Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1992-1993
23203
Malariabestrijding
Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMEN– WERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 28 mei 1993 Hierbij bied ik U, mede namens de Staatssecretaris voor Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, het verslag aan van de Ministeriele Malaria– conferentie die op 26 en 27 oktober 1992 gehouden werd.1 Tevens treft U hieronder de beleidsvoornemens van de Nederlandse regering inzake de malariabestrijding aan. 1. Inleiding
1
Ter inzage gelegd bij de afdeling Parle– mentaire Documentatie
Het aantal gevallen van malaria is gedurende het afgelopen decennium toegenomen. De behandeling van deze ziekte, die in tropische en subtro– pische gebieden veelvuldig voorkomt, wordt door een toename van de geneesmiddelenresistentie steeds moeilijker. De aandacht voor de bestrijding van malaria is daarentegen eerder afgenomen. Tegen deze achtergrond vond op initiatief van de Wereldgezondheidsorganisatie op 26 en 27 oktober 1992 in Amsterdam een Ministeriële Malariaconfe– rentie plaats. De conferentie had drie doelstellingen: hernieuwde erkenning voor malaria als een van de belangrijkste problemen op het gebied van de volksgezondheid, het vergroten van de politieke betrok– kenheid van regeringsleiders bij de bestrijding van malaria en het ontwik– kelen van een strategie voor de bestrijding. De conferentie werd georganiseerd door de Wereldgezondheidsc/gani– satie en Nederland was als gastland nauw betrokken bij de voorbe– reiding. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecre– taris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur stelden een bijdrage van respectievelijk f 600.000,- en f 200.000,- ter beschikking voor de organisatiekosten. De conferentie mag als geslaagd worden beschouwd. De regerings– leiders hebben toegezegd meer aandacht te zullen besteden aan malaria Het is nu van belang het momentum vast te houden en tot concrete activiteiten over te gaan. Teneinde het Nederlandse beleid in deze nader gestalte te geven, werd als vervolg op de conferentie een vergadering
S-IZ S-IMG 313504F ISSN0921 7371 Sdu Uitgevenj Plantijnstraat 's Gravenhage 1993
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 203, nr. 1
met Nederlandse malariadeskundigen belegd. Zij werden uitgenodigd hun ideeën omtrent door Nederland te ondersteunen activiteiten uiteen te zetten. In deze brief presenteren wij beleidsvoorstellen die mede op de adviezen van deze deskundigen zijn gebaseerd. Na een beknopt overzicht van de problematiek en de tot nu toe gevolgde methoden ter bestrijding hiervan, wordt een beschrijving, alsmede een beoordeling, van de confe– rentie gegeven. Vervolgens geven wij meer gedetailleerd aan op welke wijze het Nederlandse beleid inzake de malariabestrijding gestalte zal krijgen. 2. Omvang van de problematiek Malaria is, met naar schatting ruim 100 miljoen nieuwe ziektegevallen per jaar, een van de belangrijkste volksziekten. Jaarlijks sterven er ruim 1 miljoen mensen, vooral jonge kinderen, ten gevolge van deze ziekte. In het afgelopen decennium was een toename van het aantal gevallen te constateren. Het probleem is het meest uitgesproken in sub-Sahara Afrika, dat 80% van de ziektegevallen en 90% van de sterfgevallen telt. Malaria is hier een van de belangrijkste oorzaken van de hoge kinder– sterfte. Vooral de arme bevolking op het platteland wordt getroffen. Echter ook in arme, gemarginaliseerde wijken van steden heeft de mug zich steeds beter aangepast aan door toedoen van mensen ontstane broedplaatsen, bijvoorbeeld afvalwater, en komt malaria steeds meer voor. Vluchtelingenstromen ten gevolge van oorlog en honger hebben het probleem verergerd. Ook migratie naar nieuwe, onontgonnen gebieden, bijvoorbeeld in Brazilië, heeft tot een toename van het probleem geieid. Beide zaken hebben ertoe bijgedragen dat niet-immune mensen terecht zijn gekomen in gebieden waar malaria frequent voorkomt. Dit heeft in verschillende gevallen tot het ontstaan van epidemieën geleid. En juist in deze gebieden zijn er vaak nauwelijks voorzieningen op het terrein van de volksgezondheid, waardoor een adequate behandeling achterwege blijft. Malaria vormt een obstakel voor sociaal-economische ontwikkeling. De ziekte komt in veel gebieden vooral voor gedurende de periode dat er veel werk in de landbouw moet worden verzet. Arbeidsverzuim ten gevolge van maiana brengt daarom een belangnjk verlies aan produkti– viteit teweeg. 