Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2003–2004
29 200 VI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2004
Nr. 158 HERDRUK*
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 24 mei 2004 De vaste commissie voor Justitie1 heeft op 15 april 2004 overleg gevoerd met minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie over: – brief van de minister van Justitie d.d. 24 oktober 2003 over de aanpak van het kabinet inzake antisemitische incidenten (29 200-VI, nr. 62); – brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 19 december 2003 inzake Nationaal actieplan tegen racisme (NAP-NL/antiracisme) (29 200-VI, nr. 121). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (VVD), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, C q örüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Kant (SP), Wolfsen (PvdA), Azough (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD) en Lazrak (Groep Lazrak). Plv. leden: Van Hijum (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer (SP), Arib (PvdA), Karimi (GroenLinks), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van As (LPF), Örgü (VVD), Lambrechts (D66) en Rijpstra (VVD). * I.v.m. een correctie op blz. 9.
De heer Dijsselbloem (PvdA) constateert dat het aantal meldingen van discriminatie en antisemitisme de afgelopen tijd schrikbarend is toegenomen. Meestal gaat het nog steeds om «zwart/wit»-discriminatie met blanke autochtone daders, maar het gaat steeds vaker om conflicten tussen etnische minderheden, beschimping van homoseksuele leraren door jongeren et cetera. Het begrip «tolerantie» heeft de passieve lading van afzijdigheid gekregen en moet zijn actieve betekenis terugkrijgen: betrokkenheid, werken aan het gevoel van gemeenschappelijkheid en samen weerstand bieden tegen discriminatie. De PvdA-fractie wil de in oktober 1991 door vele maatschappelijke organisaties, de toenmalige premier en de toen in de Kamer vertegenwoordigde politieke partijen ondertekende verklaring tegen discriminatie aan de vergetelheid onttrekken, omdat de prestaties van overheid en samenleving bij het bestrijden van discriminatie nogal eens worden overgewaardeerd. Daartoe overhandigt de heer Dijsselbloem een poster van die verklaring aan de minister. Is zij bereid om alle ondertekenaars van die verklaring of hun rechtsopvolgers uit te nodigen voor een nationale conferentie tegen rassendiscriminatie en om hen te herinneren aan hun beloften? Er is een nieuwe aanwijzing van het college van PG’s over discriminatie, maar de uitvoering van de vorige aanwijzing laat veel te wensen over. De Universiteit van Leiden en de Anne Frank Stichting hebben geconstateerd dat politie en justitie in gebreke blijven bij de opsporing en vervolging van racisme en discriminatie; slechts 8% van de gewelddadige incidenten
KST77181 0304tkkst29200VI-158 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2004
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
1
1
wordt opgehelderd. Is de minister bereid om middels dossieronderzoek de verklaring hiervan te achterhalen? Om de onaanvaardbaarheid van racisme en discriminatie te benadrukken, moet de aangiftebereidheid toenemen en moet de vervolging succesvoller worden. Veel jongeren vinden de drempel voor het doen van aangifte te hoog. Te vaak worden aangiften niet belangrijk genoeg geacht om te worden geregistreerd of wordt er geen onderzoek uitgevoerd. De bottleneck lijkt bij de politie te liggen. Ligt het aan de capaciteit, de prioriteit of de mentaliteit? Wat gaat de minister daaraan doen? Is de regering bereid om hierover iets op te nemen in de prestatieafspraken met de politiekorpsen? Als de training van het Amsterdamse korps door de Anne Frank Stichting succesvol is, wil de regering dan bevorderen dat dit project dan aan alle korpsen wordt aangeboden? Slechts vijf Amsterdamse scholen bezochten in 2003 het Anne Frank Huis, terwijl bijvoorbeeld in Frankrijk alle scholen aandacht moeten besteden aan de shoah. Is de regering bereid om in de curricula van scholen op te nemen hoe zij actief aandacht moeten besteden aan de Tweede Wereldoorlog om de uiterste gevolgen van racisme en discriminatie inzichtelijk te maken voor de leerlingen? Blijft het belang van de Tweede Wereldoorlog voldoende overeind nu het aantal kerndoelen in het onderwijs drastisch wordt beperkt en hoe is een blijvend aanbod van relevant lesmateriaal gegarandeerd nu de bijdrage van het ministerie van OCW aan het Landelijk Bureau ter bestrijding van rassendiscriminatie (LBR) wordt afgebouwd? Er is immers een nieuwe vorm van antisemitisme, met name bij jongeren van Marokkaanse afkomst, die geen onderscheid maken tussen Israël en joodse Nederlanders. In het onderwijs wordt onvoldoende belicht dat 150 000 Marokkaanse soldaten sneuvelden bij de verdediging en de bevrijding van Europa in de Tweede Wereldoorlog en dat de toenmalige Marokkaanse koning zijn joodse onderdanen openlijk in bescherming nam. Op internet is steeds meer antisemitisme te vinden, maar de regering lijkt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Duitse regering, te berusten in de totale normloosheid van dat medium. Onderschrijft de minister nog steeds dat wat «off line» niet mag, ook «on line» niet mag en hoe geeft zij daar concreet invulling aan? Is zij bereid om capaciteit in te zetten voor het «patrouilleren» op webfora die dagelijks worden gevuld met grove racistische uitlatingen? Zo niet, wat doet dit «normen en waarden»kabinet