Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Zitting 1976-1977
14135 (R 1046)
Goedkeuring van de op 2 februari 1971 te Ramsar (Iran) tot stand gekomen Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels
Nr. 7
VOORLOPIG VERSLAG Vastgesteld 7 april 1977 De bijzondere c o m m i s s i e 1 , welke w e r d belast m e t het v o o r b e r e i d e n d o n derzoek van dit o n t w e r p van rijkswet, heeft de eer van haar v o o r l o p i g e bev i n d i n g e n als v o l g t verslag te d o e n . Alvorens dit te doen betuigt de c o m m i s sie diegenen haar dank, die d o o r het inzenden van schriftelijk c o m m e n t a a r op het o n t w e r p van rijkswet een bijdrage hebben w i l l e n leveren aan de oord e e l s v o r m i n g in haar kring 2 '. 1. Algemeen
' Samenstelling: Tuijnman (VVD), Hutschemaekers (KVP), Wolff (CPN), Van Rossum (SGP), Scholten (ARP), Roels (PvdA), De Koning (ARP), Voortman (PvdA), Terlouw (D'66), Van Leijenhorst (CHU), Epema-Brugman (PvdA), Du Chatinier (KVP), Coppes (PPR), De Boois (PvdA), Voorzitter, Van Heel-Kasteel (KVP), Evenhuis (VVD), Staneke (DS70). 2
Schriftelijk commentaar is ontvangen van: de Stichting Natuur en Milieu, de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee en de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels: de Stichting Brabantse Milieufederatie: de Werkgroep Behoud Biesbosch; de Stichting Centrum Milieubeheer Zuid-Holland. De commentaren zijn door de commissie ter kennis gebracht van de Regering. Tevenszijn zij voor belangstellenden ter inzage neergelegd op het secretariaat van de commissie.
3 vel
De c o m m i s s i e acht het v e r h e u g e n d , dat de bij dit o n t w e r p van rijkswet ter goedkeuring voorgelegde overeenkomst inzake w a t e r v o g e l g e b i e d e n van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats v o o r w a t e r v o g e l s , tot stand g e k o m e n is en dat de Regering het v o o r n e m e n heeft de overeenkomst d o o r het Koninkrijk te doen bekrachtigen. De t o t s t a n d k o m i n g van de overeenkomst betekent een belangrijke stap in de richting v a n verdere erkenning van de onderlinge afhankelijkheid van m e n s en m i l i e u . De door de overeenkomst bestreken w a t e r g e b i e d e n , de z o g e n o e m d e wetlands, zijn in het algemeen van groot belang v o o r het f u n c t i o n e r e n van het natuurlijk milieu als aaneenschakeling van verschillende leefgemeenschappen. Dit aspect w o r d t in de overeenkomst terecht als belangrijk onderkend. Daarnaast zijn de wetlands in het bijzonder van u i t n e m e n d belang voor watervogels. Zij f u n g e r e n alsfourageer- en rustgebieden voor trekvogels, als broedgebieden en als plaatsen van o v e r w i n t e r i n g . De c o m m i s s i e is van oordeel, dat alles in het w e r k gesteld dient te w o r d e n o m deze gebieden te beschermen tegen de bedreigingen van ongewenst menselijk handelen. Bekrachtiging van de overeenkomst d o o r het Koninkrijk zal benadrukken, dat de b e s c h e r m i n g van deze in ons land zoveel v o o r k o m e n d e gebieden van internationale betekenis is. Daarnaast zal zij een o n d e r s t r e p i n g v o r m e n van het internationale belang van de bescherming van watervogels, terwijl zij tevens kan w o r d e n gezien als onderdeel van de d o o r ons land toegezegde krachtige steun aan de k o m e n d e wetlands-campagne. Leden van de V.V.D.-fractie zeiden te hebben begrepen, dat in de resoluties van de in 1966 in N o o r d w i j k aan Zee g e h o u d e n tweede Europese Conferentie over de bescherming van w a t e r w i l d de Nederlandse Regering was uitg e n o d i g d o m een overeenkomst voor te bereiden. Zij spraken daarover hun
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14135 (R 1046), nr. 7
1
w a a r d e r i n g uit, zowel gezien het feit dat blijkbaar aan Nederlandse zijde ae noodzakelijke d e s k u n d i g h e i d en bereidheid w e r d verwacht, als v a n w e g e de positieve reactie die daarop van Nederlandse zijde w e r d g e g e v e n . De leden van de fracties van P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P. hadden eveneens geconstateerd, dat ons land bij de v o o r b e r e i d i n g van deze o v e r e e n komst een in wetenschappelijk en bestuurlijk opzicht v o o r n a m e rol heeft gespeeld. Zij b e t r e u r d e n , dat de v o o r t v a r e n d h e i d die ons land bij de t o t s t a n d k o m i n g van de o v e r e e n k o m s t niet is gebleken bij de procedure tot bekrachtig i n g der o v e r e e n k o m s t . Ook van V.V.D.-zijde w e r d hierover spijt tot u i t i n g gebracht. Een s p o e d i g e bekrachtiging van de overeenkomst zou i m m e r s in de lijn der v e r w a c h t i n g e n hebben gelegen, al w a s het maar o m d a a r m e d e het bijzondere belang dat ons land aan de o v e r e e n k o m s t hecht te onderstrepen. De Regering wijst in dit v e r b a n d op blz. 10 van de m e m o r i e van toelicht i n g op het d i l e m m a w a a r i n zij verkeerde, namelijk of een zodanige i n b r e n g van gebieden na te streven, dat de bekrachtiging zeker vele jaren op zich zou laten w a c h t e n of een snellere bekrachtiging te verwezenlijken d o o r in eerste instantie een beperkte lijst van gebieden in te d i e n e n . De Regering deelt mee v o o r de laatste b e n a d e r i n g te hebben gekozen, maar lijkt daarmee n i e t t e m i n het d o o r haar niet gewenste resultaat van de eerste benaderingswijze te bereiken, namelijk een bekrachtiging die «een kwestie van vele jaren» is. Of verstaat zij onder dat laatste een tijdsverloop van nog aanzienlijk meer dan zeven jaren? Was het niet denkbaar geweest, dat de overeenkomst d o o r het Koninkrijk veel sneller zou zijn bekrachtigd, w a n n e e r ingevolge artikel 2, vierde lid, van de o v e r e e n k o m s t in eerste instantie slechts één w e t l a n d - bij v o o r b e e l d het Naardermeer - op de lijst w a s geplaatst en eerst in een later s t a d i u m op de voet van het vijfde lid van artikel 2 daaraan andere gebieden w a r e n toegevoegd? W i l de Regering althans nu zo n a u w k e u r i g mogelijk uiteenzetten, w a t de reden is dat het o n t w e r p van Rijkswet tot g o e d k e u r i n g van de o v e r e e n k o m s t vijf en een half jaar op zich heeft laten wachten?
