Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1991-1992
22309
Rijksmeerjarenprogramma Openluchtrecreatie en Toerisme 1992-1996
Nr. 2
Programma Inhoudsopgave 1.
Inleiding
5
2.
Beleidsuitgangspunten
6
2.1. 2.2. 2.2.1. 2.2.2. 2.3. 23.1 2.3.2. 2.4. 25
Inleiding Verstedelijkt gebied Priorïteiten in het verstedelijkt gebied Randstadgroenstructuur Landelijk gebied Prioriteiten in het landelijk gebied Nederland-Waterland Toeristisch beleid Internationaal
6 6 6 6 7 7 7 8 8
3.
Sectorinstrumentarium Openluchtrecreatie
3.1. 3.2. 3.2.1 3.2.2. 32.3
De wettelijke basis voor het Rijksmeerjarenprogramma Financiële grondslag voor het Rijksmeerjarenprogramma Algemeen Hetfinanciële kader 1 9 9 2 - 1 9 9 6 De financiële taakstelling per beleidscategorie
10 10 10 11 12
4.
Programma Openluchtrecreatie 1992 en later
13
41
Schematisch overzicht van het uitvoeringsprogramma 1992 per beleidscategorie Doorkijk Investeringsprioriteiten Vierde nota over de ruimtelijke ordening extra
13 13 13
5.
Programma 1991 en 1992 ten behoeve van de toeristisch– recreatieve infrastructuur
15
5.1. 52
Programma 1991 en 1992 Programma 1993 en verder
15 16
6.
Overige instrumenten
17
6.1. 62. 6.3.
Inleiding Instrumenten Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Recreatief medegebruik (overige) staatseigendommen
17 17 18
42. 43
110052F ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeveni Plantijnstraat 's Gravenhage 1991
blz.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
8
7.
Evaluatie programma 1990 voor de aanleg en het beheer van voorzieningen voor openluchtrecreatie en toerisme
7.1 7.1.1. 7.1 2
Evaluatie van het programtna Subsidietoezeggingen ten behoeve van voorzieningen Openluchtrecreatie Bestedmgen ten behoeve van de aanleg van recreatieve voorzieningen als gevolg van «werk met werk» maken Bijdragen in het kader van beheer en onderhoud Subsidietoezeggingen voor voorzieningen ten behoeve van de toeristisch– recreatieve infrastructuur Subsidietoezeggingen ten behoeve van recreatieve voorzieningen gerealiseerd in het kadervan het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP) Evaluatie van het programma overige instrumenten Regelingen Bos en Landschapsbouw en Landschapsbeheer Aanleg staatsbossen Bufferzonegronden Verkeer en Waterstaat Gerealiseerde recreatieplaatsen en hectares ten opzichte van de taakstelling in het Structuurschema Openluchtrecreatie Voortgang realisering Structuurschema Openluchtrecreatie Gerealiseerde voorzieningen algemeen Realisatie voorzieningen ten opzichte van de taakstelling
7.1.3. 7.1.4. 7.1.5. 7.2. 7.2.1. 7.2.2. 7.2.3. 7.2.4. 7.3 7.3.1. 7.3.2. 7.3.3.
20 20 20 21 22 22 22 22 22 22 22 23 23 23 24 25
Bijlage I. Programma 1992
27
Bijlage II. Gerealiseerde recreatieplaatsen en hectares
40
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
1. INLEIDING
Het voorliggende Rijksmeerjarenprogramma 1992 - 1996 is het zevende achtereenvolgende en bevat een programmering van de voor 1992 beschikbare gelden van het Rijk in de begroting van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) voor de aanleg en het beheer van voorzieningen. Ingevolge de ombuigingstaakstelling zal het budget van openluchtre– creatie met ingang van 1993 met f 5 mln. en van 1994 met f 10 mln. gulden worden gekort. Van de f 10 mln. valt ca. f 2 mln. buiten het bestek van dit meerjaren– programma. Een en ander impliceert dat een rijksbijdrage voor latere jaren slechts in overeenstemming met het toekomstig beleid zal kunnen worden toegezegd. Dit programma geeft gelet op de ingrijpende ontwik– kelingen (bezuinigingen, decentralisatie), alleen een beleidsmatige invulling voor 1992. Voor de latere jaren zal deze invulling plaatsvinden aan de hand van de Beleidsnota Openluchtrecreatie en het Structuur– schema Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie. In vergelijking met het vigerende beleid gaan de gedachten daarbij uit naar een verminderde rijksparticipatie in onder andere de stadsgewesten en de toeristisch– recreatieve aandachtsgebieden. De voor 1992 gehonoreerde projecten zijn nog op het huidige Structuurschema Openluchtrecreatie afgestemd. In het kader van de Decentralisatie-impuls heeft het Rijk voorgesteid de uitvoering van het beleid op het gebied van de Randstadgroen– structuur buiten landinrichtingsverband te decentraliseren naar het Provi– ciefonds, indien dit verdeeltechnisch mogelijk is. De middelen zullen zodanig worden verdeeld dat de prioriteit van de Randstadgroenstructuur wordt gehonoreerd. Uitgangspunt hierbij blijft dat de uitvoering van projecten welke deel uitmaken van het overeengekomen Voorbereidings– programma Randstadgroenstructuur doorgang kan vinden. Het structuur– schema Landbouw, Natuur en Openluchtrecratie zal het kader voor het terzake relevante toekomstig openluchtrecreatiebeleid blijven aangeven. Hiervoor zal een bedrag van 12,2 miljoen per jaar, inclusief efficiëncy-korting worden gedecentraliseerd. Tevens is besloten het rijks– aandeel (f 2,5 mln.) in het beheer van Midden-Delfland en Grevelingen te decentraliseren. Het ministerie van Economische Zaken geeft voor 1991 en 1992 de uit te voeren projecten op het gebied van de toeristisch - recreatieve infra– structuur aan. Op grond van bezuinigingen zal na 1992 geen geld meer beschikbaar worden gesteld voor dit instrument. Thans wordt het Structuurschema Landbouw, Natuur en Openluchtre– creatie opgesteld. De basis voor het recreatief - toeristische aandeel daarin, zal zijn vastgelegd in de Beleidsnota Openluchtrecreatie en de nota Ondernemen in toerisme (II, 1989 - 1990, 21 525, nr. 1 en 2, d.d. 1 juni 1990). Het nieuwe geïntegreerde Structuurschema zal mede rekening houden met de Vierde nota over de ruimtelijke ordening extra (Tweede Kamer, vergaderjaar 1990 - 1991, 21 879, nrs. 5 - 6). De hierin genoemde investeringsprioriteiten komen in dit Rijksmeerjarenpro– gramma aan de orde. Ten aanzien van toekomstige meerjarenprogramma's wordt opgemerkt dat mede gelet op de decentralisatie en de toekomstige beleidswijzi– gingen het voornemen is een Rijksmeerjarenprogramma met een ander karakter uit te brengen. Hierbij zal een groter accent komen te liggen op de hoofdlijnen van de realisatie van het totale openluchtrecreatiebeleid. De relatie tussen andere instrumenten en middelen die ten goede komen aan het openluchtrecreatiebeleid komen hierbij nadrukkelijk aan de orde. Daarentegen zullen specifieke uitvoeringsaspecten minder aandacht krijgen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
2. BELEIDSUITGANGSPUNTEN 2.1. Inleiding Rond het tijdstip van het uitbrengen van het Rijksmeerjarenprogramma wordt ook de Beleidsnota Openluchtrecreatie uitgebracht. Deze vormt tezamen met de nota Ondernemen in toerisme een bouwsteen voor het Structuurschema Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie. Dit Rijks– meerjarenprogramma is uitgegaan van het vigerende beleid. De beleidscategorieën voor toepassing van het huidige rijksbeleid op het gebied van de openluchtrecreatie zijn Stadsgewesten, de Randstadgroenstructuur en de Toeristisch Recreatieve Aandachts– gebieden met daarin de Nationale Landschappen. In dit hoofdstuk zullen de uitgangspunten voor dit Rijksmeerjarenpro– gramma Openluchtrecreatie en Toerisme 1992 - 1996 nader worden weergegeven. 