gezonden. De Tweede Kamer heeft geen aanleiding gezien tot het stellen van vragen. Het Besluit is inmiddels op 1 september 2004 in werking getreden1.
Sectorprogramma straf Naast wettelijke maatregelen worden in het kader van het sectorprogramma straf door de Raad voor de rechtspraak diverse maatregelen getroffen die beogen de strafsectoren van gerechten te ondersteunen bij het verbeteren van hun functioneren. Doelstellingen van het sectorprogramma straf zijn het vergroten van de doelmatigheid/productiviteit, het verkorten van doorlooptijden, het vergroten van rechtseenheid en het vergroten van de kwaliteit. Het Programma kent de projecten Werkprocessen, ICT-ondersteuning strafsectoren, Keten OM-ZM en Kwaliteitsstatuut. Door het project Werkprocessen zijn nagenoeg alle werkprocessen in de eerste lijn uniform omschreven. Streven is om deze uniforme werkprocessen in de eerste helft van 2005 landelijk in te voeren. In het kader van het project ICT-ondersteuning werken Openbaar Ministerie en de zittende magistratuur samen aan de ontwikkeling van het geïntegreerd processysteem (GPS) en een geautomatiseerd systeem voor het plannen van zittingen (ZRP). Het project draagt zorg, dat GPS optimaal voorziet in de eisen en wensen van de strafsectoren. Gefaseerde invoering van GPS is voorzien vanaf begin 2005. ZRP is medio 2004 ter beschikking van de strafsectoren gesteld en wordt nu geïmplementeerd bij de sectoren. In 2005 zullen de strafsectoren die voor dit systeem hebben geopteerd, hiermee kunnen werken. Het project Keten OM-ZM inventariseerde de bestaande vormen van afstemming en samenwerking tussen het OM en de strafsectoren. In het najaar van 2004 zal dit project resultaten in de vorm van «best practices» opleveren. Streven is om deze in 2005 in de sectoren te implementeren. In het project Kwaliteitsstatuut is een model kwaliteitsstatuut voor de strafsectoren ontwikkeld. Het project zal de strafsectoren faciliteren bij de implementatie van dit statuut. Ook hier is de implementatie voorzien in 2005.
1
Stb. 2004, 288.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
18
4.3 Sanctietoepassing In de brief van 7 juni 2004 van de minister van Justitie aan de Tweede Kamer is de visie op de modernisering van de sanctietoepassing uiteengezet.1 Deze geeft richting en samenhang aan fundamentele wijzigingen in de sanctietoepassing. In de brief worden de twee hoofdproblemen op het terrein van de sanctietoepassing geschetst, te weten de voortdurende en toenemende druk op de capaciteit, vooral de intramurale capaciteit; en de beperkte effectiviteit van de huidige sancties, vanuit het perspectief van zowel algemene als speciale preventie. Om in een toereikende capaciteit te voorzien dient de beschikbaarheid van meer alternatieve reactiemogelijkheden op normoverschrijdend gedrag sterk te worden bevorderd, zonder dat daarbij de keten vastloopt.
Wetgeving Het wetsvoorstel Meerpersoonscelgebruik is inmiddels in werking getreden. Het wetsvoorstel Plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders is op 1 oktober 2004 in werking getreden. Het wetsvoorstel voor doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden ligt bij de Tweede Kamer; de beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2005. De huidige vervroegde invrijheidstelling wordt herzien. In het licht van het Hoofdlijnenakkoord, waarin is bepaald dat invrijheidstelling een voorwaardelijk karakter krijgt en van rechtswege wordt ingetrokken bij hernieuwd delinquent gedrag, wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel Voorwaardelijke Invrijheidsstelling. Het wetsvoorstel is momenteel in consultatie; begin 2005 zal het bij de Tweede Kamer ingediend worden.
Capaciteit Het project Modernisering sanctietoepassing (MST) ligt op koers om de doelstelling voor 2008 – een uitbreiding van de detentiecapaciteit met 6000 plaatsen – te halen. In de Justitiebegroting 2005 is uit de verdeling van de Veiligheidsenveloppe, tranche 2005, een verhoging van de taakstelling van 6000 plaatsen tot 7640 opgenomen.
1 2 3
TK 2003–2004, 29 200 VI, nr. 167. Stb. 2003, 349. TK 2003–2004, 24 587, nr. 106.
Tot de behaalde resultaten behoren de volgende specifieke onderdelen. Overleg met het CJIB heeft ertoe geleid dat in 2004, bovenop de reeds beschikbare 600 plaatsen, nog eens 600 cellen voor arrestanten zijn bestemd. Deze eenvoudigere en goedkopere voorzieningen in de vorm van een basisregime konden daadwerkelijk vorm krijgen door de inwerkingtreding op 15 september 2003 van het Besluit van 28 augustus 2003 houdende wijziging van artikel 3 van de Penitentiaire maatregel in verband met de bijstelling van het aantal uren dagprogramma en activiteiten in penitentiaire inrichtingen.2 De uitbreiding van meerpersoonscellen is goed op gang gekomen. De eerste fase van de invoering is inmiddels met behulp van een onafhankelijk onderzoek geëvalueerd. Hierover is de Tweede Kamer op 30 juni 2004 afzonderlijk geïnformeerd.3 Met het oog op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zijn de voorbereidingen gestart om het aantal beschikbare plaatsen in 2004 verder te verhogen, zodanig dat eind 2004 1000 meerpersoonscellen, geschikt voor 2000 gedetineerden, beschikbaar zullen zijn voor meerpersoonscelgebruik. Daarmee wordt de doelstelling voor 2004 gehaald. In het kader van de besteding van de middelen uit de Veiligheidsenveloppe II (tranche 2005) zal in 2005 het aantal van 1500 meerpersoonscellen, geschikt voor 3 000 gedetineerden, worden bereikt. In 2004 komen 272 plaatsen voor veelplegers beschikbaar. Hierin zijn 48 plaatsen voor de SOV bestemd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
19
De uitbreiding van het aantal plaatsen voor illegale vreemdelingen naar 600 is al in 2004, twee jaar eerder dan gepland, gerealiseerd. De druk op de sanctiecapaciteit is het grootst in de huizen van bewaring. Twee maatregelen – het wetsvoorstel tot doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden en de maatregel tot het sneller doorplaatsen naar minder beveiligde inrichtingen – dragen ertoe bij dat gedetineerden sneller kunnen doorstromen, zodat de capaciteitsdruk in de huizen van bewaring kan afnemen.
Extramurale modaliteiten Modernisering van sanctietoepassing betreft niet alleen uitbreiding van intramurale plaatsen, maar ook het stimuleren van extramurale modaliteiten zodat de aanhoudende druk op de intramurale capaciteit afneemt. In dat kader wordt nagegaan of, en zo ja, op welke wijze kan worden gestimuleerd dat meer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid een voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden in plaats van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De pilot waarbij zelfmelders onder elektronisch huisarrest worden geplaatst verloopt goed. Tot 1 juli 2004 ondergingen reeds 1143 personen elektronisch huisarrest, met een slagingspercentage van 94%. In overleg met DJI, Openbaar Ministerie, rechterlijke macht en reclassering wordt uitgewerkt hoe elektronische detentie optimaal is in te passen in het sanctie- en executiestelsel. De uitkomsten hiervan zullen de basis zijn voor een op te stellen wetsvoorstel Elektronische Detentie.
PPS Over de mogelijkheden om in het gevangeniswezen met gebruikmaking van vormen van privaat-publieke samenwerking (PPS) te komen tot verbetering van de doelmatigheid werd een onderzoeksrapport uitgebracht. Er bestaan geen principiële bezwaren tegen het inzetten van private partijen bij de bouw en exploitatie van gevangeniscapaciteit. Nu reeds worden private partijen in verschillende vormen betrokken bij de realisatie en exploitatie van justitiële voorzieningen, zoals de bereiding van maaltijden, maar ook aan de particuliere inrichtingen in de sector TBS en de sector Justitiële Jeugdinrichtingen. Bij verschillende gelegenheden heeft de minister van Justitie de Tweede en Eerste Kamer te kennen gegeven PPS-constructies te willen toelaten die passen binnen zijn verantwoordelijkheid voor het gevangeniswezen. Thans staat centraal dat de beschikbare middelen voor exploitatie beperkt zijn. In het kader van het veranderproces waarin DJI verkeert, wordt ingezet op het verder verlagen van de exploitatiekosten. Zolang dit proces niet is afgerond, is het niet opportuun om langdurige contracten met private partijen te sluiten. In de loop van 2005 zal worden bezien of PPS perspectiefvol is bij het verder verbeteren van de prijs-kwaliteitverhouding cq. de doelmatigheid.
Selectie Voor een doelgerichte benadering van personen die binnen het gevangeniswezen verblijven worden twee instrumenten ontwikkeld, quick scan en RISc. De quick scan, die toegepast wordt bij inverzekeringstelling, moet informatie gaan opleveren of gedragsinterventies nodig en mogelijk zijn, of dat kan worden volstaan met een kale sanctie. Het is van belang de quick scan in de huidige vorm te testen alvorens tot landelijke invoering over te gaan. Hiertoe werden in het voorjaar van 2004 drie pilots voorbereid, die 1 september 2004 van start zijn gegaan. Op basis van het onderzoek naar de bruikbaarheid en betrouwbaarheid zullen de quick scan en het advies over de toepassing daarvan zonodig
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
20
bijgesteld worden. De quick scan wordt naar verwachting begin 2005 landelijk ingevoerd. Het diagnose-instrument RISc is ontwikkeld om daders en verdachten te kunnen selecteren die in aanmerking komen voor interventies die zijn gericht op recidivevermindering. Het is een instrument dat ook daadwerkelijk de noodzakelijke interventies kan indiceren. Dit instrument wordt gefaseerd ingevoerd. De voorbereiding van het implementatietraject, dat is gestart in september 2004, is in volle gang en zal naar verwachting in het najaar van 2005 afgerond kunnen worden.
Organisatieontwikkeling DJI DJI bevindt zich momenteel in het transformatieproces De Nieuwe Inrichting, gericht op een meer functionele executie. In de toekomst vindt daartoe een herschikking plaats van de capaciteit naar de drie domeinen preventieven, kortverblijvenden en langverblijvenden en de doelgroepen vreemdelingenbewaring en bijzondere groepen, waarbij de domeinen en doelgroepen op hun beurt weer zijn onverdeeld naar mannen en vrouwen. De doelstelling eenvoudiger en goedkopere capaciteit wordt bij de uitwerking van DNI vooral gerealiseerd bij kortverblijvenden en vreemdelingenbewaring. De introductie van eenvoudiger en goedkopere capaciteit moet leiden tot een lagere gemiddelde kostprijs van detentieplaatsen. Door bij de uitwerking van DNI de langverblijvenden als afzonderlijk domein te definiëren, en hen bij elkaar te plaatsen, wordt het voor deze categorie gedetineerden beter mogelijk effectief te investeren in gedragsverandering. Met behulp van het diagnose-instrument RISc kan worden geselecteerd voor wie een interventie kansrijk is en welke interventie is aangewezen. De langverblijvende gedetineerde kan vervolgens deze interventie, gericht op vermindering van recidive, ondergaan.
Organisatieontwikkeling reclasseringsinstellingen De modernisering van de sanctietoepassing vereist ook aanpassingen in de taakuitvoering van het reclasseringswerk. Het gaat daarbij onder andere om het professionaliseren van de adviestaak, toezicht en gedragsbeïnvloedende interventies. In het verlengde daarvan dient de reclassering adequaat gepositioneerd te worden in de strafrechtsketen. Belangrijk vraagstuk daarbij is op welke wijze vanuit justitie de aansturing van de reclasseringinstellingen moet gebeuren. Beide vragen – aanpassing taakuitvoering en positionering – krijgen aandacht in het lopende ontwikkeltraject reclassering. Aan de reclassering zijn ten behoeve van de prioriteiten uit het veiligheidsbeleid extra middelen beschikbaar gesteld. Deze zullen uiteindelijk vanaf 2006 het bedrag van de bezuinigingen op de reclassering overstijgen. 4.4 Preventie en openbaar bestuur
Veiligheid binnen het Grotestedenbeleid De aanvullende afspraken voor het jaar 2004 die in juli en augustus 2003 met de G30 zijn gemaakt over onder andere veiligheid zijn inmiddels bij de G30 in uitvoering. Het gaat om afspraken over bijvoorbeeld toezicht, overlast en veelplegers. De verantwoording over de doelbereiking op de aanvullende afspraken vindt plaats in juli 2005 bij de verantwoording over de convenantperiode 1999–2004. In april 2004 is het beleidskader voor de periode 2005–2009 vastgesteld. De steden hebben inmiddels de concept-meerjarenontwikkelprogramma’s (MOP’s) aangeleverd en die worden nu beoordeeld. In de periode tot
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
21
15 november 2004 overleggen Rijk en stad over de conceptinzet van de desbetreffende stad en vindt de rijkstoets plaats, primair op de ambitieniveaus. In januari 2005 worden de afspraken voor 2005–2009 definitief bekrachtigd in de maatwerkconvenanten per stad. Daarnaast is het Strategisch Beraad Veiligheid opgericht, waarmee één overlegstructuur voor gemeenten (niet uitsluitend de G30) en het Rijk is gecreëerd.
Veiligheidsbeleid in overige gemeenten In de vorige voortgangsrapportage is aangegeven dat er bij de uitvoering op lokaal niveau obstakels zijn in de aanpak van criminaliteit en overlast. Het Rijk zal de gemeenten meer gaan aanspreken op hun verantwoordelijkheid op het terrein van veiligheid. Daartoe is het project Veilige Gemeenten gestart. Hieronder worden de hoofdlijnen van de aanpak weergeven. Die aanpak moet ervoor zorgen dat ook bij de overige gemeenten het veiligheidsbeleid op een hoger plan kan worden gebracht door middel van een lokale en regionale benadering. De aanpak concentreert zich op vier kernpunten: * het geven van invulling aan de regiefunctie van de gemeente bij veiligheidsbeleid; * het geven van invulling aan de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het veiligheidsbeleid in de gemeente; * het geven van invulling aan de structurele samenwerking met ketenpartners; * zicht op de veiligheidssituatie in de gemeente op basis van een veiligheidsanalyse en een nulmeting.
Lokale veiligheidsanalyse Een goed ontwikkeld lokaal veiligheidsbeleid vergt inzicht in de lokale en regionale (veiligheids)problematiek. Hiertoe is een lokale veiligheidsanalyse essentieel. Onderdeel van de aanvullende afspraken met de G30 over 2004 is de veiligheidsanalyse. In de aanloop naar de GSBIII-periode moeten de steden eveneens een analyse maken van de lokale veiligheidssituatie. Met de overige gemeenten zal hierover een afspraak gemaakt worden in het kader van het bovengenoemde project Veilige Gemeenten.
Intensivering van handhaving en toezicht Een groot aantal maatregelen dat beoogt het toezicht en de handhaving op lokaal niveau te versterken is in uitvoering. In paragraaf 4.1 is al ingegaan op de versterking van de politiële mogelijkheden voor toezicht en handhaving. Het wetsvoorstel cameratoezicht op openbare plaatsen is op 23 februari 2004 ingediend bij de Tweede Kamer. In oktober 2004 zal het Nader Rapport met de beantwoording van de kamervragen aan de Tweede Kamer worden gezonden. Het wetsvoorstel geeft een wettelijk kader waarin gemeenten met het oog op de handhaving van de openbare orde kunnen besluiten tot plaatsing van camera’s in het publieke domein. De invoering van de (uitbreiding van de) identificatieplicht versterkt de mogelijkheden voor andere toezichthouders dan de politie om toezicht te houden en te handhaven. Begin november zal in een publiekscampagne aandacht worden besteed aan de identificatieplicht, in het bijzonder voor jongeren vanaf 14 jaar. Waar mogelijk zal een wezenlijk deel van de criminaliteitsbestrijding door buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s), onder regie van de politie,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
22
ter hand worden genomen. Uit evaluatie is gebleken dat de BOA-regeling als zodanig goed functioneert. Ten aanzien van de bevoegdheden van een aantal categorieën BOA’s is geconstateerd dat deze niet geheel toereikend zijn. Daarom worden de bevoegdheden van deze categorieën BOA’s op een aantal punten uitgebreid. Inmiddels is deze uitbreiding zo goed als voltooid. Op korte termijn wordt voor gemeenten de mogelijkheid gecreëerd om particuliere functionarissen in te zetten voor het uitvoeren van opsporingstaken op het terrein van de kleine ergernissen. Hiertoe zullen deze functionarissen kunnen beschikken over een beperkte opsporingsbevoegdheid. De punitieve handhaving door het bestuur met bestuurlijke boete voor overtreding van APV-normen wordt mogelijk gemaakt. Het wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen ligt momenteel ter advisering bij de Raad van State. Afhankelijk van de parlementaire behandeling is inwerkingtreding voorzien medio 2005. Tegelijkertijd met dit traject loopt de invoering van bestuurlijke handhaving van het wetsvoorstel voor fout parkeren. De inkomsten van de invoering van de bestuurlijke boete komen ten goede aan de verbetering van de bestuurlijke handhaving op lokaal niveau.
Beleid coffeeshops/huisteelt nederwiet Op 23 april jl. is de Cannabisbrief naar de Tweede Kamer gestuurd.1 Met deze beleidsbrief wordt onder meer uitwerking gegeven aan de in het Veiligheidsprogramma opgenomen voornemens om het beleid ten aanzien van coffeeshops en de huisteelt van nederwiet aan te scherpen. In dit kader wordt met gemeenten overlegd over gemeentelijke beleidsplannen, handhavingsarrangementen en convenanten om de handhaving van het coffeeshopbeleid aan te scherpen. Toepassing van BIBOB, handhaving van de AHOJG-criteria en – waar van toepassing – de grens en inventarisering van de knelpunten in de toepassing van artikel 13b Opiumwet en artikel 174a Gemeentewet zijn speerpunten van dit overleg. Met een gecoördineerde en geïntegreerde samenwerking tussen de verschillende diensten en instanties (gemeenten, politie, justitie, woningcorporaties, belastingdienst etc.) waarbij informatie wordt uitgewisseld en sanctiemogelijkheden worden gecombineerd, zal de thuisteelt van hennep zo effectief mogelijk bestreden worden. Ter ondersteuning van deze aanpak stelt het projectbureau Handhaven op Niveau nog dit jaar «best practices» op voor het bestrijden van hennepteelt. Verder wordt ingezet op de aanpak van bij grootschalige hennepteelt betrokken criminele organisaties en zal het strafmaximum voor grootschalige hennepteelt verhoogd worden naar tenminste 5 jaar. In de Cannabisbrief wordt tenslotte nog aandacht besteed aan het terugdringen van het drugstoerisme, de aanpak van niet-gedoogde verkooppunten en ontmoediging van het cannabisgebruik. Het Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV) is inmiddels opgegaan in het Centrum voor criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Het CCV zal vanaf nu een centrale rol gaan spelen in het breed verspreiden van informatie over cannabisbeleid en handhaving ten behoeve van lokale overheden.
Justitie in de buurt (Jib)
1 2
TK 2003–2004, 24 077, nr. 125. TK 2003–2004, 29 200 VI, nr. 120.
Op 19 december 2003 is een beleidsbrief naar de Kamer gestuurd waarin het Jib-nieuwe stijlbeleid wordt beschreven.2 Onder Jib-nieuwe stijl, dat vanaf 2005 in gang wordt gezet, is het voor arrondissementen mogelijk om een verzoek tot tijdelijke medefinanciering in te dienen voor een wijkof probleemgerichte aanpak van veiligheids- en criminaliteitsproblemen door breed samengestelde veiligheidssamenwerkingsverbanden, waarvan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
23
Justitie deel uitmaakt. Zo’n samenwerkingsverband kan ingezet worden voor een specifiek (probleem)gebied of voor een specifieke probleemaanpak. Er dient daarbij sprake te zijn van cofinanciering. In het laatste kwartaal van 2004 zullen de eerste aanvragen voor Jibnieuwe stijl ingediend en beoordeeld kunnen worden, zodat de eerste initiatieven in 2005 kunnen starten. Vanaf 2006 zal er een extra bedrag van 2 miljoen euro voor Jib-nieuwe stijl beschikbaar komen, waardoor het aantal initiatieven dat een Jib-nieuwe stijlbijdrage ontvangt kan worden verhoogd.
Huiselijk geweld Op 27 oktober 2003 is het Voortgangsbericht over de aanpak van huiselijk geweld aan de Tweede Kamer gezonden1 en breed verspreid onder gemeenten en landelijke instellingen. Het beleid richt zich vooral op versterking van de aanpak op lokaal en regionaal niveau. Dat garandeert het beste dat een aanpak wordt ontwikkeld die aansluit bij de regionale of lokale omstandigheden. Uitgangspunt daarbij is dat voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld samenwerking tussen politie, openbaar ministerie, vrouwenopvang, forensische psychiatrie en andere vormen van hulpverlening een vereiste is. Die samenwerking moet tot stand komen onder regie van de gemeenten. Gemeenten dienen de partners te motiveren om met elkaar bindende en sluitende afspraken te maken. De VNG voert, met subsidie van het ministerie van Justitie, een programma uit om gemeenten te stimuleren hun regierol op dit punt op te nemen en ontwikkelt op uitnodiging van de ministeries van Justitie en SZW een systeem voor de meting van de kwaliteit en effectiviteit van de lokale aanpak. Justitie laat ook toolkits samenstellen die gemeenten in staat stellen een lokale of regionale publiekscampagne over huiselijk geweld te starten. Lokale en regionale samenwerkingsverbanden kunnen worden gezien als een backoffice. Het ministerie van VWS heeft onlangs een stimuleringsmaatregel uitgebracht waarmee de centrumgemeenten vrouwenopvang in de gelegenheid worden gesteld subsidie aan te vragen voor de oprichting van advies- en steunpunten huiselijk geweld die als een front office kunnen fungeren. In juli 2004 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop het kabinet vorm wil geven aan de verruiming van de mogelijkheden voor een huisverbod voor plegers van huiselijk geweld.2 Er worden voorbereidingen getroffen voor een landelijk steunpunt huiselijk geweld. Ook vindt specificering plaats van de aanpak van huiselijk geweld door maatregelen te ontwikkelen waarmee minderheden beter bereikbaar zijn, om te beginnen worden maatregelen ontwikkeld om huiselijk geweld in allochtone kring beter bespreekbaar te maken. De volgende voortgangsrapportage zal in december 2004 aan de Tweede Kamer worden gestuurd. 4.5 Publiek-private samenwerking
Actieplan veilig ondernemen Het begin 2004 gepresenteerde Actieplan Veilig Ondernemen omvat een tiental projecten voor de periode 2004–2008 gericht op het tegengaan van criminaliteit waar het bedrijfsleven slachtoffer van wordt. Deels gaat het daarbij om projecten die al van start waren deels gaat het om geheel nieuwe projecten.
1 2
TK 2003–3004, 28 345, nr. 5. TK 2003–2004, 28 345, nr. 25.
Waar het gaat om de projecten die al van start waren is met name op het terrein van winkelcriminaliteit het afgelopen halfjaar flinke vooruitgang geboekt. Ondertussen zijn dan ook alle begin 2003 met de detailhandel gemaakte 20 afspraken over het terugdringen van winkelcriminaliteit
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
24
afgerond. Zo zijn er maar liefst 50 projecten Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) van start gegaan in al bestaande winkelcentra. Ook is er een standaard aangifteformulier voor winkeldiefstal met een bekende verdachte ontwikkeld, dat ondertussen breed is uitgezet in de detailhandel. Hiermee kan ook elektronisch aangifte worden gedaan in bijna alle politieregio’s. De detailhandel zelf wist vier branchegerichte (videotheken, juweliers, supermarkten, tabakswinkels) voorlichtingsprojecten te realiseren gericht op overvallen, geweld en agressie en trainingen voor winkelpersoneel. De aanpak van de onveiligheid in de juweliersbranche is eveneens succesvol geweest. Bijna alle in 2002 gemaakte afspraken met de branche zijn ondertussen afgerond. Mede hierdoor is het aantal overvallen het eerst halfjaar van 2004 verder gedaald van 22 naar 13.1 De meeste van de nieuwe projecten opgenomen in het Actieplan Veilig Ondernemen leveren verder volgens plan in de tweede helft van 2004 hun eerste (tussen)producten op.
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid In juni 2004 is het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) van start gegaan. Het CCV bevordert, ondersteunt en stimuleert samenwerkingsprojecten, genereert informatie, kennis en ervaring en draagt die over naar actoren in het veld. Het CCV hanteert een groeimodel. Taken die inmiddels zijn overgenomen, zijn o.a. het bevorderen van de toepassing van het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU), het informatiepunt Lokale Veiligheid (ILV) en het Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV). Over de oprichting van de Stichting CCV zijn de Eerste en de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van de ministers van Justitie en BZK van 29 maart jl.2
1
KLPD/DNRI, Overvallen in Nederland, 24 augustus 2004. Staten-Generaal 2003–2004, 29 492, A en nr. 1.
2
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
25
NAAR EEN VEILIGER SAMENLEVING VOORTGANGSRAPPORTAGE Oktober 2004 BIJLAGEN Inhoudsopgave
blz.
Bijlage I
Maatregelen en Prestaties I-a Afgeronde maatregelen I-b Overzicht van de nog lopende maatregelen § 2 Algehele voortgang programma § 3.1 Veelplegers – maatregelen voltooid § 3.2 Risicojongeren § 3.3 Urgentiegebieden § 4.1 Politie en Opsporing § 4.2 Vervolging en Afdoening § 4.3 Sanctietoepassing § 4.4 Preventie en Openbaar Bestuur § 4.5 Publiek Private Samenwerking
27 28 30 31 31 33 51 52 61 66 73 83
Bijlage II
Objectieve en Subjectieve Veiligheid – overzicht 50 meetwijken
92 94
Bijlage III
Kerncijfers Politie en Strafrechtsketen III-a Prestatiegegevens Politie en Strafrechtsketen III-b Overige stand van zaken Politie en Strafrechtsketen
95 95
Bijlage IV
Voortgang Wetgevingsprogramma
99
Bijlage V
Verantwoording over Financiën
102
Bijlage VI+a
Auditrapportage
107
Bijlage VI+b
Reactie op Auditrapportage
116
Bijlage VII
Monitor Jeugd Terecht VII-a Rapport Monitor Jeugd Terecht VII-b Actuele stand van zaken van de indicatoren
118 119 141
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
97
26
BIJLAGE I
MAATREGELEN EN PRESTATIES Toelichting op bijlage I 1. Bijlage I is onderverdeeld in de bijlagen Ia en Ib. 2. Bijlage Ia bevat de maatregelen die voltooid zijn en maatregelen die tot volledige ontwikkeling zijn gekomen en waarvan de verder uitvoering is ingebed in de reguliere planning en controlcyclus. In de onderhavige rapportageperiode bedraagt dit aantal gecumuleerd 23 resp. 7. Daarnaast bevat bijlage Ia overige geboekte resultaten in het kader van het Veiligheidsprogramma, doch die niet gekoppeld zijn aan een maatregel uit de bijlagen Ia en Ib. 3. In bijlage Ib zijn de maatregelen opgenomen die nog in uitvoering zijn in het kader van het Veiligheidsprogramma. Dit aantal bedraagt in de onderhavige rapportageperiode 112. 4. Als aangekondigd in de derde voortgangsrapportage zijn thans in bijlage Ib, in paragraaf 4.5, de afzonderlijke actiepunten uit het in januari 2004 verschenen Actieplan «Veilig Ondernemen» opgenomen; deze actiepunten hebben de nummers 145 tot en met 145h gekregen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
27
Bijlage Ia
Afgeronde maatregelen stand 1-7-2004 Cumulatief voortschrijdend overzicht van maatregelen uit het VP die volledig zijn voltooid
VP-nr.
Maatregel
Eventuele toelichting
1.
3
Afspraken per ketenpartner
2.
6
3.
13
4.
32
Formeren brede stuurgroep met vertegenwoordigers ketenorganisaties Uitvoeren van vervolgonderzoek Inspectie Openbare Orde en Veiligheid Ruimere toepassing van voorlopige hechtenis bij jeugdige veelplegers
5.
59
6.
68
7. 8. 9.
69 70 72
Uitvaardigen aanwijzing over politiële reactie bij vermoedelijke strafbare feiten Overhevelen administratieve taken m.b.t. vreemdelingen van politie naar IND Vorming Nationale Recherche Vorming zes BRT/IFT combinaties Bestrijding voetbalvandalisme
10.
82
Uitwerken stelsel van prestatiebekostiging
11.
90
Early warning systeem
12.
93
Commissie Verbetervoorstellen
13.
94
Betere benutting zittingscapaciteit
14. 15.
98 99
16.
101
17.
102
18. 19. 20.
110 113 116
21.
125
22.
143
Onderzoek naar verruiming bedrijfstijden van gerechten Onderzoek verruiming bevoegdheden politierechter (motie Teeven) Indienen wetsvoorstel voor verlenging termijn oproepen getuigen Aanpassing Vreemdelingenwet op het punt van rechterlijke toets in bewaringszaken Reserveren van plaatsen voor arrestanten Kale werkstraffen Speciale categorale voorzieningen – uit te zetten vreemdelingen Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties – inrichten tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen Eén loketbenadering
Afspraken zijn gemaakt (politie, OM, ZM, DJI, G30, bedrijfsleven) en worden gemonitord. De Stuurgroep Veiligheid is opgericht (Stc.rt. 7 november 2003, nr. 216). Het rapport is besproken tijdens een Algemeen Overleg op 30 juni 2004 De justitiele inrichtingen zijn in 2003 uitgebreid met de beoogde 14 plaatsen; monitoring vindt plaats in het kader van de uitvoering van maatregel 8a Plan van aanpak jeugdige veelplegers. Op 1 maart 2003 is de OM-Aanwijzing voor de opsporing van kracht geworden. Overdracht van taken naar IND en gemeenten is per 1 april 2004 afgerond. Afgerond. Afgerond. Beleidskader is geactualiseerd, auditteam is geformeerd, onderzoek naar de sanctiemogelijkheden en de inventarisatie van de leemtes in de aanpak zijn afgerond. Het systeem is voor de jaren 2004 over de prestaties in 2003, 2005 voor de prestaties in 2004, en 2006 voor de prestaties in 2005 vastgesteld. Over het systeem voor 2007 over de prestaties in 2006 vindt overleg plaats met het veld Met alle partners is overeenstemming bereikt omtrent de totstandkoming van het systeem, de verbetering van de info-voorziening en de kennisoverdracht De Commissie heeft in februari 2004 haar eindrapportage uitgebracht. Verschillende voorstellen van de Commissie zijn omgezet in wetsvoorstellen; zie maatregelen 95, 97, 101 en 103. Desbetreffend besluit (Stb. 2004. 288) treedt in werking op 1 oktober 2004 Onderzoek voltooid; geen verdere actie noodzakelijk. Onderzoek voltooid en is meegenomen in het wetgevingstraject.
23.
143a
24. 25. 26. 27.
8 8a 56a 60
Tweede Kamer informeren over ontwikkelingen in criminaliteitspreventie Beleid aanpak veelplegers Plan aanpak jeugdige veelplegers Beleid urgente aanpak Meldpunt M. (Meld Misdaad Anoniem)
28.
74
Verbetering doelmatigheid in de keten (i.c. schakel politie)
29.
76
Terugdringen ziekteverzuim politie naar maximaal 8%
30.
84
Landelijk Kader Nederlandse Politie en regionale convenanten
Is tot wet verheven en in werking getreden op 1-7-2003. Ter zake gedane wetsvoorstel is tot wet verheven en in werking getreden op 1-9-2004 Er zijn 600 plaatsen gereserveerd. 40% van de werkstraffen wordt kaal uitgevoerd. De streefwaarde is 600 plaatsen zijn gerealiseerd De directie is ingericht. Alle kennis, instrumenten en praktijkvoorbeelden zijn verzameld op www.elo.nl. Brief is 25 mei 2004 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 2003–2004, 28 684, nr. 31) Beleidskader is gereed en in uitvoering genomen. Beleidskader is gereed en in uitvoering genomen Beleidskader is gereed en gemeenten zijn geïnformeerd. Meldpunt M. is een landelijke voorziening geworden. Het aantal bruikbare meldingen bedraagt voor het eerste half jaar van 2004 ruim 3000 (6000 op jaarbasis) Beoordeling van de ter zake ingediende plannen van aanpak is afgerond; monitoring vindt plaats in het kader van het Landelijk Kader. Eindevaluatie vindt plaats in 2006 In 2003 was het ziekteverzuim 7,2%. Het ziekteverzuim wordt continu gemonitord. Landelijk kader en regionale convenanten zijn tot stand gekomen en in uitvoering genomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
28
Overige resultaten Publiciteitscampagne «Nederland veilig»
Eind 2003 is de publiciteitscampagne van start gegaan.
Website www.veiligheidsprogramma.nl operationeel
De website wordt de komende periode verder uitgebouwd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
29
Bijlage Ib
Overzicht van de nog lopende maatregelen Toelichting 1. De nummering en clustering van de maatregelen volgt de indeling van de Voortgangsrapportage, de paragrafen 1 tot en met 4 2. Als aangegeven in de derde voortgangsrapportage zijn thans in paragraaf 4.5 de afzonderlijke actiepunten uit het in januari 2004 verschenen Actieplan «Veilig Ondernemen» opgenomen; deze actiepunten hebben de nummers 145 tot en met 145h gekregen 3. De betekenis van de gebruikte symbolen in kolom stand van zaken is als volgt: Voltooid In uitvoering en volgens planning In uitvoering met vertraging Nog niet in uitvoering ©
In consultatie/bespreking met het veld
–
Niet van toepassing/niet relevant/nu niet mogelijk
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
30
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
31
5
4
Verbetering c.q. optimalisering van de operationele samenwerking tussen de ketenpartners
Aansluiting alle actoren strafrechtsketen op VerwijsIndexPersonen (VIP)
Verbetering van de informatievoorziening over de gehele strafrechtsketen en tussen de ketenpartners onderling
Inrichting permanente structuur van horizontale inhoudelijke informatie-voorziening voor de gehele strafrechtsketen
VPMaatregel nummer Doelstelling
2005
start 2003
Streefdatum realisatie doelstelling
Paragraaf 2 Algehele voortgang programma
1. Opstellen ontwerpadvies met betrekking tot strategische vraagstukken rond VIP, het ontwerp-VIP-jaarplan en VIPbegroting 2003 tbv pSG MvJ (07-2003) 2. bespreking en besluitvorming met betrekking tot strategische vraagstukken rond VIP, het ontwerp-VIP-jaarplan en VIP-begroting 2003 tbv pSG MvJ (09-2003) 3. Bespreking en besluitvorming definitief conceptadvies met betrekking tot strategische vraagstukken rond VIP, ontwerp VIP-jaarplan en VIP-begroting 2003 tbv pSG MvJ (2003) 4. implementatie ketenbreed (w.o. instellen vooronderzoeken (2004–2005)
(Gewijzigde opzet van acitviteiten tov 1–1-2004) De ontwikkeling van een informatiebeleid voor de strafrechtsketen waartoe de volgende actviteiten worden uitgevoerd: 1. (oud) vervallen 1. Instelling Informatie Regieraad Justitie: juni 2003 (30-06-2003) 2. De ontwikkeling van een inhoudelijk informatiesysteem voor de strafrechtsketen waardoor een goed lopend systeem van inhoudelijke informatievoorziening over het criminaliteitsbeeld en de keten wordt gecreëerd (doorlopend) 3. De totstandbrenging van een permanent steunpunt waar de informatievoorziening ten behoeve van de coördinatie over de keten als geheel onderhouden wordt (PM)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4.
1. – 1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
3. De VIP-organisatie realiseert nieuwe aansluitingen overeenkomstig het conceptadvies voor de prioritering. 4. De volgende resultaten zijn in de rapportageperiode gehaald: – de koppeling Luris, Mulder, Strabis is tot stand gebracht – in uitvoering is genomen: aanpak veelplegers; koppeling NIAS, Vreemdelingenketen; Reclassering, Basisregistratie DJI, – in uitvoering is genomen: herziening OPS. Als gevolg van stapsgwijze uitfasering van OPS zijn extra afstemmende voorzieningen en maatregelen nodig. Onderzoek hiernaar loopt.
2. Discussie-notitie informatieplan voor ketenprestaties tbv besluitvorming in Regieraad Informatievoorziening Justitie, in voorbereiding 3. Extern advies over de organisatie van de ketencoordinatie gereed najaar 2004
1. (Oud) in de vorige rapportage waren er 4 activiteiten vermeld. De eerste activiteit betreft echter de hoofddoelstelling, die door middel van nevenstaande drie actviteiten wordt uitgewerkt) 1. Activiteit 2 oud is vernummerd tot 1.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
32
7
Ad 1 en 3: het twee keer per jaar uitbrengen van een voortgangsrapportage waarin gerapporteerd wordt over de stand van zaken rond de uitvoering van de maatregelen, de beleidsspeerpunten en de (output)afspraken met ketenpartners Ad 2: in de voortgangsrapportages, die uitgebracht worden in oktober van elk programmajaar, wordt gerapporteerd over de ontwikkeling van de landelijke outcome. Vanaf de vierde voortgangsrapportage (oktober 2004) wordt tevens bericht over de criminaliteit tegen de detailhandel en over de veiligheid in 50 te selecteren probleemwijken in de grote steden (meetwijken veiligheid). Tevens wordt in 2004 gestreefd een meting te verrichten naar criminaliteit tegen het overige bedrijfsleven.
Een monitor en evaluatiesysteem i.o.m. regeling Grote Projecten en VBTB-systematiek dat: 1. waarborgt dat de maatregelen binnen daarvoor gestelde kaders worden gerealiseerd 2. het met het VP beoogde beleidseffect en de ontwikkelingen daarbinnen zichtbaar maakt 3. en volledig, betrouwbaar en tijdig informatie verschaft om de uitvoering van het programma adequaat te kunnen sturen en hierover verantwoording af te leggen.