Leden van de V.V.D.-fractie stelden met teleurstelling vast, dat veel t i j d is verstreken alvorens de overeenkomst tot stand kon w o r d e n gebracht, al konden zij op zich zelf begrip opbrengen voor de vele p r o b l e m e n , die zich bij de v o o r b e r e i d i n g van internationale overeenkomsten kunnen v o o r d o e n . Zij w i l den dit vooral vaststellen, o m d a t naar h u n m e n i n g , gezien het ontstellende t e m p o w a a r i n in de gehele w e r e l d w a a r d e v o l l e broed- en voedselgebieden voor vogels teloor gaan geen tijd te verliezen valt, w i l m e n u i t r o e i i n g van kwetsbare v o g e l s o o r t e n v o o r k o m e n . In dit v e r b a n d w i l d e n deze leden herinneren aan de recente uitspraak van de Raad van Europa naar aanleiding van het d o o r onze landgenoot J . Otten uitgebrachte rapport over de snel o m zich heen grijpende aantasting van de thans nog bestaande m o e r a s g e b i e d e n . Welke conclusies trekt de Regering uit dit rapport? De leden hier aan het w o o r d , constateerden met t e v r e d e n h e i d , dat de o v e r e e n k o m s t van m o n d i a l e betekenis kan gaan w o r d e n . Is, zo v r o e g e n zij, te v e r w a c h t e n , dat Canada en de Verenigde Staten of ook de Latijnsamerikaanse landen bij de o v e r e e n k o m s t partij zullen w o r d e n ? Met n a m e de positie v a n M i d d e n - A m e r i k a en bepaalde Caraïbische eilanden achtten deze leden erg belangrijk, gezien de bijzondere f u n c t i e , die dit gebied vervult v o o r de trek van v o g e l s van N o o r d - naar Zuid-Amerika en o m g e k e e r d . Over de positie in dit kader van de Nederlandse A n t i l l e n k w a m e n zij hieronder te spreken. Gezien de grote s a m e n h a n g van de w e t l a n d s in West-Europa achtten deze leden van g r o o t belang, dat andere Westeuropese landen dan de landen die reeds partij zijn bij de overeenkomst partij w o r d e n . Dit geldt met name v o o r Frankrijken Spanje. De Franse regering is er in de laatste jaren toe overgegaan o m bepaalde delen van de zeer grote f o u r a g e g e b i e d e n langs de kust, bij v o o r b e e l d de Baai van St. Brieuc, te b e s c h e r m e n . Voor een vrij g r o o t gebied geldt het gehele jaar een j a c h t v e r b o d . Is het de Regering bekend of de Franse regering het v o o r n e m e n heeft partij te w o r d e n en, zo ja, zal deze dan
Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14135 (R 1046), nr. 7
2
gebieden als zojuist bedoeld inbrengen en bijvoorbeeld gebiedon als de Camargue. Les Sept lies en de Golf van Morbihan? Overweegt ook de Spaanse regering om bij de overeenkomst partij te worden? Dit lijkt van groot belang met het oog op de bescherming van onder andere de zeer waardevolle wetlands (de «marisma's») langs de Guadalquivir. Italië heeft de overeenkomst ondertekend, zo vermeldt de memorie van toelichting. Wat is het oordeel van de Regering over het partij worden van dit land bij de overeenkomst? Welke gebieden zal Italië inbrengen en in hoeverre mag worden aangenomen, dat dit land aan de beginselen van de overeenkomst de hand zal houden? Het heeft de commissie verwonderd, dat blijkens blz. 11 van de memorie van toelichting de Regering van de Nederlandse Antillen van oordeel is, dat de materie die in de overeenkomst wordt geregeld haar land «niet bijzonder raakt». In het land bevinden zich naar haar oordeel immers enkele gebieden, die zonder enige twijfel als zeer belangrijk in de zin van deze overeenkomst gekenschetst moeten worden. Te denken valt aan het flamingo-reservaat op Bonaire en de fouragegebieden in de pekelmeren van Goto en Slagbaai. Kan de Regering meedelen of de Antilliaanse regering deze opvatting deelt en of deze voornemens is één of meer gebieden in te brengen. Leden van de V.V.D.-fractie wilden in aansluiting hierop nog een stapje verder gaan. De rode flamingo's van Bonaire, zo zeiden zij, fourageren voor een deel dagelijks in het 140 km verder, in Venezuela gelegen lagunengebied van Chichivivichi. Zou het gezien de nauwe culturele contacten tussen de Nederlandse Antillen en Venezuela niet zeer zinvol zijn voor deze zaak de belangstelling te wekken van de Venezolaanse regering? De leden van de fracties van P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P. meenden ten slotte, dat gedurende de lange tijd van voorbereiding van de goedkeuringsprocedure van de overeenkomst Suriname tot aan het verkrijgen van de onafhankelijkheid zonder twijfel blijk zal hebben gegeven in de overeenkomst belang te stellen, aangezien het land zelf zulke ecologisch belangrijke kustgebieden te beheren heeft. Is op grond van deze vermeende belangstelling te verwachten dat de republiek Suriname bij de overeenkomst partij zal worden of wordt dit wellicht belemmerd door zekere organisatorische moeilijkheden in het beleid op dit terrein? Indien zich dergelijke problemen zouden voordoen, is het dan niet denkbaar, dat ons land bij voorbeeld langs de weg van het Cultureel Verdrag met Suriname de helpende hand reikt? 