3. Bestrijding In de jaren '50 en '60 werden, in het kader van de malaria-eradicatie– campagne van de Wereldgezondheidsorganisatie, grootschalige, verticale nationale bestrijdingsprogramma's geïnitieerd. De aandacht was vooral gericht op bestrijding van de mug (vectorcontrole). Dergelijke programma's werden uitgevoerd in Azië en Latijns Amerika en slechts op kleine schaal in tropisch Afrika. Er werden successen geboekt, maar op den duur bleken deze campagnes te kostbaar en daardoor was conti– nuïteit niet verzekerd. Later kwam daar het probleem van de resistentie van de mug tegen de insecticiden bij. Algehele uitroeiing bleek niet te realiseren. In de jaren '70 en '80 werd, in het kader van de nieuwe ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg, het accent verschoven naar bestrijding binnen de basisgezondheidszorg. In de praktijk werd hiermee de bestrijding vaak gereduceerd tot het alleen nog meer beschikbaar stellen van geneesmiddelen op gezondheidsposten of via dorpsgezondheids– werkers. Er was weinig aandacht voor preventie. Sinds eind jaren '60 wordt de bestrijding in toenemende mate gecompliceerd door resistentie van de parasiet tegen de gebruikte geneesmiddelen, aanvankelijk alleen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 203, nr. 1
in Azië en in Latijns Amerika. Sinds eind jaren '70 bestaat dit probleem ook in Afrika. De effectiviteit van de bestrijding binnen de basisgezond– heidszorg werd nauwelijks geëvalueerd en geleidelijk aan werd de aandacht voor malaria geringer. Binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking is gedurende het laatste decennium vooral ondersteuning gegeven aan onderzoek naar nieuwe bestrijdingsmethoden, waaronder geneesmiddelenonderzoek en vaccinontwikkeling. Een overzicht van de onderzoeksprojecten vindt U in bijlage 2. Daarnaast wordt een jaarlijkse bijdrage van f 2,5 miljoen aan het gezamenlijke onderzoeksprogramma tropische ziekten (TDR) van de Wereldgezondheidsorganisatie, de Wereldbank en het Ontwikkelingspro– gramma van de Verenigde Naties gegeven. Rationale voor deze nadruk op onderzoek was dat bestaande bestrijdingsmethoden ontoereikend zijn, vooral ten gevolge van de toenemende geneesmiddelenresistentie. Voorts wordt technische en financiële ondersteuning gegeven aan een groot aantal basisgezondheidszorgprogramma's. In endemische landen neemt de behandeling van rnalana, alsmede de profylaxe voor zwangere vrouwen, hierbinnen een belangrijke plaats in. De toenemende genees– middelenresistentie vormt een bedreiging voor de effectiviteit hiervan. In een aantal projecten wordt door middel van het gebruik van met insecti– ciden geïmpregneerde muskietnetten ook aandacht geschonken aan preventie. 4. Beschrijving van de conferentie Vertegenwoordigers van 102 landen, onder wie 45 ministers van volks– gezondheid, namen deel aan de conferentie. Tijdens de openingscere– monie werd gesproken door de directeur-generaal van de Wereldgezond– heidsorganisatie, dr. Nakajima, door de burgemeester van Amsterdam, de heer Van Thijn en door staatssecretaris Simons. Vervolgens presenteerde dr. Henderson, assistent directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie, de mondiale strategie voor de bestrijding. De vier technische elementen hiervan zijn: vroegtijdige diagnose en behandeling teneinde de mortaliteit terug te dringen, preventieve maatregelen waaronder vectorcontrole, voorkomen van en gerichte actie bij epidemieën, alsmede fundamenteel en operationeel onderzoek, waarbij ook aandacht voor de opbouw van onderzoekscapa– citeit in ontwikkelingslanden. Hierna kwamen de vertegenwoordigers van de deelnemende ontwikke– lingslanden aan het woord. Zij gaven een overzicht van de situatie ten aanzien van malaria in hun land en onderschreven in het algemeen de vier elementen van de strategie. Velen wezen erop dat implementatie van de strategie in hun land niet mogelijk zal zijn zonder extra financiële steun van buitenaf. Vervolgens werden de «interested