Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1996–1997
25 278
Raming der voor de Tweede Kamer in 1998 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 10
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 12 mei 1997 Het Presidium heeft met belangstelling kennisgenomen van de vragen en opmerkingen waartoe de Raming en bijbehorende stukken diverse fracties aanleiding gaven. De beantwoording geschiedt in de volgorde van het verslag.
A. ALGEMEEN Inleiding Het Presidium is het van harte eens met het betoog van de leden van de PvdA-fractie over de toegankelijkheid van ons parlement. Op de desbetreffende concrete vraag uit de PvdA-fractie, antwoordt het Presidium dat openstelling van de Statenpassage op zich goed mogelijk is, omdat bij het ontwerp hier vanuit gegaan is. Omdat uiteindelijk niet is gekozen voor openstelling betekent het alsnog openstellen wel, dat aanpassingen aan de toegangen van het afgesloten deel zouden moeten plaatsvinden; de huidige tweede barrière is in geval van openstelling te beperkt. Er zijn echter ook andere bezwaren, vooral tegen openstelling op vergaderdagen. Op de scheiding tussen de passage en het beveiligde kantoor- en vergadergebied zijn immers op een achttal plaatsen beveiligde deuren met kaartlezers aangebracht. Gekozen is voor een systeem, waarbij Kamerleden en anderen bezoekers vanuit de passage mee kunnen nemen naar het beveiligde gebied. De zwakte van dit systeem is dat onbevoegden eenvoudig een kaarthouder naar het beveiligde gebied kunnen volgen. Uit oogpunt van beveiliging is dit niet wenselijk. Voorts zou de toegangscontrole bij de ingangspartijen komen te vervallen; deze zou moeten worden verlegd naar de tien vergaderzalen. Omdat garderobefaciliteiten per zaal niet beschikbaar zijn, zullen bezoekers op de publieke tribunes verschijnen met jassen en tassen, etc. De kans op verstoringen van de vergaderingen neemt hiermee toe. Meer personeel zal met een toezichthoudende taak belast moeten worden.
7K1416 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
1
Tenslotte wordt het gebied rond het Tweede Kamergebouw gezien als een nationale plaats voor demonstraties. Als de toegankelijkheid van de passage wordt verruimd, is een verschuiving van demonstraties naar de passage te verwachten, waardoor de continuïteit van de verschillende vergaderprocessen vanwege geluidshinder en ordeverstoringen in gevaar komt. Naar de mening van het Presidium zijn deze bezwaren nog steeds doorslaggevend. Kort na de opening van de nieuwbouw zijn echter een aantal open dagen georganiseerd op vrijdagen en zaterdagen. Wellicht kan het komende jaar opnieuw een aantal zaterdagen de passage voor publiek worden opgesteld. De toegankelijkheid van Nieuwspoort vanuit het Kamergebouw is goed, zo meent het Presidium, zulks in antwoord op een andere vraag uit de PvdA-fractie. Formeel heeft het Presidium hierover geen klachten ontvangen. Wel is deze kwestie aan de orde geweest in een ontmoeting van de Kamervoorzitter met de voorzitter van het bestuur van Nieuwspoort. Hierbij is het volgende gebleken. Iedereen kan zonder meer vanuit het Kamergebouw, Nieuwspoort betreden. De toegang vanuit de Lange Poten is een zaak van het bestuur van Nieuwspoort. Wat betreft de toegang vanuit Nieuwspoort naar het Kamergebouw, moet het Presidium erop wijzen dat Nieuwspoort een ander regime kent dan de Tweede Kamer. Het heeft zo’n 1500 leden en belegt dagelijks persconferenties waarbij de toegankelijkheid groot is. Het opgeven van de toegangscontrole naar het Kamergebouw is uit een oogpunt van beveiliging niet wenselijk. De doorgang vanuit Nieuwspoort is bestemd voor individueel gebruik of kleine groepen. Grote groepen kunnen beter gebruik maken van de gebruikelijke ingangen van het Kamergebouw. De PvdA-fractie informeert vervolgens of het Presidium bereid is te bezien of de plenaire zaal voor schoolbezoek en -debat ter beschikking kan worden gesteld. Het Presidium houdt vast aan het standpunt dat de vergaderzaal bestemd is voor vergaderingen van de Tweede Kamer en, bij wijze van uitzondering, voor vergaderingen van jeugdparlementen, schoolparlementen, studentenparlementen en dergelijke. Een verdere verruiming zou tot verwarring kunnen leiden inzake de betekenis van het parlement en de kans op beschadiging vergroten. De definitieve kosten van de waterschade waarnaar geïnformeerd wordt uit de fracties van PvdA en VVD zijn nog niet bekend. Er moeten nog werkzaamheden verricht worden aan en onder de vloer van de Schepelhal. Deze zullen tijdens het zomerreces worden uitgevoerd. Overigens is de verwachting, dat de uiteindelijke kosten binnen het enige maanden geleden geraamde schadebedrag van f 3,5 miljoen zullen blijven. Het Duinwaterbedrijf Zuid-Holland is voor deze schade aansprakelijk gesteld. Waarschijnlijk zal echter niet alle schade vergoed worden. Dit heeft te maken met het feit dat voor een aantal zaken (bijvoorbeeld meubilair, gordijnen, vloerbedekkingvergoeding) veronderstelde afschrijving afgetrokken wordt van de schadevergoeding. Door de wateroverlast is een groot deel van de voorraad kamerstukken nat geworden. Gedurende een aantal weken is de dienstverlening aan de Docubalie ernstig gehinderd. De nat geworden stukken zullen echter via
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
2
het proces van vacuüm-vriesdrogen geheel onbeschadigd terugkomen. Zij zijn nu nog in Tilburg. Naar verwachting zullen ze midden dit jaar gereed zijn. Naar aanleiding van een vraag uit de PvdA-fractie, herinnert het Presidium eraan dat bij gelegenheid van de Raming voor 1997 is aangegeven dat overschrijding van de indieningstermijn geen fatale werking heeft en dat die termijn derhalve eerder als richtlijn moet worden opgevat. Ook dit jaar vindt behandeling van de Raming niet voor 1 mei plaats. Overigens herhaalt het Presidium hierbij de toezegging dat de strekking van artikel 10 van het Reglement van orde in het kader van een bredere herziening van genoemd Reglement opnieuw zal worden bezien. Het Presidium erkent overigens – dit ook in antwoord op de CDA-fractie – dat de termijnen voor behandeling van de Raming krap zijn. Dit geldt niet alleen voor de fases die zich in de openbaarheid afspelen (voorbereiding van inbreng voor het verslag, beantwoording van het verslag, plenaire behandeling), maar ook voor de voorafgaande fases: voorbereiding in directies, behandeling door Managementteam, informeel overleg met Ondernemingsraad, eerste behandeling in Presidium, overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken, formeel overleg met Ondernemingsraad, overleg met Bijzondere Commissie en vaststelling van concept door Presidium. Voor elk van deze fases zijn meestal slechts enkele dagen beschikbaar. Het Presidium ziet geen mogelijkheden om één van deze fases te laten vervallen of verder te verkorten. De suggestie uit de CDA-fractie om één van de openbare fases van de behandeling te laten vervallen, zou het Presidium niet willen overnemen. Het voorbereidend onderzoek door de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken geeft immers alle leden de gelegenheid om ook allerlei kwesties naar voren te brengen die bij het plenair debat vervolgens buiten beschouwing kunnen blijven. Bovendien krijgen zowel de fracties als het Presidium de gelegenheid om in de schriftelijke stukken afgewogen betogen naar buiten te brengen die ook voor de latere implementatie van belang zijn. Dergelijke punten komen plenair meestal wat verbrokkeld aan de orde. Om die reden gaat aan de plenaire behandeling van wetsvoorstellen ook altijd een schriftelijk onderzoek vooraf. De leden van de PvdA-fractie vragen naar de mogelijkheid om activiteiten in het kader van de verkiezingscampagnes in het Kamergebouw te laten afspelen. In principe is het Presidium er voorstander van dat het Kamergebouw goed gebruikt wordt. In dit kader heeft het Presidium een voorkeur voor algemene activiteiten boven partijmanifestaties. De Stafdienst Communicatie is reeds gestart met de voorbereiding voor een grote verkiezingsmarkt en één of meer open (zater)dagen. Tevens is deze dienst in samenwerking met de NOS, ANP, VNG en NS begonnen met de organisatie van de grote evenementen aan de vooravond van de verkiezingen en op de avond van de verkiezingsdag zelf (6 mei 1998). In dit kader zullen de campagneleiders van de verschillende partijen binnenkort benaderd worden. Bij de Ramingsbehandeling vorig jaar werd – zoals de CDA-fractie terecht in herinnering brengt – toegezegd over te gaan op servies in plaats van plastic in het Restaurantbedrijf. Het project ter totale uitbanning van plastic bekers voor de koffievoorzieningen door een nieuw logistiek systeem voor aan- en afvoer van serviesgoed is inmiddels in een vergevorderd stadium (zie ook verderop in de paragraaf over huisvesting). Naar aanleiding van een andere toezegging gedaan bij de Raming vorig jaar is in het Presidium afgesproken, dat de Stadhouderskamer alleen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
3
