Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
26 631
Modernisering AWBZ
27 659
Vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen)
Nr. 204
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 19 januari 2007 De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 7 december 2006 overleg gevoerd met staatssecretaris Ross-van Dorp van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over: – de brieven van de staatssecretaris van VWS d.d. 24 augustus en 13 oktober 2006 inzake de 11e voortgangsrapportage groot project Modernisering AWBZ (26 631, nrs. 188 en 191); – de brieven van de staatssecretaris van VWS d.d. 20 juli en 3 november 2006 inzake voortgang scheiden van wonen en zorg (27 659, nrs. 78 en 81); – de brieven van de staatssecretaris van VWS d.d. 24 oktober en 30 november 2006 inzake uitvoering motie-Kant (30 800 XVI, nr. 13) over levering van geïndiceerde AWBZ-zorg (30 800 XVI, nrs. 23, 33 en 34). Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Atsma (CDA), Verburg (CDA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), Joldersma (CDA), Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Kos¸er Kaya (D66), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Voordewind (ChristenUnie), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP) en Bouwmeester (PvdA). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), C q örüz (CDA), Ormel (CDA), Azough (GroenLinks), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Van Hijum (CDA), Haverkamp (CDA), Spekman (PvdA), Verdonk (VVD), Griffith (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Gill’ard (PvdA), Van de Camp (CDA), Langkamp (SP), Jacobi (PvdA), OrtegaMartijn (ChristenUnie), Blom (PvdA), Kamp (VVD), De Wit (SP), Thieme (PvdD), Graus (PVV), Luijben (SP) en Hamer (PvdA).
De heer Van der Veen (PvdA) juicht het zeer toe dat met het project modernisering van de AWBZ wordt overgegaan van aanbodsturing naar vraagsturing. Het is een complex traject, waarin veel dingen tegelijkertijd moeten gebeuren. Hij vond het daarom teleurstellend dat in het rapport van Twijnstra Gudde staat dat de regiefunctie zwak is uitgevoerd. Op welke wijze denkt de staatssecretaris de regie wat krachtiger ter hand te kunnen gaan nemen? Het is belangrijk te weten hoe de patiënten en zorgverleners aankijken tegen de veranderingen binnen de AWBZ. De uitvoerders en met name de patiënten moeten begrijpen waarom het gaat en moeten gemotiveerd zijn om te doen wat er moet gebeuren. Uit het rapport van Twijnstra Gudde blijkt dat daar toch enig verschil van mening over is. Een ander belangrijk punt is de vraag wat het budgettaire kader is waarbinnen deze meer marktgerichte elementen zich zouden moeten ontwikkelen. Uit het rapport van Twijnstra Gudde blijkt dat er een spanningsveld is tussen aan de ene kant de zorg op maat-gedachte en aan de andere kant de budgettaire kaders. Dat gaat steeds meer wringen. Hoe wordt met dat spanningsveld omgegaan? Per 1 april 2007 moet de full package ingevoerd zijn. In het rapport van
KST104521 0607tkkst26631-204 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2007
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
1
1
Twijnstra Gudde wordt gesteld dat niet alles tegelijkertijd moet worden gedaan, aangezien het om ingewikkelde trajecten gaat. Er zijn ook zorgen uitgesproken door de organisaties die binnen de AWBZ werkzaam zijn, over de invoering van de full package. Wat is de garantie dat die per 1 april ingevoerd kan worden? Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de doelen die gesteld zijn voor de AZR (AWBZ-brede zorgregistratie), niet gehaald worden. Er wordt nu met enig optimisme gesuggereerd dat op 1 januari 2008 sprake zal zijn van een volledige invoering van de AZR. De staatssecretaris heeft aangegeven dat er financiële consequenties zullen zijn voor de zorgaanbieders die dan nog niet gereed zijn. Weet zij hoeveel zorgaanbieders er op 1 januari 2008 nog niet aan de voorwaarden zullen voldoen? Het is nog onduidelijk wie verantwoordelijk is voor het toezicht op de kwaliteit, op de wijze waarop zorgorganisaties, ook in juridische zijn, hun diensten verlenen, en op de doelmatigheid van de zorg. Hoe stelt de staatssecretaris zich voor dat die verantwoordelijkheid verder vorm gegeven wordt als per 1 januari 2009 de zorgkantoren worden afgeschaft? Ten slotte is de heer Van der Veen van mening dat er een eind moet komen aan de patiëntenstops in de thuiszorg. Hij wil graag weten waarom er sprake is van patiëntenstops. Mevrouw Van Miltenburg (VVD) heeft zorgen over de AZR. Het is een computersysteem waarmee wachtlijsten worden bijgehouden, waarmee wordt gedeclareerd en dat ook nog bedoeld is als controlesysteem. De staatssecretaris kan echter nog steeds niet aangeven welke wachtlijsten er precies zijn en voor de juiste realisatiegegevens in de AWBZ wendt zij zich tot het CAK (Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten), dat eigenlijk alleen bedoeld is om rekeningen te versturen. Verder blijken zorgkantoren niet te kunnen controleren op rechtmatigheid, aangezien zij niet weten namens wie zij de rekening betalen, omdat er sprake zou zijn van vervuilde bestanden. De staatssecretaris stelt in de rapportages dat bij de volgende release de problemen opgelost zullen zijn. Mevrouw Van Miltenburg vindt echter dat de AZR moet afslanken tot een declaratiesysteem. De zorgzwaartefinanciering loopt ook niet op rolletjes. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de huishoudelijke hulp als functie uit de AWBZ verdwijnt, terwijl zij eerder heeft opgemerkt dat de huishoudelijke hulp zou blijven bestaan voor mensen die een indicatie verblijf hadden, maar die liever buiten een instelling zorg ontvangen. Mevrouw Van Miltenburg vindt dat bij full package huishoudelijke hulp deel moet blijven uitmaken van de AWBZ-indicatie en dat mensen hiervoor niet moeten zijn aangewezen op de gemeente. Zij heeft in een eerder debat het voorbeeld van Concordia genoemd. Zij vraagt de staatssecretaris daar alsnog op te reageren. De overgang van pgb-oude stijl naar pgb-nieuwe stijl is afgerond. Volgens het onderzoek van de staatssecretaris zijn mensen echter behoorlijk ontevreden over het pgb-nieuwe stijl. De bureaucratie en administratieve rompslomp zijn toegenomen en de flexibiliteit is afgenomen. Wat gaat de staatssecretaris doen om dat te verbeteren? Mevrouw Van Miltenburg wil van de staatssecretaris de toezegging dat de hoogte van de pgb niet zal lijden onder de invoering van de zorgzwaartefinanciering. Wanneer dit wel gebeurt, komen duizenden mensen met een pgb in de problemen. Daarnaast wil zij dat Per Saldo als cliëntenorganisatie voor mensen met een pgb actief betrokken wordt bij de verdere totstandkoming van de ZZP’en (zorgzwaartepakketten). Mevrouw Van Miltenburg vindt dit een slecht plan om het zorgplan een wettelijke status te geven. Het heeft ook geen draagvlak bij de cliëntenorganisaties. Het lijkt haar daarom beter om de zorgovereenkomst een wettelijke status te geven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
2
Mevrouw Van Miltenburg vraagt of het mogelijk is om bij contractering in de AWBZ door zorgkantoren het onderaannemerschap te verbieden. Het is dan namelijk eenvoudiger om toezicht te houden op de kwaliteit en de keuzevrijheid van de klant wordt groter. De staatssecretaris is niet ingegaan op het rapport dat het College bouw zorginstellingen verleden jaar op haar verzoek heeft opgesteld. Het college doet daarin een groot aantal aanbevelingen om het proces van scheiden van wonen en zorg te versnellen. Zijn deze aanbevelingen onderdeel van het beleid geworden? Waar is dat dan zichtbaar? Het is belangrijk dat er politieke controle is op de beleidsregels van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg). Mevrouw Van Miltenburg vraagt de staatssecretaris aan te geven hoe dat kan worden gedaan. Zij is overigens verbaasd te lezen dat gebruikelijke zorg tegenwoordig ook van toepassing is op de functies persoonlijke verzorging en verpleging. Zij heeft daar moeite mee, vooral omdat het CVZ (College voor zorgverzekeringen) stelt dat dat voor alle huisgenoten geldt. Broertjes en zusjes moeten dan dus worden ingeschakeld bij de verzorging van een ziek kind of ouder. Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegen aan? Zij heeft zich verder ernstig gestoord aan de opmerking van het CVZ dat deze zienswijze vooral belangrijk is omdat er steeds meer pgb’s komen en mensen soms een indicatie krijgen voor iets dat zij best zelf kunnen doen. Het verbaast mevrouw Van Miltenburg dat er nog steeds klantenstops zijn in de thuiszorg, aangezien de staatssecretaris in haar brief heeft gemeld dat de problemen zijn opgelost. Zij wil graag weten wat er aan de hand is. Mevrouw Kant (SP) vindt dat de problemen met de klantenstops in onder andere de thuiszorg niet adequaat zijn opgelost, aangezien er in diverse regio’s nog steeds sprake is van klantenstops. De staatssecretaris heeft in antwoord op schriftelijke vragen gemeld dat uit de knelpunten die zijn gemeld bij de NZa, blijkt dat er geen klantenstops meer zijn. Bovendien heeft zij gezegd dat de resterende knelpunten zich concentreren op de financiering van de zorginstellingen en dat er geen sprake is van knelpunten in de zorgverlening. Die knelpunten in de financiering leiden volgens mevrouw Kant echter wel degelijk nog steeds tot knelpunten in de zorgverlening. Daar ligt de kern van het probleem. Zij vindt dat de staatssecretaris nu moet zeggen dat er geld bij komt, dat de knelpunten worden opgelost en dat de instellingen dus gewoon de zorg aan de mensen moeten kunnen verlenen. Het mag niet zo zijn dat een instelling, vanwege gesteggel over de financiering, geen zorg durft te bieden aan iemand die dat wel nodig heeft. Het komt nu nog voor dat als iemand al zorg krijgt, maar meer zorg nodig heeft, omdat hij of zij een ernstige ziekte krijgt, die extra zorg niet geboden wordt. Dit wordt door de NZa achter niet als een knelpunt gezien. Er zijn veel klachten over het CIZ. Het duurt veel te lang voor iets afgehandeld is. Het aantal bezwaarschriften neemt ook toe. De achterstanden in de werkvoorraad, bijvoorbeeld in de regio’s Zwolle