parties», zowel donorlanden als vertegenwoordigers van NGO's en van de industrie, uitgenodigd tot spreken. Zij gaven aan op welke wijze zij betrokken zijn bij de malariabe– strijding en ook zij onderschreven over het algemeen de voorgestelde strategie. Concrete financiële toezeggingen werden niet gedaan. Tijdens een plenaire discussie werd vervolgens de voorgestelde decla– ratie op enkele punten geamendeerd. Toegevoegd werd een passage waarin donorlanden worden opgeroepen tot een uitbreiding van de steun aan de malariabestrijding. De declaratie, gepresenteerd in bijlage 1, werd met consensus aangenomen. Tijdens de sluitingsceremonie werd door de voorzitter van de confe– rentie, president Lissouba van Congo en door prof. Sangster, directeur-generaal volksgezondheid van het Ministerie van welzijn, Volks– gezondheid en Cultuur, gesproken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 203, nr. 1
5. Beoordeling van de conferentie De Nederlandse regering spreekt haar tevredenheid uit over het verloop en over de uitkomst van de conferentie. Mede naar aanleiding van deze conferentie is de malariabestrijding politiek hoger op de agenda komen te staan. Wij onderschrijven de vier technische elementen van de strategie. Deze impliceert een beter gebruik van de nu bestaande, vaak sub-optimale, bestrijdingsmethoden. Het accent ligt hierbij, ons inziens terecht, op de behandeling van patiënten binnen de basisgezond– heidszorg, teneinde de sterfte ten gevolge van malaria terug te dringen. Daarnaast zal aandacht besteed worden aan preventieve maatregelen zoals bijvoorbeeld het gebruik van muskietnetten. Tevens zal het onderzoek naar betere bestrijdingsmethoden, zowel voor de behandeling als voor de preventie van malaria, worden voortgezet. Flexibiliteit bij de implementatie van de strategie in de verschillende landen is gewenst, aangezien malaria zich in verschillende landen en regio's op verschil– lende manieren kan manifesteren. Ook varieert de organisatie van de gezondheidszorg van land tot land. Gegeven de vaak beperkte middelen, zal een rationele en pragmatische aanpak noodzakelijk zijn. De Wereldgezondheidsorganisatie geeft als vervolg op de conferentie ondersteuning aan landen voor het opstellen dan wel bijstellen van nationale bestrijdingsprogramma's volgens de nieuwe richtlijnen. Tevens zal ondersteuning aan de uitvoering van deze programma's gegeven worden. Wij onderschrijven deze werkwijze.
6. Nederlands beleid De Nederlandse regering zal in de komende jaren meer middelen aanwenden ter ondersteuning van de malariabestrijding via het multila– terale, het multi-bilaterale en het bilaterale kanaal. Voor de twee laatst– genoemde kanalen geldt dat gestreefd zal worden naar een langdurige samenwerking met een beperkt aantal landen of regio's. Er zal hierbij getracht worden de bestrijding zoveel mogelijk binnen de basisgezond– heidszorg te integreren. Daarnaast zal de financiering van wetenschap– pelijk onderzoek worden voortgezet. Voorts zal er bij het entameren van ontwikkelingsprojecten, waarbij het risico bestaat op toename van de malariatransmissie, bijvoorbeeld irrigratie– of sanitatieprojecten, op worden toegezien dat dit risico zoveel mogelijk wordt beperkt en dat zo nodig extra aandacht aan de bestrijding zal worden gegeven. 6.1. Uitgangspunten voor het beleid Bij de ondersteuning van programma's of projecten betreffende de malariabestrijdmg zal bijzondere aandacht aan de volgende punten worden besteed: - in ieder land dient een geneesmiddelenprotocol voor de behandeling van malaria opgesteld te worden, met inachtneming van het verschil in geneesmiddelenresistentie dat tussen de regio's van het land kan bestaan. Samenwerking met het essentiële geneesmiddelenprogramma van de Wereldgezondheidsorganisatie ter plaatse is hierbij noodzakelijk, . Dit geldt ook voor de aankoop en de distributie van de noodzakelijke geneesmiddelen. - malaria bij zwangere vrouwen, aangezien de weerstand tegen malaria tijdens de zwangerschap vermindert. Een aanval vormt een ernstige bedreiging voor moeder en kind. Richtlijnen voor profylaxe tijdens de zwangerschap dienen deel uit te maken van het geneesmidde– lenprotocol.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 203, nr. 1