Ontwikkelen en uitvoeren van systeem van monitoring en evaluatie
VPMaatregel nummer Doelstelling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. Vorm en inhoud gegeven aan informatievoorziening (proces en procedurebeschrijving, aard, beschikbaarheid en kwaliteit van de monitorgegevens, voorschriften en richtlijnen etc.) 2. Opstellen van in overleg met het veld landelijke afrekenbare outcome doelstellingen met basis en streefwaarden 3. De mogelijkheden bezien voor inrichting van een landelijke veiligheidsmonitor, een gewogen landelijke veiligheidsindex en lokale veiligheidsindices 4. Opstellen van voortgangsrapportages tbv de Staten-Generaal (doorlopend)
Streefdatum realisatie doelstelling 2003 en jaarlijks 1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. /
Stand per 1-7-2004
Stand per 1-1-2004
2. Met alle G30-steden is overeenstemming over de 50 probleemwijken waar ín 2006 wordt gemeten of hier een reductie van criminaliteit en overlast met minimaal 20% is bereikt, de zgn. «meetwijken veiligheid». De nulmeting (met gegevens over 2001/2002) is reeds beschikbaar en zal, n.a.w. vergezeld van de eerste vervolgmeting (2003/2004), opgenomen worden in de voortgangsrapportage oktober ’04 en tevens in de tegelijk te verschijnen Jaarrapportage Veiligheid 2004. 3. a) In het project Stroomlijning Veiligheidsmonitors werken BZK, JUS en BZK samen. Dit project beoogt per 1januari 2005 drie bestaande veiligheidsenquêtes, t.w. Politiemonitor Bevolking, CBS-POLS en stedelijke enquêtes Leefbaarheid & Veiligheid, te integreren tot één nieuwe, landelijke veiligheidsenquête. Dan is ook het desgewenst construeren van een gewogen landelijke veiligheidsindex mogelijk. Daarnaast beoogt het project uiterlijk per 1januari 2006 deze enquêtes ook op een lager dan landelijk niveau geïntegreerd te hebben. Dan is het ook construeren van een lokale veiligheidsindex mogelijk. b) Cijfers over winkeldiefstal zullen beschikbaar zijn in de 4e Voortgangsrapportage, de cijfers over geweldscriminaliteit in het bedrijfsleven zijn eerst begin 2005 beschikbaar
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
33
12
10
9
Inzicht verkrijgen in het aantal doorverwijzingen na politiecontact naar het Bureau Jeugdzorg door rapportage vanuit politie
Registratie doorverwijzingen naar jeugdzorg
Brede toepassing van effectieve aanpakken waardoor bedoelde jongeren en jeugdgroepen gerichter kunnen worden aangepakt en er landelijk meer uniform beleid ontstaat.
Naar effectieve aanpak van jeugdige veelplegers
Nulwaarde het aantal criminaliteitskaarten dat door politiekorpsen is opgesteld. 01-2003: 0 regionale korpsen Streefwaarde 01-2004: 15–20 regionale korpsen Streefwaarde 05-2004: 25 regionale korpsen
Versterken van de informatie per politieregio over de jeugdcriminaliteit ten behoeve van een effectieve aanpak.
Invoeren criminaliteitskaart
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 3.2 Risicojongeren
2004
2006
01-05-2004
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Onderzoeken of de informatie is te betrekken uit bestaande registraties (01-09-2003) 2. Nemen van maatregelen om periodiek over de maatregelen te beschikken (01-09-2004)
1. Uitvoering effectiviteittoets (01-07-2004) 2. Databank effectieve werkwijzen (31-12-2006)
Landelijke invoering criminaliteitskaart (01-05-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
2. De politie heeft nog geen kans gezien dit te realiseren. In september heeft hierover overleg plaats met het Concern Informatie Management Politie (CIP); dan wordt duidelijk wanneer het gerealiseerd kan worden. Streefdatum is thans gesteld op 31-12-2004
1. Het onderzoek en inventarisatie van bestaande aanpakken wordt thans door de Nederlandse Politie Academie uitgevoerd. De deadline van de rapportage is 1december 2004. Een effectiviteitstoets kan pas na het onderzoek worden opgezet. 2. Vertraging in activiteit 1 leidt niet tot vertraging in het realiseren van de databank
• 10 regio’s hebben de CBA-J (criminaliteitsbeeldanalyse Jeugd) kerndeel uitgerold en de andere regio’s hebben hem in de planning van dit jaar opgenomen. De planning dat alle korpsen op 1mei 2004 de CBA-J kerndeel af zouden hebben is niet gehaald. De brief van het ministerie van BZK inzake de politiele jeugdtaak zal de laatste korpsen snel over de streep trekken • Op Politie Kennis Net is de format geplaatst, instructiemateriaal en de handleiding • Het verdiepende deel van de CBA-J voor de analyse van o.m. hotspots en groepscriminaliteit is op hoofdlijnen voltooid. Het veld wordt op dit moment geconsulteerd. Inmiddels is bekend dat de geografische gegevens van woonplaats verdacht en incident in het eerste kwartaal van 2005 kunnen worden opgeleverd. Dit betekent dat het format eerder klaar is dan de techniek die het moet ondersteunen
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
34
15
14
Nulwaarde: enkele arrondissementen met casusoverleg per 1-2003 die voldoen aan de minimaal gestelde inrichtingseisen Streefwaarde: 19 arrondissementen waarvan het casusoverleg voldoet aan de minimaal gestelde inrichtingseisen en waarin maximaal 30000 jongeren worden besproken.
Een betere samenwerking in de jeugdstrafrechtsketen gericht op afstemming van de werkprocessen van ketenpartners en gericht op kwaliteitsverbetering van de (samenhang in) strafafdoening en hulpverlening.
Landelijke invoering van casusoverleg met heldere verantwoordelijkheidsdeling voor individuele casusregie en de bewaking van het proces
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Het beschikbaar krijgen van betrouwbare cijfers over de herkomst van jeugdige daders door een koppeling tot stand te brengen tussen politiesystemen en GBA voor het kunnen voeren van specifiek beleid
Verbeteren inzicht etnische herkomst daders
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
04-2004
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Het casusoverleg is in de eerste helft van 2003 operationeel in alle arrondissementen conform de notitie Casusoverleg (01-07-2003) 2. Het Landelijk Overdrachtsformulier is landelijk beschikbaar en ingevoerd (01-07-2003) 3. De werkprocessen van casusoverleg, casusregie en procesbewaking zijn beschreven, op elkaar afgestemd en vastgesteld. (ToegevoegdJ Zie ook maatregel 20, onder activiteit 1. (nieuw: 01-07-2004) 4. Uitvoeren van nulmeting betreffende de stand van het casusoverleg 01-07-2003) 5. Uitvoeren quickscan betreffende de stand van het casusoverleg (01-03-2004) 6. Uitvoeren evaluatie van het casusoverleg (was: 01-12-2004; wordt: 01-06-2005) 7. Zonodig nemen van maatregelen naar aanleiding van activiteiten 4, 5 en 6 (PM) 8. Bespreking van maximaal 30000 jongeren eind 2006 in het casusoverleg (31-12-2006)
1. Onderzoeken van de beste manier om inzicht te verkrijgen in de herkomst van jeugdige daders met de Nederlandse nationaliteit door koppeling van dadergegevens aan gegevens over herkomst ouders (01-04-2003) 2. Verkrijgen van advies van College Bescherming Persoonsgegevens (01-06-2003) 3. Maken van werkafspraken met CBS, Politie, WODC en BZK (01-10-2003) 4. Produceren van de gewenste gegevens door geanonimiseerde koppeling tussen de gegevens van de politie en GBA (01-07-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
1. 2. 3. 4.
/©
Stand per 1-7-2004
6. Eerder vermelde planningsdatum van 1-12-2004 betreft de start van het evaluatieonderzoek. Afronding hiervan wordt verwacht op 1 juni 2005.
3. Zie maatregel 20 onder activiteit 1
4. Het beschikbaar krijgen van de gegevens uit HKS heeft meer tijd gekost. Inmiddels is het onderzoek gestart. Het rapport wordt in november 2004 verwacht.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
35
20
16
Nulwaarde: in ontwikkeling Streefwaarde: in ontwikkelig
(Doelomschrijving gewijzigd tov 1-1-2004) Het voorzien in een sluitend systeem van informatievoorziening waarmee justitiële ketenpartners op basis van alle bij hen beschikbare gegevens over de verdachte kunnen komen tot een passende en onderling afgestemde reactie op strafbare feiten
Keten informatievoorziening ten behoeve van casusregie en procesbewaking
Streefwaarde 2006: duurzaam voldoen aan de Kalsbeektijdslimiet door percentages te brengen naar minimaal 80%
Nulwaarde 01-2001: Ontvangst pv bij parket 1 maand na 1e verhoor: 43% Beoordeling OM binnen 3 maanden na 1e verhoor: 33% Vonnis door rechters binnen 6 maanden na 1e verhoor: 38% Haltverwijzing door politie binnen 5 dagen na 1e verhoor 23% Start Haltwerkzaamheden binnen 2 maanden na 1e verhoor: 50%
Verder terugdringen van de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen naar de geformuleerde streefnormen (Kalsbeeknormen) en handhaven van de doorlooptijden op dat niveau.
Verkorten doorlooptijden jeugdstrafrechtketen
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Beschrijving van de werkprocessen van casusregie RvdK en procesbewaking OM (01-07-2004) 2. Oprichten van Adviesgroep Keteninformatie (AKI) 3. Uitvoeren van de opdracht door AKI (01-07-2004) 4. Uitvoering noodzakelijke maatregelen ((31-12-2006) 5. Inventariseren en waar mogelijk opheffen van knelpunten in de privacywetgeving tbv de gegevensuitwisseling tussen ketenpartners (01-07-2004) 6. Oprichten helpdesk privacy (01-06-2004)
1. Opzetten meet- en monitorsysteem 2. Voortzetting van het monitoren van de doorlooptijden (tweemaandelijks) 3. Voorzetting van de visitaties van de ketenpartners en van de APJ’s door de deelprojectleiders per ketenpartner (per halfjaar) 4. Op basis van eindrapportage van het project doorlooptijden bezien of en zoja welke extra maatregelen nodig zijn 01-(09-2003) 5. Duurzaam voldoen aan de normen (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2004
1. /© 2. 3. – 4. 5. /© 6.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. De definitieve versie zal dit jaar gereed zijn 3. Het advies over de landelijke invoering van het JCO-supportsysteem is gereed. De AKI wordt ad hoc om advies gevraagd; de aard van het gevraagde advies bepaalt de samenstelling. Het ad hoc karakter brengt met zich dat deze activiteit niet meer is voorzien van een realisatiedatum 4. In overleg tussen politie, OM en Raad voor de Kinderbescherming wordt gewerkt aan een landelijk te gebruiken JCO-support systeem. Hiermee beschikken de deelnemers aan het Justitieel Casusoverleg opver bij politie, Raad en OM bekende gegevens over een verdachte. Begin 2005 zulllen de eerste twee pilots starten. 5. Dit betreft voorstel tot wijziging art. 14 Besluit Politieregisters
2. Stand van zaken per 1juli 2004 – Ontvangst PV bij parket 1 maand na 1e verhoor: 65% – Beoordeling OM binnen 3 maanden na 1e verhoor: 75% – Vonnis door rechters binnen 6 maanden na 1e verhoor: 65% – Haltverwijzing door politie binnen 5 dagen na 1e verhoor: 43% – Start Halt-werkzaamheden binnen 2 maanden na 1e verhoor: 79%
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
36
23
22
Nulwaarde en streefwaarde: was: PM; wordt: nvt. De te leveren prestatie is een afgestemd en geëvalueerd instrumentarium dat in 2007 is gerealiseerd.
Het beschikbaar krijgen van een afgestemd en geëvalueerd instrumentarium voor: – Vroegsignalering ter ondersteuning van herkenning van achterliggende (gezins)problematiek bij risicogedrag/politiecontact, opdat jongeren en of hun ouders adequaat kunnen worden doorverwezen naar relevante zorg-, ondersteunings-, of hulpverleningsinstanties – Screening ter beoordeling van de ernst van de situatie waarin jongere verkeert, bepaling van de zorg gericht op de vraag welke (strafrechtelijke) interventie gewenst is
Ontwikkelen signaleringsinstrumenten
Nulwaarde: implementatie: 0 Streefwaarde: implementatie: screeningsmodule ingevoerd bij alle vestigingen van de Raad voor de Kinderbescherrming
Vroegtijdig signaleren van, en hulp bieden aan jeugdige zedendelinquenten door middel van een screeningsmodule.
Ontwikkelen screeningsmodule voor zedenzaken
VPMaatregel nummer Doelstelling
2007
2007
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Inventarisatie van het bestaande instrumentarium op het gebied van (vroeg)signalering, screening en risicotaxatie (01-12-2003) 2. Met relevante partners overeenstemming bereiken over begrippenkader (signalering, screening, risicojongeren) en het vaststellen van de doelgroep en doelstellingen (01-08-2003) 3. Bezien hoe de samenwerking en gegevensuitwisseling tussen organisaties binnen en buiten de jeugdstrafrechtsketen kan worden bevorderd (01-072004) 4. Draagvlak creëren bij partners door bijvoorbeeld expertmeetings (31-122004 5. (Gewijzigd tov 01-01-2004) Vervallen 6. Testen en zonodig bijstellen van het instrumentarium (31-12-2004) 7. Beschikbaarstellen en in gebruik nemen van het instrumentarium (31-12-2005) 8. Landelijk uitzetten van het instrumentarium bij de uitvoerende instanties (31-12-2005) 9. Landelijke evaluatie (31-12-2007)
1. Evaluatie van de testfase van de screeningsmodule (01-12-2004) 2. Besluit over landelijke invoering van de screeningsmodule (01-01-2005) 3. Eventueel landelijke invoering (31-122007)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
1. 2. 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. – 6. 7. 8. 9.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
De maatregelen 24 en 53 zijn meegenomen in de uitwerking van maatregel 23. 3. Zie verder bij maatregel 20 4. Eind 2004 wordt een werkconferentie georganiseerd over signalering, screening en risicotaxatie 5. Deze activiteit wordt meegenomen in de werkconferentie (activiteit 4)
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
37
27
26
25
Nulwaarde CTC in 4 wijken Streefwaarde CTC in 7 wijken
Uitbreiding Communities that Care (CtC) Uitbreiding van de toepassing (was: beschikbaarheid) van programma’s voor een effectieve wijkstrategie ten behoeve van het voorkomen van jeugdcriminaliteit
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van gekozen wijze van inbedding
(Doelomschrijving tov 01-01-2004 gewijzigd) Door middel van onderzoek naar best practices komen tot kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van signalering van risicofactoren en of achterliggende (gezins)problematiek bij politiecontact van minderjarigen ten behoeve van kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van de doorverwijzing vanuit de jeugdstrafrechtsketen naar vrijwillige hulpverlening en of opvoedingsondersteuning
Onderzoek best practices signalering
Nulwaarde en streefwaarde is gewijzigd tov 01-01-2004: er is een aantal lokale initiatieven die – afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie worden uitgebreid.
Het met het oog op recidivevermindering stimuleren van herstelbemiddeling als methode om jeugdigen verantwoordelijkheid te laten nemen voor hun daden.
Herstel in het jeugdstrafrecht
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
2006
2007
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Uitbreiding van de CtC systematiek van 4 naar 7 wijken 2. Begeleiding en onderzoek pilots (31-12-2005) 3. Beschikbaar stellen definitieve opzet (31-12-2006)
1. (nieuwe opzet tov 1-1-2004) Onderzoek naar bestaande vormen van signalering naar aanleiding van politiecontacten en de resultaten van deze verschillende signaleringsvormen bestaande uit: a. Inventarisatie (31-12-2004) b. verdiepingsfase (31-12-2005) 2. Voor zover de uitkomsten van het onderzoek positief uitvallen, implementatie hiervan in het traject van het jeugdstrafrecht (31-12-2006)
1. Uitvoering van 5 projecten (3 lopende en 2 nieuwe) (31-12-2006) 2. Recidiveonderzoek van de 5 projecten (31-12-2006) 3. Besluit over landelijk invoering (31-12-2007)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2.
1. 2. 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
1. a. b. 2.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. Het ziet er op dit moment naar uit dat één pilot in een wijk voortijdig zal moeten stoppen als gevolg van een structureel gebrek aan draagvlak binnen de desbetreffende gemeente
1. In mei 2004 is het onderzoek «best practices signalering» gestart 2. Bezien in relatie met maatregel 23
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
38
28
(Doelomschrijving gewijzigd tov 1-1-2004) Laten ontwikkelen van opvoedingsondersteuningsmateriaal voor ouders uit de Justitiedoelgroep, waarmee deze ouders beter worden toegerust om (herhaling van) strafbaar gedrag van hun kind(eren) te voorkomen. Met dit materiaal wordt beoogd een leemte in het huidige aanbod van vrijwillige voorzieningen op te vullen. Gestreefd wordt naar vroegtijdige doorverwijzing van gezinnen, onder meer vanuit de jeugdstrafrechtsketen, naar deze vormen van opvoedingsondersteuning, opdat meer ouders worden ondersteund en, uiteindelijk, minder jongeren recidiveren
Ontwikkelen opvoedingsondersteunings-methodiek en materiaal
VPMaatregel nummer Doelstelling 2006
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Subsidie verstrekken aan de Stichting voor Opvoedingsondersteuning Zuid-Holland (S&O) voor 1e fase materiaalontwikkeling (31-12-2003) 2. Subsidie verstrekken aan S&O voor 2e fase materiaalontwikkeling (31-12-2004) 3. Subsidie verstrekken aan S&O voor 3e fase materiaalontwikkeling (31-12-2005) 4. Implementatie van de ontwikkelde materialen (31-12-2006) 5. Effectonderzoek (start 2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
4. Implementatie start naar verwachting begin 2006
2. De eerste conceptproducten worden getest; 2e reeks producten worden eind 2004 opgeleverd
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
39
29a
29
(Gewijzigd tov 1-1-2004) Te leveren prestatie is dat meer gezinnen sneller betere opvoedingsondersteuning krijgen; nulwaarde en streefwaarde: PM
1. Het op lokaal niveau vergroten van het bereik van bestaande vormen van opvoedingsondersteuning en ondersteuning en intensieve gezinsbegeleiding 2. Het beoordelen van de effectiviteit van deze bestaande vormen van opvoedingsondersteuning
Versterken aanbod opvoedingsondersteuning op lokaal niveau
Nulwaarde: geen vorm van intensieve gezinsbegeleiding voor de justitiedoelgroep Streefwaarde: Intensieve gezinsbegeleiding is beschikbaar voor de justitiedoelgroep
(Doelomschrijving gewijzigd tov 1-1-2004) Laten ontwikkelen van een intensieve vorm van opvoedingsondersteuning ten behoeve van ouders van jongeren uit de Justitiedoelgroep. Deze intensieve thuisbegeleiding is gericht op gezinnen met delinquente kinderen en meervoudige of zware problematiek, met als uiteindelijk doel het voorkomen van recidive. De te ontwikkelen drang-methodiek beoogt een leemte op te vullen in het bestaande aanbod van zorgaanbieders voor deze doelgroep. Nulwaarde is dat er géén vorm van intensieve gezinsbegeleiding is die zich richt op de justitiedoelgroep. Streefwaarde is dat intensieve gezinsbegeleiding beschikbaar wordt gesteld aan de justitiedoelgroep.
Ontwikkelen en invoeren drangmaatregelen
VPMaatregel nummer Doelstelling
2004
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Het samen met VWS opstellen van een plan van aanpak voor de inzet van de extra financiele middelen (01-06-2004) 2. Het op basis van activiteit 1 ontwikkelen van een onderzoeksplan voor het monitoren van de voortgang in het bereiken van doelstelling 1 en het beoordelen van de effectiviteit (01-12-2004) 3. (Nieuw tov 1-1-2004) Uitvoeren plan van aanpak en onderzoeksplan met afsluitend evaluatie (31-12-2006)
1. Laten doen van onderzoek naar effectieve vormen van intensieve gezinsbegeleiding (31-12-2003) 2. Op basis van de resultaten van dat onderzoek laten beschrijven van de «best practice» (31-12-2004) 3. Landelijk beschikbaar stellen (31-122005) 4. Deskundigheidsbevordering (31-122006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Stand per 1-1-2004
1. Er vinden gesprekken met de G-4 plaats over hoe de financiële middelen ingezet gaan worden
1. Rapportage is in juni 2004 opgeleverd in plaats van januari 2004 2. De uitkomsten van het onderzoek wijzen niet eenduidig «best practices» aan die in aanmerking komen voor landelijke verspreiding. Op basis van de resultaten en aanbevelingen is nu een voorstel/advies in voorbereiding voor een landelijk toepasbare zorgaanbodmodule (JU/VWS)
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
40
32
31
30
(Gewijzigd tov 1-1-2004) Prestatie is het leveren van voldoende capaciteit voor de ruimere toepassing van voorlopige hechtenis. Daartoe worden de justitiele jeugdinrichtingen met 14 plaatsen in 2003 uitgebreid
Het vergroten van de capaciteit binnen justitiële jeugdinrichtingen ten behoeve van een persoonsgerichte aanpak van jeugdige veelplegers
Ruimere toepassing van voorlopige hechtenis bij jeugdige veelplegers
Het mogelijk maken dat jongeren na aanhouding worden geconfronteerd met hun gedrag door hen «materieel te raken»
Uitbreiding mogelijkheden inbeslagname/verbeurdverklaringen
Nulwaarde 2003: 50% bereik van de totale doelgroep (was: ca 3000 kinderen; wordt: ca 1350 kinderen) Streefwaarde 2006: 70% bereik van de totale doelgroep (was: ca 3000 kinderen; wordt: ca 1950 kinderen)
Het bieden van een adequate reactie op strafbaar gedrag van 12 minners door middel van het zorg dragen voor optimaliseren van de Stopreactie en gerichte verwijzing naar opvoedingsondersteuning
Versterking van de toepassing van de Stopreactie
VPMaatregel nummer Doelstelling
(was: 2006; wordt 2003)
2005
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Ontwikkeling Beleidskader jeugdige veelplegers (01-09-2003) 2. Was (01-01-2004): vooronderzoek naar capaciteitsbehoefte (31-12-2004) Wordt (01-07-2004): vervallen 3. Capaciteitsuitbreiding binnen reguliere inrichtingen (was: 31-12-2006; wordt: 31-12-2003)
1. Verkenning naar juridische mogelijkheden uitbreiding inbeslagname en verbeurdverklaringen (01-01-2004) 2. Op basis van de uitkomsten van genoemde verkenning bestaande weten/of regelgeving aanpassen (31-122005)
1. Verhoging bekendheid Stopreactie (continu proces tot 2006) 2. Vaststelling en handhaving doorlooptijden Stopreactie (31-12-2004) 3. Beschrijving van werkprocessen die aansluit op individuele behoefte (01-03-2004) 4. Maatwerk is ingebouwd in de werkprocesbeschrijving van de Stopreactie waarbij het uitgangspunt is dat de Stopreactie kan aansluiten op de individuele behoefte (31-12-2004) 5. (Nieuw tov 01-01-2004) Stop is betrokken in de pilot die start in het kader van de ontwikkeling van materiaal ter ondersteuning van ouders met kinderen met (verhoogd risico op) politiecontact (31-12-2005) 6. (Gewijzigd tov 01-01-2004) Aansluiting tussen Stop en opvoedingsondersteuning door middel van specifiek op de Stop-doelgroep gerichte materialen (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2004
1. 2. – 3.
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-7-2004
De feitelijke uitvoering van de oorspronkelijk geplande activiteiten is gewijzigd. Maatregel 32 is daardoor volledig gerealiseerd. Als uitzondering op de regel wordt zowel in bijlage Ia als in bijlage Ib de stand van zaken rond maatregel 32 weergegeven. 2. De capaciteitsuitbreiding heeft plaatsgevonden op basis van de in het reguliere begrotingsproces voor 2003 opgestelde jaarprognose met een vooralsnog structurele doorwerking naar 2006. Een vooronderzoek naar capaciteitsbehoefte is niet meer aan de orde
6. – Aansluiting hangt nauw samen met start pilots opvoedingsondersteuning (maatregel 28) – Eind 2004 wordt voorstel gedaan voor werkwijze waardoor verwijzingen effectief kunnen plaatsvinden
1. Plan van aanpak «Voorlichting Stop» zal eind 2004 gereed zijn 2. Conceptvoorstel is voorgelegd aan de regioberaden 3. Beschrijving werkprocessen is opgenomen in de werkprocesbeschrijving Stop 4. Conceptvoorstel werkprocesbeschrijving Stop is inmiddels voorgelegd aan de regioberaden
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
41
35
34
33
Het versterken van de handhaving van de leerplicht door middel van het ontwikkelen en toepassen van een landelijk model
Aanpak schoolverzuim
Nulwaarde 2001: 5% van de HALTafdoeningen zijn niet HALT-waardige feiten Streefwaarde 2005: 3% van de HALTafdoeningen zijn niet HALT-waardige feiten
Uniforme landelijke naleving van het Besluit Halt-feiten
Versterking Halt
Indien er thans onvoldoende mogelijkheid blijkt te zijn tot het opleggen door de rechter van een meer op persoon toegesneden programma binnen de schorsing van de voorlopige hechtenis, zal onderzocht worden hoe hiertoe de mogelijkheid vergroot kan worden
Onderzoek naar de mogelijkheid van een voorlopige voorziening binnen de schorsing van de voorlopige hechtenis
VPMaatregel nummer Doelstelling
2005
2006
2004
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Uitbreiding van het project Handhaven OpNiveau-leerplicht naar 4 pilots (01-03-2003) 2. Ontwikkeling van een geïntegreerde aanpak van schoolverzuim binnen gemeenten (01-04-2005) 3. Ontwikkeling en aanbieding van een gemeenschappelijk model (01-04-2005) 4. Onderzoek naar Justitiele interventies bij overtreding leerplichtwet (01-042004)
1. Herziening Besluit Halt-feiten (01-122003) 2. Communicatieplan (01-01-2004) 3. evaluatieonderzoek (was: 01-12-2004; wordt 30-06-2005) 4. (Nieuw tov 01-01-2004) Eventuele aanpassing Besluit Halt-feiten (31-122005)
1. Inventarisatie/Onderzoeksrapport naar mogelijkheden van een voorlopige voorziening binnen de schorsing van de voorlopige hechtenis (31-12-2004) 2. Advies over noodzaak aanpassing wetgeving (31-12-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3.
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
4. Vervolgstappen tbv een landelijke invoering van taakstraffen gericht op verzuim zullen worden gezet
2. De uitvoering communicatieplan wacht op vaststelling aanwijzing Halt-afdoening door het College van Procureurs-generaal. Deze aanwijzing is aangepast na het gewijzigde Besluit Halt-feiten
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
42
37
36
Nulwaarde aantal plaatsen 2003: 0 Streefwaarde aantal plaatsen 2004: 14 Streefwaarde aantal plaatsen 2005: 34 Streefwaarde aantal plaatsen 2006: 70
Versterken van mogelijkheden op resocialisatie van jongeren die in voorlopige hechtenis zitten en buiten JJI een zinvolle dagbesteding hebben door hen de mogelijkheid te bieden om overdag buiten de inrichting te verblijven.
Landelijke invoering nachtdetentie
(Gewijzigd tov 01-01-2004) Gestreefd wordt naar een uniforme procedure waarbij een snelle en geloofwaardige reactie wordt gegegeven op het mislukken van een taakstraf, waarbij rekening wordt gehouden met de capaciteitsnood
Goede uitvoering van taakstraffen door middel van effectieve sanctionering van het niet (volledig) nakomen van de taakstraf door de jongere.
Aanscherping OM-richtlijn over tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie na mislukken taakstraf
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
2007
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Ontwikkelen van beleidskader (01-062003) 2. Organiseren startconferentie (01-092003) 3. Proces en effectevaluatie (01-08-2004 resp. 31-12-2006) 4. Het landelijk invoeren van nachtdetentie in alle opvanginrichtingen; geleidelijk opbouw naar 70 plaatsen in 2006 (01-12-2006).
1. Overleg met het OM (01-04-2003) 2. Onderzoek in hoeveel gevallen er wel een jeugddetentie ten uitvoer wordt gelegd vanwege de consequenties voor de JJI’s (01-04-2003) 3. Informatie inwinnen bij RvdK, OM en ZM over huidige praktijk (01-10-2003) 4. Analyse van informatie onder 3 (01-11-2003) 5. Voorbereiding evt. verbetervoorstellen (01-08-2004) 6. Onderzoeken van de mogelijkheden om een communicatieplan te ontwikkelen (01-06-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-7-2004
4. Afronding voorzien in oktober 2004 5. Afhankelijk van uitvoering activiteit 4 6. Afhankelijk van uitvoering activiteit 4
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
43
39
38
De jeugdreclassering ontwikkelt zich tot een professionele organisatie die haar werkprocessen beschreven heeft in termen van kwaliteit en gebruikte methoden
Verbeteren professionaliteit jeugdreclassering
Nulwaarde 01-2003: 25 jongeren met STP en aantal STP jongeren dat vervolgens niet recidiveert Streefwaarde 2005: 250 jongeren met STP en aantal STP jongeren dat vervolgens niet recidiveert Streefwaarde 2006: 360 jongeren met STP en aantal STP jongeren dat vervolgens niet recidiveert (Nieuw) Medio 2005 kunnen streefcijfers voor recidive worden geformuleerd
De resocialisatie bevorderen door het aanbieden van scholings- en trainingsprogramma’s aan (meer) jongeren die een jeugdinrichting verlaten
Uitbreiding scholings- en trainingsprogramma’s (STP)
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. a. Verkenning van de vraag hoe prestatieindicatoren jeugdreclassering te expliciteren (31-12-2004) b. een beschrijving van de werkprocessen waarover alle ketenpartners geïnformeerd zijn (31-12-2004) 2. handboek jeugdreclassering (01-062005) 3. een vormings- en scholingsprogramma dat in beginsel voor elke jeugdreclasseringmedewerker beschikbaar is (31-12-2004) 4. een werkend informatiesysteem dat voldoet aan de behoefte van zowel de jeugdreclassering als van de ketenpartners (31-12-2006) 5. Toetsing professioneel gehalte jeugdreclassering (31-12-2006)
1. Onderzoek naar knelpunten is gereed (01-07-2004) 2. Een werkgroep met als taak het doen van voorstellen voor verbetering is opgericht (01-03-2004) 3. Voorstellen van de werkgroep zijn geïmplementeerd (31–12–2005) 4. Het aantal STP’s neemt jaarlijks toe 5. effectevaluatie STP’s (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. Het is nog niet duidelijk of de gestelde termijn gehaald kan worden. Jeugdreclassering is een onderdeel van Bureau Jeugdzorg en heeft daarom te maken met de Wet op de Jeugdzorg. Deze wet stelt ook eisen aan de beschrijving van de werkprocessen, bijvoorbeeld het traject referentie werkmodellen. Op dit moment is nog niet helder of deze processen goed op elkaar aansluiten
2. Enig vertraging is opgelopen doordat niet helemaal duidelijk was welke aanpak het meest zou aansluiten bij de inmiddels gegroeide aanpak van de samenwerking tussen de veldorganisaties. Een verdere uitbreiding van de STP vergt veel van de strafrechtketenpartners en moet daarom goed aansluiten bij bestaande samenwerkingsvormen. In augustus 2004 wordt de opdracht van de werkgroep en de samenstelling ervan vastgesteld.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
44
41
40
Nulwaarde en streefwaarde: zie in de kolom toelichting
Een betere benutting van de beschikbare capaciteit, een toetsing van de effectiviteit en een uitbreiding ITB Criem (bij voldoende aanwijzingen voor effectiviteit)
Verbreden beschikbaarheid ITBharde kern en ITB-Criem na bewezen effectiviteit
De jeugdreclassering heeft een herkenbare positie binnen Bureau Jeugdzorg en is direct te benaderen door de keten- en netwerkpartners
Verhelderen positie BJZ/jeugdreclassering in relatie tot justitiële ketenpartners
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Definitieve vaststelling doelgroep ITB/HK (01-09-2004) 2. Afspraken omtrent (on)geldigheid van verblijfsvergunningen voor minderjarige ITB-kandidaten Definitieve vaststelling ITB-modaliteiten (01-09-2004) 3. Antwoord op de vraag of wetswijziging geïndiceerd is (01-09-2004) 4. Toename instroom ITB-kandidaten: instroom van 700 (HK) resp. 1000 (Criem) per jaar in 2003 en 2004 (uitgaande van voldoende kandidaten) (31-12-2006) 5. Voorlichtingsmateriaal t.b.v. reclasseringsmedewerkers (31-12-2004) 6. Protocol gezamenlijke toetsing Raad en JR inzake voldoen (van kandidaten) aan ITB-criteria (31-12-2004) 7. (aanvullende) scholingsmodules voor de training van ITB-werkers (31-12-2004) 8. methodiekbeschrijving ITB/Criem (01-03-2004) 9. (zo nodig) herziene versie methodiekbeschrijving ITB/HK (31-12-2004) 10. vastgestelde kostprijs/ productfinanciering (31-12-2003) 11. landelijk uniforme registratie ITB-ers door de hele strafrechtketen (31-122004) 12. consultancyrapportage WODC en rapportage effectevaluatie door WODC (01-03-2004 resp. 01-07-2005)
1. Afspraken tussen Openbaar Ministerie, Politie en BJZ-jeugdreclassering over samenwerking, en afstemming in het kader van de nieuwe wet op de Jeugdzorg. (oude tekst was: afspraken tussen Justitie en BJZ-jeugdreclassering over zowel kwaliteit als kwantiteit) (31-122004) 2. een nieuw afstemmingsprotocol tussen de Raad voor de Kinderbescherming en BJZ-jeugdreclassering waarin de relatie en het verkeer tussen beiden worden beschreven (01-07-2004) 3. Toetsing bij alle ketenpartners mbt de positie JR binnen BJZ. Dmv enquête nagaan of men zich houdt aan afspraken en protocol (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
1. 2. 3.
/
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
1. 2. 3.
/
Stand per 1-7-2004
12. Programma-evaluatie is gestart; effectevaluatie volgt hierop. De vertraging is zes maanden.
6. Is opgegaan in activiteit 2 van maatregel 40
4. Instroom is als volgt: 2002 2003 2004 2005 2006 (ITB/HK) 296 398 660 700 765 (ITB CRIEM) 389 579 890 950 1035
2. Voorwaarden met betrekking tot verblijfsvergunning zijn opgenomen in circulaire d.d. 14juni 2004
1. Nu activiteit 2 is voltooid is met de uitvoering van activiteit 1 begonnen 2. Protocol is gereed; formele goedkeuring vindt plaats in september 2004
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
45
44
43
42
(Nieuw tov 01-01-2004) Nulwaarde 2003: er is geen toereikende wettelijke basis voor enkele strafrechtelijke interventies waaraan in de rechtspraktijk behoefte is Streefwaarde: voor 01-01-2005 moet er helderheid zijn over de wijze waarop enkele strafrechtelijk interventies wettelijk geregeld kan worden
Onderzoek naar de wenselijkheid van een strafrechtelijke maatregel als aanvulling op de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) waarmee het gedrag van jongeren, intra- en extramuraal, kan worden beïnvloed en het ontwerpen van bijbehorende wetgeving
Onderzoek wenselijkheid/ mogelijkheid gedragsbeïnvloedende maatregel in jeugdstrafrecht
Verbeteren van het inzicht bij politie en/of justitiële jeugdinrichtingen in groepsgerichte aanpakken voor jeugdige veelplegers en het mogelijk maken dat het verkregen inzicht breder beschikbaar komt en kan worden toegepast.
Inventariseren mogelijkheden en ervaringen groepsaanpak
Nulwaarde aantal plaatsen in Den Engh. 01-2003: 0 Streefwaarde 01-2004: aantal plaatsen in Den Engh 36
Verminderen van de recidive van jeugdige veelplegers en het versterken van de resocialisatie van de jeugdigen.
Uitbreiding internaatachtige voorzieningen
VPMaatregel nummer Doelstelling
2004
2004
2004
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Organiseren van een expertmeeting (01-05-2003) 2. Inventariseren van knelpunten (01-12-2003) 3. Het – eventueel – ontwikkelen van wetgeving (was: 31-12-2004; wordt 01-04-2007) 4. Communicatie en voorlichting aan het veld (continu vanaf2004)
inventarisatieonderzoek (31-12-2004)
1. Beleidsbrief veelplegers aan de Tweede Kamer, waarin het algehele kader rondom veelplegers is geschetst (01-05-2003) 2. Plan van aanpak in het kader van de implementatie van het veelplegersbeleid (01-09-2003) 3. Versnelde capaciteitsuitbreiding in Den Engh met plaatsen ten behoeve van jeugdige veelplegers (31-12-2004).
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
Is in consultatie met het veld. Inventarisatieonderzoek is niet opportuun. In samenwerking met politie wordt bezien hoe reeds bekende aanpakken breder bekend kunnen worden gemaakt en toegepast kunnen worden.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
46
46
45
(nieuw tov 01–01–2004) Nulwaarde 2003: er staat onvoldoende vast welke strafrechtelijke interventies in Nederland effectief zijn. Streefwaarde 2006: er wordt gestreefd naar een atlas met beschreven en door een erkenningscommissie getoetste (effectief gebleken) strafrechtelijke interventies.
• Overzicht van het hele palet van bestaande strafrechtelijke interventies voor jeugdigen (2003). • Het kunnen bepalen van de effectiviteit van strafrechtelijke interventies, zowel waar het gaat om het aangeboden programma als waar het gaat om recidivevermindering. Bij de effectiviteit van het programma speelt ook het kwaliteitszorgsysteem van de uitvoeringsorganisatie mee (2004). • Standaardiseren en borging/ structureel maken van effectonderzoek (2005). • Strafrechtelijke interventies die voldoen aan vastgestelde criteria (2006).