en Groningen, zouden nu ingelopen zijn, maar dat is niet het geval. Er zou verder coulanter omgegaan worden met het begrip «gebruikelijke zorg». Mevrouw Kant krijgt echter signalen dat het eerder erger dan beter wordt. Zij is van mening dat moet worden gestopt met het CIZ. Zij vindt het geen oplossing om op landelijk niveau te beoordelen of individuele mensen zorg nodig hebben. Dat leidt tot bureaucratie en tot te grote afstandelijkheid. De oplossing die de staatssecretaris aandraagt, is mandateren. Dan is echter nog steeds één orgaan verantwoordelijk. Er wordt dan wel gekeken of de verantwoordelijkheid in de wijken gelegd kan worden, maar dan zijn er nog steeds twee lagen. Het is beter om een onafhankelijke wijkverpleegkundige die ouderenzorg in de wijk verleent en die bij de mensen thuis komt, te laten beoordelen wat de mensen nodig hebben. De AZR en de zorgzwaarte-indicatie werken ook veel bureaucratie in de hand en kunnen volgens mevrouw Kant ook beter opgeheven worden. Er
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
3
zijn kleinschalige verpleeghuizen waar het personeel alles doet en de zorgverlening niet opgeknipt is in allerlei functies, maar die kunnen niet mee uit de voeten met ZZP’en, waar maar maximaal achttien uur zorg in zit. Hoe gaat de staatssecretaris dat oplossen? Mevrouw Kant zal voorbeelden hiervan op papier zetten en zij vraagt de staatssecretaris daar dan op te reageren. Mevrouw Kant vindt dat moet worden gekeken wat er gemiddeld nodig is voor patiënten die verblijven in verpleeghuizen en dat op basis daarvan nieuwe tarieven moeten worden vastgesteld voor verpleeghuizen. In plaats van fatsoenlijke vergoedingen voor verpleeghuizen te geven, waarmee goede zorg kan worden gegeven, slaat men nu helemaal door naar een geïndividualiseerd systeem, waarbij iedere keer allerlei handelingen op iedere patiënt apart moeten worden afgestemd. Achmea heeft geconstateerd dat door de concurrentie en marktwerking 60 tot 100 mln. verdwenen is. Daar wordt onderzoek naar gedaan. Wanneer kan de Kamer de uitkomsten daarvan tegemoet zien? Een ander probleem is de hitte en verpleeghuizen. Er zou een nationaal hitteplan komen voor de ouderenzorg. Hoe staat het daarmee? Mevrouw Kos¸er Kaya (D66) merkt op dat de staatssecretaris heeft gesteld dat zorgkantoren in het licht van de geïndiceerde zorgvraag, rekening houdend met voorkeuren van cliënten, onderhandelen op basis van kwaliteit, volume en tarief. ActiZ heeft echter op 1 december een brief geschreven, waaruit blijkt dat de voorkeur van de klant voor een bepaalde zorgorganisatie wordt begrensd door de selectie die het zorgkantoor heeft gemaakt uit de zorgaanbieders in de regio. Is het waar dat er zorgorganisaties zijn die de gevraagde zorg wel willen en kunnen leveren, maar geen toestemming krijgen van het zorgkantoor om de zorg ook daadwerkelijk te leveren? Volgens de Zorgverzekeringswet kan de klant kiezen bij wie hij in zorg wil. Binnen de huidige AWBZ, waarbij per regio één zorgkantoor namens alle verzekeraars de AWBZ-verzekering uitvoert, moet het toch ook mogelijk zijn, een dergelijk systeem te creëren. De Vereniging gehandicaptenzorg Nederland (VGN) heeft aangegeven dat zorgkantoren de omvang van het recht op zorg beperken uit het oogpunt van doelmatigheid. Staat deze sturingswijze van zorgkantoren niet haaks op het wettelijk systeem van een onafhankelijke indicatie en de verplichting van de zorgaanbieder om volgens het afgesproken zorgplan te voldoen aan de individuele zorgbehoefte? Is het in het wettelijk systeem van onafhankelijke indicatiestelling toegestaan dat zorgkantoren via hun zorginkoop bij zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg eigen doelmatigheidsnormen over de omvang van de te leveren zorgfuncties aanleggen? Mogen zorgkantoren, zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg op wie een zorgplicht tegenover hun cliënten rust, beperkingen aanbrengen in het leveren van geïndiceerde zorg? Er zijn diverse releases van de AZR geweest, maar de basisversie van de AZR kampt al met tal van kinderziektes. Dat zijn voornamelijk softwareproblemen. Bovendien maken zorgaanbieders nog steeds onvoldoende gebruik van de AZR. Ook het aggregeren van regionale gegevens naar landelijk niveau is slechts ten dele mogelijk. Dit alles heeft ertoe geleid dat de kwaliteit van de gegevens nog lang niet op niveau is en dat derhalve geen betrouwbaar beeld van de wachtlijsten kan worden gegeven. Door het onvoldoende functioneren van de huidige versie van de AZR functioneert het digitale berichtenverkeer onvoldoende. Verder laat de deelname van de zorgaanbieders aan de AZR sterk te wensen over. Is het functioneren van de huidige AZR er de oorzaak van dat deelname van de zorgaanbieders aan de AZR te wensen over laat? Heeft het dan wel zin het gebruik van de AZR verplicht te stellen? Dat betekent immers dat zorgaanbieders verplicht moeten werken met een inferieur systeem. Er is een wachtlijst voor intramurale AWBZ-zorg. In de stukken staat dat nagenoeg iedereen die op intramurale zorg wacht wel alvast AWBZ-zorg