gebruikt wordt voor speciale gelegenheden. Dit vanwege de kwetsbaarheid van deze zeer monumentale ruimte met zijn kostbare, in niet al te beste staat verkerende gobelins. In de praktijk wordt de Stadhouderskamer voornamelijk gebruikt in combinatie met de Oude Zaal. Het Presidium is bereid te bevorderen dat jaarlijks aan de stukken van de Raming een overzicht van toezeggingen en genomen stappen wordt toegevoegd. Op de toezeggingen van vorig jaar betreffende het vervoersplan en de relatiegeschenken, komt het Presidium later in deze nota terug. Naar aanleiding van de vraag uit de VVD-fractie inzake de resultaten van het vooroverleg met de minister van Binnenlandse Zaken omtrent de Raming voor 1998, merkt het Presidium op dat overeenstemming in bereikt over zowel de Voorjaarsnotamutaties als het Ramingsvoorstel voor 1998, behoudens (de financiering van) de voorstellen van de werkgroep PPO op de langere termijn. Wat betreft dit laatste punt heeft de Minister toegezegd dat de cijfers van de Raming overeenkomstig de werkafspraken in de begroting worden overgenomen indien de Kamer dat wenst. Naar aanleiding van het verzoek uit de VVD-fractie om een nadere indicatie van de bedrijfseconomische resultaten van het Restaurantbedrijf, merkt het Presidium op dat het Restaurantbedrijf periodegebonden vastlegt enerzijds food- en non-foodkosten en anderzijds de omzet. Hierin zijn dus factoren als bijvoorbeeld (formatieve) loonkosten, een toerekening van energie- en huurlasten en afschrijvingen niet verwerkt. Feitelijk legt de registratie uitsluitend een verband tussen enerzijds omzet (tarief) en anderzijds directe food- en non-foodkosten. Het overzicht hiervan in de periode 1993 tot en met 1996 is als volgt (bedragen x f 1000): jaar
baten
lasten
resultaat
1993 1994 1995 1996
1 705 1 629 1 627 1 769
1 836 1 658 1 691 1 829
– 131 – 29 – 64 – 60
Er wordt overigens gewerkt aan een maandelijkse managementrapportage van en voor het restaurantbedrijf in samenwerking met FEZ. Deze zal het nauwkeuriger inzicht geven in de bedrijfseconomische resultaten waar de VVD-fractie naar vraagt. Privatisering van onderdelen van de Interne Dienst (met name schoonmaak) – waar de leden van de VVD-fractie verder naar vragen – is door het Presidium steeds afgewezen vanwege de vertrouwelijkheid, die in geval van beëdigde ambtenaren beter gewaarborgd zal zijn. Bovendien zijn eigen medewerkers flexibeler inzetbaar gezien de onregelmatige werktijden. Overigens is een deel van de schoonmaak uitbesteed: het glazenwassen. Naar aanleiding van opmerkingen van de VVD-fractie, deelt het Presidium mee dat een ambtelijke werkgroep op verzoek van het Managementteam een notitie voorbereidt over het elektronisch stemmen. Die notitie zal aan het einde van dit jaar in het Presidium worden besproken. Met betrekking tot de energie – waar de leden van de VVD-fractie naar vragen – wordt op dit moment primair gekeken naar mogelijkheden tot besparing. Bij extra uitgaven gaat het dan om de terugverdientijd. De extra kosten van groene stroom worden niet terugverdiend. Daarom is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
4
daaraan nog geen aandacht besteed. Zie overigens verderop in deze nota, de paragraaf over huisvesting. Naar aanleiding van de vragen uit de fracties van de PvdA en van de VVD, deelt het Presidium mee dat aan de moties Van Rey en Kalsbeek uitvoering wordt gegeven door een onderzoek van een werkgroep van de commissie Werkwijze. In de Raming is nog geen bedrag opgenomen voor eventuele voorzieningen. Werkwijze Presidium In antwoord op een vraag uit de PvdA-fractie, deelt het Presidium mee dat de onduidelijkheid over zijn eigen werkwijze is gebleken uit een brief die de Voorzitter ontving van één van de kleine fracties en voorts ook uit voorstellen gedaan bij de behandeling van het onderwerp «nevenfuncties». Uit het verslag blijkt dat er ook overigens misverstand bestaat. Het Managementteam verantwoordt zich in het Presidium immers inderdaad niet alleen voor het verleden, maar krijgt ook aanwijzingen uit het Presidium voor de toekomst. Als het Managementteam regels nodig acht die gevolgen hebben voor de leden individueel of voor de fracties, dan worden deze regels steeds in concept aan het Presidium voorgelegd. Het delegatiebesluit machtigt de Griffier (en dus het Managementteam) tot het nemen van beslissingen die niet rechtstreeks gevolgen hebben voor de leden of de fracties, zoals de meeste benoemingen in vacatures. Naar aanleiding van de vraag uit de PvdA-fractie wat de invulling van het delegatiebesluit aan het managementteam is geweest met betrekking tot de financiën, merkt het Presidium op dat op grond van het Delegatiebesluit 1989 (herzien in 1995) aan de Griffier bevoegdheden op personeels-, financieel- en organisatorisch gebied zijn toegekend. In aansluiting hierop zijn bevoegdheden op, onder meer, financieel gebied terzake van de eigen directie gemandateerd aan de directeuren Constitutioneel Proces en Facilitair Bedrijf. Deze gemandateerde bevoegdheden betreffen het doen van uitgaven en aangaan van verplichtingen ten laste van het budget van de betrokken directie. De in dit onderdeel van het verslag opgenomen suggestie uit de PvdA-fractie om gelden beschikbaar te stellen voor deelname van individuele leden aan Europese Conferenties, beantwoordt het Presidium in de eerste plaats met een verwijzing naar de stukken over PPO. In de desbetreffende werkgroep is deze gedachte besproken. Daar is tenslotte geconcludeerd dat het beter aan de fracties kan worden overgelaten om uit hun budget leden te helpen bij de hierbedoelde activiteiten, waar in het verslag over de PPO-voorstellen ook naar gevraagd is. Overigens is ook in de kostenvergoedingen van de wet schadeloosstelling een component voor dit doel betrokken geweest. Naar aanleiding van een andere vraag uit de PvdA-fractie, deelt het Presidium mee dat onder meer in het kader van Managementdevelopmentbeleid een conferentie voor het MT wordt georganiseerd, waarin de visie van het MT op de gewenste management filosofie aan de orde komt. In dat verband zullen de ervaringen met de huidige topstructuur eveneens ter sprake komen. Het Presidium behoort tot de niet in het openbaar optredende organen van de Kamer. Dit is destijds zo bepaald, omdat in het Presidium onder meer kwesties aan de orde komen waarbij de privacy van personen (hetzij leden, hetzij fractiemedewerkers, hetzij personeelsleden) in het geding is. Dit is één reden waarom het Presidium niet zou willen ingaan op de suggestie uit de CDA-fractie om zijn agenda en besluitenlijsten aan alle
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
5
fracties ter kennisneming toe te zenden. Overigens zijn ook de leden van het Presidium geen verantwoording schuldig aan hun fracties maar aan de Kamer als geheel. De formulering als zouden bepaalde fracties wel en andere niet in het Presidium zijn «vertegenwoordigd», geeft dus een onjuist beeld van werkwijze en bevoegdheden van het Presidium. Naar aanleiding van de vraag uit de VVD-fractie of er richtlijnen zijn voor het gebruik van vergaderzalen, deelt het Presidium mee dat aanvragen voor het mogen gebruiken van de «Oude» Zaal en omliggende zalen door het Presidium per aanvraag worden beoordeeld. Met betrekking tot de overige vergaderruimten is er een volgorde van belangrijkheid aan te geven welke door de Bodedienst wordt gehanteerd bij het toekennen van deze ruimten: 1. Openbare commissievergaderingen 2. Besloten commissievergaderingen 3. Bezoek van regeringsleiders en buitenlandse delegaties 4. Fractievergaderingen 5. Overige vergaderingen – op naam van één der leden – op naam van een fractiemedewerk(st)er – diensten 6. Groepsbezoeken. Reserveringen voor bepaalde ruimten zijn altijd onder voorbehoud, daar de voortgang van het primaire proces tot op het allerlaatste moment een herverdeling van de reeds toegezegde vergaderaccommodatie noodzakelijk kan maken. Het afgelopen jaar is het eenmaal voorgekomen dat er onvoldoende ruimte beschikbaar was voor het houden van alle gewenste openbare commissievergaderingen. De Kamer heeft op die dag gebruik mogen maken van de plenaire zaal alsmede van de overige faciliteiten van de Eerste Kamer. Het Presidium betuigt alsnog dank hiervoor. De Kunstcommissie is bij besluit van het Presidium onlangs opnieuw ingesteld op voordracht van fracties en Managementteam. De motie Poppe betrof slechts de BBC. De Kunstcommissie stemt ermee in dat het hoofd van de Interne Dienst wordt belast met de over-all-coördinatie van de inrichting en het handhaven van een zekere orde daarin. De Kunstcommissie zal tevens voorstellen doen op budgettair gebied. Naar aanleiding van de vraag van de D66-fractie meldt het Presidium, dat waar bij andere (advies)commissies niet conform de motie Poppe is gehandeld (bijvoorbeeld bij de samenstelling van het STOI) bewust is gekozen voor samenstelling slechts uit Kamerleden, zulks gezien de aard van de materie en de verantwoordelijkheden. Wat betreft het STOI is dat geregeld in het reorganisatievoorstel dienst Automatisering ui 1994. Hoge Colleges van Staat De onderlinge samenwerking tussen de Hoge Colleges van Staat vindt al op een aantal terreinen plaats: aanbesteden van papier, kopieerapparatuur, het onderling assisteren bijvoorbeeld door de Technische Afdelingen en het Restaurantbedrijf. Naar aanleiding van een andere vraag uit de fractie van D66, deelt het Presidium mee dat in de periode 1995 tot heden tien Kamerambtenaren zijn «uitgeleend aan» andere organisaties en 37 personen «ingeleend van» andere organisaties. 20 maal was er sprake van interne interimfunctievervullingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
6
Medezeggenschap Momenteel is het personeel van de Tweede Kamer door één personeelslid vertegenwoordigd in de Bouwbegeleidingscommissie. De Ondernemingsraad beraadt zich over de vraag of deze vertegenwoordiging op die manier kan blijven geregeld.
