Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
24 400 IXB
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Financie¨n (IXB) voor het jaar 1996
Nr. 1
VOORSTEL VAN WET 19 september 1995 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 105 van de Grondwet de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Rijk bij de wet moet worden vastgesteld en dat in artikel 1 van de Comptabiliteitswet wordt bepaald welke begrotingen tot die van het Rijk behoren; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Artikel 1 De begroting van de uitgaven van het Ministerie van Financie¨n (IXB) voor het jaar 1996 wordt vastgesteld, zoals blijkt uit de bij deze wet behorende begrotingsstaat, onderdeel uitgaven en verplichtingen. Artikel 2 De begroting van de ontvangsten van het Ministerie van Financie¨n (IXB) voor het jaar 1996 wordt vastgesteld, zoals blijkt uit de bij deze wet behorende begrotingsstaat, onderdeel ontvangsten. Artikel 3 Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari van het onderhavige begrotingsjaar. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na deze datum van 1 januari, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van dat Staatsblad en werkt zij terug tot en met 1 januari.
51U4095 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 1
1
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven
De Minister van Financie¨n,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 1
2
Begrotingsstaat behorende bij de Wet van ....... 19.., Stb. Begroting 1996 Ministerie van Financie¨n (IXB) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1 000) (1) Art.
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting verplichtingen
TOTAAL 01 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 02 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 03 01 02 03
04 05
06 07 08 09 10 11 12 13 14 15
Algemeen Personeel en materieel kernministerie Vervallen Loonbijstelling Prijsbijstelling Onvoorzien Post-actieven Vervallen Vervallen Vervallen Opsporing en ruiming van explosieven Uitvoering van werken door Domeinen Lasten en overige uitgaven van Domeinen Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling Diverse uitgaven Vervallen Vervallen Financie¨n Binnenland Muntwezen Nominale waarde ontmunte munten Garanties en waarborgen binnenland Deelneming in het kapitaal van banken (Her)verzekering schaden aan derden Vervallen Regeling Bijzondere Financiering Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen Kosten betalingsverkeer rijksoverheid Verwerving vermogenstitels Financie¨n Buitenland Vervallen Garanties aan de Nederlandse FinancieringsMaatschappij voor Ontwikkelingslanden Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden Deelneming in het kapitaal van multilateriale ontwikkelingsbanken Garanties inzake deelneming in het kapitaal van multilateriale ontwikkelingsbanken en garantie aan de EIB Vervallen Garanties aan De Nederlandsche Bank Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten Vervallen Exportkredietverzekering Wet Herverzekering Investeringen Vervallen Deelneming in het kapitaal van Europese banken Garantie inzake deelneming in het kapitaal van Europese banken Vervallen
uitgaven 5 486 690
236 529
394 242 236 529
0 0 12 296 24 120
0 0 12 296 24 120
8 132 21 004 85 803 6 194 162
8 132 21 004 85 803 6 194 164
12 097 0 0 0 0
120 897 12 097 0 0 0 0
175 000
87 000
0 16 400 0
5 400 16 400 0 933 664
0
0
0
0
188 000
526 824
363 884
0
0
0
0
0
25 000 000 250 000
385 700 0
0
21 140
0
0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 1
3
(1) Art.
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting verplichtingen
04 01 02 03 04 05 06 07 08
Fiscale Zaken en Belastingen Personeel en materieel Belastingdienst Vervallen Bijdragen en staatsprijs betreffende fiscale zaken Vergoeding bij onterecht verzoek om bijstand bij invordering EU-heffingen Uitgaven heffings- en invorderingsrente Garantie procesrisico’s Vervallen Vergoeding proceskosten
uitgaven
3 152 509
4 037 887 3 152 509
478
478
0 878 300 250
0 878 300 100
6 500
6 500
Mij bekend, De Minister van Financie¨n,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 1
4
Begrotingsstaat behorende bij de Wet van ....... 19.., Stb. Begroting 1996 Ministerie van Financie¨n (IXB) Onderdeel ontvangsten (bedragen x f 1 000) (1) Art.
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting ontvangsten
TOTAAL 01 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 02 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 03 01 02
03 04 05 06 07 04 01 02 03 04 27 28
05 06 07 08 09 10
133 750 677
Algemeen Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, kernministerie Vervallen Vervallen Afdracht Staatsloterij en Instantloterij Ontvangsten uit exploitatie Domeinen Ontvangsten uit verkoop Domeinen Diverse ontvangsten Domeinen Ontvangsten Bureau Schade-afwikkeling Vervallen Diverse ontvangsten, kernministerie Financie¨n Binnenland Winstuitkering De Nederlandsche Bank Rente De Nederlandsche Bank-FMS account Ontvangsten Muntwezen Toename munten in circulatie Vervallen Vervallen Diverse ontvangsten financie¨n binnenland Dividend uit staatsdeelnemingen Vervallen Regeling Bijzondere Financiering en Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen Opbrengst verkoop vermogenstitels Rente en aflossing diverse leningen
904 602 0 0 0 148 595 198 271 539 600 4 200 8 500 0 5 436 2 101 223 1 825 000 13 090 1 066 27 750 0 0 2 847 65 400 0 30 000 0 136 070
Financie¨n Buitenland Vervallen Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden Ontvangsten Europese Investeringsbank Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten Diverse ontvangsten financie¨n buitenland Exportkredietverzekering Wet Herverzekering Investeringen Fiscale Zaken en Belastingen A. Niet belastingontvangsten Ontvangsten heffings- en invorderingsrente Kosten vervolging Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, Belastingdienst Bijdrage van de EU in de inningskosten van EU-douanerechten Diverse ontvangsten Belastingdienst Opbrengsten van schikkingen en administratieve boeten B. Belastingontvangsten Inkomstenbelasting Vermogensbelasting Vennootschapsbelasting Loonbelasting Dividendbelasting Kansspelbelasting
484 558 0
0 5 175 0 8 683 470 000 700 130 260 294 2 004 319 1 010 000 76 900 521 608 313 500 10 411 71 900 128 255 975 6 847 176 1 292 163 18 867 296 37 549 996 1 979 027 145 959
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 1
5
(1) Art.
Omschrijving
Oorspronkelijk vastgestelde begroting ontvangsten
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 29
Motorrijtuigenbelasting Accijns van lichte olie Accijns van minerale olie¨n anders dan lichte olie Wijnaccijns en accijns van mousserende dranken Alcoholaccijns Bieraccijns Suikeraccijns Tabaksaccijns Accijns van alcoholvrije dranken Belasting van personenauto’s en motorrijwielen Omzetbelasting Belastingen van rechtsverkeer Rechten van successie, van overgang en van schenking Overige belastingontvangsten Belasting op een milieugrondslag Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten Belasting op zware motorrijtuigen
2 560 000 4 722 024 2 809 660 274 746 764 136 523 734 0 2 627 255 0 3 550 228 35 023 695 4 095 427 1 635 595 77 272 2 434 074 347 725 128 787
Mij bekend, De Minister van Financie¨n,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 1
6
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
24 400 IXB
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Financie¨n (IXB) voor het jaar 1996
Nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING
INHOUDSOPGAVE
Blz.
Blz.
ALGEMEEN DEEL
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5.
Hoofdbeleidsterrein Financie¨n buitenland Inleiding De Economische en Monetaire Unie Het Internationale Monetaire Fonds Multilaterale ontwikkelingsbanken Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
23 23 24 24 25
1.
Inleiding
3
2. 2.1. 2.2.
De begroting op hoofdlijnen Samenstelling en ontwikkeling IXB-begroting Wijzigingen t.o.v. de begroting 1995
4 4 6
3. 3.1.
Financieel management Concentratie op kerntaken en uitvoering op afstand Beleidsevaluatie Jaarplan- en verslagcyclus Kengetallen Tarieven Beleid misbruik en oneigenlijk gebruik/ subsidiebeleid Accountantscontrole, administratieve organisatie en (geautomatiseerde) financie¨le informatievoorziening
10
7.
10 11 11 12 12
7.1. 7.2. 7.3.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
46
12
Wetsartikel 1 (verplichtingen en uitgaven)
46
01.01 01.02 01.03 01.04 01.05 01.06 01.07 01.08 01.09 01.10 01.11 01.12 01.13 01.14 01.15 01.16
Personeel en materieel kernministerie Vervallen Loonbijstelling Prijsbijstelling Onvoorzien Post-actieven Vervallen Vervallen Vervallen Opsporing en ruiming van explosieven Uitvoering van werken door Domeinen Lasten en overige uitgaven van Domeinen Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling Diverse uitgaven Vervallen Vervallen
46 50 50 50 51 52 54 54 54 54 55 60 61 64 65 65
02.01 02.02 02.03 02.04 02.05 02.06 02.07
Muntwezen Nominale waarde ontmunte munten Garanties en waarborgen binnenland Deelneming in het kapitaal van banken (Her)verzekering schaden aan derden Vervallen Regeling Bijzondere Financiering
66 68 69 70 70 73 73
3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
12 13 13 14 15 16
4.6.
Hoofdbeleidsterrein Algemeen Inleiding Domeinen Bureau Schade-afwikkeling Facilitair salarisbedrijf Opruiming van explosieven uit de tweede wereldoorlog Personeel en materieel kernministerie
5. 5.1. 5.2. 5.3. 5.4.
Hoofdbeleidsterrein Financie¨n binnenland Inleiding Bijzondere financieringen (BF) Binnenlands geldwezen Muntwezen
20 20 20 21 23
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
51U4095 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
16 17
Hoofdbeleidsterrein Fiscale zaken en Belastingen Inleiding Fiscale zaken Belastingdienst
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
28
30 30 31 33
1
Blz.
Blz. 02.08 02.09 02.10 03.01 03.02 03.03
03.04 03.05
03.06 03.07 03.08 03.09 03.10 03.11 03.12 03.13 03.14 03.15 04.01 04.02 04.03 04.04 04.05 04.06 04.07 04.08
Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen Kosten betalingsverkeer rijksoverheid Verwerving vermogenstitels Vervallen Garanties aan de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden Deelnemingen in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken Garanties inzake deelnemingen in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken en garanties aan de EIB Vervallen Garanties aan De Nederlandsche Bank Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten Vervallen Exportkredietverzekering Wet Herverzekering Investeringen Vervallen Deelneming in het kapitaal van Europese Banken Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Europese Banken Vervallen Personeel en materieel Belastingdienst Vervallen Bijdragen en staatsprijs betreffende fiscale zaken Vergoeding bij onterecht verzoek om bijstand bij invordering EU-heffingen Uitgaven heffings- en invorderingsrente Garantie procesrisico’s Vervallen Vergoeding proceskosten
Wetsartikel 2 (ontvangsten) 01.01 01.02 01.03 01.04 01.05 01.06 01.07 01.08 01.09 01.10 02.01 02.02 02.03 02.04 02.05 02.06 02.07 02.08 02.09 02.10
02.11 02.12
77 78 79 80 80
Winstuitkering De Nederlandsche Bank Rente De Nederlandsche Bank FMS-account Ontvangsten Muntwezen Toename munten in circulatie Vervallen Vervallen Diverse ontvangsten financie¨n binnenland Dividend uit staatsdeelnemingen Vervallen Regeling Bijzondere Financiering en Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen Opbrengst verkoop vermogenstitels Rente en aflossing diverse leningen
03.03 03.04 03.05 03.06 03.07
Vervallen Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden Ontvangsten Europese Investeringsbank Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten Diverse ontvangsten financie¨n buitenland Exportkredietverzekering Wet Herverzekering Investeringen
139
139 140 141 141 142 143
81 82
88 91 91 94 95 95 100 101 101 104 106 107 112 112 113 114 114 116 116 117
Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, kernministerie Vervallen Vervallen Afdracht Staatsloterij en Instantloterij Ontvangsten uit exploitatie Domeinen Ontvangsten uit verkoop Domeinen Diverse ontvangsten Domeinen Ontvangsten Bureau Schade-afwikkeling Vervallen Diverse ontvangsten, kernministerie
03.01 03.02
117 117 117 117 118 120 124 125 127 127 129 130 130 132 133 133 133 134 135
135 136 137
04.01 04.02 04.03 04.04 04.27 04.28
Ontvangsten heffings- en invorderingsrente Kosten vervolging Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, belastingdienst Bijdrage van EU in de inningskosten EU-douanerechten Diverse ontvangsten belastingdienst Opbrengsten van schikkingen en administratieve boeten
Belastingontvangsten: 04.05 Inkomstenbelasting 04.06 Vermogensbelasting 04.07 Vennootschapsbelasting 04.08 Loonbelasting 04.09 Dividendbelasting 04.10 Kansspelbelasting 04.11 Motorrijtuigenbelasting 04.12 Accijns van lichte olie 04.13 Accijns van minerale olie¨n anders dan lichte olie 04.14 Wijnaccijns en accijns van mousserende dranken 04.15 Alcoholaccijns 04.16 Bieraccijns 04.17 Suikeraccijns 04.18 Tabaksaccijns 04.19 Accijns van alcoholvrije dranken 04.20 Belasting van personenauto’s en motorrijwielen 04.21 Omzetbelasting 04.22 Belastingen van rechtsverkeer 04.23 Rechten van successie, van overgang en van schenking 04.24 Overige belastingontvangsten 04.25 Belasting op milieugrondslag 04.26 Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten 04.29 Belasting op zware motorrijtuigen Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10
Overzichten personeelsgegevens Automatiseringsbijlage Overzicht inzake wetgeving Overzicht van de door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen in het vergaderjaar 1994–1995 Geldende circulaires van het Ministerie van Financie¨n Overzicht aanbevelingen Nationale Ombudsman Subsidiebijlage Overzicht van economische en functionele classificaties Overzicht van aanschrijvingen die «regelrecht» zijn geworden Beleidsevaluatieprogramma
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
144 144 146 149 150 151 153 155 159 162 165 169 171 172 173 175 177 178 180 182 182 183 183 184 187 189 191 192 194 195 1 2 7 7
27 50 51 52 53 56 63
2
ALGEMEEN DEEL 1. INLEIDING Het Ministerie van Financie¨n draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van – het algemene financieel-economische en monetaire beleid (de Generale Thesaurie); – het doelmatig beheer van ’s Rijks financie¨n (het Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting); – de belastingpolitiek en fiscale wetgeving (het Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken en het Directoraat-Generaal der Belastingen); – de heffing, inning en controle van de door de rijksoverheid geheven belastingen (de Belastingdienst); – de verkoop van overtollige zaken van het Rijk (Domeinen). De toelichting in de ontwerp-begroting IXB weerspiegelt slechts in beperkte mate het bovenstaande beleid. Zo komt het algemene financieeleconomische en monetaire beleid en het beheer van ’s Rijks Financie¨n tot uitdrukking in de Miljoenennota en het financieringsbeleid van de staatsschuld in de ontwerp-begroting IXA. Over de medeverantwoordelijkheid van het Ministerie van Financie¨n voor de financie¨n van lagere overheden wordt eveneens gerapporteerd in de miljoenennota, alsmede in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De voorliggende begroting bevat met name een toelichting op de beleidsuitgaven en de apparaatsuitgaven van het kernministerie en de Belastingdienst, alsmede op de daarmee samenhangende verplichtingen en ontvangsten.