dan wel aan deze vorm van normloosheid? Ook via Arabische tv-programma’s bereikt veel antisemitisme ons land. Is de regering bereid om dit punt in haar contacten met moslimlanden rond de Middellandse Zee aan de orde te stellen tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap om duidelijk te maken dat dit strijdig is met allerlei internationale overeenkomsten? Wat betekent de cumulatie van bezuinigingen op de subsidies aan organisaties die zich bezighouden met het bestrijden van discriminatie voor de toekomst? Worden de subsidies aan het Meldpunt discriminatie internet (MDI) en het LBR na 2004 geheel beëindigd? Heeft dit onderwerp voor het kabinet geen urgentie? Veel allochtone jongeren krijgen door discriminatie geen werk. Die demotiverende discriminatie op de arbeidsmarkt, maar ook in het uitgaansleven en bij inschrijving op scholen blijft verborgen en is moeilijk te bestrijden. Is de regering bereid om deze vormen van discriminatie actief te bestrijden door «undercover»-operaties? De heer Van der Staaij (SGP) constateert dat de toename van het aantal antisemitische incidenten een harde en consequente bestrijding vereist, ook omdat de Tweede Wereldoorlog heeft aangetoond waar systematische demonisering van het jodendom toe kan leiden. De concrete beleidsvoornemens zijn echter mager. Vanwege de bijzondere plaats van het antisemitisme moet de bestrijding daarvan zelfstandige aandacht krijgen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
2
en niet verdwijnen in het algemene antiracismebeleid. Een groot deel van de antisemitische incidenten wordt veroorzaakt door uit Noord-Afrika afkomstige jongeren en vereist dus een specifieke benadering. De eerste verantwoordelijkheid ligt bij de ouders, maar sommige jongeren worden juist door hun opvoeding geconfronteerd met een antisemitische houding, die wordt versterkt door Arabische tv-zenders met anti-joodse berichtgeving. Is de regering bereid om er, zo nodig door aanscherping van de Wet inburgering nieuwkomers, voor te zorgen dat bij de inburgering meer aandacht wordt besteed aan de positie van het jodendom en aan de onaanvaardbaarheid van antisemitisme? Daarbij zou het verschil tussen kritiek op Israël en jodenhaat c.q. antisemitisme duidelijk moeten worden gemaakt, want kritiek op Israël mag geen excuus of dekmantel zijn voor antisemitisme. Het onderwijs zou meer aandacht moeten besteden aan de shoah, maar ook aan de grote positieve bijdragen van de joden aan de Europese cultuur. Bij de viering van 4 mei zou, los van thematische toespitsingen, altijd aandacht moeten worden besteed aan wat de joden in de Tweede Wereldoorlog is aangedaan. Het opsporingsbeleid van het OM is op papier goed, maar in de praktijk gebeurt er vaak te weinig met aangiften en wordt de ambitie niet waar gemaakt. Ook voor het aanpakken van de vele antisemitische sites op internet lijkt de echte wil nog te ontbreken. Waarom hebben de antisemitische uitingen op de site maroc.nl bijvoorbeeld niet tot strafrechtelijke vervolging geleid? Wat de antisemitische geluiden in Arabische media betreft: wil de minister er in EU-kader voor pleiten dat Arabische landen die hieraan meewerken, daarop worden aangesproken, ook op basis van verdragen met die landen? Welke concrete mogelijkheden zijn er om het in ons land ontvangen van dubieuze Arabische zenders aan banden te leggen? Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar deze verwerpelijke geluiden hebben een enorme negatieve invloed. Hiernaast moet een inhoudelijke dialoog op gang worden gebracht tussen degenen die een antisemitische houding innemen en de joodse Nederlanders. Welke structuren zijn daartoe denkbaar? De doelstellingen en tijdpaden van het Nationaal actieplan tegen racisme (NAP) zijn op sommige punten niet hard of concreet genoeg. De heer Eerdmans (LPF) constateert dat er spanningen ontstaan in de samenleving omdat de Nederlandse bevolking snel verandert van een etnisch homogene naar een etnisch diverse samenstelling. Veel autochtonen ervaren dit als een afnemende vanzelfsprekendheid van het eigene. De LPF-fractie zal zich blijven inzetten voor de handhaving van de Nederlandse identiteit. De multiculturele samenleving is een multicultureel drama geworden, juist omdat veel culturen maar moeizaam naast elkaar blijken te kunnen bestaan. Uit angst voor het verwijt van discriminatie is te lang gezwegen over deze problemen. Dit debat moet op alle niveaus open worden gevoerd, waarbij af en toe harde woorden kunnen vallen. Het is goed dat de politieke correctheid die de discussie te lang heeft verlamd, verdwijnt en dat discussie niet meer kan worden tegengehouden met het verwijt van vreemdelingenhaat of discriminatie. Het NAP heeft in feite een verkeerde naam: het bredere begrip «discriminatie» is beter dan het daaronder vallende begrip «racisme». Te veel instanties houden zich bezig met het gemeenschappelijke doel, bestrijding van discriminatie. Workshops over de vraag hoe ons verre slavernijverleden ons kan helpen bij de bestrijding van discriminatie, zijn bijvoorbeeld niet zinvol. Er zijn vele recentere voorbeelden van discriminatie waaruit lessen kunnen worden getrokken; aan het Nederlandse slavernijverleden kan in het onderwijs specifieke aandacht worden besteed. De LPF-fractie pleit ervoor om zo in deze lappendeken te snijden dat er maximaal drie landelijke organisaties overblijven. Wil de minister daartoe een overzicht geven van de gesubsidieerde instanties?