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
4
krijgt aangeboden. Niet iedereen krijgt dan dus overbruggingszorg aangeboden. Om hoeveel mensen gaat het dan? Hoe zijn deze mensen eraan toe? Er is bovendien een wachtlijst van 4000 mensen die urgent zorg nodig hebben. Dat is 10% van de totale wachtlijst van mensen die wachten op AWBZ-zorg in een instelling. Er staan dan dus eigenlijk 40 000 mensen op de wachtlijst. Deze mensen krijgen overbruggingszorg, maar de staatssecretaris geeft zelf al aan dat dat voor die 4000 mensen niet toereikend is. Hoelang moeten deze mensen wachten? Wat betekent «niet toereikende zorg»? Wat gaat de staatssecretaris hieraan doen? Wat kunnen zorgkantoren hieraan doen? Wat zijn de plannen voor de toekomst hieromtrent? Er wordt 26 mln. extra beschikbaar gesteld – bovenop de resterende 5 mln. van de vorige ronde – als oplossing voor de zeer recent gemelde knelpunten. Het is evident dat de gemelde knelpunten extra contracteerruimte behoeven. Waar is dat bedrag van 26 mln. op gebaseerd? Mevrouw Agema (PVV) merkt op dat in de voortgangsrapportage wordt aangegeven dat het misbruik van het pgb marginaal is. Wat is marginaal en om wat voor misbruik gaat het dan? Verder wordt gesproken over 950 000 indicatieaanvragen en 854 000 positieve besluiten. Zij krijgt graag informatie over de aard van de circa 96 000 afwijzingen. Op welke gronden werd er afgewezen? Zijn er categorieën aan te brengen? In een tabel met afhandelingstermijnen van de aanvragen bij het CIZ is te lezen dat in het eerste kwartaal van 2006 in 12% van de gevallen de termijn van zes weken wordt overschreden. Op welke termijn denkt de staatssecretaris dit percentage te kunnen verkleinen? In de rapportage over de AZR wordt gezegd dat het overgaan van release 1 naar release 2.1 een positief effect kan hebben op de betrouwbaarheid van regionale en landelijke wachtlijsten. Mevrouw Agema vindt dat «kan» nogal zwak uitgedrukt voor zo’n omvangrijke onderneming. Wat zijn de garanties en de consequenties? Verder zou zij het goed vinden als zorgaanbieders verplicht worden aan te geven of zij reeds uit hoofde van andere wetgeving worden gefinancierd of als onderaannemer fungeren van reeds toegelaten instellingen. Wat kan de staatssecretaris op dit punt ondernemen? Bovendien zou zij het wenselijk vinden als het CIBG (Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg) registreert welke intramurale aanbieders ook extramurale producten mogen leveren. Als het gaat om het zittend ziekenvervoer wordt vaak gebruik gemaakt van de hardheidsclausules, waarbij verzekerden, in bijzondere gevallen, alsnog voor een vergoeding in aanmerking kunnen komen. Mevrouw Agema zou het beter vinden als dat vervoer goed wordt geregeld, in plaats dat voor bijzondere gevallen een uitzondering wordt gemaakt. Als het gaat om de doelmatigheidnorm vindt mevrouw Agema dat het niet moet gaan om minder geld uitgeven door over de hele linie te knijpen, maar dat het moet gaan om het zo effectief mogelijk omgaan met belastinggeld en om het controleren of de zorg nodig is en adequaat gegeven wordt. De heer Vendrik (GroenLinks) vindt dat bij de modernisering van de AWBZ de vraag van de cliënt centraal zou moeten staan, maar uit alle stukken en commentaren blijkt weer dat als puntje bij paaltje komt, het budget centraal staat. De staatssecretaris heeft gezegd dat er geen sprake meer is van cliëntenstops. Mensen worden geïndiceerd en krijgen dan recht op een bepaalde hoeveelheid zorg. Vervolgens blijkt in de uitvoering dat men die zorg niet krijgt. Er is dan geen sprake van een cliëntenstop, maar dan blijkt er gewoon geen geld te zijn. Dan is er de facto echter toch wel sprake van een wachtlijst. Daar loopt het model dus vast. Vindt de staatssecretaris het tot haar taak behoren om hier verandering in aan te brengen? Een ander vreemd onderdeel van de modernisering van de AWBZ is dat de alom geroemde keuzevrijheid van cliënten tamelijk
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
5
beperkt is, al was het maar omdat het zorgkantoor bepaalt bij wie de cliënt terecht kan en niet de cliënt zelf. Wat denkt de staatssecretaris daarmee te doen? Als het gaat om pgb’s wordt de bureaucratie steeds groter. Het lijkt de heer Vendrik daarom verstandig om over de eerste € 5000 de verantwoordingslast te verminderen of tot een absoluut minimum te beperken. De staatssecretaris heeft aangegeven een zorgplan verplicht te wil stellen. De heer Vendrik vindt echter dat eerst de zorgovereenkomst een wettelijke status moet krijgen. Daarmee moet zorg namelijk uiteindelijk afdwingbaar worden. Waarom wordt dat niet gedaan? Door geldgebrek ontstaan er problemen met dagbesteding in de gehandicaptenzorg of kinderdagcentrum. Het gaat om ongeveer 4000 gehandicapte kinderen in een intramurale instellingen. Als het de instelling niet lukt om met het schuiven van budgetten wat ruimte te maken, wordt er met deze kinderen niet langer gewerkt aan hun ontwikkeling, maar worden zij slechts op minimaal niveau bezig gehouden met een activiteitenbegeleiding. Dat scenario lijkt de heer Vendrik zeer