Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1996–1997
24 214
Bevorderen van buitenlandse handel en investeringen
Nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 17 juni 1997 INLEIDING Langs deze weg wil ik de Kamer gaarne informeren over een aantal actuele ontwikkelingen in Azië. Deze brief dient als vervolg op het overleg dat ik had met de vaste commissie voor Economische Zaken van 26 november jl (24 214, nr. 5). Ik heb daar toen toegezegd dat ik bij de Kamer op een aantal zaken die toen aan de orde zijn geweest zou terugkomen. Het ging toen met name over de actuele ontwikkelingen op het gebied van het exportinstrumentarium in een aantal Aziatische landen (de «pakketlanden» China, Indonesië en India). Tevens heb ik toen toegezegd nog eens terug te komen op de dialoog tussen de Europese Unie en een aantal Aziatische landen in het kader van de ASEM. Ook wil ik van deze gelegenheid gebruik maken nog iets nader in te gaan op de stand van zaken in de economische betrekkingen tussen Nederland en China. Dit omdat de actuele ontwikkelingen voor de Kamer aanleiding waren te vragen naar een vervolgrapportage over onze commerciële betrekkingen met China sinds 1995 (brief van 29 april jl., kenmerk 2-97-EZ). Alvorens op de bovengenoemde onderwerpen in te gaan wil ik u een beknopt overzicht geven van de meest recente macro-economische ontwikkelingen in Azië en van de economische relaties die Nederland momenteel heeft met dat werelddeel. Tevens zal kort ik inzage geven in een aantal recente handelspolitieke ontwikkelingen met betrekking tot Azië. Aangezien de Kamer binnenkort door toezending van een aantal landen/regiobeleidsdocumenten nader geïnformeerd zal worden over het integrale buitenlandbeleid ten aanzien van China, Zuidoost Azië en ZuidAzië, zal ik mij in deze brief beperken tot een meer feitelijke beschrijving.
7K2130 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
1
I. AZIË: RECENTE ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN EN VOORUITZICHTEN De economische groei in de regio Azië en Oceanië (excl. Japan, Australië en Nieuw-Zeeland) bedroeg in 1996 gemiddeld 7,4%. In 1994 groeide het BBP in deze regio gemiddeld met 8,5% en in 1995 met 8,2%. De economische groei neemt dus af, maar dit betekent niet dat Azië zijn positie als regio met de hoogste economische groei in de wereld heeft moeten prijsgeven. Het tegendeel is het geval. In de afgelopen jaren bereikte Azië steeds de hoogste economische groei en het ziet er naar uit dat dit voorlopig zo blijft. De Aziatische Ontwikkelingsbank (ADB) verwacht dat de groei van het BBP in Azië (incl. Centraal-Azië en de vier Tijgers) zich in 1997 en 1998 zal stabiliseren op een niveau van iets boven de 7%. Dat de economische groei in Azië in 1996 terugliep, was in belangrijke mate het gevolg van de afnemende groei van de export. De hapering in de groei van de export manifesteerde zich voor het eerst aan het eind van 1995 en zette zich voort in 1996. De elektronicasector neemt, zoals bekend, een voorname plaats in in het exportpakket van tal van landen in Azië. Omdat deze sector in 1995 en 1996 te kampen had met grote overcapaciteit en forse prijsdalingen is de groei van de export in veel Aziatische landen sterk teruggelopen. Andere factoren die hebben bijgedragen aan de afnemende groei van de export zijn de appreciatie van de Amerikaanse dollar, waaraan veel Aziatische munten zijn gekoppeld, en het in verschillende landen gevoerde strakke fiscale en monetaire beleid gericht op het voorkomen of matigen van oververhitting van de economie. De vermindering van de groei van de export heeft in Azië bezorgdheid doen ontstaan over het internationale concurrentievermogen en aanleiding gegeven tot debatten over de vraag of de Aziatische landen in staat zijn ook in de toekomst hoge economische groeicijfers te realiseren en hoe dit bewerkstelligd kan worden. In sommige landen treden structurele veranderingen op waardoor bestaande comparatieve voordelen, bijvoorbeeld voor arbeidsintensief vervaardigde producten, verdwijnen of dreigen te verdwijnen. Landen waar dit gebeurt of dreigt, zoals Thailand, zullen om hun hoge groei te kunnen handhaven structurele hervormingen moeten doorvoeren die een positieve uitwerking hebben op de productiviteitsontwikkeling (technologische innovatie, verplaatsing van bepaalde producties e.d.). De ADB meent dat, hoewel structurele factoren in een aantal landen een belangrijke rol spelen, de afnemende groei van de export in veel Aziatische landen vooral veroorzaakt is door conjuncturele factoren en denkt dat die factoren in 1997 en 1998 weer tot een tegengestelde ontwikkeling aanleiding zullen geven. De in 1996 optredende terugval in de groei van de export is volgens de ADB niet als een verrassing uit de lucht komen vallen. Iedereen wist dat de zeer uitbundige groei van de export in de jaren daarvoor niet oneindig kon voortduren. Dat vooral conjuncturele factoren de vermindering van de export- en economische groei hebben veroorzaakt, blijkt ook uit het feit dat er in 1996 geen grote veranderingen plaatsvonden in het beleid van de Aziatische landen met betrekking tot buitenlandse investeringsprojecten. Het aantal en de omvang van goedgekeurde projecten bleef ook in vergelijking met het topjaar 1995 hoog. De Aziatische landen zijn er door de bank genomen in geslaagd de inflatie terug te dringen. In 1996 bedroeg de gemiddelde inflatie 6,1% tegen 9,1% in het jaar daarvoor en 10,2% in 1994. De in 1994 en 1995 in menig Aziatisch land dreigende oververhitting van de economie werd met
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
2
succes getemperd en het ziet er niet naar uit dat de inflatoire druk op korte termijn sterk zal toenemen. Omdat de economische groei in 1997 zal aantrekken, is echter wel waakzaamheid geboden.