Begrotingspresentatie Net als vorig jaar ligt het accent in de ontwerp-begroting op het vooruitkijken (planningsfunctie) en wordt in de Slotwet teruggeblikt (verantwoordingsfunctie). Ook dit jaar is getracht de begrotingspresentatie nog verder te verbeteren. Zo is waar zinvol een meerjarenraming per artikelonderdeel gepresenteerd, de titels van artikelen en artikelonderdelen zijn sterk ingekort ter vergroting van de leesbaarheid, de meerjarige mutaties uit de Voorjaarsnota 1996 worden per artikel kort samengevat en er is een aantal nieuwe respectievelijk verbeterde kengetallen opgenomen. Voorts is het algemeen deel per hoofdbeleidsterrein opnieuw voorin opgenomen in plaats van als inleiding op de artikelsgewijze toelichting per hoofdbeleidsterrein. De presentatie in de vorm van inleidingen op de artikelsgewijze lijkt de leesbaarheid niet ten goede te komen door de versnippering van beleidsmatige informatie.
Indeling algemeen deel In het algemene deel van de memorie van toelichting wordt in hoofdlijnen ingegaan op de begroting (hoofdstuk 2) en het financieel management (hoofdstuk 3), waarna achtereenvolgens de hoofdbeleidsterreinen Algemeen (hoofdstuk 4), Financie¨n Binnenland (hoofdstuk 5), Financie¨n Buitenland (hoofdstuk 6) en Fiscale Zaken en Belastingen (hoofdstuk 7) aan bod komen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
3
2. DE BEGROTING OP HOOFDLIJNEN In dit hoofdstuk wordt inzicht verschaft in de hoofdlijnen van de begroting 1996: de samenstelling en ontwikkeling in de periode 1990–2000 en de belangrijkste mutaties ten opzichte van de begroting 1995. 2.1. Samenstelling en ontwikkeling IXB-begroting Grafieken 2.1 en 2.2 geven op hoofdlijnen inzicht in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven en niet-belastingontvangsten op de IXB-begroting (voor een totaaloverzicht van de belastingontvangsten wordt verwezen naar de Miljoenennota). Grafiek 2.1. Ontwikkeling uitgaven IXB 1990–2000
Apparaatsuitgaven Uit bovenstaande grafiek blijkt dat het grootste deel van de IXBbegroting bestaat uit apparaatsuitgaven (62% in begrotingsjaar 1996). De apparaatsuitgaven betreffen vooral de Belastingdienst (92%) en in mindere mate het kernministerie. In totaal wordt f 3,4 mld. begroot voor 1996. De apparaatsuitgaven laten tot en met 1995 een stijging zien, ondanks de hierop in de afgelopen jaren gerealiseerde (specifieke en proportionele) bezuinigingstaakstellingen. Dit heeft enerzijds te maken met ontwikkelingen in de nominale sfeer (loon- en prijsbijstelling) en anderzijds met de inzet van extra middelen ten behoeve van de uitvoering van nieuwe fiscale wetgeving en de intensivering van de fraudebestrijding door de Belastingdienst.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
4
Opbrengsten apparaat Een aantal uitvoerende diensten van het ministerie heeft een taak in het genereren van opbrengsten voor het Rijk. De belangrijkste hiervan is natuurlijk de heffing en inning van belastingen en premies (Belastingdienst). Daarnaast worden op beperktere schaal ook opbrengsten gegenereerd door de verkoop en exploitatie van gronden en gebouwen e.d. (Domeinen) en het verhalen van schade op derden ten behoeve van de overheid en het ABP (Bureau Schade-afwikkeling).1 De opbrengsten van Domeinen (f 0,7 mld) worden op de IXB-begroting verantwoord, maar komen op grond van middelenafspraken voor een groot deel ten goede aan de andere ministeries. De middelenafspraken zorgen ervoor dat ministeries een financie¨le prikkel hebben om overtollige zaken zo snel mogelijk te laten verkopen.
Doorberekening apparaatsuitgaven Een deel van de apparaatsuitgaven wordt rechtstreeks doorberekend aan derden binnen en buiten de rijksoverheid (dit is met f 0,9 mld. ongeveer 26% van de totale apparaatsuitgaven). Het gros van de doorberekende kosten heeft betrekking op de heffing en inning van sociale verzekeringspremies (wordt in rekening gebracht bij de sociale fondsen) en de kosten van Douane voor de inning van EU-invoerrechten (EU-bijdrage). De stijging van de doorberekende kosten volgt de stijging van de apparaatsuitgaven (met name doorberekening van loon- en prijsstijgingen).
Beleidsuitgaven Behalve apparaatsuitgaven bevat de IXB-begroting ook een aantal programmauitgaven (9% van de totale uitgaven) en deelnemingen van Nederland in het kapitaal van de multilaterale banken en fondsen (10%). De laatste uitgaven vallen onder het OS-plafond. De programmauitgaven bestaan uit de regeling Exportkredietverzekering (EKI), de Bijzondere Financiering (BF), de regeling Particuliere Participatiemaatschappijen (PPM) en de Bijdrageregeling voor de opruiming van WO-II explosieven (de Bommenregeling). Uit hoofde van de garantieregelingen EKI en BF vinden ook programmaontvangsten plaats (9% van de totale niet-belastingontvangsten). Dit zijn premieontvangsten voor de Staat en schaderestituties. In de afgelopen vijf jaar schommelden de totale programmauitgaven rond de f 0,8 mld. met name als gevolg van omvangrijke tegenvallers door schadebetalingen bij de Exportkredietverzekering (de ontvangsten schommelden rond de 0,5 mld). In de komende jaren worden geen grote tegenvallers verwacht.
Heffings- en invorderingsrente
1
De laatste ontvangsten zijn niet zichtbaar op de IXB-begroting, zij komen direct ten goede aan de betreffende ministeries en het ABP.
Een ander belangrijk onderdeel van de IXB-begroting vormen de uitgaven en ontvangsten heffings- en invorderingsrente. Beide posten worden geraamd op circa f 1,0 mld. in 1996. Het betreffen enerzijds rentebetalingen aan belastingplichtigen wegens latere teruggave van belastingen, en anderzijds rente-ontvangsten over te laat ontvangen belastingen. Deze fiscaal-gerelateerde posten worden (evenals de boete-opbrengsten) onder de regels budgetdiscipline behandeld als belastingontvangsten en vallen buiten het ree¨le uitgavenkader. Begin jaren negentig lieten de uitgaven heffings- en invorderingsrente een explosieve toename zien. Ook de ontvangsten stegen sterk in deze jaren, maar bleven iets achter bij de uitgaven. Oorzaken waren de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
5
overgang naar het apart administreren van de rentebetalingen en -ontvangsten (elk jaar werd over een groter aantal belastingjaren de rente apart verantwoord), alsmede het versneld afdoen van oude posten als gevolg van het introduceren van een andere werkwijze (werken in de actualiteit) in combinatie met de hoge rentestand. Vanaf 1994 is echter een omslag te zien in zowel de uitgaven als ontvangsten, onder meer door wijziging van de renteregeling (zie ook paragraaf 2.2.). Grafiek 2.2 Ontwikkeling niet-belastingontvangsten IXB 1990–2000
De meest ontvangsten zijn hiervoor al besproken, daar zij een min of meer directe relatie hebben met posten aan de uitgavenkant: doorberekende apparaatsuitgaven, ontvangsten Domeinen, programmaontvangsten en ontvangsten heffings- en invorderingsrente.
Winstafdracht DNB De grootste ontvangstenpost (30%) is de winstafdracht van De Nederlandsche Bank N.V. (f 2,0 mld. in 1996). De winst van De Nederlandsche Bank wordt sterk bepaald door macro-factoren (conjunctuur, dollarkoers, rentestand e.d.) en in 1994 door incidentele goudverkopen. De winstafdracht kent dan ook een grillig verloop, zoals bovenstaande grafiek illustreert.
Overige ontvangsten Bij het cluster «overig» van de niet-belastingontvangsten zijn forse pieken te zien in 1 990 en 1993. De pieken worden veroorzaakt door de e´e´nmalige ontvangsten uit de verkoop van aandelen Volvo Car (1 990) en Internationale Nederlanden Groep (1993). 2.2. Wijzigingen ten opzichte van de begroting 1995 De tabellen 2.1 t/m 2.4 geven een overzicht van de belangrijkste mutaties in de uitgaven en ontvangsten ten opzichte van de vorige begroting (inclusief mutaties Voorjaarsnota). Afzonderlijke mutaties binnen elk artikel kleiner dan f 5 mln. zijn niet opgenomen, evenmin als technische overboekingen binnen de IXB-begroting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
6
Geen nieuwe ombuigingstaakstellingen Dit jaar zijn voor het eerst sinds jaren bij de begrotingsvoorbereiding geen nieuwe ombuigingstaakstellingen opgelegd. Wel behoefden (zoals in de begroting 1995 is aangegeven) de taakstellingen uit de begrotingsvoorbereiding 1995 wat betreft de apparaatsuitgaven nog een nadere invulling. Vorig jaar is bij kaderbrief en regeerakkoord in totaal f 183,9 mln. opgelegd, waarvan f 91,2 mln. op de apparaatsuitgaven. Om de taakstellingen op de apparaatsuitgaven van het kernministerie (f 6,7 mln.) en de Belastingdienst (f 84,5 mln.) in te vullen is een aantal efficiency-maatregelen genomen op personeel en materieel gebied. De maatregelen hebben wat betreft de personele uitgaven, onder meer betrekking op een flexibilere inzet van arbeid, invoering facilitaire diensten en gedifferentieerde invoering 32-urige werkweek voor nieuwe medewerkers bij de Belastingdienst. De maatregelen leiden bij de Belastingdienst naar verwachting tot een afname van het personeelsvolume oplopend tot structureel 205 fte’s vanaf 1998. Wat betreft de materie¨le uitgaven zijn onder andere maatregelen genomen op het terrein van het inkoopbeleid, de automatisering en verbetering van het porti- en documentbeheer.
