Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
18035
Medianota
Nr. 95
B R I E F V A N DE S T A A T S S E C R E T A R I S V A N V E R K E E R E N WATERSTAAT Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 14 mei 1986 Hierbij zend ik u het in het mondeling overleg van 14 november 1985 (kamerstuk II, 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 1 8 0 3 5 , nr. 93) toegezegde overzicht met betrekking tot de kwaliteit en o m v a n g van de kabeltelevisienetten in Nederland. Dit overzicht is gebaseerd op de bij de PTT berustende gegevens, die ook door de Commissie Zegveld w o r d e n gehanteerd. De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, J . F. Scherpenhuizen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 1 8 0 3 5 , nr. 95
1
KABELTELEVISIENETTEN IN NEDERLAND 1. Inleiding De PTT beschikt niet over actuele gegevens over de aantallen op kabeltelevisienetten - de verzamelnaam voor centrale antenne-inrichtingen (cain) en gemeenschappelijke antenne-inrichtingen (gain) - aangesloten woningen, de verspreide programma's, de netstructuur enz. De PTT vraagt namelijk alleen bij de aanvraag van een machtiging dergelijke gegevens, voorzover dit nodig is voor de technische beoordeling van de inrichting. Er bestaat geen noodzaak deze gegevens actueel te houden. Het bijhouden van een gedetailleerde actuele inventarisatie berust nl. bij de machtiginghouder, zoals ook is vastgelegd in de machtigingsvoorwaarden en technische voorschriften van de PTT. Als gevolg hiervan bevat de machtigingenadministratie van de PTT slechts die informatie die werd ingediend ten tijde van de machtigingsaanvraag. Momenteel wordt gewerkt aan een actualisering van de bij PTT voorhanden gegevens. Alle circa 1400 cai-machtiginghouders is verzocht een nieuwe opgave te verstrekken van gegevens over aansluitingen, programmapakket, netstructuur enz. Verwacht wordt dat deze actualisering over enige maanden voltooid zal zijn. Naast deze inventarisatie van cain wordt in samenwerking met de NWR en het NCIV ook het bestand aan gain geactualiseerd en zal eveneens een inventarisatie plaatsvinden van de hiervoor m.b.t. cain genoemde gegevens, voor zover deze op gain van toepassing zijn. 2. Verdeling in type netten Het is op verschillende manieren mogelijk een indeling te maken van kabeltelevisienetten, zoals: a. naar de omvang (o.m. verdeling in gain en cain) b. naar het aantal doorgegeven tv-programma's of het maximaal aantal door te geven programma's (maximum capaciteit) c. naar de netstructuur (mini-ster, rijgnet, aftaknet, kiesnet). Hierbij wordt opgemerkt dat de drie parameters, grootte, capaciteit en netstructuur, in wezen onafhankelijk van elkaar zijn. Het is dus niet zo dat een groot net ook altijd een grote kanaalcapaciteit heeft. ad a. Omvang Gemeenschappelijke antenne-inrichtingen (gain) Een gemeenschapDelijke antenne-inrichting (gai) is «een antenne-inrichting voor het doorgeven of overbrengen van omroepprogramma's naar: a. ten hoogste 100 woningen b. meer dan 100 woningen, mits na kruising van de tot de inrichting behorende kabels met openbare wegen, in de inrichting geen verdere versterking wordt toegepast». Het aantal gemachtigde gain bedraagt ca. 5000 en het aantal nog functionerende «gemelde» inrichtingen (aangelegd voor 1970) ca. 5500. Het aantal aansluitingen van deze systemen ligt tussen 10 en 100, met dien verstande dat een aantal gain meer aansluitingen telt als gevolg van een bijzondere situatie (grote flatcomplexen). Het totaal aansluitingen op gain bedraagt voor alle inrichtingen ca. 500000 (gemiddeld 50 aansluitingen per systeem).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18 035, nr. 95
2
