Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zitting 1979-1980
2
Rijksbegroting voor het jaar 1980
15 800 Hoofdstuk V Departement van Buitenlandse Zaken
Nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 29 oktober 1979 Ingevolge een toezegging bij monde van de Minister-President aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, gedaan op 11 oktober jl., heb ik de eer u hierbij een notitie te doen toekomen inzake de mogelijkheden die Nederland ten dienste zouden staan om in te grijpen in de toevoer van olie naar ZuidAf ri ka. Ik zal het op prijs stellen indien u deze notitie ter beschikking wilt doen stellen aan de leden uwer Kamer. De Minister van Buitenlandse Zaken, C A . van der Klaauw
2 vel
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800 hoofdstuk V, nr. 19
1
I. MAATREGELEN (ALGEMEEN) A. Internationale maatregelen Door de Veiligheidsraad is bij resolutie418dd. 4 november 1977 een wapenembargo tegen Zuid-Afrika ingesteld. Bij resolutie 421 dd. 11 december 1977 is een commissie in het leven geroepen voor de controle op de naleving van het embargo. De Algemene Vergadering heeft het besluit genomen Zuid-Afrika feitelijk uit te sluiten van deelneming aan de werkzaamheden van de Algemene Vergadering. Voorts zijn er talrijke oproepen van de AVVN, variërend van specifieke tot algehele isoleringsmaatregelen, alsmede tot het steunen van geweld, welke over het algemeen uitsluitend door de landen welke nimmer betrekkingen met Zuid-Afrika hebben onderhouden (derde wereld en Oostbloklanden, alsmede China), worden gesteund. Bijgevolg heeft zulks noch voor de betrokken groep landen, noch voor Zuid-Afrika tot nu toe wezenlijke consequenties gehad. Het lijkt nuttig in dit verband nog het volgende te vermelden. De relaties van Zuid-Afrika met de meeste Afrikaanse landen worden gekenmerkt door de grote afkeer welke deze landen koesteren jegens de Zuidafrikaanse apartheidspolitiek. Deze uit zich door een vijandige houding tegenover Zuid-Afrika en het bieden van onderdak, in sommige gevallen ook verdere steun, aan vluchtelingen respectievelijk anti-apartheidsbewegingen uit Zuid-Afrika. Diplomatieke betrekkingen met Zuid-Afrika worden slechts onderhouden door één onafhankelijk Afrikaans land, te weten door Malawi. Andere landen, met name die welke relatief dicht bij Zuid-Afrika zijn gelegen, onderhouden een min of meer pragmatische werkverhouding met Zuid-Afrika. De economieën van deze landen zijn in meer of mindere mate verbonden met de Zuidafrikaanse economie. Hieruit vloeien een veelheid van contacten voort weiketen dele plaatsvinden binnen een institutioneel kader. Zuid-Afrika exporteert voedsel, halffabrikaten en eindprodukten naar diverse Afrikaanse landen en importeert produkten uit deze landen. Voorts worden de Zuidafrikaanse havens gebruikt voor uitvoer van grondstoffen van een aantal Afrikaanse landen. De Zuidafrikaanse economie biedt tevens werkgelegenheid aan enige honderdduizenden arbeiders uit aangrenzende landen. Met Botswana, Lesotho en Swaziland is Zuid-Afrika verbonden in een douane-unie. De Regering onderkent uitdrukkelijk het spanningsveld dat als gevolg van de hierboven aangegeven ogenschijnlijke tegenstrijdigheden ontstaat. De ongewenste gedeeltelijke afhankelijkheid van sommige Afrikaanse landen van Zuid-Rhodesië en Zuid-Afrika is voorwerp van overleg geweest tijdens een terzake in juli 1979 gehouden conferentie in deTanzaniaansestad Arusha, waarbij ook Nederland vertegenwoordigd was. Zoals in de memorie van toelichting bij de begroting 1979-1980 van Buitenlandse Zaken reeds wordt aangekondigd, is de Regering voornemens de betrokken