onwenselijk. Hij vraagt de staatssecretaris alles te doen dat in haar vermogen ligt om deze situatie te keren. Er zijn problemen met de wooninitiatieven en de pgb’s. Die problemen hebben te maken met de zorgzwaarte. De consequenties daarvan zijn niet helemaal bekend. De heer Vendrik vraagt de staatssecretaris ervoor te zorgen dat hier vooruitgang wordt geboekt. Mevrouw Joldersma (CDA) merkt op dat in de analyse van Twynstra Gudde een onderscheid wordt gemaakt tussen de bestuurlijke en de praktische werkelijkheid. Hoe kijkt de staatssecretaris daar tegen aan? Ziet zij mogelijkheden om de afstand tussen de bestuurlijke en de praktische werkelijkheid te overbruggen? Mevrouw Joldersma vindt het een goede ontwikkeling dat bij de beoordeling van de zorgvraag gebruik wordt gemaakt van mandatering, maar zij vraagt zich wel af of daarmee een objectieve en onafhankelijke indicatiestelling in stand kan worden gehouden. Er zijn zorgaanbieders die voor de cliënt de indicatie aanvragen en tegelijkertijd voor diezelfde cliënt de indicatie afgeven. Dan kan het gebeuren dat de instellingsbelangen de indicatie beïnvloeden. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de mantelzorg expliciet zal worden meegenomen in de indicatiestelling, maar zij moet nog regelen dat het formeel in de indicatiestelling wordt meegenomen. Het gaat er echter om dat als iemand mantelzorg verleent, maar dat te zwaar vindt worden, er vanaf 1 januari professionele zorg kan worden geboden. Is dat zo? Als het gaat om de full package zijn er problemen met de huishoudelijke hulp. Die huishoudelijke hulp zou vier maanden moeten worden verleend via de WMO. In de stukken staat dat de staatssecretaris daarover in contact zal treden met de gemeenten en dat zij zal proberen praktische oplossingen te vinden. Heeft de staatssecretaris ook contact gezocht met de belangenorganisaties en kan zij ingaan op praktische suggesties? Mensen maken zich zorgen of zij in de toekomst nog wel in staat zullen zijn om hun wooninitiatief overeind te houden, als zij afhankelijk zijn van de bedragen die aan de ZZP’en worden gekoppeld. Zijn die zorgen terecht? Is het bedrag voor de jong dementerenden toereikend? Mevrouw Joldersma vraagt de staatssecretaris of zij kan aangeven waarom zij het zorgplan wettelijk wil verplichten in plaats van de zorgovereenkomst. Op zich heeft zij daar niet veel bezwaren tegen, maar in het zorgplan staan wel veel persoonlijke medische gegevens van iemand. Hoe kan de staatssecretaris de privacy van dat soort gegevens waarborgen? Als het gaat om de AZR vraagt mevrouw Joldersma waar de problemen zitten. Is het een computerprobleem of zit het probleem bij de instellingen? Zij heeft begrepen dat de instellingen niet zo welwillend zijn om
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
6
daaraan mee te werken. Waarom stelt de staatssecretaris het niet gewoon verplicht? Er is voorgesteld de verantwoordingsplicht in het pgb te laten vervallen voor de eerste € 5000. Kan de staatssecretaris dat overnemen? Wat zouden de bezwaren daar tegen zijn? Bij de analyse van de wachtlijsten is het mevrouw Joldersma opgevallen dat de intramurale zorgplaatsen voor de 80-plussers worden afgebouwd, omdat men meer extramurale zorg wil. Dat is op zich prima, maar in de toekomst zullen die intramurale zorgplaatsen voor de 80-plussers ook nodig zijn. Er moeten nu niet plaatsen worden afgebouwd, die in de toekomst weer nodig zijn. Er staat 4000 moeilijk plaatsbare mensen op de wachtlijst. Het gaat dan om mensen met complexe aandoeningen. Het is bijzonder triest dat juist deze mensen lang op een wachtlijst moeten staan, want bij deze mensen zijn de mantelzorgers vaak al overbelast. Bovendien hebben zij juist vanwege die complexe aandoeningen, intensieve zorg nodig. Onder die 4000 moeilijk plaatsbare mensen, vallen ook de mensen met een lichte verstandelijke handicap. Er zijn plannen om die licht verstandelijk gehandicapten in de toekomst over te dragen aan de jeugdzorg. Is de staatssecretaris daarmee problemen aan het verplaatsen of wil zij daarmee problemen oplossen? Mevrouw Joldersma ziet ook als het gaat om de cliëntenstops in de thuiszorg verschillen tussen de bestuurlijke en de praktische werkelijkheid. De reactie van de staatssecretaris op de vragen van de Kamer is heel bestuurlijk, maar het gaat erom dat mensen de zorg krijgen die zij nodig hebben. Gaat het om cliëntenstops op instellingsniveau of zijn het echt problemen op het niveau van de regio? Antwoord van de staatssecretaris De staatssecretaris merkt op dat als het gaat om langdurige zorg voor veelal kwetsbare mensen, het niet alleen gaat om de kwaliteit van de zorg, maar vooral om de kwaliteit van leven, waar die zorg een belangrijk deel van uitmaakt. De manier waarop de cliënt zijn of haar leven wil inrichten, uiteraard gegeven zijn of haar beperkingen, moet de leidraad zijn voor de inrichting van de organisatie van de zorg. Het systeem moet de mensen dienen. Daar moet een draagvlak voor worden gezocht bij betrokken partijen. In de AWBZ was tot een aantal jaren geleden alleen sprake van