- bij de uitvoering van de bestrijdingsprogramma's zal rekening moeten worden gehouden met de manier waarop de gezondheidszorg is georganiseerd en met de mate waarin deze functioneert In een aantal landen is versterking van de basisgezondheidszorg noodzakelijk voor een effectieve bestrijding. Gezien het veelvuldig voorkomen van zelfmedi– catie, zullen zo nodig ook zorgverleners buiten het officiële circuit bij de uitvoering moeten worden betrokken. - bij het voorstellen van preventieve maatregelen, bijvoorbeeld het gebruik van met insecticiden geïmpregneerde bednetten, zal eerst moten worden nagegaan of de bevolking bereid is deze maatregelen te nemen, en ook of zij hier financieel toe in staat zal zijn. Tevens zal, in verband met de mogelijk optredende resistentie tegen insecticiden, periodiek moeten worden nagegaan of dergelijke maatregelen nog effectief zijn. - er dient een informatiesysteem in de betreffende landen opgezet te worden om de implementatie van het programma te volgen. Zoveel mogelijk zal hierbij van reeds bestaande vormen van informatieverza– meling gebruik moeten worden gemaakt. - op nationaal niveau zal, binnen het Ministerie van Volksgezondheid, een technische eenheid voor het malaria bestrijdingsprogramma moeten bestaan. Het kader hiervoor zal zo nodig moeten worden opgeleid om de hierboven genoemde taken uit te voeren. Ook de verantwoordelijken voor de gezondheidszorg op districtsniveau zullen opgeleid moeten worden teneinde de uitvoering van de malariabestrijding binnen de basisgezond– heidszorg volgens de nationale richtlijnen te effectueren. - operationeel onderzoek is noodzakelijk om het proces van uitvoering te begeleiden. Hierop wordt in paragraaf 6.5 verder ingegaan. 6.2. Multilaterale samenwerking Met ingang van 1994 zal de bijdrage aan het onderzoeksprogramma tropische ziekten (TDR) van de Wereldgezondheidsorganisatie, de Wereldbank en het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties verhoogd worden. Nederland zal deelnemen aan de overlegstructuren van dit programma, teneinde te bewerkstelligen dat maiaria, in relatie tot de andere tropische ziekten, voldoende aandacht zal krijgen. Daarnaast zal invloed worden uitgeoefend om, naast fundamenteel onderzoek, ook voldoende operationeel onderzoek te doen plaatsvinden. Dit onderzoek is noodzakelijk om de uitvoering van bestrijdingsprogramma's te kunnen evalueren en eventueel wijzigingen hierin voor te stellen. Daarnaast zal de Nederlandse regering met ingang van 1993 een bijdrage geven aan het bestrijdingsprogramma tropische ziekten (CTD) van de Wereldgezondheidsorganisatie. Dit programma heeft een inventa– risatie gemaakt van de malariabestrijding in 93 endemische landen In de helft van deze landen bestaat een malariaprogramma dat heroriëntatie behoeft teneinde de nieuwe strategie te implementeren. Vijftien landen hebben reeds nationale programma's ontwikkeld volgens de nieuwe rïchtlijnen en de meeste overige landen zijn hiermee bezig. Via onze bijdrage zal verdere ondersteuning aan de ontwikkeling van de nationale programma's worden gegeven, alsmede aan de uitvoering hiervan op perifeer niveau. Nederland zal via deelname aan de overlegstructuren van het programma dit proces blijven volgen. Voorts wordt, met inachtneming van reeds bestaande toezeggingen aan andere programma's, gestreefd naar plaatsing van Nederlandse multilaterale assistent-deskundigen binnen CTD. 6.3. Multi-bilaterale samenwerking Met het «Western Pacific» regionale bureau van de Wereldgezond– heidsorganisatie wordt momenteel overleg gevoerd over de steun voor
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 203, nr. 1