2. De overeenkomst De leden van de fracties van P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P. hadden geconstateerd, dat op de tweede Europese Conferentie voor de bescherming van waterwild (Noordwijk aan Zee, 1966) een achttal punten werd aanvaard, die ten grondslag zouden liggen aan een later op te stellen overeenkomst. Zij achtten het enigszins triest om te zien hoe deze acht punten bij de voorbereiding van de overeenkomst door de politieke mangel zijn gegaan. Desalniettemin hadden zij waardering voor de uitvoerige toelichting terzake van deze voorbereiding, omdat daaruit duidelijk wordt hoe moeizaam internationaal natuur- en milieubeheertot stand wordt gebracht. Overigens hadden deze leden enige vragen ten aanzien van de punten 6 en 7. Deze punten achtten zij vooral van belang bij het verlenen en ontvangen van ontwikkelingshulp, aangenomen althans, dat zij ook betrekking hebben op activiteiten die buiten de landsgrenzen worden ontplooid. De bedoelde punten sluiten dan trouwens goed aan op de in de Nota Bilaterale Ontwikkelingssamenwerking opgevoerde ecologische toetsing van projecten. In welke vorm denkt de Regering in de praktijk aan deze punten uitvoering te geven? Zal bij de voorbereiding van projecten die van invloed kunnen zijn op wetlands, van de bestrijding van de tsetse-vlieg tot de aanleg van stuwdammen, van de aanvang af aandacht worden geschonken aan ecologische facetten? Dit lijkt immers haast niet anders mogelijk?
Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14 135 (R 1046), nr. 7
3
De leden hier aan het w o o r d v r o e g e n zich af wat de reden is, dat in de memorie van t o e l i c h t i n g a f t e n toe gesproken w o r d t over « w a t e r w i l d » . Deze term k o m t i m m e r s niet v o o r in de Nederlandse tekst van de o v e r e e n k o m s t . Met het gebruik van dit begrip w o r d t een g r o o t deel van de f a u n a - w a a r t o e tenslotte ook insecten behoren - uitgesloten. Omdat de t e r m te veel associatie o p r o e p t met jacht, een activiteit die zich niet verdraagt met de gedachte achter deze overeenkomst, zoals door de t w e e d e Europese Conferentie in punt 8 g e f o r m u l e e r d , w i l d e n deze leden a a n n e m e n , dat aan het g e b r u i k van het w o o r d «waterwild» geen diepere betekenis moet w o r d e n t o e g e k e n d . Is de Regering ook die m e n i n g toegedaan? De leden behorende tot de fracties van K.V.P., A.R.P. en C.H.U. zeiden met de Regering (op blz. 6 van de m e m o r i e van toelichting) van m e n i n g te zijn, dat elke b e s l u i t v o r m i n g op nationaal niveau ten aanzien van vele w e t l a n d s direct consequenties oplevert op internationaal terrein, w a a r u i t de conclusie kan w o r d e n getrokken dat die nationale b e s l u i t v o r m i n g z o r g v u l d i g aan internationale belangen zal moeten w o r d e n getoetst. Zij w a r e n ervan o v e r t u i g d , dat het nu voorgestelde geïnstitutionaliseerde internationale o v e r l e g , ook al zal dit alleen van adviserende aard zijn, een aanmerklijke v e r b e t e r i n g betekent ten opzichte v a n het o n r e g e l m a t i g e en niet-geïnstitutionaliseerde overleg van vroeger. Hiervan zal zeker, naast een betere internationale coördinatie en uitwisseling van i n f o r m a t i e , een m o r e l e druk o p de regeringen en burgers v a n de bij de o v e r e e n k o m s t aangesloten landen uitgaan. Waarschijnlijk m a g ook gerekend w o r d e n op een g u n s t i g uitstralingseffect naar landen die de overeenkomst nog niet hebben getekend. De Regering stelt dat bij het afwegen van nationale tegenover internationale belangen de nationale belangen uiteindelijk zullen prevaleren ( m e m o rie van t o e l i c h t i n g , blz. 7). De aan het w o o r d zijnde leden v r o e g e n zich af of deze constatering niet v o o r u i t loopt op het resultaat van de a f w e g i n g . Zij zouden zich kunnen v o o r s t e l l e n , dat het w o o r d «zullen» v e r v a n g e n w o r d t d o o r het w o o r d «kunnen» en wezen in dit v e r b a n d o p de v o l g e n d e zin van de m e m o r i e van t o e l i c h t i n g die i m m e r s stelt: «Het terzijde stellen van de internationale belangen zal natuurlijk slechts aanvaardbaar zijn voorzover het nationale belang een i n g r i j p e n in het karakter van de w e t l a n d s o n o n t k o o m b a a r maakt». Is de Regering bereid haar w o o r d k e u z e nader toe te lichten c.q. deze in de voorgestelde zin te wijzigen? Leden van de V.V.D.-fractie b e g r e p e n , dat de gevoeligheden o m t r e n t de souvereiniteit van de staten over de op h u n t e r r i t o r i u m gelegen w e t l a n d s als een gegeven feit m o e t w o r d e n aanvaard. Toch m e e n d e n zij, dat onverm i n d e r d moet w o r d e n v o o r t g e w e r k t aan de gedachte dat de trekvogels niet het e i g e n d o m zijn van een bepaalde staat waar zij zich t o e v a l l i g e r w i j s (en noodzakelijkerwijs) bevinden. Het gaat o m de erkenning dat de trekvogels het gemeenschappelijk e i g e n d o m zijn van alle volkeren. Is de Regering bereid zich blijvend in te spannen o m dit punt van de internationale vogelbes c h e r m i n g internationaal g e m e e n g o e d te doen w o r d e n ? M a g , zo vroegen zij, gezien het feit dat de overeenkomst voorziet in het periodiek bijeenroepen van conferenties, waaraan ook deskundigen op het gebied van w e t l a n d s en w a t e r v o g e l s moeten d e e l n e m e n , v e r w a c h t w o r d e n dat de adviezen van deze conferenties zodanig gewicht in de schaal zullen legg e n , dat ook in landen waar de v o g e l b e s c h e r m i n g nog in de kinderschoenen staat, op een u i t b r e i d i n g van beschermde wetlands mag w o r d e n gerekend? De leden behorende tot de fracties van P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P. bet r e u r d e n , dat in het vierde lid van artikel 2 van de overeenkomst, dat verplicht tot de aanwijzing door een verdragspartner van t e n m i n s t e één wetland, in geen enkel opzicht v e r b a n d is gelegd met het belang dat een staat internationaal heeft voor de i n s t a n d h o u d i n g van w a t e r v o g e l p o p u l a t i e s .