2.2. Verstedelijkt gebied 2.2.1. Prioriteiten in het verstedelijkt gebied In het Structuurschema Openluchtrecreatie zijn de stadgewestelijke en enkele daarmee vergelijkbare gebieden aangemerkt als prioriteitsge– bieden voor de aanleg van recreatiegebieden en voor het treffen van maatregelen in de sfeer van het recreatief medegebruik. De Stadsgewesten in het westen vormen tezamen de Randstad, gelegen rondom het Groene Hart. Hier wordt in paragraaf 2.3.2. verder op ingegaan. De beleidsstrategie in de Stadsgewesten is de recreatiemogelijkheden dichter bij de mensen te brengen. Een streven dat gezien de milieupro– blematiek actueler is dan ooit. Bij het initiëren en nemen van maatre– gelen hiervoor wordt ondermeer gedacht aan het wegnemen of vermin– deren van negatieve effecten van infrastructurele werken, met name ten behoeve van het fietsen en wandelen, zoals snelwegen en spoorlijnen (barrièrewerking) en het verbeteren van de samenhang tussen stad en landelijk gebied met daarin de grootschalige recreatiegebieden, door middel van het aanbrengen van routestructuren. Bij de aanleg van recreatiegebieden zal gestreefd worden naar een functioneel hoogwaardige verbinding voor collectief - waaronder openbaar vervoer. De hierbovengenoemde maatregelen liggen geheel in lijn van het mobiliteitsbeleid uit het Structuurschema Verkeer en Vervoer. 2.2.2. Randstadgroenstructuur Door de snelle uitbreiding van de Randstad en vanwege de landschap– pelijke situatie verdient het kwaliteitsaspect van de mogelijkheden om te recreëren voor Randstadbewoners veel aandacht. Door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen komen de toch al beperkte mogelijkheden nog verder onder druk te staan. De Randstadgroenstructuur voorziet door middel van een gecoördineerd breed opgezet instrumentarium in het sturing geven aan die stedelijke en landschappelijke ontwikkeling, waarbij tevens de kwaliteit wordt verhoogd door de aanleg van recrea– tieve voorzieningen. De doelstelling van de Randstadgroenstructuur is onder meer gericht op het veilig stellen van landelijk gebied en het afstemmen van landelijke en stedelijke functies op elkaar. De ontwikkeling van de Randstadgroenstructuur is niet alleen een aangelegenheid van het Rijk, maar ook een zaak van andere overheden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
en particulieren Thans wordt een model voor publiek private samen– werking uitgewerkt, waarbij het gaat om realisering van een bos van ca. 200 hectare. Het uiteindelijk recreatief - toeristisch produkt is niet alleen essentiëel voor het behoud van de leefbaarheid in de Randstad, maar levert ook een bijdrage aan de versterking van de concurrentiepositie van Nederland. Ter versterking van de belevingswaarde van het Groene Hart worden er mogelijkheden voor recreatief medegebruik gerealiseerd. 2.3. Landelijk gebied 2.3.1. Prioriteiten in het landelijk gebied De verscheidenheid aan landschap, natuur en cultuurhistorie, alsmede het contrast met de vaak stedelijke woonomgeving maken landelijk Nederland tot een aantrekkelijk gebied om te recreëren. De grote belang– stelling voor gezond en aktief bezig zijn leidt tot een groeiende vraag naar mogelijkheden voor het maken van lange tochten. Het Rijk stimu– leert de recreatief - toeristische ontwikkeling van een aantal regio's en draagt bij in het tot stand brengen van netwerken van recreatie-routes voor wandelen, fietsen en varen van landelijk belang. Deze landelijke netwerken behoeven echter regionale en plaatselijke aanvulling. Hier ligt een taak voor andere overheden en particuliere organisaties en wordt tevens aangesloten bij het regeringsbeleid, zoals verwoord in het Struc– tuurschema Verkeer en Vervoer. Om het gebruik en de beleving van het landelijke gebied te optimali– seren zijn toegankelijkheid en bereikbaarheid sleutelbegrippen. Het landelijk gebied is niet overal goed toegankelijk óf als dat wel het geval is, is die openbaarheid niet altijd goed kenbaar gemaakt. Het beleid is er daarom op gericht de gebruiksmogelijkheden van staatseigen– dommen te verbeteren en te vergroten en het recreatief medegebruik van waterschapswerken te bevorderen. Op 14 maart jl. is het rapport Waterschappen en Recreatief Medegebruik uitgebracht. Hiermee worden meer mogelijkheden geschapen voor recreatief gebruik en beleven van het landelijk gebied door suggesties te geven voor de recreatieve benutting van waterstaatsobjecten. De Regeling Bijdragen Bos en Landschapsbouw en de Natuur– schoonwet maken het voor particuliere bos– en landgoedeigenaren en mede-overheden aantrekkelijk om hun terreinen voor het publiek geschikt te maken en open te stellen. In het kader van de evaluatie van het Meerjarenplan Bosbouw wordt momenteel onderzocht wat de mogelijkheden zijn om het beheer van particuliere bossen en landgoe– deren nadrukkelijker af te stemmen op het rijksbeleid. De recreatieve belevings– en gebruiksmogelijkheden in het landelijk gebied worden voor een groot deel bepaald door de landbouw. De daar aanwezige kansen kunnen worden benut met behulp van recreatief medegebruik, zoals het kamperen bij de boer - al dan niet in samenhang met een vorm van routegebonden recreatie –, de verkoop van agrarische produkten en het stallen van paarden. 2.3.2. Nederland - Waterland In het kader van de Vierde Nota over de ruimtelijke ordening (extra) wordt extra aandacht besteed aan het thema Nederland - Waterland, dat wil zeggen het benutten van de waterrijke gebieden voor natuur en toeristisch - recreatieve doeleinden. Ten behoeve van de openluchtrecreatie is het water éèn van de meest karakteristieke elementen van ons land. Water om op te varen, in te
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
vissen, in te zwemmen, op te schaatsen en naar te kijken. De aanwezige potenties worden echter niet volop benut. Door het onder meer nemen van een aantal maatregelen ter bevordering van de bevaarbaarheid van het landelijk toervaartnet (BRTN 1990), het vergroten van het aantal aanlegplaatsen en de inrichting van verschillende waterrecreatiegebieden zal een aantal belemmeringen worden weggenomen en de capaciteit worden verhoogd. In januari jl. is de Beleidsvisie Recreatie Toervaartnet Nederland door het Rijk (ministeries van LNV, V en W, EZ en VROM) en de provincies getekend. Aan een gezamenlijk uitvoeringsprogramma wordt gewerkt. Door de noodzakelijke bezuinigingen bij het Rijk, zal de bevaarbaarheid van een aantal ontsluitende vaarwegen van minder groot belang, voor 1994 beëindigd worden, tenzij hiervoor samen met andere overheden een oplossing wordt gevonden. Op actieve wijze levert het Rijk een bijdrage aan de veiligheid, kwaliteit en milieu van en op het water. Te denken valt aan het terugbrengen in de rivieren van vissoorten als zalm en zeeforel. Dit is niet alleen waardevol uit recreatief oogpunt, maar ook vanuit de ecologie. Het thema Nederland - Waterland is ook èén van de vier thema's waarvoor in de nota Ondernemen in toerisme is gekozen. De mogelijk– heden die Nederland - Waterland biedt zijn uniek in West - Europa. Vanuit toeristisch oogpunt wordt het dan ook van belang geacht zich op dit punt van andere concurrerende toeristische bestemmingen te onder– scheiden. Het ministerie van Economische Zaken heeft daarom het Nederlands Bureau voor Toerisme in staat gesteld om op actieve wijze en in samenwerking met de andere toeristisch - recreatieve organisaties een meerjarige campagne te voeren om Nederland - Waterland in Nederland en in het buitenland bekendheid te geven. 2.4. Toeristisch beleid Zoals vermeld in de nota Ondernemen in toerisme zijn de criteria, die aan de projecten ten behoeve van de toeristisch - recreatieve infra– structuur worden gesteld, aangescherpt om het rendement te vergroten. Op basis van vier selectiecriteria is voor 1991 en 1992 een keuze gemaakt. Deze criteria zijn: - de bijdrage van het project aan de bevordering van de duurzame economische groei; - de mate van aansluiting van het project op de vier gekozen themata, namelijk Nederland - Waterland, de stedelijke knooppunten, het cultuur-historisch erfgoed en de kust; - milieuvriendelijkheid; - de organisatie– en promotiegraad rond het project. Subsidiabel is openbare infrastructuur in de voorwaardenscheppende sfeer, die ten goede komt aan reeds gevestigde of nog te vestigen toeris– tisch - recreatieve ondernemingen. Als gevolg van bezuinigingen zullen er na 1992 geen gelden meer beschikbaar zijn voor de toeristisch - recreatieve infrastructuur. 2.5.