Hoofdbeleidsterrein Algemeen De belangrijkste mutaties bij «Algemeen» zijn de door Domeinen te realiseren extra verkoopopbrengsten, alsmede de huurderving als gevolg van huuropzegging van rijkspanden door de verzelfstandigde ARBVO. De extra verkoopopbrengsten hebben betrekking op roerende Defensiegoederen en RGD-objecten. Voor beide verkoopopbrengsten gelden middelenafspraken. Extra kosten worden voorzien voor Domeinen in verband met bodemonderzoek en -sanering (gefinancierd uit apparaat kernministerie en post onvoorzien). Op de post onvoorzien is de reservering opgehoogd ten behoeve van een eventuele garantie aan de SENS voor verliezen Hippo Toto. Zie verder de toelichting bij het artikel. Tabel 2.1. Belangrijke mutaties Algemeen (x f 1 mln.) Uitgaven 01.01
01.05
01.11
Personeel en materieel kernministerie – loon- en prijsbijstelling
01.06
1996
1997
1998
1999
+ 3,5
+ 7,6
+ 7,7
+ 9,3
+ 10,0
+ 1,0
+ 6,0
– 15,0 + 5,2
– 2,3 + 1,3
+ 1,3
+ 1,3
+ 1,3
1995
1996
1997
1998
1999
– 7,1 + 2,6
– 10,0 – 6,5
– 11,2 – 6,5
– 11,2 – 6,5
– 11,2 – 6,5
+ 98,3
+ 50,0
+ 25,0
+ 6,0
+ 105,8
– 42,7
+ 48,2
+ 2,4
Post onvoorzien – reserveringen Uitvoering van werken Domeinen – RGD-verbouwing opslagplaatsen – bodemonderzoek en -sanering
Ontvangsten 01.05
1995
Ontvangsten exploitatie Domeinen – huuropzeggingen ARBVO-panden – pachtopbrengsten Ontvangsten uit verkoop Domeinen – Extra verkoop Defensie-goederen (middelenafspraak Defensie) – Verkoop RGD-objecten (middelenafspraak VROM)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
7
Hoofdbeleidsterrein Financie¨n Binnenland Bij de uitgaven Financie¨n Binnenland doen zich geen wijzigingen voor. Bij de ontvangsten zijn daarentegen de volgende mutaties te melden. De forse meerjarige tegenvaller bij de winstafdracht van de Nederlandsche Bank is toe te schrijven aan macro-economische factoren (met name lagere rente). De in omloop te brengen munten leiden meerjarig tot lagere ontvangsten, vooral door een verschuiving van hogere (vijfguldenmunten en rijksdaalders) naar lagere denominaties (guldens, kwartjes, dubbeltjes en stuivers). De ontvangsten zijn niet relevant voor het financieringstekort. In 1995 worden twee bijzondere munten uitgegeven. Daar de bijzondere munten vrijwel steeds worden gebruikt als verzamelobject in plaats van als betaalmiddel, zijn de ontvangsten wel relevant voor het financieringstekort. Extra opbrengsten worden geraamd door schaderestituties bij de Bijzondere Financiering en extra dividend van de Nationale Investeringsbank. Tabel 2.2. Belangrijkste mutaties Financie¨n Binnenland (x f 1 mln.) Ontvangsten 02.01
02.03
02.04
02.10
02.08
1995
1996
1997
1998
1999
Winstafdracht DNB – lagere winstraming
– 75,0
– 350,0
– 700,0
– 750,0
– 875,0
Ontvangsten Muntwezen – bijzondere muntuitgiften
+ 42,1
–31,5
– 23,8
– 23,8
– 23,8
– 23,8
+ 12,5
+ 5,0
+ 5,0
+ 8,4
+ 2,0
+ 2,0
+ 2,0
+ 2,0
Toename munten in circulatie – lagere denominaties Regeling BF en PPM – schaderestituties BF Dividend uit staatsdeelnemingen – dividendopbrengsten NIB
Hoofdbeleidsterrein Financie¨n Buitenland De uitgaven voor de Nederlandse deelnemingen in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken (uit hoofde van Ontwikkelingssamenwerking) dalen met name als gevolg van uitgestelde kapitaalverhogingen (Wereldbank, Afrikaanse Ontwikkelingsbank), gewijzigde betaalschema’s en koerswijzigingen. De uitgaven- en ontvangstenraming Exportkredietverzekering laat op dit moment een relatief positief beeld zien na jaren van tegenvallers door omvangrijke schades. Vandaar dat bij Voorjaarsnota 1995 en deze Ontwerp-begroting meevallers zijn verwerkt van per saldo f 270 mln. in 1995, 60 mln. in 1996 en structureel f 10 mln. Het betreft met name meevallers in de ontvangstensfeer als gevolg van terugbetalingen uit debiteurenlanden waarmee in de Club van Parijs schuldenregelingen zijn afgesloten. Gezien de gebruikelijke onzekerheden kan dit beeld overigens ook wel weer eens omslaan. Internationale ontwikkelingen, zoals de onverwachte betalingsproblemen van het GOS begin jaren negentig, zijn slecht voorspelbaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
8
Tabel 2.3. Belangrijkste mutaties Financie¨n Buitenland (x f 1 mln.) Uitgaven 03.04
03.10
Deelnemingen mult.ontwikkelingsbanken – wijziging betaalschema’s e.d. Exportkredietverzekering – lagere schadebetalingen
Ontvangsten
03.06
Exportkredietverzekering – hogere schaderestituties
1995
1996
1997
1998
1999
–39,5
– 30,4
– 45,2
– 56,0
– 41,9
1995
1996
1997
1998
1999
+ 150,0
+ 60,0
+ 10,0
+ 10,0
+ 10,0
– 120,0
Hoofdbeleidsterrein Fiscale Zaken en Belastingen De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst zijn ten opzichte van de begroting 1995 opgehoogd in verband met een aantal taakuitbreidingen en knelpunten op het punt van de huisvesting. Zo is het apparaatsbudget bij Voorjaarsnota 1995 opgehoogd met structureel f 31 mln. ten behoeve van de uitvoering van een aantal nieuwe fiscale wetsvoorstellen (regulerende energieheffing, Wet waardering onroerende zaken, uitvoering wijziging Wet op de studiefinanciering (Student op eigen benen) en van het toezicht op de Schorsersregeling voor de houderschapsbelasting). Daarnaast is geld vrijgemaakt voor de inzet van extra douanepersoneel (216 fte’s) op Schiphol in verband met de fysieke scheiding van Schengen- en niet-Schengenreizigers op Schiphol uit hoofde van het Schengenverdrag. De scheiding brengt voor de douane extra kosten met zich mee door de noodzaak op verschillende plaatsen bagagecontroles te laten plaatsvinden. Ook zijn extra middelen toegekend voor een aantal knelpunten in de huisvesting van de Belastingdienst. In 1995 gaat het om noodzakelijke investeringen in de beveiliging, telefonische bereikbaarheid en verbetering van computerruimten. Met ingang van 1996 worden extra huisvestingskosten gemaakt voor de Douane in verband met de groei van Schiphol en de Rotterdamse haven. Het apparaatsbudget wordt verder verlaagd met structureel f 5 mln. doordat minder uitvoeringskosten worden gemaakt voor de verifie¨ring van SoFi-nummers ten behoeve van het Ministerie van SZW dan indertijd geraamd en f 9,2 mln. wordt overgeheveld naar de RGD in verband met extra huurkosten voor Belastingdienstpanden. De uitgaven en ontvangsten heffings- en invorderingsrente zijn, na een sterke stijging in de afgelopen jaren, vanaf 1994 op de terugtocht. De in 1992 doorgevoerde wijziging van de renteregeling (invoering promessedisconto en drempeltijdvak voor voorlopige aanslagen) begint zijn vruchten af te werpen, evenals waarschijnlijk de in 1994 genomen maatregelen in de uitvoeringssfeer gericht op beperking van de rentedragende periode. Om die reden zijn zowel de uitgaven als ontvangsten verbonden aan de heffings- en invorderingsrente structureel naar beneden bijgesteld. Met ingang van 1 april 1996 zal het provinciale belastinggebied worden verruimd. Daarvoor zal een bedrag van f 750 mln. van de hoofdsom houderschapsbelasting worden verschoven naar de provinciale opcenten onder gelijktijdige korting van het Provinciefonds. Een bijkomend effect van deze verschuiving is dat de Provincies als gevolg
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
9
hiervan meer bijdragen aan de uitvoeringskosten van de Belastingdienst om de Motorrijtuigenbelasting te innen. Dit betekent extra ontvangsten van structureel f 15 mln. Overige mutaties zijn extra doorberekende kosten aan sociale fondsen (in verband met loon- en prijsstijgingen), vanaf 1996 extra ontvangsten inningskosten Douane (toegenomen internationale handel), wijziging boete-opbrengsten (uitstel Houderschapsbelasting en Van Slooten) en hogere ontvangsten vervolgingskosten. Tabel 2.4. Belangrijkste mutaties Fiscale Zaken en Belastingen (x f 1 mln.) Uitgaven 04.01
04.05
04.08
Personeel en materieel Bel.dienst – fiscale wetsvoorstellen – extra inzet Douane/Schengen – loon- en prijsbijstelling – uitvoeringskosten SoFi-nummers – overboeking RGD (huurmiddelen) – huisvesting Heffings– en invorderingsrente – lagere rentebetalingen Vergoeding proceskosten – lagere vergoeding
Ontvangsten 04.01
04.03
04.04
04.28
04.02
Heffings– en invorderingsrente – lagere rente-ontvangsten Verrichte werkzaamheden – provinciale opcenten MRB – sociale fondsen
1995
1996
1997
1998
1999
+ 46,1 + 10,3 + 74,6 – 5,0 – 9,2 + 32,3
+ 29,0 + 26,4 + 99,1 – 5,0 – 6,9 + 10,0
+ 36,8 + 26,4 + 109,8 – 5,0 – 9,3 + 12,0
+ 20,8 + 26,4 + 120,3 – 5,0 – 9,0 + 15,0
+ 31,1 + 26,4 + 129,2 – 5,0 – 9,0 + 16,0
– 230,0
– 130,0
– 130,0
– 130,0
– 130,0
1995
1996
1997
1998
1999
– 200,0
– 130,0
– 130,0
– 130,0
– 130,0
+ 11,3
+ 15,0
+ 15,0
+ 22,7
+ 22,7
– 5,0
+ 24,7
EU–inningskosten Douane – volumewijziging invoerrechten
+ 4,5
+ 7,0
+ 22,7
Schikking en admin. boeten – uitstel fiscale wetsvoorstellen
+ 9,0
– 45,0
– 25,0
Kosten vervolging – Intensivering vervolgingsacties
+ 15,0
3. FINANCIEEL MANAGEMENT De besturingsfilosofie van Financie¨n kan in de kern worden samengevat als het streven naar decentraal resultaatgericht management. Op verschillende terreinen wordt invulling gegeven aan deze besturingsfilosofie. 3.1. Concentratie op kerntaken en uitvoering op afstand Wat betreft concentratie op kerntaken is medio 1994 wederom een belangrijke stap gezet met de privatisering van ’s Rijks Munt. Het onderzoek naar de beste vorm van verzelfstandiging van Bureau Schade bevindt zich in een beslissend stadium. Daarmee is het afstoten van niet-kerntaken bijna voltooid en is voor Financie¨n een goed moment aangebroken om te bezien of de aansturings- en terugkoppelingsrelaties (interfaces) met de op afstand geplaatste diensten nog steeds toereikend zijn. In 1995 is hiernaar een intern onderzoek gestart, mede in het licht van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
10
de kabinetsbesluitvorming over het rapport Sint en het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar zelfstandige bestuursorganen. Voor de dienst der Domeinen en het Facilitair Salarisbedrijf is in 1994 contractmanagement ingevoerd. De eerste ervaringen zijn positief en het instrument wordt verder ontwikkeld, onder meer door de managementcontracten binnen deze diensten verder door te vertalen. De Belastingdienst werkt permanent voort aan het verder vervolmaken van haar reeds lang bestaande status als intern verzelfstandigde dienst. 3.2. Beleidsevaluatie Beleidsevaluatie is binnen het Ministerie decentraal belegd bij de directies, zodat het een volwaardige plaats kan krijgen in het reguliere beleidsproces. Deze doelstelling is weliswaar nog niet geheel bereikt, maar er wordt wel de nodige vooruitgang geboekt. De centrale directies bieden hierbij zoveel mogelijk ondersteuning door het organiseren van interne cursussen, begeleiden van onderzoek en het ter beschikking stellen van capaciteit voor het (mede) uitvoeren van onderzoek. Eind 1994 en begin 1995 is een aantal grotere en kleinere beleidsevaluaties en organisatiedoorlichtingen afgerond. Een aantal evaluaties is – met redenen omkleed – doorgeschoven naar het volgende jaar. Het merendeel van de evaluaties bleek te voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen van beleidsevaluatie. Ook kan geconstateerd worden dat er in het algemeen vervolg wordt gegeven aan de aanbevelingen van de onderzoeken, met andere woorden de resultaten «verdwijnen niet in de bureaulade». Ten behoeve van de programmering van onderzoeken wordt binnen Financie¨n met behulp van een aantal zoeklichten beoordeeld of beleidsterreinen voldoende worden afgedekt met beleidsevaluatie (zoeklichten zijn bijvoorbeeld het budgettair belang, datum laatste evaluatie, het gebruik van andere planning- en controlinstrumenten). Mede dankzij de zoeklichtenbenadering ligt er thans een redelijk goed onderbouwd evaluatieprogramma. De tijdige uitvoering en kwaliteit van de geprogrammeerde onderzoeken blijft echter een belangrijk punt van aandacht. In bijlage 10 is een integrale rapportage opgenomen over de uitgevoerde, lopende en voorgenomen evaluatie-onderzoeken. Daarnaast komen in de toelichting op de hoofdbeleidsterreinen verschillende evaluatie-onderzoeken aan bod. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de organisatie van beleidsevaluatie op het Ministerie van Financie¨n wordt verwezen naar de vorige ontwerp-begroting. 3.3. Jaarplan- en verslagcyclus In tegenstelling tot de Belastingdienst werken op het kernministerie nog niet alle dienstonderdelen met jaarplannen en jaarverslagen. In 1994 is besloten om in de komende jaren ook op het kernministerie de jaarplanen verslagcyclus in te voeren. Met behulp van dit instrument kan meer systematisch en resultaatgericht sturing worden gegeven aan en verantwoording worden afgelegd over de activiteiten en middelen. De invoering van de jaarplan- en verslagcyclus zal op gedifferentieerde wijze plaatsvinden. Beleidsdirecties hebben bijvoorbeeld minder kwantificeerbare produkten om over te rapporteren dan directies met uitvoerende taken. Ook zijn er directies met veel ad-hoc activiteiten die moeilijk zijn te plannen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
11
3.4. Kengetallen Wat het ontwikkelen van kengetallen betreft, doet Financie¨n vooral door de inspanningen van de Belastingdienst op dit terrein – het van oudsher relatief goed. Hoewel kengetallen in eerste instantie bedoeld zijn voor de interne bedrijfsvoering, is ook de kwaliteit van de begrotingstoelichting in de afgelopen jaren verbeterd met kengetallen. Verschillende artikelen worden momenteel onderbouwd met ramingskengetallen (apparaatsuitgaven kernministerie en Belastingdienst, wachtgelden, garantieregelingen EKI en BF) en prestatiekengetallen (apparaatsuitgaven Belastingdienst, Bureau Schade-afwikkeling). Bij de Belastingdienst zijn, in vervolg op het project produktiviteitsontwikkeling, verschillende projecten gaande om het inzicht te vergroten in de relatie tussen kosten en resultaten van het produktieproces. Doel is het verbeteren van de interne allocatie van middelen en het doorrekenen van de gevolgen van beleids- en wetswijzigingen. Of ook de begrotingstoelichting met dit soort doelmatigheidskengetallen wordt uitgebreid, zal te zijner tijd worden bezien. 3.5. Tarieven Ongeveer 26% van de apparaatsuitgaven (f 0,9 mld.) wordt rechtstreeks aan derden buiten de rijksoverheid doorberekend uit hoofde van het profijtbeginsel. Uit een in 1994 gehouden intern onderzoek is gebleken dat slechts enkele tarieven nog voor verbetering vatbaar waren. Dit heeft geleid tot enkele tariefaanpassingen met overigens een gering budgettair beslag. Een nadere toelichting is gegeven bij het ontvangstenartikel 04.03 «Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden Belastingdienst». Naast externe kostendoorberekening is bij de Belastingdienst een ontwikkeling gaande om kosten van facilitaire diensten intern door te berekenen aan de Belastingdienst-eenheden. Hiermee wordt beoogd de kosten beter zichtbaar te maken voor de eenheden en prikkels te cree¨ren om efficie¨nter te werken. 3.6. Beleid misbruik en oneigenlijk gebruik/subsidiebeleid Gekozen is om elk jaar in de slotwet, als verantwoordingsdocument, te rapporteren over het beleid ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) bij M&O-gevoelige regelingen. Daarom wordt voor een uitgebreide toelichting over dit onderwerp verwezen naar de Slotwet 1994. Wat betreft de Belastingdienst is bovendien in paragraaf 7.3. een toelichting opgenomen over het beleid en de resultaten inzake de fiscale rechtshandhaving. Met betrekking tot het «Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijksambtenaren» (BTZR) voorheen de «Interimregeling ziektekosten ambtenaren» (IZKR) is het ministerie van Financie¨n in 1995 gestart met een integrale controle bij het personeel van het ministerie naar misbruik en oneigenlijk gebruik door het opvragen van kopiee¨n van brondocumenten (polissen). 3.7. Accountantscontrole, administratieve organisatie en (geautomatiseerde) financie¨le informatievoorziening De accountantscontrole over 1994 heeft geleid tot een goedkeurende verklaring. De aanbevelingen in de accountantsrapporten ter verbetering van het financie¨le beheer worden onder de aandacht gebracht van de directies, opdat zij maatregelen nemen ter verbetering van het financie¨le beheer, waaronder het onderhoud en de actualisering van de administratieve organisatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
12
De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan de beschrijving en onderhoud van de administratieve organisatie (AO) van de financie¨le en, later, de niet-financie¨le processen binnen het ministerie van Financie¨n. Nu op Financie¨n de rechtmatigheid van het financieel beheer redelijk op orde is, verschuift het accent van het AO-beleid naar doelmatigheid. De AO moet en kan de lijnmanager ondersteuning gaan bieden bij het sturen en beheersen van de primaire processen, door optimaal te voorzien in zijn informatiebehoefte tegen zo laag mogelijke kosten. Voorzover het primaire proces zelf grotendeels bestaat uit informatievoorziening, zijn nog grotere doelmatigheidsvoordelen mogelijk. Na jaren van fors investeren in rechtmatigheid en handboeken AO is het nu tijd om te gaan oogsten. Gedacht kan worden aan: * het toepassen van risico-analyse: * het ontwikkelen standaardeisen voor de AO; * het uitvoeren van doorlichtingen naar de bestuurlijke informatie verzorging (BIV). In samenwerking met twee andere betrokken departementen (SZW en BiZa) is onder de naam «FBS-redesign» in 1993 en 1994 een ingrijpende wijziging voorbereid van het Financieel Beheerssysteem. Per 1-1-1995 kon het vernieuwde Financieel Beheerssysteem in produktie worden genomen. De gebruikerservaringen zijn tot nu toe over het algemeen positief. Ook wordt de komende jaren gewerkt aan het verder ontwikkelen van het management informatiesysteem «EIS» dat nu reeds enige jaren operationeel is.