T w e e d e Kamer, zitting 1976-1977, 14 135 (R 1046), nr. 7
4
In principe zou Nederland bij v o o r b e e l d kunnen volstaan met een enkel gebied, niet eens aan een m i n i m u m oppervlakte g e b o n d e n , aan te wijzen. Daarmee zou Nederland zich overigens internationaal te schande maken. Toch w o r d t de overeenkomst, zo meenden deze leden, kwetsbaar d o o r de aanwijzing van gebieden zo zeer over te laten aan goede w i l en fatsoen van de overeenkomstsluitende partijen. Het stemde de leden thans aan het w o o r d tot v o l d o e n i n g dat de Regering de Wet op de Ruimtelijke O r d e n i n g en de N a t u u r b e s c h e r m i n g s w e t v o l d o e n de acht o m naleving van de bepalingen van het verdrag mogelijk te maken. Of m o e t uit de keuze van gebieden voor de lijst, die reeds een beschermde status h e b b e n , w o r d e n o p g e m a a k t dat voor een beheersregiem in de geest van de o v e r e e n k o m s t niet kan w o r d e n ingestaan als geen reservaatbesterrv m i n g aanwezig is? Kan w o r e n aangegeven welke van de door de Regering in eerste aanleg aangewezen gebieden o n d e r h e v i g zijn aan bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke O r d e n i n g en de N a t u u r b e s c h e r m i n g s w e t ? Zijn er, indien dit niet of slechts ten dele het geval is, v o o r n e m e n s deze gebieden w è l o n d e r h e v i g te laten zijn aan bepalingen uit v o o r n o e m d e wetten? Welke maatregelen zullen dan v e r w a c h t m o g e n w o r d e n ? Het o p t i m i s m e dat de Regering ten t o o n spreidt over m o g e l i j k h e d e n voor controle en beheer in de aangewezen gebieden konden de hier sprekende leden niet geheel en al delen. Ervaringen met clandestiene b e w e i d i n g van gorzen in de Biesbosch, die onder beheer van de Dienst der D o m e i n e n staan, m o g e n daarvan illustratie zijn. Toepassing van de N a t u u r b e s c h e r m i n g s w e t op delen van de Biesbosch is reeds vaak bepleit, maar nog niet tot stand gek o m e n . Het aanwezig zijn van een wettelijk i n s t r u m e n t a r i u m is niet v o l d o e n de, ook toepassing ervan is noodzakelijk. Leden van de V.V.D. fractie stelden niet zonder v o l d o e n i n g vast, dat de g r o n d b e g i n s e l e n van de overeenkomst d o o r Nederland reeds vele jaren w o r d e n n a g e k o m e n en dat b o v e n d i e n nog v o o r t d u r e n d u i t b r e i d i n g w o r d t gegeven aan deze v o r m van praktische n a t u u r b e s c h e r m i n g . Met de conclusie, dat de bestaande w e t g e v i n g , mede door toepassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de N a t u u r b e s c h e r m i n g s w e t toereikend is, konden deze leden zich in beginsel verenigen. Zij dachten daarbij aan de b e s c h e r m i n g die een gebied geniet indien de aanwijzing eenmaal definitief is g e w o r d e n . Vragen waren er bij hun gerezen over de positie van met name de agrarische g r o n d g e b r u i k e r s die door de aanwijzing tot w e t l a n d in hun bestaansmogelijkheden w o r d e n beperkt. In de t o e l i c h t i n g op artikel 4 is in dit verband sprake van overeenkomsten met eventuele particuliere eigenaren, maar ook pachters kunnen schade lijden. Mag a a n g e n o m e n w o r d e n dat met het oog op een eventueel aanwezige agrarische exploitatie, een aangewezen wetland tevens tot beheersgebied w o r d t verklaard, zodat beheersovereenkomsten en beheersvergoedingen tot stand kunnen komen? Deze leden verzochten o m een duidelijke uiteenzetting op dit punt. Met betrekking tot artikel 4 van de overeenkomst i n f o r m e e r d e n de leden hier aan het w o o r d , welke gedachten de Regering heeft over de jacht en de beroeps- c.q. sportvisserij in de wetlands. Zal voorts bij het verzamelen van ornithologische gegevens ook gebruik w o r d e n gemaakt van het werk van vele a m a t e u r o r n i t h o l o g e n ? Naar aanleiding van het tweede lid van artikel 4 vroegen deze leden of, al zal, gegeven het feit dat de Regering bewust streeft naar u i t b r e i d i n g van het aantal w e i d e v o g e l g e b i e d e n en reservaten, in Nederland niet spoedig uitsluitend vanuit de plicht tot compensatie w o r d e n geh a n d e l d , compensatie ook betrekking kan hebben op zeer specifieke, dat wil zeggen unieke w e t l a n d s . Hoe stelt de Regering zich in zo'n geval compensatie voor? Moet dan het verdrag niet zo w o r d e n uitgelegd dat een dergelijk w e t l a n d niet aangetast mèg w o r d e n ?