een malariabestrijdingsprogramma in de Mekongregio. Het voornemen bestaat dit project, dat uitgevoerd zal worden door de Wereldgezond– heidsorganisatie, lastens het regionale Mekongprogramma te finan– cieren. Opleiding van kader op nationaal en districtsniveau staat centraal binnen dit programma. Het Internationale Rode Kruis (I.F.R.C.) heeft een verzoek gedaan tot ondersteuning van een door het Vietnamese Rode Kruis uit te voeren malariaproject. Het voornemen bestaat dit project te financieren lastens het regionale Mekongprogramma. In dit project ligt de nadruk op het ter beschikking stellen van geïmpregneerde muskietnetten. Er zal zorgge– dragen worden voor een optimaal gebruik van deze netten, onder meer via periodieke reïmpregnatie. Ervaringen opgedaan binnen dit project zullen worden gebruikt om in de toekomst de malariabestrijding zoveel mogelijk te integreren binnen de basisgezondheidszorg. Er wordt bezien of het Medisch Comité Nederland Vietnam, gezien haar expertise op dit terrein, ingeschakeld zal worden bij de begeleidmg van dit project De verwachting bestaat dat de Wereldgezondheidsorganisatie, als vervolg op de conferentie, voorstellen zal presenteren voor onder– steuning van bestrijdingsprogramma's in een aantal landen of regio's waarmee Nederland een ontwikkelingssamenwerkingsrelatie heeft. Deze voorstellen zullen welwillend worden bezien. 6.4. Bila terale samen werking Deze vorm van samenwerking betreft ondersteuning van bestrijdings– programma's op nationaal niveau en van de uitvoering hiervan binnen de basisgezondheidszorg op districtsniveau in landen waarmee een ontwik– kelingssamenwerkingsrelatie bestaat. Suriname heeft een aanvraag voor de financiering van een nationaai programma ingediend. Deze zal gehonoreerd worden. Dit programma omvat zowel behandeling als preventie van malaria in het binnenland. Opleiding van gezondheidswerkers, alsmede informatievoorziening over de epidemiologie van de ziekte krijgen ruime aandacht. Bij nieuw te entameren activiteiten betreffende de bestrijding van malaria binnen de basisgezondheidszorg op districtsniveau, zal ernaar gestreefd worden aan te sluiten bij lokale ontwikkelingsprogramma's. Dit schept de voorwaarden om, naast aandacht voor een goede behandeling van de ziektegevallen, ook aandacht te kunnen besteden aan preventieve maatregelen. Dit houdt onder meer een goede afvoer van water in, alsmede selectieve vectorcontrole door middel van het gebruik van insecticiden. Een voorbeeld van deze vorm van samenwerking zijn de op korte termijn te starten activiteiten op het gebied van de basisgezondheidszorg in Tanzania. Onderzocht zal worden op welke wijze de resultaten van het door Nederland gefinancierde onderzoek naar de epidemiologie van de overdracht van malaria in Tanzania (zie par. 6.5) kunnen worden toegepast binnen deze projecten. Voorts zal ervoor zorggedragen worden dat binnen reeds bestaande projecten op het gebied van de basisgezondheidszorg de malariabe– strijding voldoende aandacht krijgt. In landen waar een nationaal malariabestrijdingsprogramma bestaat dat opgezet is met inachtneming van de nieuwe richtlijnen, betekent dit samenwerking met de centrale eenheid teneinde de uitvoering van de malariabestrijding te bewerkstelligen volgens deze richtlijnen. Kennis– overdracht, opdat de gezondheidswerkers in staat zullen zijn tot het stellen van een goede diagnose en het geven van een adequate therapie, speelt hierbij een belangrijke rol. Dit betekent aanpassing van de opleiding van gezondheidswerkers, alsmede bijscholing van degenen die reeds werkzaam zijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 203, nr. 1
In landen waar een dergelijk nationaal programma nog niet bestaat, en dit is nog de realiteit in bijna alle sub-Saharalanden, betekent dit behan– deling van gevallen en profylaxe voor zwangere vrouwen, beschik– baarheid van de noodzakelijke geneesmiddelen en zo mogelijk initiëren van kleinschalige preventieve activiteiten. 6.5. Onderzoek De nu bestaande bestrijdingsmethoden zijn miet overal effectief meer gezien het optreden van resistentie van de parasiet tegen geneesmid– delen en van de mug tegen insecticiden. Onderzoek naar nieuwe bestrij– dingsmiddelen en naar de manier waarop deze aangewend zullen worden, is noodzakelijk en de Nederlandse regering zal haar steun hieraan voortzetten. Financiering van nieuw onderzoek zal plaatsvinden in coördinatie met en afgestemd op de prioriteiten van de Wereldgezond– heidsorganisatie en de Europese Commissie. In de afgelopen 5 jaar is uit fondsen van het onderzoeksprogramma f 12 miljoen besteed aan 12 onderzoeksprojecten. Op dit moment lopen daarvan nog 4 projecten, te weten onderzoek naar een transmissie blokkerend vaccin aan de katholieke Universiteit van Nijmegen, het onderzoek op het gebied van «DNA polymerases of malaria