Inzicht in de inhoud en effectiviteit van bestaande sanctiemodaliteiten
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van de activiteiten 1 tot en met 4
De behoefte aan jeugdcapaciteit en de beschikbare capaciteit redelijkerwijs met elkaar in evenwicht brengen. Zorgdragen voor voldoende personeel voor de geplande activiteiten
Uitbreiden capaciteit justitiële jeugdinrichtingen mede als gevolg van keteneffecten Aanpak personele vraagstuk JJI’s
VPMaatregel nummer Doelstelling
2007
2007
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Inventarisatie van strafrechtelijke interventies in Nederland en van effectieve strafrechtelijke interventies in het buitenland (literatuuronderzoek) (31-12-2004) 2. Een atlas (geüpdate) met een overzicht van het totale palet van strafrechtelijke interventies, beschreven volgens een vaste format (31-12-2004) 3. Evaluatieonderzoek van een aantal strafrechtelijke interventies (doorlopend) 4. Ontwikkeling (prototype) toetsingsinstrument erkenningsregeling (31-12-2003) 5. Monitoring ontwikkeling handboek voor (effect) evaluatieonderzoek (01-04-2004) 6. Ontwikkeling procedure voor standaardisering van certificering van alle strafrechtelijke interventies, die binnen het jeugdstrafrecht worden aangeboden (31-12-2004) 7. Instelling landelijke commissie van onafhankelijke deskundigen, die de aangeboden programma’s toetst op basis van de standaardprocedure (01-01-2005) 8. Opstellen randvoorwaarden (missie, visie, personeelsbeleid, integriteit van eigen programma’s) voor een kwaliteitszorgsysteem, als handreiking voor uitvoeringsorganisaties (01-04-2004)
1. Overleg met ketenpartners over de keteneffecten van de uitvoering Jeugd Terecht (01-08-2003) 2. Bijstellen van de prognoses (was: 01-09-2003; wordt doorlopend) 3. Onderzoek naar optimalisering benutting capaciteit JJI en onderzoek naar substituties (01-01-2005) 4. Uitvoering van de DJI-nota Investeren in personele zorg (doorlopend)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
1. 2. / 3. 4.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
1. 2. 3. 4. /
/
Stand per 1-7-2004
7. De commissie wordt op 1juni 2005 geïnstalleerd 8. Geïntegreerd in activiteit 4.
5. Concept is gereed
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
47
48
47
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Zo volledig mogelijk overzicht van effectieve nazorgprogramma’s (binnen- en buitenland), teneinde daaruit een keuze te kunnen maken voor de Nederlandse situatie
Inventariseren nazorgprogramma’s in binnen- en buitenland
(Nieuw tov 01-01-2004) Streefwaarde is dat alle formele belemmeringen zijn weggenomen en dat alle wettelijke mogelijkheden voor verplichte nazorg bij de uitvoeringsinstanties bekend zijn,
Mogelijk maken om verplichte nazorg op te leggen om daarmee resocialisatie te versterken
Onderzoek wettelijke mogelijkheden verplichte nazorg
VPMaatregel nummer Doelstelling
Was: 2004 Wordt: 2005
2005
Streefdatum realisatie doelstelling
1. benoeming van effectiviteitscriteria ten behoeve van de inventarisatie (31-122003) 2. inventarisatie van beschikbare effectieve nazorg programma’s, uitmondend in rapport. Literatuur- en internetstudie (01-07-2004) 3. inventarisatie van inhoudelijke en organisatorische knelpunten in de uitvoering van de nazorgactiviteiten (31-12-2003) 4. afspraken met betrokken (uitvoerings)instanties over uit het buitenland over te nemen effectieve nazorg programma’s (was: 01-07-2004; wordt: 31-122005)
1. inventarisatie van lacunes in de wetgeving gerelateerd aan doelgroepen (01-12-2004) 2. inventarisatie bij stake-holders in advisering, oplegging en uitvoering van nazorg over inhoudelijke en organisatorische knelpunten (01-12-2003) 3. Bij gebleken lacunes wetgeving aanpassen (31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
4. Moet wachten op voltooiing van activiteit 2
2. Gereed op 1november 2004
2. Bevindingen uit de eerste inventarisatieronde zijn besproken met relevante ketenpartners. Een plan voor verbetering is geformuleerd.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
48
50
49
(Nieuw tov 01-01-2004) er worden alleen gekwalificeerde programma’s gebruikt
Beoordelen van nieuwe nazorg programma’s op hun bijdrage aan het terugdringen van recidive of het tegengaan dan wel verminderen van een criminele carrière
(Gewijzigd tov 01-01-2004) beoordeling nazorgprogramma’s
Nulwaarde en streefwaarde: zie boven en voorts bedroeg in 2000 het aantal nazorgprogramma’s 233
Uitgaande van de beschikbaarheid (op termijn) van verschillende effectieve nazorgprogramma’s, moeten alle jongeren die daarvoor in aanmerking komen, nazorg kunnen ontvangen. Vraag en aanbod dienen daarbij goed op elkaar aan te sluiten (2006). Uitbreiding stapsgewijs en wel als volgt: • Voldoende capaciteit voor 750 zaken in 2003/2004 (I) • Voldoende capaciteit voor 1500 zaken in 2005 (II) • Voldoende capaciteit voor 4000 zaken in 2006 (III)
Geleidelijke uitbreiding capaciteit jeugdreclassering
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Een toetsingskader voor nazorg programma’s ontwerpen (31-12-2005) 2. Invoeren toetsingskader (31-12-2006)
1. Afronden maatregel 48 (01-05-2004) 2. Met de betrokken partijen in advisering en oplegging (RvdK, kinderrechters, OM) overleg voeren over knelpunten en oplossingsrichtingen in de huidige praktijk (01-05-2004) 3. Met de betrokken partijen vanuit detentie en maatregelen (JJI’s, internaten) overleg voeren over knelpunten en oplossingsrichtingen in de huidige praktijk (01-05-2004) 4. Overleg voeren met gemeenten (vanuit het lokale veiligheidsbeleid) en IPO (vanuit hun sturingsrol naar de Bureaus Jeugdzorg) (01-05-2004) 5. Afspraken met ketenpartners in advisering, verwijzing en instroom, vastgesteld in samenwerkingsovereenkomsten (01-12-2004) 6. uitbreiden capaciteit (I) (31-12-2004) 7. uitbreiden capaciteit (II) (31-12-2005) 8. uitbreiden capaciteit (III) (31-12-2006) 9. gebruik maken van toetsingskader (zie maatregel 50) (2005 zodra beschikbaar)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
1. 2. 3. 4. – 5. 6. 7. 8. 9.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Stand per 1-1-2004
6. De capaciteitsuitbreiding is in 2004 ook beschikbaar voor reguliere groei jeugdreclassering. De samenwerking tussen jeugdreclassering en justitiële jeugdinrichtingen leidt tot meer gebruik van nazorg
4. Activiteit 4 is vervallen. IPO wordt betrokken bij activiteit 5 (waarmee IPO kan worden betrokken in de afspraken). Gemeenten worden betrokken in arrondissementale platforms om daar afspraken over nazorg te maken.
1. Onderzoeksuitko msten naar buitenlandse programma’s zijn nog niet beschikbaar (maatregel 48). Deze worden naar verwachting op 1 november 2004 opgeleverd.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
49
54
52
(Nieuw tov 01-01-2004) Nulwaarde: verschillende instellingen gebruiken verschillende risico-taxatieinstrumenten. Streefwaarde 2006: verschillende instellingen gebruiken één basis risicotaxatie-instrument
Het beschikbaar krijgen van een doelgericht, uitvoerbaar en gestandaardiseerd instrument om risico’s en terugval in het oude gedrag te beoordelen met het oog op beslissingen over de straf/ maatregel, verlof, beëindiging van sanctie en nazorg.
Ontwikkelen en implementeren risicotaxatie instrument
(Nieuw tov 01-01-2004) Het dossier dat door jeugdreclassering is opgebouwd dient, voor zover van belang, beschikbaar te zijn voor de volwassenreclassering.
Continuïteit in begeleiding als de jeugdige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, door betere aansluiting van werkwijze tussen jeugdreclassering en volwassenreclassering zowel in werkwijze (methodiek van werken) als in concrete overdrachten en afstemmingen
Verbeteren aansluiting tussen jeugdreclassering en volwassenenreclassering
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Inventarisatie en analyse van de verschillende instrumenten (01-07-2004) 2. Expertmeetings (doorlopend 31-122006) 3. Opstellen en afstemmen van een concept risicotaxatie instrument en waarborgen van aansluiting op en afstemming met instrumenten voor (vroeg)signalering en screening (31-12-2006) 4. Landelijke invoering risicotaxatie instrument (31-12-2006) 5. Evaluatie (31-12-2006)
1. Een nieuw afstemmingsprotocol dat mede recht doet aan de Wet op de jeugdzorg die in 2005 wordt ingevoerd (01-07-2005) 2. Een evaluatie van het nieuwe afstemmingsprotocol (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
2. Najaar 2004 wordt een werkconferentie over signalering, screening en risicotaxatie georganiseerd
1. Op onderdelen, bijvoorbeeld rondom samenwerking met de Justitiële Jeugdinrichtingen, wordt al met de volwassenreclassering samengewerkt.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
50
55
(Nieuw tov 01-01-2004) • Nulwaarde: er is weinig informatie beschikbaar over de effectiviteit van preventieve programma’s gericht op voorkomen van problemen bij jeugd waaronder onder andere jeugdcriminaliteit • Streefwaarde: beoogd eindresultaat is dat preventieve programma’s gericht op voorkomen van problemen van jeugd, waaronder jeugdcriminaliteit, op een vergelijkbare wijze getoetst kunnen worden op hun effectiviteit. (31-12-2005)
• Preventieprogramma’s, gericht op jeugdcriminaliteit, op hun effectiviteit toetsen (2005) • Bevorderen van kennis over en het gebruik van getoetste effectieve preventieprogramma’s (2005 e.v.)
Toetsing preventieprogramma’s door auditcommissie
VPMaatregel nummer Doelstelling 2005
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Haalbaarheidonderzoek naar het opzetten van een effectiviteittoets (01-05-2004) 2. Blauwdruk werkwijze uitvoering effectiviteittoets en werkwijze auditcommissie (01-06-2004) 3. Onderbrengen effectiviteittoets (inclusief auditcommissie) bij onafhankelijke partij (01-09-2004) 4. Eerste toetsing door auditcommissie (01-03-2005) 5. Informatie over beoordeelde preventieprogramma’s is toegankelijk (01-032005) 6. Continuering van toetsingsactiviteiten van de auditcommissie en het toegankelijk maken van de resultaten (31-122005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. Op 1 juli 2004 is een conceptrapport opgeleverd. Op basis van de resultaten worden conclusies geformuleerd en wordt het vervolgtraject verder vormgegeven
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
51
56b
Het verder beteugelen van het voorhanden hebben en het in de handel brengen van wapens alsmede het vergemakkelijken van de opsporing en vervolging van verdachten
Uitbreiding bevoegdheden ter bestrijding van illegaal wapenbezit
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 3.3 Urgentiegebieden
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
Activiteitenopzet gewijzigd tov 01-01-2004 1. Tussenevaluatie preventief fouilleren (30-06-2004) 2. Verkenning uitbreiding preventief fouilleren obv uitkomsten/aanbevelingen tussentijdse evaluatie (31-122004) 3. Bepalen van kabinetsstandpunt omtrent verkennend onderzoek (31-03-2005) 4. (Evt) start van wetgevingstraject (31-12-2006)
Verrichten van evaluatieonderzoek naar de noodzaak van aanvullende bevoegdheden
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
2. Interdepartementale verkenning nadert afronding. De Tweede Kamer zal daaropvolgend geinformeerd worden over de verkenning «uitbreiding preventief fouilleren» en het standpunt van het kabinet daaromtrent ontvangen.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
52
61
58
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Vergroting effectiviteit opsporing (in termen van pakkans)
Uitvoering pilot toepasbaarheid burgernet
Nulwaarde en streefwaarde: alle korpsen hebben de beschikking over een electronische aangiftevoorziening
Vergroting aangiftebereidheid van burgers, klanttevredenheid en efficiëntie organisatie en bedrijfsvoering politie
Verbetering en verruiming aangiftemogelijkheid burgers
VPMaatregel nummer Doelstelling
31-12-2004
2005
Streefdatum realisatie doelstelling
Paragraaf 4.1 Politie en Opsporing
1. Uitvoering pilot burgernet in regio Utrecht (start 01-10-2003) 2. Evaluatie van pilot om bredere toepasbaarheid te bezien (start 01-10-2004)
1. Onderzoek doen naar huidige aangiftevoorzieningen binnen korpsen (01-07-2003) 2. Onderzoek doen naar wensen van de burger (01-05-2003) 3. Vaststelling uniforme eisen basispakket aangiftevoorzieningen op basis van voorstellen van korpsen (01-12-2003) 4. Ontwikkeling van elektronische aangiftevoorziening c.a. ontwikkelen en implementeren bij korpsen (01-11-2003) 5. Gefaseerde implementatie van basispakket (01-01-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. Op 14 mei 2004 is volgens de bijgestelde planning officieel het startschot gegeven voor de pilot. Het Burgernetsysteem werd opgeleverd. In de eerste week van juni 2004 waren ruim 1500 aanmeldingen van burgers voor deelname aan Burgernet ontvangen en geregistreerd. Gerekend naar het benodigde aantal van 400 deelnemers binnen een tijdsbestek van maximaal drie maanden, is deze doelstelling in de pilotfase ruimschoots gehaald. De pilot duurt tot 13mei 2005. 2. In november 2004 wordt een tussenrapportage van het onderzoek Burgernet Landelijk verwacht. Evaluatie van de pilot alsmede de rapportage onderzoek Burgernet Landelijk is in februari 2005 voorzien. Aansluitend zal besluitvorming ten aanzien van landelijke invoering van Burgernet plaatsvinden
4. Zie onder punt 5 5. Internetaangifte is technisch gereed en imiddels bij ongeveer de helft van de korpsen geïmplementeerd. De andere helft volgt in de tweede helft van het jaar. Met betrekking tot aangifte op locatie, dit jaar zal een aantal Internet-zuilen beschikbaar komen waarmee bij wijze van experiment op een aantal stations aangifte kan worden gedaan. Telefonische aangifte wordt dit jaar technisch verder ontwikkeld. Implementatie hiervan vindt plaats in de loop van 2005.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
53
63
62
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van DNA-onderzoek met als doel de opsporing en vervolging van strafbare feiten te vergemakkelijken
Verruiming toepassingsmogelijkheden DNA-onderzoek
Nulwaarde en streefwaarden: afhankelijk van op te stellen programma
Vergroting kwaliteit en effectiviteit van de opsporing in het algemeen
Versterking professionaliteit recherche
VPMaatregel nummer Doelstelling 31-12-2007
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Implementatie van de wet van 5 juli 2001 die de mogelijkheden heeft verruimd van DNA-onderzoek bij verdachten (01-12-2003) 2. Wetsvoorstel DNA onderzoek naar uiterlijk waarneembare persoonskenmerken van de onbekende verdachte (01-09-2003) 3. Wetsvoorstel voor DNA onderzoek bij veroordeelden (iwtr: 1-04-2004)
1. Deskundigheidsbevordering via onderwijs (doorlopend) 2. Ontwikkeling loopbaanbeleid rechercheurs met als eerste stap het opstellen van een functiegebouw (01-01-2004) 3. Invoeren van gestandaardiseerde en gevalideerde producten (t.b.v. versterking en standaardisering van het opsporings- en informatieproces) (doorlopend) 4. Ontwikkelen van een landelijke sporendatabank (t.b.v. forensisch – technisch onderzoek) (doorlopend) 5. Opstellen van programma voor de aanpak van de kwaliteitsverbetering 2004–2007 (was: 01-01-2004; wordt 01-05-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
3. Betrokken ketenpartners nemen deel aan het implementatieproject voor de invoering van de wet. Thans wordt de laatste hand gelegd aan het «masterplan». De voorbereidingen voor de uitvoering van de wet zijn in volle gang. Op 14september 2004 is het wetsvoorstel in de EK aangenomen. De wet zal begin 2005 in werking treden. Over het implementatieplan zal het parlement binnenkort geïnformeerd worden.
2. De concepteindrapportage ligt ter besluitvorming bij de beraden en het CGOP. In het najaar van 2004 zal hierover het formele besluit worden genomen en volgt publicatie in de Staatscourant. Met het feitelijk gebruik van het functiegebouw is al gestart.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
54
64
Het adequaat laten meewegen van criminele antecedenten bij het bepalen van het verblijfsrecht van vreemdelingen in Nederland
Implementatie werkwijze Vreemdeling in de strafrechtketen (VRIS) in alle regiokorpsen
VPMaatregel nummer Doelstelling 2003–2004
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Koppeling van de strafrechtsketen aan de Vreemdelingenketen met behulp van de een in een protocol vastgelegde werkwijze 2. Koppeling van de strafrechtsketen aan de Vreemdelingenketen met behulp van ondersteunende informatiseringssystemen
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. 02-02-03 gereed (Het protocol wordt sindsdien geregeld aangepast aan de zich voorgedaan hebbende omstandigheden). De VRIS-werkgroep zal de komende periode weer bijeen komen voor het verder concretiseren van de werkwijze, het oplossen van knelpunten en het uitvoeren van een nieuwe VRIS-monitor. De Kamer zal begin 2005 in een afzonderlijke rapportage geïnformeerd worden over de stand van zaken van VRIS. 2. Informatiseringsaanpassingen gepland voor september 2004 en de eerste helft van 2005. Het rapport Informatie-analyse voor de koppeling van VIP met de BVV is van positief advies voorzien door de VRISwerkgroep en goedgekeurd door de opdrachtgevers. Thans loopt de fase van ontwerp en bouw. Het doel is om de koppeling in het eerste kwartaal van 2005 operationeel te hebben. Hiermee zal verificatie van persoonsgegevens door strafrechtketen bij vreemdelingenketen mogelijk zijn.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
55
66
Nulwaarde en streefwaarde: het instrument MTV bestaat sinds 1994. Het MTV is in 2001 in opdracht van het WODC geëvalueerd. Deze evaluatie is in mei 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden. Op basis van de evaluatie is in de terugkeernota van 21 november 2003 een aantal maatregelen aangekondigd voor een effectievere inzet van het middel MTV. In de terugkeer nota is aangekondigd dat in 2004 een aanvang zou worden genomen met de aangekondigde maatregelen. Naar verwachting zal eind 2005 het effect van de genomen maatregelen zichtbaar worden.
Het in een zo vroeg mogelijk stadium voorkomen, ontdekken en tegengaan van illegaal binnenkomst van vreemdelingen die illegaal verblijf in Nederland beogen
Intensivering operationeel vreemdelingentoezicht (MTV)
VPMaatregel nummer Doelstelling 2003/2004
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Verbetering van de effectiviteit en resultaatsgerichtheid van het MTV 2. Steekproefsgewijs uitvoeren van controle rond de grensovergangen met Duitsland en Belgie
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. a. Recherchematige inzet, informatiesturing, -verzameling en -uitwisselingProject @MIGO (Mobiel Informatie Gestuurd Optreden), zal naar verwachting in november 2004 starten voor de periode van een half jaar. b. Controles op uitreizend personenverkeer Conform de Terugkeernota zal een pilot met controles op uitreis op korte termijn worden gestart. Deze pilot wordt gecombineerd met het project @MIGO. c. Bevoegdheid tot inbewaringstelling (IBS) De projectvoorbereidingsfase van de invoering van de bevoegdheid IBS is vrijwel afgerond. Een groot aantal HOvJ’s van de KMar zijn reeds opgeleid om de bevoegdheid te kunnen toepassen. Momenteel wordt de bevoegdheid reeds op beperkte schaal toegepast. De invoering van het project zal de komende periode gefaseerd worden ingevoerd. De uitvoering van de subactiviteiten heeft ongeveer een half jaar vertraging opgelopen. Hierdoor zal de realisatie datum van 31december 2004 niet gehaald worden. Ondanks deze vertraging wordt vooralsnog aangenomen dat eind 2005 het effect van het pakket van maatregelen zichtbaar zal zijn. 2. Is een continu proces.
Het betreft hier een pakket van maatregelen, dat een onderlinge samenhang kent. Naar verwachting zal eind 2005 het effect van de genomen maatregelen zichtbaar worden. Bij de beoordeling van het uiteindelijke effect moet deze onderlinge samenhang in ogenschouw worden genomen.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
56
73
71
Met behulp van het wetsvoorstel Versterking bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie het onder meer versterken van de bevoegdheid van de Minister van BZK ten aanzien van het beheer van de politie
Uitbreiden beheersrol minister van BZK
Nulwaarde en streefwaarde: komen gezien de veelomvattendheid en voor zover van toepassing tot uitdrukking in diverse ICT-projecten
2. Realisatie van een geïntegreerde landelijke ICT-infrastructuur voor de politie en ketenpartners
1. Realisatie gemeenschappelijke informatie-architectuur politie: – het tot stand brengen van een informatiehuishouding; – de ontwikkeling van een verzameling gemeenschappelijke ICT-voorzieningen, zowel applicaties (Politie Suite) als technische infrastructuur (Nutsvoorziening); – de realisatie van rekencentra (Verzorgingsgebieden); – de vormgeving van het regionale informatiemanagement; – de oprichting van publiekrechtelijke rechtspersonen als opvolger van de coöperaties.
Realisatie gemeenschappelijke informatiearchitectuur politie Realisatie geïntegreerde Landelijke ICT-infrastructuur veiligheidspartners (LICTIV)
VPMaatregel nummer Doelstelling
31-12-2004
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
Indiening wetsvoorstel Versterking bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie
2. Realisatie van een geïntegreerde landelijke ICT-infrastructuur voor de politie en ketenpartners. a. het vaststellen van niveaus van beveiliging voor een geintegreerde landelijke ICT-infrastructuur voor de politie en veiligheidspartners (01-122003) b. uitrol Nutsvoorziening Politie als basis voor Nutsvoorziening OOV (01-03-2005) c. onderzoek Brandweer op Nutsvoorziening OOV 01-12-2003) d. het vaststellen van kaders voor het concept van een gemeenschappelijke Nutsvoorziening en ICT-basisvoorziening voor OOV en de veiligheidspartners (continu)
1. Realisatie gemeenschappelijke informatie-architectuur politie a. Financieren van de Regieraad ICT Politie en het bewaken van de besteding hiervan in een planning/control-cyclus (continu) b. Stellen van politiek/bestuurlijke prioriteiten op basis van het Veiligheidsprogramma in een Kaderbrief ICT Politie (01-07-2003) c. Opstellen wetsvoorstel samenwerkingsvoorzieningen (exclusief het vervolgtraject) (01-05-2003)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
2a 2b 2c 2d
1a 1b 1c
/©
Stand per 1-1-2004
2a 2b 2c 2d
1a 1b 1c
Stand per 1-7-2004
Advies van de Raad van State is later ontvangen dan verwacht. Indiening wetsvoorstel (TK 2003–2004, 29704) bij de Tweede Kamer heeft op 22 juli 2004 plaatsgevonden.
2b De Nutsvoorziening Politie wordt eind tweede kwartaal 2005 opgeleverd.
1b De Kaderbrief ICT Politie inzake de begrotingen voor 2006 zal voor 1februari 2005 worden verzonden 1c Het wetsvoorstel is, na de verwerking van het advies van de Raad van State, op 22 juli 2004 aangeboden aan de Tweede kamer. De inwerkingtreding op 1 januari 2005 is onzeker
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
57
77
75
Nulwaarde en streefwaarde: PM
(Nieuw tov 01-01-2004) Beter inzicht in de administratieve lasten van de politie veroorzaakt door wet- en regelgeving en opvolgend, waar mogelijk deze administratieve lasten verminderen.
Vermindering van administratieve lasten ten gunste van meer executieve taken
Interdepartementaal Beleidsonderzoek administratieve lasten politie
Nulwaarde en streefwaarde: was PM; wordt nvt.
Vergroting van flexibiliteit en effectiviteit van politie-inzet door opheffen knelpunten in ATW
Opheffen knelpunten arbeidstijdenwet Politie
VPMaatregel nummer Doelstelling
2004 evj
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Interviews met velddeskundigen voor vaststelling knelpunten (start 01-112002; eind 01-08-2003) 2. Expertmeetings (01-03-2003–01-04-2003) 3. Werkbezoek aan vier representatieve korpsen (01-05-2003–01-06-2003) 4. Eindrapportage (01-08-2003) 5. Kabinetstandpunt (01-10-2003) 6. Evt. maatregelen naar aanleiding van kabinetsstandpunt (2004 evj)
1. Inventarisatieonderzoek knelpunten ATW (01-12-2003) 2. Eventuele maatregelen ter opheffing van knelpunten
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Rapport «Minder regels, meer blauw» is op 28januari 2004 vergezeld van het standpunt van het kabinet gezonden naar de Tweede Kamer (TK 2003–2004, 29408, nr. 1)
1. In het kader van kennisverbreding en aandacht voor het thema arbeidstijdenwet is een nieuwe brochure inzake de ATW uitgebracht. Deze brochure is uitgezet bij de korpsen. 2. Er worden activiteiten in kaart gebracht die blijvende aandacht beogen voor het onderwerp arbeidstijden bij de korpsen. Als resultante daarvan zal een plan van aanpak worden opgesteld. Dit zal zijn beslag krijgen in het derde kwartaal van 2004
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
58
81
79
78
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van nieuwe systematiek
Bezien hoe het BVS beter kan aansluiten bij de ontwikkelingen van de (relatieve) veiligheidssituatie
Aanpassen budget verdeel systeem (BVS)
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Vergroting van de inzet van politie op haar kerntaken.
Overdracht algemene hulpverleningstaken politie (beperking hulpverlening tot noodhulp)
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van activiteiten
Invoering nieuw samenhangend stelsel van politieonderwijs en een adequaat loopbaanbeleid in korpsen gericht op specialisten en leidinggevenden
Opleidingen en loopbaanbeleid politie (vernieuwing politieonderwijs, personeelsarrangementen, professionalisering loopbaanbeleid)
VPMaatregel nummer Doelstelling
2005 (realisatie) 2007 (invoering)
2006
31-12-2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Opzetten van het project voor aanpassing BVS (01-10-2003) 2. Evalueren huidig Budget Verdeelsysteem (was: 01-03-2004; wordt PM) 3. Bestuurlijk-politieke besluitvorming (was: 01-10-2004; wordt PM) 4. Effectueren van de uitkomst van de besluitvorming (was: 01-10-2004; wordt PM) 5. Migreren naar de nieuwe budgetverdeling (31-12-2006) 6. Verdeling budget conform nieuwe verdeelsystematiek (31-12-2007)
1. Sluiten van convenant door politie met GGZ (01-01-2003) 2. Maken van afspraken met G30 voor het GSB verlengingsjaar 2004 over maatschappelijke opvang (01-08-2003) 3. Maken van afspraken met de G30 voor de nieuwe convenantsperiode GSB III (31-12-2005) 4. Maken van afspraken met overige zorginstellingen
1. Implementatie nieuw samenhangend stelsel van politieonderwijs en vaststellen bekostiging en besturing van het nieuwe politieonderwijs (vanaf1999) 2. Uitwerken plan van aanpak gericht op een meer flexibel functionerend LSOP (vanaf 01-02-2003) 3. Uitrol nieuw politieonderwijs via projectinhoudelijke aanpak (was 31-12-2006; wordt 31-12-2005) 4. Ontwikkeling loopbaanbeleid (start 01-07-2003)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6.
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
2. Minister van BZK heeft de evaluatie en het advies van de stuurgroep Evaluatie en Herziening BVS ontvangen. Naar aanleiding van de evaluatie is besloten om een vervolgonderzoek te starten. Dit onderzoek start in het najaar 2004. 3. Omdat eerder niet voorzien was in een nader vervolgonderzoek kan deze fase pas starten op 1 juni 2005. 4. Omdat eerder niet voorzien was in een nader vervolgonderzoek kan deze fase pas starten op 1 juni 2005
3. Convenanten GSB worden in januari 2005 ondertekend 4. Brief d.d. 15juli 2004 over kerntaken politie is naar de TK gezonden (TK 2003–2004, 29628, nr 4). Gemeenten, korpsen, OM zijn per brief over notitie geinformeerd. Uitvoering wordt ter hand genomen; wijze wordt nader uitgewerkt
1. Bekostiging op basis van jaarlijkse instroom van 2000 studenten is in 2004 vastgesteld i.o.m. LSOP. Medio 2005 is de AMVB mbt besturing en bekostiging afgerond. 2. LSOP geeft volgens planning invulling aan het plan van aanpak. LSOPdient in 2007 te zijn ingericht op jaarlijkse instroom van 2000 studenten. Jaarlijks wordt stand van zaken besproken in convenantgesprek. 3. Bijsturing vindt vanaf eind 2004 plaats via programmadirecteur «evaluatie en ijking». Het nieuwe politieonderwijs is in 2006 geheel geïmplementeerd. Dan vindt ook de evaluatie plaats. Eind 2004 wordt het evaluatiekader vastgesteld in overleg met programmadirecteur. 4. De pilot functieraster Opsporing is medio 2004 afgerond. Besluitvorming in CGOP eind 2004. Vanaf 2e helft 2004 verbreding naar overige domeinen met aanbesteding aan bureau. Parallel ontwikkeling uniform functiegebouw Nederlandse politie. Einddatum implementatietraject 2007.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
59
83
Nulwaarde en streefwaarde: vergelijken resultaten van alle politieregio’s
Publiekelijk en periodiek bekend maken en vergelijken van de behaalde resultaten van politieregio’s
Periodiek publiceren van vergelijkende resultaten politieregio’s
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling 1. het benaderen van verschillende instanties voor het ontsluiten van gegevensverzamelingen (01-01-2004) 2. Overleggen over vorm, inhoud en kwaliteit en periodiciteit van gewenste gegevens (01-01-2004) 3. Het formeel aanschrijven van instanties (01-01-2004) 4. Het opslaan en beschikbaar stellen van gegevens (jaarlijks)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. voltooid 2. Enkele afspraken die conform de convenanten in 2003 moesten worden gemaakt staan nog open. Voor intensivering vreemdelingentoezicht komen er twee indicatoren. De verwachting is dat in 2004 afspraken met de korpsen zullen worden gemaakt en dat over 2005 concrete informatieverzameling plaatsvindt met betrekking tot de beide indicatoren. Voor de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening van het Landelijk telefoonnummer Politie wordt binnenkort een onderzoek gestart. Wel zijn steekproefgegevens beschikbaar m.b.t. tijdig reageren op de oproepen. Voor Internationale rechtshulpverzoeken ligt het voortouw bij Justitie. 3. voltooid 4. Gegevens zijn beschikbaar over: – verdachten met pv naar OM – het ziekteverzuimpercentage obv opgave korpsengegevens over beschikbaarheid politie (PMB) – gegevens over de mate waarin men tevreden is over optreden politie bij laatste contact (PMB) Er zijn plannen beschikbaar hoe korpsen hun doelmatigheid willen verbeteren. In oktober zal (voor zover beschikbaar) in Kerngegevens 2004 aandacht worden besteed aan de indicatoren uit het LKNP
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
60
85
Nulwaarde: PM (kwalitatief en kwantitatief) Streefwaarde: PM (kwalitatief en kwantitatief)
Tijdige en adequate reactie op rechtshulpverzoeken uit het buitenland
Internationale rechtshulpverzoeken
VPMaatregel nummer Doelstelling 2006
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Optimaliseren van managementinformatiesysteem LURIS II (continu) 2. Opstellen van kwantitatieve en kwalititatieve normen voor afdoening van rechtshulpverzoeken (01-06-2004) 3. Ontwikkelen van verdeelinstrument voor budgettering van Internationale rechtshulpcentra (01-06-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. Op 10 juli 2004 wordt de nieuwe release LURIS 3.0 in gebruik genomen. De invoering van het digitale archief Zylab zal in de tweede helft van 2004 volgen. 2. Bij brief van 1 juni 2004 heeft het College van PG’s voorlopige afdoeningsnormen vastgesteld voor het afhandelen van rechtshulpverzoeken. Het betreffen voorlopige normen o.a. vanwege het feit dat het LURIS-systeem nog onvoldoende managementinformatie kan leveren. 3. In verband met de ophanging van de IRC’s aan de bovenregionale teams (BRT’s) en als gevolg daarvan de terugbrenging van 8 IRC’s naar 6 IRC’s, is het nog niet mogelijk gebleken een verdeelinstrument voor budgettering vast te stellen. Wel is verder gewerkt aan het vaststellen van sturingsnormen. Het College van PG’s dient deze normen vast te stellen. De door de Regiegroep ingestelde werkgroepen werken verder aan de ontwikkeling van een verdeelinstrument voor budgettering.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
61
87
86
Nulwaarde en streefwaarde: daling van 44000 kantonzaken en 21000 rechtbankzaken
Vergroten van de doelmatigheid in de Justitieketen en werklastvermindering van de rechtsprekende macht
Meer en executabele OM-afdoening
Nulwaarde: aantal misdrijfzaken over 2002 Streefwaarde: aantal misdrijfzaken over 2002 + 40 000 in 2006 Nulwaarde: aantal boetes en transacties uit staandehoudingen over 2002 Streefwaarde: aantal boetes en transacties uit staandehoudingen over 2002 + 180 000 in 2006
De adequate verwerking van de extra instroom als gevolg van het landelijk kader van de politie
Keteneffecten voor de Justitieketen als gevolg van de intensivering van de handhaving en van het toezicht in de publieke ruimte
VPMaatregel nummer Doelstelling
2005
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
Paragraaf 4.2 Vervolging en afdoening
Wetsvoorstel OM-afdoeningen (01-03-2005)
1. Verwerking van 40000 extra misdrijfzaken 2. Verwerking van 180000 uit staandehoudingen voortkomende boetes en transacties
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Advies van de Raad van State is vertraagd; gestreefd wordt naar indiening in oktober 2004 bij de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding blijft gehandhaafd op 1 maart 2005
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
62
89
88
Nulwaarde en streefwaarde: beschikbaarheid van instrument
Stelselmatige en vroegtijdige screening en indicatiestelling bij inverzekeringstelling, opdat in een vroeg stadium als onderdeel van strafrechtsketenbrede risicoanalyse een efficiënte en effectieve aanpak door het OM kan worden gekozen
Invoeren quick scan bij inverzekeringstelling
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van de ultimo 2004 te ontwikkelen maatregelen
Verhoging van de effectiviteit van de sanctie door versterking van de rol van het OM in de executiefase, zodat het OM in staat is tijdige, volledige en juiste, juridische beslissingen te nemen
Versterking rol OM bij executie
VPMaatregel nummer Doelstelling
2005
2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. prototype is gereed (01-12-2003) 2. Implementatieplan gereed (01-07-2004) 3. Implementatie van start (01-07-2004)
1. Uitvoering van een operational audit naar de executie van taakstraffen (was: 01-09-2003; wordt: 01-03-2004) 2. Verbreding van de uitkomsten van de audit naar de andere executieterreinen (was: 01-12-2003; wordt: 01-06-2004) 3. Formulering van maatregelen ter versterking van de organisatie van het OM in executiefase (was: 01-03-2004; wordt: 01-10-2004) 4. Invoering van de maatregelen, landelijk en lokaal, waaronder inrichting van werkprocessen i.o.m. ketenpartners, automatisering (was: 01-12-2005; wordt: 31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. Het concept instrument quick scan is opgeleverd 2. Het implementatieplan heeft vertraging opgelopen door uitstel van de pilots in verband met validerings- en betrouwbaarheidsonderzoek en een aangepaste inrichting van de pilots. Het implementatieplan is uiterlijk 30september gereed 3. Per 1september starten in drie arrondissementen pilots met de quick scan, opdat het instrument kan worden getoetst op bruikbaarheid en betrouwbaarheid. De resultaten van de pilots worden in december 2004 verwacht.Mede op basis van de resultaten van de pilots wordt de quick scan, zo nodig, aangepast. De quick scan wordt naar verwachting voorjaar 2005 landelijk ingevoerd.
2. In juni 2004 heeft het auditcommittee OM ingestemd met een vervolgaudit, gericht op andere executieprocessen dan taakstraffen (geldboetes, OM-geldsomtransacties, lopende vrijheidsstraffen en schadevergoedingsmaatregelen). De audit wordt in de zomermaanden uitgevoerd. De conclusies en aanbevelingen dienen als «bouwstenen» voor het project «Versterking executie» (zie onder 3) 3. Eind juni 2004 is een projectgroep van start gegaan onder leiding van een Hoofdofficier, die onderzoekt hoe de rol van het OM bij de executie van sancties kan worden versterkt en de kans dat sancties gedurende het executieproces verloren gaan wordt geminimaliseerd. Eind 2004 zal de projectgroep aanbevelingen hiertoe doen, die worden ingebracht in het project «Het OM verandert» (zie 4) 4. Met het programmabureau van «Het OM verandert» is afgesproken dat de implementatie van de aanbevelingen als genoemd onder 3 plaatsvindt in m.n. de deelprojecten «Geografisch georiënteerde eenheden» en «Centrale verwerkingseenheid»
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
63
96
95
92
91
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van plan van aanpak
Efficiëntieverbetering transport gedetineerden van en naar voorgeleiding en zitting met als gevolg minder aanhoudingen bij strafzaken
Efficiencyverbetering transport gedetineerden
Nul- en streefwaarde: PM
Het verminderen van het aantal nietigverklaringen van de dagvaarding
Aanpassing betekeningsregeling
Nulwaarde en streefwaarde: nvt
Opheffen knelpunten regionale samenwerking tussen justitieorganisaties in de strafrechtsketen
Onderzoek naar aard en oorzaak van belemmeringen in de aansturing en financiering van de ketenpartners die praktische samenwerking in de weg staan
Optimalisatie van afstemming en samenwerking tussen de lokale justitiële organisaties
Verdere uitbouw van de Arrondisementale Justitiële Beraden
VPMaatregel nummer Doelstelling
PM
2005
2006
2005
Streefdatum realisatie doelstelling
1. inventarisatie van mogelijkheden voor verbetering in transport 2. Nav (1) opstellen van plan van aanpak
Wetsvoorstel Herziening Betekeningsvoorschriften (beoogde iwtr 01-07-2005)
1. Inventarisatie knelpunten (01-03-2003) 2. Werken aan opheffen van geïnventariseerde knelpunten (31-12-2006) • het vereenvoudigen en het procesmatig afstemmen van stappen in planning en control procedures • het wegnemen van een aantal specifieke problemen met outputsturing en het formuleren van generieke eisen waaraan outputsturing in de keten moet voldoen • het vinden van een verstandige vertaling en gebruik van begrippen op de «koppelvlakken» tussen de partners • het op centraal niveau ontwikkelen en gebruiken van een probleemgeoriënteerde verzameling van begrippen, terwijl op lokaal niveau bruikbare oplossingen moeten worden gevonden voor het in beeld krijgen van de productie bij de naast gelegen ketenpartner
1. Verdere uitbouw van AJB’s (continu) 2. Bindende afspraken over inzet van deelnemende organisaties aan AJB (31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
©/
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Over de uitkomsten van de inventarisatie en de terzake gedane aanbevelingen zal de minister van Justitie overleg voeren met het College van Procureurs-generaal
Advies van de Raad van State ontvangen; indiening van het wetsvoorstel is voorzien in september 2004
1. 2. Door tussentijdse toetsing is aan een tweetal arrondissementen de inventarisatie geactualiseerd en aangevuld. Een werkschema is opgesteld (een tijdsplanning met tussenstappen kan – mede als gevolg van de verschillende fasen waarin de onderdelen van het werkplan verkeren – onmogelijk worden gegeven). Getracht wordt medio 2005 tot een afrondende rapportage te komen.