II. DE ECONOMISCHE BETREKKINGEN TUSSEN NEDERLAND EN AZIË 1. Handelsrelaties De Nederlandse goederenhandel met 26 opkomende markten in Azië, Latijns-Amerika, Europa, het Midden-Oosten en Afrika is in de afgelopen 5 jaar sterk toegenomen. De waarde van de goederenuitvoer steeg van f 16,4 mld in 1992 tot f 27,9 mld in 1996 en de waarde van de goedereninvoer van f 23,4 mld tot f 42 mld. Ter vergelijking: de totale Nederlandse goederenuitvoer steeg van f 246,5 mld in 1992 tot f 332,9 mld in 1996 en de totale goedereninvoer van f 236,5 mld tot f 304,6 mld. De uitvoer van ons land naar Azië bedroeg in 1996 met f 16,8 miljard 5,1% van onze totale export. Ruim f 38 miljard invoer uit Azië is goed voor 12,5% van onze totale invoer. Wanneer men de cijfers van 1996 vergelijkt met die van 1995, kan men constateren dat onze invoer uit Azië veel sterker gestegen is dan onze export (19,1 versus 5,4%). Het zal geen verbazing wekken dat Japan met een totaal handelsvolume van ruim 14 miljard gulden verreweg onze belangrijkste handelspartner blijft in Azië; met Japan heeft Nederland ook het grootste handelstekort (ruim 7 miljard). Na Japan komen Taiwan, Hongkong, Zuid Korea, Singapore en China als onze belangrijkste handelspartners. Stijgingspercentages van meer dan 30% deden zich voor bij de uitvoer naar de Filippijnen terwijl de export naar Taiwan, Zuid-Korea en India met meer dan 20% toenam. De export naar Indonesië (–39%) is in 1996 zeer sterk gedaald en ook de daling van de goederenuitvoer naar China was aanzienlijk (–7%). De daling van de goederenuitvoer naar Indonesië volgt op een opmerkelijke stijging van de export in 1995. De forse terugval van de export naar Indonesië is in hoge mate het gevolg van de met meer dan f 400 mln gedaalde export van «machines en vervoermaterieel». Uit nadere analyse blijkt dat dit grotendeels te wijten is aan de daling van de export van vliegtuigen (een daling van f 260 mln). Wat China betreft, is er sprake van een stagnerende export sinds 1993. In 1992 werd voor bijna f 0,8 mld uitgevoerd naar China. In 1993 steeg de export naar f 1,3 mld, maar sindsdien blijft de export schommelen tussen f 1,2 en 1,3 mld. Van alle opkomende markten is China in 1996 met ruim f 4,2 mld Nederlands belangrijkste goederenleverancier. Het aandeel van China in de totale Nederlandse goedereninvoer bedroeg in 1996 1,4%. Ook de invoer uit Taiwan en Hong Kong bedroeg meer dan 1% van de Nederlandse goedereninvoer. In 1996 is de Nederlandse goedereninvoer uit alle Aziatische opkomende markten fors toegenomen. De groeipercentages variëren van 9,6% (Hong Kong) tot 93,2% (de Filippijnen). Ter vergelijking: in 1996 nam de totale Nederlandse invoer toe met 7% t.o.v. 1995. Ook over een wat langere periode bezien is er sprake van een forse toename van de invoer uit de Aziatische opkomende markten. In 1992 bedroeg de waarde van de invoer uit deze landen f 13,5 mld en in 1996 f 26,2 mld, kortom bijna een verdubbeling van de waarde in vier jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
3
Zijn er verklaringen voor het feit dat wij relatief veel invoeren uit opkomende markten en meer uitvoeren naar andere EU-lidstaten? Dat Nederland relatief veel invoert uit Azië is op zich zelf bezien niet vreemd. Nederland is binnen de EU immers al jaren het doorvoer- en distributieland bij uitstek. Dit betekent dat Nederland relatief veel producten van buiten de EU importeert en die producten vervolgens weer exporteert naar andere bestemmingen binnen de EU, na ze eerst al dan niet tijdelijk op te slaan of een bepaalde bewerking te laten ondergaan. Deze opslag-, bewerkings- en distributiefunctie van Nederland, die de laatste jaren is versterkt, verklaart tot op zekere hoogte waarom Nederland relatief veel invoert uit de opkomende markten en relatief veel uitvoert naar andere EU-landen. Verder vertoont het Nederlandse exportpakket qua goederensamenstelling duidelijke verschillen met dat van de EU. Landbouw- en veeteeltproducten, aardololieproducten en aardgas hebben ten opzichte van en relatief groot aandeel in de uitvoer, terwijl duurzame consumptiegoederen en kapitaalgoederen (machines en transportmiddelen voor weg-, lucht-, zee- en treinvervoer) een relatief veel geringer aandeel in het uitvoerpakket hebben. De twee laatstgenoemde categorieën zijn nu juist de goederencategorieën waarnaar de vraag in de opkomende markten het snelst is toegenomen. Een factor die ook een rol gespeeld heeft is het verloop van de wisselkoersen. De wisselkoersontwikkelingen in de periode 1992–95 hebben bepaalde EU landen, zoals het V.K., Spanje en Italië een zeker concurrentievoordeel gegeven t.o.v. Nederland. Aangenomen mag worden dat dit de uitvoer van die landen naar opkomende markten gunstig heeft beïnvloed en een negatief effect heeft gehad op de uitvoer van Nederland naar die markten. 2. Investeringen