zwart-Afrikaanse landen substantieel tegemoet te komen in hun wens, tijdens de conferentie van Arusha geuit, zich onafhankelijk van Zuid-Afrika en Zuid-Rhodesië te kunnen ontwikkelen als element in hun strijd tegen de betreffende regimes. B. Eenzijdige maatregelen Van de landen welke (traditioneel) in de een of andere vorm betrekkingen onderhouden met Zuid-Afrika en als zodanig relevante maatregelen hebben getroffen, heeft Nederland: - een einde gemaakt aan het in herverzekering nemen van transacties met een krediettermijn van langer dan één jaar; - een wetsontwerp ingediend strekkende tot opzegging van het Cultureel Verdrag;
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800 hoofdstuk V, nr. 19
2
- overheidssubsidies in de emigratiekosten v o o r e m i g r a n t e n naar ZuidAfrika b e ë i n d i g d ; - de KLM verzocht het speciale emigrantentarief v o o r vervoer n a a r Z u i d Afrika niet langer toe te passen; - de levering van een F-28 v e r h i n d e r d . België heeft het Cultureel Verdrag opgeschort. Canada: - heeft v i s u m p l i c h t i n g e v o e r d ; - stelt geen overheidsfondsen beschikbaar v o o r e x p o r t b e v o r d e r i n g ; - heeft consulaten-generaal in J o h a n n e s b u r g en Kaapstad gesloten; - heeft kredietgaranties b e ë i n d i g d ; - heeft gedragscode v o o r bedrijfsleven ingesteld. Denemarken heeft: - kredietgaranties b e ë i n d i g d ; - handelsattaché t e r u g g e t r o k k e n ; - v i s u m p l i c h t ingesteld; - verklaard dat nieuwe investeringen w o r d e n o n t m o e d i g d . Frankrijk heeft v i s u m p l i c h t ingesteld. Noorwegen: - heeft kredietgaranties b e ë i n d i g d ; - weigert valutalicenties v o o r nieuwe investeringen in Zuid-Afrika; - heeft e x p o r t b e v o r d e r i n g b e ë i n d i g d ; - heeft v i s u m p l i c h t ingesteld. Het Verenigd Koninkrijk o n t h o u d t overheidssteun aan sportcontacten van Britse met Zuidafrikaanse sportlieden. Zweden heeft: - wettelijke maatregelen getroffen o m nieuwe investeringen tegen te gaan (herinvestering blijft mogelijk); - v i s u m p l i c h t ingesteld. In onderhavig verband w o r d e nog herinnerd aan de EG-gedragscode w e l ke mede een factor heeft g e v o r m d bij de o v e r w e g i n g e n die t o t het besluit tot herziening van de arbeidswetgeving in Zuid-Afrika hebben geleid.
II. MAATREGELEN MET BETREKKING TOT OLIE De OPEC als zodanig heeft, voor zover bekend, geen olie-embargo tegen Zuid-Afrika afgekondigd. W e l hebben alle OPEC-landen in 1978 v o o r een AVVN-resolutie gestemd waarin tot een olie-embargo w o r d t opgeroepen. Het is bekend dat een aantal Arabische olieproducenten in meer of m i n d e r e mate effectieve beperkingen heeft ingesteld op hun olie-export naar ZuidAfrika. Zo heeft Irak in zijn contracten met oliemaatschappijen en andere afnemers de clausule o p g e n o m e n dat Irakese olie niet mag w o r d e n doorgeleverd aan Zuid-Afrika. Voorts hebben Iran (na de o m w e n t e l i n g ) en Nigeria verklaard, een leveringsverbod ten aanzien van Zuid-Afrika te hebben afgekondigd. In hoeverre deze boycotbepalingen in de praktijk ook effectief zijn, valt moeilijk na te gaan, o m d a t in de meeste gevallen de controle van de desbetreffende olieproducerende landen over de olie o p h o u d t , w a n n e e r die eenmaal in de m o n d i a l e oliemarkt is o p g e n o m e n . Hoewel N o o r w e g e n geen officieel olie-embargo tegen Zuid-Afrika heeft afgekondigd, is bekend dat de Noorse staatsoliemaatschappij (Stat Oil) geen olie afkomstig van het Noorse deel van het continentale plat aan Zuid-Afrika