aanbodsturing. Cliënten werden geïndiceerd voor een plek in een verpleeghuis. Welke zorg dan specifiek voor die ene cliënt moest worden geleverd, was nergens vastgelegd. Dus niet de cliënt, maar de zorgaanbieder stond centraal. Doelstelling van de modernisering is om deze aanbodsturing te vervangen door vraagsturing. Nu wordt men geïndiceerd voor zorg, die dan zelfs thuis kan worden gerealiseerd. Cliënten kunnen een keuze maken tussen het pgb en zorg in natura en verder kunnen zij als het gaat om zorg in natura kiezen tussen verschillende aanbieders. Die aanbieders moeten er dan natuurlijk wel zijn en die moeten ook toegelaten kunnen worden tot die zorgmarkt. De aanbieders krijgen nu de kans een specifiek zorgaanbod te leveren. Zij kunnen het hele palet aan AWBZ-zorg leveren, maar zij kunnen zich ook specialiseren. De zorgkantoren kunnen bij hun zorginkoop kiezen voor diversiteit en zij kunnen de wens van de cliënt meenemen in de beslissingen bij de zorginkoop. Er is de afgelopen jaren al veel gebeurd. Het AWBZ-brede persoonsgebonden budget is ingevoerd. Verder zijn vijf verschillende regelingen afgebouwd en kan de SVB (Sociale Verzekeringsbank) nu als administratiekantoor worden ingeschakeld door alle budgethouders. Het pgb is een volwaardig alternatief voor zorg in natura. Er is echter nog wel een vereenvoudiging van de uitvoering van het pgb mogelijk. De staatssecre-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
7
taris zal de Kamer daar voor de begrotingsbehandeling een brief over sturen. Er is zeer regelmatig overleg met Per Saldo. Bovendien wordt gekeken hoe degenen die gebruik maken het pgb tegenover de vereenvoudigingsvoorstellen staan. Er is voorgesteld om voor de eerste € 5000 van het pgb geen verantwoordingsplicht meer te hanteren. De helft van de cliënten ziet daar echter de meerwaarde niet van en daarom zal de staatssecretaris dit niet doorvoeren. De staatssecretaris is een groot voorstander van een instrument vergelijkbaar met het pgb, maar dan breder inzetbaar dan alleen voor langdurige zorg. Hiermee zouden bijvoorbeeld zorg en arbeid gecombineerd kunnen worden. Zij heeft met minister De Geus een pilot voorbereid die op 1 januari van start gaat. Daarin zullen zorg en re-integratievoorzieningen in de vorm van een participatiebudget worden aangeboden aan cliënten met langdurige beperkingen die werken of werk zoeken. Per Saldo is betrokken bij zowel de voorbereiding, als de begeleiding van de pilot. Inhoudelijk is de indicatiestelling sterk verbeterd. Er wordt straks niet meer naar bed maar naar zorgzwaarte van de cliënt betaald. Aangezien de zorg dan is afgestemd op de zorgzwaarte van de cliënten, kan die ook in kleinschalige woonvormen worden geleverd. Ook binnen grootschalige instellingen kan kleinschalige zorg geleverd worden. In 2006 is tot en met het derde kwartaal 99% van het totaal aantal besluiten over indicatiestelling gemiddeld binnen 17 dagen afgewikkeld. De resterende 1% is door onjuiste registratie onbekend. Het kan zijn dat indicatiestelling in individuele gevallen lastig is, omdat onvoldoende informatie aanwezig is, waardoor de doorlooptijd langer kan zijn. Het streven is dat de aanvragen voor een indicatie binnen de termijn die ervoor staat worden afgehandeld. Als spoedzorg nodig is, kunnen mensen die onmiddellijk krijgen. Er zijn op dit moment 45 ZZP’en ontwikkeld voor de bekostiging van de zorg voor meer dan 250 000 mensen. Er zullen altijd mensen zijn die niet passen binnen een van deze ZZP’en, bijvoorbeeld omdat zij behoefte hebben aan zeer gespecialiseerde zorg of ondersteuning. Voor deze mensen is maatwerk nodig. De staatssecretaris zal nog onderzoek doen naar specifieke groepen en naar specifieke woonvormen. Zij vindt verder dat de kleinschalige ouderwooninitiatieven moeten blijven bestaan. Gezien de kenmerken van de cliënten die daar wonen, zal een deel van de zorg bekostigd worden via de zorgzwaartebekostiging. Uitgangspunt is dat de omvang en de prijzen voor deze ZZP’en voldoende zijn voor de zorg, zoals deze wordt geleverd via deze initiatieven. De komende maanden zal zij de effecten van de invoering van de zorgzwaartebekostiging voor deze groep cliënten toetsen. Gezien de financiële gevolgen van de zorgzwaartebekostiging voor cliënten zal de staatssecretaris die bekostiging voor de huidige budgethouders met een verblijfsindicatie, evenals voor zorginstellingen, pas na 1 januari 2008 laten ingaan. Ook als deze budgethouders in 2007 een herindicatie in de vorm van een ZZP krijgen, blijft de hoogte van hun pgb in 2007 gelijk. De komende maanden zal worden bekeken wat de mogelijke verschuivingen in financiering voor gevolgen kunnen hebben voor de pgb-houders. De staatssecretaris vindt het jammer dat er vertraging is opgetreden bij de AZR. Uit dat digitale berichtenverkeer kunnen namelijk veel gegevens worden gehaald. Zij heeft dan ook gemeend om per 1 januari iedereen verplicht te moeten stellen daarop aangesloten te zijn. Als zij dat niet doen zal een bestuurlijke boete volgen. Voordat een bestuurlijke boete wordt opgelegd, moet er uiteraard sprake zijn van verwijtbaarheid. Als het systeem ontoereikend is, kan dat instrument niet worden toegepast. Als er sprake zou zijn van softwareproblemen, moeten die uit de wereld geholpen worden. Zij trekt de regie nu wat meer naar het departement toe, want de zaken zouden sneller opgelost moeten kunnen worden dan