Nederlandse directe investeringen in Azië Van 1990 op 1995 zijn de totale buitenlandse directe investeringsstromen naar Aziatische landen ruim verdrievoudigd. De Nederlandse investeringen in de regio namen in diezelfde periode met ongeveer 50% toe. Een verklaring voor het verschil in deze groei is het toegenomen aandeel van de intra-aziatische buitenlandse investeringen. De belangrijkste landen in Azië die buitenlandse investeringen ontvangen, waren in 1995 in afnemende volgorde: China (37.5 miljard dollar), Maleisië, Singapore, Indonesië, Thailand, Hongkong en India. China is sinds 1992 de grootste ontvanger van inkomende investeringen in Azië. Meer dan de helft van alle buitenlandse investeringen in deze regio ging de afgelopen vier jaren naar de Volksrepubliek. De directe buitenlandse investeringen in Indonesië zijn van 1994 op 1995 meer dan verdubbeld, in India bijna verdrievoudigd en in Thailand bijna verviervoudigd. De Nederlandse directe investeringen in het buitenland fluctueren aanzienlijk op jaarbasis. In 1995 werd volgens cijfers van DNB voor ongeveer 21 miljard gulden (excl. geherinvesteerde winsten) buiten Nederland geïnvesteerd. In 1996 heeft het bedrijfsleven in totaal bijna 34 miljard in het buitenland geïnvesteerd, waarvan bijna 20 miljard gulden buitenlandse kapitaaldeelnemingen. Het aandeel van de EU-landen in het totaal van de Nederlandse kapitaaldeelnemingen is in de negentiger jaren sterk afgenomen. In 1991 bedroeg het aandeel nog bijna 70% als gevolg van de investeringsgolf in anticipatie op de totstandkoming van de Europese binnenmarkt. Daarna is het aandeel teruggelopen tot 30% in het afgelopen jaar. Buiten de EU richtten Nederlandse ondernemingen zich steeds sterker op de opkomende economieën in Oost-Europa (f 1,1 miljard in 1996) en Zuidoost-Azië (f 2,1 miljard).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
4
Directe investeringen van Nederland in Azië (stromen in miljoenen guldens)
1990
1991
1992
1993
1994
1995*
1996*
cumulatief 1990–1996
China Filipijnen Hongkong Indonesië Maleisië Singapore Taiwan Thailand Zuid-Korea
80 32 90 143 70 67 61 121 22
12 – 23 46 24 331 186 125 115 904
– 55 66 130 – 20 113 61 159 93 3
– 30 61 255 121 158 – 108 289 76 45
385 1 119 320 377 – 29 238 567 92 105
198 32 392 49 95 101 – 164 297 119
505 296 356 764 201 99 32 41 104
1 095 1 583 1 589 1 458 939 644 1 069 835 1 302
Zuidoost-Azië
686
1 720
550
867
3 174
1 119
2 398
10 514
India Japan Overig Azië
6 393 134
37 441 – 22
11 11 – 81
77 – 2 710 493
64 48 – 55
20 782 – 25
61 129 –8
276 – 906 436
1 219
2 176
491
– 1 273
3 231
1 896
2 580
10 320
Totaal Azië
In totaal hebben Nederlandse bedrijven in de periode 1990 tot en met 1996 meer dan 10 miljard gulden in bovengenoemde Aziatische landen geïnvesteerd. De schommelingen van jaar op jaar zijn aanzienlijk. Niettemin is de trend gunstig; tweederde van de totale directe investeringen over de afgelopen zeven jaar zijn in de laatste drie jaar gerealiseerd. Het merendeel daarvan is geïnvesteerd in de Zuidoostaziatische landen Hong Kong, Filipijnen, Indonesië, Zuid-Korea, China en Taiwan. Het afgelopen jaar hebben Nederlandse bedrijven voor 2,4 miljard gulden (excl. geherinvesteeerde winsten) in Zuidoost-Azië geïnvesteerd, ongeveer 7% van de totale Nederlandse directe investeringen in het buitenland. De meeste middelen gingen naar Indonesië en China, gevolgd door Hong Kong en de Filipijnen. Kijkend naar de sectorale verdeling van de Nederlandse directe investeringen in de Zuidoostaziatische landen zijn op dit moment slechts gegevens over de voorraden investeringen (de stock) per ultimo 1994 bekend. Daaruit blijkt dat van de totale waarde van de investeringen van 12, 5 miljard gulden, 80% voor rekening komt van de industrie en bijna 20% is geïnvesteeerd door de dienstverleners (tertiare sector). Binnen de industriële investeringen vond ruim de helft plaats binnen de delfstoffenwinning, aardolie en chemie, had iets meer dan een kwart betrekking op de metaalsector en de elektrotechniek en betrof ongeveer eenzesde de voedings- en genotmiddelenindustrie. Binnen de dienstverlening is tot en met ultimo 1994 vooral geïnvesteerd handelsactiviteiten (40%) en banken verzekeringswezen (ook 40%).