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800 hoofdstuk V, nr. 19
3
levert, hetgeen niet betekent dat Noorse olie nooit Zuid-Afrika zou kunnen bereiken via de z.g. vrije of spotmarkten. De regering-Callaghan zou de Britse oliemaatschappijen verzocht hebben geen Britse Noordzee-olie aan Zuid-Afrika te leveren. Voor het overige zijn geen embargomaatregelen van andere olieproducerende landen, niet behorend tot de OPEC, bekend. Gevolgen voor Zuid-Afrika Voor de Iraanse omwenteling importeerde Zuid-Afrika naar schatting ca. 500 000 vaten per dag, waarvan ca. 300 000 vaten (60%) uit Iran en ca. 200 000 vaten uit andere bronnen vooral via de vrije markten en de oliemaatschappijen. De weggevallen Iraanse import wordt thans, voor zover bekend, gedeeltelijk (100 000 vaten per dag) gecompenseerd met aankopen op de vrije markten en door extra-leveringen door de oliemaatschappijen. De verminderde olietoevoer heeft in Zuid-Afrika geleid tot prijsverhoging van benzine, verscherping van het besparingsbeleid en versnelling van SASOL-projecten. Deze laatsten zijn bedoeld om Zuid-Afrika in belangrijke te onafhankelijk te maken van buitenlandse olieleveranties door kolen om te zetten in olieprodukten, o.a. benzine. De off-shore exploratie wordt met kracht voortgezet. Voorts heeft Zuid-Afrika in het verleden relatief grote noodvoorraden aan olie opgeslagen, waardoor het effect van de huidige boycotmaatregelen althans voorlopig van beperkte aard is. Een andere factor welke het effect zou kunnen beperken, is gelegen in het feit dat Zuid-Afrika naar schatting voor 80% in de eigen energiebehoefte kan voorzien. Van de energievoorziening is 20% gebaseerd op olie. Het SASOL-project zou in 1981 hiervan 35% voor zijn rekening kunnen nemen. De hoeveelheden olie die Zuid-Afrika in de toekomst nog zal moeten importeren, lijken aldus van een zo geringe omvang te zijn (enkele honderdduizenden vaten per dag) dat Zuid-Afrika geen moeite zal hebben die via de vrije internationale (spot)markten te betrekken. Dit betekent overigens wel dat de olie-import voor Zuid-Afrika een kostbare zaak is omdat op de spotmarkten wordt gekocht waar de olieprijs de laatste tijd aanzienlijk boven de OPEC-prijzen ligt. Dit financiële probleem wordt evenwel in belangrijke mate gecompenseerd door de stijgende inkomsten in Zuid-Afrika van het goud. In het algemeen is er overigens niet zozeer sprake van olieleveranties door landen aan Zuid-Afrika, maar veeleer door oliemaatschappijen en handelaren in olie. Dit proces speelt zich voor een (toenemend) deel af via de reeds genoemde z.g. spotmarkten. De inhoud van een olietanker onderweg van de Perzische Golf naar West-Europa bij voorbeeld kan een aantal malen verhandeld zijn alvorens zijn eindbestemming in Zuid-Afrika te bereiken. Volgens de OESO-statistieken over het jaar 1977 hebben de VS ($ 18,2 min.), het VK ($11,1 min.), de BRD ($ 10,6 min.), Japan ($ 3,8 min.), Nederland ($ 3,8 min.), BLEU ($ 1,4 min.), Griekenland ($ 1,1 min.), Frankrijk ($ 0,7 min.) en Italië ($ 0,5 min.) olieprodukten aan Zuid-Afrika geleverd. Zoals elders gesteld, was Iran een belangrijke leverancier. Welke landen er momenteel olie(produkten) aan Zuid-Afrika leveren, is niet bekend, aangezien hierover nog geen statistieken zijn uitgebracht. Er dient op gewezen te worden dat deze statistieken niet kunnen verzekeren dat zij een juist inzicht geven, aangezien de mogelijkheid van controle beperkt is met betrekking tot de werkelijke uiteindelijke bestemming van deze olie(produkten). Volgens het CBS heeft Nederland het eerste halfjaar 1979 ter waarde van $ 0,65 min. aan olieprodukten aan Zuid-Afrika geleverd.