B. STAFDIENSTEN Personeelsbeleid Naar aanleiding van een verzoek van de PvdA-fractie om een overzicht van de uitgaven die de afgelopen vijf jaar zijn gedaan ten behoeve van het inhuren van interimmanagers, merkt het Presidium op dat de inzet van externe interimmanagers zich heeft beperkt tot de dienst Automatisering. De betrokken interimmanager is bij genoemde dienst werkzaam sinds 28 oktober 1996. De uitgaven over 1996 bedroegen f 113 355,–. De uitgaven in 1997 bedragen tot en met februari f 105 806,–. Intern is in de afgelopen vijf jaar ook eenmaal voorzien in interimmanagement. Dit betrof de aanstelling van een plaatsvervangend griffier tot interim hoofd P&O eind 1994. Hij vervulde deze functie tot 1 januari 1995 toen het huidige hoofd P & O in dienst trad. Aannemende dat de leden van de PvdA-fractie, wanneer zij vragen naar de kosten in de laatste vijf jaar van inzet van externe organisatiebureaus, denken aan advies en bijstand bij reorganisatietrajecten, kan het volgende overzicht worden gegeven: – Onderzoek naar de directie Constitutioneel Proces (Berenschot) f 0,220 mln – Werkwijze Restaurantbedrijf (Hospitality) f 0,098 mln – Reorganisatie Parac (Het expertisecentrum) f 0,055 mln – Onderzoek stafdienst P&O (Berenschot) f 0,073 mln Inderdaad betrof het hier steeds deskundigheid die de Kamerorganisatie niet in huis heeft en ook niet hoeft te hebben, omdat hieraan slechts incidenteel behoefte bestaat. Naar aanleiding van de desbetreffende vraag uit de PvdA-fractie merkt het Presidium op dat de invoering van de 36-urige werkweek bij de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden in de geest van de daarover gemaakte afspraken in de «Overeenkomst arbeidsvoorwaarden- en werkgelegenheidsbeleid sector Rijk» van 14 september 1995. Tegen de achtergrond van het gewenste niveau van dienstverlening en de daarmee samenhangende bedrijfstijden is met de Bijzondere Commissie van overleg Staten-Generaal en de Dienstcommissie overleg gevoerd over o.a. de werktijdregelingen en de herbezetting. Daarnaast is met het ministerie van Binnenlandse Zaken overlegd over de noodzakelijk additionele herbezettingsmiddelen, omdat de in eerste instantie beschikbaar gestelde middelen voor herbezetting ontoereikend waren. Dit laatste heeft er toe geleid, dat niet alleen de volcontinudiensten maar ook de vergadergebonden diensten bij de verdeelsleutel worden meegerekend. Op grond van de afspraken met BC en DC heeft de praktische invulling van de arbeidstijdverkorting gestalte gekregen. Met als uitgangspunt de premisse van de CAO dat zij zou moeten leiden tot voor de individuele medewerker herkenbare vrije tijd, is geen van de denkbare modaliteiten uit het zogenaamde «Kans-rapport» voor een werktijdregeling op
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
7
voorhand uitgesloten. De uiteindelijke invulling heeft plaatsgevonden via de werkoverleggen. Voorts zijn deeltijders in de gelegenheid gesteld de arbeidsduur te handhaven op het niveau van 1996. Voor die mogelijkheid (extra loon in plaats van tijd) hebben ca. 100 parttime-medewerkers geopteerd. Al deze verzoeken zijn ingewilligd. Hiervoor diende een deel van de herbezettingsmiddelen te worden gereserveerd. De overige gelden dienen voor een herbezetting van vol-continudiensten en een optimale herbezetting bij dienstonderdelen met een vergadergebonden karakter. Naar aanleiding van een vraag uit de PvdA-fractie, merkt het Presidium op dat de gemiddelde leeftijd van zowel mannen als vrouwen onder het personeel ligt rond de 42 jaar. Dit ligt iets boven de gemiddelde leeftijd bij andere overheidsorganisaties. De jongste werknemer binnen de Tweede Kamer is momenteel 20 jaar en de oudste werknemer is 62 jaar. Weliswaar is de gemiddelde leeftijd niet bijzonder hoog, maar gezien de geringe doorstroming naar elders, bestaat het gevaar dat in de toekomst het aantal ouderen op cruciale functies onevenredig hoog zal zijn en dat in een relatief korte tijdspanne kennis en ervaring verdwijnen. Het beleid is erop gericht dit te voorkomen, dit mede in antwoord op vragen uit de fracties van VVD en D66. Naar aanleiding van de vraag uit de PvdA-fractie naar de gevolgen van de Arbeidstijdenwet, merkt het Presidium op dat, naar het zich aanvankelijk liet aanzien een strikte naleving van de Arbeidstijdenwet problemen zou kunnen opleveren voor de ondersteuning van het primaire proces. Dit was aanleiding contact op te nemen met het ministerie van SZW. Op ambtelijk niveau aldaar is vervolgens overleg gevoerd over door ons gesignaleerde knelpunten. Het betrof hier met name het uitlopen van vergaderingen na het middernachtelijk uur. Geconstateerd mocht worden, dat het overgrote deel van deze problematiek werd ondervangen door de door de minister aangekondigde wijzigingen in de knelpunteninventarisatie van 5 november 1996, dan wel kan worden voorkomen door een goede roostersystematiek. Er resteert dan nog een zeer beperkt aantal incidentele gevallen, waarin de vergadering onvoorzien zodanig lang uitloopt (tot na 2.00 uur), dat de ATW problemen oplevert. Het ministerie is van oordeel, dat het niet gewenst is voor «dergelijke incidentele geringe overschrijdingen een uitzonderingsmogelijkheid in het ATB te creëren, omdat de wet- en regelgeving dan te complex en te gedetailleerd wordt». De directeur Arbeidsverhoudingen van SZW classificeert deze gevallen als «overmachtsituatie» waarmee bij de handhaving van de wet rekening zal worden gehouden, indien er redelijkerwijze alles aan is gedaan om overschrijding van de normen van de wet te voorkomen. De leden van de PvdA-fractie stellen twee vragen over de vergadertijden. Het Presidium heeft in de Toelichting al aangegeven dat het streven erop gericht is vergaderingen niet ná 23.00 uur te laten voortduren. Deze afspraak geldt al lang, niet alleen omdat op die manier nog veel leden en personeelsleden met openbaar vervoer thuis kunnen komen, maar ook omdat niet alle betrokkenen uit een oogpunt van gezondheid deze late vergaderingen verdragen. Dit neemt niet weg dat deze belangen in bepaalde situaties moeten wijken voor het belang van afronding van de besluitvorming. Deze afweging kan niet anders dan per keer geschieden. Naar aanleiding van de vraag van de VVD-fractie, deelt het Presidium mee, dat in 1996 van januari t/m mei op zes dagen na 23.00 uur is vergaderd en op twee dagen na 24.00 uur. In de maand juni duurden de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
8
vergaderingen op vijf dagen later dan 23.00 uur en op twee dagen later dan 24.00 uur. In de maanden september t/m december waren er weer 13 vergaderingen die langer voortduurden dan 23.00 uur en 8 dagen langer dan 24.00 uur. In totaal duurden in 1996 dus 36 vergaderingen langer dan 23.00 uur, dat is ruim éénderde van het totaal aantal vergaderingen. Op de tweede vraag uit de PvdA-fractie inzake de vergadertijden, antwoordt het Presidium dat het al of niet vergaderen op 1 mei in de komende jaren niet actueel is, omdat die datum steeds op normale niet-vergaderdagen valt. Te zijner tijd zal het volgende Presidium zich hierover buigen. Het Presidium heeft niet expliciet gestreefd naar het vergadervrij houden van Carnaval, maar zulks slechts laten ontstaan als gevolg van de meest wenselijk geachte indeling van de recessen. Naar aanleiding van de desbetreffende vragen uit de PvdA-fractie en de fractie van D66, merkt het Presidium op dat het ziekteverzuim ook hem zorgen baart. Het Presidium is dan ook verheugd dat het Managementteam heeft besloten tot een integrale aanpak van het ziekteverzuim, waarbij maatregelen genomen zullen worden ten aanzien van beleid, management en personeel. Er bestaat een correlatie met factoren in de organisatie en het werk: Laaggekwalificeerde functies en functies die fysiek zwaar werk met zich meebrengen leveren relatief gezien hoger verzuim op. Er spelen ook factoren op individueel en op maatschappelijk niveau. Toch wordt het verzuimbeleid op het totaal aan factoren (voor zover beïnvloedbaar) gericht. Een en ander is uitgewerkt in de nota «Ziekteverzuimbeleid» die op het Presidium-secretariaat ter inzage ligt. Naar aanleiding van de vraag van de VVD-fractie, merkt het Presidium op dat de taxiregeling de thuiskomst garandeert van medewerkers van de Kamer, als na beëindiging van een avonddienst i.v.m. een Kamervergadering het gehele of een gedeeltelijk traject Binnenhof-woonadres niet meer met ander openbaar vervoer kan worden afgelegd. De criteria die worden gehanteerd bij de beoordeling of personeelsleden na de vergadering hun huisadres nog kunnen bereiken zijn de eindtijden van het openbaar vervoer op het gehele of gedeeltelijke traject van de individuele medewerker. Vrouwen kunnen na 23.00 uur altijd gebruik maken van een taxi voor het gehele traject Binnenhof-huisadres. Naar aanleiding van de desbetreffende vraag uit de fractie van de PvdA merkt het Presidium op dat de effecten van het Vervoerplan aanzienlijk zijn. De doelstelling was het aantal autokilometers in het zakelijk en woon-werkverkeer terug te dringen met tenminste 20%. Deze doelstelling is ruimschoots gehaald. Bij een evaluatie is zelfs een kilometerreductie van 70% vastgesteld. Gebleken is dat veel mensen zijn overgestapt van de auto naar het openbaar vervoer en de fiets. De evaluatie ligt – dit mede in antwoord op de CDA-fractie – ter inzage op het Presidiumsecretariaat. Naar aanleiding van een vraag uit de PvdA-fractie, deelt het Presidium mee dat er inderdaad voorzieningen zijn voor Kamerleden voor het volgen van talencursussen. Reeds op 1 oktober 1987 is het Presidium akkoord gegaan met een voorstel van de Griffier om – bij het volgen van een talencursus 50% van de kosten voor rekening van de Kamer te laten komen, en wel maximaal f 1000,– voor twee talen per lid per jaar door de Kamer te vergoeden. Talencursussen voor het personeel worden, indien zij noodzakelijk zijn voor het functioneren, uit het opleidingsbudget van de ambtelijke organisatie gefinancierd. Daarnaast kunnen ambtenaren, die op eigen initiatief een cursus willen volgen, een beroep doen op de studiefaciliteitenregeling.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
9
Het Presidium is met de CDA-fractie verheugd dat het aandeel WAGW-ers in het personeelsbestand gestegen is. Er zijn verschillende plannen in ontwikkeling om de instroom te bevorderen van de achterstandgroepen op de arbeidsmarkt (met name WAGW-ers en allochtonen). Het bij de Kamer bestaande «diversiteitsteam» vervult hierin een stimulerende en bewakende rol. Ook in de nieuw afgesloten CAO voor de sector Rijk zijn instroom, behoud en reïntegratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten belangrijke doelstellingen. Naar aanleiding van een vraag uit de fractie van D66, merkt het Presidium op dat het aandeel allochtonen op het laagste niveau in de regio Haaglanden sinds de uitbreiding van de doelgroepen WBEAA zeer hoog is (63,0%). Er is echter sprake van een relatieve achterstand op de hogere functieniveaus. Allochtonen worden, voor zover zij voldoen aan de functie-eisen, zowel bij interne als externe werving bij voorrang aangesteld. Naar aanleiding van de vraag uit de fractie VVD, deelt het Presidium mee dat in het verleden regelmatig gebruik is gemaakt van personeel via de banenpoolregeling en van werkervaringsplaatsen in het kader van de wet bevordering arbeidsinpassing. Op die manier zijn enkelen ingestroomd in een reguliere ambtelijke functie. De diensten worden nog steeds gestimuleerd voor additioneel werk gebruik te maken van personeel via de diverse regelingen. Naar aanleiding van de vraag uit de fractie van D66, deelt het Presidium mee dat de SMT’s sinds begin 1996 volgens een nieuwe opzet werken, waarbij de directeuren expliciet verantwoordelijkheid dragen naast tweemaandelijkse stand-van-zaken-gesprekken tussen hoofd P&O en AMG (voorheen RBB). Met betrekking tot de SMT’s zal in 1998 een integrale evaluatie plaatsvinden. Op de meeste vragen over al of niet privatiseren is reeds in de eerste paragraaf van deze nota gereageerd. Hier valt echter nog het volgende aan toe te voegen. «Clean desk» is – zoals de leden van de D66-fractie terecht veronderstellen – een verantwoordelijkheid van elk individu en voor elke zelfstandige organisatie. Binnen het Tweede Kamercomplex zijn veel zelfstandige organisaties werkzaam. De discipline wat betreft «clean desk» is zeer verschillend. Veel vertrouwelijke informatie blijft achter in ruimten die voor velen toegankelijk zijn. Onze beveiligingsbeambten worden met die situatie geconfronteerd. Mede daarom worden de beveiligingsfuncties aangemerkt als vertrouwensfuncties. De discipline wat betreft «clean desk» is bij Ministeries groter dan in het Kamergebouw. «Clean desk» kan binnen een Ministerie worden afgedwongen, omdat het één ambtelijke organisatie betreft met één centrale aansturing. Naar aanleiding van de vraag uit de fractie van D66 wat tegen het privatiseren van de Stenografische dienst pleit, merkt het Presidium in de eerste plaats op dat dat een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van beide Kamers is, die voor de Stenografische Dienst een eigen bestuurscollege in het leven hebben geroepen. De Stenografische dienst is primair verantwoordelijk voor de openbaarmaking van het verhandelde in beide Kamers der Staten-Generaal en van openbare vergaderingen van vaste, onderzoeks- en enquêtecommissies. Ook legt de dienst het verhandelde in veel besloten vergaderingen vast, in het bijzonder van onderzoeks- en enquêtecommissies. Behalve op openbaarmaking ligt de nadruk in toenemende mate op interne en externe informatievoorziening.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
10
Het Presidium hecht eraan die openbaarmaking en informatievoorziening in eigen regie te houden. Tegen privatisering pleit voorts een verlies aan betrokkenheid bij het constitutionele proces als zodanig, terwijl tevens parlementaire expertise verloren zou gaan. Snelle levering van verslagen kan in een geprivatiseerde situatie waarschijnlijk niet onder alle omstandigheden meer worden gegarandeerd. Tegen privatisering pleit ook dat de «tucht van de markt» ontbreekt, aangezien concurrentie op dit niveau van verslaglegging in den lande feitelijk niet aanwezig is. De vraag of het waar is dat stenografen boven hun 36-urig dienstverband in het algemeen nog bijverdienen door in teamverband bij gemeenten, provincies, maar ook particuliere organisaties hun diensten aan te bieden, beantwoordt het Presidium als volgt. Inderdaad verdient een groot aantal stenografen en notulisten – doch niet allen – bij door nevenwerkzaamheden te verrichten bij rijksoverheidsinstanties, provincies, gemeenten en particuliere opdrachtgevers. Dit geschiedt met inachtneming van en binnen de randvoorwaarden van artikel 96 ARSG. Uiteraard is in geen enkel geval de Stenografische dienst als zodanig (contracterende) partij. De directie van de dienst waakt ervoor dat dergelijke nevenwerkzaamheden de taakvervulling van de dienst niet schaden. In antwoord op de vraag of de Stenografische dienst wordt doorbetaald tijdens recessen deelt het Presidium mede dat alle medewerkers bij de Stenografische dienst evenals elke ambtenaar bij de beide Kamers der Staten-Generaal het gehele jaar door worden gesalarieerd. De werkzaamheden van de dienst houden overigens niet op bij de aanvang van de recessen. Ze omvatten in het bijzonder ook het uitwerken van in de drukke weken vlak vóór recessen opgenomen vergaderingen. Het Presidium heeft – dit in antwoord op een vraag uit de PvdA-fractie – de vele voordelen ingezien van e-mail-aansluitingen voor alle belanghebbenden en positief gereageerd op e-mail-faciliteiten. Wij hadden in eerste instantie voorkeur voor een e-mailaansluiting voor allen die in het Kamergebouw werken. Vervolgens werden er echter uit de fracties kanttekeningen geplaatst bij de hoeveelheid werk die dat met zich mee zou kunnen brengen. Naar aanleiding daarvan werd besloten electronische post pas op een later tijdstip te activeren. Daarnaast heeft het Presidium gewezen op het feit dat zowel infrastructureel als