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
8
afgelopen tijd onder de regie van CVZ is gebeurd. Het moet duidelijk zijn wat het voordeel is van het invoeren van gegevens in de AZR. Dat kan echter pas blijken als iedereen meedoet. Daarvoor is overredingskracht nodig, ook vanuit de brancheorganisatie. Zij zal proberen dit met maximale druk voor elkaar te krijgen. Op 1 april zou het voor elkaar moeten kunnen zijn. Er is geopperd dat het mogelijk beter zou zijn de zorgovereenkomst verplicht te stellen in plaats van het zorgplan. De staatssecretaris heeft dat overwogen. Voor het wettelijk verankeren van de zorgovereenkomst is echter een wijziging van het Burgerlijke Wetboek nodig. Dat kan vele jaren duren. Het wettelijk vastleggen van het zorgplan kan echter gebeuren via een AMvB onder de Kwaliteitswet. Het effect van beide is materieel vergelijkbaar. Het gaat om een overeenkomst hoe de zorg geleverd gaat worden. Het wettelijk vastleggen van het zorgplan is dus een praktische oplossing en kan per 1 april 2007 geregeld zijn. Het is niet de bedoeling dat het zorgplan een rol gaat spelen in het kader van de verantwoording. Zij wil wel bewerkstelligen dat het oordeel van cliënten over de kwaliteit van zorg een rol krijgt in de verantwoording. Zij werkt daarom toe naar een situatie waarin zorgkantoren bij het maken van de productieafspraken het oordeel van cliënten op instellingsniveau laten meewegen. Dat kan dan tot uitdrukking komen in de CQ-index. Zij garandeert verder dat privacygevoelige gegevens niet gebruikt kunnen worden voor de inkoop en de afrekening. Zij heeft er overigens geen bezwaar tegen om het wettelijk vastleggen van de zorgovereenkomst in gang te zetten. Daar kan een volgend kabinet dan over oordelen. Een cliënt die is geïndiceerd binnen de Treeknormen (maximaal aanvaardbare wachttijden) moet ergens in de regio zorg kunnen krijgen. De NZa heeft daar onderzoek naar gedaan en heeft gerapporteerd dat er geen regionale knelpunten zijn, waardoor een cliënt die zorg niet kan krijgen, maar dat er wel sprake is van financiële knelpunten bij afzonderlijke instellingen. Die kunnen het gevolg zijn van het feit dat men meer heeft geproduceerd dan waarvoor men een contract heeft afgesloten. Als er sprake is van regionale knelpunten zal de staatssecretaris die oplossen, maar de knelpunten op instellingsniveau niet. De instellingen hebben RAK-gelden (Reserve Aanvaardbare Kosten) en kunnen die aanspreken om tijdelijke problemen op te vangen. De verwachting is dat de groeiruimte groot genoeg is om instellingen die tijdelijke problemen hebben moeten oplossen uit hun RAK-gelden, de nodige speelruimte te geven voor volgend jaar. Met die RAK-gelden kan ook de extra zorg worden betaald die een cliënt nodig kan hebben, omdat de ziekte verergert. De staatssecretaris ziet geen reden om terug te gaan naar de NZa en te vragen of er nog aanvullende informatie is. Zij vertrouwt het NZa en gaat ervan uit dat de gegevens die men heeft verstrekt de lading goed dekken. Zij zal echter, voor zover het mogelijk is, voor de begrotingsbehandeling ingaan op de informatie die mevrouw Kant haar nog zal verstrekken. Een cliënt met een verblijfsindicatie kan het zorgzwaartepakket in natura thuis krijgen. De cliënt betaalt dan zelf woonlasten en ontvangt verder het complete pakket aan zorg en diensten voor rekening van de AWBZ. Daar valt de huishoudelijke verzorging ook onder. Als men een verblijfsindicatie heeft die met een full package wordt gehonoreerd, krijgt men alle diensten die daarin zitten thuis geleverd, als een aanbieder dat kan doen. De full package kan echter pas worden geïndiceerd per 1 april 2007. Daar zit dus een gat van drie maanden tussen. Dat moet overbrugd worden. De staatssecretaris zal ervoor zorgen dat de gemeenten op de hoogte zijn van het feit dat er een groep cliënten is die tijdelijk aanspraak kan maken op de diensten die de gemeenten levert. Daarbij moet worden gekeken of het mogelijk is die hulp door dezelfde zorgaanbieder te laten leveren. Er wordt ook met cliëntenorganisaties contact opgenomen, zodat zij met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
9