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
3
De heer Eerdmans vraagt wanneer de nota van de minister van BVK over de botsende grondrechten in een pluriforme samenleving zal verschijnen. Op bladzijde 10 van het NAP is sprake van formuleringen van ministers, burgemeesters of wethouders die als «discriminatoir» worden omschreven. Wie worden daarmee bedoeld? Op het punt van het antisemitisme vraagt de heer Eerdmans met name aandacht voor het aanpakken van antisemitische websites op het internet. Wil de minister iets doen aan het feit dat bepaalde islamitische taxichauffeurs in Amsterdam geen homoseksuelen willen vervoeren naar het uitgaansgebied voor homoseksuelen, zoals homoseksuele leden van de LPF hebben ondervonden? De heer Jager (CDA) onderschrijft de analyse in het NAP. De situatie is ernstiger dan vaak wordt gedacht, zoals blijkt uit het fors toenemende aantal antisemitische incidenten. Daar moet hard en effectief tegen worden opgetreden. Maatschappelijke scheidslijnen lijken te zijn verscherpt en incidenten of het beleid van staten worden steeds vaker als maatstaf gebruikt voor de beoordeling van hele bevolkingsgroepen. Dit leidt ertoe dat groepen mensen zich in eigen kring terugtrekken. Racisme, discriminatie en antisemitisme zijn structurele problemen die structureel en breed moeten worden aangepakt. De uitvoering van het NAP vergt dus veel aandacht. Een snelle toename van het aantal allochtonen in bepaalde wijken of steden kan een voedingsbodem voor racisme en vreemdelingenhaat zijn. Daarom moeten allochtonen meer over steden en regio’s worden verspreid. Hiervoor moeten de veiligheid en de differentiatie van het woningaanbod in bestaande stadswijken toenemen. Daarnaast moet in randgemeenten en groeikernen voldoende aanbod van betaalbare woonruimten worden geschapen; daarover moeten gemeenten en woningbouwcorporaties in regionaal verband al of niet vrijwillig tot afspraken komen. Scholen hebben een belangrijke rol bij het tegengaan van racisme en aanverwante vormen van discriminatie. Overdracht van waarden en normen is van groot belang. Daaraan moet in het hele lespakket aandacht worden besteed. Ook de maatschappelijke stage kan op dit punt een belangrijke bijdrage leveren. In het onderwijs moet structureel aandacht worden besteed aan antisemitisme en de jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog, maar ook aan het feit dat Marokkanen in die oorlog met de Geallieerden hebben meegevochten, aan het in Marokko vreedzaam samenleven van joden en Marokkanen en aan slavernij. Het is dan ook vreemd dat veel gemeenten bezuinigen op het via het onderwijs bestrijden van discriminatie of geen aanleiding zien voor een antidiscriminatiebeleid. Mede door discriminatie op de arbeidsmarkt neemt de werkloosheid onder allochtonen sneller toe dan die onder autochtonen, terwijl participatie op de arbeidsmarkt juist een van de belangrijkste instrumenten voor integratie is. Daarom is het goed dat dit probleem wordt aangepakt in het NAP. Door het grote aantal nationale antidiscriminatieorganisaties bestaat het risico van versnippering in deelbelangen, doublures en tijdrovend overleg. Daarom moet worden gestreefd naar meer eenduidigheid, samenwerking, vereenvoudiging, efficiency en kwaliteitsverbetering. Het is goed dat de regering uitgaat van een integrale aanpak van alle vormen van discriminatie. Is het, gelet op de verwevenheid tussen antidiscriminatiebeleid en het integratiebeleid, niet zinvol om te komen tot een goede onderlinge afstemming? Hoe zal de Kamer worden geïnformeerd over de jaarlijkse evaluatie van de implementatie van het NAP? Wanneer wordt duidelijk of de maatregelen van de vorige regering ter bestrijding van het antisemitisme succes hebben? Wat zijn de resultaten van de bestrijding van via internet en tv verspreide uitingen van discrimi-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
4
natie en antisemitisme? De vrijheid van meningsuiting kent immers grenzen. De heer Luchtenveld (VVD) constateert dat de belangrijke rol die jongeren van Noord-Afrikaanse afkomst spelen bij het toenemende antisemitisme aantoont dat het antiracismebeleid niet leidt tot meer acceptatie. Gaat de regering onderzoeken of dat beleid een verkeerde insteek is? Wat wordt er concreet gedaan tegen antisemitische uitingen op internet? Wacht justitie op meldingen of pleegt zij zelf onderzoek? De verhoging van de straf voor misdrijven waarbij racisme in het spel is, is op zich positief, maar hoe kan men aantonen of racisme de achtergrond voor het misdrijf was? Welke knelpunten heeft de bij de politie uitgevoerde quick scan opgeleverd en hoe worden die aangepakt? Internationaal krijgt het Nederlandse antidiscriminatiebeleid veel waardering, maar op sommige punten moet het beleid worden geconcretiseerd. Moet bijvoorbeeld niet worden nagegaan of bij de verdeling van stageplaatsen door scholen of werkgevers wordt gediscrimineerd? Kan worden bekeken of preventieve acties in het onderwijs effect hebben gehad, bijvoorbeeld bij het begin van de Irak-oorlog? De dialoog is heel belangrijk voor het kweken van onderling respect, maar hoe wil het Nationaal platform voor overleg en samenwerking tegen racisme brede kennis creëren van de verschillen tussen mensen? De vele belangengroepen ter bestrijding van een specifieke vorm van discriminatie mogen niet leiden tot een verscherping van vooroordelen en van de onderlinge spanningen tussen groepen. Zij moeten daarom niet de verschillen, maar juist het