4. HOOFDBELEIDSTERREIN ALGEMEEN 4.1. Inleiding Onderstaande grafieken geven inzicht in het aandeel van het hoofdbeleidsterrein Algemeen in de totale uitgaven en ontvangsten op de IXB-begroting 1996.
Grafiek 4.1 Aandeel Algemeen in de totale uitgaven 1996
Grafiek 4.2. Aandeel Algemeen in de totale niet-belastingontvangsten 1996
De uitgaven Algemeen bestaan voornamelijk uit apparaatsuitgaven van het kernministerie. Daaronder bevinden zich de staf- en beleidsdirecties van het ministerie en de uitvoerende diensten Domeinen, Bureau Schade-afwikkeling en het Facilitair Salarisbedrijf. De ontvangsten Algemeen worden vooral gerealiseerd door de opbrengsten Domeinen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op enkele beleidsmatige ontwikkelingen rond Domeinen (par.4.2), Bureau Schade-afwikkeling (par.4.3), het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
13
Facilitair Salarisbedrijf (par.4.4) en de Bommenregeling (par.4.5.). Hierna wordt een toelichting gegeven op de apparaatsuitgaven en het personeelsbeleid van het kernministerie (par.4.6). 4.2. Domeinen
4.2.1. Inleiding Domeinen heeft als hoofdtaken de exploitatie van gebouwen en gronden in beheer bij Domeinen en de verkoop van overtollige roerende en onroerende zaken van het Rijk. Er werken thans circa 350 personen bij directie en dienst der Domeinen. Domeinen verwacht in 1996 een bedrag van f 0,7 mld. aan opbrengsten te realiseren door onder meer de exploitatie en verkoop van roerende en onroerende zaken. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de ontvangsten en uitgaven Domeinen vanaf 1 990. Ontwikkeling resultaat Domeinen (x f 1 mln.)
1. Apparaatsuitgaven (art.01.01) 2. Onderhoud en investeringen (art. 01.11) 3. Lasten en overig (art. 01.12) 4. 5. 6. 7.
Totale uitgaven Ontvangsten uit exploitatie (art.01.05) Verkoop en overig (art.01.06 en 01.07) Totale ontvangsten
8. Netto opbrengst
1 990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
37,6 17,6 62,3
44,1 28,7 59,7
48,3 16,0 79,3
45,2 15,6 87,5
45,5 15,0 93,6
49, 6 22,6 85,8
39,1 21,0 85,8
117,5 173,7 325,6 499,3
132,5 211,8 350,5 562,3
143,6 218,2 279,9 498,1
148,3 222,2 357,4 579,6
154,1 228,1 460,5 688,6
158,0 219,0 511,1 730,1
145,9 198,3 543,8 742,1
381,8
429,8
354,5
431,3
534,5
572,1
596,2
Hieruit blijkt dat het netto resultaat (totale ontvangsten min totale uitgaven) door de jaren heen een trendmatige stijging laat zien. Alleen in 1992 is hierin een kleine breuk te zien die wordt veroorzaakt door fors hogere lasten en fors lagere verkoopopbrengsten. Van 1991 op 1992 is een forse stijging van de lasten zichtbaar, omdat de onroerende zaakbelasting en de waterschapslasten vanaf 1992 op de begroting van Financie¨n worden verantwoord (overboeking door het ministerie van Defensie), maar daartegenover pleegt Domeinen minder investeringen. Het jaar 1996 richt zicht met name op de uitvoering van in 1994 en 1995 genomen en te nemen beleidsbeslissingen (zie paragraaf 4.2.2.). Wat betreft de bedrijfsvoering van Domeinen zal 1996 gericht zijn op het verder verbeteren van de planning- en controlcyclus (zie paragraaf 4.2.3).
4.2.2. Beleidsvoornemens en ontwikkelingen Thans vindt onderzoek plaats naar alle bestaande middelenafspraken met ministeries over de afstoot van overtollige roerende en onroerende zaken. Dit zijn afspraken over de mate waarin (extra) verkoopopbrengsten ten goede komen aan de afstotende ministeries. Dergelijke afspraken bieden afstotende ministeries een financie¨le prikkel voor een efficie¨nte afstoot van overtollige zaken. Onderzocht wordt in hoeverre de huidige middelenafspraken gesaneerd en gestroomlijnd kunnen worden. Zie ook het evaluatieprogramma in bijlage 10. Per 1 januari 1997 wordt het bijzonder domeinbeheer door Rijkswaterstaat in Flevoland wegens afronding van de inrichtingstaak bee¨indigd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
14
Met ingang van die datum gaat het beheer van enerzijds in pacht of erfpacht uitgegeven landbouwbedrijven en anderzijds van gronden ten behoeve van de uitbreiding van de steden Almere en Zeewolde over naar Domeinen. Deze beheersoverdracht zal geschieden onder het motto: taak over, man over, geld over. In 1996 zullen voorbereidingen worden getroffen om deze overdracht te effectueren. De budgettaire effecten worden volgend jaar verwerkt. Door het ministerie van LNV wordt beoogd in de tweede helft van 1995 het nieuwe Pachtnormenbesluit in te voeren. Zodra het Besluit van kracht is, zal Domeinen in 1995 en 1996 enige duizenden pachtovereenkomsten wijzigen. De extra pachtopbrengsten zullen bij Voorjaarsnota 1996 worden verwerkt. In 1996 zal de uitvoering van de medio 1994 door het kabinet aanvaarde Gedragslijnen inzake bodemverontreiniging in Staatseigendommen ook budgettair verder gestalte moeten krijgen. Dit leidt tot extra uitgaven voor Domeinen in verband met bodemonderzoek en -sanering (uitgaven 01.11), evenals enige extra ontvangsten in 1995 bij doorberekening van het merendeel van de kosten aan andere ministeries (ontvangsten 01.07). Deze effecten vloeien voort uit de volgende regels die aan de Gedragslijnen ten grondslag liggen: – ieder departement dat onroerende zaken in materieel beheer heeft, – dus ook Domeinen zelf – inventariseert verdachte lokaties; – de kosten van bodemsanering komen ten laste van de materieelbeheerder.
4.2.3. Bedrijfsvoering Tegelijkertijd met de reorganisatie van Domeinen in 1994 is een planning- en controlcyclus geı¨ntroduceerd (decentralisatie financie¨le functie, invoering jaarplan- en verslagcyclus en contractmanagement). In 1995 zijn in de jaarplannen zodanige afspraken gemaakt over planmatig werken, dat hierop daadwerkelijk «afgerekend» kan worden. Zo zijn wat betreft de primaire processen concrete afspraken gemaakt over de totstandkoming van afstotingsplannen, gebruiksplannen en onderhoudsplannen van onroerende zaken. Wat betreft de ondersteunende processen beschikt Domeinen over een opleidingsplan en een informatieplan. De budgettaire vertaling van de afspraken vindt plaats in managementcontracten. Hierin is ook voorzien de beschrijving van de administratieve organisatie van de regionale directies van de dienst Domeinen. Het jaar 1996 zal in het teken staan van het verder uitbouwen en kwalitatief verbeteren van hetgeen in 1994 en 1995 is opgezet. Zo zijn kengetallen in ontwikkeling, niet alleen voor de bedrijfsvoering, maar ook voor de meting van de output van de bedrijfsprocessen. Deze ontwikkeling gaat hand in hand met de uitvoering van evaluatie-onderzoeken (zie het evaluatieprogramma in bijlage 10). 4.3. Bureau schade-afwikkeling
4.3.1. Inleiding Het Bureau Schade-afwikkeling is een zogenaamde «buitendienst» van het Ministerie van Financie¨n. Het bureau is naar zijn aard een schaderegelingsorganisatie. Het houdt zich bezig met de juridische en financie¨le afwikkeling van aansprakelijkheidsclaims van en jegens de Staat ingevolge de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen, het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
15
uitoefenen van het verhaalsrecht van de overheid (rijk, provincies, gemeenten e.d.) voor loon- en pensioenschade van ambtenaren. In toenemende mate verhaalt het Bureau ook de daarbij passende persoonlijke schade van de ambtenaren. Er zijn 27 personen werkzaam bij Bureau Schade-afwikkeling. Het Bureau verwacht in 1996 in totaal f 35,0 mln. aan schade op derden te verhalen en f 6,1 mln. aan derden te betalen (zie voor een nadere toelichting uitgavenartikel 01.13).
4.3.2. Verzelfstandiging Al enige tijd beraadt het ministerie zich mede in het licht van de kerntakendiscussie over de positionering van Bureau Schade-afwikkeling. In verband met de definitieve besluitvorming over de mogelijke verzelfstandiging van het Bureau heeft de ambtelijke leiding van het ministerie in 1995 besloten tot een doorlichting van de bedrijfsvoering, alsmede het onderzoeken van de mogelijkheden van het Bureau op de markt. Beide onderzoeken worden door het ministerie in samenwerking met een extern onderzoeksbureau verricht. De onderzoeksopdracht richt zich tevens op drie vormen van verzelfstandiging, te weten agentschap, privatisering en samenwerking met een sterke marktpartij. 4.4. Facilitair salarisbedrijf Het Facilitair Salarisbedrijf (FSB) te Zwolle verzorgt thans met 65 fte’s de salarisadministratie van circa 30 000 Financie¨n-ambtenaren. Met de reorganisatie per 1-1-1994 heeft het FSB een meer klantgerichte structuur gekregen en is een planningen controlcyclus ingevoerd (inclusief contractmanagement). Uit een in 1994 gehouden tevredenheidsenquete onder de klanten van FSB was 95% tevreden tot zeer tevreden met de huidige dienstverlening. In 1995 wordt hard gewerkt aan het verhogen van de doelmatigheid van de interne werkprocessen en aan specifieke klantgerichtheidsacties (klachten/foutenregistratie en afhandeling, telefonische bereikbaarheid e.d.). Gezien de sterke uitgangspositie die het FSB zich met het veranderingsproces heeft verworven, is een logische vervolgstap dat FSB zijn diensten gaat aanbieden aan andere ministeries, agentschappen en zelfstandige bestuursorganen. Dit kan de nodige schaalvoordelen opleveren voor de rijksoverheid. Op dat moment zal ook bezien worden of het gewenst is dat FSB wellicht zelfstandiger ten opzichte van het Ministerie van Financie¨n gaat opereren. 4.5. Opruiming van explosieven uit de tweede wereldoorlog Eind jaren tachtig was er een sterke stijging van het beroep op de zogenaamde Bommenregeling (bijdragen aan gemeenten in de kosten van opsporing en ruiming van WO-II explosieven). Met name gemeenten als Rotterdam en Haarlemmermeer (Schiphol) deden als gevolg van bouwwerkzaamheden een beroep op de regeling. Hierdoor ontstond een stuwmeer aan verplichtingen van f 45,7 mln. (per 1-1-1992), terwijl slechts f 9 mln. per jaar aan uitgaven was geraamd. Dit heeft er toe geleid dat op 2 april 1992 een verplichtingenstop is ingesteld en per 1-1-1994 een aangescherpte regeling van kracht is gegaan (ondermeer hogere eigen bijdrage gemeente en alleen onderzoek naar explosieven waar dat gezien de bestemming van de grond en de risico’s voor de bevolking echt noodzakelijk is). Voor de bouwwerkzaamheden op Schiphol wordt geen beroep meer gedaan op de Bommenregeling. Bij
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
16
Najaarsnota 1993 zijn de uitgaven incidenteel met f 41 mln. verhoogd om de oude verplichtingen af te bouwen. Door de genomen maatregelen is het verplichtingenstuwmeer op dit moment vrijwel geheel verdwenen (f 1,4 mln. per 1-1-1995). Bovendien is het beroep dat door de gemeenten tot nu toe op de Bommenregeling wordt gedaan lager dan het jaarlijkse maximum aan verplichtingen. Aangezien het beroep op de Bommenregeling afhankelijk is van het aantal, de omvang en de fasering van projecten die door gemeenten in uitvoering worden genomen (een gegeven waar Financie¨n geen invloed op kan uitoefenen) bestaat onzekerheid over de vraag of de huidige ontwikkeling structureel is. In de begroting is daarom uitgegaan van een meerjarig gelijkblijvend bedrag (zie uitgavenartikel 01.10). 4.6. Personeel en materieel kernministerie
4.6.1. Personele uitgaven en materie¨le uitgaven Teneinde inzicht te bieden in de personele en materie¨le uitgaven zijn hieronder een aantal grafieken weergegeven van de betreffende apparaatskosten. Op deze wijze wordt beoogd inzicht te geven in de ontwikkeling en samenstelling van de personele uitgaven, van de hieraan ten grondslag liggende personele bezetting en van de eveneens tot de apparaatskosten behorende materie¨le uitgaven.