ook organisatorisch een aantal zaken op orde dient te zijn. Infrastructureel, in termen van techniek, geldt dit zowel voor hardware- als software-zaken. Organisatorisch moet de vraag tevoren beantwoord worden hoe de e-mail-aansluitingen te administreren en te organiseren. Ook moet het bewustzijn bestaan dat het ontvangen van e-mail-berichten een zekere verplichting tot het beantwoorden ervan meebrengt. Dit laatstgenoemde vergroot inderdaad de werklast. Uit de PvdA-fractie wordt gevraagd welke feilen het Presidium ziet aan de informatievoorziening. De desbetreffende leden hebben kennelijk klachten gehoord. Het Presidium erkent dat ook de Tweede Kamer op het groeipad van professionalisering veel onregelmatigheden uit het verleden ontmoet die niet zomaar binnen een zeer korte tijd zijn te veranderen, gezien het aantal betrokken aspecten en partijen. Dit heeft enerzijds te maken met veranderende wensen en inzichten en anderzijds met beslissingen in het verleden over hoe de activiteiten te organiseren met welke hulpmiddelen. Gezien de enorme technologische mogelijkheden van vandaag als ook de behoefte die het Presidium op dit moment binnen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
11
de organisatie onderkent, investeren we sinds begin 1996 doelbewust in de professionalisering van automatisering door middel van integratie van informatiesystemen conform zogenaamde De Facto Industrie Standaards. Dit komt erop neer dat geringe investeringen hoog rendement opleveren. Als er onverhoopt in het bovengenoemd veranderingsproces in de informatie-voorziening problemen optreden, zullen die in operationele zin natuurlijk alle aandacht hebben en structureel worden verbeterd in het kader van alle Kamer-2000-intenties. Op de vraag op welk moment de fracties kunnen beschikken over een optimaal functionerend automatiseringssysteem, antwoordt het Presidium dat naar verwachting medio juni 1998 alle intenties van het Kamer 2000-project zullen zijn gerealiseerd. Hiervoor geldt dat de totale infrastructuur als ook architectuur en functionaliteit moeten zijn afgestemd op de eisen/wensen vóór november 1997. Deze afstemming betreft voornamelijk verbindingen ten behoeve van mobiel werken, SDU, databanken, etc. Indien de leden van de CDA-fractie in dit onderdeel van het verslag spreken over het project «Mobiele Werkplek» veronderstellen zij terecht dat hiervoor een openbare aanbestedingsprocedure uitgeschreven is. Zulks geschiedde op 14 maart jl., in het supplement van het desbetreffende blad van de Europese Gemeenschappen. Het is niet de bedoeling – dit in antwoord op opmerkingen van de VVD-fractie – dat de mobiele werkplek slechts gereduceerd is tot het gebruik van tekstverwerkingsfaciliteiten. Met de introductie van de mobiele werkplek zal het wanneer de intenties van Kamer 2000 volledig geïmplementeerd zijn voor een gebruiker niet meer uitmaken of men binnen de muren van de Tweede Kamerorganisatie functionaliteit aanroept of op een willekeurige andere locatie buiten de muren van de Tweede Kamerorganisatie. Dit betekent dat een gebruiker altijd, ongeacht de locatie van waar wordt ingelogd, op basis van interesseprofiel en daaraan gekoppelde autorisatie toegang verkrijgt tot alle faciliteiten omtrent functies en informatie. En dit gebeurt vanzelfsprekend zo transparant mogelijk, met andere woorden zonder verschil in behandeling en afhandeling van informatiebewerking en/of -verwerking. Het gebruik van eigen soft- en hardware-componenten geeft doorgaans de nodige problemen, in de zin van ondersteuning door de Dienst Automatisering, vanwege bijvoorbeeld het niet goed aansluiten van componenten op de Tweede Kamerarchitectuur of -infrastructuur. Deze problemen geven een werklast c.q. druk, waardoor andere activiteiten in het geding komen. Voorts wordt niet uitgesloten dat wanneer de Tweede Kamerarchitectuur en -infrastructuur meer open is (naar verwachting einde 1997), meer mogelijkheden geboden gaan worden om gebruik van eigen soft- en hardware-componenten te kunnen inpassen. Inmiddels hebben 56 leden zich aangemeld voor de mobiele werkplek (stand van zaken 28 april 1997). Tijdens de pilot «Leden Thuis» hebben de participerende leden als onderdeel van deze pilot de beschikking gehad over een ISDN-communicatieverbinding. Hieruit hebben alle betrokkenen geconcludeerd, dat de ISDN-technologie nog onvoldoende gestandaardiseerd blijkt voor mobiel gebruik en dat daarom een keuze voor ISDN onverstandig is. Derhalve is er binnen de Tweede Kamerorganisatie een infrastructuur ingericht, die op basis van een normale telefoonvoorziening dezelfde functionele faciliteiten zal bieden als het geval zou zijn bij een ISDN-keuze.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
12
Op de vraag uit de PvdA-fractie of er nog andere adviseurs werkzaam zijn bij de informatievoorziening, deelt het Presidium mee dat dit niet het geval is. Wel zijn bepaalde werkzaamheden in het kader van het project integratie bestanden uitbesteed. De functie van informatieadviseur waar de leden van de VVD-fractie naar vragen is een tijdelijke. Leden van de fracties van de VVD en D66 vragen naar de verantwoordelijkheden rond de Internetsite van de Tweede Kamer. Het Presidium acht de verschillende leveranciers van informatie op de site ieder voor zich verantwoordelijk voor de inhoud van geleverde gegevens. De Dienst Automatisering is verantwoordelijk voor de technische kant van het project. Veel materiaal kan al automatisch uit de verschillende informatiesystemen doorgesluisd worden naar Internet. Bij veel ander materiaal is aansturing of handmatige invoer nog noodzakelijk. De Stafdienst Communicatie is kortgeleden aangewezen om de coördinatie te verzorgen tussen de leveranciers van informatie onderling, de techniek en de gebruikers. Het gebruik van de TK-site wordt door de Dienst Automatisering continu bijgehouden. Rapportages per dag, per week en per maand zijn beschikbaar. Na openstelling van de site in oktober vorig jaar is het gebruik gestegen van 100 000 vragen in de maand naar 170 000 vragen. 75% daarvan had zijn oorsprong in Nederland en 25% in het buitenland. In totaal hebben meer dan 19 000 verschillende afzenders vragen gesteld. Het ligt niet in de bedoeling dat de Kamerorganisatie een provider gaat worden voor de fracties. Fractiesites zullen door de fracties zelf opgezet en onderhouden dienen te worden. In principe hebben alle interne gebruikers toegang tot de aangeboden informatie. Deze toegang tot de informatie is echter afhankelijk van het beschikbaar zijn van de noodzakelijke hardware en software op het bureau van de gebruiker, welke voorwaarde nog niet overal vervuld is. Externe toegang tot informatie geldt in principe voor alle openbare informatie rond het parlementaire proces. Waar er daarbij onduidelijkheid bestaat wordt er op dit moment door het STOI (Strategisch Overleg Informatievoorziening) advies uitgebracht. Het bewaren van de «regie» van de informatievoorziening wil zeggen dat het de Kamer zelf is die kan bepalen wat voor haar de eenduidigheid en consistentie van informatievoorziening betekent en op welke wijze zij die denkt te handhaven. Zij heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid hoewel die slechts gerealiseerd kan worden in nauw overleg met de andere betrokken partijen. Naar aanleiding van de vraag uit de VVD-fractie inzake de invulling van het uitgangspunt «oud voor nieuw» bij de financiering van het project Kamer 2000, merkt het Presidium op dat dit uitgangspunt in de periode 1996/1997, gestalte heeft gekregen in een overeenkomstige verlaging van het drukwerkbudget (artikel U03.07) in de periode 1998/2000. De thans in de Raming 1998 opgenomen kosten voor Kamer 2000 komen op analoge wijze ten laste van het drukwerkbudget na het jaar 2000. Inmiddels is de regeling van opzegging van het contract met de SDU zodanig gewijzigd dat deze op elk moment kan geschieden. In dat geval gaat de opzegging twee jaar later in. Die twee jaar zullen dan onder meer gebruikt worden voor een openbare aanbesteding.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