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14 135 (R 1046), nr. 7
5
3. De door het Koninkrijk in te brengen gebieden De leden behorende tot de fracties van P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P. vroegen of de Regering duidelijkheid wil verschaffen over de criteria die de interdepartementale werkgroep bij het onderzoek en de selectie van de in te brengen gebieden heeft gehanteerd. Welk advies heeft de Natuurbeschermingsraad dienaangaande uitgebracht? Kon de raad zich met de keuze van de werkgroep verenigen of week 's raads advies van die keuze af? De leden van de K.V.P., A.R.P. en C.H.U.-fracties zeiden het op prijs te stellen, ten einde de keuze van de Regering beter te kunnen beoordelen, de adviezen van zowel de interdepartementale werkgroep als de Natuurbeschermingsraad als de Rijks Planologische Comissieter inzage te mogen ontvangen. De leden van de S.G.P.-fractie achtten uit de gegevens die de Regering over de in te brengen gebieden heeft verstrekt de bedoelingen van de Regering duidelijk geïllustreerd. Zij hadden begrepen dat de opsomming die wordt gegeven van de bij bekrachtiging in te brengen gebieden in het geheel niet limitatief is. Al konden zij er begrip voor hebben dat het niet eenvoudig is een uitputtende opgave samen te stellen van gebieden die voor aanwijzing in aanmerking zouden komen, toch achtten zij het bepaald onbevredigend, dat de aanwijzing van gebieden thans op generlei wijze wordt begrensd. Welke normen zullen voor de aanwijzing van gebieden gehanteerd worden? Kunnen uitsluitend gebieden worden ingebracht die op de Mar-lijst voorkomen? Wil de Regering overigens deze lijst voor zover deze betrekking heeft op Nederland en de Nederlandse Antillen aan de Kamer overleggen? Zou de Regering bovendien, zo vroegen de leden van de fracties van P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P., een toegelicht overzicht willen verschaffen van de gebieden die op korte en op lange termijn voor aanwijzing in aanmerking komen en bij de toelichting tevens willen vermelden wat de belemmeringen zijn die aanwijzing vooralsnog verhinderen? De leden van de laatstgenoemde fracties zeiden zich niet aan de indruk te hebben kunnen ontrekken, dat men in de ruim vijfjaren van voorbereiding van de goedkeuring der overeenkomst enkel overeenstemming heeft kunnen bereiken over het inbrengen van reeds beschermde gebieden. Dat geeft, zo meenden deze leden, nauwelijks hoop voor het op korte termijn aanmelden van gebieden die geen volledig beschermde status hebben. Toch wordt in de tekst van de overeenkomst niet gesteld dat een dergelijke status nodig is. Een gebied als de Oosterschelde, waarvan op andere wijze duidelijk is geworden dat de Nederlandse samenleving prijs stelt op behoud in kwalitatief goede staat, zou toch zo ingebracht moeten worden? Opheldering over deze procedureel onduidelijke zaak was voor de leden hier aan het woord een voorwaarde om akkoord te kunnen gaan met de voorlopig wel wat armetierige inbreng van maar zes gebieden. Als zeer gewenste toevoegingen, zoals bij voorbeeld het Verdronken Land van Saeftinge, de Oosterschelde en de Waddenzee, niet op korte termijn gerealiseerd kunnen worden, valt te betwijfelen of het wettelijk instrumentarium voor uitvoering van de overeenkomst wel aanwezig is. Daarmee zou ook los van de overeenkomst duidelijk worden, dat de bescherming van natuurlijke ecosystemen hier te lande onvoldoende geacht moet worden. De leden behorende tot de fracties van K.V.P., A.R.P. en C.H.U. hadden uit hetgeen wordt gesteld op blz. 11 van de memorie van toelichting opgemaakt, dat de Regering voornemens is de lijst van in te brengen gebieden spoedig na de bekrachtiging van de overeenkomst uit te breiden. Deze leden vertrouwden, dat de Regering de verschillende belangen die hier in het geding zijn zo evenwichtig mogelijk zal afwegen. Zij zouden gaarne vernemen hoe ver de besluitvorming voor de hier bedoelde gebieden met het oog op hun bescherming thans is gevorderd. Wil de Regering tevens meedelen, welke verdere maatregelen nodig zijn voor het stadium is bereikt waarin
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14135 (R 1046), nr. 7
6