III. NEDERLANDSE MAATREGEL MET BETREKKING TOT OLIE Juridische en politieke overwegingen Alleen de ln- en Uitvoerwet biedt enig juridisch houvast voor een eenzijdig olie-embargo. Artikel 2 van deze wet bepaalt namelijk o.m. dat ten aanzien
Tweede Kamer, zitting 1979-1980,15 800 hoofdstuk V, nr. 19
4
van de uitvoer van bepaalde goederen regelen kunnen w o r d e n gesteld «indien het belang van de internationale rechtsorde zulks naar ons oordeel vereist». Een maatregel o p g r o n d van de ln- en U i t v o e r w e t , alleen door Nederland g e t r o f f e n , zal zonder meer de nodige economische effectiviteit missen, aangezien daarmee de oliehandel m e t Zuid-Afrika via derden (overigens in g r o te mate kenmerkend v o o r de oliehandel) niet kan w o r d e n belet. E v e n m i n biedt de ln- en U i t v o e r w e t overigens een m o g e l i j k h e i d o m het vervoer van olie met Nederlandse tankers uit te sluiten. Op handelspolitiek terrein zal Nederland, als gevolg van zijn internationale v e r p l i c h t i n g e n , niet vrij zijn o m allerlei maatregelen eenzijdig te n e m e n . Nederland is lid van de EEG en van de Benelux Economische Unie, uit hoofde w a a r v a n aan het eenzijdig optreden van Nederland beperkingen zijn gesteld. In dit v e r b a n d dient een onderscheid te w o r d e n aangebracht in de situatie w a a r i n Nederland uitvoering geeft aan mandatoire sancties, welke door de Veiligheidsraad zijn vastgesteld en andere situaties. In het eerste geval zal, v o o r w a t betreft de d o o r de Veiligheidsraad b i n dend voorgeschreven maatregelen, afgeweken kunnen w o r d e n van verplichtingen, waaraan Nederland ingevolge verdragen zoals het GATT, EEGen Benelux-verdrag g e b o n d e n is. Artikel 103 v a n het VN-Handvest geeft namelijk v o o r r a n g aan de v e r p l i c h t i n g e n uit het Handvest boven v e r p l i c h t i n gen uit andere vroegere of latere v e r d r a g e n . V o o r andere situaties, zoals aanbevelingen van de A l g e m e n e Vergadering der VN en eventuele eenzijdig te n e m e n maatregelen, zal van geval tot geval m o e t e n w o r d e n bezien in hoeverre bestaande verdragsverplichtingen uitv o e r i n g van dergelijke besluiten mogelijk m a k e n . M e n zal daarbij rekening m o e t e n h o u d e n met het o p g r o n d van het EEG-verdrag, alsmede van het Benelux-Unieverdrag tot stand g e k o m e n gemeenschappelijk beleid ten aanzien van de economische betrekkingen met andere landen. Met de Benelux bestaat een volledig gemeenschappelijk in- en uitvoerbeleid. Zonder instemm i n g van de Beneluxpartners is geen enkele ingreep mogelijk. Is de effectiviteit van een Benelux-maatregel o p het terrein van de invoer al nihil zonder een afscherming v a n de binnengrenzen naar de overige EEGlanden via artikel 115 EEG, v o o r w a t betreft een maatregel op het gebied van de uitvoer zal zelfs artikel 115 niet in staat zijn enige effectiviteit te waarborgen. Discussies ter zake met de EPS partners hebben de Regering t o t de overt u i g i n g gebracht dat het een illusie zou zijn te m e n e n dat een eenzijdig d o o r Nederland getroffen olie-embargo d o o r de lid-staten zou w o r d e n n a g e v o l g d , nagevolgd. A a n s l u i t i n g zoeken bij gelijkgezinde landen buiten de EG heft de beperkingen die onze verdragsverplichtingen (EG-verdrag, Benelux-Unie, GATT) aan onze b e v o e g d h e d e n o p l e g g e n , niet o p , noch kan dit een rechtvaardiging zijn v o o r het maken van een inbreuk op de EEG-bepalingen. De situatie in deze is niet veranderd ten opzichte van die welke de Regering heeft uiteengezet in zijn brief van 29 n o v e m b e r 1977 aan de Tweede Kamer. Vorenaangegeven elementen zullen in de o v e r w e g i n g e n dienen te w o r d e n betrokken bij het bepalen van het nuttig politiek effect van een o l i e - e m b a r g o d o o r Nederland.
T w e e d e Kamer, zitting 1979-1980,15 800 hoofdstuk V, nr. 19
5