13
Financieel beleid Naar aanleiding van de vraag uit de D66-fractie wanneer het rapport van de Algemene Rekenkamer kan worden verwacht, merkt het Presidium op dat nog deze maand het ambtelijk hoor- en wederhoor zal worden afgerond. Met de interne procedure bij de Algemene Rekenkamer zal ongeveer vier weken zijn gemoeid. Naar verwachting zal het College van de Rekenkamer het Presidium begin juni verslag uitbrengen. Communicatie Leden van de fracties van de PvdA en het CDA hebben vragen gesteld over het assortiment relatiegeschenken. Het Presidium heeft geconstateerd dat binnen het thans beschikbare budget gestreefd wordt naar een evenwichtig assortiment. Bij het samenstellen daarvan wordt zoveel als mogelijk rekening gehouden met de behoeften van commissies en delegaties, alsmede met de wens van de Kamer dat bezoekers relatief goedkope souvenirs kunnen aanschaffen. In de afgelopen periode zijn goede ervaringen opgedaan met het ad hoc op maat aanschaffen van relatiegeschenken voor specifieke doeleinden. Dit laat onverlet dat in 1997, in tegenstelling tot 1996 waarin vooral aandacht is besteed aan klein promotiemateriaal, enkele nieuwe grotere relatiegeschenken ontwikkeld worden. Op vragen uit de PvdA-fractie en de VVD-fractie over het winkeltje merkt het Presidium op dat voor de nieuwe opzet gezocht is naar een vorm en werkwijze die zowel functioneel als effectief zijn. Uitgaande van een eerder besluit van het Presidium dat het assortiment van het winkeltje beperkt dient te blijven tot relatiegeschenken en promotieartikelen ten behoeve van bezoekers is gekozen voor de verkoopformule via vitrines als bijvoorbeeld bij de Kijkshop. Dit voorjaar worden nabij de ingang Lange Poten enkele fraaie vitrines geplaatst. De bezoekers maken een keus uit de uitgestalde artikelen, vullen een bon in en halen de goederen op bij de garderobe. De verkoop van kranten en eventuele andere artikelen past slecht in deze formule. Desgewenst is het Presidium bereid nogmaals te laten onderzoeken of krantenuitgevers bereid zijn automaten te plaatsen. Eerdere pogingen daartoe hadden geen succes. Op de brief over toegankelijkheid van de Kamer voor doven, die op 17 april jl. vanuit de PvdA-fractie is verzonden, heeft het Presidium op 24 april geantwoord (zie ook de Kamerbode van 28 april 1997). Dit antwoord ligt voor alle leden ter inzage op het Presidiumsecretariaat. Er zijn inmiddels binnen de Kamer reeds twee teksttelefoons. De PvdA-fractie en D66-fractie hebben vragen gesteld over een parlementair tv-kanaal. Het Presidium heeft vorig jaar gesproken over de samenstelling van een gemengde werkgroep. Eerst dit voorjaar heeft de feitelijke aanwijzing van leden door de fracties plaatsgehad. De werkgroep is inmiddels bijeen geweest. Zonder vooruit te willen lopen op latere bevindingen kan reeds vastgesteld worden dat een eventuele invoering pas over enkele jaren mogelijk zal zijn. Een eerste punt van bespreking is – zo heeft de werkgroep vastgesteld – de wenselijkheid om te komen tot een parlementair tv-kanaal, waarbij aandacht dient te worden geschonken aan de rol van de journalistiek. Daarnaast inventariseert de werkgroep de te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
14
verwachten ontwikkelingen van de doorgiftemogelijkheden door kabelnetten. Het voornemen van de werkgroep is maandelijks bijeen te komen. Naar aanleiding van een vraag uit de D66-fractie zal het Presidium nogmaals laten onderzoeken of het haalbaar is de ministeries aan te sluiten op het interne televisienet van de Kamer. Wel stelt het Presidium voor alle duidelijkheid dat de kosten die voortvloeien uit het aanleggen en onderhouden van de verbindingen voor rekening van de afnemers zullen zijn. Bij een eerder onderzoek in 1992 haakten alle potentiële belangstellenden af vanwege deze kosten. Leden van de PvdA-fractie en de VVD-fractie stellen vragen over de groei van de publicitaire begeleiding van commissies en de verjonging van de parlementaire pers. Het Presidium merkt daarover in de eerste plaats op dat de zich wijzigende werkzaamheden van de Kamer, waarbij het accent zwaarder op controletaken komt te liggen, leiden tot een toename van onderzoeken en/of enquêtes. Dit vergt van de stafdienst Communicatie een intensieve publicitaire begeleiding van enerzijds commissies (gedurende het hele traject van instelling, tussenrapportages, aanloop naar openbaarheid, de gesprekken/verhoren zelf, presentatie van het eindrapport en Kamerbehandeling) en anderzijds de pers (naast parlementaire pers ook veel vakpers die hier relatief onbekend is). In deze lijn ligt ook de groei van het op verzoek van commissies actief publicitair begeleiden van in- en externe activiteiten. Bij interne activiteiten maakt de wijze waarop een groot aantal journalisten – met name de audiovisuele pers – de regels voor het maken van opnamen interpreteert, het noodzakelijk bij aanvang of na afloop van vergaderingen actief aanwezig te zijn. In bijzondere gevallen is bij besloten overleg ook vaak preventieve aanwezigheid in de directe omgeving noodzakelijk. De Tweede Kamer voert zelf ten aanzien van beeldmakers een tweesporenbeleid. Enerzijds wordt veel ruimte gegeven aan televisieploegen en fotografen, anderzijds worden beperkende maatregelen getroffen. Door de ontwikkelingen in medialand wordt de spoeling dunner en de concurrentie sterker. Er is een neiging om de regels te overtreden en daardoor wordt het toezicht op de naleving arbeidsintensiever. Ook bij externe activiteiten van commissies in binnen dan wel buitenland zijn positieve ervaringen opgedaan met een actieve publicitaire begeleiding. Bij de pers is een verwachtingspatroon ontstaan ten aanzien van een adequate inhoudelijke en facilitaire ondersteuning bij bezoeken of andere activiteiten. Op dit moment zijn 351 journalisten, radio, televisiemedewerkers en fotografen permanent geaccrediteerd. Daarvan zijn er 176 lid van de Parlementaire Persvereniging. Het Presidium constateert naast een groeiend aantal journalisten ook een tendens om beginnende journalisten met geringe of in het geheel geen ervaring in «Den Haag» aan te stellen. Deze groep vergt begeleiding van de stafdienst Communicatie om hen snel wegwijs te maken in het parlementaire doolhof en in de geschreven en ongeschreven regels van de Kamer. Daarnaast impliceert de groei en de belangstelling van regionale TV en radio niet alleen meer aandacht en begeleiding in Den Haag maar ook bij activiteiten in de regio.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
15
C. DIRECTIE CONSTITUTIONEEL PROCES Commissiebureaus Op de vraag over de beide moties is eerder in deze nota geantwoord (aan het einde van de eerste paragraaf van deze nota). Het onderzoeksbudget voor 1996 is niet uitgeput omdat geen volledige doorberekening heeft plaatsgevonden van bepaalde kosten bij onderzoeken gemaakt bv. uit de bestaande personeelsbezetting. Er zijn overigens geen verzoeken tot het houden van onderzoeken niet gehonoreerd omdat het budget zou zijn uitgeput. Op de desbetreffende vraag uit de fracties van de PvdA en VVD merkt het Presidium op, dat bij het rouleren van griffiers het belang van de continuïteit van de bediening van commissies afgewogen wordt tegen de voordelen van nieuwe uitdaging door nieuwe indeling. Naar aanleiding van de vraag van de SP-fractie, merkt het Presidium op dat bij het benoemen van griffiers niet naar politieke voorkeur wordt gevraagd. Er wordt geselecteerd op kwaliteit en deskundigheid waar in de groep griffiers nog aanvulling kan worden gebruikt, zoals ervaring, leeftijd of studie. Wel wordt vereist politieke belangstelling, die niet alleen vaag mag zijn. Griffie Naar aanleiding van de vraag van de PvdA-fractie welke departementen de stukken nog niet elektronisch aanleveren, meldt het Presidium, dat de Kamer nog geen stukken langs electronische weg ontvangt van: – het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken; – het ministerie van Algemene Zaken; – het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; – het