gemeenschappelijke streven naar een vreedzame samenleving benadrukken. Worden initiatieven gestimuleerd die gericht zijn op verbetering van de coördinatie tussen verschillende deelbelangen of zelfs op samenvoeging? Bundeling van krachten in de strijd tegen discriminatie zou immers een goede zaak zijn. Als de nota over de botsende grondrechten moet kunnen leiden tot een mogelijke grondwetsherziening, zou de eerste lezing van die grondwetsherziening al in deze kabinetsperiode tot stand moeten komen. Die nota moet er dus snel komen. En wanneer zal de Kamer het wetsvoorstel inzake gedeeld burgerschap ontvangen? Wordt er voldoende aandacht besteed aan de bijdrage die kennis van de Nederlandse geschiedenis kan leveren aan het bestrijden van discriminatie en aan een goede integratie? Mevrouw Azough (GroenLinks) benadrukt het gevaar van het structurele fenomeen dat mensen niet als individu, maar als lid van een groep worden aangesproken. Dit kan leiden tot frustratie, angst en het zich als groep afkeren van de samenleving. Hoe gaat de minister zelf dit probleem aanpakken om iedereen bij het debat te betrekken? Discriminatie komt in alle bevolkingsgroepen en etnische groeperingen voor. In 75% van de geregistreerde gevallen zijn de daders nog steeds autochtonen, maar ook antisemitisme en discriminatie van homoseksuelen door allochtone jongeren moeten krachtig bestreden worden. Alle vormen van discriminatie zijn ontoelaatbaar. Daarom is het zorgelijk dat directies en scholen het niet opnemen voor leraren die door leerlingen worden geïntimideerd omdat zij bijvoorbeeld les geven over de Tweede Wereldoorlog. Het onderwijs dient immers juist veel aandacht te besteden aan die oorlog en de jodenvervolging, maar ook aan diverse religies en actuele politieke brandhaarden. De verhoging van de strafmaat bij structurele vormen van discriminatie is een goede maatregel, maar een mentaliteitsverandering is cruciaal. Hoe wordt het streven om de maatschappelijke dialoog te stimuleren, concreet ingevuld en wat houdt de bewustwordingscampagne in? Daarnaast is segregatie een belangrijk obstakel voor onderlinge contacten en bevordert
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
5
het discriminatie. Wil de minister zich inzetten voor concrete verplichtende maatregelen om segregatie in wonen en in het onderwijs tegen te gaan? Vele initiatieven worden in het NAP niet genoemd, bijvoorbeeld de Stichting islam en burgerschap, die met de joods-Marokkaanse Stichting Maimon een gezamenlijk Mimoena-feest heeft gehouden, of de Stichting Yusef, die ijvert voor een normale benadering van homoseksuelen door moslimjongeren, maar die wegbezuinigd dreigt te worden. Welk belang hecht de minister aan dit soort initiatieven? Discriminatie via bedreiging en mishandeling vergt een daadkrachtige lokale aanpak door de politie en actieve vervolging door het OM. Hoe zorgt de minister ervoor dat in alle gemeenten bestrijding van discriminatie dezelfde urgentie heeft en dat de politie over voldoende kennis van discriminatiezaken beschikt? Hoe is de daling in 2003 van het aantal meldingen van antisemitisme te verklaren? Neemt de aangiftebereidheid misschien af? Veel aangiften van antisemitisme blijven immers bij het OM liggen zonder dat er actie wordt ondernomen. Dat is ontoelaatbaar, ook bij andere vormen van discriminatie. Het moet duidelijk worden dat het zin heeft om een klacht in te dienen. Arbeid bevordert de integratie, maar er zijn aanwijzingen dat juist op de arbeidsmarkt veel discriminatie plaatsvindt. De commissie-Blok en buitenlandse deskundigen hebben bevestigd dat de Wet Samen de enige effectieve maatregel hiertegen is, maar door fixatie op de (gelet op het belang van deze wet zeker niet hoge) administratieve lasten verdwijnt deze wet en er komt niets concreets voor terug. Er moet een eind komen aan de vrijblijvende houding van de overheid op dit punt, niet alleen ten behoeve van de emancipatie van deze jongeren, maar ook omdat de samenleving hen op langere termijn nodig heeft op de arbeidsmarkt. Welke concrete acties onderneemt dit kabinet? Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie) vindt dat het antisemitisme, gelet op het toenemend aantal antisemitische incidenten en de aparte positie die het door de eeuwen heen heeft ingenomen, in het beleid een apart aandachtspunt moet zijn, net als bij de OVSE. Omdat antisemitisme vooral voorkomt bij uit Noord-Afrika afkomstige immigranten, zou daar in de inburgeringscursussen aparte aandacht aan moeten worden besteed. Ook op scholen moeten dit fenomeen en de joodse geschiedenis in Europa meer aparte aandacht krijgen. Daarnaast zou de viering van 4 en 5 mei thematisch weer geconcentreerd moeten worden op de Tweede Wereldoorlog, met name op de holocaust en het antisemitisme in Europa door de eeuwen heen. Hoewel het lastig is om uitingen van antisemitisme op internet en Arabische tv-zenders aan te pakken, zou de inzet op dat punt wel wat ambitieuzer mogen zijn. Kunnen, ook in het kader van het aanstaande Nederlandse voorzitterschap van de EU, relevante Arabische landen worden aangesproken op de antisemitische uitingen op ook in Nederland te ontvangen tv-zenders? Het NAP verdient waardering. Het zou op sommige punten aangescherpt kunnen worden, maar discriminatie kan niet worden uitgebannen door regels van bovenaf; zij moet van onderaf worden aangepakt. Daardoor lijkt antidiscriminatiebeleid altijd een beetje schimmig. Uiteindelijk is de dialoog het enige instrument dat uiteindelijk resultaat zal boeken. Kan de minister dit soort initiatieven steunen? De heer Dittrich (D66) herinnert eraan dat in november 2000 is gesignaleerd dat het vanwege de verbrokkelde of ontbrekende registratie moeilijk is om inzicht te krijgen in de toename van racisme en discriminatie. Een op verbetering van de registratie door (semi-)overheidsinstellingen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