Grafiek 4.3 Personele uitgaven 1990–1996
Grafiek 4.4. Formatie en bezetting
Grafiek 4.3 toont de totale personele uitgaven zowel in- als exclusief loonbijstelling (gecumuleerd vanaf 1990). De personele uitgaven dalen in de eerste jaren na 1990. Dit vloeit voort uit de verzelfstandiging van een aantal onderdelen van het ministerie, naast de Grote Efficiency Operatie. De ontwikkeling van de personele uitgaven geeft vanaf 1993 een licht progressief verloop te zien, hetgeen onder meer zijn oorzaak vindt in de loonbijstelling waarvan de aanpassing in het kader van het ABP-complex het leeuwedeel inneemt. In grafiek 4.4 is de ontwikkeling van de formatie en de bezetting weergegeven. Analoog aan de dalende personele uitgaven begin jaren negentig, laat ook de bezetting in deze jaren een afname zien. In het begrotingsjaar 1996 stijgt de geraamde bezetting licht. De toename in de bezetting is gelokaliseerd bij het directoraat-generaal der Fiscale Zaken (DGFZ). De formatie- en bezettingcijfers zijn getalsmatig weergegeven in bijlage 1.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
17
Grafiek 4.5 Formatie per dienstonderdeel voor 1996
Grafiek 4.6. Gemiddelde personele en materie¨le kosten
Voor het begrotingsjaar is de formatie van het het Ministerie van Financie¨n (exclusief Belastingdienst) in grafiek 4.5 uitgesplitst naar dienstonderdelen. Onder de uitvoerende diensten wordt Domeinen, het Facilitair Salaris Bedrijf en Bureau Schade-afwikkeling verstaan. Grafiek 4.6 toont zowel de gemiddelde personele kosten (loonkosten) als de gemiddelde materie¨le kosten per ambtenaar. De gemiddelde loonkosten, de personele uitgaven gedeeld door de bezetting, geeft in zijn nominale variant een stijgend verloop te zien. Bij een verwacht constant volume loopt de ontwikkeling parallel aan die van de totale personele uitgaven. Netto zijn de gemiddelde loonkosten verminderd met het cumulatieve totaal van de loonbijstelling (geschoond voor loonbijstelling voor incidentele ontwikkeling). De gemiddelde personele kosten (exclusief loonbijstelling) laten een stabiel patroon zien. De gemiddelde materie¨le kosten per ambtenaar zijn berekend door de materie¨le uitgaven te delen door de bezetting. De materie¨le uitgaven zijn gecorrigeerd voor de uitgavenclusters automatisering en overig, omdat deze kosten geen directe relatie hebben met de personeelsinzet. Ook zijn zowel uitgaven als bezetting gecorrigeerd voor verzelfstandigingen. In 1996 zijn de materie¨le kosten per ambtenaren circa f 18 000,–. De ontwikkeling van de gemiddelde materie¨le kosten geeft een lichte stijging te zien in de afgelopen jaren, door prijsstijgingen en een lichte toename van de kosten voor personeelsontwikkeling en reis- en verblijfkosten.
Grafiek 4.7 Ontwikkeling materie¨le uitgaven
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
18
Grafiek 4.7 toont de nominale ontwikkeling van een aantal kostensoorten, welke binnen de materie¨le uitgaven kunnen worden onderscheiden. De uitgaven voor automatisering betreffen aanschaf en exploitatie automatiseringsapparatuur en programmatuur en tevens aanschaf en onderhoud van meer conventionele kantoormachines. Na een intensieve periode van automatisering zijn de uitgaven sinds 1993 op een relatief stabiel niveau gekomen. De uitgaven voor huisvesting hebben betrekking op het Korte Voorhout, Domeinen, het Agentschap en het Facilitair Salaris Bedrijf te Zwolle. De projectmatige aanpak kan tot jaarlijkse verschillen in de uitgaven leiden. Het cluster personeelsontwikkeling omvat de uitgaven voor opleidingen en werving en selectie. De opleidingsinspanningen van de afgelopen jaren hebben tot een lichte stijging van de uitgaven geleid. Tot slot toont de grafiek de exploitatie-uitgaven, welke de bureaukosten, reis- en verblijfkosten, communicatiekosten en bedrijfsmiddelen omvat.
4.6.3. Personeelsbeleid Ziekteverzuim Het huidige beleid op Financie¨n om het ziekteverzuim terug te dringen stoelt op een goede registratie van het verzuim, een intensievere verzuimbegeleiding door het management, regelmatig overleg in sociaal-medische teams en verzamelen van gegevens over de oorzaken. De maatregelen hebben er toe bijgedragen dat het verzuim is op het kerndepartement gedaald van 6,1% in 1993 naar 4,6% in 1994. Thans wordt overleg gevoerd om de intensievere aanpak ook in te voeren voor de buitendiensten (onder andere de diensten van Domeinen in het land).
Emancipatiebeleid Het emancipatiebeleid van de rijksoverheid heeft tot doel om per 1-1-1996 het totale personeelsbestand voor 33% uit vrouwen te laten bestaan en voor functies vanaf schaal 10 voor minimaal 20%. In 1994 is het aantal vrouwen op het kernministerie gedaald van 29,9% naar naar 28,7%. Dit heeft te maken met een relatieve afname van het aantal administratieve functies (met hoger percentage vrouwen) ten opzichte van het aantal beleidsmatige functies. Het aandeel vrouwen op schaal 10 en hoger is daarentegen gestegen (15,9% naar 16,7%). Dit is het gevolg van een iets hogere instroom vrouwelijke academici (24% van de totale instroom vanaf schaal 10). In de Emancipatiebeleidsbrief 1995 van het kernministerie is aangekondigd dat het emancipatiebleid zich met name zal richten op het bevorderen van de instroom van vrouwen. Daarnaast zijn de mogelijkheden van deeltijdwerk verruimd. In 1994 werkten 261 personen op het kernministerie in deeltijd (circa 15%), waarvan 180 vrouwen.
Minderheden Om het aandeel etnische minderheden in het totale personeelsbestand in beeld te krijgen is medio 1995 een registratiesysteem in gebruik genomen in het kader van de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (WBEAA). De eerste resultaten van het minderhedenbeleid zullen met behulp van dit registratiesysteem begin 1996 zichtbaar zijn. Op het kern-ministerie werken op dit moment naar schatting 4,3% allochtonen.
Gehandicapten Doel van de sector Rijk is per 1 januari 1997 5% WAGW-ers in dienst te hebben. Het aandeel WAGW-ers op het kerndepartement is in 1994
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
19
gedaald van 2,4% naar 1,5%. Deze daling heeft zich ook binnen de sector Rijk als geheel voorgedaan (van 3,6% naar 2,7%). Om de trend om te buigen organiseert Binnenlandse Zaken eind 1995 tot begin 1996 een campagne om de vaak ondoorzichtige regelgeving rond de WAGW te verhelderen en het imago van de gedeeltelijk geschikte werknemer te verbeteren.
5. HOOFDBELEIDSTERREIN FINANCIËN BINNENLAND 5.1. Inleiding Onderstaande grafieken geven inzicht in het aandeel van het hoofdbeleidsterrein Financie¨n Binnenland in de totale uitgaven en ontvangsten op de IXB-begroting 1996.
Grafiek 5.1 Aandeel Financie¨n Binnenland in totale uitgaven
Grafiek 5.2. Aandeel Financie¨n Binnenland in totale niet-belastingontvangsten
De uitgaven Financie¨n Binnenland zijn relatief gering (f 0,1 mld) en bestaan vooral uit de Bijzondere Financiering en muntproduktie. Het overheidsbeleid rond het binnenlands geldwezen concentreert zich op regelgeving en deze hebben nauwelijks budgettaire gevolgen voor IXB De ontvangsten zijn wel omvangrijk, in het bijzonder door de winstafdracht van de Nederlandsche Bank. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op beleidsontwikkelingen rond de regeling Bijzondere Financiering (par. 5.2.), het binnenlands geldwezen (par. 5.3.) en het muntwezen (par. 5.4.). 5.2. Bijzondere financieringen (bf) Ingegeven door de tegenvallende conjunctuur en de moeilijkheden die bedrijven ondervonden bij het aantrekken van risicodragend vermogen, is in 1993 besloten om het jaarlijkse garantieplafond ad f 175 mln te verhogen. Voor de jaren 1993 t/m 1995 is het garantieplafond met f 100 mln verhoogd. Dit verhoogde garantieplafond van f 275 mln bleek zowel in 1993 als in 1994 onvoldoende om aan de gemanifesteerde behoefte te voldoen. Gelet op de veranderde conjuncturele vooruitzichten en het verbeterde beursklimaat, lijken thans de mogelijkheden voor bedrijven toegenomen om voor hun vermogensbehoefte met succes een beroep op de kapitaalmarkt te doen. Verwacht wordt daarom dat het garantieplafond in 1995 ad f 275 mln, het laatste jaar van de verhoging, voldoende zal blijken. Zie voor een nader toelichting het uitgavenartikel 02.07. In 1995 zal de Regeling Bijzondere Financiering 1 971 opnieuw worden gee¨valueerd, waarbij ook de effecten van de tijdelijke verhoging van het garantieplafond (1993–1995) zullen worden meegenomen. Doel van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
20
evaluatie is het verschaffen van inzicht in de huidige werking en de toetsing van de doelmatigheid (zie het evaluatieprogramma in bijlage 10). 5.3. Binnenlands geldwezen
5.3.1. Toezicht op financie¨le instellingen In augustus 1995 heeft de Raad van State advies uitgebracht over een wetsvoorstel tot aanpassing van een vijftal wetten die betrekking hebben op het toezicht op krediet-, effecten-, beleggings- en verzekeringsinstellingen1. Naar aanleiding van de deconfiture van de N.V. Levensverzekering Maatschappij Vie d’Or is de vraag opgekomen naar de mogelijkheden van de Minister van Financie¨n om aan de Verzekeringskamer, De Nederlandsche Bank en de Stichting Toezicht Effectenverkeer informatie te vragen. Het wetsvoorstel strekt ertoe om binnen het kader van de onafhankelijkheid van de toezichthouders en de mogelijkheden van de Europeesrechtelijke geheimhoudingsbepalingen waaraan de toezichthouders zijn gebonden, de mogelijkheden voor de Minister van Financie¨n te verruimen om de toereikendheid van de toezichtswetgeving en de wijze waarop deze wetgeving door de toezichthouders wordt uitgevoerd, te onderzoeken. Naar verwachting zal de parlementaire onderzoekscommissie Toezicht Verzekeringskamer nog dit jaar rapport uitbrengen. De Minister van Financie¨n zal de bevindingen van deze commissie meenemen bij de afronding van zijn evaluatie van de gebeurtenissen rond Vie d’Or. In september 1995 is voor advies aan de Raad van State een wetsvoorstel voorgelegd tot uitvoering van de zogenaamde BCCI-richtlijn (genoemd naar de gefailleerde «Bank for Credit and Commerce International»). De richtlijn wijzigt een aantal voor financie¨le instellingen geldende kaderrichtlijnen, met als doel de bevoegdheden van de desbetreffende toezichthoudende autoriteiten te versterken en het risico van onregelmatigheden in de financie¨le dienstverleningssector zoveel mogelijk te vermijden. In dit wetsvoorstel wordt een vijftal financie¨le toezichtswetten gewijzigd (zie eveneens noot 1).
5.3.2. Effectenwezen
1
De Wet toezicht beleggingsinstellingen, de Wet toezicht effectenverkeer, de Wet toezicht kredietwezen 1992, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 en de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf.
De Wet toezicht beleggingsinstellingen is in oktober 1 990 in werking getreden. Het Ministerie van Financie¨n en De Nederlandsche Bank evalueren thans deze wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen in het licht van de inmiddels opgedane ervaringen. Een en ander zal resulteren in een voorstel tot wijziging. Er zal een wettelijke basis worden geschapen voor de uitvoering van de richtlijn beleggerscompensatiestelsels. Deze richtlijn voorziet in vergoeding (20 000 ECU) van verliezen van beleggers op hun effectenrekeningen in het geval van fraude bij of faillissement van effecteninstellingen. Zoals aangekondigd in de Nota naar aanleiding van het Nader Verslag bij de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Kamerstukken II, 1994–1995, 23 874, nr.12) zal het Ministerie van Financie¨n een rechtsvergelijkend onderzoek entameren naar de regeling van koersmanipulatie teneinde te bezien of (nadere) regelgeving in Nederland noodzakelijk is. In de loop van het parlementaire jaar zal een voorstel tot wijziging van de Wet melding zeggenschap (Wmz) bij de Tweede Kamer worden ingediend. Ter zake van het onderwerp beschermingsconstructies is aan de Vereniging voor de Effectenhandel en de Vereniging Effecten uitgevende Ondernemingen gevraagd om voor oktober 1995 nader uitgewerkte voorstellen te doen ten opzichte van het beginselakkoord dat genoemde partijen in mei 1995 hebben bereikt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
21
5.3.3. Bankwezen Op 1 februari 1996 is het twee jaar geleden dat de Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet MOT) in werking is getreden en het Meldpunt operationeel is geworden. Conform de toezegging in de Tweede Kamer zal de Wet MOT na die periode van twee jaar gee¨valueerd worden. Het ligt in de bedoeling om – in overleg met de minister van Justitie als tweede ondertekenaar van de Wet MOT deze evaluatie voor het zomerreces van 1996 aan de Tweede Kamer aan te bieden. Zie voor een nadere toelichting het evaluatieprogramma in bijlage 10. Sedert de inwerkingtreding van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is er een aantal ontwikkelingen geweest die ertoe hebben geleid deze Wet aan te passen. In de eerste plaats zijn dat de Europese ontwikkelingen, die in de Nederlandse wetgeving dienen te worden ingepast. Daarnaast is geconstateerd dat de Wet toezicht kredietwezen 1992 op een aantal punten een nadere verfijning nodig heeft teneinde het toezicht adequaat te blijven houden. Dit zal leiden tot een voorstel van wet tot wijziging van de Wtk 1992. Op het gebied van het betalingsverkeer zal wetgeving worden geı¨nitieerd. Zo zal naar verwachting de Europese richtlijn inzake grensoverschrijdend betalingsverkeer moeten worden uitgewerkt in regelgeving. Voorts zal, met het oog op de crediteuren-bescherming en de integriteit van het betalingsverkeer worden bezien welke chipcards met de toepassing van elektronische portemonnaies van de werking van de Wet toezicht kredietwezen 1992 dienen worden vrijgesteld.