ministerie van Justitie. De ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Justitie hebben aangekondigd zeer binnenkort te zullen aanvangen met electronische aanlevering van hun documenten. Documentatiedienst Op de vraag uit de PvdA-fractie of het mogelijk is een centrale voorziening te creëren in de buurt van de Vergaderzaal en Bibliotheek, die kan dienen als gemeenschappelijke balie en studiezaal, antwoordt het Presidium dat reeds enige jaren is onderkend, dat de locatie van de afdeling Pers- en Tijdschriften-documentatie, Bibliotheek en andere informatiepunten, niet ideaal is. Probleem is echter, dat er in het huidige Tweede Kamercomplex in alle redelijkheid geen betere alternatieve locatie te vinden is. Pas na de renovatie van Koloniën en Binnenhof 7, maar mogelijk zelfs pas na de ingebruikname van Plein 23, zal waarschijnlijk een definitieve oplossing gevonden kunnen worden. Naar aanleiding van de vraag van de PvdA-fractie wanneer veel documenten langs elektronische weg geraadpleegd kunnen worden, deelt het Presidium mee, dat wordt gestreefd naar zomer 1998. Iedereen beschikt dan over goede apparatuur en de thans in Twekis beschikbare documenten zullen makkelijker opvraagbaar zijn en geprint kunnen worden uit de geïntegreerde bestanden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
16
Bibliotheek Naar aanleiding van de vraag van de PvdA-fractie deelt het Presidium mee, dat de kosten van de aanwezige Engelse Kamerstukken en Handelingen inclusief microfiches en cd-roms ca. f 5000,- per jaar bedragen. De ingebonden jaargangen van Kamerstukken en Handelingen zijn volledig teruggeplaatst in het magazijn van het Kamerstukkenarchief en de fractiekamer van de PvdA. Post- en archiefzaken Leden van de CDA-fractie en de fractie van D66 stellen enkele vragen over het bewaren van banden. Het Presidium antwoordt hierop, dat de te volgen procedure ten aanzien van het gebruik van banden bij commissievergaderingen is: geluidsbanden hebben geen zelfstandige documentfunctie en zijn slechts toegestaan, indien deze dienen ter ondersteuning van de verslaglegging; zodra het verslag is vastgesteld, worden de banden gewist. Banden worden pas als officieel document aangemerkt door een besluit van de commissie waarvoor de banden ter ondersteuning van verslaglegging werden gebruikt en door het melden van dat besluit aan het Presidium. Deze banden worden dan bewaard als officieel archiefstuk, conform de regels van de archiefwet en het archiefbesluit. Tot dusver is nog niet conform bovenstaande procedure tot bewaren van banden besloten. Op de vragen over de waterschade is eerder reeds geantwoord (in de eerste paragraaf van dit verslag).
D. DIRECTIE FACILITAIR BEDRIJF Het Presidium probeert het aantal evenementen op zaterdag in te dammen voorzover niet strikt verbonden aan het primaire proces en/of het functioneren van het parlement, dit in antwoord op vragen uit de fractie van D66. Het kost grote moeite hiervoor personeelsleden beschikbaar te vinden. Beveiligingsdienst Op ambtelijk niveau heeft een ruime evaluatie plaatsgevonden – zo deelt het Presidium aan de VVD-fractie mee – van de laatste ontruiming. Die ontruiming heeft plaatsgevonden op uitdrukkelijk advies van de plaatselijke politie naar aanleiding van een bommelding. De bommelding betrof alleen de nieuwbouw van de Tweede Kamer, maar vanwege het doorklinken van het ontruimingssignaal in de andere gebouwdelen zijn ook op andere plaatsen (o.a. Binnenhof 1a-3 en Hotel) spontaan ontruimingen opgestart. Bij oefeningen zal meer aandacht worden besteed aan de aansturing van en communicatie met ontruimingspersoneel. De gemeente Den Haag beschikt over een rampenplan dat voor het laatst in 1996 is geactualiseerd en goedgekeurd door de gemeenteraad. Het Binnenhof neemt binnen dit rampenplan geen speciale positie in. Bedrijfshulpverleners worden door de Tweede Kamer opgeleid en regelmatig (gemiddeld één maal per maand voor wat betreft de EHBO + Brandweer) theoretisch en praktisch geoefend, dit in antwoord op opmerkingen en vragen uit de fractie van D66. Vanwege de sterke wisselingen van personeel binnen de fracties wordt regelmatig het bestand aan bedrijfshulpverleners/ ontruimers geactualiseerd. Hierbij is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
17
de ambtelijke organisatie afhankelijk van de informatie en medewerking van de verschillende fracties. Restaurantbedrijf Op de vraag uit de PvdA-fractie welke aanleiding er is om over de Bistro als onderdeel van het Ledenrestaurant nader te spreken, antwoordt het Presidium dat het in verband met de planontwikkeling van Plein 23 noodzakelijk is binnen enkele maanden beslissingen te nemen over eventuele restaurantvoorzieningen in Plein 23. Tot heden is ervan uitgegaan, dat in Plein 23 geen aparte voorzieningen zullen worden gerealiseerd. Hiernaast is geconstateerd dat er onder de leden nog onvervulde behoeften bestaan. Het Presidium heeft in de toelichting bij de Raming geconstateerd dat de kwaliteit van de maaltijden en de service verbeterd zijn. Nu de PvdA-fractie vraagt waarop deze constatering was gebaseerd, wijst het Presidium erop dat de Vergaderservice beter bereikbaar is geworden en dat daardoor de service ten behoeve van de vergaderzalen niet alleen sterk is verbeterd, maar dat ook de bestellingen sneller op locatie zijn. De versheid, portionering en presentatie van de diverse producten in de restaurants zijn vooruit gegaan. Er hebben ons dienaangaande aanmerkelijk minder klachten bereikt. Op 1 maart 1995 (zie Kamerbode 18, 1995) is voor het laatst – dit in antwoord op een vraag van de D66-fractie – zeer uitgebreid geënquêteerd onder 1350 Kamerbewoners. Er is toen slechts door zo’n 15% bewoners gerespondeerd en de representativiteit van de uitkomsten is dus discutabel. Om enquêtemoeheid te voorkomen, wordt dit middel niet te vaak gebruikt als meetinstrument en lijkt een afname van reële klachten wellicht meer indicatief voor de belevenis van service en kwaliteit bij het restaurantbedrijf. Huisvesting De «ernstigste problemen» die sinds medio 1998 zijn opgelost bij de huisvesting, hadden betrekking op het forse tekort aan ruimte bij zowel de fracties als de ambtelijke ondersteuning. De renovatie van Binnenhof 7 levert uiteraard opnieuw problemen op; echter, dit gebouw is aanmerkelijk kleiner dan Koloniën, zodat per saldo na oplevering van Koloniën het probleem iets kleiner wordt. De leegstand van Koloniën was het gevolg van een tekort in het bij de Rijksgebouwendienst (RGD) voor het project beschikbare budget. Ondanks afspraken, dat de voorbereiding van het project hierdoor niet zou mogen stagneren, heeft de RGD de voorbereiding op een laag pitje gezet. Pas nadat op Kabinetsniveau overeenstemming was bereikt over extra middelen zijn de voorbereidingen voortgezet met als gevolg een vertraging van ongeveer zes maanden. De BBC heeft hierin geen rol gespeeld. De bijdrage van de Kamer in de renovatie is overigens gefixeerd. Het uitstel van de renovatie heeft derhalve geen invloed op die bijdrage. Met betrekking tot de interne milieuzorg verwijst het Presidium naar eerder gemaakte afspraken om de activiteiten op dit terrein te integreren in de taken van de verschillende directies en (staf)afdelingen, zulks ter bevordering van een groter commitment in de organisatie. De activiteiten van de klankbordgroep zijn toen op een laag pitje gezet. De algehele coördinatie ligt bij het hoofd van de Interne Dienst.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
18