6
gerichte motie van zijn hand is toen aangenomen, maar niet uitgevoerd. Wil de minister die suggestie nu wel overnemen? Met het oog op de integratie is het te prijzen dat de minister bij de herdenking van 40 jaar Turkse gastarbeid een dankwoord heeft uitgesproken voor de arbeid die Turkse werknemers in Nederland hebben verricht. Ook de wijze waarop zij bij een bezoek aan een moskee een dialoog heeft gevoerd, verdient waardering. Gelet op het grote belang van het thema van de botsende grondrechten, zou de desbetreffende nota nog voor het zomerreces moeten worden behandeld. Wanneer zal die nota verschijnen? Wordt daarin ook ingegaan op het advies van de Commissie gelijke behandeling om het verbod op discriminatie zo uit te breiden dat ook discriminatie op grond van handicap, chronische ziekte, nationaliteit, seksuele geaardheid, leeftijd en burgerlijke staat daaronder valt? Ook de heer Dittrich vindt dat de bijzondere problematiek van het toenemende antisemitisme, die vooral veroorzaakt wordt door immigranten uit Noord-Afrika, aparte maatregelen vergt en niet in het algemene antidiscriminatiebeleid opgenomen moet worden. Aangiften mogen niet in een bureaula verdwijnen. Schoolbesturen mogen er niet in berusten als leraren uit angst voor agressieve reacties van leerlingen geen aandacht meer durven te besteden aan de shoah, want dat thema moet in het onderwijs aan de orde komen. Omwille van de betrokkenheid van jonge generaties bij de viering van 4 en 5 mei is de thematiek van die viering de afgelopen jaren verbreed, maar de aandacht voor de holocaust moet het belangrijkste thema blijven. In bilaterale contacten en via de EU moet Nederland erop blijven hameren dat antisemitische uitingen via in Nederland te ontvangen buitenlandse media ontoelaatbaar zijn. Er zal bekeken moeten worden hoe de invloed van die antisemitische buitenlandse media op de Nederlandse samenleving kan worden tegengegaan en wat er kan worden gedaan tegen antisemitische uitingen op internet. Een bundeling van op bestrijding van discriminatie gerichte organisaties is op zich bespreekbaar, maar daarbij moet de toegevoegde waarde van individuele organisaties doorslaggevend zijn. Kunnen de subsidievoorwaarden duidelijkheid geven over die eventuele meerwaarde? Daarnaast moet iedereen zich bij een bundeling vertegenwoordigd voelen en toegang hebben tot de nieuwe organisatie. Het LBR pleit er terecht voor om de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden jaarlijks te onderzoeken. In verband met de administratieve lastendruk zou dat niet moeten gebeuren via de Wet Samen of een aangepaste wet, maar via het inschakelen van werkgeversorganisaties. Daarnaast kunnen personeelsfunctionarissen worden aangesproken op de rol die zij op dit punt kunnen spelen en kan de verbreding van het netwerk van allochtonen worden gestimuleerd. Het antwoord van de minister De minister onderschrijft de urgentie van de bestrijding van discriminatie, racisme en antisemitisme. Er moet daarom ook worden gezocht naar onorthodoxe methoden voor een daadkrachtige en zo mogelijk verbeterde bestrijding. Een open discussie op basis van een heldere probleemstelling is noodzakelijk om oplossingen te kunnen vinden. Te lang heeft men de problemen niet helder durven te definiëren. Generalisering van een probleem moet uiteraard worden voorkomen, want zij leidt tot stigmatisering en uitsluiting. Daarom is het heel belangrijk om óók de goede ontwikkelingen te benadrukken. Ondanks veel positieve initiatieven zijn nog veel verbeteringen nodig in de werkwijze van de politie bij de aanpak van discriminatie en racisme, maar er worden langzaam maar zeker resultaten geboekt. Een mijlpaal was het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
7
aannemen door de Raad van hoofdcommissarissen op 14 januari 2004 van de volgende negen aanbevelingen van het Landelijk Bureau Discriminatiezaken bij de politie (LBD), waaraan uiterlijk 1 juli 2004 moet zijn voldaan: 1. het minimaal één keer per jaar agenderen van discriminatiebestrijding in de regionale driehoek; 2. het opnemen van het antidiscriminatiebeleid in het korpsjaarplan; 3. de implementatie van de aanwijzing discriminatie in de korpsen; 4. periodiek overleg over dit onderwerp tussen politie, OM, antidiscriminatiebureau (ADB) en gemeenten, bij voorkeur minimaal zes keer per jaar; 5. benoeming van contactpersonen discriminatie per korps; 6. verbetering van de registratiesystemen; 7. oplossen van het probleem van de onacceptabele behandelingstermijn; 8. per korps opstellen van een privacyprotocol met betrekking tot de uitwisseling van gegevens tussen OM, politie, ADB en gemeenten; 9. het opstellen van een reactieprotocol voor discriminatiezaken naar aanleiding van aangiften. In de zomer van 2004 zal het LBD toetsen in hoeverre de korpsen aan deze criteria hebben voldaan. De minister zal bijzondere aandacht besteden aan de resultaten van deze evaluatie. Door dit alles is opname van dit aandachtspunt in de prestatiecontracten met de politie niet nodig. De racistische en antisemitische uitingen op internet