Internationaal
Om binnen Europa te kunnen concurreren zal het recreatief - toeris– tische product van een hoge kwaliteit moeten zijn. Het (streek)eigen karakter van de verschillende recreatief - toeristische regio's dient nadrukkelijk gehandhaafd te worden. Tevens is het gewenst dat als
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
nieuwe impuls voor de sector, het beleid in de prioriteitsgebieden met een grensoverschrijdend karakter in nauwe afstemming plaats moet vinden met het buitenlandse beleid in de aangrenzende regio's.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
3. SECTORINSTRUMENTARIUM OPENLUCHTRECREATIE 3.1. De wettelijke basis voor het Rijksmeerjarenprogramma Bij de Tweede Kamer is in behandeling het voorstel voor de Wet op de Openluchtrecreatie( II, 1989 - 1990, 21 447). In dit wetsvoorstel zijn onder andere bepalingen opgenomen omtrent de planning van de openluchtrecreatie en het toerisme. De laatstgenoemde artikelen komen in de plaats van de huidige Planningsprocedure Openluchtrecreatie (PPO) en de Regeling Bijdragen Sportvisserij (RBS). 3.2. Financiële grondslag voor het Rijksmeerjarenprogramma 3.2.1. Algemeen Op basis van de Planningsprocedure Openluchtrecreatie (PPO) kan de staatssecretaris van LNV voor 1992 subsidie verstrekken aan mede-overheden. Het gaat hier om bijdragen van maximaal 75 % in de kosten van planvorming, grondverwerving en aanleg van voorzieningen. Provincies, gemeenten, samenwerkingsorganen en waterschappen dragen in het algemeen zorg voor de dekking van het resterende deel. Projecten voor openluchtrecreatie kunnen ook in het kader van landin– richtingsprojecten uitgevoerd worden. De rijksbijdrage hiervoor is 75 % voor de grondverwerving (uitgezonderd bufferzones) en aanlegkosten. Hiervan is 55% voor rekening van de Directie Openluchtrecreatie en 20% van de kosten voor rekening van de Landinrichtingsdienst. Een uitzon– dering op het bovenstaande vormen de recreatieve bossen in de Randstadgroenstructuur die in het kader van de Planningsprocedure Openluchtrecreatie dan wel van de landinrichting worden aangelegd. De inrichting hiervan zal volledig door het Rijk worden gesubsidieërd, bij genormeerde inrichtingskosten van f 32 500 per hectare. Naast maatregelen in het kader van het PPO - subsidiebeleid kan op grond van de Regeling Bijdragen Sportvisserij een bijdrage worden verleend voor maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van de mogelijkheden voor de uitoefening van de sportvisserij. Subsidie-aanvragen kunnen worden ingediend door openbare lichamen en verenigingen. Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu– beheer (VROM) voert het bufferzonebeleid. Dit is het veiligstellen en versterken van de groene functies van het landelijk gebied tussen de Stadsgewesten. Binnen deze bufferzones draagt het ministerie van VROM in de regel voor 2/3 deel bij in de kosten van grondverwerving, onder andere ten behoeve van recreatiedoeleinden. De resterende bijdrage is afkomstig van het ministerie van LNV. De inrichting van de bufferzones wordt voor wat betreft het recreatieve gedeelte gefinancierd met behulp van PPO - gelden en gelden beschikbaar voor de aanleg van staatsbossen en landinrichting. Er zijn verschillende Europese fondsen (EFRO, EOGFL, ESF), die mogelijkheden bieden om voorzieningen aan te leggen ten behoeve van openluchtrecreatie en toerisme. Ook de zogenaamde 5B-doelstelling, die voor een deel van Friesland van toepassing is verklaard, levert hieraan een bijdrage. Het gaat hierbij om de stimulering van de werkgelegenheid in ondermeer de recreatief-toeristische sector als gevolg van de teruglo– pende werkgelegenheid in de van oudsher belangrijkste sector landbouw. De financiering uit Brussel bedraagt doorgaans 30 tot 50%. Een goede samenwerking tussen overheid en private sector is noodzakelijk om de benodigde middelen vrij te krijgen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
10
In het kader van de nota Ondernemen in toerisme worden door het ministerie van Economische Zaken financiële middelen ter beschikking gesteld voor het realiseren van de toeristisch - recreatieve infrastructuur. 3.2.2. Hot financiële kader 1992 - 1996 Voor het ten uitvoer brengen van het beleid zijn in verschillende begro– tingshoofdstukken en –artikelen de volgende budgetten beschikbaar (in mln. gld.): I. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ Hst. XIV (art 0405) (Openluchtrecreatie) grondaankopen en inrichting recreatieprojecten en diverse voorziemngen openluchtrecreatie' voorzieningen ten behoeve van sportvissenj beheer Totaai
1992
1993
1994
1995
1996
38,3
34,0
29,4
30,1
30,1
1,5 2,5
1,5 2,5
1,5 2,5
1,5 2,5
1,5 2,5
42,3
38,0
33,4
34,1
34,1
1
inclusief oplopend natuuraandeel vispassages inclusief de middelen voor de uitvoering van de «Randstadgroenstructuur buiten landinrichtingsverband» en de middelen voor het «beheer» Deze middelen zullen gestort worden in het provinciefonds, indien dit verdeeltech– nisch mogelijk is. Een nadere uitwerking hiervan zal nog plaats vinden.
De doorwerking van de bezuinigingen is in bovenstaande tabel weergegeven. Voorts maken de bedragen voor de decentrale uitvoering van de Randstadgroenstructuur en het Beheer, alsmede de uitvoering van de Regeling Bijdragen Sportvisserij door de OVB onderdeel uit van het totaal.
II. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ Hst. XIV (art. 0401) (Landinrichting) 20% bijdrage in recreatieve voorzieningen in landinrichtingsprojecten
1992
1993
1994
1995
3,5
3,5
3,5
3,5
1996
3,5
III. MINISTERIE VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER 1992 grondaankopen bufferzones ten behoeve van openluchtrecreatie
3,0
1993
1994
1995
3,0
3,0
3,0
1996 3,0
IV. MIIMISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEINJ 1992 voorzieningen toeristisch recreatieve infrastructuur op verplichtingen basis
11,5
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
1 1
In principe worden de onder I, II en III genoemde bedragen gepro– grammeerd. Voor grondaankopen in bufferzones (III) kan echter geen detail-programmering plaatsvinden. Verwerving in deze gebieden is sterk afhankelijk van het beschikbaar komen van de grond. Ter toelichting op de overige onder I en II genoemde rubrieken zij het volgende vermeld. Een deel van het bedrag ad. f 38,3 mln., namelijk f 1,2 mln., is bestemd voor diverse recreatieve voorzieningen zoals bewegwijzering, informatie-voorzieningen en kleinschalige recreatievoorzieningen in parti– culiere bossen, historische buitenplaatsen en dergelijke. Aangezien het hier gaat om aanvullende kleinschalige voorzieningen waarin op ad hoc basis een bijdrage wordt verleend, wordt voor deze categorie geen nadere programmering gegeven. Het Rijk heeft in het verleden een bijzondere verantwoordelijkheid genomen ten aanzien van de zogenaamde rijksrecreatiegebieden. Naast bijdragen in investeringskosten stelde het Rijk gelden beschikbaar voor beheer en onderhoud van die gebieden. Er is f 2,5 mln. geprogrammeerd ten behoeve van het beheer en de onderhoudskosten van de rijksrecrea– tiegebieden Midden - Delfland en Grevelingen. In het kader van het streven van het Rijk om de verantwoordelijkheid voor het beheer op lokaal niveau te leggen heeft het Ministerie van LNV de bemoeienis met het beheer voor Twiske en Spaarnwoude inmiddels beëindigd door toekenning van een gekapitaliseerd bedrag voor meerjarig beheer en onderhoud. Op jaarbasis is ca. f 3,5 mln. geprogrammeerd voor de 20% bijdrage van de Landinrichtingsdienst voor de realisering van openluchtrecreatie– voorzieningen in landinrichtingsprojecten. Voor de realisering van voorzieningen in de toeristisch - recreatieve infrastructuur stelt het Ministerie van Economische Zaken na 1992 geen middelen meer ter beschikking. 3.2.3. De financiële taakstelling per beleidscategorie Bij de toedeling van de beschikbare middelen voor 1992 genoemd onder tabel I, II en III en de beoordeling van de voorstellen van de provincies is het volgende van belang: - Van de onder I en II genoemde middelen is tenminste 2/3 deel beschikbaar voor Stadsgewesten en maximaal 1/3 deel beschikbaar voor de Toeristisch Recreatieve Aandachtsgebieden buiten Stadsgewesten. - Voor de periode 1991 - 1995 is het tweede Voorbereidingspro– gramma Randstadgroenstructuur vastgesteld. Het grootste deel van de Randstadgroenstructuur ligt binnen de stadsgewesten in de Randstad. De programmering en de evaluatie zal plaatsvinden in het Rijksmeerja– renprogramma Openluchtrecreatie en Toerisme. - Tijdens het bestuurlijk overleg (april 1990) inzake de realisering van de Randstadgroenstructuur is afgesproken, dat het ministerie van LNV voor de periode 1991 - 1995 f 118,5 mln. zal bijdragen aan de reali– sering van recreatiegebieden en overige recreatievoorzieningen. Op jaarbasis is dit gemiddeld f 23,7 mln.. Hierbij zijn de voorzieningen inbegrepen die in landinrichtingsprojecten worden gerealiseerd. - Met betrekking tot de aanleg van voorzieningen in het gebied waarin geen beleidsprioriteit geldt, vraagt de voortgang van de landinrichting en realisering van andere eerder tot stand gekomen afspraken in 1992 tezamen een aandeel van f3,2 mln..