1. Het programma «Versterking regionalisering» is omgedoopt tot «Versterking samenwerking in de regio»
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
64
103
100
97
Nulwaarde en streefwaarde: nvt
Bezien mogelijkheden afschaffing aanwezigheidseis voor minderjarigen bij jeugdstrafzaken
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Verkorting van doorlooptijd in strafzaken
Terugdringen van aanhoudingen voor onbepaalde tijd met in persoon betekende dagvaarding
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van resultaten van de pilots
Telehoren van verdachten in het strafrecht wettelijk mogelijk maken
Invoering telehoren in strafzaken
VPMaatregel nummer Doelstelling
01-03-2005
2004
01-01-2007
Streefdatum realisatie doelstelling
Wetsvoorstel n.a.v. evaluaties Penitentiaire Beginselenwet c.a. (beoogde iwtr. 01-03-2005)
1. Ontwikkelen van een beleidsinhoudelijk kader in overleg met de sectorvoorzitters straf van de gerechten. Kader moet handvatten bieden wanneer en in welk geval een zaak voor onbepaalde dan wel bepaalde tijd kan worden aangehouden (01-06-2004) 2. Implementeren beleidsinhoudelijk kader (01-12-2004)
1. Voorbereiden wetsvoorstel 2. Start van pilot in 2 arrondissementen 3. Evt. invoering van telehoren
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
1. © / 2. 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
1. © / 2. 3.
Stand per 1-7-2004
Nav verslag TK van 23 maart 2004 is spoedadvies gevraagd aan de Raad van State. Het spoedadvies is inmiddels ontvangen en verwerkt. De nota van wijziging wordt in september 2004 aan de Tweede Kamer gezonden. De beoogde datum van inwerkingtreding blijft gehandhaafd
1. Het terugdringen van het aantal aanhoudingen voor onbepaalde tijd is gekoppeld aan het project OM-ZM dat onderdeel is van het sectorprogramma straf. Dit project verkeert momenteel nog in de verkennende fase. Er is een enquête gehouden onder alle gerechten en parketten. Op basis van de informatie uit de enquête zijn en worden een aantal gerechten bezocht waar goede methoden zijn gevonden om de afstemming tussen OM en ZM te verbeteren. Op basis van al deze informatie zal het project waarschijnlijk komen met een aanhoudingenprotocol waar het terugdringen van het aantal aanhoudingen voor onbepaalde tijd een onderdeel van kan zijn. 2. Deze activiteit kan pas starten als activiteit 1 is afgerond
1. Advies Raad van State is ontvangen op 6 september 2004. Iindiening bij de Tweede Kamer zal plaatsvinden in oktober 2004 2. De uitvoering kan pas plaatsvinden als het wetsvoorstel wet is geworden. Voorbereiding en uitvoering van activiteit 2 zijn door een bezwaar vanuit de advocatuur, wegens het ontbreken van een wettelijke basis, uitgesteld 3. De uitvoering kan pas plaatsvinden als het wetsvoorstel wet is geworden
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
65
104
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Het verminderen van het aantal appèlzaken waarin zonder noodzaak beslissingen worden overgedaan
Bezien mogelijkheden versterking van het voortbouwende aspect van de appelbehandeling
VPMaatregel nummer Doelstelling 01-01-2006
Streefdatum realisatie doelstelling Wetsvoorstel stroomlijning van de procedure in hoger beroep (beoogde iwtr. 01-01-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
Stand per 1-7-2004
Het wetsvoorstel wordt aangepast naar aanleiding van de ontvangen adviezen en zal vervolgens na instemming van de minister van Justitie aan de ICCW van 13 oktober 2004 ter behandeling worden aangeboden.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
66
106
105
Nulwaarde: 0 Streefwaarde: 1000
Eindresultaat: 1000 plaatsen
Meerpersoons celgebruik bij penitentiaire inrichtingen
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Eindresultaat: Rekening houdend met detentieduur, fase van vrijheidsbeneming en doelgroep, eenvoudigere en goedkopere plaatsen realiseren door wijziging PM en implementatie in HvB’s en gevangenissen
Eenvoudigere en goedkopere capaciteit
VPMaatregel nummer Doelstelling
Paragraaf 4.3 Sanctietoepassing
01-01-2005
2008
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Wetsvoorstel in TK is ingediend (01-05-2003) 2. Aanpassing Penitentiaire beginselenwet is in werking getreden (01-01-2005) 3. 200 plaatsen gerealiseerd (01-06-2003) 4. 300 plaatsen gerealiseerd (01-01-2004) 5. 1000 plaatsen gerealiseerd (01-01-2005)
1. Wijziging Penitentiaire maatregel gereed (01-10-2003) 2. Opstellen plan gereed (vanaf01-01-2004) 3. Implementatie van start gegaan (01-12-2003)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. © / 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. Wetsvoorstel (TK 2003–2004, 28979) is op 6 juli 2004 door de Eerste Kamer aanvaard 2. Na publicatie in het Staatsblad treedt de wetswijziging in werking (Stb. 2004, 350, iwtr. 13 september 2004) 3. In de voorbereidende fase op basis van vrijwilligheid 4. In de voorbereidende fase op basis van vrijwilligheid 5. Nu de wet in werking is getreden wordt hieraan uitvoering gegeven.
3. Het medezeggenschapstraject is afgerond. Er wordt nu gestart met de implementatie
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
67
108
107
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Eindresultaat: nog nader te bepalen aantal van doorstromingen uit de huizen van bewaring van in eerste aanleg veroordeelden
Doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden
Nulwaarde en streefwaarde: behoefte aan capaciteit is met -/200 plaatsen afgenomen
Eindresultaat: de behoefte aan capaciteit is afgenomen met 200 plaatsen gemiddeld (op jaarbasis) in 2004
Elektronische detentie (ED) i.p.v. korte vrijheidsstraffen
VPMaatregel nummer Doelstelling
01-01-2005
01-01-2005
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Wetsvoorstel TK is ingediend (15-032004)) 2. Implementatieplan is gereed (01-012005)
1. Wetsvoorstel TK is ingediend (01-032005) 2. Implementatieplan voor eerdere start is gereed (01-05-2003) 3. Circulaire gereed (voor 01-08-2003) 4. Bepaalde categorieën zijn voortijdig van start gegaan (01-10-2003) 5. Wet in werking getreden (01-07-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op de nul- en streefwaarden: deze maatregel levert geen resultaat in directe plaatsen op. Effectuering van de maatregel draagt bij tot een verkorting van het verblijf in een HvB en een betere doorstroming. De HvB-capaciteit komt daarmee sneller beschikbaar voor de beoogde doelgroep.
1. Wetsvoorstel (TK 2003–2004, 29 519) ligt bij de Tweede Kamer. Het verslag is vastgesteld. Nota n.a.v. verslag wordt dit najaar aan de Tweede Kamer verzonden. Beoogde inwerkingtreding ca. 1 juli 2005 2. Implementatieplan is in voorbereiding
1. De beleidsvisie die nodig is voor het wetsvoorstel is in maart 2004 door de Stuurgroep MST vastgesteld. Door een werkgroep (met daarin vertegenwoordigers van ZM, OM, DJI, reclassering en ministerie van Justitie) wordt onder andere nader uitgewerkt of ED als executiemodaliteit moet worden ingezet of als door de rechter op te leggen sanctiemodaliteit. Uiterlijk 1 maart 2005 moet dat leiden tot besluitvorming over de wijze waarop ED en ET in het sanctiestelsel worden ingezet. 4. Er is van start gegaan op 15 november 2003. Per 1 juli 2004 waren 207 personen onderworpen aan ED. Vanaf de start hebben reeds 1143 personen ED ondergaan (peildatum: 1 juli 2004) met een slagingspercentage van 94%. De pilot wordt geëvalueerd. De onderzoeksresultaten komen eind 2004 beschikbaar. Vanaf augustus 2004 wordt het mogelijk 100 personen meer te onderwerpen aan ED. Deze 100 extra plaatsen worden onder meer gereserveerd om als noodventiel geweldsdelinquenten die niet aan de IVOcriteria voldoen ED te doen ondergaan (beantwoording schriftelijke vragen over Jaarverslag Justitie 2003, TK 29 540, nr. 83, vraag 137 en brief aan TK van 27-08-2004).
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
68
111
109
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Eindresultaat: a. Toepassen van publiekprivate samenwerking bij de realisatie en exploitatie van (een deel van) de penitentiaire inrichtingen die tot een gunstiger prijskwaliteit verhouding moet leiden; b. Vergroten doelmatigheid bij tenuitvoerlegging taakstraffen door een via PPS mogelijke vergroting van capaciteit en verlaging van de kostprijs
Publiekprivate samenwerking toepassen bij gevangeniswezen en bij taakstraffen
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Eindresultaat : aantal nog nader te bepalen gedetineerden in inrichtingen met een lager beveiligingsniveau
Sneller doorplaatsen naar minder beveiligde inrichtingen
VPMaatregel nummer Doelstelling
31-12-2005
01-11-2003
Streefdatum realisatie doelstelling
Activiteiten betreffende doel b 1. Onderzoek naar wenselijkheid en mogelijkheid PPS bij taakstraffen is afgerond en vertaald in voorstel (PM) 2. Contract(en) voor PPS/taakstraffen zijn gesloten (PM) 3. Implementatie is voorbereid (PM)
Activiteiten betreffende doel a 1. Onderzoek naar wenselijkheid en mogelijkheden PPS voor GW is afgerond en vertaald in voorstel (01-12-2003) 2. Contract(en) voor PPS/inrichting(en) zijn gesloten (01-07-2004) 3. Implementatie is voorbereid (01-122004)
1. Wijzigingsvoorstel ministeriële regeling «Selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden» en ministeriele regeling «tijdelijk verlaten van de inrichting» zijn na consultatie vastgesteld (01-08-2003) 2. Wijzigingsvoorstel is inwerking getreden (01-11-2003) 3. Implementatie is gestart (01-11-2003)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
Doel b 1. Onderzoek naar de wenselijkheid en de mogelijkheden van PPS leidt tot de conclusie dat de organisatie van taakstraffen zich niet leent voor zuivere PPS-constructies, maar dat nader moet worden bezien wat de mogelijkheden zijn tot uitbesteding van delen van het werkproces van taakstraffen. Nadat besluitvorming heeft plaatsgevonden over de taken en organisatie van de reclassering (naar verwachting begin 2005), zal dit worden nagegaan
Doel a 2. Geen principiële bezwaren tegen het inzetten van private partijen bij de bouw en exploitatie van gevangeniscapaciteit. Thans staat centraal dat de beschikbare middelen voor exploitatie beperkt zijn. In het kader van het veranderproces waarin DJI verkeert wordt ingezet op het verder verlagen van de exploitatiekosten. Zolang dit proces niet is afgerond is het niet opportuun om langdurige contracten met private partijen te sluiten. In de loop van 2005 zal alsnog bezien worden of PPS perspectiefvol is in het verder verbeteren van de prijs-kwaliteits verhouding cq. de doelmatigheid.
Toelichting op de nul- en streefwaarden: deze maatregel levert geen resultaat in directe plaatsen op. Meer beveiligde capaciteit komt sneller beschikbaar voor de doelgroep die dat niveau van beveiliging nodig heeft.
Inzake Actieprogramma «De Nieuwe Inrichting» (DNI) heeft op 30-9-04 een technisch vooroverleg met de Vaste Kamercommissie voor JU plaatsgevonden. Op 6-10-04 tijdens het AO sanctietoepassing komt dit eveneens aan de orde. Nu zal een aanvang worden genomen met de uitvoering van DNI
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
69
117
115
114
Nulwaarde: 0 Streefwaarde: bereikte behoeftevermindering van 200 plaatsen
Eindresultaat: Uitbreiding aan taakstraffen in combinatie met elektronisch toezicht voor bepaalde categorieën justiabelen is gerealiseerd, zodanig dat hierdoor vanaf 2006 de behoefte aan plaatsen met 200 is afgenomen
Vaker taakstraf + elektronisch toezicht ipv gevangenisstraffen van 6 tot 12 maanden
Nulwaarde 1-7-2003: 293 Streefwaarde: 437
Eindresultaat: Het aantal SOV-plaatsen is met 144 uitgebreid, waarmee een betere dekking over het land is gerealiseerd.
Speciale categorale voorzieningen – strafrechterlijke opvang verslaafden (SOV)
Nulwaarde: zie onder activiteit 2 Streefwaarde: zie onder activiteit 2
Eindresultaat: Effectiviteit sanctietoepassing is toegenomen, overlast van veelplegers is afgenomen; vermindering van recidive wordt bereikt.
Speciale categorale voorzieningen – veelplegers
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
2007
2007
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Ontwikkelen beleidskader voor ET en ED (01-04-2004) 2. Bereiken consensus met reclassering, OM en ZM over toepassing ET (01-04-2004) 3. Implementatie
1. Opstelling kader op basis van 144 plaatsen uit de 1000 t.b.v. veelplegers (01-09-2003) 2. Realisatie (als onderdeel van maatregel 114, activiteit 2) (31-12-2007)
1. Wetsvoorstel bestraffing veelplegers (beoogde iwtr: 01-07-2004) 2. De volgende plaatsen zijn gerealiseerd 30 in 2003 272 in 2004 544 in 2005 967 in 2006 1000 in 2007
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2.
1. 2.
/©
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
1. 2.
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. Het beleidskader voor ET en ED is in maart 2004 door de Stuurgroep MST vastgesteld. Door een werkgroep (met daarin vertegenwoordigers van ZM, OM, DJI, reclassering en ministerie van Justitie) wordt een aantal zaken nader uitgewerkt. Uiterlijk 1 maart 2005 moet dat leiden tot besluitvorming over de wijze waarop ED en ET in het sanctiestelsel worden ingezet 2. Campagne om de sanctiemodaliteit in alle arrondissementen bij de reclassering, het OM en de ZM te promoten is gestart en wordt najaar 2004 afgerond. 3. Elk arrondissement heeft een taakstelling voor de sanctiemodaliteit ET + taakstraf, die in 2004 gehaald moet worden. Eind 2004 wordt geïnventariseerd hoe vaak de sanctiemodaliteit is gevorderd en/of opgelegd in 2004
2. De aan de gemeente Den Haag toebedeelde SOV plaatsen (36 intramuraal en 12 extramuraal) worden thans in gebruik genomen. Deze SOV plaatsen maken onderdeel uit van de totale voor veelplegers beschikbaar komende 1000 ISD plaatsen.
1. Het wetsvoorstel is op 6-7-2004 door de Eerste Kamer aangenomen. Inwerkingtreding: 1-10-2004. 2. Plaatsen worden volgens planning aangewezen, zoals uiteen is gezet in de brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-6-2004. Pas nadat de ISD maatregel door de rechter wordt opgelegd, kan de ISD capaciteit ook daadwerkelijk gebruikt worden.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
70
120
119
118
Nulwaarde en streefwaarde: beschikbaarheid van een transparant samenwerkingsmodel
Eindresultaat: Een transparant samenwerkingsmodel tussen gevangeniswezen en reclassering voor reïntegratie trajecten van gedetineerden is landelijk ingevoerd
Programma TR verbetering samenwerking gevangeniswezen – reclassering
Nulwaarde en streefwaarde: beschikbaarheid aanbod effectieve gedragsinterventies
Een dekkend aanbod van effectieve gedragsinterventies voor gedetineerden om recidive te verminderen
Programma TR Effectieve gedragsinterventies voor gedetineerden
Nulwaarde en streefwaarde: beschikbaarheid diagnose-instrument Risc
Eindresultaat: Landelijke toepassing van een betrouwbaar diagnose-instrument waarmee het recidive risico van plegers van misdrijven kan worden bepaald en de veroorzakende factoren
Programma TR. Effectieve interventies voor daarvoor in aanmerking komende gedetineerden – Diagnose-instrumentRisc
VPMaatregel nummer Doelstelling
31-12-2005
31–12-2006
31-12-2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. opstellen concept samenwerkingsmodel is voltooid (01-04-2003) 2. uitwerking en toetsing in 3 pilots heeft plaatsgevonden (01-07-2004) 3. model reïntegratieplan is gereed gekomen (01-10-2003) 4. definitief samenwerkingsmodel + implementatieplan is vastgesteld (01-07-2004) 5. landelijke implementatie is voltooid (01-12-2005).
1. Voorbereiding experimentele introductie cognitieve vaardigheidstraining is gerealiseerd (01-12-2003) 2. Voorstel voor uitbreiding van het interventieaanbod voor verslaafde gedetineerden is gereed (01-03-2004) 3. Verbeterplan bestaande interventies incl. accreditatieregeling en implementatieplan zijn beschikbaar gekomen (was: 01-04-2004; wordt: 01-07-2004) 4. Experimentele introductie nieuwe interventies en verbetering van bestaande interventies worden uitgevoerd (31-12-2006)
1. Een ontwikkelde en geteste eerste versie diagnose instrument Risc is beschikbaar (01-07-2003) 2. Een definitieve papieren versie diagnose instrument Risc is gereed (01-12-2003) 3. Invoeringsplan diagnose instrument Risc is voltooid (01-04-2004) 4. Diagnose instrument Risc in geautomatiseerde informatiesystemen DJI en reclassering ingebouwd (01-07-2004) 5. Diagnose instrument Risc gefaseerd ingevoerd (31-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5.
/©
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
2. Vanwege enkele praktische belemmeringen in de opstartfase van de pilots, is besloten om de pilots door te laten lopen tot eind december 2004/begin 2005 4. Pas na het beëindigen van de pilots kan het definitieve samenwerkingsmodel en implementatieplan worden vastgesteld
4. Op grond van het verbeterplan wordt de verbetering van bestaande interventies en de ontwikkeling van nieuwe interventies voorbereid, welke kunnen worden voorgelegd aan de erkenningcommissie.
4. De digitalisering van het nieuwe diagnose instrument Risc is getest en beschikbaar. In de loop van 2005 zal het gedigitaliseerde instrument worden geïntegreerd in de informatiesystemen van DJI en de Reclassering 5. De voorbereidingen voor de gefaseerde invoer van het diagnose instrument Risc zijn al wel gestart. De daadwerkelijke implementatie begint in september 2004 en zal eind 2005 zijn afgerond
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
71
122
121
Het huidig automatisme van de onvoorwaardelijk vervroegde invrijheidstelling uit detentie op 2/3 van de vrijheidstraf is vervangen door invrijheidstelling onder voorwaarden op 2/3 van de vrijheidsstraf. Doel: vermindering van recidive
Invoering voorwaardelijke invrijheidstelling (VI), waarin het penitentiair programma opgaat, (was: vanaf de helft van de straf; wordt: vanaf 2/3 van de straf)
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Eindresultaat: Een betere aansluiting van reïntegratie trajecten van gedetineerden op maatschappelijke nazorgvoorzieningen is bereikt.
Programma TR Verbetering aansluiting nazorgvoorzieningen voor gedetineerden
VPMaatregel nummer Doelstelling
01-07-2006
31-12-2006
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Beoogde indiening TK van wetsvoorstel (01-03-2005) 2. Voorbereiden invoering is voltooid (01-05-2006) 3. Invoering is gestart (01-07-2006)
1. Opstellen verbeterplan nazorgvoorzieningen is gerealiseerd (01-07-2003) 2. Implementatie verbeterpunten is gerealiseerd (01-12-2004) 3. Pilots toeleiding drangtrajecten voor verslaafde veelplegers zijn gehouden (01-07-2004) 4. Landelijke intensivering drangbeleid voor verslaafde veelplegers is voltooid (01-12-2006)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
1. Enkele adviezen over concept-wetsvoorstel ontvangen; andere worden nog ingewacht.
2. Het verbeterplan nazorgvoorzieningen is in april 2004 opgeleverd. Het projectbureau Nazorg is per 1 mei 2004 ingericht om de punten uit het verbeterplan uit te werken in de praktijk. Het opzetten van gemeentelijke coördinatiepunten nazorg wordt in 2005 ondergebracht bij de pilots van Terugdringen Recidive. Deze worden voor dit punt uitgebreid met de G4. In december 2005 wordt een handreiking nazorg en implementatievoorstel opgeleverd. 3. Aangezien de voorbereidingen voor de pilots op lokaal niveau pas na de officiële startdatum zijn begonnen, zijn de pilots met een half jaar verlengd. Medio november 2004 worden de pilots beëindigd en vindt een evaluatie plaats; zie voorts bij maatregel 8 4. Op dit moment wordt bekeken of de pilots naar een aantal locaties verbreed kunnen worden, vooruitlopend op landelijke invoering
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
72
127
124
123
Eindresultaat: Toezicht op penitentiaire inrichtingen en reclasseringsinstellingen is verbeterd en tevens de afstemming tussen de verschillende toezichthouders, door middel van een operationele inspectie.
Nieuwe besturingsvormen Uitvoeringsorganisaties – vorming inspectie voor de sanctietoepassing
Eindresultaat: Positionering en aansturing van reclassering die in overeenstemming is met (wettelijke) taken
Nieuwe besturingsvormen uitvoeringsorganisaties – herpositionering Reclassering
Nulwaarde en streefwaarde: bereikte behoeftevermindering aan 72 detentieplaatsen
Eindresultaat: Meer gedetineerden komen in aanmerking voor uitstroom via een penitentiair programma (PP) met als gevolg vermindering van behoefte aan 72 detentieplaatsen en vermindering van recidive
Verruimen toepassing van het penitentiair programma
VPMaatregel nummer Doelstelling
2005
2007
2004
Streefdatum realisatie doelstelling
1. plan van aanpak is opgesteld (01-042003) 2. regelgeving is opgesteld (01-12-2004) 3. implementatie (01-01-2005)
1. Een ontwikkelde en vastgestelde Beleidsvisie op toekomstig takenpakket reclassering en consequenties voor positionering en aansturing zijn bepaald (01-03-2005) 2. Opstellen wetsvoorstel Wet op de reclassering (01-01-2007)
1. Wetsvoorstel om penitentiair programma met elektronisch toezicht na 6 maanden detentie mogelijk te maken en wijziging in Penitentiaire Maatregel (PM) zijn in werking getreden (01-01-2004) 2. 72 plaatsen in 2003 (31-12-2003) 3. 72 plaatsen op jaarbasis in 2004 (31-12-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
1. 2.
1. 2. 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
1. 2.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. Aan de Tweede Kamer is in oktober 2003 bericht dat het een globale visie betreft die in een meerjarig verandertraject wordt uitgewerkt en geïmplementeerd. Voorzien wordt de uitwerking gereed te hebben op 1 maart 2005. Hierover zal de Tweede Kamer afzonderlijk worden geïnformeerd.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
73
130
128
Aanpak onveiligheid Openbaar vervoer (uitbrengen en uitvoeren van aanvalsplan sociale veiligheid
Nulwaarde en streefwaarde: afhankelijk van convenanten en bestuursakkoorden
Het in het kader van de uitvoering van het VP, maken van sluitende afspraken met gemeenten over het lokale veiligheidsbeleid die in logische samenhang zijn met de afspraken met de andere ketenpartners
Afspraken met betrokken overheden en bedrijven (i.c. gemeenten) Veiligheid als vierde pijler binnen GSB
VPMaatregel nummer Doelstelling 2003/2004/ 2005
Streefdatum realisatie doelstelling
Paragraaf 4.4 Preventie en Openbaar bestuur
Over voortgang van deze maatregel wordt apart gerapporteerd
1. Afspraken met G30 a. in samenspraak met betrokken ministeries en steden formuleren van outputdoelstellingen voor de aanvullende afspraken met de G30 voor het jaar 2004 obv de huidige convenanten (01-07-2003) b. In samenspraak met betrokken ministeries steden, formuleren van outputdoelstellingen voor de nieuwe convenantperiode GSB III (2005–2009) waarbij een vierde pijler veiligheid tot stand wordt gebracht (30-04-2004) c. Het door de G30 formuleren van hun ambities op de outputdoelstellingen (01-11-2003–01-11-2004) d. het sluiten van convenanten met de G30 voor de GSB3-periode (31-01-2005) 2. Afspraken met overige gemeenten Voorbereiden van de afspraken die met de overige gemeenten gemaakt worden over het thema veiligheid: een nieuw bestuursakkoord met VNG en IPO (01-07-2003–01-10-2003)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
2.
1. a. b. c. d.
Stand per 1-1-2004
2.
1. a. b. c. d.
Stand per 1-7-2004
De voortgangsrapportage SVOV wordt in oktober 2004 uitgebracht.
2. De afspraken over veiligheid met de niet-GSB gemeenten zijn, door toedoen van het uitblijven van het vervolg bestuursakkoord, nog niet van de grond gekomen. Deze constatering samen met de constatering dat het integraal veiligheidsbeleid (IVB) bij kleine en middelgrote gemeenten zich niet altijd op een wenselijk niveau bevindt, zijn de reden dat het project Veilige Gemeenten is gestart. De eerste fase van het project (het analyseren van de stand van zaken van IVB van een dertigtal gemeenten) kan bijna worden afgerond. Aan de hand van die analyse zal inzicht worden verkregen in eventuele knelpunten, maar ook in best practises. Het doel van het project is het stimuleren van (kleine en middelgrote) gemeenten, het ondersteunen van gemeenten en afspraken met ze maken waar het gaat om IVB. Hierbij zal zeker niet de rol van de regio en regionale samenwerking terzijde worden geschoven.
c. De 30 grote steden dienen op 15 november 2004 hun definitieve meerjarige ontwikkelprogramma’s in bij het rijk. Hierin zijn de ambities op het gebied van veiligheid in opgenomen d. Ondertekening staat gepland voor januari 2005
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
74
132
131
Een efficiëntere bestrijding van de criminaliteit
Invoering identificatieplicht
Nulwaarde: 0 Streefwaarde 2005: 5 initiatieven 2006: 10 initiatieven 2007: 20 initiatieven (op basis van financiering vanuit het budget voor Jib nieuwe stijl)
Snel, doelgericht en in nauwe samenwerking met Justitieorganen en ketenpartners interveniëren bij veiligheidsproblematiek waardoor de veiligheid in wijken vergroot wordt
Justitie in de Buurt
VPMaatregel nummer Doelstelling
1-1-2005
2003–2006
Streefdatum realisatie doelstelling
Wetsvoorstel op de uitgebreide identificatieplicht (beoogde iwtr. 01-01-2005)
1. In gang zetten van het Jib-nieuwe-stijlbeleid (01-04-2005) 2. overgang voor de huidige Jib-bureaus (01-04-2007)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
Stand per 1-7-2004
Wetsvoorstel is inmiddels tot wet verheven (Stb. 2004, 300) en zal op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treden
1. Om zo spoedig mogelijk met Jib nieuwe stijl te kunnen starten is de planning naar voren gehaald. Beoogd wordt om de eerste initiatieven in januari 2005 van start te laten gaan.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
75
134
133
Creëren van wettelijk kader
Gemeentelijk cameratoezicht
Nulwaarde en streefwaarde: PM
1. Versterking van gemeentelijk toezicht op de naleving en handhaving van regels door het beproefde concept van programmatische handhaving verder uit te dragen bij gemeentelijke overheden 2. Het langs programmatische lijnen ontwikkelen van het handhavend werk van de centrale overheid in het kader van het Programma «Rijk aan Handhaving» 3. Uitbreiding mogelijkheden bestuurlijke handhaving door introductie bestuurlijke boete voor aan fout parkeren gerelateerde delicten van de Wet Mulder. 4. Met het oog op vergroting van veiligheid in het publieke domein, uitbreiding bestuurlijke handhaving inclusief bestuurlijke boete voor model APVfeiten ter versterking van toezicht en handhaving door gemeenten
Versterking van de bestuurlijke handhaving (inclusief bestuurlijke boete)
VPMaatregel nummer Doelstelling
2004
2004–2005
Streefdatum realisatie doelstelling
Wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet en lagere regelgeving (beoogde iwtr. was: 01-01-2005; wordt 01-04-2005)
1. Verder uitdragen concept programmatische handhaving bij gemeentelijke overheden (31-12-2005) 2. Het langs programmatische lijnen ontwikkelen van het handhavend werk van de centrale overheid in het kader van het Programma «Rijk aan Handhaving» (31-12-2005) 3. Uitbreiding mogelijkheden bestuurlijke handhaving door introductie bestuurlijke boete voor aan foutparkeren gerelateerde delicten (01-01-2005) 4. Met het oog op vergroting van veiligheid in het publieke domein, uitbreiding bestuurlijke handhaving, inclusief bestuurlijke boete voor model APVfeiten ter versterking van toezicht en handhaving door gemeenten: a. Consultatieronde VNG, RHC, KBB en College van PG’s (01-09-2003 tot 01-10-2003) b. Verzending brief in juli 2003 aan de Tweede Kamer met voorstel over mogelijkheden uitbreiding bestuurlijke boete (was: 31-07-2003; wordt: 31-03-2004) c. Start wetgevingstraject op basis van definitief besluit Tweede Kamer (beoogde iwtr. medio 2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-7-2004
1. 2. 3. 4. a. b. c.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. a. b. c.
Betreft wetsvoorstel met nummer TK 2003–2004, 29440. De Tweede Kamer heeft op 21 april 2004 verslag uitgebracht. De nota naar aanleiding van het verslag is in een afrondende fase. Daarbij is een aantal onderdelen van het wetsvoorstel nader bezien, hetgeen meer tijd vergt dan werd verwacht. Deze vertraging heeft geen gevolgen voor de effectuering van gemeentelijk cameratoezicht; dit is ook thans reeds mogelijk zonder expliciete wettelijke grondslag. Uitgegaan wordt van 1 april als nieuwe inwerkingtredingsdatum
3. Wetsvoorstel bestuurlijke boete Fout parkeren is 14 juli 2004 naar de Raad van State voor advies verzonden, beoogde inwerkingtreding 1-1-2006 4. a. Consultatieronde is oktober 2003 gestart en 1 februari 2004 zijn adviezen ontvangen b. Contourenbrief is 28 oktober 2003 aan adviesinstanties verzonden c. Wetsvoorstel bestuurlijke boete kleine ergernissen is 13 juli 2004 naar de Raad van State voor advies verzonden; beoogde inwerkingtreding van medio 2005
1. Het geschikt maken van de methodiek van programmatisch handhaven voor rijksniveau is in bewerking
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
76
136
135
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Aanscherpen beleid t.a.v. coffeeshops en huisteelt nederwiet (presenteren uitgewerkte voorstellen voor aanpak)
Nulwaarde en streefwaarde: PM
Het openbaar vervoer, stations, winkelcentra en andere semipublieke ruimtes – zoals zwembaden – die op basis van lokale veiligheidsanalyse een verhoogd risico kennen, zijn in 2005 voorzien van cameratoezicht, extra toezichthouders dan wel via fysieke maatregelen extra beveiligd
Uitbreiding cameratoezicht
VPMaatregel nummer Doelstelling
2004
2004 e.v.
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Beleidsbrief cannabis aan de TK (01-06-2003) 2. Implementatie van de voorstellen (01-07-2004)
De uitvoering van maatregel 135 vindt plaats in het kader van maatregel 128 en 145 (01-01-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. De Cannabisbrief is op 23 april jl naar de TK verstuurd (TK 2003–2004, 24 077, nr. 125) 2. Thuisteelt: Momenteel worden in het kader van Handhaven op Niveau best practices verzameld m.b.t. de integrale aanpak van wietteelt. Op 8 september is in dit kader een expert meeting georganiseerd met als doel om de praktische toepasbaarheid van de best practices te toetsen en zo mogelijk te vergroten. Oplevering van de best practices wordt medio oktober 2004 verwacht. Ook zal op korte termijn overleg plaatsvinden met de VNG m.b.t. de aanscherping van – en oplossing van mogelijke knelpunten – in het coffeeshopbeleid. Drugstoerisme: Het pilot-project in Maastricht om de verkoop van cannabis aan niet-ingezetenen te beperken, bevindt zich momenteel in een beginstadium.
In het kader van het lokale veiligheidsbeleid gaan/gingen veel instellingen, bedrijven en gemeenten over op het instellen van cameratoezicht. Uit onderzoek van CBP van november 2003 is gebleken dat één op de vijf gemeenten camera’s inzet voor openbare orde, toezicht en veiligheid. Van de overige gemeenten overweegt 6% in de toekomst camera’s in te zetten. Meer dan de helft van de gemeenten met cameratoezicht heeft de effectiviteit ervan niet geëvalueerd. Op dit moment wordt bekeken hoe bij de werking van het wetsvoorstel cameratoezicht in het openbare domein kan worden geëvalueerd. Hierdoor kan een beeld worden verkregen van de omvang, gebruik en effectiviteit van cameratoezicht. Uit de concept-Meerjaren OntwikkelingsPlannen (G30) blijkt dat een aantal steden expliciet hebben aangegeven de extra middelen voor GSB te willen inzetten voor het plaatsen van extra camera’s
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
77
137
Uitbreiding toezicht en handhaving in het publieke domein
Uitbreiding inzet particuliere beveiliging, buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA en stadswachten
VPMaatregel nummer Doelstelling 01-01-2005
Streefdatum realisatie doelstelling Onderzoek naar: 1. uitbreiding opsporingsbevoegdheid groene BOA (01-01-2004) 2. uitbreiding opsporingsbevoegdheid OVBOA (01-10-2003) 3. uitbreiding territoriale bevoegdheid groene BOA (01-09-2003) 4. mogelijkheden inhuur door gemeenten van particulieren voor BOA-taken (01-01-2004) 5. doorstroming stadswachten naar BOA-functies (01-01-2004) 6. invoering BOA-insigne (01-01-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. /©
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6.
/©
Stand per 1-7-2004
4. De voorwaarden waaronder de inhuur van particuliere BOA mogelijk is, zijn betrokken in de beschouwing over de mogelijkheden voor het inzetten van particuliere beveiligers in het publieke domein. Het kabinetsstandpunt terzake is in mei 2004 aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt. De voorwaarden voor de inhuur van particuliere BOAs zijn verwerkt in de functiecirculaire en functielijst BOA. Deze liggen op dit moment ter consultatie voor aan het veld 6. Er vindt een inventarisatie plaats van de randvoorwaarden voor invoering
Maatregel bestond oorspronkelijk uit 7 activiteiten. De «oude»activiteit 3 uitbreiding opsporingsbevoegdheid gemeente-BOA is vervallen, omdat realisatie hiervan niet nodig is gebleken.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
78
138
Nulwaarde en streefwaarde G30: (2004–2005): 30 Nul- en streefwaarde overige gemeenten: PM
Om zicht te krijgen op de lokale veiligheidssituatie maken de gemeenten zelf een veiligheidsanalyse. Deze analyse kan vervolgens worden gebruikt voor het opstellen van een lokaal veiligheidsplan. Het regionale beleidsplan politie hangt samen met de lokale veiligheidsplannen.
Analyse/opstellen van eenduidig beeld veiligheidssituatie Lokale veiligheidswensen in regionale beleidsplannen politie
VPMaatregel nummer Doelstelling Vanaf 2003
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Het maken van afspraken met gemeenten (GSB en overige) dat iedere gemeente een lokale veiligheidsanalyse maakt (01-07-2003) 2. Het gebruik maken van het regionaal college als orgaan om de lokale veiligheidsplannen af te stemmen op de regionale beleidsplannen (continue)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. /
Stand per 1-1-2004
1. 2.
/
Stand per 1-7-2004
1. Met de 30 grote steden zijn in de aanvullende afspraken 2004 afspraken gemaakt over de veiligheidsanalyse. Deze analyse dient als basis voor het veiligheidsdeel van het MOP van die stad. De G30 hebben alle hun concept MOP’s aangeleverd en hebben dus allemaal een veiligheidsanalyse die ten grondslag ligt aan de gemaakte keuzes in het MOP. Voor wat betreft de overige gemeenten zijn er (nog) geen afspraken gemaakt over veiligheid (zie maatregel 128) en dus ook niet over het hebben van een lokale veiligheidsanalyse. Wel zijn de gemeenten bij brief van 6 mei 2003 geattendeerd op en gefaciliteerd bij het maken van een veiligheidsanalyse. N.a.v. het verschenen Handboek Kernbeleid Veiligheid heeft de VNG vanaf maart 2004 een cursus kernbeleid veiligheid aangeboden, waarbij het handboek uitgangspunt is (en waarin de analyse is opgenomen). In het project veilige gemeenten (zie maatregel 128) zal ook voor dit onderwerp aandacht worden gevraagd. 2. Deze activiteit is een continu proces. De 30 grote steden moeten het veiligheidsdeel van de GSB-afspraken hebben afgestemd met de lokale driehoek en de AJB’s. Programma’s worden daarop getoetst. Bij de tekening van de convenanten in januari 2005 zijn dus alle MOP’s van de G30 en daarmee alle veiligheidsplannen van de G30 afgestemd in de lokale driehoek en de AJB’s. Voor wat betreft de afstemming van de plannen van de overige niet GSB gemeenten moet geconstateerd worden dat dit ook zal worden meegenomen in het project veilige gemeenten.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
79
140
Betrokkenheid vergroten en borgen van bedrijven, instellingen en burgers in de verbetering van de veiligheidssituatie in de (hun) wijk.
Wijkgerichte aanpak van veiligheid
VPMaatregel nummer Doelstelling 2003–2005
Streefdatum realisatie doelstelling 1. De wijkgerichte aanpak als procesdoelstelling meenemen in het GSB en het Beleidskader GSB 3 (01-10-2003) 2. Voortzetting «Onze Buurt aan Zet» (2003 evj)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2.
Stand per 1-1-2004
1. 2.