parasites» in Utrecht, het project «fieldtest on demonstration and determination of anti-malarial drugs in bodyfluids» van het Koninklijk Instituut voor de Tropen/Swellengrebel laboratorium in Amsterdam en het onderzoek naar nieuwe methoden voor controle van malaria binnen de basisgezond– heidszorg in het Kilombero District te Tanzania, uitgevoerd door het National Institute for Medical Research te Dar es Salaam in samen– werking met de Katholieke Universiteit van Nijmegen en de Landbouw Universiteit te Wageningen. Daarnaast zijn geoormerkte fondsen aan het onderzoekprogramma (TDR) van de Wereldgezondheidsorganisatie, de wereldbank en het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties gegeven voor onderzoek naar produktie van nieuwe geneesmiddelen, gebaseerd op artemisia annua. Dit onderzoek wordt gecoördineerd door de Wereldgezondheidsorganisatie en uitgevoerd door een farmaceutisch bedrijf in Maarssen (ACF Holding). Bij het entameren van onderzoeksprojecten in het kader van de ontwik– keling van nieuwe bestrijdingsmethoden zijn de volgende aandachts– velden prioritair: - operationeeel onderzoek teneinde de toepassing van de bestaande methoden voor de malariabestrijding binnen de basisgezondheidszorg te bevorderen. Bij dergelijk onderzoek staat de vraagstelling centraal in hoeverre deze methoden in de praktijk toegepast (kunnen) worden. In het kader van een vaak gebrekkig functionerende gezondheidszorg en van het veelvuldig voorkomen van zelfmedicatie is dit soort onderzoek belangrijk. Een voorstel op dit terrein, dat verbetering van de behandeling van malaria met de beschikbare therapeutica op districtsniveau in Vietnam beoogt, zal de Wereldgezondheidsorganisatie ons doen toekomen. - epidemiologisch veldonderzoek ten behoeve van bestrijdingspro– gramma's. Dit onderzoek is van belang omdat malaria zich in verschil– lende gebieden op een heel verschillende manier kan manifesteren. Voorwaarde voor ondersteuning van dergelijk onderzoek is dat de bevolking die bij het onderzoek is betrokken, ook zal profiteren van de resultaten. Het door Nederland in Tanzania gesteunde project in Kilombero valt in deze categorie. - onderzoek naar nieuwe diagnostische methoden, bijvoorbeeld methoden die zullen worden gebruikt om de werkzaamheid van genees– middelen vast te stellen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 203, nr. 1
- onderzoek naar de ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins. De hierboven genoemde onderzoeken van de Universiteit van Utrecht en van de Universiteit van Nijmegen vallen in deze categorie. Momenteei wordt overleg gevoerd met de Universiteit van Nijmegen over een vervolgfase van het onderzoek naar een transmissie blokkerend vaccin. Een voorstel in deze zal welwillend worden bezien. - klinisch onderzoek, bijvoorbeeld onderzoek naar geneesmiddelen die als profylaxe tijdens de zwangerschap worden gebruikt. Resultaten van dit onderzoek zullen moeten leiden tot het opstellen van nationale richt– lijnen voor de profylaxe. Blj ieder onderzoek zal erop worden toegezien dat de ethische criteria, zoals vastgelegd in de verklaring van Helsinki, worden opgevolgd. Tevens zal aandacht besteed worden aan de toepasbaarheid van de resultaten, met name voor de landen die over weinig financiële middelen beschikken. Hiertoe zal worden gestreefd naar prijsafspraken voor de ontwikkelde produkten. Bij ondersteuning van nieuwe projecten zal worden uitgegaan van de richtlijnen uit de nota «Onderzoek en Ontwikkelingssamenwerking». Dit betekent dat capaciteitsopbouw van onderzoekers uit ontwikkelings– landen een centrale plaats heeft. Bij het opstellen en uitvoeren van voorstellen, waarbij Nederlandse onderzoeksinstituten zijn betrokken, dient er een nauwe samenwerking tussen deze instituten en onderzoeksinstituten in de ontwikkelingslanden te bestaan. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, J.P. Pronk
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 203, nr. 1
8
BIJLAGEIST
1. Verslag conferentie, inclusief declaratie. 2. Onderzoeksprojecten, door Nederland gefinancierd.
1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parle– mentaire Documentatie
Tweede Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 23 203, nr. 1