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
12
4. PROGRAMMA OPENLUCHTRECREATIE 1992 EN LATER 4.1. Schematisch overzicht van het uitvoeringsprogramma 1992 per beleidscategorie De ingediende plannen voor het programma 1992 en de bijbehorende subsidiegelden ten behoeve van grondverwerving en voorzieningen voor de vijf categorieën leiden tot het navolgende overzicht. Een gedetailleerd projectenoverzicht is opgenomen in bijlage 1. Samenvattend overzicht van geprogrammeerde bedragen per beleidsca– tegorie in miljoenen guldens. OR
programma toevoeging LD
1992
1992
25,4
0,3
21,6
0,5
15,7
0,9
7,6
0,7
geprogrammeerd
3,2
0,4
totaal A + C + E
44,3'
1,6
VERSTEDELIJKTGEBIED (A) Stadsgewesten geprogrammeerd (B) Randstadgroenstructuur geprogrammeerd LANDELIJK GEBIED (C) TRAG's buiten Stadsgewesten geprogrammeerd (D) Nationale Landschappen geprogrammeerd (E)
Buiten de beleidscategorieën
Toelichting: TRAG = Toeristisch Recreatief Aandachtsgebied LD = Landinrichtingsdienst OR = Directie Openluchtrecreatie 1
op basis van ervaringscijfers komt hiervan naar verwachting ca. f 38 mln tot daadwerke– lijke betaling
4.2. Doorkijk In de paragraaf Doorkijk werd in het verleden kort ingegaan op een aantal projecten die in latere jaren in uitvoering worden genomen. In het licht van de bezuinigingen is een nadere afweging van projecten aan de orde. Derhalve is een doorkijk niet opportuun. 4.3. Investeringsprioriteiten van de Vierde nota over de ruimtelijke ordening extra De Vierde nota over de ruimtelijke ordening extra kent een aantal investeringsprioriteiten. Voor dit Rijksmeerjarenprogramma zijn de investeringsprioriteiten I en III van belang:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
13
I
Het bevorderen van de concurrentiepositie van Nederland door a. het bevorderen van een internationaal concurrerend vestigingsmilieu in de Randstad. b.het versterken van de positie van de stedelijke knooppunten.
III
Het handhaven, aanpassen en vernieuwen in het landelijk gebied door a. realisering van essentiële onderdelen uit de koersbepaling landelijk gebied b.de benutting van de waterrijke gebieden voor natuur en toeris tisch recreatieve doeleinden in het kader van Nederland-Waterland.
Voor wat betreft het Programma Openluchtrecreatie 1992 zijn de volgende totaal-investeringen aan deze prioriteiten toe te kennen:
I a + b : f 31 mln. III a + b :f 12 mln. Van de investeringen voor de prioriteit I valt ca. f 2 mln. ook onder prioriteit III.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
14
5. PROGRAMMA 1991 EN 1992 TEN BEHOEVE VAN DE TOERISTISCH RECREATIEVE INFRASTRUCTUUR
In de nota Ondernemen in toerisme van het ministerie van Econo– mische Zaken zijn financiële middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van de verbetering van het toeristisch product, met name de toeris– tisch-recreatieve infrastructuur. De nota is halverwege 1990 aan de Tweede Kamer overhandigd en in begin 1991 behandeld. Om weer in de pas te lopen met de Planningsprocedure Openluchtrecreatie (PPO) worden ditmaal de programma's van zowel 1991 als 1992 bekend gemaakt. In de nota wordt f 16,5 mln. per jaar uitgetrokken voor dit instrument. Inmiddels is bekend dat voor 1991 f 16,5 mln. en als gevolg van bezuini– gingen voor 1992 ca. f 11,5 mln. beschikbaar is. 5.1. Programma 1991 en 1992
In totaal werden door de provincies 33 projectvoorstellen met een totale gevraagde bijdrage van ca. f 128 mln. ingediend. Voor de volgende speerpuntgebieden is een bijdrage (afgerond op f 0,1 mln.) in 1991 en 1992 voorzien voor de uitvoering van publieke infrastructuur van toeristisch - recreatieve aard. Hierbij moet nog worden aangetekend dat op dit moment nog gesprekken plaatsvinden met onder andere de particuliere sector over de uitvoering van deze en enkele andere projecten, waardoor in de onder– staande projecten en bedragen nog wijzigingen kunnen worden aange– bracht. Harlingen, Vlieland en Terschelling (Friesland) - Verbetering passagiersaccommodaties
f. 3,6 mln.
Steenwijk (Overijssel) - Herinrichting van de Gedempte Haven, onderdeel van het Plan Steenwijkerdiep
f. 0,9 mln.
Medemblik (Noord - Holland) - Aanleg strand met voorzieningen
f. 4,8 mln.
Velsen (Noord - Holland) - Aanleg jachthaven met voorzieningen
f. 4,7 mln.
Kinderdijk (Zuid - Holland) - Infrastructurele voorzieningen ten behoeve van de ontsluiting van het molengebied - Aanlegsteiger
f. 0,6 mln.
Dordrecht (Zuid - Holland) - Rondje Dordt en ontsluiting stad vanaf het water
f. 3,4 mln.
Alphen (Zuid - Holland) f. 2,6 mln. - Infrastructurele voorzieningen als onderdeel van een plan gericht op de optimale ontsluiting met verschillende vormen van openbaar vervoer en overig collectief vervoer van het cultuurhistorische themapark Archeon Domburg (Zeeland) - Inrichtingswerken met name in gebied rond Badhotel
f. 3,8 mln.
's-Hertogenbosch (Noord - Brabant) - Aanlegvoorzieningen binnen– en buitenhaven - Beweegbaar maken havenbrug
f. 1,8 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
15
5.2. Programma 1993 en verder Als gevolg van bezuinigingen op de rijksoverheidsuitgaven is besloten om dit instrument vanaf 1993 niet te continueren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
16
6. OVERIGE INSTRUMENTEN 6.1. Inleiding Buiten de tot nu toe genoemde instrumenten zijn er andere instru– menten en middelen die ten goede komen aan de openluchtrecreatie en het toerisme. In dit hoofdstuk worden deze nader beschreven. 6.2. Instrumenten Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Ten behoeve van houtproduktie, openluchtrecreatie en natuurbehoud zullen - conform het Meerjarenplan Bosbouw - bossen worden aangelegd. Het ministerie van LNV (hst. XIV art. 0404 Bos en Landschapsbouw en 0402 Beheer Landbouwgronden) heeft hiervoor ca. f 7 mln. in de begroting opgenomen. Hiervan zal ca. f 2 mln. besteed worden aan de aanlsg van de beplanting en ca. f 5 mln. aan de grondverwerving. Bij de aanleg van deze bossen ligt de prioriteit bij de Randstadgroenstructuur. MINISTERIE VAiM LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ Hst. XIV (art 0402 Beheer Landbouwgronden en art. 0404 Bos en Landschapsbouw) aanleg nieuwe staatsbossen - inriohting (0404) - grondverwerving (0402) Regeling Bijdragen Bos en Landschapsbouw (recreatief aandeel) (0404) Totaal (mln gld.)
1992
1993
1994
1995
1996
2,0 5.0
2.0 5,0
2,0 5,0
2,0 5,0
2,0 5,0
3.8
3,8
3.8
3,8
3,8
10,8
10,8
10,8
10,8
10,8
De Landinrichtingsdienst zal in de periode 1992 - 1996 ca. f 2,5 mln. besteden aan de aanleg van bossen in het kader van landinrichting in de Randstadgroenstructuur. De natuurgebieden en bossen in beheer bij het ministeris van LNV (Staatsbosbeheer) zijn in beginsel vrij toegankelijk en hebben veelal een belangrijke recreatieve functie. Voor het optimaal samengaan van de functie recreatie met andere aan het terrein toegekende functies, is een zonering van het recreatieve gebruik veelal onmisbaar. Deze zonering wordt gerealiseerd met behulp van maatregelen als openstelling, ontsluiting, terreininrichting en terrein– gebonden voorlichting. Teneinde de verblijfsrecreant de natuur te laten beleven wordt een stelsel van natuurkampeeraccommodaties beheerd. Voor de realisatie en instandhouding van dit recreatief gebruik van bos–, natuur– en recreatiegebieden begroot Staatsbosbeheer voor de komende periode op jaarbasis een bedrag van f 5,5 mln. (exclusief personeelslasten) voor exploitatie, f 2,5 mln. voor investeringen (groten– deels vervangingsinvesteringen) en f 2,2 mln. voor het onderdeel terrein– gebonden voorlichting (inclusief personele lasten). Daar staat ca. f4,2 mln. aan inkomsten, grotendeels afkomstig uit de sector verblijfsre– creatie, tegenover. Afhankelijk van het verloop van de Grote Efficiency-operatie kunnen de bedragen in de loop van de jaren wijzigen. Een ander instrument dat een directe bijdrage levert aan het recreatie-aanbod is de Regeling Bijdragen Bos en Landschapsbouw. Ten aanzien van bossen geldt dat particuliere eigenaren, particuliere beherende natuurbeschermingsorganisaties en mede-overheden in het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
17
kader van de genoemde regeling in aanmerking komen voor een vaste bijdrage in de beheerskosten en voor meer incidentele bijdragen voor werkzaamheden met betrekking tot herbeplanting, bosverzorging, recrea– tieve voorzieningen en natuurtechnische maatregelen. Op grond van de Beschikking bijdragen achterstallig onderhoud histo– rische parken, tuinen en buitenplaatsen kunnen particuliere eigenaren van historische parken, tuinen en buitenplaatsen aanspraak maken op een rijksbijdrage in het achterstallig en periodiek onderhoud van onder– delen welke mede van belang zijn voor de recreatie. MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ Hst. XIV (art. 0403 Natuur en Milieu) achterstallig onderhoud historische parken en tuinen (recr aandeel) periodiek onderhoud historische parken en tumen (recr aandeel) vrijwillig landschapsbeheer (recr. aandeel) Totaal (mln. gld.)