5.3.4. Verzekeringswezen Naar aanleiding van de aardbeving rond Roermond in 1992, de overstromingen in Limburg in 1993 en de wateroverlast in 1995 heeft het kabinet overleg gepleegd met verzekeraars, teneinde te komen tot een regeling voor particulieren en bedrijven tegen het risico van materie¨le schade aan opstallen en inhoud ten gevolge van zoetwateroverstroming en aardbeving. In mei 1995 is met verzekeraars overeenstemming bereikt over de uitgangspunten en een aantal belangrijke modaliteiten van een wettelijke regeling ter dekking van bedoelde schade. Een wetsvoorstel dienaangaande is in juli 1995 voor advies naar de Raad van State gezonden. Er zal volgens dit wetsontwerp een fonds in het leven worden geroepen dat gevoed wordt door middel van wettelijke bijdragen die door iedere verzekeringnemer van een brandverzekering van opstal en inboedel zal moeten worden betaald. De Staat zal, indien in enig jaar de fondsmiddelen ontoereikend zijn, een voorschot verstrekken ter aanvulling van de middelen van het fonds tot maximaal f 500 mln per jaar. Hiervoor zal te zijnertijd op artikel 02.05 van deze begroting een PM-post worden gecree¨erd. De Europese Commissie is voornemens een voorstel voor een richtlijn inzake het toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep in te dienen bij de Raad van Ministers. Doel van de richtlijn is het toezicht op verzekeraars die onderdeel uitmaken van een verzekeringsgroep uit te breiden met behoud van het bestaande toezichtssysteem op individuele verzekeraars, zodat de toezichthouder zich een beeld kan vormen van de groep waarvan de onderneming deel uitmaakt. Een specifiek punt is het voorkomen van «double gearing» van kapitaal, waarbij kapitaal meer dan eenmaal wordt gebruikt om te voldoen aan de solvabiliteitseisen. In Brussel zijn de onderhandelingen begonnen ter codificatie van de bestaande richtlijnen op het terrein van het schade- en van het levensverzekeringsbedrijf.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
22
5.4. Muntwezen Op twee gebieden zijn voor het muntwezen belangrijke toekomstige ontwikkelingen te onderscheiden: de ECU en de technische vooruitgang in het betalingsverkeer. Over de ECU vindt in Europees verband overleg plaats met het oog op de technische voorbereiding van de invoering van een gemeenschappelijke munt. De eerste resultaten zijn reeds aan de Ecofin gerapporteerd. Deze heeft besluiten genomen over de technische specificaties van de toekomstige Europese munt en heeft de hoogste muntdenominatie vastgesteld op 2 ECU. De Ecofin streeft ernaar voor eind 1995 nadere beslissingen te nemen. Het leveringscontract tussen de Staat en de Nederlandse Munt voorziet er in dat voor de bestellingen van ECUmunten door de Staat dezelfde voorwaarden zullen gelden als voor de huidige muntreeks. De opkomst van de diverse vormen van elektronisch betalen kan op termijn wijzigingen in het Muntwezen veroorzaken. Een stijging van het aantal elektronische betalingen (PIN-pas) zou tot een verminderd gebruik van munten kunnen leiden en als zodanig invloed kunnen hebben op de te produceren hoeveelheid nieuwe munten. Ook het gebruik van chipcards, die in tegenstelling tot een PIN-pas zijn «geladen» met geld, kan de muntvraag beı¨nvloeden. Op voorhand is niet te zeggen hoe groot deze invloed is. Naar verwachting zal een dergelijk systeem echter niet binnen een tijdsbestek van enkele jaren op grote schaal worden ingevoerd en zullen de gevolgen voor de muntvraag zich dientengevolge niet op korte termijn laten voelen. Het muntprogramma en de uitgaven Muntwezen (artikel 02.01) houden vooralsnog geen rekening met deze ontwikkelingen.
6. HOOFDBELEIDSTERREIN FINANCIËN BUITENLAND 6.1. Inleiding De onderstaande grafieken geven inzicht in het aandeel van het hoofdbeleidsterrein Financie¨n Buitenland in de totale uitgaven en ontvangsten op de IXB-begroting 1996.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
23
Grafiek 6.1 Aandeel Financie¨n Buitenland in totale uitgaven
Grafiek 6.2. Aandeel Financie¨n Buitenland in totale niet-belastingontvangsten
Omvangrijke uitgaven worden gedaan in het kader van de exportkredietverzekering en de Nederlandse deelname in de multilaterale ontwikkelingsbanken. De ontvangsten slaan met name op de exportkredietverzekering. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de ontwikkelingen rond de Europese monetaire eenwording (par. 6.2) en het Internationale Monetaire Fonds (par. 6.3.). Hierna volgt, vanwege het grote budgettaire beslag, een meer uitgebreide behandeling van de multilaterale ontwikkelingsbanken (par.6.4.) en de exportkredietverzekering (par. 6.5). 6.2. De Economische en Monetaire Unie Momenteel bevindt de Europese Unie zich in de tweede fase van de EMU, waarin de overgang naar de monetaire unie wordt voorbereid. Voor eind 1996 zal de Europese Raad voor het eerst beslissen of de noodzakelijke voorwaarden voor een overgang naar de derde fase van de EMU zijn vervuld. Daarbij zal worden bezien of een voldoende mate van convergentie is bereikt; toetsstenen hierbij zijn de zogenoemde convergentiecriteria voor de overheidsfinancie¨n, inflatie, lange rente en de wisselkoers. Op grond van de huidige economische inzichten is een positief besluit in 1996 niet waarschijnlijk nu een meerderheid van de lidstaten in 1996 niet aan de criteria voldoet. Thans wordt besluitvorming voorzien begin 1998 op basis van de realisaties in 1997. De overgang naar de derde fase vergt ook de nodige technische voorbereidingen. Hierbij kan gedacht worden aan aanpassing van wetgeving op nationaal en Europees niveau, de vormgeving van het e´ne monetair beleid en de introductie van de e´ne munt. Zie voor het laatste onderwerp ook paragraaf 5.5. 6.3. Het Internationale Monetaire Fonds (IMF) Het IMF heeft met ingang van 24 oktober 1994 voor een periode van drie jaar de jaarlijkse toegang tot krediet verhoogd van 68% naar 100% van het quotum aan ingelegde middelen. Het verhoogde plafond geldt voor kredieten onder bijstandsarrangementen of uitgebreide arrangementen. De cumulatieve toegangslimiet is gehandhaafd op 300% van het quotum. Belangrijke overweging voor het besluit tot de verhoging van de algemene toegangslimieten was de voor de korte termijn geraamde financieringsbehoefte bij met name de transitielanden in Oost-Europa en het GOS. De Systemic Transformation Facility (STF), die in april 1993 als
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
24
tijdelijke faciliteit voor de transitielanden met betalingsbalansproblemen was gecree¨erd en eerder was verlengd, is eind april 1995 bee¨indigd. De Tiende Quotaherziening is eind 1994 afgesloten. In het licht van de voorlopig nog toereikende liquiditeitspositie van het IMF is besloten om de quota niet te verhogen. Op niet al te lange termijn zal niettemin een quotaverhoging nodig zijn, gegeven bijvoorbeeld de verwachte financieringsbehoefte in de transitielanden en de omvangrijke kredieten die begin 1995 zijn verstrekt aan Mexico en Argentinie¨. Tegen deze achtergrond heeft het Interim Comite´ op zijn bijeenkomst van april 1995 besloten dat spoedig een aanvang dient te worden gemaakt met de Elfde Quotaherziening. De discussie over de rol van het IMF bij plotselinge betalingsbalanscrises, die door de Mexico-crisis van eind 1994/begin 1995 is ontbrand, zal het komende jaar worden voortgezet. In dit kader zal onder meer gesproken worden over een mogelijke uitbreiding en aanpassing van de Algemene Leningovereenkomsten, de General Arrangements to Borrow (GAB). 6.4. Multilaterale ontwikkelingsbanken
6.4.1. Inleiding De begrote uitgaven in 1996 voor de ontwikkelingsbanken en -fondsen bedragen f 553 mln. (waaronder de Europese banken EIB en EBRD). De belangrijkste uitgavenpost is de Nederlandse bijdrage aan de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA), onderdeel van de Wereldbankgroep: f 438 mln. In 1996 worden nieuwe kasverplichtingen aangegaan voor de Vijfde Kapitaalverhoging van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB, f 8 mln) en voor de Zesde Middelenaanvulling voor het Aziatische Ontwikkelingsfonds (AsDF, f 180 mln). In de onderstaande tabel is de verdeling van de uitgaven in 1996 per instelling weergegeven.
Grafiek 6.3 Verdeling uitgaven Ontwikkelingsbanken en -fondsen
De verplichtingen en uitgaven voor de Wereldbankgroep (IFC, IDA) en de regionale ontwikkelingsbankgroepen worden verantwoord op artikel 03.04. Deze uitgaven vallen onder de systematiek van het OS-plafond. De uitgaven EIB en EBRD zijn opgenomen in artikel 03.13. In de volgende paragrafen volgt een toelichting per bank/fonds.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
25
6.4.2. Wereldbankgroep De Wereldbank presenteerde bij haar vijftigjarig bestaan een overzicht van wat zij ziet als de vijf belangrijkste uitdagingen voor de toekomst: bevorderen van economische hervormingen, investeren in mensen, beschermen van het milieu, stimuleren van de private sector en een herorie¨ntatie van de rol van de overheid (als complement van de private sector). In 1994 heeft de Raad van Bewindvoerders besloten dat deze doelstellingen op een meer efficie¨nte wijze moeten worden nagestreefd; het budget van de Bank zal dan ook worden verlaagd in de boekjaren 1996 en 1997 met telkens 6%. Hoewel Nederland het streven naar een efficie¨ntere werkwijze van de Bank ondersteunt, is onderstreept dat dit niet ten koste mag gaan van de door de Raad van Bewindvoerders en aandeelhouders gestelde prioriteiten en de kwaliteiten van haar operaties. Voor de financiering van haar uitleenactiviteiten beschikt de Wereldbank nog steeds over voldoende kapitaal. Het uitleenniveau nam in het boekjaar 1994 af ten opzichte van eerdere jaren tot $ 14,2 mld, maar zal naar verwachting in het boekjaar 1995 weer stijgen. Het uitleenniveau van IDA, het loket voor zachte leningen van de Wereldbankgroep, bleef vrijwel constant op $ 6,6 mld. Voor IDA zijn in 1994 de onderhandelingen begonnen over de Elfde Middelenaanvulling. Nederland geeft hoge prioriteit aan de toedeling van IDA-middelen aan de allerarmste landen en de Oosteuropese landen. Wat betreft de hoogte van de middelenaanvulling ondersteunt Nederland het voorstel van de Bank van ruim SDR 15 mld. Het internationale klimaat voor ontwikkelingssamenwerking is echter niet bepaald gunstig, met name niet in de Verenigde Staten. De International Finance Corporation (IFC), de private-sectortak van de Wereldbankgroep, heeft een aantal maatregelen genomen om met de huidige kapitaalbasis zowel de inleningen als de uitleningen te kunnen verhogen. Naast de al eerder ingevoerde verhoging van de «debt leverage» (verhouding tussen enerzijds de inleningen en anderzijds het kapitaal en het geaccumuleerde inkomen) naar het statutair bepaalde maximum van 4 : 1 en de invoering van de richtlijnen voor de kapitaalbasis volgens het Bazel-akkoord, werd de mogelijkheid gecree¨erd om een deel van de IFC-leningen door te verkopen (securitisatie). Dit heeft het mogelijk gemaakt het moment van een volgende kapitaalverhoging verder naar de toekomst te verschuiven.
6.4.3. Aziatische Ontwikkelingsbankgroep In 1994 beliepen de leningen van de Bank (AsDB) en het Fonds (AsDF) resp. $ 2,5 mrd en $ 1,2 mrd, een daling met resp. 36 en 9 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Als redenen voor de daling worden aangevoerd: onzekerheid over de uitkomsten van de onderhandelingen over de Vierde Kapitaalverhoging, de beperkingen in de absorptiecapaciteit in de ontvangende landen en de toegenomen nadruk op de projectkwaliteit. Naar verwachting zullen de uitleningen van Bank en Fonds in 1995 weer een stijging te zien geven. En marge van de jaarvergadering te Nieuw-Zeeland werd een eerste informele bijeenkomst gehouden over de Zesde Middelenaanvulling (AsDF-VII) van het Fonds. De eerste formele onderhandelingsronde zal in het najaar van 1995 plaatsvinden. Belangrijke thema’s die Nederland tijdens de onderhandelingen aan de orde zal stellen zijn: de evaluatie van de Vijfde Middelenaanvulling (AsDF-VI), de implementatie van de prioriteiten van de Vierde Algemene Kapitaalverhoging (bijvoorbeeld «good governance» en de functie van «ombudsman»), de noodzaak voor concessionele middelen en de lastenverdeling (waaronder de contributies van de rijkere landen uit de regio). Op artikel 03.04 is in verband met de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
26
Zesde Middelenaanvulling een verplichting in 1996 opgenomen van f 180 mln, die naar verwachting na het jaar 2000 tot uitgaven zal leiden.
6.4.4. Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbankgroep Na de in 1994 overeengekomen Achtste Kapitaalverhoging van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB-8) en Achtste Middelenaanvulling van het Fonds voor Speciale Operaties (FSO-8) staat thans de uitvoering van de bijbehorende beleidsrichtlijnen centraal. Dit betekent onder andere een sterkere aandacht voor de sociale sectoren en voor armoedebestrijding in het uitleenprogramma van de IDB en de aanvang van het lenen aan de private sector zonder overheidsgaranties. Ook de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (IIC) kan de komende jaren vooruit. In april 1995 is voor de periode 1995–1997 een nieuwe «business strategy» overeengekomen gericht op efficie¨nter gebruik van het kapitaal van de IIC zonder hierbij af te doen aan de ontwikkelingsdoelstelling van de IIC. Op initiatief van Nederland is een apart document over de wijze waarop de ontwikkelingsgerichtheid van de IIC onder de nieuwe «business strategy» wordt gewaarborgd opgesteld. Tevens is door een wijziging in de statuten de mogelijkheid tot het inlenen verruimd ter financiering van de uitleenactiviteiten: de verhouding van totale inleningen tot van het eigen vermogen is verhoogd van 1 : 1 naar 3 : 1. De onderhandelingen over de eerste kapitaalverhoging zijn definitief uitgesteld tot begin 1998.