Aziatische investeringen in Nederland Het investeringsklimaat voor Aziatische bedrijven in Nederland is over het algemeen gunstig te noemen. Ondanks het feit dat Aziatische bedrijven geneigd zijn zich meer te keren naar hun eigen regio, is het marktaandeel van Japanse investeringen in Nederland wat betreft de Aziatische investeringen nog altijd hoog. Er zijn in totaal 560 Aziatische bedrijven in Nederland die ongeveer 23 000 banen genereren. Daarvan zijn er 460 van Japanse origine en heeft 100 een Taiwanese moeder. Duidelijk waarneembaar is de toename van het aantal Taiwanese bedrijven die de distributie en steeds vaker ook de assemblage in Nederland opzetten. Ook vanuit Korea neemt de interesse toe wat betreft de distributie. Er heeft zich in de loop der jaren een aantal grote Aziatische ondernemingen gevestigd in Nederland, waaronder Fuji Film in Tilburg, Nedcar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
5
met de deelname van Mitsubishi in Born als voorbeelden van Japanse investeringen. Maar ook bijvoorbeeld Giant, een Taiwanese fietsenfabrikant die sinds mei 1997 in Lelystad fietsen assembleert. In het kielzog van Giant hebben zich enkele Taiwanese bedrijven gevestigd als toeleverancier van Giant. Vanwege het aanhoudende ongunstige klimaat in Japan blijven de investeringen vanuit dit land de laatste jaren iets achter bij de verwachtingen. De economie herstelt zich slechts langzaam en ook in 1996 was een verdergaande concentratie van Japanse investeringen in China waarneembaar. Desondanks werd in 1996 door Japanse ondernemingen ca 140 miljoen gulden in Nederland geïnvesteerd die naar verwacht ca 270 arbeidsplaatsen zullen creëren. Het gaat hierbij voornamelijk om nieuwe projecten maar ook een enkele uitbreiding zoals Yakult die een Europees hoofdkantoor in Amstelveen opende. In 1996 werd door Sekisui een productievestiging (chemie) in Roermond gerealiseerd. Calsonic koos voor Barneveld voor de opzet van een productievestiging (automotive). Voor 1997 wordt eenzelfde resultaat verwacht met name in de chemie, automotive en machinebouw sector en vooral op het gebied van distributie. Waarneembaar zijn verplaatsingen van Japanse hoofdkantoren of distributie activiteiten vanuit ons omringende landen naar Nederland. De komende jaren zullen deze projecten steeds meer aandacht vragen. Voor de Taiwanese investeringen in Nederland blijven de verwachtingen voor 1997 gunstig. Ook vanuit andere Aziatische landen worden nieuwe investeringen verwacht. Mede met het oog op de toenemende rol van Zuid-Korea zal in Seoul weer een expatriate gestationeerd worden. Al met al kunnen we vaststellen dat Nederland als investeringsgebied duidelijk op de kaart ligt bij de Aziatische bedrijven. 3. Promotionele activiteiten In de afgelopen anderhalf jaar zijn in het kader van de handelspromotie verschillende instrumenten in Azië ingezet. Zo waren er in zes verschillende Aziatische landen in totaal 11 vakbeursdeelnemingen waaraan in totaal 133 Nederlandse bedrijven deelnamen. Daarnaast vonden 4 door de EVD georganiseerde uitgaande missies plaats (naar Vietnam, China, Indonesië, Zuid Korea) met in totaal 132 deelnemende bedrijven, en 11 inkomende bezoeken met in totaal 170 deelnemende ondernemingen. Bovendien vonden in Indonesië, Vietnam, Thailand, China en Maleisië seminars en zogenaamde stand alone productpresentaties plaats met in totaal 77 Nederlandse deelnemers. Op het gebied van de exportpromotie naar Japan wordt door de EVD extra energie gezet. Zo is in het kader van het Japan Trade Action Programme (JAPTA) tussen 1994 en 1995 met 114 bedrijven contact geweest en zijn daarvan 39 naar Japan geweest. JAPTA levert maatwerk voor ondernemingen uit het MKB die contacten willen leggen of verbeteren met bedrijven in Japan. Het programma bestaat uit een marktonderzoek, matchmaking, een cursus zaken doen met Japan en individuele begeleiding door een Japanse expert bij het bezoeken van Japanse contacten. De EVD werkt in het JAPTA-programma samen met o.a. het ministerie van LNV, de KvK’s en met Jetro (Japan External Trade Organization) die een Senior Trade Advisor bij de EVD heeft gestationeerd. Deze adviseur heeft in overleg met de EVD de afgelopen anderhalf jaar 134 Nederlandse bedrijven bezocht en geadviseerd. Naast het JAPTA-programma en verschillende publicaties, heeft de EVD in 1995 en 1996 individuele informatie verschaft aan ondernemingen. Tevens heeft zij voorlichtingsbijeenkomsten, spreekdagen van medewerkers van de Nederlandse ambassade en missies georganiseerd, allemaal speciaal gericht op Japan. Ook zijn er met regelmaat Japanse