Centrale antenne-inrichtingen (cain) Een centrale antenne-inrichting (cai) is «een antenne-inrichting van lokale omvang, doch in grootte uitgaande boven een gemeenschappelijke antenne-inrichting, bestemd voor het doorgeven of overDrengen van omroepprogramma's». Het aantal cain bearoeg ultimo 1985 1388, waarvan ruim 400 de gehele gemeente of de hele beDouwae kom van een gemeente omvatten. Het aantal aansluitbare woningen binnen de machtigingsgeoieden varieert van minaer dan 100 tot ruim 300000 per gebied. Naar grootte kan - op basis van de bij de aanvraag verstrekte gegevens de volgenae indeling gemaakt worden: Aantal potentiële aansluitingen 100-
1 000
1 0 0 0 - 5 000 5 0 0 0 - 15 000 15 0 0 0 - 50 000 50 0 0 0 - 1 0 0 000 100 0 0 0 - 2 0 0 000 200 000 en meer
Aantal systemen ultimo 1985 951 (waarvan ruim 50% niet meer dan 250 aansluitingen telt) 279 106 40 9 1 2
Het totaal aantal potentiële aansluitingen binnen de macntigingsgebieden wordt gescnat op 3 700000 en het aantal abonnee's op 3 100000. Opmerkingen Zoals in de inleiding reeas opgemerkt betreft het hier een scnatting op grond van de bij de machtigingsaanvraag ingeaiende gegevens. Onzekerheden zijn er als gevolg van de volgende factoren: - Vele cain zijn nog niet voltooid; de aan de PTT opgegeven aantallen woningen zijn meestal geoaseerd op het aantal potentiële aansluitingen als het net is voltooid. Voorgenomen uitbreidingsplannen van de bebouwing worden hierbij vaak wel meegeteld, doch deze worden soms nooit of met vertraging uitgevoerd. - Hoewel machtigingshouaers en eigenaren van gemelde inrichtingen de plicht hebben de PTT bericnt te sturen indien de inrichting wordt opgenomen in een andere inrichting (cai), blijkt dit in de praktijk dikwijls niet te gebeuren. Het gevolg daarvan is dat een (onbekend) aantal inrichtingen in twee categorieën meetelt. ad b. Aantal programma's/maximale
capaciteit
Aanial programma 's In totaal kunnen op dit moment in de Nederlandse kabeltelevisienetten een 20-tal tv-programma's worden gedistribueerd, te weten: nationale omroep: Nederland 1 en 2 lokale omroep: b.v. SALTO (in Amsterdam) buitenlandse omroep: BRT 1 en 2, RTB 1 en 2 WDR 1, ZDF, WDR 3, NDR3, BBC 1 en 2 satellietprogramma's: Europa tv, TV 5, Sky Channel, Music box, overige: kabeltekstprogramma, kabelkrant, abonnee tv. Daarnaast bestaat reeds in een groot aantal plaatsen lokale kabelradioomroep. De PTT beschikt niet over actuele gegevens met betrekking tot de daadwerkelijk verspreide tv-programma's in de verschillende inrichtingen, met uitzondering van programma's die ontvangen worden via communicatie-satellieten. Voor de ontvangst van de tv-programma's is nl. een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1 986, 18035, nr. 95
3
aanvullende machtiging voor de ontvanginrichting nodig. Vrijwel alle aangeslotenen op kabeltelevisienetten ontvangen tenminste 5 tv-programma's, waarbij thans het zwaartepunt ligt bij de ontvangst van ca. 10 t v - p r o g r a m m a ' s en een 20-tal f m - r a d i o p r o g r a m m a ' s . Een toenemend aantal abonnees heeft al de beschikking over 12 of meer t v - p r o g r a m m a ' s . Het aantal programma's neemt toe door de satellietprogramma's en door het overgaan op aanvoer van buitenlandse programma's, o.a. van de Belgische kust naar het noorden van het land. Binnenkort zullen in het westen van het land ook Engelse programma's w o r d e n aangevoerd. Nog slechts een zeer beperkt aantal aangeslotenen, in hoofdzaak op gain, ontvangt niet meer dan 2 tot 4 tv-programma's. Het gaat o m enkele procenten van het totale abonneebestand, gelegen in het noord-westen en zuid-westen van het land. Maximale capaciteit van de netten De capaciteit van na 1976 aangelegde kabeltelevisienetten, ruwweg omvattende 70% van het totaal aantal aansluitingen, is doorgaans tegen geringe