vaststaat dat o p het nationale vlak een adequate b e s c h e r m i n g kan w o r d e n verleend? De aan het w o o r d zijnde leden w a r e n g e n e i g d uit de m e m o r i e van toelichting te concluderen, dat de Regering in de t o e k o m s t alleen v o l l e d i g planologisch beschermde gebieden onder de werkingssfeer van de overeenkomst meent te kunnen b r e n g e n . Hoe v e r h o u d t zich dit v o o r n e m e n - zo het leeft met de o p v a t t i n g van de in de Stichting Natuur en Milieu g e b u n d e l d e organisaties dat het doel van de overeenkomst niet zo zeer is het verlenen van een internationale status aan reeds beschermde gebieden als w e l het s t i m u leren van de b e s c h e r m i n g van bedreigde gebieden d o o r een officiële internationale erkenning? Deze leden hadden de indruk, dat zulk een internationale erkenning een wezenlijke bijdrage zou kunnen beteken betekenen een zorgvuldige a f w e g i n g van belangen r o n d de b e s t e m m i n g van gebieden. Ook leden van de V.V.D.-fractie, die zich overigens in beginsel konden verenigen met de aanwijzing van de zes door de Regering g e n o e m d e g e b i e d e n , was niet duidelijk w a a r o m het criterium tot aanwijzing zozeer afhankelijk is gesteld van de v a s t l e g g i n g van de planologische b e s c h e r m i n g . De aangewezen gebieden hebben i m m e r s reeds nu de status van een beveiligd reservaat? Denkende aan de snelle aantasting van tal van als w e t l a n d in aanmerking komende gebieden zou het n a a r d e m e n i n g van deze leden uiteraard wel dienstig zijn o m v o o r de nog in a a n m e r k i n g te brengen gebieden met een internationale betekenis een ook voor de burger herkenbare procedure in w e r k i n g te zetten. Zij dachten in dit v e r b a n d v o o r a l aan de belangen van de grondgebruikers in v o o r ruilverkaveling a a n g e m e l d e of aangewezen gebieden. Ook aan K.V.P., A.R.P. en C.H.U.-zijde achtte m e n het van belang, dat de Regering haar v o o r n e m e n s met betrekking tot het aanwijzen van gebieden die onder de w e r k i n g van de overeenkomst zullen w o r d e n gebracht spoedig in brede kring bekend maakt. Is de Regering bereid aan dit verlangen te voldoen en, zo ja, op w e l k e wijze? W i l de Regering b o v e n d i e n meer inzicht geven in de wijze w a a r o p op een wat langere t e r m i j n een beleidsvisie tot stand komt met betrekking tot het b e h o u d en beheer van gebieden die voor watervogels bijzonder w a a r d e v o l zijn? Overigens had het deze leden tot voldoening g e s t e m d , dat de w e t l a n d s een belangrijk onderdeel zullen uitmaken van de aangekondigde structuurvisie over het natuur- en landschapsbehoud. De leden van de fracties van P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P. vroegen zich eveneens af welke procedure g e v o l g d gaat w o r d e n o m tot uitbreiding van de lijst van in te brengen gebieden te geraken. Hoe w o r d t bekendheid gegeven aan het onder de w e r k i n g van de overeenkomst brengen van gebieden? De leden behorende tot de S.G.P-fractie i n f o r m e e r d e n of de bewindslieden bereid zijn een bepaalde procedure te volgen w a a r b i j belanghebbenden in de gelegenheid w o r d e n gesteld hun wensen kenbaar te maken en w a a r b i j een bepaald b e s l u i t v o r m i n g s p r o c e s w o r d t voorgeschreven. Of zijn zij voornemens voor de aanwijzing van gebieden slechts bepaalde objectieve normen te hanteren, zoals het vereiste dat het gebied open en vrijwel onbeb o u w d is, o ' dat een bepaald percentage van de oppervlakte bestaat uit water, moeras, ven dan w e l v l o e d b o s . Indien, zo m e e n d e n deze leden, de g r o n den vrijwel geheel in handen zijn van de overheid, een natuur-wetenschappelijke organisatie of v e r e n i g i n g tot b e h o u d van n a t u u r m o n u m e n t e n , zal de procedure e e n v o u d i g e r kunnen zijn dan in het geval dat een kleiner of een groter deel van het gebied een l a n d b o u w k u n d i g e , recreatieve, waterstaatkundige, verkeerstechnische, industriële of andere b e s t e m m i n g heeft. Bij duidelijk g e m e n g d e occupatie zal behoefte zijn aan een duidelijke afweging van belangen en mag niet op g r o n d van de «unieke» vegetatie en de aanwezigheid van bepaalde aantallen van een vogelsoort eenzijdig door één bew i n d s m a n besloten w o r d e n o m het gebied op een lijst te plaatsen en grote beperkingen aan andere belangen op te leggen.