zijn zorgwekkend, maar ook op dat punt zijn er positieve ontwikkelingen: in 2003 zijn het aantal gemelde uitingen van discriminatie en het aantal antisemitische uitingen afgenomen en is de bereidheid tot het verwijderen van strafbare uitingen op internet sterk toegenomen. De piek in het aantal antisemitische uitingen in 2002 zou verklaard kunnen worden door de gebeurtenissen op 11 september 2001, de spanningen in het Midden-Oosten en acties van het Israëlische leger. Het afnemende aantal meldingen neemt niet weg dat de verharding op internet doorzet. Om de vervolging verder te verbeteren, voeren het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD) van het OM en het politiekorps Amsterdam/Amstelland regulier overleg met het MDI ten behoeve van nauwere samenwerking, bijvoorbeeld via het aanleveren van mogelijk strafbare zaken. Voorts stimuleert en adviseert het LECD de arrondissementsparketten in de strafrechtelijke aanpak van discriminatie op internet en brengt het LECD een nauwere samenwerking tot stand met de portefeuillehouder bij het landelijk parket. De Wet strafmaatverhoging bij structurele vormen van discriminatie biedt het OM vanaf 1 februari 2004 extra dwangmiddelen: de aanhouding buiten heterdaad en het onderzoek van telecommunicatie. De alertheid ten aanzien van discriminerende uitingen op internet neemt dus toe; meldingen zijn daarbij natuurlijk heel belangrijk om die uitingen te kunnen laten verwijderen. In 2002 heeft het MDI aangifte gedaan tegen maroc.nl vanwege discriminatoire uitlatingen. Het OM heeft daarna het webforum en de discussiefora op deze site gedurende enige tijd gevolgd en heeft in 2003 indringend gesproken met het bestuur van maroc.nl; de racistische uitlatingen zijn van de site gehaald. Vervolgens heeft het OM besloten om niet tot vervolging over te gaan, maar de site wordt wel nauwlettend gevolgd. Hierover neemt het OM periodiek contact op met het MDI. De minister kan niet in de afweging van het OM in deze individuele zaak treden. In internationaal verband werkt het MDI heel nauw samen in het kader van het International Network against cyber hate. Deze internationale samenwerking begint vruchten af te werpen. In samenwerking met Amerikaanse en Duitse partners was het MDI bijvoorbeeld in staat om de jihad recruitment site «Sluit je aan» van het internet verwijderd te krijgen. Het OM laat geen meldingen van antisemitisme liggen, maar het schort soms aan goede communicatie. Het OM zal zorgdragen voor een transpa-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
8
rant beleid, zoals verwoord in de aanwijzing discriminatie. De minister zal haar collega van Justitie nogmaals vragen om het OM te verzoeken om toe te zien op een juiste bejegening van degenen die aangifte doen. In de aanwijzing discriminatie staat overigens al dat degenen die aangifte doen, geïnformeerd moeten worden over de afloop van de zaak. Een pilot met betrekking tot de registratie van commune delicten met een discriminatoire achtergrond is bijna afgerond. Als de evaluatie van de pilot de noodzaak aantoont, zal een code in het computerregistratiesysteem van het OM worden ingevoerd. Op basis van de uit dat geautomatiseerde systeem voortkomende informatie zal gericht dossieronderzoek naar racistische incidenten kunnen worden verricht; tot dan zou een dergelijk dossieronderzoek veel tijd en menskracht kosten. Overigens zijn ook de aanbevelingen van het LBD en de nog in ontwikkeling zijnde monitor racisme gericht op verbetering van de registratie. Naast de politie besteden ook de ADB’s, de expertisecentra en de Nationale ombudsman aandacht aan registratie van de klachten. Er is dus geen behoefte aan een nieuw registratiesysteem. Naar aanleiding van de in 2001 in Durban gehouden wereldconferentie tegen racisme ligt in het NAP de nadruk op racisme, maar alle vormen van discriminatie worden in een integrale benadering bestreden. Een apart beleid ter bestrijding van antisemitisme is dus niet nodig, maar dat neemt niet weg dat de bestrijding van antisemitisme veel aandacht krijgt. Het NAP is opgesteld om kaders aan te geven waarbinnen toekomstige activiteiten worden ontwikkeld. Waar mogelijk zijn concrete activiteiten opgenomen, maar het NAP is ook een aanvulling op reeds bestaand beleid en met het kader van het NAP als uitgangspunt kan worden geleerd van de dialoog met allerlei groepen in de bevolking en van initiatieven die worden ontwikkeld. De Kamer wordt in het kader van de jaarlijkse begroting geïnformeerd over de implementatie van het NAP. Afhankelijk van de jaarlijkse evaluatie wordt de verdere concrete uitvoering van het plan bijgehouden en zo nodig bijgesteld. De monitor racisme zal een belangrijk instrument zijn om trends en eventueel noodzakelijke beleidsaanvullingen of -aanpassingen te signaleren. Er is inderdaad een lappendeken van organisaties die zich bezighouden met de bestrijding van discriminatie. Effectieve samenwerking tussen organisaties is gewenst. Daarbij moet ook worden bekeken of de organisaties elkaar in die samenwerking versterken of dat bepaalde organisaties hetzelfde doen of zelfs tegengestelde doelstellingen hebben. De minister zal de Kamer een overzicht doen toekomen van de organisaties die door haar ministerie worden gesubsidieerd en zij zal proberen om ook de rest van het veld in kaart te brengen. Zij zal kritisch kijken naar de doelstellingen van de verschillende organisaties en naar de mate waarin die doelstellingen worden gerealiseerd. Het initiatief van