kosten, door het bijplaatsen dan wel vervangen van versterkerapparatuur, uitbreidbaar t o t 18 tv-kanalen. In veel gevallen kan de capaciteit door vervanging van versterkerapparatuur zelfs t o t 2 4 of 3 0 t v - p r o g r a m ma's w o r d e n uitgebreid. In beide gevallen w o r d t gebruik gemaakt van het aanwezige kabelnet. Sinds ca. 1981 w o r d e n steeds meer netten aangelegd die door het later bijplaatsen van (versterker)apparatuur geschikt gemaakt kunnen w o r d e n voor doorgifte van 3 0 tv-kanalen. De capaciteit van de oudere netten (omvattende een zeer groot deel van de 5 0 0 0 0 0 gai-aansluitingen en aansluitingen op de gemelde inrichtingen) is veelal beperkt tot 6 tv-kanalen. Deze netten zullen voor de verspreiding van een groter aantal programma's ingrijpend gewijzigd, maar echter meestal geheel vervangen moeten w o r d e n . Wel is het mogelijk de capaciteit voor t v - p r o g r a m m a ' s met enkele te vergroten (zie de opmerkingen hierna). Het eventueel toepassen van kiestelevisie voor vergroting van het programma-aanbod in bestaande netten zal eveneens grote consequenties hebben. Bij rijgnetten zal het gehele (kabel)net moeten w o r d e n vervangen door een (mini-)sternet. Bij aftaknetten is het technisch mogelijk per aftakpunt een kiezer te installeren (zeer oneconomisch). Bij mini-sternetten zal in veel gevallen de mini-sterkast moeten w o r d e n vervangen of aangepast. De capaciteit voor f m radio-programma's hangt zowel af van de beschikbare breedte van de f m - b a n d als van de uitstuurreserve van de toegepaste versterkers. Gesteld kan worden dat voor alle antenne-inrichtingen in Nederland geldt, dat in de f m - b a n d niet meer dan ca. 32 f m - p r o g r a m m a ' s ondergebracht kunnen worden. Dit aantal is nl. het m a x i m u m dat gangbare fm-ontvangers nog storingsvrij kunnen verwerken. Opmerking
1
Het gebruik van nabuurkanalen De mogelijkheid bestaat om de kanaalcapaciteit voor tv-programma's van een VHF-net uit t e breiden door gebruik te maken van nabuurkanalen. In theorie is daarmee bijna een verdubbeling van het aantal programma's mogelijk (van 6 naar 11). De selectiviteit van de thans gebruikelijke televisietoestellen is, hoewel de laatste jaren sterk verbeterd, echter nog niet in alle gevallen voldoende voor een storingsvrije beeldweergave van nabuurkanalen. De PTT staat het gebruik van nabuurkanalen daarom dan ook slechts toe onder een aantal beperkende voorwaarden. Hierdoor zal in de praktijk ook geen kanaalverdubbeling gerealiseerd kunnen w o r d e n . Bovendien
Tweede Kamer, vergaderjaar 1 9 8 5 - 1 9 8 6 , 1 8 0 3 5 , nr. 95
4
eist de PTT van de exploitant die nabuurkanalen gebruikt dat storingen die hierdoor ontstaan door hem worden verholpen. De exploitatie van (oudere) VHF-inrichtingen kan door uitbreiding met enkele kanalen veelal nog enige jaren worden voortgezet, waardoor de aanleg van een nieuwe VHF/UHF-net met eenzelfde periode kan worden uitgesteld. In moderne VHF/UHF-systemen is het gebruik van nabuurkanalen niet nodig. Opmerking 2 Het gebruik van niet-omroepkanalen in de VHF-band (zgn. S kanalen) Uitbreiding van de capaciteit voor tv-programma's is ook mogelijk door het gebruik van niet voor de omroep aangewezen frequenties, zgn. S-kanalen. Deze kanalen worden hoofdzakelijk voor het transport in het hoofdnet gebruikt, doch onder bepaalde voorwaarden kan een deel van de kanalen ook worden gebruikt voor distributie tot in de woningen. Dit geldt voor de middenband-kanalen (108 tot 174 MHz) op voorwaarde dat iedere abonnee beschikt over een vast met het net verbonden convertor. Deze maatregel is nodig om interferentie (door hinderlijke inen uitstraling) met ethergebruikers van deze kanalen (o.a. mobilofoon) te voorkomen. Het gebruik