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
6
journalisten en zakenlieden in contact gebracht met bedrijven en decisionmakers. In totaal heeft de EVD in 1995 en 1996 ongeveer 1100 individuele vragen over Japan beantwoord en zijn er naast JAPTA 277 Nederlandse bedrijven betrokken geweest bij promotionele EVD-activiteiten gericht op Japan. In het jaar 2000 vindt de viering plaats van 400 jaar betrekkingen tussen Nederland en Japan. Aan Nederlandse zijde wordt de viering gezien als een voorlopig hoogtepunt in zich steeds verder ontwikkelende relaties tussen de twee landen op vele gebieden. De viering moet gezien worden in de context van de bestaande relaties en niet als een op zichzelf staande gebeurtenis. De bedoeling is dat met het extra momentum voortvloeiend uit de viering, de betrekkingen in de toekomst verder kunnen worden uitgebouwd. Op economische gebied zal de viering benut worden om (extra) belangstelling te kweken voor Nederlandse producten en diensten bij een breed Japans publiek en bij Japanse bedrijven en (lokale) overheden. Beide landen hebben intussen een stichting «400 jaar Nederland-Japan» opgericht om de activiteiten in dit kader te coördineren (aan NL-zijde voorgezeten door mevrouw Y. van Rooy, aan Japanse zijde door oud-minister T. Nakayama). Ondermeer hiervoor heb ik eind 1995 een bezoek aan Japan gebracht.Tijdens het werkbezoek van ministerpresident Kok en minister Van Mierlo aan Japan afgelopen november is de viering van 400 jaar Nederlands-Japanse betrekkingen officieel gelanceerd. Wat betreft uitgaande bezoeken met een economische component kan ik melden dat het de bedoeling is dat minister Wijers in het najaar Japan, Indonesie en de Filippijnen zal aandoen. Zelf zal in in oktober aanstaande een bezoek brengen aan Maleisië. Over een bezoek aan China op politiek niveau in samenhang met een bedrijfslevendelegatie vindt momenteel nog nader overleg plaats. Minister Jorritsma zal in oktober met een bedrijfslevendelegatie Zuid-Korea en Japan bezoeken. 4. Stand van zaken in de verschillende financiële pakketten
1. INDIA Per brief van 1 november 1996, kenmerk BEB/DMA/EF 96 067 286, bent u geïnformeerd over de economische missie naar India van 12 tot 19 oktober 1996. Gedurende dat bezoek heb ik namens de Nederlandse regering een brief overhandigd aan de Indiase autoriteiten met een aantal voorstellen voor een dialoog tussen Nederland en India over financiële en technische hulp ter versterking van de economische samenwerking. Met de direct betrokken Indiase ministers werd overeengekomen dat het voorgestelde Financiële Pakket India nader zou worden gespecificeerd in gesprekken op ambtelijk niveau. Inmiddels heeft het eerste overleg hierover op ambtelijk niveau plaatsgevonden. Een gezamenlijke ambtelijke missie van EZ en OS bracht van 7–11 april jl. een bezoek aan New Delhi. Het nieuwe Programma voor Samenwerking met Opkomende Markten (PSOM) India zal met name een rol gaan vervullen bij het selecteren van veelbelovende terreinen voor nauwere samenwerking. Met India werd afgesproken, dat de sectoren transport en voedselverwerking in 1997 een sterke voorkeur hebben. Gehoopt wordt, dat met behulp van het nieuwe instrumentarium van het Financiële Pakket India met name ook de investeringen en de economische/technologische samenwerking een belangrijke impuls zullen krijgen. Voor een specifieke beschrijving van het Financieel Pakket India verwijs ik naar bijlage I.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
7
2. INDONESIË In augustus 1995 heeft Minister Wijers een financieel pakket besproken met de Indonesische overheid. Dit pakket heeft als doel om het Nederlands bedrijfsleven in een gelijke positie te brengen met concurrenten uit andere landen. De ondersteuning moet met name exporteurs van kapitaalgoederen en aannemingswerken in staat stellen orders af te sluiten. Het pakket omvat vijf instrumenten: – f 200 miljoen zachte financiering (EFI) – f 18 miljoen automatische renteoverbrugging (ROF) – f 7 miljoen haalbaarheidsstudies (PESP) – f 15 miljoen technologische samenwerking (Indonestec en Marin) – f 5 miljoen voor het Beurzen en Stageprogramma. Deze instrumenten en het beroep daarop worden in bijlage II nader toegelicht. De kasfinanciering van alle instrumenten is gespreid over een periode van 7 jaar. De beschikbare verplichtingenruimte is daarop aangepast en bedraagt afhankelijk van het instrument 3 jaar (EFI, ROF), 4 jaar (Indonestec, Beurzen en Stageprogramma) en 7 jaar (PESP).