Stand per 1-7-2004
1. Wordt meegenomen bij de uitvoering van maatregel 128. De wijkgerichte aanpak als zodanig is geen procesdoelstelling meer binnen het GSB (met uitzondering van de afspraak over de versnelling in de 56 VROM-wijken). Wel zullen de steden een wijkgerichte aanpak hanteren en de resultaten van dit beleid (van die aanpak) zullen worden gevolgd via de GSB monitor 2. Onze Buurt aan zet is voor de uitvoering met een jaar verlengd tot en met 2004. In 2005–2009 krijgt de betrokkenheid van burgers en wijkaanpak vanuit de steden blijvende aandacht
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
80
141
Het kabinet wil in enkele jaren bereiken dat er een landelijk dekkend netwerk ontstaat van advies- en steunpunten (front office) waarachter regionale en lokale samenwerkingsverbanden (back office) een sluitende en effectieve aanpak bieden. Hierbij nemen de gemeenten de regie. Uiterlijk in 2008 is er een dekkend netwerk van advies- en steunpunten huiselijk geweld in de centrumgemeenten vrouwenopvang. Eind 2006 moeten minimaal 250 gemeenten beleidsplannen huiselijk geweld in uitvoering hebben. Het aantal eerste meldingen bij de politie, met name in de grote steden, moet stijgen met 20%, het aantal herhaalde meldingen moet dalen met 20%.
a. Het ontwikkelen van een sluitende aanpak voor huiselijk geweld die eraan bijdraagt dat huiselijk geweld effectiever bestreden kan worden b. Ontwikkelen van pilots vrouwenveiligheidsindex
a. Huiselijk geweld b. Geweld tegen vrouwen
VPMaatregel nummer Doelstelling 2006
Streefdatum realisatie doelstelling Uitvoering kabinetsnota Prive geweld – Publieke Zaak (01-04-2002) 1. opstellen plan van aanpak huiselijk geweld in allochtone kring (01-09-2003) (nieuw) en vervolgens in uitvoering nemen 2. bepaling standpunt nav onderzoek voor uithuisplaatsing van plegers huiselijk geweld (01-01-2004) 3. Inrichting monitor aanpak van huiselijk geweld (01-12-2003 eerste inventarisatie) 4. Ontwikkeling van ondersteuningsaanbod gemeenten (01-09-2003) 5. Inventarisatie knelpunten regelgeving mbt privacy en beroepsgeheim (01-01-2004) 6. Voortgangsrapportage aan de TK (01-10-2003) 7. Realiseren van vier lokale pilots Vrouwen Veiligheidsindex (VVI) (01-01-2005) Kabinetsstandpunt motie 100 Hirsi Ali «huiselijk geweld/geweld tegen vrouwen» (31-12-2003) 8. Ondersteuning regionale activiteiten 9. (Nieuw tov 01-01-2004): Tijdelijks stimuleringsregeling advies- en steunpunten huiselijk geweld
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. /
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Stand per 1-7-2004
Algemeen: uitvoering van de Kabinetsnota «Privé Geweld – Publieke Zaak» loopt tot 2007/2008 1. Transact, Forum en een aantal minderhedenorganisaties voeren op dit moment een reeks projecten uit die tot doel hebben huiselijk geweld in allochtone kring bespreekbaar te maken. De projecten lopen in principe tot eind 2005. 2. Over de uitwerking van een mogelijke wettelijke maatregel voor een huisverbod voor plegers van huiselijk geweld bleek nader overleg met betrokken partijen (OM, politie, VNG) noodzakelijk. Het kabinetsstandpunt is bij brief van 14 juli 2004 naar de Tweede Kamer verzonden (TK 2003–2004, 28 345, nr. 25). 3. Een herhaling van de inventarisatie die in 2003 is uitgevoerd, is voorzien in 2005. Daarbij zullen ook hulpverlening en strafrechtketen betrokken worden 4. Aan de VNG is subsidie toegezegd tot en met 2006. Het programma is uitgebreid met een aantal elementen. Zo wordt vanaf 2004 een pool van deskundigen (ervaren projectleiders en ambassadeurs voor de aanpak huiselijk geweld) ingezet. Ook wordt een systeem voor kwaliteits- en effectiviteitsmeting voorbereid, dat in 2005 toepasbaar moet zijn 5. Sinds april 2004 is een privacy helpdesk gestart (i.s.m. de Afd. Jeugd). Naar aanleiding van de motie 28 347 nr. 17 (Dittrich e.a.) wordt nagegaan of bij huiselijk geweld registratie op etniciteit mogelijk is. De Kamer wordt hierover geïnformeerd in december 2004.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
81
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
Stand per 1-7-2004
6. De minister van Justitie heeft de Kamer opnieuw een voortgangsrapportage huiselijk geweld toegezegd. Deze zal in december 2004 aan de Kamer worden gestuurd. 7. Financiële toezeggingen voor deelpilots Vrouwen Veiligheidsindex zijn gedaan aan de gemeenten Rotterdam en Tilburg, en aan de GGD Oostelijk Zuid-Limburg voor een deelpilot onder 46 Limburgse gemeenten. De deelpilots zijn gestart. 8. Naar aanleiding van de RVD studie worden nu toolkits voor lokale en regionale (publieks)campagnes ontwikkeld. De eerste versies daarvan zullen naar verwachting eind 2004 gereed zijn. Daarna zullen zij, zo nodig, geactualiseerd moeten worden. 9. Op 12 juli 2004 is door de staatssecretaris van VWS een stimuleringsregeling adviesen steunpunten huiselijk geweld getroffen. Deze regeling is tijdelijk, voor de periode van 2004 t/m 2007. De 35 centrumgemeenten vrouwenopvang kunnen een meerjarig 4e subsidie aanvragen voor het oprichten of uitbreiden en exploiteren van advies- en steunpunten huiselijk geweld. Voor deze periode, 2004 t/m 2007, is in totaal een bedrag van € 7,8 miljoen beschikbaar. De 35 centrumgemeenten vrouwenopvang ontvangen van de rijksoverheid in 2004 € 45,9 miljoen voor financiering van de vrouwenopvang. Oplopend naar 2007 is een bedrag van € 4 miljoen uitgetrokken voor uitbreiding van de capaciteit (200 plaatsen).
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
82
142
Nulwaarde: oververtegenwoordiging van allochtone jongeren in criminaliteit wordt tegengegaan Streefwaarde: 38 gemeenten zorgen in de periode 2001–2004 voor structurele inbedding van preventieactiviteiten in het algemeen jeugd- en veiligheidsbeleid
Voorkomen van marginalisering en criminaliteit onder allochtone jongeren door preventief lokaal beleid
Gewijzigde maatregelomschrijving: Preventiebeleid 2001–2004; leerlingbegeleiding en stimulering taalontwikkeling
Uitbreiding leerlingbegeleiding en integraal taalbeleid
VPMaatregel nummer Doelstelling 2006
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Implementatie van een sluitende preventieve aanpak onder regie van gemeenten, en inbedding in het regulier lokaal beleid (31-12-2006) bestaande uit: a. Specifiek ontwikkeld beleid gericht op 38 gemeenten voor het voeren van lokaal preventiebeleid b. Algemeen ontwikkeld beleid met instrumenten, handreikingen, evaluatieonderzoek en uitwisseling opgedane praktijkervaringen 2. Stimulering taalontwikkeling in voor- en vroegschoolse periode en in het voortgezet onderwijs (31-12-2005) bestaande uit: a. opstelling plan van aanpak b. uitvoering plan van aanpak richting gemeenten 3. Intensivering mentoring en internaatachtige voorzieningen (31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3.
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
2. Uit 150 gemeenten hebben ambtenaren ingetekend op het aanbod van de Vliegende Brigade om d.m.v. cursussen ondersteuning aan gemeenten te bieden rond de uitvoering van projecten voor- en vroegschoolse educatie. 3. De notitie over Antilliaanse risicojongeren wordt 24 september in de MR besproken en vervolgens aangeboden aan de TK. De notitie koerst op bestuurlijke arrangementen met gemeenten voor de aanpak en begeleiding van Antilliaanse risocojongeren. De professionalisering en intensivering van de mentormethodiek is in volle gang. Er is een handreiking ontwikkeld die tijdens een landelijke mentoring conferentie in november 2004 zal worden gepresenteerd. Mentoring wordt steeds meer gebruikt als een methodiek waarmee de vermindering van schooluitval en de doorstroom naar hogere onderwijsvormen van allochtone jongeren kan worden verbeterd. Mentoring kan worden ingezet voor verschillende typen van leerlingen. Voor risicoleerlingen is een aparte mentormethodiek ontwikkeld.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
83
145
144
Nulwaarde en streefwaarde: pm
Een gezamenlijke structurele en systematische aanpak in terugdringing van criminaliteit en overlast
In overleg met private sector in gang zetten van concrete veiligheidsbevorderende maatregelen
Nulwaarden 01-01-2003: 16 RPC’s Streefwaarden 31-12-2004: 20 RPC’s 31-12-2005: 23 RPC’s 31-12-2006: 26 RPC’s
Een gezamenlijke structurele en systematische aanpak in terugdringing van criminaliteit en overlast
Publiek private samenwerking in veiligheidsbevordering c.a.
VPMaatregel nummer Doelstelling
2006
2006/ doorlopend
Streefdatum realisatie doelstelling
Paragraaf 4.5 Publiekprivate samenwerking
1. Maken van afspraken met bedrijfsleven over beveiliging diefstalgevoelige apparaten (31-12-2005) 2. Openbaar maken van gestolen goederenregister (31-12-2006) 3. Uitbreiding cameratoezicht (2004 evj) 4. Implementeren van Politiekeurmerk veilig wonen (PKVW) (31-12-2004) 5. Implementeren van kwaliteitsmeter veilig uitgaan (KVU) (31-12-2006 6. Implementeren van keurmerk veilig ondernemen (31-12-2005) 7. Afspraken maken met Bond van verzekeraars over invoering premiedifferentiaties bij preventieve maatregelen (31-12-2006)
1. Bepalen van ieders bijdrage per branche en de inzet per partner aan terugdringing en het vastleggen in concrete afspraken (01-12-2003) 2. Opzetten van een landelijk dekkend net van regionale platforms criminaliteitsbeheersing (RPC) (31-12-2006) 3. Oprichten Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) (01-122003) 4. Bundelen en ontsluiten van kennis en kunde op gebied van veiligheid via CCV (vanaf 2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
1. 2. 3. 4.
/
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
4. Op dit moment zijn ruim 300 000 woningen gecertificeerd. Het PKVW is in samenwerking met BZK, de Raad van Toezicht, het Bestuur en het CCV bezig met de uitwerking van de voorbereiding van de overdracht van politie naar gemeenten. Er wordt op dit moment gewerkt aan de overgang van het PKVW naar het CCV. Het CCV zal het beheer van het keurmerk overnemen. 5. Zie maatregel 145h 6. Zie maatregel 145g 7. Volgens het Verbond van Verzekeraars is er geen ruimte voor het maken van verdere afspraken
1. Zie maatregel 145j
2. Er zijn momenteel 16 RPC’s alsmede een aantal in oprichting 3. Het CCV werd per 1 juli 2004 opgericht 4. Het CCV is reeds bezig met het organiseren van informatiebijeenkomsten en het scheppen van een infrastructuur voor het ontsluiten van kennis en kunde inzake criminaliteitspreventie
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
84
145a
Ad a) Deze maatregel moet leiden tot het accepteren van het SDUstandaardformulier, voor winkeldiefstallen met een bekende verdachte, door alle regiokorpsen. Met ingang van 2005 is tevens elektronische aangifte van eenvoudige delicten mogelijk via www.politie.nl. Ook wordt met ingang van 2005 een gestandaardiseerd afloopbericht ingevoerd voor aangiften met opsporingsindicatie. Tevens wordt met ingang van 2005 een standaard aangiftemap geïntroduceerd. Ad b) Deze maatregel moet leiden tot het verminderen van het aantal nodeloze alarmeringen door particuliere alarmcentrales. Daartoe zullen de relevante protocollen worden aangepast.
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en minimaal 20% in 2008 door het versterken van de repressie op de volgende vlakken: a) Het verbeteren van de aangifte-, meldings- en terugkoppelingsprocedure. b) Het verbeteren van de afspraken over alarmopvolging. c) Het oplossen van door het bedrijfsleven ervaren wettelijke en bestuurlijke belemmeringen. d) Het verder ontwikkelen en invoeren van repressie-ondersteunende maatregelen. e) Het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen politie en bedrijfsleven.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 1: versterking van de repressie
VPMaatregel nummer Doelstelling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
1. Actie 1 – invoering SDU standaardformulier voor winkeldiefstallen met een bekende verdachte door alle regiokorpsen (31-12-2004) 2. Actie 2 – invoering elektronische aangifte eenvoudige delicten via www.politie.nl. (31-12-2004) 3. Actie 3 – invoering gestandaardiseerd afloopbericht voor aangiften met opsporingsindicatie door alle korpsen (31-12-2004) 4. Actie 4 – invoering van een standaard aangiftemap (31-12-2004) 5. Actie 5 – invoering verbeterde protocollen voor alarmmeldingen door Particuliere Alarmcentrales (PAC’s) (31-12-2004) 6. Actie 6 – a. instelling adviesgroep wettelijke en bestuurlijke belemmeringen (30-062004) b. advies (30-06-2005) c. uitvoeren aanbevelingen (PM) 7. Actie 7 – ontwikkeling brochure (on)mogelijkheden privacybescherming (31-12-2004) 8. Actie 8 – gezamenlijk projectplan optimalisatie beeldkwaliteit (30-06-2004) 9. Actie 9 – overleg politie-bedrijfsleven over verbetering informatie-uitwisseling (31-12-2004)
Streefdatum realisatie doelstelling 31-12-2008
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Stand per 1-7-2004
6. Instelling is door andere inzet van beschikbare capaciteit doorgeschoven naar 30september 2004 8. Opstelling is door andere inzet van beschikbare capaciteit doorgeschoven naar 30december 2004 9. Wacht op voortgang wetsvoorstel politiegegevens.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
85
Nulwaarde: PM Streefwaarde; PM
Ad c) Deze maatregel moet in kaart brengen wat de door het bedrijfsleven ervaren belemmeringen zijn. Aan de hand daarvan zullen oplossingsrichtingen worden geformuleerd. Tevens wordt er in de tweede helft van 2004 een op het bedrijfsleven gerichte brochure ontwikkeld en verspreid gericht op kennisoverdracht inzake de wet op de bescherming van persoonsgegevens. Ad d) Deze maatregel moet leiden tot een optimalisatie van de kwaliteit van bewakingscamera’s. Ad e) Deze maatregel moet leiden tot het verbeteren van de kwaliteit van de informatie-uitwisseling tussen politie en het bedrijfsleven.
VPMaatregel nummer Doelstelling
Streefdatum realisatie doelstelling
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
86
145c
145b
Nulwaarde: PM Streefwaarde PM
Het terugdringen van de criminaliteit in de transportsector met minimaal 25% in 2008 door een vermindering van het aantal gestolen vrachtauto’s en de hoeveelheid gestolen lading met minimaal 25% in 2008
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 3: aanpak transportsector
Nulwaarde: PM Streefwaarde; PM
Deze maatregel moet leiden tot een publiek-privaat gedragen concept voor het aanpakken van het probleem van de freeriders. Gedacht kan worden aan de oprichting van lokale regelende «veiligheidsschappen» voor bedrijventerreinen en winkelgebieden evenals een constructie naar analogie van een vereniging van eigenaren in een appartementencomplex
Het per 2008 vrijwaren van alle KVO-gecertificeerde bedrijventerreinen en winkelcentra van freeriders en het van freeriders vrijwaren van elke nieuwe KVO vanaf het tweede kwartaal van 2005
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en minimaal 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 2: aanpak freeriders
VPMaatregel nummer Doelstelling
31-12-2008
31-12-2008
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Actie 1 – inventarisatie knelpunten en oplossingsrichtingen (31-03-2004) 2. Actie 2 – afsluiting convenant tussen overheid en transportsector (30-09-2004) 3. Actie 3 – uitvoering afspraken convenant (31-12-2008)
1. Actie 1 – onderzoek wordt verricht naar mogelijke oplossingsrichtingen werkgroep formuleert aan de hand hiervan oplossingsrichtingen (30-09-2004) 2. Actie 2 – werkgroep treft (juridische) voorbereidingen voor implementatie (31-03-2005) 3. Actie 3 – implementatie oplossingsrichtingen op voordien KVO-gecertificeerde bedrijventerreinen en winkelcentra (30-06-2008)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3.
1. 2. 3.
Stand per 1-7-2004
1. Inventarisatierapport is gereed 2. afsluiting convenant is verschoven naar 7 oktober 2004.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
87
145e
145d
Volgens informatie van het KLPD (Dienst Nationale Recherche Informatie) vonden er in 2003 in totaal 40 overvallen plaats op juweliers. Gestreefd wordt dit aantal eind 2006 terug te brengen tot maximaal 36 overvallen (–10%) en tot maximaal 32 eind 2008 (–20%)
Verbetering van de veiligheid in de juweliersbranche
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 5 : aanpak juweliersbranche
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Een reductie van de winkelcriminaliteit met 25% in 2006 in het bijzonder
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 4 : aanpak winkelcriminaliteit
VPMaatregel nummer Doelstelling
31-12-2008
31-12-2008
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Actie 1 – communicatietraject gemeenten inzake veiligheid juweliers (30-062004) 2. Actie 2 – model veiligheidsplan toe te passen door afzonderlijke juweliers (30-06-2004) 3. Actie 3 – elke juwelier heeft een eigen veiligheidsplan (30-06-2005) 4. Actie 4 – beveiligingsstrategie voor de gehele goud- en zilverbranche (30-062004)
1. Actie 1 – start van 4 branchegerichte voorlichtingsprojecten (31-12-2004) 2. Actie 2 – 20% van alle artikelen is onzichtbaar beveiligd tegen diefstal (31-12-2006) 3. Actie 3 – ontwikkeling centrale waarschuwingslijst frauderend winkelpersoneel (31-12-2004) 4. Actie 3 – internationaal vergelijkend onderzoek naar aanpak winkelcriminaliteit (31-12-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4.
1. 2. 3. 4.
Stand per 1-7-2004
4. De Federatie Goud en Zilver streeft ernaar om medio 2005 een beveiligingsstrategie voor de gehele branche klaar te hebben.
4. Rapport is op een persconferentie in juni 2004 bekend gemaakt
Algemeen: in project 4 worden alle nog niet afgeronde acties van de «20 afspraken – Naar een gezamenlijke aanpak van winkelcriminaliteit» ter hand genomen. 1. Brochures zijn op grote schaal verspreid binnen de detailhandel
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
88
145f
Nulwaarde 2003: 0 urgente bedrijfslokaties met urgente aanpak Streefwaarde ultimo 2007: 50 urgente bedrijfslocaties met urgente aanpak
Het aanpakken van 50 urgente bedrijvenlocaties en het daar terugdringen van de criminaliteit met minimaal 25% binnen 3 jaar in de afzonderlijke locaties
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 6 : aanpak urgente bedrijvenlocaties
VPMaatregel nummer Doelstelling 31-12-2008
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Actie 1 – ontwikkeling instrument om onveiligheid bedrijvenlocaties te meten (31-03-2004) 2. Actie 2 – samenstelling groslijst 50 urgente bedrijvenlocaties o.g.v. meting (31-07-2004) 3. Actie 3 – start aanpak op 10 locaties (31-12-2004) 4. Actie 4 – start aanpak op 10 locaties (31-12-2005) 5. Actie 5 – start aanpak op 15 locaties (31-12-2006) 6. Actie 6 – start aanpak op 15 locaties (31-12-2007)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
89
145g
Nulwaarden : PM Streefwaarden: in 2008 zijn minimaal 120 bedrijventerreinen en 150 winkelgebieden gestart met het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO)
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 7 : keurmerk veilig ondernemen (KVO)
VPMaatregel nummer Doelstelling 31-12-2008
Streefdatum realisatie doelstelling 1. Actie 1 – in 2004 starten 50 KVOprojecten voor winkelgebieden (31-12-2004) 2. Actie 2 in 2005 starten 20 KVO-projecten voor winkelgebieden (bestaand; 31-12-2005). in 2006 starten 20 KVO-projecten voor winkelgebieden (bestaand; 31-12-2006) in 2007 starten 20 KVO-projecten voor winkelgebieden (bestaand; 31-12-2007) in 2008 starten 20 KVO-projecten voor winkelgebieden (bestaand; 31-12-2008) 3. Actie 3 – in 2004 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-12-2004) in 2005 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-122005) in 2006 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-122006) in 2007 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-122007) in 2008 starten 20 KVO-projecten voor bedrijventerreinen (bestaand; 31-122008) 4. Actie 4 – in 2004 starten 10 KVO-projecten voor winkelgebieden of bedrijventerreinen (nieuw; 31-12-2004) in 2004 starten 10 KVO-projecten voor winkelgebieden of bedrijventerreinen (nieuw; 31-12-2005) 5. Actie 5 – in 2004 start een onderzoek naar de mogelijkheid om op brede schaal bedrijven een veiligheidsscan te laten uitvoeren. (31-12-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
90
145j
145i
145h
Een rapport waarmee inzicht en overzicht wordt verschaft in de stand van zaken ten aanzien van de beveiliging van diefstalgevoelige producten
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 10 : beveiliging diefstalgevoelige producten
Nulwaarde: PM Streefwaarde: PM
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008. Verbetering van de aanpak van interne criminaliteit
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 9 : aanpak interne criminaliteit
Nulwaarde 2004: 0 KVU’s Streefwaarde 2008: 85 KVU’s
De Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) wordt als best practice verspreid
Een reductie van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven met minimaal 10% in 2006 en 20% in 2008.
Actieplan Veilig Ondernemen – Project 8 : aanpak horecabranche
VPMaatregel nummer Doelstelling
31-12-2004
31-12-2008
31–12–2008
Streefdatum realisatie doelstelling
1. Actie 1 – studie naar de (on)mogelijkheden inzake de beveiliging van producten. 2. Actie 2 – rapportage aan Tweede Kamer.
1. Actie 1 – onderzoek naar de aard en omvang van fraude binnen de logistieke sector. 2. Actie 2 – afspraken over de projectmatige aanpak van interne criminaliteit binnen het bedrijfsleven. 3. Actie 3 – brochure (gericht op bedrijfsleven) inzake de beveiliging tegen interne criminaliteit.
1. Actie 1 – in 2004 starten 10 KVUprojecten (31-12-2004) 2. Actie 2 – in 2005 starten 15 KVUprojecten (31-12-2005) 3. Actie 3 – in 2006 starten 20 KVUprojecten (31-12-2006) in 2007 starten 20 KVU-projecten (31-12-2007) in 2008 starten 20 KVU-projecten (31-12-2008) 4. Actie 4 – onderzoek meest voorkomende delicten waar sector slachtoffer van wordt (31-12-2004) 5. Actie 5 – plan van aanpak gericht op verminderen slachtofferschap uitgaansbranche (31-12-2005)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
1. 2.
1. 2. 3.
1. 2. 3. 4. 5.
Stand per 1-7-2004
1. Tot nu toe zijn er 5 KVU-projecten gestart.
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
91
146
Investeringen in veiligheid door bedrijven
Stimulering veiligheidsbevorderende initiatieven
VPMaatregel nummer Doelstelling Vanaf 2004 en dan jaarlijks
Streefdatum realisatie doelstelling In het kader van de Hein Roethofprijs een prijs uitreiken voor bedrijven die op een constructieve en innovatieve wijze investeren in veiligheid en tegengaan van criminaliteit (01-10-2004)
Te verrichten activiteiten/te leveren prestaties en tijdsplanning
Stand per 1-1-2004
Stand per 1-7-2004
Besloten is om de uitreiking van de prijs voor het bedrijfsleven los te koppelen van de al bestaande Hein Roethofprijs. De prijs wordt nu uitgereikt op een congres rond het Actieplan Veilig Ondernemen op 12 mei 2005 en niet langer in oktober 2004. Hiermee wordt extra aandacht voor het onderwerp bedrijfsleven en criminaliteit gegenereerd
Toelichting op stand 1-7-2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
92
* slachtofferschap bedrijven t.w. het aantal ondervonden delicten bij bedrijven: – criminaliteit tegen bedrijfsleven totaal – winkelcriminaliteit – criminaliteit transportsector
objectieve veiligheid bedrijven
* onveiligheidsgevoelens – vaak onveilig – zelden/soms/wel eens
subjectieve veiligheid burgers (landelijk)
Onderzoek Diefstal Detaiilhandel 2004/ Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB)
Politie Monitor Bevolking (PMB)
Politie Monitor Bevolking (PMB)
feitelijk ervaren overlast en verloedering * ernstige overlast (schaalscore) * (fysieke) verloedering (schaalscore)
5,4% 30,8%
Nulmeting
2,15 3,59
1 478 000 1 081 000
Slachtofferenquete/ CBS-POLS
feitelijk ondervondencriminaliteit * slachtofferschap burgers t.w. het aantal ondervonden delicten bij burgers: – vermogen – geweld
Stand van zaken 2002 Nulmeting
Bron
5,0% 27,7%
2,07 3,48
1 342 000 1 093 000
Stand van zaken 2003
jan. 2005 2893000 jan. 2005
Nulmeting
4,4% 26,9%
2,08 3,43
Stand van zaken 2004
-/- 20 à 25% in 2008–2010
– 10% in 2006; – 20% in 2008 – 25% in 2006 minimaal – 25% in 2008
substantiële verbetering
substantiële verbetering
}
Doelstelling
Situatie objectieve en subjectieve veiligheid burgers en bedrijven
OBJECTIEVE EN SUBJECTIEVE VEILIGHEID
objectieve veiligheid burgers (landelijk)
Cijfers met betrekking tot
BIJLAGE II
– doelstellingen cf. Actieplan Veilig Ondernemen (AVO) – Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven in volle omvang beschikbaar december 2004/januari 2005 – gegevens winkelcriminaliteit ontleend aan vooronderzoek Diefstal Detailhandel september 2004
– De objectieve onveiligheid omvat die vormen van overlast en criminaliteit in de publieke ruimte waar burgers en bedrijven/ instellingen vaak mee worden geconfronteerd;
Toelichting
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
93
• slachtofferschap vermogen (% inwoners slachtoffer (poging tot) inbraak, fietsendiefstal, diefstal van/uit auto) • slachtofferschap geweld (% inwoners slachtoffer mishandeling en bedreiging) • overlast (schaalscore) • fysieke verloedering (schaalscore) • onveiligheidsgevoelens (% inwoners dat zich wel eens onveilig voelt in eigen buurt)
Veiligheidssituatie 50 meetwijken G-30
Cijfers met betrekking tot
L&V-enquêtes
Bron
1-meting cohort 1 20,8%
7,2% 3,1 5,1 35,7
22,7%
8,8% 3,3 5,3 39,2
Stand van zaken 2003
Nulmeting 50 wijken G-30
Stand van zaken 2002
Stand van zaken 2004
substantiele verbetering van overlast, verloedering en onveiligheidsgevoelens
6 – de beoogde landelijke resultaten van 20–25% moeten voor de 50 meetwijken in 2006 zichtbaar worden o.b.v. slachtofferpercentages, onderverdeeld naar slachtofferschap vermogen en geweld,
Doelstelling
• Nulmeting betreft periode: voorjaar 2001voorjaar 2003 • 1-meting cohort 1 betreft periode: najaar 2003voorjaar 2004 en omvat 11 steden, 20 wijken (539600 inwoners, dwz. 58% van het totaal aantal inwoners in de 50 meetwijken veiligheid
Toelichting
OVERZICHT 50 MEETWIJKEN Nummer
Gemeente
GSB-wijk (schuingedrukt=combinatie GSB-wijken)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Amsterdam Amsterdam Amsterdam Amsterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam Rotterdam ’s-Gravenhage ’s-Gravenhage ’s-Gravenhage ’s-Gravenhage Utrecht Utrecht Utrecht Utrecht Almelo Arnhem Breda Breda Deventer Deventer Dordrecht Eindhoven Eindhoven Enschede Enschede Groningen Haarlem Haarlem Heerlen Helmond Hengelo ’s-Hertogenbosch ’s-Hertogenbosch Leeuwarden Leiden Maastricht Nijmegen Nijmegen Schiedam Tilburg Tilburg Venlo Zwolle Alkmaar Amersfoort Emmen Lelystad Zaanstad
Wallen 4) Chassébuurt 4) Bijlmer-Centrum 4) Bijlmer-Oost 4) Delfshaven Feijenoord Charlois Stadscentrum Transvaalkwartier Stationsbuurt Schildersbuurt Centrum Binnenstad Pijlsweerd 4) Kanaleneiland 4) Nieuw Hoograven/Bokkenbuurt 4) Binnenstad Spijkerkwartier Centrum Noordoost Binnenstad/De Hoven Zandweerd/Voorstad Oud-Krispijn Centrum Woensel-Zuid Binnensingelgebied Boswinkel/Stadsveld Centrum Oude Stad Zomerzone Heerlen-Centrum Binnenstad Binnenstad West Noord Vrijheidswijk Binnenstad-Noord/Stationsdistrict Binnenstad (buurt 00 t/m 06) Stadscentrum Oud-West Oost Centrum Oud-Noord Venlo Binnenstad Binnenstad Centrum Stadskern/Zonnehof Emmen revisited Oost Zaandam-Zuidoost
Totaal
Inwoners 1-1-2003
Gewicht in nulmeting
12 641 11 976 21 504 26 576 72 507 73 378 66 983 29 877 15 713 8 646 32 919 17 755 14 961 5 369 15 142 6 804 5 029 5 864 10 900 28 055 7 009 18 167 12 122 4 390 35 194 21 808 23 078 15 430 12 273 19 725 4 487 13 403 2 359 19 399 19 956 4 048 16 663 16 066 8 990 18 094 10 994 5 475 30 898 5 925 2 686 6 488 5 941 25 011 32 249 36 993
0,013 0,013 0,023 0,028 0,077 0,078 0,071 0,032 0,017 0,009 0,035 0,019 0,016 0,006 0,016 0,007 0,005 0,006 0,012 0,030 0,007 0,019 0,013 0,005 0,038 0,023 0,025 0,016 0,013 0,021 0,005 0,014 0,003 0,021 0,021 0,004 0,018 0,017 0,010 0,019 0,012 0,006 0,033 0,006 0,003 0,007 0,006 0,027 0,034 0,039
937 920
1,000
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
94
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
95
BIJLAGE III-a
PMB
PolBIS
Tevredenheid politieoptreden (% respondenten)
Ziekteverzuim percentage
Intensivering van het operationele vreemdelingentoezicht
pm5
Luris-24
PMB
Beschikbaarheid politie (schaalscore)
vanaf 2005 aangevuld met: Het percentage aan de korpsen ter afhandeling uitgegeven rechtshulpverzoeken
Centraal justitieel incassobureau (CJIB), COMPAS
COMPAS
Bron/ leverancier
Het aantal uit staandehoudingen voortgekomen boetes en transacties
idem uitsluitend regiokorpsen
aantal door de politie aan het OM aangeleverde verdachten (incl.KLPD)3
Landelijk Kader Ned. Politie
Cijfers met betrekking tot
61,3
4,3
stand van zaken 2001/ nulwaarde (PMB-2002)
8,2
62,6
4,4
1425097
214018
218463
stand van zaken 2002/ nulwaarde overig
7,2
64,1
4,7
1770512
228335
233335
stand van zaken 20032 stand van zaken 2004
KERNCIJFERS POLITIE EN STRAFRECHTSKETEN
Prestatiegegevens politie (Landelijk Kader) en strafrechtsketen1
BIJLAGE III
nog niet vastgesteld
max. 8
Substantiële verbetering7
Substantiële verbetering6
+180000
+40000
Doelstelling/streefwaarde 2006 (tov 2002)
In kader van tijdige en adequate behandeling internationale rechts-hulpverzoeken; % dat volgens de aan Luris-2 gekoppelde normen binnen de gestelde termijnen is afgehandeld door de Internationale rechtshulpcentra (IRC’s).
– tevreden of zeer tevreden over politieoptreden bij het laatste contact met de politie.
– in kader van verhoging zichtbaarheid, bereikbaarheid en publieksgerichtheid van de politie
– toename ruim 14000
conform Landelijk kader Ned.Politie; betreft 25 regio’s + KLPD (dus excl BOD’s en Kmar);
Toelichting/opmerkingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
96
stand van zaken 2001/ nulwaarde (PMB-2002)
stand van zaken 2002/ nulwaarde overig
80%
92,12%
2200
2691
2173 518
80%
96,19%
1728 472
80% 90% 95%
stand van zaken 2004
71% 79% 84%
stand van zaken 20032
6679
5018 1661
Doelstelling/streefwaarde 2006 (tov 2002)
7640
Gewenste uitbreiding ultimo 2008: 5674 1966
In kader van verhoging bereikbaarheid van de politie; het betreft de daadwerkelijke bereikbaarheid van het LTP/ 1-1-2 en de gemeten kwaliteit van de dienstverlening in het kader van het LTP die volgt uit de regionale toepassing van de «Kwaliteitsthermometer teleservice»
Toelichting/opmerkingen
2
In dit overzicht wordt voor de politie en de strafrechtsketen informatie verstrekt over de relevante resultaatsafspraken, waarbij sprake is van nul- en streefwaarden. Voor wat betreft het Landelijk Kader Nederlandse Politie geldt voor het jaar 2006 een beoogde stijging van het aantal door de politie aan het OM aangeleverde verdachten met 40000 t.o.v het jaar 2002. Er zijn geen streefcijfers per jaar vastgesteld, vandaar dat in deze kolom de term «stand van zaken 2003» wordt gehanteerd. 3 In de praktijk is gebleken dat het verzamelen en analyseren van de gegevens over het KLPD aanzienlijk complexer is dan het verkrijgen van gegevens over de regiokorpsen. Voor een belangrijk deel heeft dat te maken met het feit dat er naar aard en taak zeer diverse diensten onder het KLPD ressorteren. Vandaar dat bij het uitbrengen van de vorige voortgangsrapportage was besloten de ontwikkeling van de voorlopige KLPD-cijfers aan een nadere bestudering te onderwerpen alvorens deze definitief vast te stellen. In voorliggende oktoberrapportage worden thans de definitieve cijfers 2002 en 2003 gepresenteeerd. 4 Deze indicator dient nog nader te worden geoperationaliseerd. Het is de verwachting dat per 1-1-2005 uitsluitsel is over de resultaatsafspraak. 5 Deze indicator dient nog nader te worden geoperationaliseerd. Het is de verwachting dat per 1-1-2005 uitsluitsel is over de resultaatsafspraak. 6 Onder een substantiële verbetering wordt verstaan het bereiken van de hoogste waarde uit de periode 1993–2002, berekend per korps. 7 Onder een substantiële verbetering wordt verstaan het bereiken van de hoogste waarde uit de periode 1993–2002, berekend per korps. 8 Ten aanzien van de uitbreiding gevangeniswezen is in de Justitiebegroting 2005 uit de verdeling van de Veiligheidsenveloppe, tranche 2005, een verhoging van de MST taakstelling van 6000 plaatsen tot 7640 opgenomen.
1
Totaal intra+ en extramuraal
Uitbreiding intrmuraal Uitbreiding extra-muraal
DJI/Tulp
– LTP en 1–1-2: Systemen politie – kwaliteitsmeting-bureau Telan.
De daadwerkelijke bereikbaarheid van het LTP/1-1-2 – landelijk gem. bereikbaarheid landelijk telefoonnummer: • tijdige beantwoording (20 sec) • tijdige beantwoording (30 sec) • tijdige beantwoording (45 sec) – landelijk gem. bereikbaarheid alarmnummer 112 vaste telefonie: • tijdige beantwoording (15 sec) mobiele telefonie/afspraak KLPD • tijdige beantwoording (30 sec)
Uitbreiding Gevangeniswezen intra+ en extramuraal8
Bron/ leverancier
Cijfers met betrekking tot
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
97
– wv voegen waarvan afdoeningen door de rechter – wv meerv. kamer – wv politierechter – wv kinderrechter
UITSTROOM in eerste aanleg Rechtbankzaken OM waarvan afdoeningen OM – wv onvoorw.sepot – wv transactie en voorw. sepot COMPAS/JV/PaG
COMPAS/JV/PaG
HKS/KLPD/DNRI
Dadergerichte informatie: – aantal nieuwkomers – aantal meerplegers – aantal veelplegers
vervolging en berechting INSTROOM in eerste aanleg Rechtbankzaken OM (incl BOD’s en Kmar) – wv minderjarigen – wv geweld
CBS-Politiestatistiek
ophelderings% (totaal) – vermogen – geweld – openbare orde en vernieling
CBS-Politiestatistiek
opgehelderde misdrijven – vermogen – geweld – openbare orde en vernieling CBS-Politiestatistiek
CBS-Politiestatistiek
aantal opgemaakte pv’s (naar delict) – vermogen – geweld – openbare orde en vernieling
aantal gehoorde verdachten – vermogen – geweld – openbare orde en vernieling
HALT-Nederland
Bron/leverancier
14100 148100 15700 121400 11000
130000 15400 104300 10300
129200 26400 88500
118200 28000 75600 14400
277300
269400 30300 45200
102515 79219 22429
20,0 10,6 52,6 17,4
346800 128900 69900 52900
276400 95200 58600 34700
1383900 897300 111500 198800
23255
stand van zaken 2003
248300
250400 27700 41000
95329 72999 21415
17,8 9,9 48,3 15,9
321700 125800 64600 49300
253900 93700 52700 32900
1422900 946400 109200 207300
21530
stand van zaken 2002
stand van zaken 2004
Overige gegevens stand van zaken politie en strafrechtsketen1
aantal HALT-verwijzingen
Opsporing
Cijfers met betrekking tot
BIJLAGE III-b
– betreft voeging ter berechting of ad info
instroom OM hoger dan uitstroom politie vanwege meetellen productie KMAR en BOD; – cijfers 2002 en 2003 uit jaarverslag OM 2003
Landelijke Criminaliteits Kaart 2003 (LCK): cijfers 2002 zijn definitief; cijfers 2003 zijn voorlopig (def. bij LCK 2004)
CBS, augustus 2004
Jaarbericht 2003, Halt-Nederland, 2002: def. cijfer
Toelichting/opmerkingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
98
DSRS/SRN DJI
executie/tenuitvoerlegging uitgevoerde taakstraffen volw.
capaciteit DJI
221 72 0 373
203 – 0 0
783 0
bijzondere voorzieningen: – detentiecentra – uitzendcentra
stand van zaken 2004
– tbv drugskoeriers
– gem. politiecelgebruik
Zie bijlage I, maatregel 114
Zie bijlage I, maatregel 115
Standcijfers per 31-12-2002 en 31-122003
bron: jaarverslag Justitie 2003
Toelichting/opmerkingen
In deze bijlage worden geconsolideerde (ultimo) jaarcijfers gepresenteerd. Cijfers die betrekking hebben op de voortgang gedurende het jaar worden hier niet opgenomen. De cijfers m.b.t. de kolom «stand van zaken 2004» worden bij de eerstvolgende voortgangsrapportage (mei 2005) opgenomen.