1992
1993
1994
1995
1996
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
0,7
0,7
0,7
0,7
0,7
Voor het Nationale Parkenbeleid is ca. f 5.3 mln. vermeld in de begroting van het ministerie van LNV. Een gering gedeelte van het totaal beschikbare budget wordt besteed aan projecten en maatregelen voor de bevordering van recreatief (mede-)gebruik en zonering van de recreatie in Nationale Parken. In het Meerjarenprogramma Natuur en Landschap 1991 - 1995 wordt een aantal projecten genoemd die van direct belang zijn voor de recreatie, zoals het project Randstadgroenstructuur en het project bossen. Naar aanleiding van het beleid van de sportvisserij, de derde nota Waterhuishouding en het Natuurbeleidsplan is het «vismigratie project» gestart en is het «beken-project» in voorbereiding. Het ministerie van LNV betaalt jaarlijks ca. 1,8 mln. (art. 0405). Rijkswaterstaat stelt eenzelfde bedrag beschikbaar. Voor het beken-project heeft het minis– terie van LNVf 0,5 mln. ter beschikking gesteld (art. 0405). 6.3. Recreatief medegebruik (overige) staatseigendommen
In de notitie Recreatief medegebruik van staatseigendommen, die in januari 1989 aan de Tweede Kamer is aangeboden, is uitgebreid ingegaan op het recreatief medegebruik. Met recreatief medegebruik van staatseigendommen wordt het gebruik door recreanten bedoeld van objecten en voorzieningen waarvan de rijksoverheid eigenaar en/of beheerder is en waar sprake is van een niet recreatieve hoofdfunctie. Het recreatief medegebruik van de waterstaatswerken betreft zowel route-gebonden vormen van recreatie als oevergebonden recreatie. In de begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat betreft het middelen ten behoeve van aanleg van voorzieningen, samenhangend met het waterstaatswerk, en voor het beheer en onderhoud, inclusief de noodzakelijke personeelsinzet. Door deze voorzieningen kunnen grote aantallen belangstellenden kennis nemen van de aard en functie van de waterstaatswerken. De gemiddelde uitgaven ten behoeve van recreatief medegebruik worden door dit departement geschat op ca. f 1,5 mln. per jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
18
Veel militaire oefenterreinen worden buiten de oefeningstijden gebruikt door recreanten (wandelaars, fietsers etc.). Ook bij de inrichting van militaire terreinen wordt waar mogelijk rekening gehouden met recreatief medegebruik. De kosten van realisering van eenvoudige voorzieningen voor dit gebruik (een enkele parkeerplaats, fiets en wandelpad) zijn gering ten opzichte van de totale investerings– en beheerskosten voor deze militaire oefenterreinen. Deze extra kosten komen voor rekening van het ministerie van Defensie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
19
7. EVALUATIE PROGRAMMA 1990 VOOR DE AANLEG EN HET BEHEER VAN VOORZIENIIMGEN VOOR OPENLUCHT– RECREATIE EN TOERISME 7.1. Evaluatie van het programma 7.1.1. Subsidietoezeggingen ten behoeve van voorzieningen Openlucht– recreatie Grondverwerving en inrichting in het kader van de PPO In het jaar 1990 is ten behoeve van grondaankopen in het kader van de PPO ca. f4,3 mln. en ten behoeve van de aanleg van voorzieningen ca. f. 33,7 mln. betaald. Tezamen is dat ca. f 38 mln. De aanleg en de inrichting van de voorzieningen betreffen zowel specifiek aanbod als recreatief medegebruik. Hierbij zij opgemerkt dat bij het specifiek aanbod ook kwaliteitsverbeterende voorzieningen en objecten zijn inbegrepen. Een gedeelte van de realisatie van de projecten vindt plaats in het kader van landinrichting; in 1990 is dit f 10,6 mln. (inclusief Midden– Delfland, f 3,9 mln.). In het jaar 1990 en latere jaren is er op grond van ingediende verzoeken in totaal voor f 39,5 mln. aan nieuwe verplichtingen aangegaan. Diverse voorzieningen Voor de toeristische bewegwijzering en voorzieningen ten behoeve van de historische parken, tuinen en buitenplaatsen is voor het jaar 1990 ca. f. 0,6 mln. toegezegd. Sportvisserijvoorzieningen op grond van de RBS Voor de realisering van sportvisserijvoorzieningen op grond van de Regeling Bijdragen Sportvisserij (RBS) is voor het jaar 1990 voor ca. f. 1 mln. betaald. Subsidietoezeggingen per beleidscategorie De overzichtstabel in deze paragraaf bevat een samenvattend overzicht van de geprogrammeerde taakstelling en de realisering ervan. Het overzicht biedt via een vijftal ingangen inzicht. Ten aanzien van de beleidscategorie Stadsgewesten bedroeg de taakstelling voor grondaankopen en inrichting f 25 mln. In totaal is f 24 mln. gerealiseerd, exclusief f 0,2 mln. landinrichtings– gelden. In de Nationale Landschappen is ca. f 6 mln. (exclusief f 1 mln. landin– richtingsgelden) besteed tegenover een taakstelling van ca. f 4 mln. In de TRAG-gebieden is inclusief de Nationale landschappen f 12 mln. besteed tegenover een taakstelling van ca. f 10,5 mln., exclusief f 1,2 mln. landin– richtingsgelden. In het bestuurlijk overleg inzake de Randstadgroenstructuur is in 1986 afgesproken dat het ministerie van LNV op jaarbasis gemiddeld f 23,7 mln. aan rijksbijdragen beschikbaar zal stellen voor grondaankopen en voorzieningen (begrotingsartikelen openluchtrecreatie en landinrichting). Voor het jaar 1990 is voor ca. f 18 mln. betaalbaar gesteld. Van dit bedrag heeft ca. f 1,1 mln. betrekking op grondaankopen in het kader van de PPO. Dit is exclusief de aankopen bufferzonegronden, ca. f 1,5 mln. Als aanvulling op dit bedrag is in het kader van uitvoering van recreatievoorzieningen in landinrichtingsgebieden voorf 0,6 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
20
betaalbaar gesteld ten laste van hoofdstuk XIV (art. 0401 landinrichting). In het gebied van de Randstadgroenstructuur is derhalve in 1990 f 18,6 mln. betaalbaar gesteld voor de realisering van recreatiegebieden en voorzieningen. Ten aanzien van de te onderscheiden randstedelijke provincies wordt in het onderstaand overzicht de besteding voor de Randstadgroen– structuur aangegeven: 1990
OR
LD
Totaal
Utrecht Noord-Holland Zuid-Molland
1,6 6,6 9,8
0,1 0,2 0,3
6,8
10,1
18,0
0,6
18,6
Totaal (in mln. gld.)
1,7
Voor de jaren 1986 tot en met 1990 is in totaal ca. f 106 mln. betaalbaar gesteld exclusief de bijdrage in de landinrichtingsgebieden. Samenvattend overzicht van de geprogrammeerde bedragen, ingedeeld naar beleidscategorieën voor het jaar 1990 taakstelling OR
gerealiseerd OR
programma Totaal toevoeging LD
25,0
24,0
0,2
24,2
10,5
12,0
1,2
13,2
1,5
2,0
0,6
2,6
37,0
38,0
2,0
40,0
20,5
18,0
0,6
18,6
4,0
6,0
1,0
7,0
(A) Stadsgewesten geprogrammeerd (B) TRAG's buiten Stadsgewesten geprogrammeerd (C{ Buiten de beleidscategorieën geprogrammeerd Totaal A + B + C (D) Randstadgroenstructuur geprogrammeerd (E) Nationale Landschappen geprogrammeerd Bedragen in mln. gld. Toelichting. TRAG A + B+ C OR LD
= = = =
Toeristisch Recreatief Aandachtsgebied Totaa! Nederland, elkaar uitsluitende gebieden Directie Openluchtrecreatie Landinrichtingsdienst
7.1.2. Bestedingen ten behoeve van de aanleg van recreatievevoor– zieningen a/s gevolg van «werk met werk» maken Een aantal recreatiegebieden, dat voor een rijkssubsidie in aanmerking komt, wordt tot stand gebracht in de sfeer van het zogenaamde werk met werk maken, zoals een zandwinning of in de sfeer van publiek– private samenwerkingsverbanden. Bij zandwinning of bij de inrichting van gebieden waar puinstort of slibstort heeft plaatsgevonden wordt veelal een fonds gevormd waaruit op een later tijdstip de inrichting kan worden bekostigd. Eerst na uitputting van de fondsen zal de bekostiging van de eventuele
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
21
verdere inrichting mogelijk plaatsvinden uit de reguliere middelen. In 1990 is in het kader van de hier bedoelde werkwijze voor f 1,3 mln. aan werken gefinancierd uit de bedoelde fondsen. 7.1.3. Bijdragen in het kader van beheer en onderhoud In het beheer van de Rijksrecreatiegebieden Midden - Delfland, Greve– lingen en Spaarnwoude is in 1990 ca. f3,8 mln. bijgedragen. 7.1.4 Subsidietoezeggingen voor voorzieningen ten behoeve van de toeristisch-recreatieve infrastructuur Het ministerie van Economische Zaken heeft voor het programma 1990 ca. f 14 mln. beschikbaar gesteld voor projecten ten behoeve van de verbetering van de toeristisch-recreatieve infrastructuur. 7.1.5. Subsidietoezeggingen ten behoeve van recreatieve voorzieningen gerealiseerd in het kader van het Integraal Structuurplan Noorden des lands (ISP) Het ministerie van Economische Zaken heeft in het kader van de nota «Regio's zonder grenzen» voor de periode 1991 - 1994 gelden ter beschikking gesteld ten behoeve van structuurversterkende maatregelen in de drie noordelijke provincies en Noordoost en Noordwest Overijssel. Gekozen is voor een inzet van de beschikbare middelen die zich richt op een beperkt aantal thema's en clusters van bedrijvigheid, die relatief sterk in het noorden vertegenwoordigd zijn en kansen bieden voor de toekomst. Eén van deze thema's is toerisme en recreatie. Er wordt gewerkt aan een programmatische aanpak voor de invulling van deze clusters. 7.2. Evaluatie van het programma overige instrumenten 7.2.1. Regelingen Bos en Landschapsbouw en Landschapsbeheer In 1990 is voor een bedrag van ca. f 5,6 mln. verplichtigen aangegaan voor de dekking (40%) van de vaste bijdrage (f. 95 per hectare) ten behoeve van de openstelling voor recreatief gebruik ingevolge de Regeling Bijdragen Bos en Landschapsbouw. Ten behoeve van het achterstallig onderhoud van historische parken, tuinen en buitenplaatsen, apparaatskosten Stichting to; Behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen, Provinciale Stichtingen Vrijwillig Landschapsbeheer en de coördinatie van vrijwilligerswerk is in totaal f 0,7 mln. aan verplichtingen aangegaan. 7.2.2. Aanleg staatsbossen In 1990 is in diverse objecten ca. 110 hectare ingericht. Ten behoeve van het plantklaar maken en inplanten van gronden is ca. f 2,2 mln. uitgegeven. Hieraan is ca. f 0,9 mln. in Zuid - Holland en ca. f 1,3 mln. in Noord - Holland en ca. f 0,1 mln. in Utrecht besteed. 7.2.3.