3. CHINA Op 13 juni 1995 heeft MP Kok aan Premier Li Peng een Financieel Pakket aangeboden. Dit pakket heeft een looptijd van zeven jaar. Voor de uitvoering ervan is een halfjaarlijks ambtelijk beleidsoverleg ingesteld. Tot nu toe is dit overleg drie keer gehouden. De laatste keer vonden de besprekingen plaats in november 1996 te Peking. Het voor dit jaar in mei geplande beleidsoverleg werd door China opgeschort. Het bezoek van Minister Wijers aan China zou ongetwijfeld een substantiële verbetering van de invulling van het Pakket tot gevolg hebben gehad. Er waren duidelijke indicaties voor een definitieve doorbraak van verschillende geïdentificeerde projecten. Deze doorbraak leek mogelijk te worden voor ondernemingen in uitlopende bedrijfssectoren (bijv. kapitaalgoederenleveranties op het gebied van resp. waterzuivering, baggeren, haven- en vliegvelduitrusting en medische apparatuur). Door het uitgestelde bezoek loopt het Nederlandse bedrijfsleven op zijn minst vertraging op in de onderhandelingen over deze projecten. Onduidelijk zijn de gevolgen voor het bedrijfsleven op korte en lange termijn. Formeel heeft China het overleg over de behandeling van projecten opgeschort. Afgewacht moet worden of nieuwe schenkingsaanbiedingen door China zullen worden geaccepteerd. Voor het overige verwijs ik naar bijlage III.
III. NEDERLAND – CHINA Naar aanleiding van eerder genoemde brief van de vaste commissie voor Economische Zaken kan ik het volgende meedelen. Vanaf 1991 worden in principe jaarlijks economische missies naar China georganiseerd veelal onder leiding van de Minister van Economische Zaken c.q. Staatssecretaris, danwel de Minister-President. Doorgaans wordt het Nederlandse bedrijfsleven uitgenodigd om aan het bezoek deel te nemen. Een deel van de begeleidende zakendelegatie bestaat uit vertegenwoordigers van bedrijven met investeringsbelangen in China, de belangen van overige deelnemers liggen op het terrein van handel en diensten. Tijdens het bezoek wordt bij de autoriteiten aandacht gevraagd over handelspolitieke problemen waarmee Nederlandse bedrijven worden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
8
geconfronteerd. Men denke dan aan markttoegang, investeringsklimaat, vergunningsprocedures, bescherming van intellectueel eigendom, etc. Voorts biedt het de deelnemende ondernemers de mogelijkheid om op een hoog besluitvormingsniveau nogmaals aandacht te vragen voor hun activiteiten met als doel de besluitvorming via het bezoek te bespoedigen. Naast aandacht voor de betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij leveranties aan projecten, worden in China ook nieuwe markten verkend door contacten met locale en provinciale autoriteiten. Aan Chinese zijde acht men missies onder leiding van Nederlandse bewindspersonen van groot belang. Dergelijke missies bevorderen en onderstrepen de vriendschappelijk betrekkingen tussen beide landen. Het bezoek van de Minister-President in juni 1995 was daarbij een hoogtepunt en heeft voor een aantal Nederlandse bedrijven concrete resultaten opgeleverd. In de afgelopen twee jaar werd op vele terreinen een vervolg aan dit bezoek gegeven, die dit voorjaar hadden moeten leiden tot verdere concrete overeenkomsten en contracten. De Nederlandse belangen in China zijn inmiddels aanzienlijk. Nederland is niet alleen de vierde handelspartner van China in Europa maar ook is er sprake van omvangrijke Nederlandse investeringen van vele miljarden gulden door met name Nederlandse multi-nationals en financiële instellingen in het land. Verwacht mag worden dat in de toekomst deze investeringen verder zullen toenemen. Voor een overzicht van de stand van zaken in voor Nederlandse bedrijven meest prioritaire sectoren verwijs ik naar bijlage IV.
IV. MULTILATERALE ONTWIKKELINGEN Naast allerlei activiteiten op bilateraal terrein heeft Azië natuurlijk de nodige aandacht in multilateraal verband. Thans wil ik ingaan op de meest recente ontwikelingen in het kader van ASEM en van de de WTO.