Overigens worden juist veel activiteiten ontplooid op dit terrein. Gewezen kan worden op de aanschaf en het gebruik van minder het milieu belastende materialen en manieren van werken. Voorbeelden zijn de aanschaf van zgn. productloze schoonmaakdoekjes, het gebruik van navulbare tonercassettes en het gebruik van minder milieubelastend papier (samen met de andere Binnenhofbewoners). Ook is er een proef met het verminderen van de milieubelasting en het energiegebruik door het vervangen van individuele koffiezetapparaten door, kwalitatief zeer goed koffieproducerende, centrale koffiezetapparaten. In gebouw Justitie is gestart met een proefmodel voor een afhaalstation. Hier kan schone vaat worden gehaald, terwijl vuile vaat wordt ingeleverd. Op deze manier kan het gebruik van plastic bekertjes worden teruggedrongen. Het is de bedoeling, bij slagen van de proef, op een veertigtal plaatsen in het Kamercomplex soortgelijke afhaalstations te realiseren. In de door het ministerie van VROM uitgevoerde EER-evaluatie staat met betrekking tot de Tweede Kamer aangegeven, dat met name sinds begin 1996 een veelbelovende (her)start is gemaakt door het aanstellen van een tijdelijke energiecoördinator. Deze heeft eind 1996 een energieactieplan voor de Kamer aangeleverd. Tegelijkertijd heeft in overleg met de RGD een algehele doorlichting van alle Kamergebouwen plaatsgevonden. De rapportage hierover zal binnenkort gereed zijn. Bij alle renovatie- en (ver)nieuwbouwactiviteiten worden EER-maatregelen getroffen (Koloniën, Binnenhof 7, Plein 23). Voor de andere gebouwen wordt een inhaalslag gepleegd. Zo worden in het komende zomerreces de gebouwen Hotel en Binnenhof 4–5-6 aangepakt. Voor alle activiteiten is door de RGD in samenwerking met de sinds 1 januari jl. in dienst getreden energiecoördinator een meerjarenprogramma opgesteld. Op de vragen uit de PvdA-fractie over het Hotel, antwoordt het Presidium dat in 1996 alle binnenplaatskozijnen van dat gebouw vernieuwd zijn (kosten ruim f 1 miljoen). Tijdens het komende zomerreces zal de luchtbehandeling vernieuwd worden, terwijl bovendien een groot aantal energiebesparende maatregelen wordt doorgevoerd (totale kosten f 1,2 miljoen). Aangenomen wordt dat met de uitvoering van deze maatregelen het gebouw voldoet aan redelijkerwijs aan een gebouw van deze aard en ouderdom te stellen eisen. De procedure voor de architectenkeuze voor Plein 23 heeft geleid – dit in antwoord op vragen uit de CDA-fractie – tot het verstrekken van een opdracht door de Rijksbouwmeester aan architect ir. E. Knippers van Architectenbureau Wouda uit Utrecht. Uitgangspunt is het aan alle meedingende architecten verstrekte voorlopige programma van eisen, waarbij gevraagd is om ± 300 niet nader gespecificeerde, dus algemene inzetbare werkplekken, een ruimte desgewenst voor een werkplek voor dertig Europarlementariërs, een zittingzaal met werkruimte voor enquêtecommissies en een aantal facilitaire ruimtes. Voor een zeer globale wensenlijst is gekozen gezien de ervaring met verhuizingen: de Kamer is het meest gebaat bij zoveel mogelijk multifunctionele vertrekken. Exclusief ondersteunende functies komt in Plein 23 ongeveer 6500 m2 werken vergaderruimte beschikbaar. Bij de uiteindelijke ruimtebehoefte van de Kamer na realisering van Plein 23 is rekening gehouden met de door de Kamer plenair geformuleerde eis, dat per kamerlid 48 m2 (voor het Kamerlid zelf 18 m2, plus 10 m2 voor elk van drie medewerkers) beschikbaar komt. Omdat de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
19
PPO-operatie eerder strekt tot verbetering van de kwaliteit van het fractiepersoneel en eventueel tot 36-uur-contracten in plaats van 24-uur-contracten, dan tot uitbreiding van het aantal personeelsleden, hoeven hiervoor in principe geen extra vierkante meters te worden uitgetrokken. Overigens is het aantal vierkante meters niet meer het enige criterium voor de toewijzing van kamers. De invoering van de Arbeidsomstandighedenwet heeft ertoe geleid, dat grote kamers minder geschikt zijn voor het maar volstoppen met werkplekken als in het verleden. Dat heeft tot gevolg, dat bij een komende ruimtetoedeling een fractie met een kleiner aantal grote ruimtes in vierkante meters licht in het voordeel zal zijn, althans uitgedrukt in vierkante meters, in vergelijking met een fractie die kleinere kamers toegewezen krijgt, zulks dus juist omgekeerd als de leden van de CDA-fractie stellen. Dienst Automatisering Op de vraag uit de VVD-fractie naar de betekenis van de aanduiding «voorlopig» waar het betreft de voortzetting van papieren informatieverstrekking aan de leden, antwoordt het Presidium dat eventuele beperkingen in het drukken van Kamerstukken en in het dagelijkse verspreiden daarvan onder alle leden, slechts kunnen plaatsvinden als het Presidium daartoe beslist, geadviseerd door het STOI. Ditzelfde geldt uiteraard ook een eventuele beëindiging van deze vorm van informatievoorziening. Het Presidium ziet dergelijke ontwikkelingen echter in ieder geval niet meer plaatsvinden vóór het einde van deze eeuw, zoals ook blijkt uit de meerjarenraming van de drukkosten. Overigens betekenen die ontwikkelingen nog niet dat leden niet desgewenst alle informatie op papier zullen kunnen ontvangen. Het zal dan echter nodig zijn dat zij de specifieke en bij voorkeur gespecificeerde wens daartoe uitspreken, hetgeen desgewenst eenmalig zal kunnen geschieden. Hoewel het hier dus om een toekomstperspectief gaat, merkt het Presidium op dat het hierin geen ongelijke behandeling van leden onderling ziet. Het Presidium meent de overige vragen weergegeven in dit onderdeel van het verslag reeds te hebben beantwoord in de paragraaf over informatievoorziening van deze nota.
ARTIKELEN Artikel 03.03 Naar aanleiding van de vraag uit de SP-fractie waarom bij de raming van de pensioen- en wachtgelduitkeringsuitgaven nog geen rekening is gehouden met de verhoging van de schadeloosstelling, merkt het Presidium op dat ten aanzien van genoemde regelingen geen kwantificering is te maken van een beroep hierop tot aan het moment van de Kamerverkiezingen in 1998 dan wel als gevolg van die verkiezingen zelf. Dientengevolge is er van afgezien hieromtrent verwachtingen in de Raming voor 1998 mee te nemen. Artikel 03.04 Naar aanleiding van de vraag van de fractie van de PvdA of het terugbrengen van de drukkosten niet te optimistisch is geschat, merkt het Presidium op, dat uiteraard de opbrengst afhangt van de mogelijkheid van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
20
deelname van de afnemers van papieren informatie aan andere vormen van informatie. De vragen over het onderhoud aan het Hotel zijn reeds beantwoord onder het kopje «Huisvesting». Artikel 03.13 Op een vraag uit de PvdA-fractie, antwoordt het Presidium dat bij de reizen onderscheid gemaakt wordt tussen enerzijds officiële (parlementaire) delegaties, samengesteld uit leden van beide Kamers, meestal onder leiding van één van de Kamervoorzitters en anderzijds Presidiumreizen van de Voorzitter of een ander lid van het Presidium ter gelegenheid van een bepaald evenement of in het kader van kennismaking. Naar aanleiding van het verzoek van de PvdA-fractie om een nadere uitsplitsing van de cijfers onder artikel U03.13 «Uitzending van leden en begeleidende ambtenaren van de Tweede Kamer naar het buitenland», kan voor de jaren 1995 en 1996 het volgende uitgavenoverzicht worden gegeven: (bedragen x f 1000): 1995
1996
426 21 149 9 5 16 – 27 24 52 10 64 32 17 –
475 28 120 17 26 109 24 16 11 – 3 20 29 44 28
– –
10 10
Officiële delegaties – Sydney – ZÜrich – Paramaribo – Pakistan – Antillen
27 7 6 14 – –
60 – – – 26 34
Waarnemers bij Verkiezingen – Kirgizistan – Wit Rusland – Armenië – Bosnië – Rusland – Russische federatie (presidentsverkiezingen)
20 8 7 5 – –
50 – 7 – 17 1
–
25
Presidiumreizen – Moskou – Londen (voorzitters-conferentie) – Bonn – Curac¸ao – Turkije – Suriname
43 4 10 1 23 5 –
37 – – – – – 20
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
21
Commissiereizen Biza Buiza Defensie EU EZ Financiën Justitie Landbouw NAAZ Rijksuitgaven Sozawe V&W VROM VWS Vriendschapsgroepen – Duits-Nederlandse conferentie
1995
1996
– – – –
1 11 4 1
6 3
2 2
3
–
522
634
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 25 278, nr. 10
22
– Straatsburg (voorbereiding voorzittersconferentie) – Hongarije (voorzittersconferentie) – Hongarije (bezoek aan parlement) – Parijs Overige – paspoorten en creditcards – vertaling t.b.v. voorzitterconferentie (Londen) Totaal
De Voorzitter, P. Bukman De Griffier, W. H. de Beaufort