1
1129 174
1087 177
1265 300
1303
1091 1308
1050 1296 1264
2399
2346
405 339 4670 5870
13343 1428
12034 1444
352 153 4837 4211
14771
28 823
stand van zaken 2003
13478
21 064
stand van zaken 2002
capaciteit sector TBS totaal, waarvan: – justitiële inrichtingen – niet-justitiële inrichtingen
capaciteit sector JJI totaal, waarvan: – opvanginrichtingen – behandelinrichtingen
capaciteit sector GW totaal, waarvan: – sanctiecapaciteit – vreemdelingenbewaring voorts: – SOV-plaatsen intramuraal extramuraal – specifieke plaatsen veelplegers – meerpersoonscelgebruik – politiecelgebruik – gemiddeld – ultimo – aantal IVO – aantallen SOB
Bron/leverancier
Cijfers met betrekking tot
BIJLAGE IV
VOORTGANG WETGEVINGSPROGRAMMA Voortgang wetgevingsprogramma Inmiddels in werking getreden: • Wetsvoorstel voor termijn voor doen van opgave van getuigen (maatregel 101; Stb. 2003, 143; datum van inwerkingtreding 1 juli 2003) • Wijziging Penitentiaire maatregel i.v.m. versobering (houdt verband met maatregel 105; Stb. 2003, 349; datum van inwerkingtreding: 15-09-2003) • Wetsvoorstel verruiming toepassing penitentiair programma en elektronisch toezicht (houdt verband met maatregel 123 uit het VP betreffende het verruimen van de toepassing van het penitentiair programma; Stb. 2003, 142; datum van inwerkingtreding 01-01-2004) • Wetsvoorstel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (28 980) (houdt verband met maatregel 114 uit het VP betreffende speciale categorale voorzieningen (veelplegers); Staatsblad 2004, 351; datum van inwerkingtreding 1 oktober 2004) • Wetsvoorstel meerpersoonscelgebruik (28 979) (houdt verband met maatregel 106 uit het VP betreffende het meerpersoons celgebruik bij penitentiaire inrichtingen; Stb. 2004, 350; datum van inwerkingtreding 13 september 2004) • Betere benutting zittingscapaciteit Betreft maatregel 94 uit het VP (algemene maatregel van bestuur) Stb. 2004, 288; datum van inwerkingtreding: 1 oktober 2004 • Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de wijziging van het stelsel van de rechterlijke toetsing van vrijheidsontnemende maatregelen (t.b.v. reductie werklast vreemdelingenketen a.g.v. toepassing vreemdelingenbewaring) (betreft maatregel 102 uit het VP; Stb. 2004, 404; datum van inwerkingtreding 1 september 2004) STRAFPROCESRECHT • Stroomlijning van de procedure in hoger beroep Betreft maatregel 104 uit het VP Stand: de ontvangen adviezen zijn verwerkt; het wetsvoorstel wordt in oktober behandeld in de ICCW; daarna wordt het aan de ministerraad aangeboden. Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: 01-12-2004 (was: 01-07-2004) Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2006 • Wetsvoorstel elektronische aangifte Het wetsvoorstel houdt verband met maatregel 58 uit het VP betreffende de verbetering en verruiming aangiftemogelijkheid burgers Stand: gereed voor mondelinge behandeling door de Tweede Kamer Beoogde inwerkingtreding: 01-03-2005 Wetsvoorstellen voortvloeiende uit het interim-rapport van de Commissie verbetervoorstellen van de Raad voor de rechtspraak Betreft maatregel 93 uit het VP • Wetsvoorstel vereenvoudigde bewijsmotivering bekennende verdachten (29 255) Stand: aanhangig bij de Eerste Tweede Kamer sinds 1 juli 2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-04-2005 • Wetsvoorstel horen van getuigen en aanverwante onderwerpen (29 254) Stand: aanhangig bij de Eerste Kamer sinds 1 juli 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
99
Beoogde inwerkingtreding: 01-04-2005 • Wetsvoorstel aanpassingen voorlopige hechtenis (29 253) Stand: aanhangig bij de Eerste Kamer sinds 1juli 2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-04-2005 • Wetsvoorstel doorzoeking buiten gerechtelijk vooronderzoek (29 252) Stand: aanhangig bij de Eerste Kamer sinds 1 juli 2004 Beoogde inwerkingtreding: 01-04-2005 • Wetsvoorstel herziening betekeningsvoorschriften Betreft maatregel 95 uit het VP Stand: advies Raad van State ontvangen augustus 2004 Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: was 01-01-2004; wordt 01-102004 Beoogde inwerkingtreding: 01-07-2005 • Wetsvoorstel invoering telehoren Betreft maatregel 97 uit het VP Stand: voor advies voorgelegd aan de Raad van State Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: was 01-01-2004; wordt 01-112004 Beoogde inwerkingtreding: 01-07-2005 • OM-afdoening Betreft maatregel 87 uit het VP • Wetsvoorstel OM+afdoening Stand: advies van de Raad van State (vertraagd) ontvangen Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: was 01-03-2004; wordt 01-102004 Beoogde inwerkingtreding: 01-01-2006 (was: 01-03-2005) PENITENTIAIR- EN SANCTIERECHT • Wetsvoorstel doorplaatsen na veroordeling in eerste aanleg Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 108 uit het VP betreffende het doorplaatsen van in eerste aanleg veroordeelden Stand: gereed voor mondelinge behandeling door de Tweede Kamer Beoogde inwerkingtreding: 01-07-2005 • Wetsvoorstel elektronische detentie kortgestraften Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 107 uit het VP betreffende elektronische detentie in plaats van korte vrijheidstraffen Stand: in voorbereiding Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: was 01-12-2003; wordt 01-032005 Beoogde inwerkingtreding: was 01-01-2005; wordt 01-07-2006 • Wetsvoorstel voorwaardelijke invrijheidstelling Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 122 uit het VP betreffende invoering van voorwaardelijke invrijheidstelling, waarin het penitentiair programma opgaat vanaf de helft van de straf Stand: de gevraagde adviezen worden verwerkt; het wetsvoorstel wordt in november behandeld in de ministerraad Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: was 01-01-2004; wordt 01-032005 Beoogde inwerkingtreding: was 01-01-2005; wordt 01-07-2006 POLITIE •
Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de aanpassing van de bevoegdheden op regionaal niveau, alsmede van de bevoegdheden van de Raad voor het Korps landelijke politie+ diensten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
100
Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 73 uit het VP betreffende het uitbreiden van de beheersrol van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Stand: beoogd is het wetsvoorstel in te trekken. Elementen eruit zijn opgenomen in een nieuw wetsvoorstel Versterking bevoegdheden op rijksniveau t.a.v. de politie (zie hierna). • Voorstel van Wet versterking bevoegheden op rijksniveau ten aanzien van de politie Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 73 uit het VP betreffende het uitbreiden van de beheersrol van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Stand: het wetsvoorstel is in juli 2004 bij de Tweede Kamer ingediend. Beoogde inwerkingtreding: eerste helft 2005 • Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met ICT Politie en samenwerkingsvoorzieningen. Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 71 uit het VP betreffende realisatie van gemeenschappelijke informatiearchitectuur politie en realisatie geintegreerde Landelijk ICT-infrastructuur veiligheidspartners (LICTIV) Stand: het wetsvoorstel is in juli 2004 bij de Tweede Kamer ingediend Beoogde inwerkingtreding: eerste helft 2005 • Voorstel van wet tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met aanpassing van de regelingen voor bijstand Stand: nog geen uitvoering aan gegeven, doordat capaciteit primair is ingezet op de voorbereiding van het wetsvoorstel tot versterking van de beheersbevoegdheden van de Minister van BZK. Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: september 2005 Beoogde inwerkingtreding: september 2006 BESTUUR •
Voorstel van wet tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de invoering van regels omtrent het gebruik van camera’s ten behoeve van toezicht op openbare plaatsen (cameratoezicht op open+ bare plaatsen) (29440) Betreft maatregel 134 uit het VP Stand: wetsvoorstel is op 23 februari 2003 ingediend bij de Tweede Kamer (TK 2003–2004, 29 440, nrs. 1–4) Beoogde inwerkingtreding: was 01-07-2004; wordt 01-01-2005 • Voorstel van wet tot uitbreiding bestuurlijke handhaving (Voorstel van wet tot overdracht van parkeerboetes aan gemeenten) Wetsvoorstel houdt verband met maatregel 133 uit het VP betreffende versterking van de bestuurlijke handhaving (inclusief bestuurlijke boete) Stand: bij de Raad van State Beoogde indiening bij de Tweede Kamer: z.sm. Beoogde inwerkingtreding: was 01-03-2005; wordt medio 2005
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
101
BIJLAGE V
VERANTWOORDING OVER FINANCIËN Financiën
Aanleiding Zoals aangekondigd in de derde voortgangsrapportage van mei 2004 wordt bij deze een integraal overzicht verstrekt op welke wijze de middelen, die zijn toegekend voor de uitvoering van het Veiligheidsprogramma, zijn geoormerkt binnen de bestaande financiele administraties. De nog onverdeelde middelen Veiligheid voor de Justitieketen vanaf begroting 2005 zijn eveneens hierbinnen verwerkt, overeenkomstig de onlangs bij uw Kamer ingediende begroting 2005. Aanvullend hierop zijn eveneens enkele intern binnen de Justitiebegroting vrijgemaakte middelen zichtbaar gemaakt waarmee volledige aansluiting gemaakt wordt tussen de beschikbare middelen met de doorvertaling naar operationele doelstellingen en onderdelen. Met dit overzicht wordt aldus tegemoet gekomen aan de aanbevelingen van de Autditdiensten hieromtrent, zoals gedaan bij de derde voortgangsrapportage van mei 2004.
Technische opbouw beschikbare middelen Het Kabinet Balkenende I heeft bij het Strategisch Akkoord van juli 2002 een bedrag van € 800 mln aan extra middelen voor de veiligheid toegekend. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen hierover zijn naar aanleiding van de motie Zalm, middelen aan deze enveloppe veiligheid toegevoegd (= veiligheidsenveloppe I: voor 2003 eenmalig € 130 mln. en vanaf 2004 € 20 mln. structureel). Het kabinet Balkenende II heeft in het Hoofdlijnenakkoord van mei 2003 aanvullende middelen ter beschikking gesteld voor de oplossing van de knelpunten bij de politie en binnen de justitieketen (= veiligheidsenveloppe II: € 350 mln minus de gelden voor de Commissie Van der Haak). Daarnaast zijn additionele middelen voor specifieke doeleinden ter beschikking gesteld. Een deel hiervan is ook voor onderwerpen aangewend die in aanvulling op het Veiligheidsprogramma zijn gebracht. Het betreft de middelen voor jeugd en preventie (= veiligheidsenveloppe III: Justitie-deel € 35 mln.). Naast de middelen die additioneel zijn toegekend bij SA en HA via de enveloppes Veiligheid bij SA, HA en de enveloppe Jeugd en Preventie (Justitie-deel) zijn intern binnen de BZK- en Justitiebegroting specifieke middelen vrijgemaakt. Voor de goede orde zij nog vermeld dat bij Hoofdlijnenakkoord specifieke taakstellingen opgelegd zijn die onderdelen van het Veiligheidsprogramma raken. Het betreft taakstellingen voor de politie (efficiency, ziekteverzuim), het openbaar ministerie, de rechtsprekende macht, de rechtsbijstand, de Dienst Justitiële Instellingen (DJI) en de reclassering (SRN). De scope van deze taakstellingen (oplopend tot een bedrag van – € 104 mln. voor de Justitieketen en – € 57 mln. voor de Politie) is breder dan (enkel) het Veiligheidsprogramma en de veiligheidsketen, maar kunnen op (de uitvoering van) het programma wel van invloed zijn. Deze taakstellingen zijn niet verwerkt in de hieronder weergegeven totaal tellingen. Tabel 1 Totaal beschikbare veiligheidsmiddelen voor BZK en Justitie In tabel 1 wordt allereerst op hoofdlijnen een totaaloverzicht gegeven van de technische opbouw van de intensiveringen in het kader van Veiligheid en Jeugd en Preventie bij Strategisch Akkoord (SA) en Hoofdlijnenakkoord
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
102
(HA) voor Binnenlandse Zaken en Justitie, incl. de specifiek benoemde eigen middelen van BZK en Justitie (1a). Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de beoogde inzet van deze middelen (1b). Tabel Ia. Technische opbouw beschikbare veiligheidsmiddelen van BZK en Justitie I Veiligheidsenveloppe Strategisch akkoord Intensiveringsruimte (x €mln)
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
163 130
568 20 20 67 3 – 72 – 26 580 17
800 20 30 85 4 – 74 – 26 839 – 59
800 20 40 85 5 – 74 – 26 850 – 31
800 20 40 85 5 – 74 – 26 850 6
800 20 40 85 5 – 74 – 26 850 6
Enveloppe Veiligheid APB-Motie Zalm Intensivering Boetes en transacties Specifieke financiering BZK Specifieke financiering Justitie Onvermijdelijke tegenvallers justitie Onvermijdelijke tegenvallers BZK Restant te verdelen Intertemporele compensatie
52 17 – 77 – 26 259 1
331 20 10 54 1 – 75 – 26 315 65
Totaal Intensiveringen Strategisch akkoord
261
381
597
780
820
857
857
II Veiligheidsenveloppe Hoofdlijnenakkoord Intensiveringsruimte (x €mln)
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Veiligheid: justitiele keten, politie Intertemporele compensatie
7
150 – 15
250 –6
300 1
350 14
350 0
350 0
Totaal Intensiveringen Hoofdlijnenakkoord
7
135
244
301
364
350
350
2003
2004 11
2005 18
2006 28
2007 35
2008 35
2009 35
0
11
18
28
35
35
35
268
526
858
1 108
1 219
1 242
1 242
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Specifieke benoemde eigen middelen Justitie
72
78
40
4
30
22
22
Totaal specifieke benoemde eigen middelen Justitie
72
78
40
4
30
22
22
340
604
898
1 112
1 249
1 264
1 264
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
70 20 39 112 20
97 40 53 144 37 3 7
168 69 55 199 63 13 16 14
207 118 59 255 81 20 20 20
207 118 85 255 95 20 20 20
220 118 110 255 95 20 20 20
220 118 110 255 95 20 20 20
261
380
597
780
820
857
857
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
23 17 95 95
38 29 178 94
45 29 227 92
53 29 283 85
53 29 269 85
53 29 269 85
III Veiligheidsenveloppe Jeugd en preventie (Justitiedeel) Intensiveringsruimte (x €mln) Veiligheid: justitiedeel jeugd en preventie Totaal intensiveringen Jeugd/preventie (Justitiedeel) Totaal intensiveringen Veiligheid I, II en III IV Specifieke benoemde eigen middelen Justitie (bedragen x €mln)
Totaal beschikbare veiligheidsmiddelen voor BZK en Justitie
Tabel Ib. Beoogde inzet beschikbare veiligheidsmiddelen van BZK en Justitie I. Bestedingen uit Strategisch akkoord (bedragen x €mln.) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Sanctiecapaciteit (5 000) – Justitie Jeugdcriminaliteit/veelplegers – Justitie Strafrechtketen (incl. aanpak doorlooptijden) – Justitie Sterktegroei politie (4 000 fte) – BZK Kwaliteit Politie – BZK Politieonderwijs – BZK Rampenbeheersing & brandweer – BZK Douane & Kmar
Totaal bestedingen SA/veiligheidsenveloppe I II. Bestedingen bij hoofdlijnenakkoord (bedragen x €mln.) * * * –
politie (15%) – BZK van den Haak (incl. intert. Comp.) Justitieketen (na aftrek van den Haak en intert. comp.) – Justitie w.v. Toegedeeld bij begroting 2004 – Justitie
7
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
103
I. Bestedingen uit Strategisch akkoord (bedragen x €mln.)
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
11
84 18
135 28
198 35
184 35
184 35
7
146
261
328
400
386
386
268
526
858
1 108
1 219
1 242
1 242
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
eigen middelen DJI t.b.v. reclassering/modernisering sanctietoepassing opbrengsten griffierechten t.b.v. rechtspraak t.b.v. extra zaken bij de rechtspraak
72
72
40
4
30
22
22
Totaal specifieke inzet eigen middelen JU
72
78
40
4
30
22
22
Totaal beoogde inzet veiligheidsmiddelen van BZK en Justitie
340
604
898
1 112
1 250
1 264
1 264
* * * *
132 201
206 373 7 17
329 527 14 29
421 643 20 29
442 758 20 29
443 773 20 29
443 773 20 29
– w.v. Toegedeeld bij begroting 2005 – Justitie * Jeugd en preventie (justitiedeel) – Justitie Totaal bestedingen HA/veiligheidsenveloppe II en III Totaal beoogde inzet van intensiveringen BZK en Justitie III. Bestedingen specifiek benoemde eigen middelen Justitie (bedragen x €mln.)
waarvan BZK waarvan Justitie waarvan Douane & KMAR waarvan Commissie van den Haak
6
7
Tabel 2 Uitsplitsing naar operationele doelstellingen voor BZK en Justitie In tabel 2 wordt aangegeven, uitgaande van tabel 1b, op welke wijze een doorvertaling van de additionele middelen naar de operationele doelstellingen en onderdelen heeft plaatsgevonden. Tabel 2a geeft het overzicht voor BZK. Tabel 2b geeft het overzicht voor Justitie. Aangezien met ingang van de begroting 2005 de Justitiebegroting een andere indeling zal hebben wordt in de tweede kolom van deze tabel (zogenaamde «was-wordt tabel») aangegeven hoe de toegekende middelen gegeven de nieuwe begrotingsindeling zijn verdeeld. Tabel 2a. Verdeling middelen Veiligheid (SA en HA) naar operationele doelstelling voor BZK
bedragen x € mln.
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
O.D.
Onderdeel
Enveloppe
2.2
Politie (sterktegroei)
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
112
144 23
199 38
255 45
255 53
255 53
255 53
Totaal
112
167
237
300
308
308
308
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
20
37
63
81
95
95
95
Totaal
20
37
63
81
95
95
95
3
13
20
20
20
20
3
13
20
20
20
20
16
20
20
20
20
2.2
2.5
Politie (kwaliteit)
Politie (onderwijs)
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004) Totaal
Rampenbeh. en brandweer
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004) Totaal
Totaal BZK
0
0
0
16
20
20
20
20
132
207
329
421
443
443
443
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
104
Tabel 2b. Verdeling middelen Veiligheid (SA, HA en Jeugd/preventie) naar operationele doelstelling voor Justitie
bedragen x € mln.
2003
O.D. «oud»
O.D. «nieuw» Onderdeel
Enveloppe
3.1.12
14.1.4
Veiligheid jeugd/preventie
3.2.4
13.5.1/.2 13.5.1/.2
Huiselijk geweld
Slachtofferhulp
13.5.1/.2
13.3.2 13.3.2
2005
2006
2007
2008
2009
1,0
2,0
2,0
3,0
3,0
3,0 3,0
Totaal
0,0
1,0
2,0
2,0
3,0
3,0
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
0,1
0,1 0,3
0,2 0,3
0,3 0,3
0,4 0,3
0,6 0,3
4,5
8,0
0,9 8,0 8,9
Veiligheid HA (begroting 2005) Totaal
3.3.1.
2004
Openbaar Ministerie
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
0,1
0,4
0,5
0,6
5,2
8,9
10,2
15,4 19,6
21,9 18,6
28,2 16,6
39,5 9,6
48,4 9,6
3,0
4,5
6,1
58,0 13.3.2
Veiligheid HA (begroting 2005) Totaal
3.3.2.
13.2.1 13.2.1
Forensisch Instit.
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
10,2
35,0
43,5
49,3
55,2
58,0
0,1
3,0 0,7
3,0 0,7
3,0 0,7
4,0 0,7
5,6 0,7
58,0
6,3
3.3.3.
13.3.1
DG Rechtshandhaving
Totaal
0,1
3,7
3,7
3,7
4,7
6,3
Veiligheid SA
0,9
3,9
3,8
3,7
1,3
0,6 0,6
Totaal 3.4.7 3.4.7/8
14.1.4
Jeugd terecht
6,3
Veiligheid SA Veiligheid jeugd/preventie
0,9
3,9
3,8
3,7
1,3
0,6
20,0
16,6 6,5
27,9 12,0
47,5 21,5
47,5 27,5
47,5 27,5
0,6
75,0 Totaal 3.4.8
14.2.4
Jeugdreclassering
20,0
Veiligheid HA (begroting 2005) Totaal
4.1.1.
12.1.1
Rechtsprekende macht
12.1.1
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
12.2.1
Rechtsbijstand
12.2.1
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
5.1.2/ 3/4 +6.3.6
5.1.3/ 7.2.1
13.4.1/.2 15.3.1/.2 13.4.1/.2 13.4.1/.2 14.2.1/ 92.1
DJI
69,0
75,0
75,0
75,0
1,5
2,0
2,4
2,4
2,4 2,4
0
1,5
2
2,4
2,4
20,9
21,0 26,0
11,5 26,0
5,4 26,0
11,4 26,0
16,0 26,0
5,5
4,5
8,5
12,0
7,2
42,0 7,2
20,9
52,5
42,0
39,9
49,4
49,2
49,2
4,6
6,9 3,0
10,9 3,0
14,4 3,0
21,8 3,0
27,7 3,0
4,5
8,0
8,7
2,8
30,7 2,8 33,5
Veiligheid HA (begroting 2005) Totaal
39,9
0
Veiligheid HA (begroting 2005) Totaal
4.2.1.
23,1
4,6
9,9
18,4
25,4
33,5
33,5
Veiligheid SA
70,0
119,8
209,1
277,1
277,1
290,5
Veiligheid HA (begroting 2004) eigen middelen overboeking SRN/MST
72,0 – 9,6
41,0 72,5 – 20,7
41,0 40,0 – 30,0
41,0 4,4 – 43,9
41,0 30,4 – 48,9
41,0 22,0 – 53,9
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
Veiligheid jeugd/preventie
301,1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
105
bedragen x € mln. O.D. «oud»
2003
O.D. «nieuw» Onderdeel
5.1.2/ 3/4
Veiligheid HA (begroting 2005)
5.1.5. 5.1.11 5.1.5/11 5.1.5
13.4.3/.4 13.4.3/.4 13.4.3/.4 13.4.3
5.1.5/11
13.4.3/4
SRN
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004) overboeking SRN/MST Veiligheid jeugd/preventie
14.2.2 14.1.1
5.1.6
14.2.2
14.2.3 14.2.3
RvdK
14.2.3
5.2.1.
13.4.5 13.4.5
2007
2008
2009
60,0
95,0
138,0
140,0
140,0 441,1
214,1
321,6
375,1
439,1
441,1
1,3
1,5 1,6 20,7 1,5
1,6 1,6 30,0 2,0
1,7 1,6 43,9 3,0
3,1 1,6 48,9 3,0
5,6 1,6 53,9 3,0
8,2
12,9
22,0
18,3
64,1 18,3 82,4
9,6
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
10,9
25,4
43,4
63,0
78,6
82,4
0,3
0,2 1,7
0,2 1,7
0,1 1,7
0,3 1,7
0,5 1,7
1,8
3,8
4,2
4,4
2,2 4,4 6,6
Veiligheid HA (begroting 2005)
HALT
2006
132,4
Veiligheid HA (begroting 2005) Totaal
5.1.6. 3.4.7
2005
Enveloppe
Totaal
5.1.8.
2004
Totaal
0,3
1,9
3,7
5,5
6,2
6,6
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
0,1
0,1 0,4
0,2 0,4
0,3 0,4
0,4 0,4
0,6 0,4
0,3
0,3
0,4
1,0 0,4 1,4
Veiligheid HA (begroting 2005)
CJIB
Totaal
0,1
0,5
0,6
1,0
1,1
1,4
Veiligheid SA Veiligheid HA (begroting 2004)
0,5
1,0 0,1
1,5 0,1
2,0 0,1
3,0 0,1
4,0 0,1 4,1
Totaal 7.1.1
91.1
Tolken/onr. detentie
Veiligheid HA (begroting 2004)
1,1
1,6
2,0
3,1
4,1
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
4,1
0,6 Totaal
Totaal Justitie
0,5
0,0
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
201,0
373,1
526,8
642,6
758,4
773,1
773,1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
106
BIJLAGE VIa
AUDITRAPPORTAGE RAPPORTAGE AUDIT VEILIGHEIDSPROGRAMMA Den Haag, 5 oktober 2004 INHOUD
blz.
1. Inleiding
108
2. Samenvatting
108
3. Resultaten 3.1. Inzicht in risico’s 3.2. Inzicht in maatregelen 3.3. Prestaties 3.4. Kwaliteit cijfers over objectieve en subjectieve veiligheid 3.5. Kwaliteitstoets op niet-financiële voortgangsinformatie in bijlage I 3.6. Budgetoverzichten
109 109 110 110 111 111 111
Bijlage Accenten in audit Veiligheidsprogramma
113
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
107
1. INLEIDING In deze auditrapportage geven de auditdiensten van de ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hun oordeel over de kwaliteit en volledigheid van de informatie in de vierde voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma alsmede over de toereikendheid van de projectorganisatie. In hoofdstuk 2 worden de belangrijkste bevindingen en conclusies van de auditdiensten samengevat. Een uitgebreidere beschrijving van de resultaten van de audit is terug te vinden in hoofdstuk 3. Op basis van de conclusies in de eerdere auditrapportages en gelet op het feit dat het Veiligheidsprogramma een dynamisch ontwikkelingstraject doormaakt, hebben de auditdiensten enkele accenten in de audit verlegd. In de bijlage bij deze rapportage worden deze accenten nader toegelicht.
2. SAMENVATTING In de samenvatting wordt de stand van zaken uiteengezet met betrekking tot de in de vorige auditrapportage behandelde aandachtspunten. De in de vorige auditrapportage behandelde onderwerpen «kerncijfers strafrechtsketen» en «bestedingen» komen hierna niet meer terug, omdat ten aanzien van die onderwerpen geen follow up noodzakelijk was. Nieuwe aandachtspunten zijn niet naar voren gekomen. Het samenvattende beeld dat uit de hierna volgende constateringen naar voren komt is dat er ten aanzien van de kwaliteit en de volledigheid van de voortgangsrapportage en het risicomanagement nog een aantal verbeteringen noodzakelijk is.
Risico’s De auditdiensten hebben eerder gerapporteerd dat de risicoanalyses van het Veiligheidsprogramma meer systematisch dienen te worden opgezet en uitgevoerd. De ministers hebben in hun commentaar laten weten dat dit niet mogelijk is. De auditdiensten hebben voor de vierde voortgangsrapportage onderzoek verricht naar de kans op en het effect van het niet meer adequaat kunnen verwerken van het extra aantal zaken van het Veiligheidsprogramma. Uit het onderzoek is gebleken dat een duidelijk risico voor de komende jaren bestaat dat de strafrechtketen de extra zaken, die door de politie worden aangeleverd, niet adequaat zal kunnen verwerken. Dit risico is voor een deel inherent aan de wijze waarop met de politiekorpsen en het Openbaar Ministerie afspraken zijn gemaakt over de te leveren extra productie, en hangen daarnaast samen met de onzekerheid omtrent de zwaarte van de werklast van de extra aangeleverde zaken en met de toereikendheid van de detentiecapaciteit. De auditdiensten vinden het een tekortkoming dat vermelding van dit risico achterwege is gebleven, temeer omdat de beide ministers in hun reactie op de tweede auditrapportage hebben aangegeven zich in hun voortgangsrapportages te willen concentreren op «echte risico’s». Tevens wijzen de auditdiensten in dit verband opnieuw op het belang van het systematisch analyseren van risico’s (risicomanagement).
Inzichtelijkheid van de maatregelen In bijlage I bij de voortgangsrapportage is gedetailleerde informatie opgenomen over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van 142 maatregelen. Een totaalbeeld over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma («Waar staan we met het Veiligheidsprogramma, en wat zijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
108
de risico’s?») kan uit die gedetailleerde informatie over 142 maatregelen echter niet of nauwelijks worden ontleend. Ook in de hoofdtekst is geen totaalbeeld over de uitvoering, eventuele vertragingen en risico’s opgenomen.
Prestaties In de auditrapportage bij de derde voortgangsrapportage benadrukten de auditdiensten het belang van het prestatiever maken van de voortgangsrapportage. De beide ministers gaven in hun reactie daarop aan dat in de komende jaren steeds zal worden bezien of en in hoeverre de verantwoording van de prestaties zou moeten worden aangepast. De tot nu toe aangebrachte aanpassingen zijn naar de mening van de auditdiensten nog niet voldoende. De programmaorganisatie heeft desgevraagd laten weten dat eventuele aanpassingen zijn «geparkeerd» in afwachting van de uitkomsten van de midterm review. Kwaliteit cijfers objectieve en subjectieve veiligheid De auditdiensten hebben de nauwkeurigheid van de enquêtegegevens in de bijlage III van de voortgangsrapportage gecontroleerd. De cijfers van het CBS en van de Politie Monitor Bevolking zijn voldoende nauwkeurig voor een goede analyse van verschillen tussen jaren. Het blijkt dat voor de gegevens over de veiligheidssituatie in de 50 meetwijken deze nauwkeurigheid niet bekend is. De verschillen tussen de jaren kunnen daarom toevalsfluctuaties zijn en uit de tabel kan niet worden geconcludeerd dat leefbaarheid en veiligheid in de 50 wijken zijn verbeterd. De auditdiensten zijn van mening dat de opmerkingen hierover in deze voortgangsrapportage te stellig zijn geformuleerd. Niet-financiële voortgangsinformatie De kwaliteitstoets op informatie in bijlage I waarover de auditdiensten in de vorige auditrapportage nog opmerkingen hadden voldoet nu aan de daaraan te stellen eisen. Budgetoverzichten De door de auditdiensten eerder geconstateerde gebreken in de administratie van de budgetten (ministerie van Justitie) van het Veiligheidsprogramma zijn verholpen. De financiële overzichten in bijlage V van deze voortgangsrapportage zijn gecontroleerd en komen overeen met de financiële administratie.
3. RESULTATEN 3.1 Inzicht in risico’s
De voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma dient inzicht te verschaffen in de onderkende risico’s en de wijze waarop deze zijn afgedekt. Volgens de Procedureregeling Grote Projecten dienen de ministers de relevante risico’s voor het Veiligheidsprogramma aan de Tweede Kamer te melden. In de voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma van mei 2004 zijn inderdaad enkele risico’s gemeld. De auditdiensten hebben destijds gerapporteerd dat de onderliggende risicoanalyses meer systematisch dienen te worden opgezet en uitgevoerd. De ministers hebben in hun commentaar laten weten dat dit niet mogelijk is (zie ook de bijlage). De auditdiensten hebben in deze periode onderzoek verricht naar de kans op en het effect van het niet meer adequaat kunnen verwerken van het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
109
extra aantal zaken van het Veiligheidsprogramma. Uit het onderzoek is gebleken dat een duidelijk risico voor de komende jaren bestaat dat de strafrechtketen de extra zaken, die door de politie worden aangeleverd, niet adequaat zal kunnen verwerken. Binnen het Veiligheidsprogramma is afgesproken dat de politie in 2006 40 000 extra rechtbankzaken en 180 000 extra uit staandehoudingen voortgekomen boetes en transacties zal aanleveren. Over het tempo waarin die genoemde aantallen in de jaren 2003 tot en met 2006 zullen worden gerealiseerd zijn met de politiekorpsen geen afspraken gemaakt. Voor de verwerking van de zaken door het Openbaar Ministerie zijn voor 2004 wel afspraken over te leveren kwaliteit gemaakt, maar niet over kwantiteit. Uit bijlage III-A van de Voortgangsrapportage blijkt dat een explosieve groei van het aantal uit staandehoudingen voortgekomen boetes en transacties heeft plaatsgevonden: 345 415 extra in 2003 tegen de streefwaarde van 180 000 in 2006. In het jaar 2003 is verder de werklast voor het Openbaar Ministerie aanzienlijk groter geweest dan eerder werd verwacht.1 Het beperkt tijdgebonden en het beperkt kwantitatieve karakter van de afspraken bemoeilijkt de beheersing van het realiseren van de gemaakte afspraken. Dat is een risico voor de verwerking van de instroom van de extra zaken. Dat risico wordt nog vergroot doordat onduidelijkheid bestaat over de werklast die samenhangt met de extra zaken en over de toereikendheid van de detentiecapaciteit. De auditdiensten vinden het een tekortkoming dat vermelding van dit risico in de vierde voortgangsrapportage achterwege is gebleven, temeer omdat de beide ministers in hun reactie op de tweede auditrapportage hebben aangegeven zich in hun voortgangsrapportages te willen concentreren op «echte risico’s». 3.2 Inzicht in maatregelen
De rapportage van de programmaorganisatie dient inzichtelijk te zijn. De auditdiensten hebben de informatie over de maatregelen van het Veiligheidsprogramma getoetst aan de bepalingen die zijn opgenomen in de procedureregeling grote projecten. De auditdiensten constateren dat de in bijlage I per individuele maatregel verstrekte informatie in overeenstemming is met de informatie-eisen in de procedureregeling grote projecten (een vergelijking van planning en realisatie). Een totaalbeeld over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma («Waar staan we met het Veiligheidsprogramma, en wat zijn de risico’s?») kan uit die gedetailleerde informatie over 142 maatregelen niet of nauwelijks worden ontleend. Naar de mening van de auditdiensten zou de hoofdtekst van de voortgangsrapportage moeten voorzien in een totaalbeeld van de uitvoering, de eventuele vertragingen en risico’s. De informatie die nu in de hoofdtekst is opgenomen over de uitvoering van maatregelen is echter te beperkt. Uit oogpunt van het te verschaffen inzicht zien de auditdiensten dit als een tekortkoming van de huidige voortgangsrapportage. 3.3 Prestaties 1
Waar het OM in 2003 was uitgegaan van 32 500 extra kantonrechtzaken, zijn er meer dan 60 000 extra zaken ingestroomd en waar door het OM werd uitgegaan van 10 000 extra rechtbankzaken, bleken dit er 19 000 te zijn (deels door oorzaken buiten het Veiligheidsprogramma). In begin 2004 is een afvlakking in de toename van de instroom van de rechtbankzaken geconstateerd.