1. ASEM ASEM (Asia Europe Meeting) is een relatief jonge en nieuwe vorm van samenwerking tussen de EU en 10 landen in Azië (de ASEAN-landen plus Japan, Korea en China). Hieraan is behoefte vooral omdat het invulling kan betekenen van de «missing link» in het netwerk van samenwerkingsverbanden tussen Amerika, Azië en Europa. Tijdens de oprichtingsbijeenkomst van regeringsleiders en staatshoofden in maart 1996 in Bangkok werd een aantal principe uitspraken gedaan over deze dialoog en samenwerking op politiek, economisch, technologisch en cultureel gebied, maar de invulling daarvan dient in verder overleg te worden uitgewerkt. Tijdens de periode tot aan de voorziene tweede bijeenkomst van ASEM-regeringsleiders en staatshoofden in april 1998 in het V.K. is daartoe een aantal follow-up maatregelen voorzien, die op dit moment in uitvoering en voorbereiding zijn. Zo zijn daar de bijeenkomsten van de Ministers van Economische Zaken ter bespreking van de relevante economische onderwerpen. De eerste vergadering is voorzien van 27–29 september aanstaande in Tokio, en deze wordt nu op ambtelijk niveau voorbereid. Naar verwachting zal daar gesproken worden allereerst over de aard en de mate van economische samenwerking die wenselijk en noodzakelijk wordt geacht, en de prioriteiten en perspectieven voor deze samenwerking. In een later stadium zal over concrete samenwerkingsprojecten worden gesproken. Het is duidelijk dat duplicering en overlap met bestaande activiteiten en instrumenten moet worden vermeden, maar dat deze veeleer ondersteunend en stimulerend moeten zijn voor de lopende iniatieven in bilaterale en multilaterale fora. Belangrijke onderwerpen zullen zijn de bevordering en liberalisatie van handel en investe-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
9
ringen tussen de twee groepen van landen, waartoe gewerkt wordt aan concrete actieplannen. Belangrijk punt van zorg daarbij is uiteraard dat de overeen te komen maatregelen passen in de WTO-spelregels. Ook de evaluatie en follow-up van de eerste Ministeriële Conferentie van de WTO in Singapore zal aan de orde komen. Andere thema’s van bespreking zullen zijn de ontwikkeling van de infrastructuur, van belang voor beide regio’s, maar met de grootste ontwikkelingspotentie in de Aziatische regio. Bovendien het thema duurzame economische groei, waar naar verwachting in het bijzonder aandacht zal worden gegeven aan samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van energie en milieu. Uiteraard zal in dit alles een belangrijke leidraad de belangen van en de samenwerking met het bedrijfsleven zijn. In november 1996 vond in Parijs de eerste bijeenkomst plaats van het «Asia-Europe Business Forum», een vergadering georganiseerd door het bedrijfsleven uit de betrokken landen. Hier werd in aanwezigheid van overheidsvertegenwoordigers gesproken over de door het bedrijfsleven essentieel geachte onderwerpen en problemen, waaraan samenwerking in het kader van ASEM zou kunnen bijdragen. Zo is daar speciale aandacht gevraagd voor het onderwerp infrastructurele ontwikkeling, wat zal worden opgepakt in de genoemde bijeenkomst van de Ministers van Economische Zaken. Het is de bedoeling dat er een intensieve dialoog tussen bedrijfsleven en overheid binnen ASEM zal ontstaan. Een tweede Business Forum zal in november aanstaande in Bangkok worden gehouden. Tussendoor wordt met het zelfde doel nog een zgn Business Conference in juli aanstaande in Jakarta georganiseerd. En voorts zijn er nog talloze andere iniatieven voor samenwerking binnen ASEM, die op dit moment in een opstart- dan wel voorbereidingsfase verkeren. Het is nu nog te vroeg om een evaluatie van ASEM te maken. De eerste aanzet is vol beloften voor een wenselijke en noodzakelijke verdere samenwerking tussen landen in de twee gebieden, maar de concretisering daarvan moet nog geschieden en is mede afhankelijk van de politieke wil van de deelnemers. 2. Wereld Handels Organisatie (WTO) Over de toetreding van China en Taiwan tot de WTO kan ik het volgende mededelen. De onderhandelingen met China zijn op dit moment gaande. Niet duidelijk is wanneer deze zullen worden afgerond. Het is van groot belang dat China wordt geïntegreerd in het wereldhandelssysteem. Dit schept wederzijdse rechtszekerheid en sluit het gaande proces van economische liberalisatie in China in via multilaterale verplichtingen. Gestreefd wordt naar toetreding in het jaar 2000. Dit betekent echter wel dat China bereid moet zijn zich te houden aan de stringente voorwaarden van de WTO. Verder moet een adequaat resultaat van de bilaterale onderhandelingen tussen de verschillende WTO-leden en China worden bereikt. De onderhandelingen met Taiwan zijn in feite afgerond. Er zijn geen politieke knelpunten meer. In WTO-kader bestaat echter een politieke koppeling tussen de toetreding van China en Taiwan. China hecht het hoogste politieke belang aan eerdere toetreding. Gelet op de grote gevoeligheid van China op dit punt is er op dit moment voor gekozen Taiwan te laten wachten totdat de onderhandelingen met China klaar zijn. Wat betreft de WTO-status van Hong Kong na de machtsoverdracht aan China merk ik op dat Hongkong in pricipe als zelfstandige entiteit binnen de WTO blijft bestaan. In het kader van de lopende WTO-onderhandelingen over de liberalisatie van financiële diensten (bancaire en verzekeringssector, effecten-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