6.4.5. Afrikaanse Ontwikkelingsbankgroep De onderhandelingen over de Zevende Middelenaanvulling van het Afrikaanse Ontwikkelingsfonds (AfDF-7) duren nog altijd voort en zullen op zijn vroegst eind 1995 kunnen worden afgerond. De onderhandelingen over de kapitaalverhogingen (GCI-V) zullen op zijn vroegst in de tweede helft van 1995 plaatsvinden. De oorzaak is de vertraging in de aanpak van de problemen van de Bankgroep, zoals de financie¨le positie (met name door omvangrijke achterstanden op de uitstaande leningenportefeuille) en de tekortkomingen in de operationele en bestuursstructuur. Op sterke aandrang van de niet-regionale lidstaten zijn reeds enkele belangrijke maatregelen genomen waaronder de overname van de kredietpolitiek van de Wereldbank en de beperking van de zittingstermijnen van de bewindvoerders. Nederland heeft hierbij een actieve rol gespeeld door het doen van voorstellen over de kredietpolitiek die door de overige niet-regionale lidstaten werden gesteund. De verwachting is echter dat beide onderhandelingsprocessen pas nadat de nieuwe AfDB-president Kabbaj zijn plan van aanpak heeft gepresenteerd weer op gang zullen komen. In de begroting is de uitgestelde kapitaalverhoging verwerkt op artikel 03.04 (verschuiving verplichting van f 8 mln. van 1995 naar 1996). Verder is het garantiekapitaal met f 120 mln. uitgebreid (zie artikel 03.05).
6.4.6. De Europese Investeringsbank (EIB) De Europese Investeringsbank verstrekt jaarlijks zo’n ECU 20 mld. aan kredieten, waarvan het grootste gedeelte (ongeveer 90%) binnen de Europese Unie. De omvang van de Nederlandse deelname in het kapitaal van de EIB is verantwoord op artikel 03.13. De Bank heeft de Europese Raad van Essen (december 1994) toegezegd een speciaal loket in te stellen voor Transeuropese Netwerken (TEN’s), waaronder aan projecten binnen en buiten de Unie leningen met speciale modaliteiten (looptijd, aflossingsvrije periode) kunnen worden geboden. Naar verwachting zal de komende jaren eenderde van de jaarlijkse committeringen onder het TEN-loket plaatsvinden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
27
Over de kredietverlening buiten de Europese Unie zullen nog in 1995 besluiten worden genomen over nieuwe kredietplafonds voor de Middellandse-Zeeregio alsmede de ACS-landen (Afrika, de Caraı¨ben en de Stille Oceaan). In 1996 lopen vervolgens de bestaande kredietplafonds voor de landen in Azie¨ en Latijns-Amerika en Midden- en Oost-Europa af. In principe geldt de afspraak dat de jaarlijkse totale externe kredietverlening niet meer dan 10% van de jaarlijkse committeringen mag bedragen.
6.4.7. Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) Tijdens de jaarvergadering in 1995 was er brede steun voor de uitvoering van de door de Gouverneurs vastgestelde nieuwe operationele prioriteiten en de gehanteerde administratieve discipline. De komende tijd vormt de verlaging van de kosten van de Board een belangrijk thema. Deze kosten zullen in 1995 12 procent van het totale administratieve budget bedragen. De EU heeft het voortouw genomen in deze discussie, waarbij niet alleen wordt gekeken naar de kosten van de Board, maar naar alle administratieve kosten inclusief de aan de vestigingsplaats gerelateerde kosten. De EBRD verwacht, gezien het huidige tempo van de committeringen, in 1997 de statutaire uitleenlimiet (ECU f 10 mld.) te hebben bereikt. Vanaf dat moment zou een nieuwe kapitaalverhoging effectief moeten zijn. Nederland vindt dat in de onderhandelingen de evaluatie van de EBRD-bijdrage aan het transitieproces in kwantitatieve, maar vooral ook in kwalitatieve zin, een belangrijke rol dient te spelen. 6.5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
6.5.1. Algemeen exportkredietverzekering Het resultaat van de Exportkredietverzekering ontwikkelt zich in 1995 positief daar, mede als gevolg van intensievere recuperatie, een aantal landen met omvangrijke schuldenregelingen hun verplichtingen onder die regelingen beter nakomen dan verwacht. Dit heeft tot gevolg dat het begrotingsjaar 1995 (voor het eerst sedert 1981) naar verwachting met een positief saldo wordt afgesloten. Ook voor 1996 wordt, in de verwachting dat de bovenvermelde ontwikkeling zich voortzet, een positief saldo verwacht. Onderstaande grafiek geeft een meerjarig overzicht het netto-resultaat voor rekening van de staat.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
28
Grafiek 6.4 Ontwikkeling resultaat Exportkredietverzekering (x f 1 mln.)
De sterk negatieve resultaten begin jaren tachtig hingen grotendeels samen met de schuldencrisis in Latijns-Amerika en de verslechterde omstandigheden in Afrika. Eind jaren tachtig leek het erop dat het resultaat zich positief zou ontwikkelen. Enkele majeure «incidenten», waarvan de grote schades op het GOS veruit de belangrijkste zijn, hebben deze ontwikkeling in de weg gestaan. De komende jaren worden een licht positief resultaat geraamd, hoewel «incidenten» zich uiteraard opnieuw kunnen voordoen.
6.5.2. Ontwikkelingen in EU en OESO In de Europese Unie zullen de werkzaamheden worden voortgezet om concurrentieverstoringen tegen te gaan die kunnen ontstaan als gevolg van verschillend beleid door overheden van de Lidstaten. Op het deel van de kredietverzekeringsmarkt waar overheidsgesteunde en particuliere kredietverzekeraars werkzaam zijn (met name de dekking van kortlopende (< 2 jaar), commercie¨le risico’s in het OESO-gebied) zal naar verwachting een Mededeling van de Europese Commissie op grond van de artikelen 92–94 EU van toepassing worden. De Mededeling beoogt de direkte overheidsbetrokkenheid op dit deel van de markt te reduceren door publieke kredietverzekeraars te verbieden activiteiten te onplooien op het marktsegment waarop ook private collega’s werkzaam zijn. Op het deel van de kredietverzekeringsmarkt waar uitsluitend overheden als aanbieder optreden (de dekking van langlopende nietcommercie¨le risico’s, d.w.z. > 2 jaar) ligt het accent op harmonisatie van het verzekeringsbeleid. Eind 1994 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn terzake bij de Raad ingediend. Dit voorstel is thans onderwerp van discussie. Belangrijke toetsstenen voor het Nederlandse oordeel zullen zijn de mate waarin een geharmoniseerd beleid zal leiden tot een verbetering van de concurrentiepositie van de Nederlandse exporteurs en de mate waarin dat beleid zal zijn gericht op het verkrijgen van evenwicht tussen uitgaven en ontvangsten. De ook in OESO-verband gestarte discussie, over meer convergentie in het kredietverzekeringsbeleid van overheden, wordt voortgezet. In verband met de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven is het niet mogelijk om de harmonisatie in EU-verband geheel los te zien van de in de OESO gevoerde discussie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
29
6.5.3. Schuldenregelingen Van de landen met omvangrijke schuldenregelingen komen Argentinie¨, Egypte, Iran, Peru en Polen hun verplichtingen thans goed na. Nigeria vormt hierop nog steeds een uitzondering en baart derhalve grote zorgen. De achterstalligheden op Nigeria lopen sterk op en op dit moment is er weinig uitzicht op verbetering. Overigens hebben alle crediteurlanden dezelfde ervaringen met Nigeria. Terwijl de schuldensituatie in met name Latijns-Amerika in het algemeen verbeterd is, blijft de situatie voor een aantal landen in Afrika moeilijk. De discussie over een uitbreiding van een regeling t.b.v. de groep allerarmste landen is eind 1994 afgerond en heeft geresulteerd in de zogenaamde «Napels-terms», waarbij de maximaal mogelijke schuldreductie is verhoogd van 50% tot 67%. De eerste landen, die van deze regeling hebben kunnen profiteren en waar Nederland bij betrokken was, waren Togo, Nicaragua, Bolivia en Senegal. Ondanks het feit dat de Club van Parijs met veel schuldenlanden reeds meerdere schuldenregelingen heeft afgesloten, worden de crediteurlanden nog steeds geconfronteerd met verzoeken van nieuwkomers. Zo werden er recentelijk regelingen getroffen met Kambodja en Haı¨ti. Nederland was overigens niet bij deze landen betrokken.
6.5.4. Herverzekering investeringen Niet-commercie¨le risico’s verbonden aan investeringen in het ontwikkelingslanden kunnen worden herverzekerd op basis van de Wet herverzekering investeringen 1969 (WHI). Vanaf eind 1993 is er een toenemende belangstelling (informatie-inwinning en aanvragen) voor de WHI. Dit heeft in 1994 geleid tot een toegenomen aantal aanvragen voor verzekering en polisafgiften en in 1995 zelfs tot een overschrijding van het garantieplafond van f 250 mln. met f 31 mln. Verwacht wordt dat deze trend zich in 1996 zal voortzetten. Over ophoging van het garantieplafond vindt momenteel overleg plaats tussen de voor de WHI verantwoordelijke bewindspersonen. Het saldo van uitgaven en ontvangsten komt ten laste van het plafond voor ontwikkelingssamenwerking. Overigens hebben zich in de afgelopen jaren geen schades voorgedaan. Onder de Tijdelijke regeling herverzekering investeringen Oost-Europa (TRHIO), die onder de budgettaire verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken valt, kunnen niet-commercie¨le risico’s verbonden aan investeringen in Oosteuropese landen worden herverzekerd. Zie voor een toelichting de begroting van EZ.
7. HOOFDSBELEIDSTERREIN FISCALE ZAKEN EN BELASTINGEN 7.1. Inleiding Onderstaande grafieken geven inzicht in het aandeel van het hoofdbeleidsterrein Fiscale Zaken en Belastingdienst in de totale uitgaven en ontvangsten van de IXB-begroting 1996.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
30
Grafiek 7.1 Aandeel Fiscale Zaken en Belastingen in totale uitgaven 1996
Grafiek 7.2 Aandeel Fiscale Zaken en Belastingen in totale niet-belastingontvangsten 1996
Zoals is te zien slaat het grootste deel van de totale uitgaven op de IXB-begroting neer op dit hoofdbeleidsterrein, vanwege de apparaatsuitgaven Belastingdienst en de uitgaven heffings- en invorderingsrente. Het aandeel in de totale niet-belastingontvangsten heeft met name betrekking op de doorberekening van apparaatskosten, ontvangsten heffings- en invorderingsrente en vergoeding voor inningskosten Douane. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voorbereiding van nieuwe fiscale wetgeving (par. 7.2) en op de ontwikkelingen rond de Belastingdienst (par. 7.3). In hoofdstuk 2 is reeds de nodige aandacht besteed aan de heffingsen invorderingsrente. 7.2. Fiscale zaken
7.2.1. Fiscale lastenverlichting Het komend jaar zal een belangrijke plaats zijn ingeruimd voor maatregelen in het kader van de fiscale lastenverlichting. Deze lastenverlichting wordt zo vormgegeven dat aan de in het Regeerakkoord neergelegde prioriteit bij werkgelegenheid zoveel mogelijk tegemoet wordt gekomen. Daarbij wordt de evenwichtige spreiding van de koopkrachtontwikkeling betrokken. Voor 1996 is ten behoeve van specifieke lastenverlichting voor het midden- en kleinbedrijf een bedrag van 500 miljoen gulden vastgelegd. Via specifieke lastenverlichtende maatregelen worden voorts de opbrengsten uit de regulerende energieheffing en de reparatie van de btw-constructies met onroerende zaken en overdrachtsbelasting teruggesluisd. Voor de landbouw en scheepvaart worden specifieke maatregelen genomen, terwijl de btw op sport en cultuur naar het lage tarief gaat. Tevens wordt een lastenverlichting voor de werkgevers voorzien. Een en ander beoogt ook de vraag naar arbeid en de verruiming van de arbeidsdeelname te bevorderen.
7.2.2. Werkgroepen op fiscaal gebied Voor de werkgroep fiscaal-technische herziening loon- en inkomstenbelasting is een viertal subwerkgroepen werkzaam. Hun onderzoeksterreinen betreffen: vermogensinkomsten, winst uit aanmerkelijk belang en vermogensbelasting; winst; loonbelasting en aftrekposten; vergroening van het fiscale stelsel. De werkgroep is verzocht haar laatste voorstellen niet later dan 1 april 1996 over te leggen. Voorts is in relatie tot de fiscaliteit een werkgroep over rechtsbescherming aan het werk. Onlangs heeft een werkgroep over pensioenen een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
31
rapport uitgebracht, naar aanleiding waarvan thans wetgeving wordt voorbereid. Met het oog op de concurrentiepositie van het bedrijfsleven in een proces van toenemende internationalisering en herstructurering heeft de werkgroep fiscale infrastructuur eveneens onlangs een rapport uitgebracht, waarin enerzijds voorstellen worden gedaan met betrekking tot fiscale stimuleringsmaatregelen onder meer in de sfeer van de deelnemingsvrijstelling en anderzijds tot het tegengaan van de uitholling van de Nederlandse belastinggrondslag. Ook dit rapport leidt tot wetgeving. Een voorstel voor de integrale herziening van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken wordt tezamen met het Ministerie van Justitie voorbereid. Daarbij zal het bestuursprocesrecht van de algemene wet bestuursrecht zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing worden verklaard op het fiscale procesrecht bij de gerechtshoven. Tevens zal, mede naar aanleiding van een advies van de werkgroep voor aspecten van rechtsbescherming in het belastingrecht, in het belastingrecht de mogelijkheid worden geschapen om in spoedeisende gevallen een voorlopige voorziening te vragen bij de president van het gerechtshof. In het kader van de vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven wordt naar aanleiding van het advies van de commissie Van Lunteren gewerkt aan een voorstel waarin de loonverminderingsbeschikking wordt vervangen door een negatieve voorlopige aanslag.