De afspraken tussen de programmaorganisatie en andere betrokken partijen dienen specifiek, meetbaar en tijdgebonden te zijn. De rapportage van de programmaorganisatie dient inzichtelijk te zijn. De programmaorganisatie dient verschillen tussen geplande en gerealiseerde prestaties te beargumenteren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
110
In de auditrapportage bij de derde voortgangsrapportage benadrukten de auditdiensten het belang van het ontwikkelen van een visie over de wijze van verantwoorden over de prestaties. Het was naar de mening van de auditdiensten niet in alle gevallen duidelijk welke betekenis aan bepaalde prestatiegegevens moest worden toegekend. De beide ministers gaven in hun reactie daarop aan dat in de komende jaren steeds zal worden bezien of en in hoeverre de verantwoording van de prestaties zou moeten worden aangepast. Ook de vierde voortgangsrapportage biedt ondanks enkele aanpassingen naar de mening van de auditdiensten nog niet het in de procedureregeling grote projecten gevraagde inzicht in de prestaties van het Veiligheidsprogramma. De programmaorganisatie heeft de auditdiensten nu desgevraagd medegedeeld dat het de eventuele verdere aanpassingen en aanvullingen met betrekking tot de verantwoording van prestaties heeft «geparkeerd» in afwachting van de uitkomsten van de aanstaande midterm review van het Veiligheidsprogramma. 3.4 Kwaliteit cijfers over objectieve en subjectieve veiligheid
De verzamelde informatie dient nauwkeurig te zijn. In de vorige auditrapportage werd gerapporteerd dat van de indicatoren in bijlage II afkomstig van het CBS de nauwkeurigheid niet bekend was. Daardoor was niet duidelijk in hoeverre verschillen tussen jaren te wijten waren aan toevallige fluctuaties. Inmiddels heeft het CBS deze nauwkeurigheid berekend en deze blijkt voldoende te zijn voor een goede analyse van verschillen tussen jaren. Dit geldt ook voor de gegevens uit de Politie Monitor Bevolking. De bijlage presenteert nu nieuwe gegevens uit een enquête over de veiligheidssituatie van burgers in de 50-meetwijken. De nauwkeurigheid daarvan is niet bekend. Dat betekent dat de verschillen in de tabel tussen de nulmeting en de 1-meting van deze enquête toevalsfluctuaties kunnen zijn. Uit de desbetreffende gegevens kan daarom niet worden geconcludeerd dat de leefbaarheid en veiligheid in de 50 meetwijken is verbeterd. De auditdiensten zijn van mening dat de opmerkingen hierover in deze voortgangsrapportage te stellig zijn geformuleerd. 3.5 Kwaliteitstoets op niet-financiële voortgangsinformatie in bijlage I
De (verzamelde) niet-financiële informatie dient bruikbaar te zijn. De auditdiensten hebben de aansluiting gecontroleerd van de door de lijnorganisaties geleverde voortgangsinformatieformulieren bij bijlage I van de voortgangsrapportage. Deze sluiten goed aan. In de vorige auditrapportage hebben de auditdiensten gemeld dat de procedure van de kwaliteitstoets van de voortgangsinformatieformulieren verbeterd kan worden. De programmaorganisatie heeft de procedure nu vastgelegd en waarborgen ingebouwd om de objectiviteit bij de beoordeling te bevorderen. 3.6 Budgetoverzichten
De rapportage dient te rapporteren over alle daadwerkelijk ingezette middelen. De programmaorganisatie dient de financiële informatie op juiste wijze aan de reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus te ontlenen. In de vorige auditrapportage (mei 2004) hebben de auditdiensten gerapporteerd dat de verdeling van budgetten van het Veiligheidsprogramma
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
111
niet goed herkenbaar is in de reguliere financiële administratie van Justitie. Daarom waren nog te weinig waarborgen bij Justitie aanwezig voor het maken van betrouwbare budgetoverzichten van het Veiligheidsprogramma. Bij het ministerie van BZK werden geen gebreken geconstateerd. De directie Financieel Economische Zaken van Justitie (DFEZ) en het programmabureau Veiligheid hebben de geconstateerde gebreken inmiddels verholpen. De informatie in de financiële tabel (bijlage V voortgangsrapportage Veiligheidsprogramma oktober 2004) is nu controleerbaar. De gegevens komen overeen met de financiële administratie. Verder zijn duidelijke afspraken gemaakt tussen de DFEZ en het programmabureau Veiligheid over de informatie-uitwisseling. w.g. M. J. Winters RA (Directeur Auditdienst Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) w.g. J. C. van Praat RE RA (Directeur Auditdienst Ministerie van Justitie)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
112
Bijlage
Accenten in audit Veiligheidsprogramma Voor de audit op het Groot Project Veiligheidsprogramma hebben de auditdiensten van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Justitie in juli 2003 een plan van aanpak opgesteld. Dit plan van aanpak is op 25 september 2003 als bijlage van de voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma naar de Tweede Kamer verzonden (TK 28 684-17 bijlage VI c). Op basis van dit plan van aanpak is door de auditdiensten in 2003 en de eerste helft van 2004 beoordeeld in hoeverre de programmaorganisatie van het Veiligheidsprogramma kan sturen, monitoren en verantwoorden. De bevindingen zijn neergelegd in de auditrapportages; ook deze zijn als bijlage van de voortgangsrapportages van het Veiligheidsprogramma naar de Tweede Kamer verzonden. In mei 2004 hebben de ministers van BZK en Justitie de derde voortgangsrapportage «Naar een veiliger samenleving» aangeboden aan de Tweede Kamer. Uit deze rapportage blijkt dat het Veiligheidsprogramma volop in ontwikkeling is. Bij een dergelijk dynamisch traject vinden de auditdiensten het van belang de beoordeling hierop aan te laten sluiten. De ontwikkeling van het Veiligheidsprogramma en de inmiddels in de audit opgedane ervaringen geven dan ook aanleiding om enkele accenten te verleggen in de audit, waarover u hierbij wordt geïnformeerd. De algemene conclusie van de tweede auditrapportage (mei 2004) is dat op het gebied van sturen, monitoren en verantwoorden van het Veiligheidsprogramma vorderingen zijn gemaakt, maar dat verdere verbeteringen nodig zijn. De auditdiensten zullen de vorderingen op deze verbeterpunten blijven volgen en zullen hierover blijven rapporteren aan de Tweede Kamer. Daarnaast verleggen de auditdiensten met ingang van deze rapportage enkele accenten, in het bijzonder bij de volgende thema’s: – financiële en niet-financiële informatie; – voortgangsrapportage en programmaorganisatie; – risico’s. Hierbij zijn de volgende hoofdonderzoeksvragen leidend: – Voldoet de informatie in de voortgangsrapportage aan de criteria kwaliteit en volledigheid? – Is de werking van de programmaorganisatie toereikend? Hieronder wordt aangegeven wat de accentverschuivingen inhouden. Financiële en niet-financiële informatie
Geen separate financiële verantwoording over Veiligheidsgelden In de Tweede Kamer is door het lid Cornielje een motie (nr. 91) ingediend om aan de uitvoering van het Veiligheidsprogramma de status te verlenen van «Groot Project» en de essentie daarvan vervolgens in te bedden in de VBTB-systematiek om zo te komen tot een handhavingsbegroting. Daarmee zou worden voorzien in periodieke en geïntegreerde informatievoorziening aan de Tweede Kamer over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma. Op dinsdag 18 februari 2003 is de motie Cornielje door de Tweede Kamer met algemene stemmen aanvaard. Daarbij is evenwel aangegeven dat een en ander niet moet leiden tot een overmaat aan bureaucratie bij de uitvoering van het programma. De ministers van BZK en Justitie hebben er uiteindelijk voor gekozen om geen afzonderlijke handhavingsbegroting te gebruiken, omdat deze de reguliere budgettaire systematiek te zeer zou ontwrichten. De additionele middelen voor het Veiligheidsprogramma worden toegevoegd aan de al bestaande begro-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
113
tingsartikelen. Dit brengt met zich mee dat niet zichtbaar zal zijn welk deel van de middelen aan «veiligheid» is besteed. Het voorgaande is door de ministers van BZK en Justitie in hun brief «Naar een veiliger samenleving» van 3 april 2003 uitvoerig gemotiveerd. In bijlage V van de voortgangsrapportage van mei 2004 gaan de ministers in op de gevolgen van deze keuze. De verschillende sectoren en organisaties zullen geen separate verantwoording afleggen over de toegekende middelen van het Veiligheidsprogramma maar op de gebruikelijke wijze over het gehele budget, waarvan deze middelen onderdeel uitmaken. Evenmin zal een koppeling gelegd worden tussen middelen en prestaties van het Veiligheidsprogramma. Het toevoegen van de door het Kabinet gereserveerde veiligheidsmiddelen aan bestaande begrotingsartikelen «versnippert» het totaalbeeld van de verdeling van die middelen over de diverse uitvoerende organisaties. De programmaorganisatie zal in haar voortgangsrapportage van oktober 2004 deze verdeling van de veiligheidsmiddelen inzichtelijk maken door middel van budgetoverzichten. Bij de totstandkoming van een dergelijk overzicht in de tweede voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma hebben de auditdiensten nog enkele tekortkomingen geconstateerd. De ministers hebben daarop toegezegd dat zou worden bezien of deze ten behoeve van de volgende voortgangsrapportage kunnen worden opgelost. Voor de auditdiensten betekent het voorgaande dat de financiële controle wordt beperkt tot de aansluiting van de budgetoverzichten van de programmaorganisatie met de financiële administraties en de departementale begrotingen en jaarverslagen.
Nadruk ligt op «prestaties» Doordat geen aparte verantwoording van de bestedingen van het Veiligheidsprogramma door de diensten zal worden afgelegd, krijgt het verantwoorden van de prestaties een hogere prioriteit. Over deze verantwoording hebben de auditdiensten enkele kritische opmerkingen gemaakt. In de eerste plaats is het totale overzicht van maatregelen in bijlage I door de grote omvang weinig inzichtelijk. Een beter inzicht in deze gegevens ontstaat bijvoorbeeld als er een prioritering van maatregelen wordt aangebracht. Ten tweede hebben de auditdiensten bij bijlage III opgemerkt dat de gegevens voor een belangrijk deel moeilijk te beoordelen zijn omdat ze niet worden afgezet tegen doelstellingen. Ten derde spreken de ministers van «kwalitatieve» maatregelen, zonder dat duidelijk is om welke maatregelen het gaat. De auditdiensten zijn van mening dat een duidelijker visie dient te worden ontwikkeld over de verantwoording van de prestaties. De auditdiensten zullen de ontwikkelingen op dit punt volgen en beoordelen. Daarnaast beoordelen de auditdiensten voor de organisaties die budgetten van het Veiligheidsprogramma ontvangen of de belangrijkste prestatieafspraken meetbaar en tijdgebonden zijn, omdat deze afspraken de basis vormen van de verantwoording van de prestaties. Voortgangsrapportage en programmaorganisatie Het onderzoek naar de programmaorganisatie zal anders worden opgezet; de voortgangsrapportages van het Veiligheidsprogramma zullen het uitgangspunt voor het onderzoek vormen. De kwaliteit van de informatie in deze rapportages zal daarom meer aandacht krijgen. Bij het onderzoek naar de totstandkoming van deze informatie zullen de auditdiensten zich niet beperken tot de gemeenschappelijke programmaorganisatie, maar
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
114
zonodig ook onderzoek doen bij de uitvoerende organisaties van het Veiligheidsprogramma. Sturing en monitoring door de gemeenschappelijke programmaorganisatie zullen indirect worden onderzocht voor zover deze aspecten hun neerslag hebben in de voortgangsrapportages van het Veiligheidsprogramma. Het uitgangspunt hierbij is dat de kwaliteit van sturing en monitoring (en daarmee de toereikendheid van de programmaorganisatie) onlosmakelijk verbonden zijn met de kwaliteit van de informatie in de voortgangsrapportages. De auditdiensten zullen van de tekstuele feitelijke informatie in de voortgangsrapportage beoordelen in hoeverre deze een getrouw beeld geeft. Dat betekent dat zal worden beoordeeld of de tekst in de voortgangsrapportage voldoende is onderbouwd met feitenmateriaal. De auditdiensten toetsen niet de beleidsmatige opvattingen van de ministers, maar wel of deze opvattingen strijdig zijn met de feitelijke informatie. De auditdiensten hebben zich tot dusverre geconcentreerd op dat deel van het Veiligheidsprogramma dat op de beleidsterreinen van BZK en Justitie wordt uitgevoerd. In de komende periode zal ook aandacht worden geschonken aan de onderdelen van het Veiligheidsprogramma die door lagere overheden worden uitgevoerd. Met name zal worden gekeken naar de afspraken over financiën en prestaties. Risico’s In de voortgangsrapportage van mei 2004 wordt in algemene termen aandacht besteed aan risico’s. De verstrekte informatie is weinig specifiek en er wordt niet duidelijk gemaakt hoe de risico’s zullen worden ondervangen. De auditdiensten hebben gerapporteerd dat de onderliggende risicoanalyses meer systematisch dienen te worden opgezet en uitgevoerd, maar de ministers laten in hun commentaar weten dat dit niet mogelijk is. De consequentie die de auditdiensten verbinden aan het standpunt van de ministers is dat zij geen «direct» onderzoek meer doen naar het risicomanagement van het Veiligheidsprogramma. In plaats daarvan wordt op meer indirecte wijze getracht de toereikendheid van de huidige werkwijze te onderzoeken. Door risico’s te onderkennen en vast te stellen in hoeverre daarmee rekening wordt gehouden, hopen de auditdiensten de kwaliteit van het risicomanagement van het Veiligheidsprogramma beter zichtbaar te kunnen maken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
115
BIJLAGE VI b
REACTIE OP AUDITRAPPORTAGE De rapportage van de departementale auditdiensten (hierna: DAD’en) naar aanleiding van de vierde voortgangsrapportage over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma hebben wij met waardering ontvangen. Het Veiligheidsprogramma is volop in ontwikkeling. Om deze reden zullen wij nog dit najaar een mid term review op het programma uitbrengen op de punten die ons inziens nadere aanpassing en accentuering behoeven. De bereidheid van de DAD’en om hun audit aan te laten sluiten bij dit ontwikkelingsproces en van een kritisch oordeel te voorzien waarderen wij dan ook zeer. Met instemming bezien wij het oordeel van de DAD’en dat de huidige voortgangsrapportage op drie cruciale punten voldoet aan de normen die daarvoor kunnen worden aangelegd. Het betreft: • de kwaliteit van de gegevens omtrent de objectieve en subjectieve veiligheid vanuit het CBS en de Politiemonitor Bevolking, van belang voor de doelstellingen van het veiligheidsprogramma; • de kwaliteit en inzichtelijkheid van de (voortgang in de) individuele maatregelen weergegeven in bijlage I die de basis vormen voor deze voortgangsrapportage; en • de kwaliteit van de financiële overzichten van de budgetten zoals opgenomen in bijlage V. Dit biedt vertrouwen voor een verdere succesvolle uitvoering van het Veiligheidsprogramma in de toekomst. Naast de positieve punten plaatsen de DAD’en ook enkele kritische kanttekeningen. Hierop kan het volgende worden vermeld. Met de auditdiensten zijn wij van mening dat de adequate verwerking van de intensivering in de strafrechtsketen reële risico’s meebrengt die permanente aandacht behoeven. Al bij de totstandkoming van het Veiligheidsprogramma zijn deze risico’s onderkend en zijn diverse maatregelen getroffen om het te ondervangen. Om deze reden zijn hiervoor zowel in het Strategisch als in het Hoofdlijnenakkoord extra middelen ter beschikking gesteld, en beogen maatregelen als het – zojuist gereed gekomen – Early Warning System (maatregel 90) en de naderende invoering van de OM-afdoening (maatregel 87) hiervoor soelaas te bieden. In volgende voortgangsrapportages zullen wij bezien in hoeverre aan de kritiek van de auditdiensten dat aan deze risico’s in deze voortgangsrapportage (nog) te weinig aandacht wordt besteed, tegemoet kan worden gekomen. Een en ander met inachtneming van het feit dat hierover in vele gevallen reeds separaat aan de Kamer is/wordt gecommuniceerd (bijvoorbeeld het recent toegezonden WODC rapport inzake sanctiecapaciteit 2008) en dat de voortgangsrapportage niet moet uitdijen tot oninzichtelijke en onbeheersbare proporties. Eenzelfde bemerking geldt voor het door de auditdiensten gemiste totaalbeeld op basis van de 142 maatregelen. Wat betreft de kritische opmerkingen over het gebruik van de gemeentelijke monitoren Leefbaarheid en Veiligheid m.b.t. de zgn. 50 probleemwijken zij opgemerkt, dat wij tezamen met het CBS momenteel reeds bezig zijn te komen tot één geïntegreerde en betrouwbare veiligheidsmonitor. In afwachting daarvan vinden wij vooralsnog rechtvaardiging voor het gebruik van deze gegevens, enerzijds in het feit dat deze gegevens sinds jaar en dag worden gebruikt als basis voor het Grotestedenbeleid tussen de grote steden en het Rijk; anderzijds in het – kritische – rapport van de Algemene Rekenkamer naar het Grotestedenbeleid waarin juist wordt
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
116
geconcludeerd dat «de kwaliteit van deze gegevens goed is, hoewel met sommige aspecten op wijkniveau voorzichtigheid is geboden gezien de geringe omvang van de steekproeven op een dergelijk laag schaalniveau» (TK, 2000–2001, 27 650, nrs. 1–2). Voor de goede orde, het bereiken van de doelstellingen van het Veiligheidsprogramma wordt beoordeeld op basis van de CBS-monitor en de Politiemonitor Bevolking waarvan de betrouwbaarheid positief wordt beoordeeld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
117
BIJLAGE VII
MONITOR JEUGD TERECHT Bijlage VII-a Monitor Jeugd terecht M. Blom G. L. A. M. Huijbregts Inhoud
blz.
1
Inleiding
119
2 2.1 2.2 2.3
Algemeen overzicht geregistreerde jeugdcriminaliteit Geregistreerde criminaliteit Wijze van afdoening Samenvatting
119 120 127 129
3
Overzicht first+offenders
130
4
Overzicht recidivisten
132
5
Nabeschouwing
134
Literatuur
136
Gegevensbronnen Afdoeningen 2.1 Afdoeningen door de politie 2.2 Afdoeningen door het Openbaar Ministerie 2.3 Afdoeningen door de rechter
137 139 139 139 139
Bijlage 1: Bijlage 2:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
118
1 INLEIDING Een belangrijk onderdeel van het veiligheidsprogramma Naar een veiliger samenleving (TK, 2002–2003, 28 684, nrs. 1 en 2) wordt gevormd door de aanpak van de criminaliteit onder jongeren. Deze aanpak is uitgewerkt in het programma Jeugd terecht; Actieprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit 2003–20061, (TK, 2003–2003, 28 741, nr. 1), verder genoemd Jeugd terecht. De algemene doelstelling van Jeugd terecht is het voorkomen van eerste delicten en het terugdringen van recidive. Voor de implementatie en evaluatie van Jeugd terecht is het wenselijk om de voortgang te volgen van de mate waarin deze algemene doelstelling wordt gerealiseerd en om na te gaan of bepaalde ontwikkelingen die in de nota Jeugd terecht worden geschetst doorzetten. Daartoe zal het WODC in de periode 2004–2007 jaarlijks een overzicht van relevante gegevens en waar mogelijk een interpretatie van de resultaten leveren op het terrein van de jeugdcriminaliteit in Nederland, de Monitor Jeugd terecht (MJt). Dit gebeurt in opdracht van het Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties (directie Justitieel Jeugdbeleid) van het Ministerie van Justitie. De MJt wordt jaarlijks als bijlage opgenomen in de oktoberrapportage van het Veiligheidsprogramma. Naast de maatregelen uit Jeugd terecht zijn ook andere, externe, factoren van invloed op de aard en de omvang van de jeugdcriminaliteit in Nederland. Dat maakt het moeilijk om harde uitspraken te doen over de mate waarin de geschetste ontwikkeling van de jeugdcriminaliteit in Nederland het directe gevolg is van het in gang gezette beleid.
1
In dit rapport staat een – voor tot en met. De cijfers die betrekking hebben op het meest recente jaar, in dit geval 2003, zijn voorlopige cijfers (zie ook box 1). 3 In de hoofdtekst van de voortgangsrapportage van het Veiligheidsprogramma wordt wel melding gemaakt van het CBS-cijfer met betrekking tot het aantal gehoorde minderjarige verdachten. 4 Strafbare feiten waarvan wel aangifte is gedaan, maar die (nog) niet zijn opgehelderd blijven in dit rapport dus buiten beschouwing. 5 De wet bepaalt of een strafbaar feit als misdrijf of overtreding moet worden aangemerkt. Misdrijven worden in het algemeen ernstiger geacht dan overtredingen. Ook kunnen misdrijven in het algemeen strenger worden bestraft dan overtredingen. 2
In deze eerste editie van de MJt worden gegevens over jeugdcriminaliteit opgenomen over de jaren 2002 en 20032. Een veelgebruikte bron voor cijfers over jeugdcriminaliteit is de CBS politiestatistiek. Deze verschijnt echter pas in september, te laat om te verwerken in de MJt3. Bovendien is het in de CBS politiestatistiek niet mogelijk onderscheid te maken tussen first-offenders en recidivisten, een onderscheid dat in het kader van Jeugd terecht van groot belang is. De cijfers in de MJt zijn om die redenen afkomstig uit het Herkenningsdienstsysteem van de politie (HKS), dat deze beperkingen niet kent. Het HKS wordt jaarlijks in het tweede kwartaal aan het WODC beschikbaar gesteld. Het HKS bestaat uit een aangiften- en een verdachtendeel. In de MJt wordt gebruik gemaakt van het verdachtendeel4 van het HKS exclusief Halt-verwijzingen. Gegevens over Haltverwijzingen zijn afkomstig uit AuraH, het registratiesysteem van de Haltbureaus. Gegevens over de wijze waarop zaken van jongeren worden afgedaan zijn eveneens afkomstig uit AuraH. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van OM-Data, een registratiesysteem van het Parket-Generaal met gegevens over vervolging en berechting. De opbouw van de MJt is als volgt: hoofdstuk 2 geeft een algemeen overzicht van de jeugdcriminaliteit: processen-verbaal van bij de politie bekend geworden verdachten en de wijze waarop hun zaken zijn afgedaan. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens ingegaan first-offenders. Hoofdstuk 4 richt zich op recidivisten.
2 ALGEMEEN OVERZICHT GEREGISTREERDE JEUGDCRIMINALITEIT Dit hoofdstuk geeft een algemeen overzicht van het aantal misdrijven van jongeren van 12–17 jaar die in de periode 2002–2003 met de politie in aanraking kwamen. Overtredingen5, zoals baldadigheid of vuurwerkdelicten blijven in de MJt buiten beschouwing. Ook wordt ingegaan op de wijze waarop zaken zijn afgedaan. De MJt geeft een beeld van de geregistreerde jeugdcriminaliteit. Delicten waarvan geen verdachte bekend is of waarvan helemaal geen aangifte is
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
119
gedaan, komen niet voor in de registraties. De werkelijke criminaliteit is dus ongetwijfeld hoger. Dit betekent ook dat, wanneer er bijvoorbeeld een stijging zichtbaar wordt in de geregistreerde criminaliteit, de werkelijke criminaliteit niet per se toegenomen hoeft te zijn (of omgekeerd). Het betekent alleen dat er bij de politie meer verdachten bekend geworden zijn. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van een intensivering van het opsporingsbeleid. Informatie over zelfgerapporteerd daderschap is een manier om een beter beeld te krijgen van de omvang van de werkelijke criminaliteit. Bij dergelijk onderzoek probeert men een beeld te krijgen van de omvang van de werkelijke criminaliteit door aan mensen zelf te vragen of en hoe vaak ze bepaalde delicten hebben gepleegd. Recente gegevens over zelf-gerapporteerd daderschap zijn nu niet beschikbaar. In de volgende MJt zullen gegevens met betrekking tot zelfgerapporteerd daderschap worden opgenomen. De HKS-cijfers over 2003 zijn voorlopige cijfers. Om een zo accuraat mogelijk beeld te geven zijn de cijfers over 2003 gecorrigeerd en daarna afgerond (zie box 1)1. In de volgende rapportage komen de definitieve cijfers over 2003 beschikbaar en zullen de nu gepresenteerde cijfers waar nodig worden bijgesteld. Er vindt dan tevens een terugkoppeling plaats met betrekking tot de gemaakte correcties. Box 1: Onvolledigheid van het verdachtendeel van het HKS Elk jaar in maart worden door het Korps landelijke politiediensten (KLPD) gegevens vanuit alle politieregio’s verzameld. Deze worden vervolgens gecombineerd tot een landelijk dekkend bestand met verdachten, dat als basis dient voor de MJt. Een voordeel van deze werkwijze is dat gegevens over het afgelopen jaar vroegtijdig beschikbaar zijn. Een nadeel is echter dat de gegevens vaak nog niet compleet zijn als gevolg van registratieachterstanden bij de politiekorpsen. Daarom zijn de cijfers over het laatste jaar voorlopig. De definitieve cijfers volgen een jaar later. De voorlopige en definitieve gegevens over 2002 blijken aanzienlijk van elkaar te verschillen. Zo is het aantal unieke verdachten met 6% toegenomen. Het aantal opgemaakte processen-verbaal is toegenomen met 8% en het aantal delicten zelfs met 12% Daarnaast geldt dat de toename niet gelijk verdeeld is over de verschillende subcategorieën (zie ook Van Tilburg, Boerman en Prins, 2003). Het verschil tussen de voorlopige en de definitieve cijfers blijkt echter wel constant te zijn in de jaren 2001 en 2002 op de in de MJt onderscheiden categorieën. Het ligt in de lijn der verwachting dat de voorlopige en definitieve cijfers over 2003 ook van elkaar zullen verschillen. Het gebruik van de voorlopige cijfers zal dus een enigszins vertekend beeld opleveren. De definitieve cijfers over 2003 komen echter pas in 2005 beschikbaar. Om zo goed mogelijk te anticiperen op de definitieve cijfers is besloten om voor de MJt de voorlopige cijfers over 2003 te corrigeren. Hiertoe is het verschil tussen de voorlopige en definitieve cijfers over 2002 als uitgangspunt genomen, waarbij zoveel mogelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende categorieën. De gecorrigeerde cijfers zijn ten slotte afgerond om niet teveel de schijn van nauwkeurigheid te wekken.
2.1 Geregistreerde criminaliteit Een proces-verbaal (pv) is een officieel schriftelijk verslag van een politieambtenaar met feiten die de politie zelf heeft waargenomen en met verklaringen die zijn opgetekend uit de mond van verdachten of getuigen. Er kunnen op één proces-verbaal meerdere delicten voorkomen. Tevens kunnen in een bepaald jaar meerdere processen-verbaal worden opgemaakt tegen één jongere. 1
Dit geldt zowel voor de cijfers in paragraaf 2.1 als voor de cijfers in de hoofdstukken 3 en 4. De cijfers in paragraaf 2.2 over afdoeningen zijn wel definitief, omdat ze uit een andere gegevensbron dan het HKS verkregen zijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
120
Figuur 1 Aantal processen-verbaal van first-offenders en recidivisten en Haltverwijzingen, 2003
pv's van firstoffenders 17.000
Halt-verwijzingen 11.000 pv's van recidivisten 18.000
1
Om de leesbaarheid te bevorderen zullen we in dit hoofdstuk over geregistreerde criminaliteit voortaan alleen spreken over processenverbaal. Hiermee worden ook de Halt-verwijzingen bedoeld, waar in werkelijkheid sprake is van een verkort pv. 2 Alle taartdiagrammen in de MJt hebben betrekking op het jaar 2003.
In de onderhavige paragraaf is de teleenheid het proces-verbaal. Een uitzondering hierop is het soort delict waarvan iemand verdacht wordt. In dat geval is de teleenheid niet het proces-verbaal, maar het gepleegde delict. Het totaal aantal processen-verbaal van verdachten van 12–17 jaar wordt berekend door de Halt-verwijzingen, 11 000 in 2003, op te tellen bij de processen-verbaal die door de politie in het HKS geregistreerd zijn (35 000 in 2003).1 Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen processenverbaal die zijn opgemaakt tegen first-offenders, 17 000 in 2003, en processen-verbaal die zijn opgemaakt tegen recidivisten, 18 000 in 2003 (zie figuur 12). Volgens de definitie die in Jt gehanteerd wordt (Ministerie van Justitie, 1999) zijn first-offenders verdachten tegen wie de politie in het betreffende jaar één proces-verbaal opmaakte en waartegen in het verleden geen pv’s zijn opgemaakt. Recidivisten zijn verdachten tegen wie de politie in het betreffende jaar minstens één proces-verbaal opmaakte en die in totaal minstens twee keer geverbaliseerd zijn. In totaal zijn in 2002 41 924 en in 2003 46 000 processen-verbaal opgemaakt. Deze aantallen liggen lager dan het aantal dat op pagina 4 van Jeugd terecht genoemd wordt. Dit heeft te maken met de bron waarop de cijfers gebaseerd zijn (zie box 2). Er is dus een flinke stijging opgetreden van het aantal pv’s dat is opgemaakt tegen minderjarige verdachten. Dit mag niet worden uitgelegd als een toename van de jeugdcriminaliteit. Er heeft immers een krachtige intensivering plaatsgevonden van de opsporingsinspanning door de politie. Het onmiddellijke effect hiervan is een overeenkomstige toename van het aantal opgespoorde verdachten. Verwacht mag worden dat deze toegenomen opsporing, met enige vertraging, een afschrikkingseffect zal hebben waardoor de gepleegde criminaliteit afneemt en dus het aantal opgespoorde verdachten weer gaat dalen. Waarschijnlijk zal deze daling als gevolg van het afschrikkingseffect echter minder groot zijn dan de stijging als gevolg van de toegenomen opsporing. De intensivering van de opsporing zal daarom, ook op termijn, leiden tot een groter aantal opgespoorde verdachten. In deze paragraaf over bij de politie geregistreerde criminaliteit wordt het aantal opgemaakte processen-verbaal onderverdeeld naar leeftijd, sekse en gemeente. Ook wordt ingegaan op het soort delict. Gegevens over de etniciteit van verdachten zijn dit jaar nog niet beschikbaar, deze komen in 2005 aan bod.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
121
Box 2: Verschillen tussen het HKS + AuraH en de Politiestatistiek Volgens de Politiestatistiek (CBS) schommelt het aantal gehoorde minderjarige verdachten* in de periode 1997–2001 jaarlijks rond de 47 000 (zie ook pagina 4 van Jeugd terecht). In de MJt wordt gesproken over 41 924 door de politie opgemaakte processen-verbaal (inclusief Halt-verwijzingen uit AuraH) in 2002 oplopend tot 46 000 processen-verbaal in 2003 (zie figuur 2). Hoe komt het dat deze cijfers van elkaar afwijken? De belangrijkste verklaringen voor deze verschillen zijn: – De politiestatistiek bevat zaken die geen strafrechtelijk vervolg krijgen. Deze blijven in de MJt buiten beschouwing. Het betreft bijvoorbeeld zaken die door de politie worden geseponeerd of zaken van jeugdigen van wie later bleek dat zij niets met het misdrijf te maken hadden. Ook is er een klein aantal zaken dat een civielrechtelijk vervolg krijgt. – De Politiestatistiek bevat jeugdigen die wegens een misdrijf naar Bureau Halt verwezen zijn. Verwijzingen die niet door Halt in behandeling zijn genomen of Halt-afdoeningen die niet (volledig) geslaagd zijn** en die alsnog door de politie in behandeling worden genomen, worden dubbel geteld in de Politiestatistiek. In de MJt worden deze verwijzingen slechts een keer meegeteld. Figuur 2: Aantal gehoorde minderjarige verdachten (Politiestatistiek) versus aantal opgemaakte processen-verbaal en Halt-verwijzingen (12–17 jaar), 1999– 2002
60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 1999
2000
2001
2002
aantal gehoorde minderjarige verdachten volgens de CBS Politiestatistiek*** aantal processen-verbaal en aantal geslaagde Halt-verwijzingen n.a.v. misdrijfzaken**** * Een jongere wordt meerdere keren geteld als hij of zij in het betreffende jaar meerdere keren met de politie in aanraking is geweest. ** Dat wil zeggen dat een jongere de Halt-taak niet succesvol heeft afgerond. *** Door registratiefouten is het aantal gehoorde minderjarige verdachten in 2001 iets te laag, het is onduidelijk hoeveel precies. **** Het aantal Halt-verwijzingen naar aanleiding van misdrijfzaken is niet voor alle jaren bekend. Voor die jaren waarin het exacte aantal onbekend is, is een zo nauwkeurig mogelijke schatting gemaakt Bron: CBS Politiestatistiek, HKS, AuraH, bewerking WODC 1
In het HKS wordt de leeftijd van een verdachte geregistreerd op het moment dat het proces-verbaal wordt opgemaakt. Wanneer tegen een verdachte meer dan één procesverbaal wordt opgemaakt in een bepaald jaar, dan betreft het de leeftijd op het moment dat het laatste proces-verbaal wordt opgemaakt. In AuraH, het registratiesysteem van de Haltbureaus, wordt de leeftijd van een verdachte geregistreerd op het moment dat de verwijzing bij het bureau binnenkomt en in AuraH wordt ingevoerd.
Leeftijd Tabel 1 geeft een beeld van het aantal processen-verbaal (inclusief Haltverwijzingen) dat de politie in 2002 en 2003 heeft opgemaakt, uitgesplitst naar leeftijd van de verdachten1.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
122
Figuur 3: Aantal processen-verbaal (incl. Halt) naar leeftijd van de verdachte, 2003
25-79 jaar 179.000
18-24 jaar 66.000
12-17 jaar 46.000
In 2002 maakte de politie 41 924 keer een proces-verbaal op tegen een jeugdige verdachte van 12–17 jaar. In 2003 is dit gestegen tot 46 000 processen-verbaal (zie figuur 3). Wanneer de Nederlandse bevolking groeit of krimpt is het aannemelijk dat dit ook gevolgen heeft voor de omvang van de geregistreerde criminaliteit. Daarom is het zinvol om het aantal processen-verbaal te relateren aan de omvang van de Nederlandse bevolking. In tabel 1 is ook het aantal pv’s per 100 inwoners binnen bepaalde leeftijdscategorieën weergegeven. Hierbij moet worden opgemerkt dat sommige verdachten meerdere processen-verbaal in één jaar hebben. Zulke verdachten worden meerdere keren Tabel 1: Aantal processen-verbaal (incl. Halt) naar leeftijd van de verdachte, 2002–2003 2002 aantal
2003 per 100 inwoners*
aantal
per 100 inwoners*
12–17 jaar 18–24 jaar 25–79 jaar onbekend
41 924 58 506 158 523 268
3,6 4,4 1,5
46 000 66 000 179 000 –
3,9 4,9 1,9
totaal
259 221
2,0
291 000
2,4
* Per 100 inwoners in dezelfde leeftijdscategorie op 1 januari van het desbetreffende jaar. Bron: HKS, AuraH, bewerking WODC
meegeteld. Dit heeft tot gevolg dat de percentages een lichte overschatting geven van het aantal verdachten ten opzichte van de totale Nederlandse bevolking in de betreffende leeftijdscategorie. De politie registreerde in 2002 3,6 pv’s per 100 jongeren van 12–17 jaar. In 2003 is dit toegenomen tot 3,9 pv’s. In de groep 18–24-jarigen is het percentage pv’s hoger dan in de groep 12–17-jarigen. In 2002 registreerde de politie 4,4 pv’s per 100 jongeren van 18–24 jaar, tegenover 4,9 in 2003. De politie registreerde in 2002 en 2003 respectievelijk 1,5 en 1,9 pv’s per 100 volwassenen van 25–79 jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
123
Figuur 4: Aantal processen-verbaal (incl. halt) per 100 inwoners naar leeftijd van de verdachte, 2002–2003
8 6
2003
aantal pv's per 100 inwoners
4 6
2 0
12
24
36
48
60
72
4
2
0
12
13
14
15
16
17
leeftijd 2002
2003
Bron: HKS, AuraH, bewerking WODC
Figuur 4 geeft een beeld van het aantal processen-verbaal (inclusief Haltverwizjingen) per 100 inwoners dat de politie in 2002 en 2003 heeft opgemaakt, naar leeftijd van de verdachte. Om aan te geven hoe het aantal jeugdige verdachten zich verhoudt tot het totaal aantal verdachten van 12–79 jaar, is het aantal processen-verbaal van verdachten van 12–79 jaar in de linkerbovenhoek voor 2002 verkleind weergegeven. De piek ligt bij 17-jarigen. 6% Van alle 17-jarigen in 2003 kwam in dat jaar met de politie in aanraking. Vanaf 18 jaar neemt het aantal geregistreerde processen-verbaal per 100 inwoners af.
Verdachten steeds jonger? Er wordt vaak beweerd dat jeugdigen zich op steeds jongere leeftijd schuldig maken aan strafbare feiten. In dit onderzoek wordt hiervoor geen ondersteuning gevonden. Zoals in figuur 4 te zien is neemt het aantal geregistreerde processen-verbaal per 100 inwoners juist toe bij de hogere leeftijden. Ook in de literatuur kunnen geen aanwijzigen voor het steeds jonger worden van verdachten worden gevonden (zie bijvoorbeeld Van der Laan, 1998; Kruissink en Essers, 2004). In hoofdstuk 4 wordt een mogelijke verklaring gegeven voor de groei bij hogere leeftijden. Sekse Tabel 2 geeft een beeld van het aantal processen-verbaal (inclusief Haltverwijzingen) dat de politie in 2002 en 2003 heeft opgemaakt, uitgesplitst naar sekse van de verdachten. De meeste verdachten waren jongens, respectievelijk 81,4% en 82,6% in 2002 en 2003. Van alle in 2002 bekend geworden verdachten was 18,6% een meisje. In 2003 was dit 17,4%. Wanneer de cijfers worden gerelateerd aan de Nederlandse bevolking blijkt dat 5,8% van alle 12–17-jarige jongens in 2002 met de politie in aanraking kwam naar aanleiding van een strafbaar feit. In 2003 kwam 6,3% van alle 12–17-jarige jongens met de politie in aanraking. Het percentage meisjes dat met de politie in aanraking kwam is constant gebleven
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
124
tussen 2002 en 2003. In beide jaren kwam 1,4% van alle 12–17-jarige meisjes met de politie in aanraking. Tabel 2: Aantal processen-verbaal (incl. Halt) naar sekse van de verdachte (12–17 jaar), 2002–2003 2002 aantal
2003 per 100 inwoners*
aantal
per 100 inwoners*
jongens meisjes
34 121 7 803
5,8 1,4
38 000 8 000
6,3 1,4
totaal
41 924
3,6
46 000
3,9
% jongens t.o.v. totaal aantal verdachten % meisjes t.o.v. totaal aantal verdachten
81,4
82,6
18,6
17,4
* Per 100 inwoners van 12–17 jaar van dezelfde sekse op 1 januari van het desbetreffende jaar. Bron: HKS, AuraH, bewerking WODC
Gemeente Tabel 3 geeft een beeld van het aantal processen-verbaal (inclusief Haltverwijzingen) dat de politie in 2002 heeft opgemaakt, uitgesplitst naar gemeente1. Van de in totaal 41 924 opgemaakte processen-verbaal zijn er 16 826 (40,1%) opgemaakt tegen een verdachte die woont (of een delict heeft gepleegd) in één van de dertig gemeenten die vallen onder het Grotestedenbeleid (G30). Van de 41 924 processen-verbaal zijn er 7 861 (18,6%) zijn opgemaakt tegen verdachten die in 2002 in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht of Den Haag woonden of een delict pleegden. Tabel 3 geeft tevens het aantal opgemaakte processen-verbaal per 100 inwoners van de betreffende gemeente. Cijfers over 2003 zijn in tabel 3 niet weergegeven. Zoals al eerder werd opgemerkt zijn er grote registratieachterstanden bij de politiekorpsen (zie box 1). Dit maakt het juist voor de uitsplitsing naar gemeentes lastig om een goede inschatting te maken van het definitieve aantal processenverbaal. In de volgende MJt zullen gegevens over 2003, uitgesplitst naar gemeente worden opgenomen. Tabel 3: Aantal processen-verbaal (incl. Halt) naar woon/pleeggemeente van de verdachte (12–17 jaar), 2002
1
In het HKS is dit de gemeente waarin men woont op het moment dat de politie het delict registreert. Wanneer iemand meerdere delicten pleegt en in de tussentijd verhuist dan geldt de laatst bekende woongemeente. In AuraH, het registratiesysteem van de Haltbureaus, is dit de gemeente waarin het delict is gepleegd.
2002 aantal
per 100 inwoners*
Alkmaar Almelo Amersfoort Amsterdam Arnhem
236 179 345 2 365 425
3,4 3,4 3,9 5,8 5,1
Breda Den Bosch Den Haag Deventer Dordrecht
481 446 1 557 167 677
4,5 5,1 5,2 2,9 7,7
Eindhoven Emmen Enschede Groningen Haarlem
467 235 337 471 414
3,9 3,0 3,4 5,7 4,8
Heerlen Helmond
196 147
3,1 2,6
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
125
2002 aantal
per 100 inwoners*
79 316 413
1,4 5,4 6,0
Lelystad Maastricht Nijmegen Rotterdam Schiedam
296 282 432 2 917 310
5,4 3,9 4,7 7,2 6,3
Tilburg Utrecht Venlo Zaanstad Zwolle
714 1 022 232 310 358
5,5 7,6 3,5 3,4 4,7
totaal G4 totaal G30 (incl. G4)
7 861 16 826
6,3 5,1
totaal overige steden onbekend
23 519 1 427
2,9
totaal Nederland
41 924
3,6
Hengelo (Overijssel)** Leeuwarden Leiden
* Per 100 inwoners van 12–17 jaar van dezelfde gemeente op 1 januari van het desbetreffende jaar. ** Exclusief Halt verwijzingen, omdat geen onderscheid kon worden gemaakt tussen Hengelo in de provincie Overijssel (één van de G30) en Hengelo in Gelderland. Bron: HKS, AuraH, bewerking WODC
1
Het rapport van Kromhout en Van San (2003) geeft een beeld van de geregistreerde criminaliteit onder zogenoemde «nieuwe etnische groepen». De cijfers hebben echter alleen betrekking op de 1e generatie allochtonen, de 2e generatie allochtonen kon niet worden onderscheiden van de autochtonen. Ook het rapport van Kruissink en Essers (2004) geeft informatie over de relatie tussen etniciteit en jeugdcriminaliteit. Gegevens in dit rapport hebben echter betrekking op de periode 1990–2001. 2 Tweede generatie allochtoon: een in Nederland geboren persoon met ten minste één in het buitenland geboren ouder (Bron: CBS).