10
handel en vermogensbeheer) die op 12 december a.s. moeten zijn afgerond, wordt m.n. van landen uit Azië verwacht dat zij nu hun financiële markten aanzienlijk verder openstellen voor buitenlandse financiële instellingen dan in 1995 het geval was. In juli 1995 bleek dat m.n. deze landen onvoldoende markttoegang hadden geboden, waardoor het toen niet mogelijk was om een definitief akkoord in deze belangrijke sector te bereiken. Dit was ook de reden voor de VS om als enige niet deel te nemen aan het interim-akkoord dat toen als maximaal haalbare werd gesloten met een looptijd tot het eind van dit jaar. Sindsdien zijn of worden de financiële markten in sommige van deze landen onderworpen aan ervormingsprogramma’s, zodat het onderhandelingsklimaat nu betere perspectieven biedt. In Genève is overeengekomen dat alle landen die bij deze onderhandelingen betrokken zijn nog vóór het zomerreces nieuwe en verbeterde liberalisatie-aanbiedingen zullen moeten doen. De EU heeft onlangs de WTO-partners, waaronder landen uit de Aziatische regio, zoals India, Maleisië, Korea, Indonesië, schriftelijk op de hoogte gebracht van de in die landen geconstateerde concrete belemmeringen op het gebied van markttoegang en nationale behandeling. De EU zal deze bevindingen als onderhandelings-instrument gebruiken tijdens de onderhandelingen die volgens het in Genève overeengekomen strak tijdschema elke maand zullen plaatsvinden. Landen die in Azië als belangrijke groeimarkten worden beschouwd, zoals India, Maleisië en Indonesië, zijn ook partij bij het WTO-akkoord betreffende basis-telecommunicatie-diensten (o.a. spraaktelefonie, data, fax, mobiele communicatiesystemen) dat op 15 februari jl. werd gesloten. Over dit akkoord heb ik de Kamer per brief van 28 februari jl. reeds afzonderlijk ingelicht. Hoewel in deze landen nog investeringsbeperkingen of overgangsperioden voor volledige liberalisatie bestaan, is het voor buitenlandse investeerders van grote betekenis dat ook deze landen nu gebonden zijn aan o.a. algemene principes van eerlijke concurrentie en objectieve vergunningverlening die in dit WTO-akkoord zijn vastgelegd. Aangezien Nederland groot belang hecht aan meer samenwerking met (en markttoegang in) Azië op het gebied van de informatietechnologie, is het een goede zaak dat het Information Technology Agreement is gesloten (onlangs is de Kamer per brief over dit akkoord geinformeerd). Bij deze Overeenkomst zijn momenteel de volgende Aziatische landen partij: Filippijnen, Hong Kong, India, Indonesië, Japan, Macao, Maleisië, Singapore, Taiwan, Thailand en Zuid-Korea. De landen hiervan met het grootste handelsaandeel in ITA-producten zijn Japan (15,6%), Singapore (10,7%), Maleisië (5,0%) en Hong Kong (4,3%). Daarnaast vormen landen India, de Filippijnen en Indonesië grote potentiële groeimarkten op dit terrein. Overigens is voor een groot deel van de Aziatische landen voor een aantal producten een langere overgangsperiode voor de afbraak van de invoerrechten overeengekomen dan de standaardovergangsperiode die in het jaar 2000 afloopt. Een heikel punt is momenteel de aanstaande toetreding van China tot de WTO. Recentelijk hebben de deelnemers aan de Quad (EU, VS, Japan, Canada) duidelijk gemaakt dat zij deelname door China aan het ITA als belangrijke voorwaarde zien voor uiteindelijke toetreding. Hoewel China nog maar een zeer beperkt aandeel in ITA-producten kent (2,7%), heeft deze markt grote potentie op dit gebied. En marge van het ITA, is tussen de V.S., Japan en de EU overeengekomen dat de EU deel zal nemen aan de zogenaamde «Semi-conductor Council». Dit forum waarin het particuliere bedrijfsleven overleg pleegt over de ontwikkelingen in de halfgeleiderssector, bestond tot voor kort slechts uit Amerikaanse en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
11
Japanse bedrijven. Ook Zuid-Korea zal nu deelnemen, terwijl gekeken zal worden naar toetreding van landen als Canada, Taiwan en mogelijk zelfs China. De Staatssecretaris van Economische Zaken, A. van Dok-van Weele
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 24 214, nr. 6
12