van de middenbandkanalen tot aan de abonnee wordt gezien de hieraan verbonden kosten (converter) dan ook afgeraden. Het gebruik van frequenties in de bovenhand (230 tot 300 MHz) is ook mogelijk zonder convertor, zij het onder een aantal strenge voorwaarden. De belangrijkste hiervan zijn dat geen enkele storing mag worden veroorzaakt bij ethergebruikers van deze frequenties en dat de te gebruiken frequenties bij PTT gemeld moeten worden. Een aanzienlijk deel van de abonnees zal echter toch een convertor nodig hebben om bovenbandkanalen zichtbaar te maken, omdat nog lang niet alle televisietoestellen voor ontvangst van deze kanalen geschikt zijn. Overigens zijn ook niet alle VHF-netten geschikt voor doorgifte van de band van 230-300 MHz. Met betrekking tot de toepassing van de hierboven gegeven mogelijkheden moet nog worden opgemerkt dat niet alle VHF-netten geschikt zijn voor het distribueren van 12 of meer VHF-kanalen. In een aantal gevallen zal de uitstuurruimte van de versterkers een beperking van het aantal te gebruiken kanalen vormen, zoals dat ook voor het maximale aantal door te geven fm-kanalen geldt. ad c.
Netstructuur
De eerste kabeltelevisienetten in ons land en elders werden uitgevoerd in zgn. rijgtechniek, waarbij de aansluitdozen als het ware aan de gemeenschappelijke kabel worden geregen. Deze techniek leende zich bij uitstek voor nieuwe hoogbouw en rijtjeshuizen. Bij het bekabelen van bestaande woningen is vanaf het begin van de jaren 80 veelal bij aftaktechniek toegepast, waarbij de aansluitdozen in de woningen met een individuele kabel buitenshuis op de gemeenschappelijke kabel worden aangesloten. Voordeel van deze techniek is o.a. de individuele afsluitbaarheid. In een later stadium (vanaf 1976) wordt vrijwel uitsluitend mini-ster techniek toegepast, waarbij de individuele kabels van 14-24 abonnees naar een nabijgelegen concentratiepunt - het mini-sterpunt - lopen. Al vanaf 1978 is de aanleg van nieuwe rijgnetten verboden. De aanleg van aftaknetten daarentegen is nog toegestaan en geschiedt ook nog steeds, met name in dun bebouwde gebieden uit economische overwegingen. Rijg- en aftaknetten komen nog in zeer veel cain op grote schaal voor; rijgnetten vooral in collectief op de cai aangesloten (reeds bestaande) cain of gain. De noodzaak om aftaknetten te vervangen is uiteraard
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18 035, nr. 95
5
kleiner dan de noodzaak om rijgnetten te vervangen. Vervanging van rijgnetten is verplicht bij renovatie van de inrichting. Dit laatste gebeurt gestaag, vooral om individueel afsluiten van abonnees mogelijk te maken. Een feit is, dat er nog steeds méér cain zijn waarin combinaties van verschillende netstructuren voorkomen, dan cain die uitsluitend in mini-stertechniek zijn aangelegd. Het aantal abonnees waarvan de aansluiting is uitgevoerd als mini-steraansluiting wordt geschat op 2 000000, op een potentieel aantal aansluitbaar aantal woningen van 3 700000 binnen de machtigingsgebieden. Kiesapparatuur, waarmee de abonnee vanuit de huiskamer op afstand in het mini-sterpunt een programma kan kiezen wordt in enkele Nederlandse kabeltelevisienetten bij enkeie duizenden abonnees toegepast, deels echter bij wijze van experiment. In het kabelexpenment Zuid-Limburg zullen kiezers op grote schaal worden toegepast. Dit experiment omvat de kabeltelevisienetten van Maastricht, Heerlen en Kerkrade. In ca. 4000 mini-sterpunten zullen kiesmatrices worden geplaatst met behulp waarvan de abonnee een individuele programmakeuze kan maken. Voor bepaalde diensten zal hierbij een hybride systeem worden toegepast, dat wil zeggen er zal zowel van het PTT-net als van het kabeltelevisienet gebruik worden gemaakt. (Bestellen via het telefoonnet, ontvangen