Etniciteit Gegevens over de etniciteit van verdachten zijn op dit moment nog onvoldoende voorhanden1. In de MJt van 2005 zal in deze lacune worden voorzien. In de huidige politie- en justitieregistraties wordt alleen het geboorteland van de verdachte zelf vastgelegd en niet dat van de ouders. Dit betekent dat tweede2 en latere generaties allochtonen niet onderscheiden kunnen worden van de autochtone bevolking. In die gevallen geldt immers dat Nederland het geboorteland is. Om toch inzicht te krijgen in de criminaliteit in verschillende etnische groepen zal gebruik worden gemaakt van de WODC-studie naar zelfgerapporteerd daderschap die in 2005 wordt uitgevoerd. Aan jongeren wordt gevraagd om aan te geven of zij zich wel eens schuldig hebben gemaakt aan delicten, zoals zwartrijden en winkeldiefstal. Ook wordt gevraagd naar een aantal achtergrondkenmerken, waaronder het geboorteland van de jongere zelf en dat van zijn of haar ouders. Ook de studie naar de aard en de omvang van de criminele betrokkenheid van autochtone en allochtone bevolkingsgroepen, die het WODC momenteel in samenwerking met het CBS uitvoert, levert informatie op met betrekking tot de etniciteit van verdachten. In deze studie wordt de 2e generatie allochtonen apart in beeld gebracht. Tevens wordt rekening gehouden met de invloed van demografische en sociaal-economische kenmerken op de criminele betrokkenheid. Soort delict In 2003 zijn er 46 000 processen-verbaal opgemaakt tegen verdachten van 12–17 jaar (zie tabel 1). In totaal werden zij verdacht van het plegen van 69 900 delicten, waarbij ook delicten die leiden tot een Halt-verwijzing zijn meegeteld (zie tabel 4). Het komt dus regelmatig voor dat er op één proces-verbaal meerdere delicten vermeld staan. Deze delicten zijn uitgesplitst in figuur 5. De meeste betreffen vermogensdelicten, zoals diefstal of heling. Drie van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
126
de tien delicten in 2003 zijn vernieling en openbare orde delicten. Hieronder worden delicten verstaan als vernieling, brandstichting en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Twee van de tien delicten was een geweldsdelict, zoals bedreiging of diefstal met geweld. Figuur 5: Aantal delicten (incl. Halt) van bij de politie geregistreerde verdachten (12–17 jaar) naar delictsoort, 2003
vernieling & openbare orde 21.000 vermogensdelicten 30.300
overig 4.800
geweldsdelicten 13.800
Het aantal geregistreerde delicten is tussen 2002 en 2003 gegroeid met 13,9%. Het aantal delicten is over de hele linie toegenomen. Dit geldt het sterkst voor vernieling en openbare orde delicten. Bij nadere analyse blijkt dat de sterke toename van vernieling en openbare orde delicten voornamelijk wordt veroorzaakt door openbare orde delicten en niet zo zeer door delicten die onder vernieling vallen. Tabel 4: Aantal delicten (incl. Halt) van bij de politie geregistreerde verdachten (12–17 jaar) naar delictsoort, 2002–2003 2002
2003
2002–2003
aantal
aantal
procentuele verandering
geweldsdelicten vermogensdelicten vernieling & openbare orde overig onbekend
12 407 27 383 17 294 4 135 152
13 800 30 300 21 000 4 800 –
11,2 10,7 21,4 16,1
totaal
61 371
69 900
13,9
Bron: HKS, AuraH, bewerking WODC
2.2 Wijze van afdoening Deze paragraaf gaat in op de wijze waarop zaken van verdachten van 12–17 jaar worden afgedaan. Ook het aantal Stop-reacties is opgenomen (tabel 5), hoewel die bedoeld zijn voor kinderen van 12 jaar en jonger (zie bijlage 2 voor een beknopt overzicht van mogelijke afdoeningen door de politie, het Openbaar Ministerie en de rechter). Hierbij moet worden opgemerkt dat er geen één op één relatie is tussen een proces-verbaal dat is opgemaakt door de politie en een zaak die is ingeschreven bij het Openbaar Ministerie. Soms worden pv’s niet doorgestuurd naar het Openbaar Ministerie en soms worden pv’s samengevoegd. Daarnaast hoeven zaken die in een bepaald jaar bij de politie geregistreerd zijn, niet noodzakelijkerwijs in datzelfde jaar worden afgedaan. Het is goed mogelijk dat een verdachte in 2002 voor het eerst wordt gehoord, maar dat zijn/haar zaak pas in 2003 wordt afgedaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
127
Afdoeningen door de politie In tabel 5 is het aantal Stop-reacties en Halt-afdoeningen in de jaren 2002 en 2003 weergegeven. In de MJt zijn alleen afdoeningen naar aanleiding van een misdrijf opgenomen. Overtredingen blijven dus buiten beschouwing1. Om die reden wijken de hier gepresenteerde cijfers af van de in de nota Jeugd terecht genoemde aantallen. Tabel 5: Aantal Stop-reacties en Halt-afdoeningen in misdrijfzaken*, 2002–2003
Stop-reacties Halt-afdoeningen
2002
2003
2002–2003
aantal
aantal
procentuele verandering
1 124 12 571
1 333 13 161
18,6 4,7
* Verwijzingen die niet in behandeling zijn genomen zijn niet meegeteld. Bron: AuraH
Het aantal Stop-reacties naar aanleiding van misdrijfzaken laat een duidelijke toename zien. Het steeg van 1124 Stop-reacties in 2002 naar 1333 in 2003, een toename van 18,6%. Het is de vraag of dit wijst op een werkelijke stijging van de criminaliteit onder 12-minners of dat dit het gevolg is van een intensivering van het beleid. Zo is een van de doelstellingen van Jeugd terecht het vergroten van het bereik van de Stop-reactie (p. 29–30). Dit heeft mogelijk invloed op het aantal Stop-reacties. De toename van het aantal Stop-reacties naar aanleiding van misdrijfzaken is veel groter dan de toename van het aantal Halt-afdoeningen. Het aantal Halt-afdoeningen steeg van 12 571 in 2002 naar 13 161 in 2003, een toename van 4,7%. De jaarcijfers van de Halt-sector 2003 (Halt Nederland, 2004) laten overigens een veel sterkere toename van het aantal Halt-afdoeningen zien. Dit verschil hangt samen met de sterke toename van het aantal overtredingen (waaronder vuurwerkdelicten en baldadigheid) tussen 2002 en 2003. Zoals gezegd worden die in de MJt niet meegenomen.
Afdoeningen door het Openbaar Ministerie Tabel 6 laat zien dat er in 2002 3801 zaken geseponeerd zijn door het OM. Deze zaken worden niet verder vervolgd. In 2003 is het aantal sepots afgenomen tot 2954. De afname van het aantal sepots past in een jarenlange trend die samenhangt met het beleid van het OM (Openbaar Ministerie, 2004). Tabel 6: Aantal afdoeningen door het Openbaar Ministerie met verdachten van 12–17 jaar, 2002–2003
1
Soms kon niet worden vastgesteld of het een Halt-afdoening of Stop-reactie naar aanleiding van een misdrijf of een overtreding betrof. In deze gevallen is besloten om de desbetreffende verwijzing gewoon mee te tellen. Het totaal aantal Halt-afdoeningen en Stop-reacties is hierdoor mogelijk licht overschat.
sepots transacties, waarvan taakstraffen boetes en overige transacties
2002
2003
2002–2003
aantal
aantal
procentuele verandering
3 801 12 741 10 446 2 295
2 954 14 411 11 444 2 967
– 22,3 13,1 9,6 29,3
Bron: OM-Data
Het aantal aangeboden transacties is van 12 741 in 2002 gestegen naar 14 411 in 2003. In 2002 werden er nog 10 446 taakstraffen door het OM aangeboden. In 2003 is dit toegenomen tot 11 444, een stijging van 9,6%.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
128
Dit ligt in de lijn der verwachting, het aantal taakstraffen vertoont al jaren een stijgende trend (Openbaar Ministerie, 2004) mogelijk als gevolg van het jeugdbeleid van het OM «taakstraf tenzij». Het aantal boetes en overige transacties1 laat al jaren een daling zien (Openbaar Ministerie, 2004), waarschijnlijk omdat deze vervangen worden door taakstraffen. In 2003 is er echter een opmerkelijke toename zichtbaar van 2295 in 2002 tot 2967 in 2003, een stijging van 29,3%. Nader onderzoek wijst uit dat dit wordt veroorzaakt door een sterke toename van het aantal economische vuurwerkdelicten (vervoer, opslag en verkoop).
Afdoeningen door de rechter Tabel 7 betreft de straffen die de rechter in de jaren 2002 en 2003 heeft opgelegd aan jongeren van 12–17 jaar. Het aantal onvoorwaardelijk opgelegde taakstraffen is sterk toegenomen. Het steeg van 6553 taakstraffen in 2002 naar 7264 in 2003, een stijging van 10,8%. Ook dit ligt in de lijn der verwachting, het aantal taakstraffen door de rechter laat al jaren een stijging zien (Openbaar Ministerie, 2004). Het aantal onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen is nagenoeg gelijk gebleven. De veranderingen in de overige onvoorwaardelijke straffen zijn te klein om zinvol over een verandering te kunnen spreken. Voorwaardelijke straffen zijn uit de tabel weggelaten, omdat opname op grote schaal tot dubbeltellingen zou leiden. Veel onvoorwaardelijke straffen worden immers in combinatie met een voorwaardelijke straf opgelegd2. Tabel 7: Aantal afdoeningen door de rechter met verdachten van 12–17 jaar, 2002–2003
vrijspraken onvoorwaardelijke plaatsingen in een inrichting voor jeugdigen (pij) onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen* onvoorwaardelijke taakstraffen** onvoorwaardelijke geldboetes
2002
2003
2002–2003
aantal
aantal
procentuele verandering
549
581
5,8
147 2 053 6 553 467
165 2 007 7 264 442
12,2 2,2 10,8 – 5,4
* Vrijheidsstraffen zijn jeugddetentie en gevangenisstraf, inclusief gevallen waarin de straf gelijk is aan de duur van het voorarrest. ** Het cijfer heeft betrekking op het aantal opgelegde taakstraffen. Bron: OM-Data
2.3 Samenvatting –
– 1
Voorbeelden van overige transacties zijn het afstand doen van in beslag genomen goederen of het zich gedragen naar de aanwijzingen van een instantie zoals de jeugdreclassering. 2 De meest voorkomende combinatie is een voorwaardelijke jeugddetentie die in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf wordt opgelegd. Het betreft jaarlijks vele duizenden zaken. Wanneer een jongere niet voldoet aan de gestelde voorwaarden, zoals het voldoen aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering wordt de voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer gelegd.
– –
In 2003 zijn er aanzienlijk meer processen-verbaal opgemaakt tegen minderjarige verdachten dan in 2002 (een procentuele toename van 9,7%). De meest gepleegde misdrijven zijn vermogensdelicten, maar de grootste toename is opgetreden in de delictgroep vernieling en openbare orde. Binnen de categorie 12–17-jarigen is de grootste toename van het aantal geregistreerde pv’s te zien bij de 16- en 17-jarigen. De meest voorkomende afdoeningen zijn de Halt-afdoening en de taakstraf. De veranderingen wijken weinig af van de bestaande trends. Wel is er een opvallende groei van het aantal Stop-reacties voor jongeren onder de twaalf jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
129
3 OVERZICHT FIRST-OFFENDERS In 2003 heeft de politie in totaal 35 000 keer een proces-verbaal opgemaakt tegen een jeugdige verdachte van 12–17 jaar (figuur 6). In 2003 werden 11 000 jongeren wegens het plegen van een misdrijf doorverwezen naar Halt. Van deze jongeren is niet bekend of zij reeds eerder met de politie in aanraking kwamen. We weten dus ook niet of zij behoren tot de groep first-offenders of recidivisten. In dit hoofdstuk en in hoofdstuk 4 zullen processen-verbaal die leiden tot een Halt-verwijzing daarom buiten beschouwing blijven. Dit leidt waarschijnlijk tot een onderschatting van het aantal first-offenders, omdat jongeren die een Halt-verwijzing krijgen vaak nog niet eerder met de politie in aanraking zijn geweest. Figuur 6: Aantal processen-verbaal van first-offenders en recidivisten en Haltverwijzingen, 2003
pv's van recidivisten 18.000
pv's van firstoffenders 17.000
Halt-verwijzingen 11.000
In de hoofdstukken 3 en 4 over respectievelijk first-offenders en recidivisten is de teleenheid de unieke verdachte. Een uitzondering hierop is het soort delict waarvan iemand verdacht wordt. In dit geval is de teleenheid niet de unieke verdachte, maar het gepleegde delict. In 2003 waren er 17 000 first-offenders van 12–17 jaar (tabel 8). Zij zijn verantwoordelijk voor 27 000 delicten in 2003 (tabel 10). In 2003 waren er 10 000 recidivisten van 12–17 jaar, waarvan 9000 met 2–5 processenverbaal in 2003 en in de periode daarvoor en 1000 met meer dan vijf processen-verbaal, de zogenaamde jeugdige veelplegers1 (tabel 8). De recidivisten hebben in totaal 18 000 pv’s op hun naam staan (figuur 6) en zijn verantwoordelijk voor 31 800 delicten in 2003 (tabel 13). Het aantal first-offenders is tussen 2002 en 2003 gestegen met 12,2%, terwijl het aantal recidivisten tussen 2002 en 2003 met 17,2% is gestegen (tabel 8). De rest van dit hoofdstuk gaat over first-offenders. In hoofdstuk 4 komen de recidivisten aan bod.
1
Aangezien in de MJt slechts gekeken wordt naar jeugdigen die vanwege hun leeftijd geen lange criminele carriere kunnen hebben, wijkt de gehanteerde definitie af van de algemene definitie van veelplegers zoals opgesteld door Wartna en Tollenaar (2004).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
130
Tabel 8: Bij de politie geregistreerde verdachten (12–17 jaar) naar aantal processenverbaal, 2002–2003 2002
2003
2002–2003
aantal
aantal
procentuele verandering
first-offenders (1 pv) recidivisten, waarvan 2–5 pv’s meer dan 5 pv’s (jeugdige veelplegers)
15 150 8 535 7 579 956
17 000 10 000 9 000 1 000
12,2 17,2 18,7 4,6
totaal
23 685
27 000
14,0
Bron: HKS, bewerking WODC
Sekse Van de first-offenders in 2003 is 79,4% een jongen. In 2003 is dit gedaald tot 76,5%. Het percentage meisjes bedroeg in 2002 20,6% en is in 2003 gestegen tot 23,5% (tabel 9). Tabel 9: First-offenders (12–17 jaar) naar sekse, 2002–2003 2002 aantal
2003 per 100 inwoners*
aantal
per 100 inwoners*
jongens meisjes
12 023 3 127
2,0 0,6
13 000 4 000
2,2 0,7
totaal
15 150
1,3
17 000
1,4
% jongens t.o.v. totaal aantal first-offenders % meisjes t.o.v. totaal aantal first-offenders
79,4
76,5
20,6
23,5
* Per 100 inwoners van 12–17 jaar van dezelfde sekse op 1 januari van het desbetreffende jaar. Bron: HKS, bewerking WODC
Soort delict De 17 000 first-offenders in 2003 (zie tabel 8) waren verantwoordelijk voor 27 400 geregistreerde delicten in 2003 (zie tabel 10). In 2002 waren dit er nog 24 250. Het aantal geregistreerde delicten gepleegd door firstoffenders is toegenomen met 13,0%, terwijl het aantal delicten van recidivisten in diezelfde periode met 26,2% is gestegen (zie hoofdstuk 4). Figuur 7: Aantal delicten van first-offenders (12–17 jaar) naar delictsoort, 2003
vernieling & openbare orde 8.900
vermogensdelicten 9.800
overig 2.300
geweldsdelicten 6.400
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
131
Vermogensdelicten komen in 2003 het meest voor (figuur 7), namelijk in 35,8% van de gevallen (37,8% in 2002). Ongeveer een kwart van de delicten van first-offenders (12–17 jaar) betrof een geweldsdelict (23,4%). In 32,5% van de gevallen werden de first-offenders verdacht van het plegen van een vernieling en openbare orde delict. Het aantal vernieling en openbare orde delicten is tussen 2002 en 2003 sterk gegroeid met 26,3%. De groei van andere delictsoorten varieert van 7,0% tot 8,8%. Tabel 10: Delicten van first-offenders (12–17 jaar) naar delictsoort, 2002–2003
geweldsdelicten vermogensdelicten vernieling & openbare orde overige totaal
2002
2003
2002–2003
aantal
aantal
procentuele verandering
5 935 9 156 7 045 2 114
6 400 9 800 8 900 2 300
7,8 7,0 26,3 8,8
24 250
27 400
13,0
Bron: HKS, bewerking WODC
Samenvatting – In 2003 is het aantal first-offenders gestegen, maar minder sterk dan het aantal recidivisten. – Het aantal vernieling en openbare orde delicten is tussen 2002 en 2003 sterker gegroeid dan andere delicten gepleegd door first-offenders.
4 OVERZICHT RECIDIVISTEN Figuur 8: Aantal processen-verbaal van first-offenders en recidivisten en Haltverwijzingen, 2003
pv's van firstoffenders 17.000
Halt-verwijzingen 11.000
pv's van recidivisten 18.000
Tabel 8 in hoofdstuk 3 laat zien dat het aantal geregistreerde verdachten tussen 2002 en 2003 met 14% gestegen is. Het aantal recidivisten is sterker gestegen dan het aantal geregistreerde first-offenders, respectievelijk 12,2% versus 17,2%. Dit kan betekenen dat ook het werkelijke aantal recidivisten sterk gestegen is. De toename is echter dermate groot dat dit niet voor de hand ligt. Het is ook mogelijk dat de politie meer dadergericht te werk is gegaan. Hieronder wordt verstaan dat de politie instrumenten inzet als lijsten van de meest hardnekkige delictplegers of lijsten van criminele groepen. De inzet van dergelijke instrumenten leidt vermoedelijk tot een grotere pakkans van recidivisten, waardoor het aandeel recidivis-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
132
ten onder geregistreerde verdachten toeneemt. De toename van het aantal geregistreerde recidivisten verklaart mogelijk ook waarom in hoofdstuk 2 gevonden werd dat de oudere leeftijdscategorieën sterker groeien dan de jongere. Recidivisten zijn immers gemiddeld ouder dan firstoffenders. Overigens moet wel bedacht worden dat als gevolg van een statistische wetmatigheid een toename van de geregistreerde criminaliteit sowieso zal leiden tot een toename van het aandeel van de recidivisten (zie box 3). Box 3: Bij een hoger criminaliteitsniveau «sowieso» meer recidive Een algemene wetmatigheid in de kansberekening is dat bij gebeurtenissen die zeldzaam zijn, de kans op een meervoudige gebeurtenis bijzonder zeldzaam is. Wanneer de kans op de gebeurtenis toeneemt, dan zal de kans op een meervoudige gebeurtenis nog veel sterker toenemen. Dit geldt ook voor recidive: wanneer er weinig verdachten worden geregistreerd, is de kans dat iemand meer dan eens wordt geregistreerd klein. Wanneer het aantal geregistreerde verdachten toeneemt, dan zal het aantal first-offenders eveneens toenemen en het aantal recidivisten nog veel sterker. Hoe hoger het aantal geregistreerde verdachten, hoe groter het aandeel van de recidivisten daarin.
Sekse De meeste recidivisten zijn jongens: 88,4% in 2002 en 90,0% in 2003. Het percentage meisjes bedroeg 11,6% in 2002 en 10,0% in 2003 (tabel 12). Opvallend is dat het percentage meisjes onder recidivisten veel lager is dan onder first-offenders (vergelijk tabel 9). Tabel 12: Recidivisten (12–17 jaar) naar sekse, 2002–2003 2002 aantal
2003 per 100 inwoners*
aantal
per 100 inwoners*
jongens meisjes
7 549 986
1,3 0,2
9 000 1 000
1,5 0,2
totaal
8 535
0,7
10 000
0,8
% jongens t.o.v. totaal aantal recidivisten % meisjes t.o.v. totaal aantal recidivisten
88,4
90,0
11,6
10,0
* Per 100 inwoners van 12–17 jaar van dezelfde sekse op 1 januari van het desbetreffende jaar. Bron: HKS, bewerking WODC
Soort delict In 2003 werden 10 000 recidivisten geregistreerd door de politie (zie figuur 8 en tabel 8). Samen waren zij verantwoordelijk voor in totaal 31 800 geregistreerde delicten in 2003 (zie figuur 9 en tabel 13).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
133
Figuur 9: Aantal delicten van recidivisten (12–17 jaar) naar delictsoort, 2003
vernieling & openbare orde 8.200 vermogensdelicten 14.300
overig 2.100
geweldsdelicten 7.200 Tabel 13: Delicten van recidivisten (12–17 jaar) naar delictsoort, 2002–2003 2002 aantal
2003 aantal
geweldsdelicten vermogensdelicten vernieling & openbare orde overig
6 141 11 541 5 975 1 551
7 200 14 300 8 200 2 100
totaal
25 208
31 800
Bron: HKS, bewerking WODC
In 2003 betrof 45,0% van de delicten een vermogensdelict. Dit is meer dan bij de first-offenders, waar het percentage vermogensdelicten in 2003 35,8% was. Geweldsdelicten en vernieling en openbare orde delicten vormen allebei ongeveer een kwart van het totaal aantal geregistreerde delicten van recidivisten. Anders dan bij first-offenders, neemt bij recidivisten niet alleen het aantal vernieling en openbare orde delicten, maar ook het aantal andere delicten tussen 2002 en 2003 sterk toe.
Samenvatting – In 2003 is het aantal recidivisten meer gestegen dan het aantal firstoffenders. Dit verschil is bij het aantal delicten markanter dan bij het aantal unieke verdachten. – Bij recidivisten wijkt de procentuele groei van de delictgroep vernieling en openbare orde niet zo extreem af van de mate van groei in de andere delictgroepen, als bij de first-offenders. – Het percentage meisjes is onder recidivisten veel lager dan onder first-offender.
5 NABESCHOUWING De algemene doelstelling van Jeugd terecht is het voorkomen van eerste delicten en het terugdringen van recidive. Om zicht te houden op de ontwikkelingen op het gebied van jeugdcriminaliteit zal het WODC jaarlijks een overzicht publiceren met relevante cijfers, de Monitor Jeugd terecht. In deze eerste rapportage zijn cijfers opgenomen over de periode 2002– 2003.
Beperkingen – Sinds het verschijnen van het rapport van de commissie Van Montfrans in 1994 staat jeugdcriminaliteit in het middelpunt van de belangstelling en streven politie en justitie naar een meer consequente
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
134
–
aanpak van jeugdcriminaliteit teneinde deze verder terug te dringen. Jeugd terecht is ingebed in deze ontwikkeling. Daarnaast zijn er externe factoren aan te wijzen die van invloed zijn op de jeugdcriminaliteit, zoals de groei van het aantal allochtonen en de toename van de jeugdwerkloosheid. Het is daarom moeilijk te zeggen of de in dit rapport geconstateerde veranderingen toe te schrijven zijn aan Jeugd terecht. Bovendien was in 2003 de implementatie van de Jeugd terecht nog in volle gang en was slechts een beperkt aantal programmaonderdelen ook daadwerkelijk ingevoerd. De gegevens over verdachten hebben betrekking op geregistreerde verdachten. De gevonden resultaten kunnen niet gegeneraliseerd worden naar gepleegde criminaliteit. Gegevens uit zelfrapportageonderzoek kunnen hier een nuttige aanvulling leveren.
Interpretatie van de cijfers – Het aantal pv’s tegen minderjarige verdachten is duidelijk toegenomen. Dit lijkt een direct gevolg van de intensivering van de opsporing en mag niet worden gezien als een teken dat de werkelijk gepleegde jeugdcriminaliteit is gestegen. Deze toegenomen opsporing kan een afschrikkend effect hebben, dat met enige vertraging mogelijk kan leiden tot afname van de werkelijk gepleegde criminaliteit. Te verwachten valt echter dat de versterkte opsporing ook in de toekomst zal leiden tot een relatief hoog aantal pv’s tegen minderjarige verdachten. – Het aantal geregistreerde delicten van first-offenders is licht gestegen tussen 2002 en 2003, dit geldt met name voor vernieling en openbare orde delicten. – De meest opvallende verandering ten opzichte van 2002 is de sterke toename van het aantal geregistreerde recidivisten. Het is niet aannemelijk dat een dergelijke sterke toename het gevolg is van veranderingen in het werkelijk aantal recidiverende daders. De toename van het aantal geregistreerde recidivisten is mogelijk het gevolg van een intensivering van de dadergerichte aanpak waaraan Jeugd terecht een extra impuls zal geven. – In tegenstelling tot wat verwacht werd, zijn verdachten niet jonger geworden. Integendeel, het aandeel van de 16- en 17-jarige verdachten blijkt zelfs toegenomen te zijn. Dit is mogelijk het gevolg van de groei van het aantal recidivisten, die gemiddeld immers een hogere leeftijd hebben. – Het aantal Stop-reacties is sterk toegenomen (van 1124 Stop-reacties in 2002 naar 1333 in 2003). Jeugd terecht heeft vier actiepunten die er op gericht zijn het bereik en het effect van de Stop-reactie te vergroten. De sterke groei van het aantal Stop-reacties vormt dus een duidelijk succes.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
135
Literatuur Halt Nederland Jaarcijfers 2003 Halt-sector Breda, Koninklijke drukkerij Broese & Peereboom, 2004 Kamerstukken II Jeugd terecht; Actieprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit 2003–2006 Vergaderjaar 2003/2003, 28 741, nr. 1 Kamerstukken II Naar een veiliger samenleving Vergaderjaar 2002/2003, 28 684, nrs. 1 en 2 Kromhout, M., M. van San Schimmige werelden; nieuwe etnische groepen en jeugdcriminaliteit. Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2003 Onderzoek en beleid, nr. 206 Kruissink, M., A. A. M. Essers Zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit in de periode 1990–2001 Den Haag, Ministerie van Justitie-WODC, 2004 WODC-cahier, nr. 2004–1 Laan, van der P.H. Jeugdcriminaliteit neemt toe of niet of wel? SEC; tijdschrift over samenleving en criminaliteitspreventie, jrg. 12, nr. 6, 1998, pp. 5–8 Ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Eenheid van begrip III Den Haag, Ministerie van Justitie, 1999 Montfrans-Hartman, G.W. van (voorzitter) Met de neus op de feiten; aanpak jeugdcriminaliteit Den Haag, Ministerie van Justitie, 1994 Openbaar Ministerie Kortom: het OM in cijfers Verkregen, 11 augustus 2004 http://www.om.nl Tilburg, van W. A. C., F. A. Boerman, L. Prins Landelijke Criminaliteitskaart 2002; aangifte- en verdachtenanalyse op basis van HKS-gegevens Zoetermeer, KLPD, 2003 Wartna, B. S. J., N. Tollenaar Bekenden van Justitie; een verkennend onderzoek naar de «veelplegers» in de populatie van vervolgde daders Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2004 Onderzoek en beleid, nr. 216
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
136
Bijlage 1
Gegevensbronnen Herkenningsdienst systeem (HKS) Het HKS is een landelijk registratiesysteem dat sinds 1986 door de politie gebruikt wordt voor het vastleggen en kunnen opvragen van gegevens. Het HKS bevat zowel gegevens over de aangegeven misdrijven zelf als persoonsgegevens van de verdachten daarvan. Tegen een verdachte kunnen één of meer processen-verbaal zijn opgemaakt. Een procesverbaal kan één of meer delicten betreffen. Het HKS bevat informatie over personen die minimaal 12 jaar zijn en tegen wie als verdachte van een misdrijf een proces-verbaal is opgemaakt. Deze informatie betreft bijvoorbeeld het delict, de modus operandi, maar ook persoonskenmerken van de verdachten, als leeftijd en geslacht. Ook is informatie over de criminele voorgeschiedenis van de verdachten beschikbaar. De voornaamste beperkingen van het HKS zijn: – Het bestand bevat door de politie geregistreerde delicten en de daarbij betrokken verdachten. Delicten waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt, of delicten die überhaupt onbekend blijven bij de politie worden niet geregistreerd. – Niet alle Halt-verwijzingen naar aanleiding van een misdrijf worden in het HKS geregistreerd. Dit betekent dat gegevens over de 12–17jarigen op dit punt onvolledig zijn. – In het HKS is alleen informatie vastgelegd over het geboorteland van de verdachten zelf. Het geboorteland van de ouders of de grootouders van de verdachte wordt niet geregistreerd. Tweede en latere generaties allochtonen kunnen hierdoor niet worden onderscheiden van de autochtone bevolking. Automatische Registratie Applicatie Halt-bureaus (AuraH) AuraH is het registratiesysteem van Halt Nederland. Halt Nederland is een stichting die de 58 zelfstandige Halt-bureaus ondersteunt en vertegenwoordigt. AuraH is speciaal ontwikkeld om te voorzien in de behoefte van uniforme registratie en is in 2000 in gebruik genomen. In 2003 maken alle Halt-bureaus gebruik van AuraH. AuraH omvat verschillende registraties, zoals gegevens over de verwijzing, dat wil zeggen de aanhouding en doorverwijzing door de politie, het delict en de daaruit voortvloeiende schade en registratie van gegevens over de opzet van de Halt-afdoening, het verloop van de uit te voeren werkzaamheden en de schadebetalingen en het uiteindelijke resultaat. Daarnaast worden ook allerlei achtergrondgegevens van de jongeren geregistreerd om inzicht te krijgen in de oorzaken van het gedrag dat tot een Halt-verwijzing leidde. De voornaamste beperking van AuraH is dat er alleen informatie beschikbaar is over het aantal eerdere Halt-verwijzingen. Informatie over recidive heeft dan ook alleen betrekking op Halt-recidive. OM-Data OM-Data is de landelijke database van het Parket-Generaal en bevat een selectie van gegevens uit RAPSODY, een beleidsinformatiesysteem dat in alle 19 arrondissementen wordt gebruikt. OM-Data bevat gegevens over vervolging en berechting van zaken in eerste aanleg. Dat wil zeggen dat eventuele wijzigingen in het vonnis na een hoger beroep niet worden doorgevoerd. OM-Data geeft informatie over de ontvangst door het OM van door de politie verzonden processen-verbaal met enkele gegevens over de verdachte, de gepleegde feiten en het voortraject bij de politie. OM-Data bevat met name gegevens over de beslissing over de vervolging en de
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
137
afdoening door het OM. Indien van toepassing zijn ook gegevens over de behandeling van de zaak op zitting in OM-Data te vinden, met de uitspraak van de rechter en de opgelegde straffen of maatregelen. De voornaamste beperkingen van OM-Data zijn: – OM-Data bevat alleen gegevens over de afdoening in eerste aanleg. – In OM-Data is alleen informatie vastgelegd over het geboorteland van de verdachten zelf. Het geboorteland van de ouders of de grootouders van de verdachte wordt niet geregistreerd. Tweede en latere generaties allochtonen kunnen hierdoor niet worden onderscheiden van de autochtone bevolking.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
138
Bijlage 2
Afdoeningen 2.1 Afdoeningen door de politie
Stop-reactie Hoewel het strafrecht niet van toepassing is op 12-minners kunnen deze kinderen na het plegen van een delict op vrijwillige basis en met instemming van hun ouders meedoen aan een Stop-reactie. Het kind leert in de Stop-reactie wat het verkeerd heeft gedaan en hoe het kan zorgen dat zoiets niet nog een keer gebeurd. De Stop-reactie heeft tevens als doel de ouders te helpen op een duidelijke en effectieve manier te reageren op wat er is gebeurd. 12-minners worden bij de politie niet als verdachte geregistreerd. Informatie over Stop-reacties wordt bijgehouden door de Halt-bureaus. Halt-afdoening Een jeugdige bekennende verdachte kan, ter voorkoming van toezending van het proces-verbaal aan de officier van justitie (en daarmee het krijgen van een strafblad) deelnemen aan een Halt-project. Uitgangspunt hierbij is dat de jeugdige dader gedurende een beperkt aantal uren de schade moet herstellen die hij heeft aangericht. Een Halt-afdoening is formeel gezien een voorwaardelijk politiesepot. Informatie met betrekking tot Halt-verwijzingen wordt geregistreerd door de Halt-bureaus. 2.2 Afdoeningen door het Openbaar Ministerie Sommige zaken die de politie aan het Openbaar Ministerie (OM) voorlegt worden niet ingeschreven, bijvoorbeeld omdat het OM de kans op een veroordeling gering acht, de zogenaamde «stille sepots». Over dergelijke zaken bestaan geen statistieken.
Sepot Het OM kan besluiten om niet tot (verdere) vervolging over te gaan. Een reden hiervoor kan zijn dat men de zaak tegen de verdachte «niet rond krijgt» en er dus geen schuldigverklaring kan volgen of dat de verdachte onschuldig is. In dit geval spreekt men van een technisch sepot. In het geval van een beleidssepot zou de zaak weliswaar tot een schuldigverklaring kunnen leiden, maar besluit de officier van justitie (ovj) om beleidsredenen af te zien van vervolging. Registratie vindt plaats door het OM. Transactie Ook de ovj kan een transactie aanbieden. Dit betekent meestal dat in ruil voor het betalen van een geldsom of het verrichten van een taakstraf, de ovj van (verdere) vervolging afziet. Registratie vindt plaats door het OM. Dagvaarding Een zaak die wordt ingeschreven bij het OM kan zelfstandig worden afgedaan door het OM of worden gedagvaard en berecht door de rechter (zie afdoeningen door de rechter). 2.3 Afdoeningen door de rechter De rechter kan een groot aantal verschillende afdoeningen opleggen. Voor het overzicht in de MJt worden deze als volgt samengevat.
Onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (pij) is een vrijheidsbenemende maatregel en is gericht op de heropvoeding en de behandeling van de betrokkene. De pij wordt in eerste instantie opgelegd voor de duur van 2 jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
139
Onvoorwaardelijke jeugddetentie Deze vrijheidsstraf duurt bij jongeren van 12–15 jaar maximaal 12 maanden en bij de 16- en 17-jarigen maximaal 24 maanden. Jeugddetentie komt in de plaats van de arrest- en tuchtschoolstraffen in het oude jeugdstrafrecht. Onvoorwaardelijke taakstraf Een taakstraf kan bestaan uit deelname aan een werkproject voor het verrichten van arbeid ten algemene nutte of het verrichten van arbeid tot herstel van de aangerichte schade. De taakstraf kan ook bestaan uit een leerproject. Ook is een combinatie van een werk- en leerproject mogelijk. De duur van een werk- of een leerstraf is ten hoogste 200 uur. De duur van een combinatie van een werk- en een leerstraf is maximaal 240 uur. Onvoorwaardelijke geldboete Het bedrag van de onvoorwaardelijk boete is minimaal € 2 en ten hoogste € 2 250. Vrijspraak Uitspraak waarbij de rechter oordeelt dat het ten laste gelegde feit niet bewezen is en/of niet bewezen is dat de verdachte het feit gepleegd heeft.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
140
Bijlage VII-b
Actuele stand van zaken van de indicatoren, die zijn gevraagd in de motie Kalsbeek (TK 2003/2004 29 200 VI, nr. 111) inzake de monitoring bij de JJI’s. Onderstaande stand van zaken geeft de situatie weer over de eerste vier maanden van het jaar 2004, te vinden in de eerste viermaandsrapportage DJI 2004 c.q. de stand op 1 juli 2004. •
De omvang van de groepsgrootte, die momenteel 10 per groep bedraagt bij behandeling en 12 bij opvang De in de motie genoemde groepsgroottes gelden nog steeds.
•
Het aantal uren dat (gemeenschappelijk) wordt doorgebracht en er een dagprogramma is en dat momenteel conform de Beginselenwet, 12 uur per dag door de week en 8,5 uur per dag in het weekend bedraagt Het wettelijke dagprogramma wordt in alle justitiële jeugdinrichtingen onverkort uitgevoerd.
•
Het niveau van de recidive dat momenteel 63% bedraagt. De recidivemonitor maakt geen deel uit van de reguliere planning- en controlcyclus. Zoals eerder werd aangekondigd zullen in het najaar van 2004 de voorlopige recidivecijfers van ex-JJI pupillen bekend zijn.
•
Het aantal geweldplegingen tegen personeel in inrichtingen dat in 2003 655 bedroeg (d.w.z. 31,9 per 100 bezette plaatsen) Over de eerste vier maanden van het jaar 2004 (januari t/m april) bedroeg het aantal geweldplegingen tegen personeel 423, oftewel ca. 20 per 100 bezette plaatsen. Bij ongewijzigde voortzetting van deze trend komt het jaarcijfer uit op ca. 60 per 100 plaatsen, dus bijna het dubbele van vorig jaar. Er is nog geen onderzoek naar deze stijging verricht, maar verondersteld wordt dat de oorzaak ligt bij een betere registratiediscipline in de inrichtingen.
•
Het aantal ontvluchtingen dat in 2003 17 bedroeg Het aantal ontvluchtingen uit gesloten opvang- en behandelinrichtingen bedroeg over de eerste vier maanden van 2004 drie. Bij ongewijzigde voortzetting van deze prestatie in de rest van het jaar zal het jaarcijfer flink lager uitkomen dan vorig jaar. De voor 2004 verwachte realisatie bedraagt 11.
•
Het aantal malen dat niet of te laat wordt teruggekeerd van verblijf buiten de inrichting en onttrekking vanaf het inrichtingsterrein, dat in 2003 613 bedroeg (d.w.z. 30 per 100 bezette plaatsen) In de eerste vier maanden van 2004 waren er 250 onttrekkingen, oftewel 11,6 per 100 bezette plaatsen. Bij ongewijzigde voortzetting voor de rest van het jaar levert dit voor 2004 een lichte stijging ten opzichte van 2003.
Ten aanzien van de capaciteitsontwikkeling en de financiële middelen die voor de justitiële jeugdinrichtingen beschikbaar waren, kunnen de volgende cijfers gerapporteerd worden: •
Ontwikkelingen in de capaciteit (gemiddeld gerealiseerd; stand jan-april 2004, exclusief 14 AWBZ gefinancierde plaatsen) De gemiddelde formele capaciteit op 1 juli 2004 bedraagt 2480. De stand op 1 juli 2004 bedraagt 2515 plaatsen.
•
Financiële bijdrage departement 2002: € 259,3 mln. 2003: € 263,0 mln
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
141
2004: € 285,3 mln (OB 2005) De toename van de kosten is voornamelijk gerelateerd aan de capaciteitsuitbreidingen en aan de loon- en prijsbijstellingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 684, nr. 36
142