gemeenten in overleg kunnen treden om te kijken wat in de transitieperiode voor hen mogelijkerwijs de beste oplossing is. De staatssecretaris zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling een brief sturen, waarin zij ingaat op de kwestie Concordia. De heer Van der Veen heeft een spanning geconstateerd tussen het beschikbare budget en de zorgvraag. De staatssecretaris probeert zo goed mogelijk te ramen. Elk jaar wordt rekening gehouden met een stijging van de zorgvraag. Op het moment dat er echt knelpunten ontstaan als het gaat om het leveren van zorg met het beschikbare budget, zal zij die wegnemen. De staatssecretaris is regelmatig in gesprek met patiënten en zorgverleners. Er zijn verschillen in belangen en benadering, maar als het gaat om vraagsturing is het belangrijk te weten wat de cliënten daarvan vinden. Het gaat echter ook om instellingsbelangen en zaken als omzet. Er zullen altijd belangentegenstellingen zijn in de zorg. De NZa is momenteel bezig met een onderzoek naar onderaanneming in de thuiszorg. De staatssecretaris verwacht het rapport eind januari te zullen ontvangen. Daarna kan worden bezien welke gevolgen onderaanneming heeft. De Kamer zal daarvan op de hoogte worden gesteld. Als het gaat om persoonlijke verzorging, ondersteuning en begeleiding is de gebruikelijke zorg beperkt tot partners en voor een periode van drie maanden. Kinderen, in- en uitwonend, vallen daar dus buiten. De staatssecretaris heeft de aanbevelingen van College Bouw op het punt van scheiden van wonen en zorg overgenomen. Het Rode Kruis gaat samen met betrokken partijen een hitteplan opstellen. Voor de zomer zal dat plan er zijn. Er is een wachtlijst met 4000 personen die urgent zorg nodig hebben. Er zijn initiatieven om deze mensen aan zorg te helpen. De staatssecretaris kijkt nu of die initiatieven kunnen worden geïntensiveerd. Zij stelt daar in 2007 extra geld voor beschikbaar. In tussentijd krijgen deze mensen overbruggingszorg. Dat is geen tweederangszorg. Het gebeurt vaak dat als men overbruggingszorg krijgt, men geen andere zorg meer wil. De staatssecretaris vindt het niet wenselijk dat extra wordt geregistreerd welke intramurale aanbieders ook extramurale zorg bieden. Er moet nu al zo veel geregistreerd worden. Zij ziet geen meerwaarde van deze specifieke registratie. Voor 2007 wordt de contracteerruimte van zorgkantoren vergroot met 560 mln. De zorgkantoren maken daarover afspraken met de zorgaanbieders. De dagbesteding voor gehandicapten kan daar onderdeel van uitmaken. De staatssecretaris heeft met de VGN bestuurlijke afspraken gemaakt om te inventariseren in hoeverre er sprake zou kunnen zijn van knelpunten. Naar aanleiding van dat onderzoek zal worden bekeken of er extra middelen nodig zijn. De staatssecretaris zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling schriftelijk informeren de groep gehandicapte kinderen die hun recht op aangepast onderwijs in het gedrang zien komen. Bij mandatering van de indicatiestelling moet de onafhankelijkheid en objectiviteit uiteraard gegarandeerd blijven. Het CIZ zal steeds moeten kunnen controleren of de indicatiestelling wel zo uitgevoerd wordt als te doen gebruikelijk is, want anders schiet het zijn doel voorbij. Het is de staatssecretaris niet bekend wat de problematiek is van de jong dementerenden en de ZZP. Verleden jaar is het tarief nog verhoogd voor deze groep. Zij zal daar nog eens naar kijken. Er is straks niet echt meer een onderscheid tussen intramurale en extramurale zorg. Men krijgt een ZZP naar behoefte en dat moet ergens in een omgeving die geschikt is worden geleverd. Er zullen wel meer woonvormen komen die geschikt zijn om goede zorg te leveren. De staatssecretaris denkt dan aan kleinschalige projecten, die goed lijken te werken voor de cliënt en voor de professionals. De staatssecretaris zal een brief sturen over de indicatiestelling voor LVG-kinderen (licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen met probleem-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
10
gedrag). Als het gaat om opvoedingsondersteuning en gedragsproblematiek zal de indicatiestelling blijven liggen bij Bureau Jeugdzorg. Als het gaat om de zorgproblematiek moet in de backoffice worden samengewerkt met het CIZ. Er is natuurlijk een grijs gebied tussen specifieke zorgproblematiek en opvoedings- en gedragproblematiek. Het belangrijkste is echter dat het fronten backofficeprobleem wordt opgelost in plaats van dat wordt gekeken hoe financieringsstromen kunnen worden gebundeld. De professionals moeten samenwerken. De mogelijkheid voor cliënten om te kiezen is beperkt. De zorgaanbieders hebben contracten afgesloten met het zorgkantoor. Als het contract uitgeput is, kan de zorgaanbieder nog wel zorg bieden, maar dan is het voor eigen risico. Dat ziet men vaak verevend in het jaar daarop. Maar het zorgkantoor moet zorgen dat de cliënt daar terecht komt waar nog zorg geleverd kan worden. De staatssecretaris zal de vragen die zij nog niet heeft beantwoord, schriftelijk beantwoorden. Toezeggingen – De staatssecretaris zal voor de begrotingsbehandeling: – een brief sturen over het pgb; – nog reageren op de brief van Concordia; – de vragen waar zij nu niet op in heeft kunnen gaan, schriftelijk beantwoorden. – Mevrouw Kant zal voorbeelden van kleinschalige verpleeghuizen die problemen hebben met de ZZP’en en van cliëntenstops in de regio aan de staatssecretaris doen toekomen. De staatssecretaris zal deze informatie voor de begrotingsbehandeling naar de Kamer sturen. De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Blok De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Clemens
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 26 631 en 27 659, nr. 204
11