de Stichting Yusef is positief, maar niet ieder positief initiatief kan leiden tot subsidiëring van de desbetreffende organisatie. Het stroomlijnen van de lappendeken aan organisaties heeft immers prioriteit. Vanuit dat uitgangspunt zullen initiatieven met positieve effecten echter wel worden gesubsidieerd. De subsidies aan de LBR en de MDI gelden overigens niet alleen nog maar voor 2004; die subsidies zijn dan ook opgenomen in de meerjarenbegroting. Omdat het, ook voor het lokale integratiebeleid, belangrijk is dat gemeenten een antidiscriminatiebeleid voeren, zal de minister in het volgende bestuurlijke overleg met de gemeenten vragen of zij op dat beleid niet zullen bezuinigen. Met de opmerking in het NAP over burgemeesters die discriminerende opmerkingen zouden hebben gemaakt, wordt gewezen op de voorbeeldfunctie van bestuurders. Er wordt dus niet gedoeld op bepaalde personen. Discriminatie op de arbeidsmarkt is een belangrijk punt van zorg. Er zijn al veel maatregelen genomen om die discriminatie tegen te gaan en een nieuwe nota van de staatssecretaris van SZW zal enkele nieuwe concrete
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
9
acties aankondigen. De recent uitgebreide wettelijke bescherming tegen discriminatie zal verder worden uitgebreid, het diversiteitmanagement wordt gestimuleerd en in 2004 zal een landelijk centrum diversiteitmanagement worden opgericht, er vinden allerlei bewustwordingsactiviteiten plaats en de bevoegdheden van de Commissie gelijke behandeling worden verder uitgebreid. Het ministerie van SZW heeft het LBR een subsidie verstrekt voor het ontwikkelen van een procedure voor het gebruik van psychologische tests, opdat etnische minderheden bij die tests gelijke kansen hebben. De minister neemt de signalen dat bij de verdeling van stageplaatsen wordt gediscrimineerd serieus. De minister zal hierover contact opnemen met de minister van OCW en zal de Kamer schriftelijk laten weten welke maatregelen hiertegen worden genomen. Scholen richten zelf hun geschiedenisonderwijs in, maar de minister zal de minister van OCW erop wijzen dat ook actief geschiedenisonderwijs, zoals een bezoek aan het Anne Frank Huis, van belang is. Het is heel belangrijk dat in het onderwijs de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging in een evenwichtig perspectief worden gezet. Ook in de nieuwe inburgeringscursussen zal daar aandacht aan worden besteed. Diverse Kamerleden hebben erop gewezen dat vooral Noord-Afrikaanse immigranten zich schuldig maken aan antisemitisme, maar het gaat daarbij gewoon om Nederlandse jongens van de derde generatie. Juist daarom is voor het onderwijs op dit punt een belangrijke rol weggelegd. In het door het ministerie van OCW geformuleerde nieuwe leerdoel «burgerschap» wordt ook veel aandacht besteed aan de waarden en normen binnen de Nederlandse samenleving. «Tolerantie» moet inderdaad weer een actief begrip worden. Daartoe worden in het kader van «gedeeld burgerschap» ook activiteiten en medewerking van mensen verlangd. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU zal een conferentie over gelijke behandeling worden georganiseerd waarbij alle discriminatiegronden aan de orde zullen komen. De minister zou het toejuichen als een van de ondertekenaars van de verklaring tegen discriminatie, bijvoorbeeld een politieke partij, het initiatief neemt tot het organiseren van een conferentie over rassendiscriminatie en zal daar graag aan meewerken, maar gelet op de volle agenda in verband met het Nederlandse voorzitterschap en op het feit dat de regering al veel aandacht aan dit onderwerp besteedt, zal zij daar niet zelf het initiatief toe nemen. De Kamer zal de nota inzake grondrechten in een pluriforme samenleving eind april of begin mei ontvangen. De vragen die verband houden met het rapport-Blok, zullen worden meegenomen in de kabinetsreactie op dat rapport. Omdat maatregelen tegen racistische tv-uitzendingen binnen het kader van artikel 7 van de Grondwet moeten plaatsvinden, is preventief ingrijpen onmogelijk. Bovendien ontbreekt ten aanzien van programma’s uit het buitenland de Nederlandse rechtsmacht. Omdat dit een onbevredigende situatie is, zal de minister dit punt nader uitzoeken en zal zij er later op terugkomen. Nadere gedachtewisseling Mevrouw Azough (GroenLinks) vraagt waarom het NAP niet is gebaseerd op de in Durban geformuleerde actiepunten. De maatregelen ter verbetering van de werkwijze van de politie zijn niet voldoende. Het ontbreken van een protocol dat moet worden gehanteerd bij de behandeling van aangiften van discriminatie, leidt bijvoorbeeld soms tot een ambivalente reactie van de politie op incidenten. De voor bestrijding van het structurele probleem van discriminatie op de arbeidsmarkt vereiste daadkracht ontbreekt. «Management by speech» is onvoldoende. Tot slot vraagt mevrouw Azough een reactie op berichten dat het MDI niet altijd goed functioneert.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
10