via het kabeltelevisienet, zoals bij Ditzitel). Aan de abonnees worden aangeboden: abonneetelevisie, pay-per-view (eerste proef in Nederland), kabelkrant, open access-kanaal voor non-protit organisaties, diverse vormen van interactieve videotex, en stilstaande beelden. De proef start 1 januari 1987 en zal vijf jaren duren. Eind jaren 70 werd een kiestelevisienet voor enkele duizenden aansluitingen aangelegd. Dit net is inmiddels afgebroken en vervangen door een mini-sternet, wegens exploitatieve, technische en gebruikersproblemen. Retour- of tweewegverkeer waarbij vanaf de abonnees informatie verstuurd kan worden naar een centraal punt in het net komt in Nederland nog niet veel voor. In enkele cain is, of wordt deze mogelijkheid ingebouwd, en vindt momenteel vooral nog toepassing ten behoeve van bejaardenbewaking. Het gaat in totaal om enkele tienduizenden aansluitingen, ofwel ca. 1%van het bestand. 3. Enkele vergelijkingen met het buitenland Omvang Enkele kabeltelevisienetten in Nederland behoren met enkele Belgische netten tot de grootste van Europa. Buiten Europa komen netten met een dergelijke omvang vrijwel alleen voor in Noord-Amerika. Aantal gedistribueerde programma 's en maximale capaciteit Ten opzichte van de Noord-Amerikaanse netten en de netten in de meeste Europese landen nemen de kabelnetten in Nederland een bijzondere plaats in. De distributienetten in de wijken zijn nl. in de meeste cain in Nederland geschikt voor transport van zowel VHF- als UHF-signalen. De transportcapaciteit van deze netten is door deze grote bandbreedte in principe hoger dan van netten die alleen voor VNF geschikt zijn zoals in Noord-Amerika. Om deze capaciteit te kunnen benutten moet evenwel ook het hoofdnet geschikt zijn voor het transport van zoveel kanalen. Dit is nu nog niet overal het geval. In de Noord-Amerikaanse netten is een grote distributiecapaciteit (tot 30 en meer kanalen) slechts haalbaar door het gebruik van zowel nabuurkanalen als S-kanalen tot aan de abonnee en het gebruik van selectieve converters in de woningen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18035, nr. 95
6
Wat betreft het aantal programma's waarover Nederlandse kabeltelevisie-abonnees kunnen beschikken ten opzichte van abonnees in het buitenland moet worden opgemerkt dat dit aantal ten opzichte van Noord-Amerika achter loopt (veel commerciële en lokale programma's) en ten opzichte van de Europese landen een middenplaats inneemt. Netstructuur De meeste Noord-Amerikaanse netten zijn uitgevoerd als aftaknetten. Mini-sterachtige configuraties komen slechts langzaam van de grond. In de meeste Europese landen worden eveneens aftaknetten toegepast en is een langzame tendens naar mini-sternetten waarneembaar (Engeland, West-Duitsland). Het Nederlandse percentage mini-steraansluitingen op het totale aantal (cai-)aansluitingen wordt vooralsnog door geen ander land overtroffen. Bestaande gai-netten zijn en worden in het buitenland doorgaans nog in rijgtechniek uitgevoerd. Voor zover bekend is Nederland het enige land dat reeds in 1978 de aanleg van rijgnetten verbood. Ook in het buitenland komen tweewegverkeer geschikte netten, dat wil zeggen met beperkte retourverkeer vanaf de woningen, nog slechts op kleine schaal voor, het meest nog in Noord-Amerika ten behoeve van pay-per-view-service. Deze dienst wordt overigens slechts in enkele netten toegepast, de belangstelling hiervoor blijkt niet groot te zijn. Kiestelevisie wordt in enkele Europese landen, hoofdzakelijk nog in proefprojecten toegepast. In Noord-Amerika worden vrijwel geen kiestelevisienetten aangetroffen, wat onder meer het gevolg is van het ontbreken van een mini-sterstructuur.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18035, nr. 95
7