Bufferzonegronden
In de rijksbegroting zijn jaarlijks financiële middelen gereserveerd voor de realisering van het bufferzonebeleid. Van het beschikbare budget voor grondverwerving is jaarlijks f 5 mln. beschikbaar voor openluchtrecreatie en Staatsboswachterijen. De aankoop van gronden vindt niet altijd plaats op de gewenste plek. Door
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
22
ruiling in de inrichtingsfase worden de verworven gronden gelokaliseerd op de plaats van de gewenste functie ( bijv. recreatie, bos). Van grondaankopen in 1990 kan concreet worden aangegeven dat door het ministerie van VROM ca. 121 hectare, ten bedrage van ca. f 6,8 mln. is aangekocht ten behoeve van bos en openluchtrecreatie. Van de overige aankopen in het kader van het bufferzonebeleid zal een deel van de gronden te zijner tijd door ruiling voor bos en recreatie worden gebruikt. 7.2.4. Verkeer en Waterstaat Een bedrag van f 1,5 mln. is door het ministerie van Verkeer en Water– staat besteed aan het recreatief medegebruik van rijkswaterstaats– werken. 7.3. Gerealiseerde recreatieplaatsen en hectares ten opzichte van de taakstelling in het Structuurschema Openluchtrecreatie 7.3.1. Voortgang realisering Structuurschema
Openluchtrecreatie
In het afgelopen jaar zijn met name voorzieningen gerealiseerd ten behoeve van het wandelen, fietsen en toervaren. Duidelijk waarneembaar is het inspelen op een veranderend recreatiegedrag, gericht op natuurbe– leving en sportieve recreatie. In de Beleidsnota Openluchtrecreatie zal in het nieuwe beleid hier nader inhoud aan worden gegeven. Nieuw intensief ingericht recreatiegebied is afgelopen jaar met name gereali– seerd in de Randstadgroenstructuur. Als gevolg van de toenemende beheerslasten wordt een steeds grotere inspanning gepleegd binnen de bestaande gebieden door uitbreiding van de capaciteit en verhoging van de kwaliteit, in plaats van de aanleg van nieuwe intensieve gebieden. De complexe situatie bij de inrichting van de multifunctionele stadsranden is hier ook debet aan. Als toelichting op de evaluatiegevens het volgende. !n het evaluatiesysteem wordt de relatie gelegd tussen de aangekochte en ingerichte gronden, de aangelegde kilometers paden en de hiervoor verstrekte middelen. Zo wordt er dus inzicht gegeven in hoeveel kilometers pad die aangelegd. Wat het effect is van één kilometer pad, namelijk het verbinden van bijvoorbeeld twee route-netwerken, is slechts in de beschrijvende zin uit te drukken. Hetzelfde geldt voor de aanleg van kwalitatieve voorzieningen. Er zijn ook middelen ingezet voor projecten in de sfeer van werk met werk maken, europees geld genereren, planvorming en bevoorschotting. Een aantal voorzieningen, de zogenaamde kwalitatieve voorzieningen, zijn slechts in aantallen weer te geven en niet in kilometers en hectares. In de afgelopen vijf jaar zijn er buiten de specifieke recreatiegebieden ca. 500 van dergelijke kwalitatieve voorzieningen aangelegd. De aard van de voorzieningen is zeer divers. Het gaat bijvoorbeeld om: - de aanleg van bruggen ten behoeve van het recreatieve fiets– en wandelverkeer; - het ontsluiten van cultuurhistorische elementen, zoals grafheuvels; - de aanleg van vispassages; - toeristisch-recreatieve infrastructuur, zoals passantenplaatsen. Wijzigingen in het recreatiegedrag hebben de vraag naar kwalitatieve voorzieningen sinds het uitbrengen van het Structuurschema Openlucht– recreatie doen toenemen. Door hier op in te spelen is de kwalitatieve taakstelling onder druk komen te staan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
23
7.3.2. Gerealiseerde voorzieningen algemeen In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de gerealiseerde recreatievoorzieningen van 1986 tot en met 1990. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de aanleg van recreatiegebieden en het recreatief medegebruik. De navolgende tabel bevat een cumulatief overzicht van de ingerichte hectares, die voornamelijk gelegen zijn in recreatiegebieden. Een cumulatief overzicht geeft een getrouwer beeld van de stand van zaken, omdat gebleken is dat een overzicht per jaar sterk aan schomme– lingen onderhevig is. Gerealiseerde ruimte' recreatiewater oeverstroken open ruimte bos diverse voorzieningen Totaal 1
Oppervlakte in hectares 1986 tot en met 1990 443 100 605 386 100 1 634
mclusief toeristisch - recreatieve infrastructuur.