De heer Luchtenveld (VVD) benadrukt de ernst van de arbeidsmarktdiscriminatie. Op dat punt zouden de maatregelen verder geconcretiseerd moeten worden, bijvoorbeeld via «undercover»-operaties die vervolging van deze vorm van discriminatie mogelijk zouden maken. De heer Jager (CDA) wijst erop dat op de evaluatiemomenten zal moeten blijken dat de voorgenomen maatregelen zijn uitgevoerd en effect hebben. Het is verdedigbaar om geen apart beleid ter bestrijding van antisemitisme te hanteren, maar omdat het antisemitisme op dit moment toeneemt, moet juist dat wel heel nauwlettend in de gaten worden gehouden. Er moet lering worden getrokken uit eerdere ervaringen met een derde generatie in de jaren zeventig en tachtig: de derde generatie moet extra aandacht krijgen die niet blijft steken in pappen en nathouden. De heer Van der Staaij (SGP) meent dat in de praktijk nog te weinig voortvarendheid wordt betracht bij de behandeling van aangiften van antisemitisme op internet. Waarom leiden veel gegronde aangiften niet tot vervolging? De afname van het aantal antisemitische uitingen op internet in 2003 is juist niet geruststellend: ten opzichte van uitingen van andere vormen van discriminatie neemt het aantal uitingen van antisemitisme op internet juist toe, de geconstateerde uitingen zijn slechts het topje van de ijsberg en bovendien lijkt het aantal in 2004 weer toe te nemen. Wil de minister schriftelijk aangeven hoe in de praktijk met dit probleem wordt omgegaan? Doet de minister de harde toezegging dat in de inburgeringscursussen aandacht zal worden besteed aan de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging? Is de minister bereid om de bronlanden van buitenlandse tv-zenders met antisemitische uitingen daarop aan te spreken? Een specifiek beleid ter bestrijding van antisemitisme is wel degelijk wenselijk, omdat die bestrijding anders ondersneeuwt in het totale beleid. De heer Dijsselbloem (PvdA) vindt dat de minister de urgentie van het bestrijden van discriminatie onvoldoende onderkent. Op papier worden veel goede voornemens geformuleerd, maar tot nu toe hebben goede voornemens steeds te weinig resultaten opgeleverd. De minister van Justitie heeft eerder gezegd dat alleen dossieronderzoek kan aantonen waarom slechts 8% van de gewelddadige incidenten met een racistische achtergrond tot vervolging heeft geleid. Het is onbegrijpelijk dat de minister nu zegt dat pas na voltooiing van het automatiseringstraject bij het OM uitgezocht kan worden om welke dossiers het gaat, want daar is al onderzoek naar gedaan. Kan zij dat dossieronderzoek toezeggen en is zij bereid om te bekijken in hoeverre «cold cases» alsnog tot vervolging kunnen leiden? Ook ten aanzien van antisemitische uitingen op internet en buitenlandse tv-zenders ontbreekt bij de minister nog het vereiste gevoel van urgentie. Allochtone jongeren die zeer goed geïntegreerd zijn, worden steeds gefrustreerder doordat zij telkens aanlopen tegen discriminatie. Dat sluimerende proces is een groot risico voor de samenleving. Er moet een concrete vorm worden gevonden om die discriminatie bloot te leggen en aan te pakken. «Undercover»-operaties door speciale rechercheteams zouden daarvoor zeer geschikt zijn. De minister wijst erop dat het Verdrag van Durban 219 actiepunten met vele verschillende thema’s bevat. In het NAP zijn die actiepunten teruggebracht tot drie hoofdthema’s: bewustwording, leefomgeving en arbeidsmarkt. In die hoofdthema’s zitten heel veel van de 219 actiepunten. Het verdrag biedt overigens de mogelijkheid tot toepassing van nationale prioriteiten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
11
Een van de door de Raad van hoofdcommissarissen overgenomen aanbevelingen van het LBD is de opstelling van een protocol dat voorschrijft hoe de politie moet reageren op aangiften van discriminatiezaken. Een andere aanbeveling betreft de implementatie van de aanwijzing discriminatie, zodat die bekend is bij leidinggevenden en uitvoerenden. De minister onderschrijft de urgentie van het bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt. Het desbetreffende beleid bestaat dan ook niet uit loze woorden, maar uit concrete maatregelen. Zij zal de Kamer schriftelijk laten weten of er wettelijke mogelijkheden zijn voor «undercover»operaties die kunnen aantonen welke werkgevers zich in de praktijk schuldig maken aan discriminatie. Het doel van het overleg tussen het LECD, het MDI en het politiekorps Amsterdam/Amstelland is om de vervolging van uitingen van discriminatie op internet via concrete acties te verbeteren. De antisemitische uitingen op buitenlandse tv-zenders zullen door de minister worden besproken met haar collega’s van de desbetreffende landen; nadere schriftelijke informatie over dit punt had zij al toegezegd. Ook de bestrijding van antisemitische uitingen op internet zal zij schriftelijk toelichten. Ook op het pleidooi om de herdenking op 4 mei weer meer te richten op de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging, zal de minister schriftelijk reageren. De minister is niet tegen dossieronderzoek naar gewelddadige incidenten. Zodra de relevante gegevens zijn opgenomen in het geautomatiseerde systeem van het OM, zal een apart dossieronderzoek worden uitgevoerd. Ook op dit punt zal zij schriftelijk nader ingaan. De monitor discriminatie toetst op resultaten en uiteraard zal de minister ook zelf goed in de gaten houden wat er gedurende het jaar gebeurt, zodat bij de jaarlijkse rapportage duidelijk kan worden aangegeven welke concrete resultaten zijn bereikt. De minister garandeert dat de Tweede Wereldoorlog een belangrijke plaats zal krijgen in de inburgeringscursussen. Desgevraagd deelt de minister mee dat de Kamer haar brief met de op diverse punten toegezegde nadere schriftelijke informatie in mei 2004 zal ontvangen. De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer De griffier van de vaste commissie voor Justitie, Coenen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 200 VI, nr. 158
12