Tweede Kamer, zitting 1976-1977, 14135 (R 1046), nr. 7
7
Bij een zodanig besluit kan i m m e r s aangevoerd w o r d e n dat dit een uitvloeisel is van een internationale o v e r e e n k o m s t , w a a r m e e het een w a a r d e krijgt, die boven de nationale w e t g e v i n g uitgaat en juist d a a r o m is het, aldus deze leden, noodzakelijk, dat de b e w i n d s l i e d e n de v e r h o u d i n g tot de nationale w e t g e v i n g - w a a r b i j gedacht w o r d t aan de Wet op de ruimtelijke orden i n g , de N a t u u r b e s c h e r m i n g s w e t , de W e t o p de b e d i j k i n g e n , de V o g e l w e t , de J a c h t w e t , enz. - duidelijk aan de Kamer uiteenzetten o m latere moeilijkheden en daaruit v o o r t v l o e i e n d e frustraties te v o o r k o m e n . Deze gegevens v o r m d e n v o o r deze leden één van de h o o f d e l e m e n t e n welke in de b e s c h o u w i n g e n ter zake van het v o o r l i g g e n d e o n t w e r p van rijkswet moeten w o r d e n betrokken. De leden van de S.G.P.-fractie stelden ook nog een vraag over de beveilig i n g van de vogels (en eventuele andere diersoorten) aan de grenzen van de thans aangewezen of later aan te wijzen g e b i e d e n . Deze dieren w e t e n uiteraard de grens van het beschermde gebied niet en k o m e n gemakkelijk in verleiding juist buiten dit beschermde gebied te gaan broeden of op zijn minst er over te v l i e g e n . Hoe zijn zij dan tegen l a n d b o u w k u n d i g e h a n d e l i n g e n of de jacht beschermd? Is een zeker afpalingsrecht zoals vroeger bij eendekooien g o l d en bij enkele zelfs nog geldt o v e r w o g e n , of heeft de praktijk met de spoorlijn d o o r het Naardermeer zodanige ervaringen in v e r b a n d met o n d e r andere de geluidshinder opgeleverd, dat v o o r moeilijkheden van effecten buiten het gebied in het geheel niet gevreesd behoeft te w o r d e n ? De leden v a n de fracties van K.V.P., A.R.P. en C.H.U. merkten o p , dat in hun aan de c o m m i s s i e gezonden c o m m e n t a a r op deze overeenkomst de Stichting Natuur- en Milieu c.s. stellen, dat het opvallend is dat de zes gebieden die de Regering v o o r n e m e n s is aan te wijzen slechts in bescheiden mate bijdragen tot de b e s c h e r m i n g van bepaalde groepen trek- en broedvogels zoals doortrekkende of overwinterende ganzen, zwanen en steltlopers, zomede w e i d e v o g e l s , reigers en sterns. Indien de Regering het met deze opm e r k i n g eens is, acht zij deze beperkte b e s c h e r m i n g dan v o l d o e n d e uit een o o g p u n t van e v e n w i c h t i g n a t u u r b e h o u d of is zij van m e n i n g , dat bij de voorg e n o m e n uitbreiding van de werkingssfeer van de overeenkomst ook het aspect van de w a a r d e van bepaalde g r o e p e n w a t e r v o g e l s een van de uitgangspunten dient te zijn? Of is zij van m e n i n g dat deze b e s c h e r m i n g eerder o n der de w e r k i n g van de Jachtwet en de V o g e l w e t g e b o d e n dienen te w o r d e n ? Wat de afzonderlijk in te brengen gebieden betreft gaf de aanwijzing van de Grofe Peelde leden van de fracties van P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P. nauwelijks redenen tot o p m e r k i n g e n . Wel rees de vraag of mechanisch uitgevoerde v e r v e n i n g e n in het o m r i n g e n d e g e b i e d , die met o n t w a t e r i n g gepaard g a a n , geen gevaar opleveren voor de w a t e r h u i s h o u d i n g van het beschermde g e b i e d . W o r d t met de aanwijzing van de Grote Peel een v o l d o e n de bijdrage geleverd o p het gebied van natte heide en veenlandschap? Of moet ook aanwijzing van andere g e b i e d e n , zoals de Kampina, o v e r w o g e n worden? Op zich zelf o n d e r v o n d de keuze van de Boschplaat en Griend geen bezwaren bij de leden van de laatstgenoemde fracties. Het had echter teleurstelling g e w e k t dat de Regering, die er herhaaldelijk blijk van heeft gegeven de waarden v a n de Waddenzee te w i l l e n b e s c h e r m e n , dit gebied niet in z'n geheel w i l i n b r e n g e n . De g e l o o f w a a r d i g h e i d v a n activiteiten, zoals die met n a m e d o o r de Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk gepleegd zijn, o m tot internationale b e s c h e r m i n g van het gebied te k o m e n w o r d t er niet d o o r b e v o r d e r d , zeker niet internationaal. Op de Mar-lijst staan zowel het Deense, Duitse als Nederlandse W a d d e n g e b i e d aangegeven. Nederlands initiatief tot algehele inbreng zou de internationale veiligstelling van het W a d d e n g e b i e d kunnen bevorderen. Nu w o r d e n niet beschermd de «gouden randen» van het W a d d e n g e b i e d , de voedselrijke slikken, die o n -
T w e e d e Kamer, zitting 1976-1977, K 135 (R 1046), nr. 7
8
misbaar zijn voor vogels en vissen. Griend mist zelfs geheel en al de slikken in het aan te wijzen gebied, aan de Boschplaat zijn ze maar ten dele toegevoegd. Op deze wijze wordt eigenlijk alleen maar broedgebied ingebracht. Het kwam leden van de V.V.D.-fractie gewenst voor dat, vooruitlopende op een eventuele aanwijzing van de Waddenzee, uitbreiding van Griend met de Grienderwaard overwogen dient te worden. Ondanks onzekerheden over de toekomstige floristische en faunistische ontwikkeling van de Biesbosch wil de Regering een klein deel inbrengen van de 20 000 ha. die vroeger natuurwetenschappelijk belangrijk was. Hoe groot is het nu in te brengen deel wilden de leden van de P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P.