Een deel van de middelen is aangewend ten behoeve van de grondver– werving met name in de Randstadgroenstructuur. In hoofdstuk 7.3.3. wordt hier nader op ingegaan. Behalve de ingerichte hectares is in de recreatiegebieden ook sprake van de inrichting van fiets–, wandel– en ruiterpaden. In de afgelopen jaren is 143 km fietspad, 123 km wandelpad en 21 km ruiterpad gereali– seerd. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is er vanaf 1986 tot en met 1990 ruim 668 km fietspad en 248 km wandelpad tot stand gekomen. De volgende tabel geeft een totaal overzicht. Gerealiseerde voorzieningen 1
Totaal in kilometers 1986 tot en met 1990
ontsluitingsweg fietspaden wandelpaden ruiterpad waterweg
40 668 248 45 179
1
Inclusief toeristisch-recreatieve infrastructuur
Het betreft hier enerzijds ontbrekende schakels in route-netwerken, waardoor eerder aangelegde recreatieve paden optimaal gebruikt kunnen worden. Anderzijds betreft het essentiële verbindingen voor langzaam verkeer van de stad naar met rijkssubsidie aangelegde recreatiegebieden. Naast de vermelde voorzieningen zijn nog diverse kwalitatieve en ondersteunende voorzieningen gerealiseerd. In hoofdstuk 7.3.1. is al ingegaan op de aard hiervan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
24
7.3.3. Realisatie voorzieningen ten opzichte van de taakstelling De Stadsgewesten In 1986 tot en met 1990 is als onderdeel van de hier genoemde 1634 hectare. in totaal 992 hectare nieuw recreatiegebied opgeleverd. Het grootste deel hiervan ligt in de Randstadgroenstructuur. Hieraan moet worden toegevoegd 221 km fiets– en wandelpaden. Uitgaande van de normen die aangehouden worden in landinrichtings– projecten leidt dit tot de volgende aantallen recreatieplaatsen: paden en wegen (1986-1990)
lengte (km)
capaciteit/km capaciteit gem capaciteit (recr. pl.) per jaar (recr. pl.) 1986- 1990
fietspad wandelpaden (incl. natuurpad) ruiterpad waterweg
147 23 2 -
22 55 25 25
Totaal
3234 1 265 50 -
4 549
646,8 253,0 10,0 -
909,8
Hierbij moet nog 31 hectare extensief ingericht gebied worden gevoegd. Wanneer de norm uit het Structuurschema voor extensief ingerichte gebieden (10 recreatieplaatsen per hectare) wordt aange– houden, betekent dit dat in 1986 tot en met 1990310 recreatieplaatsen beschikbaar zijn gekomen. In totaal (ingerichte oppervlakte en paden en wegen) resulteert dit in een gerealiseerd aantal van 4859 recreatieplaatsen. De TRAG's buiten de Stadsgewesten In de Nationale Landschappen, maar ook daarbuiten zijn diverse projecten ten behoeve van het recreatief medegebruik en ten behoeve van de toeristisch - recreatieve infrastructuur gerealiseerd. De Randstadgroenstructuur In 1986 tot en met 1990 is ca. 1017 hectare grond verworven ten behoeve van openluchtrecreatie, waarvan ca. 571 hectare is gelegen binnen de Randstadgroenstructuur. In bijlage 2 is dit per randstedelijke provincie weergegeven. Het merendeel van deze gronden is gelegen binnen de bufferzones. Ten aanzien van de inrichting kan het volgende opgemerkt worden. Voor de periode 1986 tot en met 1990 is in de drie randstedelijke provincies in totaal 973 hectare recreatiegebied ingericht, opgeleverd en opengesteld voor recreatief gebruik. Per provincie ziet dit er als volgt uit: provincie
1986 t/m 1990
Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland
56 386 531
Totaal ha
973
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
25
Behalve de specifieke recreatiegebieden is in 1986 tot en met 1990 in de Randstadgroenstructuur ca. 650 hectare staatsbos aangelegd. Een deel van het gebied van de Randstadgroenstructuur is bufferzone. Vanaf 1987 tot en met 1990 is ten behoeve van bovenstaande bos– en recreatiegebieden ca. 524 hectare bufferzonegrond aangekocht. Niet overal echter loopt de voortgang van de Randstadgroenstructuur even voorspoedig. Met name in de provincie Utrecht is ten gevolge van planologische onduidelijkheden minder resultaat geboekt dan gewenst. De Nationale Landschappen In 1986 tot en met 1990 is 74 hectare recreatief ingericht en opgeleverd. In 1986 tot en met 1990 zijn in de Nationale Landschappen aan paden de volgende kilometers gerealiseerd. Nationale ontsl. Landschappen weg over 1986t/m 1990'
fietspaden wandelpaden verh/ onverh. verh onverh
Aantal km
141
1
7.1
30
10
36
ruiter vaar– paden wegen
14
123
inclusief speerpunten
De aangebrachte voorzieningen vormen een kwaliteitsverbetering van de in de Nationale Landschappen aanwezige recreatieve waarden. Gedetailleerde informatie met betrekking tot de gerealiseerde hectares en kilometers paden is te vinden in bijlage II.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
26
Bijlage I:
Programma 1992 In deze bijlage is aangegeven welke projecten in 1992 in uitvoering genomen kunnen worden. Indien een project, geprogrammeerd voor 1992 om enige reden niet tot uitvoering kan komen, wordt dit project, indien het projecten uit de Randstadgroenstructuur betreft, doorge– schoven naar 1993. Een aantal projecten uit programma 1992 die in principe ook in 1993 en verder tot uitvoering zullen komen, zullen in 1993 opnieuw worden getoetst aan het dan vigerende beleid, hetgeen naar verwachting zal leiden tot het niet verstrekken van een rijksbijdrage. Per project is aangegeven of het is voorgedragen door de provincie en of deze voordracht is opgenomen in het Rijksmeerjarenprogramma. In de kolom opmerkingen is aangegeven of het project al gedeeltelijk gereali– seerd is of is doorgeschoven uit voorgaande jaren of alleen tot uitvoering kan komen als andere projecten stagnatie ondervinden. Deze manier van programmeren wordt gehanteerd omdat op het moment van verschijnen van het Rijksmeerjarenprogramma er vaak nog projectaanpassingen plaats moeten vinden, zodat op dit moment bekende bedragen doorgaans indicatieve ramingen zijn. In de regel is alleen de projectnaam aangeduid en wordt een nadere verbijzondering gegeven als het planvorming of grondverwerving betreft en als de kolom opmerkingen daartoe aanleiding geeft. Aan de in de kolom «opmerkingen» opgenomen cijfers wordt de volgende betekenis toegekend: Toelichting cijfermatige codes 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12)
Nader overleg Niet subsidiabel Naar later jaar Deels naar later jaar Naar eerder jaar Deels naar eerder jaar Vervallen Fondsgelden Toetsing aan beleid 1993 EG gelden Indien ruimte Deels indien ruimte
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
27
GRONINGEN Project Noorddijk Bourtange
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
X
X
Opmerkingen
5)
X
Landinrichting Herinrichting Drentse en Groningse veenkoloniën x Stedum Loppersum x Sauwerd x Raamwerk Zuidelijk Westerkwartier x
x x x
1)4)
x
4)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
28
FRIESLAND Project Ameland - Objectplan De Aanleg Nationaal landschap Terschelling Groene Ster Leeuwarden - Uitvoering evaluatie plan - Grondverwerving Fietspad Leeuwarden Fietspaden ZW Friesland Nationaal landschap ZW Friesland - Plan Witakkerszijl Midden Friesland - Productontwikkelings– plan Zuidoost Friesland - Fietsvoorzieningen - Ruitervoorzieningen Marrekrite - Milieuvoorzieningen - Watersportvoorzie– ningen - Grondverwerving Watersportbeleid B.R.T.N - Helomavaart
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
x
x
x
Opmerkingen 5B 2)
x x x x
x x x x
x
x x
56 12)
5B
x x x
x x
1)
x
x
x x x
x x x
1)
x
1)
5B
Landinrichting Midden Tjonger Tietjerksteradeel Midden Opsterland - Wandelvoorzieningen Oude Jokse Wonseradeel Zuid Wommels
x x x x x
x x x x x x
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
7) 3) 1) 1)
29
DRENTHE Project Diever, Vledder en Smilde Dwingeloo Ruinen Centraal fietspadenplan Recr. voorzieningen vaarwegen Drenthe Recr. medegebruik landschappelijk en cultuurhist recr elementen Landelijk gebied kwal verbet
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
x x x
x x x
x
x
x x
x
x x
x x
Opmerkingen
2)
Landinrichting Mavelte Smilde Herinrichting Drentse en Groningse veenkoloniën
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
Uit programma Groningen
30
OVERIJSSEL Project
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
x x
x x x x
Opmerkingen
Ussel en Vecht Wi|thmen - Infrastr voorzieningen Watersportvoorzieningen Noordwest Overijssel Fietspaden - Fietspad Steenwijk B.R.T.N - Steenwijk
x x
2) x 1)
Salland Fietspaden Salland - Fietspaden Heino/Olst
x x
x 2)
Twente Hulsbeek Rutbeek Arboretum Poort Bulten Lageveld Fietspaden Twente Nationaal landschap Noordoost Twente - Fietspaden Ontwikkelingsprogramma Noordoost Twente Lankheet Recr toeristisch productontwikkelingsplan Oost Twente
x x x x x
2) 6) x x
5) ))9)
x
x
2)
x x
x x
P.M
1)
Landinrichting Eschmarke Marshoek - recr. voorz. Den Ham Lemele
x x x x
x x x x
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
3) 7)
31
GELDERLAND Project Nationaal landschap De Veluwe - Fietspaden Rhederlaag Veluwe - Fietspaden Bijland - Sportvis voorz Oost Gelderland - Fietspad Graafschap Mookerplas Nijmegen - Fietspaden Linge/watersportvoorzieningen Eiland van Maurik Rijkerwoerdse plassen Holthuizen Over Betuwe Zandmeren Nederrijn Lek en Waal - Fietspad NURG Landinrichting Winterswijk West Ruurlo Oosterwolde