-fracties weten. In de memorie van toelichting wordt een visie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de flora waarbij de vraag rijst of deze wel berust op een zorgvuldige studie. Voor het onderhavige doel is dit overigens niet zo belangrijk. Uit de memorie van toelichting zou echter de indruk kunnen ontstaan dat de floristische ontwikkeling van het gebied meer zekerheden heeft voor de overheid dan die op het gebied van recreatie en aanleg van spaarbekkens. Het omgekeerde zou meer in de verwachtingen liggen, meenden de leden van deze fracties. Passieve opstelling van de rijksoverheid ten aanzien van recreatie en wateropslag dient plaats te maken voor duidelijk beleid. Al eerder stelden deze leden dat aanleg van het vierde spaarbekken dient te wijken voor een andere prioriteit, namelijk geen verdere aantasting van de Biesbosch. Het wit laten van dit spaarbekkengebied op de kaarten van bestemmingsplan en wetlandsgebied is op dit ogenblik uitermate ongunstig voor het gebied, waarin onder andere de polder de Dood ligt. Als onverhoopt te zijner tijd toch het vierde spaarbekken wordt aangelegd kan het gebied nog altijd weer teruggetrokken worden uit de overeenkomst. Dan zal helaas het landschap nog weer verder ontsierd worden door de eufemistisch beschreven aanleg van een dijk van een hoogte van 9 m boven NAP. Een andere zaak die naar de smaak van de leden van de P.v.d.A., P.P.R., D'66 en P.S.P.-fracties te fraai wordt voorgesteld is die van de bestemmingsplannen. Het is waar dat ze er op papier goed uitzien, de uitvoering laat echter veel te wensen over. Hoe denkt men verdere waardevermindering te voorkómen? Het was deze leden niet duidelijk waarom de twee andere grote elementen, te weten de Merwedelanden (Sliedrechtse Biesbosch en Dordtse Biesbosch) niet zijn voorgesteld voor inbreng. Meer dan de Brabantse Biesbosch zijn deze delen tot nu toe gespaard gebleven voor de grote recreatiedruk. Recente CRM-aankopen bewijzen ook hoe belangrijk men deze andere gebieden vindt. Zijn er echter onopgeloste beheerskwesties die hierbij een rol spelen? Of bewaart men deze delen als ruilobject als over niet al te lange tijd de Brabantse Biesbosch geen gebied van rust en ruimte meer is door overrecreatie en door bouw, al dan niet met vergunning, van enkele meer dan 100 m hoge koeltorens voor de Amercentrale? Met betrekking tot de Biesbosch wilden leden van de V.V.D.-fractie volstaan met te verwijzen naar het betoog van de werkgroep «Behoud Biesbosch». Zij verzochten de Regering om met name commentaar te geven op de kritiek door deze werkgroep geoefend op de gebiedsaanduiding, alsmede de verstoringen in de Biesbosch door jacht en recreatie. Welke is voorts de betekenis van de toelichting op blz. 22 over de Toontjes- en Keesjesplaat? Als er immers subsidie, zij het ook een beperkte, voor recreatieve voorzieningen op de Toontjesplaat is gegeven, is dan in feite de beslissing niet reeds genomen? De leden behorende tot de fracties van K.V.P., A.R.P., en C.H.U. vernamen gaarne welk standpunt de Regering inneemt ten aanzien van aanwijzing op korte termijn van de volgende gebieden: - de Oosterschelde; - de Dordtse Biesbosch, die aan twee zijden imgeklemd dreigt te geraken door de aanleg van jachthavens en pretrecreatie en de Zuidwaard van de
Tweede Kamer, zitting 1976-1977,14135 (R 1046), nr. 7
9
Brabantse Biesbosch (eventueel exclusief de spaarbekkens) die d a a r m e e één geheel v o r m t ; - de Sliedrechtse Biesbosch; - De Sasseplaat, de Ventjagersplaat en de Slijkplaat in het Hollands Diep- H a r i n g v l i e t , hoekstenen van o r n i t h o l o g i s c h e r i j k d o m met unieke eigens c h a p p e n , w a a r v a n het beheer helaas nog steeds niet geregeld is; - de Strabrechtse Heide en de K a m p i n a , gebieden die v o o r een groot deel of geheel e i g e n d o m zijn van de Staat der Nederlanden en van de V e r e n i g i n g tot B e h o u d van N a t u u r m o n u m e n t e n . Onder meer door de a a n w e z i g h e i d van vele v e n n e n zijn zij van belangrijke w a a r d e v o o r de w a t e r v o g e l s ; - een deel van de laaglandbeken in Nederland en in het bijzonder in de provincie Noord-Brabant. Deze laaglandbeken en beekdalen zouden v r i j w e l enig zijn in h u n soort en een belangrijke b i o t o o p v o r m e n v o o r o n d e r m e e r watervogels. Leden van de V.V.D.-fractie hadden met belangstelling kennis g e n o m e n van de voorstellen die de c o m m i s s i e zijn toegezonden d o o r de Stichting Nat u u r en Milieu c.s. inzake de u i t b r e i d i n g van het aantal w e t l a n d s . Met betrekking tot de Waddenzee meenden deze leden niet op de planologische kernbeslissing te moeten v o o r u i t l o p e n , zij het ook dat een b e s c h e r m i n g van dit gebied h u n na aan het hart ligt. Met betrekking tot het Verdronken Land v a n Saeftinge zouden zij gaarne ingelicht w o r d e n over de stand v a n zaken, m e t dien verstande dat zij ben i e u w d w a r e n in welk stadium de p l a n n e n , o m ten zuiden v a n dit gebied een kanaal (Baalhoekkanaal) te g r a v e n , verkeren. In de brief v a n de Stichting Nat u u r en M i l i e u c.s. w o r d e n een g r o o t aantal gebieden als potentiële w e t l a n d s g e n o e m d . Deze leden zouden het o p prijs stellen o m te v e r n e m e n w e l k e gebieden d o o r de Regering van internationale betekenis w o r d e n geacht en w e l k e v a n deze gebieden naar v e r w a c h t m a g w o r d e n in de naaste t o e k o m s t ook inderdaad zullen w o r d e n ingebracht. Een o v e r e e n k o m s t i g e vraag steld e n ook zij ten aanzien van de Strabrechtse Heide en de K a m p i n a . De voorzitter van de c o m m i s s i e , De Boois De griffier van de commissie, Witteveen
T w e e d e Kamer, zitting 1976-1977,14 135 (R 1046), nr. 7
10