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
X
X
X
X
X
X
Opmerkingen
X
1) 2)
X
X
6)
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
6)
1) 2)
X X
X
X
X
X
X
X
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
4) 6)
32
UTRECHT Project
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
x x x x x
x x x x x
1)
x
1)
Opmerkingen
Noord West Utrecht Ontwikkelingsplan NW Utrecht - Fietspaden - Strijkviertel Vinkeveense plassen - Grondverwerving Loosdrechtse plassen B.R.T.N - Drecht Eemland Schothorst
x
x
x x
x
x
x
x x x
x x x
x x x
x x
Rijn en Lekoevers Rijn en Lekoevers 't Waal
2)
Noorderpark Noorderpark Groenraven Algemeen - Grondverwerving Laagraven Put van Weber
11)
Utrechtse heuvelrug Utrechtse heuvelrug ontwikkelingsplan - Fietspaden Henschotermeer Amelisweerd Hagenstein - Vispassage
7) 1)
x
Landinrichting Lopikerwaard
x
x
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
33
NOORD-HOLLAND Project Duinzoomplan Lutjestrand DeHulk Wervershoof, Andijk en Medemblik(WAM) Geestmerambacht Alkmaarder en Uitgeestermeer - Overzetvoorziening Nationaal landschap Bergen Twiske - Boomfeestdag 1992 - Aanvullende voorzieningen Spaarnwoude - Oosterbroek - Mooie Nel - Buitenhuizen - Dijkland Jagersveld Purmerend - Fietspad Amstelland - Gaasperplas - Ouderkerkerplas - De Hoge Dijk - Gaasperzoom - Gemeenschapspolder - Elzenhove Gooi en Vechtstreek - Fietspaden Spiegei en Blijkpolderplas Groene Zoom Haarlem Basisplan Waterland - Recr voorzieningen Hemmeland Haarlemmermeer Aalsmeer - Westeinderplassen Brettenzone Amstelzone Nieuwemeer / Amsterdamse bos
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
1)
3)
X X
Opmerkingen
X
X X
X
X
X
7) 1) 1) 3)
X X X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
3)
3) 3)
X X
X
1)
X
X
X
X
1) 6)
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
7)
X X
3) 1) 4)
X
X
3)
X
3)
Landinrichting Waterland - Fietspaden - Jisperveld Westwoud Schagerkogge Eilandspolder Wieringen de Gouw
X
X
3)5)4)
X X X
X
X
X
7) 4)
X X
X X
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
34
ZUID-HOLLAND Project Kagerzoom - Grondverwerving Bieslandse Bos - Grondverwerving Hoekpolder Vlietland - Recr. voorzieningen - Grondverwerving Starrevaartse polder (Leidschendammerhout) - Grondverwerving Westelijke Groenzone Rokkeveen (Floriade) - Kinderboerdenj Valkenburgse meer - Grondverwerving Zeegersloot Vlietpark Leiden - Ontsluitingsweg Ackerdijkse plassen - Grondverwerving Zuidelijk Randpark - Grondverwerving Oostvoornse meer - Fietspad Oostflakkee Reeuwijkse plassen - Recr voorzieningen - Grondverwerving Rottemeren - Recr voorzieningen - Grondverwerving Loetbos - Grondverwerving Krimpenerwaard - Fietspaden - Wandelpaden Brielse Maas Oude Maas - Grondverwerving Hollandsche Biesbosch Lammetjeswiel - Fietspad Haringvliet Linge Recr vaarwegenplan Groene netwerk
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
X
X
X
X
X
X
X
X
Opmerkingen 1) 11)
X X
X
X X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
2)
X X
3)
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
11)
1) 3)
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
11)
1)2)
5) 2)
X X X
3) 11)
5)
X
X
6) 2)
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
2) 1) 1)
Landinrichting Midden Delfland Ll Hitland - Grondverwerving Rijnstreek Zuid Vijfheerenlanden Algemeen - Grondverwerving
X X
X
X
X
X
X
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
35
ZEELAND Project Domburg - Fietspad - Wandelpad Goes - Fietspad Tholen - Golfremmend element Kortgene - Fietspad Grevelingen
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
x x
x
x x x
x x
x x
Opmerkingen
2) 1) 5) 2) x
Landinrichting Yersekemoer Sluis Oostburg
x x
x
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
7)
36
NOORD BRABANT Project Aakvlaai De Vliet West N Brabant - Recr. voorz Seppe Stadsgewest Breda - Fietspaden IRO Brabants Centrum - Fietspaden Midden Brabant - Kanovoorzieningen Beneden Sas - Fietspaden Stadsgewestgebied 's-Hertogenbosch - Planvorming Vinkel Eindhoven Kempenland - Kanovoorz. Stadsgewest Helmond - Fietspaden Brabant Noordoost - Fietspaden Kanovaarrouteplan Noord Brabant Maasoevers - Produkt ontwikkelmgsplan Sambeek - Vispassage
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
Opmerkingen
PM 2)
X
x x
x
6)
x
x
x
x
x
x
x x x x x
x x x x
x
x
x
x
x
x
1}
x
x x
1)
1) 1) 2) 6)
Landinrichting St Oedenrode Zundert
x
x x
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
3)
37
LIMBURG Project Kessel - Passantenvoorzieningen Well - Passantenvoorzieningen Noord Limburg Midden Limburg - Passantenvoorzieningen Echt - Passantenvoorzieningen Stevensweert - Passantenvoorzieningen Wessem - Passantenvoorzieningen Nederweert - Passantenvoorzieningen Deelplan Schinveldsebossen Deelplan Rouwenhof Voerendaal Valkenburg Recreatief medegebruik Heuvelland Heuvelland Meerssen Fietspaden Algemeen Sambeek - Vispassage
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
Opmerkingen
x x x
2) x
x
7) x x x
x x x x x x x x
x x x x
1) 1) 2)
x x x
2) 1)
x
Landinrichting Weert Stramproy
x
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
1}
38
FLEVOLAND Project Almere Haven Lelystad Biddinghuizen - Passantenvoorzieningen Kuinderbos - Fietspaden Fietspadenplan Flevoland Schokkerhaven Watersport Algemeen
Voorgedragen door provincie
Opgenomen in programma
5)
X X
X
X
X
X
X
X
X
X X
Opmerkingen
X
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
1) 2) 1)
39
Bijlage II:
Gerealiseerde recreatieplaatsen en hectares RGS Provincie
1 986 t/m 1990
gemiddeld per jaar in ha
Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland
68 50 453
13,6 10,0 90,6
Totaal ha'
571
114,2
exclusief toeristisch - recreatieve infrastructuur
In onderstaande tabel zijn de ingerichte oppervlakten en grondaan– kopen (ha) weergegeven. Nationale Landschappen 1986t/m 1990
Aantal ha. ")
totaal recr ingericht
grondaankopen
74
65
totaal Nationale Landschappen 1986t/m 1990")
recr mger
recr. water
oeverstroken
Aantal ha
74
17
11
open ruimte
beplante oppervl. bijz voorz
23
10
13
beplante ruimte
bijzondere voorzieningen
Medegebruik recreatief ingerichte oppervlakte naar beleidscategorie (1986 tot en met 1990) recreatief ingericht
w.v
in hectares
recreatiewater
oeverstroken
679
21.3
55.3
612
24.1
20.7
11.3 44.0
6.3 539 1.0
13.0
62.4
open ruimte
Totaal 229.8 w.v in Stadsgewesten 30.6 TRAG buiten Stadsgewesten 1901 Buitenprioriteitsgebied 9.1
55
0.6
9.1 2.0
Medegebruik wegen en paden naar beleidscategorie (1 986 tot en met 1 990)
Totaal w.v in Stadsgewesten TRAG buiten Stadsgewesten Buitenpnonteitsgebied Ongedefinieerd
ontsluitings wegen in kilometers
fietspaden
wandelpaden
verhard onverhard
verhard onverhard
8.4
457.7
715
61 8
60.1
0.9 7.3 0.2
140.4 232.3
69 38.6 260
16.6 30.8 14.4
56 422
85.0
natuurpaden
ruiterpaden
waterwegen
32
24.5
41 .5
12 20
23 208 1.4
41 5
12.3
Recreatiegebieden recreatief ingerichte oppervlakte naar beleidscategorie (1 986 tot en met 1 990) recreatief ingericht
w.v
in hectares
recreatiewater
oeverstroken
3751 1857 1874
Totaal 1 404 5 w.v in Stadsgewesten 961 5 TRAG buiten Stadsgewesten 4138 Buitenprioriteitsgebied 29.1
20
open ruimte
beplante ruimte
bijzondere voorzieningen
787
5499
325.3
75.6
488 287 1.2
3809
2884
1587 10.3
27.0
57.8 12.1
99
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22309, nrs. 1-2
57
40
Recreatiegebieden wegen en paden naar beleidscategorie (1986 tot en met 1990) ontsluitmgs wegen in kilometers Totaal 31.5 w.v in Stadsgewesten 21 6 TRAG buiten Stadsgewesten 8.4 Buitenprioriteitsgebied 1.5 Ongedefmieerd
fietspaden
wandelpaden
verhard onverhard
verhard onverhard
140.5
2.9
83.8
100.2 294
23 0.6
712 9.0 36
10.9
natuurpaden
ruiterpaden
waterwegen
137.4
368
2.0
207
17.1
20
12.5
178 1.9
15.7
121.7
1.0 7.2
Randstadgroenstructuur recreatief ingerichte oppervlakte naar beleidscategorie (1986 tot en met 1990) recreatief mgencht
w.v
in hectares
recreatiewater
oeverstroken
open ruimte
beplante ruimte
bijzondere voorzieningen
Totaal w.v in Medegebruik Recreatiegebieden
973.9
168.7
48.7
461.3
263.3
31.9
8.2 9657
1687
487
461.3
6.2 257.1
29.9
Utrecht Noord Holland Zuid Holland
56.1 386 3 5314
13.0
6.7
19.5
104.4 51.3
11.8
157.4 284.4
30.2
20 5.2
11.7 1013
11.5 15.2
150.3
Randstadgroenstructuur wegen en paden naar beleidscategorie (1 986 tot en met 1 990)
Totaal w.v in Medegebruik Recreatiegebieden Utrecht Noord Holland Zuid Holland
ontsluitings wegen in kilometers
fietspaden
wandelpaden
verhard onverhard
verhard onverhard
15.7
133.3
5.9
84.1
23.2
15.7
646 687
3.3 2.6
20.4 63.7
17.8
2.9 2.1 0.9
32.1 43.7
3.1 6.6 60
6.6 92.8
339
8.3
54 3.0 5.6 14.6
natuurpaden
ruiterpaden
waterwegen
2.0
14.8
2.0
12.5
17.0
12.4
54 150 0.3
0.7 1.3
2.3
2.4
20.7
3.7
Het kan voorkomen, dat de totalen niet geheel overeenstemmen met de som der opgetelde getallen. Dit hangt samen met de afronding
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 309, nrs. 1-2
41