7.2.3. Wetgeving in Europese context Wetgeving wordt voorbereid om de tariefstructuur in de motorrijtuigenbelasting voor vrachtwagens in lijn te brengen met de ter zake geldende Europese richtlijn. Voorts zal de jaarlijkse indexatie van de accijnzen van benzine en diesel bij aanvaarding van het betreffende wetsvoorstel per 1 januari 1996 voor het eerst haar beslag krijgen. De voorbereidingen worden voortgezet om op 1 januari 1996 in Nederland een kleinverbruikersheffing op energie (de bovengenoemde regulerende energieheffing) te realiseren. Na aanneming van het voorstel voor de Douanewet, dat op dit moment nog bij de Staten-Generaal in behandeling is, zal een studie worden begonnen naar een mogelijke verbreding van het toepassingsgebied van deze wet. Daarbij zal een stroomlijning van de reeds bestaande bevoegdheden van de douane bij het toezicht op de naleving van niet-financie¨le maatregelen in eerste instantie centraal staan. De Europese Commissie heeft in mei 1995 een gewijzigd voorstel voor een richtlijn inzake een – in een overgangsfase tot het jaar 2000 facultatieve – Europese heffing op energie ingediend. Het is niet aannemelijk dat deze richtlijn op de daarin voorgestelde datum, te weten 1 januari 1996, zal zijn vastgesteld. Op het gebied van de accijnzen en de btw zal voorts de verdere harmonisatie in EU-verband de aandacht blijven vragen, zowel in het licht van de evaluatie en vereenvoudiging van de regelgeving inzake de afschaffing van de fiscale grenzen als in het perspectief van de langere termijn-ontwikkeling. In het kader van de fraudebestrijding door de douane zal de in 1995 ingezette lijn worden voortgezet ter uitbreiding van de wettelijke mogelijkheden tot samenwerking tussen de Nederlandse en buitenlandse douane-administraties met betrekking tot de wederzijdse administratieve bijstand. In dit verband wordt onder meer in Europese Unie-kader gewerkt aan de herziening van de overeenkomst inzake wederzijdse bijstand tussen de douane-administraties (overeenkomst van Napels II). Een belangrijk deel van de aan de EU gerelateerde werkzaamheden op fiscaal en douanegebied in 1996 zal in het teken staan van de voorbereiding van het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van 1 januari tot en met 30 juni 1997.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
32
7.2.4. Koninkrijksbetrekkingen De betrekkingen tussen de delen van het Koninkrijk op fiscaal- en douanegebied zullen in 1996 bijzondere aandacht krijgen. In de fiscale relatie met de Nederlandse Antillen en Aruba zal een belangrijke verbetering worden gebracht. Naar verwachting zullen in 1996 wijzigingen in de Belastingregeling voor het Koninkrijk, waaronder maatregelen om emigratie met belastingbesparing als hoofddoel tegen te gaan, in werking treden. Op douaneterrein wordt gewerkt aan een ontwerp-Rijkswet voor wederzijdse administratieve bijstand tussen de Koninkrijksdelen.
7.2.5. Internationale ontwikkelingen Op internationaal fiscaal gebied is met betrekking tot de OESO van belang de publicatie van de eerste vijf hoofdstukken van het herziene transfer pricing rapport. Hiermee wordt internationaal de consensus over de wijze van bepaling van interne verrekenprijzen bij grensoverschrijdende transacties binnen een concern nogmaals onderstreept, namelijk op basis van de prijzen die tussen onafhankelijke partijen op de markt tot stand zouden komen (het arm’s length principe). Naar verwachting kan in 1996 het tweede deel van het rapport (inzake toepassing) tegemoet worden gezien. In het kader van de Wereld Douane Organisatie wordt onder andere gewerkt aan de herziening van het verdrag van Kyoto over vereenvoudiging van douaneprocedures. 7.3. Belastingdienst Deze paragraaf is als volgt ingedeeld. Allereerst worden enkele beleidsontwikkelingen rond de Belastingdienst geschetst (par. 7.3.1.). Vervolgens wordt met behulp van kengetallen inzicht gegeven in de produkten van de Belastingdienst (par. 7.3.2.). Als laatste wordt ingegaan op de personele en materie¨le middelen (par. 7.3.3).
7.3.1. Beleidsontwikkelingen Het Bedrijfsplan 1996–2000: continuiteit in beleid De belangrijkste beleidsmatige uitgangspunten van de Belastingdienst in het lopende jaar 1995 gelden eveneens voor 1996. Deze uitgangspunten staan in hoofdlijnen verwoord in het Bedrijfsplan 1996–2000, dat aan de Tweede Kamer is toegezonden bij brief van 29 juni 1995 (PFC95/1 112). De komende jaren ligt de aandacht bij een zo goed mogelijke invulling van de beleidslijnen inzake de rechtshandhaving. Dit beleid heeft als strategische doelstelling: het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van de wettelijke verplichtingen (‘compliance’). Het handelen van de Belastingdienst moet daartoe worden gekenmerkt door een grote mate van dienstverlening en een duidelijk optreden bij misbruik en oneigenlijk gebruik. Het rechtshandhavingsbeleid stoelt op de volgende uitgangspunten: * een doelgroepgerichte en geı¨ntegreerde behandeling van belastingplichtigen. Dit zijn uitgangspunten die voortvloeien uit de in 1992 afgeronde herstructurering. * «Werken in de actualiteit». Dit betekent allereerst een verschuiving in de afhandeling van dossiers van de belastingplichtigen naar de momenten dat de fiscaal relevante gebeurtenissen plaatsvinden. Daarnaast moet de afhandeling snel – en daarmee actueel – en zorgvuldig zijn. Voorwaarden voor de invulling van deze uitgangspunten zijn «actuele bestanden en korte doorlooptijden», «selectie op fiscaal belang en risico»
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
33
ten behoeve van de bepaling van de juiste vorm en mate van aandacht en «kenbaarheid van het beleid» voor zowel de belastingplichtingen als de medewerkers.
De Belastingdienst en zijn omgeving Bijdrage aan sociaal-economisch beleid De bijdrage van de Belastingdienst aan de bevordering van de economische groei richt zich op het beperken van de administratieve lasten, bevorderen van ordentelijke concurrentieverhoudingen (door tegengaan misbruik en oneigenlijk gebruik) en bevordering van het concurrentievermogen van Nederland (onder andere door het internationale rulingbeleid). Recente ontwikkelingen op dit terrein zijn: uitbreiding mogelijkheden van electronische gegevensuitwisseling, de verdere standaardisering van de informatiestromen van belastingplichtige ondernemers en een aantal voorstellen die de Commissie Van Lunteren, waarin ook vertegenwoordiger van het bedrijfsleven zitting hebben, ontwikkelt ten behoeve van de administratieve lastenverlichting (zie ook paragraaf 7.2.2, werkgroepen op fiscaal gebied). Bijdrage aan rechtshandhaving De Belastingdienst heeft de taak een adequaat fraudebestrijdingsbeleid uit te voeren. De fraudebestrijding is de afgelopen jaren verder geı¨ntensiveerd. De volgende maatregelen zijn genomen: * uitbreiding en intensivering van gegevensverstrekking; * aanvullingen op meer traditionele controlemethoden; * een meer branche- en bedrijfskolomgerichte aanpak. De fraudeplannen 1992 en 1993 zijn een afspiegeling van deze intensivering1. Aan de fraudemaatregelen is in 1994 de rente-renseignering voor niet-natuurlijke personen toegevoegd. Daarnaast levert het – in de ontwerpbegroting 1995 toegelichte – Meerjarenbeleid Belastingdienst via differentiatie in de mate van aandacht op basis van het fiscale en financie¨le belang en risico van de verschillende belastingplichtigen een belangrijke bijdrage aan een adequate preventie en bestrijding van fraude. Concreet betekent het onder meer dat in de komende jaren circa 1 100 belastingdienstambtenaren worden verschoven van de behandeling van de divisie Particulieren naar die van (Grote) Ondernemingen. In het kader van de mogelijke invoering van de dividend-renseignering in het kader van de fraudebestrijding vindt op dit moment onderzoek plaats naar de administratieve lasten van de renseignering voor de banken. Een bijdrage aan de fraudebestrijding leveren ook de Coo¨rdinatiegroep Constructie Bestrijding en de Coo¨rdinatiegroep Taxhavens binnen de Belastingdienst. Deze groepen hebben als taak belastingontwijkende en frauduleuze constructies op te sporen en te analyseren. Het primaat van hun activiteiten ligt met name op de terreinen van de belastingmiddelen IB en VpB. Op dit moment wordt onderzocht of ook een afzonderlijkevormgeveing van de constructiebestrijding voor andere belastingmiddelen efficie¨nt en effectief zou zijn.
Organisatorische aanpassingen Voor de komende jaren zijn meerdere aanpassingen in de organisatiestructuur voorzien. Hieronder worden enkele belangrijke toegelicht.
1
Zie hiervoor M.v.T. ontwerpbegrotingen 1993, 1994 en 1995.
Heroverweging vestigingenbeleid Als gevolg van de afnemende omvang van de eenheden Particulieren en de toenemende automatiseringsmogelijkheden wordt het vestigingenbeleid van de divisie Particulieren heroverwogen. Met name de verbete-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
34
ring van electronische bereikbaarheid maakt in toenemende mate de vestigingsplaats van de eenheid minder afhankelijk van de woonplaats van de belastingplichtige. Zie het evaluatieprogramma in bijlage 10.
Aanpassing openingstijden Om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren wordt momenteel binnen de Belastingdienst op een vijftal eenheden gee¨xperimenteerd met een koopavondopenstelling. Met behulp van de fiscale monitor wordt de mening van de burgers gepeild over de avondopenstelling en over de bereikbaarheid van de Belastingdienst in het algemeen. Op basis van de resultaten van het experiment zullen in 1996 de openstellingstijden bepaald worden. Mogelijkheden van nieuwe (elektronische) vormen van communicatie en de telefonische bereikbaarheid, bijvoorbeeld via ruimere openeningstijden van de Belastingtelefoon, zullen nadrukkelijk in de afweging worden meegenomen. Deze initiatieven sluiten aan bij het door het kabinet in gang gezette beleid om de publieke dienstverlening te verbeteren en de openingsstelling te verruimen (zie Overheidsloket 2000). Team/unit-integratie Een ontwikkeling die het uitgangspunt van integrale klantbehandeling ondersteunt, is de «team/unit»-integratie in de (grote) ondernemingensector (afstemming tussen de behandelteams en administratieve units). Daarnaast zijn klantcoo¨rdinatoren/managers ingesteld voor de coo¨rdinatie richting individuele belastingplichtigen. De team/unit-integratie moet in 1997 zijn voltooid. Vanaf 1997 zal de team/unit-integratie ook bij de FIOD worden doorgevoerd. De Particulieren-sector kent deze integratie al. Startersdesk In de tweede helft van 1995 wordt op een aantal Ondernemingeneenheden en bij Kamers van Koophandel ervaring opgedaan met het ondersteunen van startende ondernemers bij het voldoen aan alle administratieve verplichtingen en activiteiten. De ervaringen worden in 1995 gee¨valueerd, waarna definitieve besluitvorming plaatsvindt over de invoering van de help-desks. Zie het evaluatieprogramma in bijlage 10. Facility Management Begin 1994 is in principe besloten over te gaan tot (gefaseerde) invoering van facility management. Facility management houdt in het per regio integraal plannen, realiseren en beheren van de huisvesting, de diensten en de middelen. Op een aantal proeflokaties (Amsterdam, Eindhoven, Gouda, Zwolle) wordt hiermee ervaring opgedaan. Evaluatie vindt plaats najaar 1995 (zie het evaluatieprogramma in bijlage 10). Op basis van deze ervaringen zal het traject tot integrale invoering van facility management worden bepaald, alsmede de instelling van een Centrum voor Facilitaire Dienstverlening. De invoering zal een periode van enkele jaren in beslag nemen. Naar aanleiding van deze ontwikkeling is begin 1995 een beleidsmatig kader van uitgangspunten ontwikkeld, dat moet bijdragen aan een meer professionele inrichting van de bedrijfsvoering van alle facilitaire diensten van de Belastingdienst. De uitgangspunten zien onder andere op de interne relatie tussen aanbieder (de facilitaire dienst) en afnemer (de directie of eenheid in het primaire proces), op een adequate toerekening van de kosten aan de diensten en produkten en op termijn op doorbelasting van deze kosten aan de interne afnemers. Dit laatste moet ertoe leiden dat «beslissen, genieten en betalen» zoveel mogelijk in e´e´n hand komen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
35
Beheersing en besturing Interne heroverweging Om de flexibiliteit in de uitgaven te bevorderen wordt jaarlijks binnen de Belastingdienst een cluster van gelijksoortige uitgaven op besparingsmogelijkheden onderzocht. In 1994 werden studies naar respectievelijk portokosten en documentontwikkeling en -beheer afgerond. De geı¨nventariseerde besparingen zijn ingezet ter invulling van de Regeerakkoordtaakstelling (zie Algemeen deel MvT). Voor 1995 wordt een heroverwegingsonderzoek uitgevoerd naar de automatiseringsuitgaven (zie het evaluatieprogramma in bijlage 10). Decentralisatie personele uitgaven Ter versterking van het integraal management worden taken en bevoegdheden in de Belastingdienst zo veel als mogelijk gedecentraliseerd. In 1994 is het budgetbeheer van de personele uitgaven gedecentraliseerd naar het directieniveau. Op 1 januari 1996 zal decentralisatie tot op het eenheidsniveau plaatsvinden. Het integraal management wordt verder ondersteund door de integratie van personele en materie¨le uitgavenbudgetten. Kostencalculatie In het vervolg op de ontwikkeling van instrumenten om de produktiviteitsontwikkeling te meten, worden aanvullende instrumenten ontwikkeld die – ex ante en ex post – het inzicht in de relatie tussen kosten en resultaten van het produktieproces verbeteren. 7.3.2. Prestatiegegevens primaire proces De Belastingdienst besteedt veel aandacht aan het ontwikkelen van kengetallen die de effectiviteit en efficie¨ntie van het primaire proces in beeld brengen. Op dit moment is de meting van de produktiviteit van de Belastingdienst onderwerp van onderzoek samen met het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven. Daarbij vindt afstemming plaats met het Sociaal en Cultureel Planbureau. Voor de overige kengetallen wordt nagegaan of deze in voldoende mate valide zijn. Onderstaand zijn ter beperking van de omvang van de memorie van toelichting met name geaggregeerde kengetallen opgenomen ter illustratie van de hoofdlijnen van het beleid. Voor meer gedetailleerde kengetallen wordt verwezen naar het Beheersverslag 1994 en de Slotwet 1994. De kengetallen zijn geordend naar een drietal kernthema’s: kwantiteit produktie, kwaliteit produktie en fiscale rechtshandhaving.
Kwantiteit produktie Bestandsontwikkeling, formatie en uitgaven In tabel 7.1 is de ontwikkeling van het bestand, de formatie en de apparaatsuitgaven (zowel in nominale als in ree¨le grootheden (gecorrigeerd voor inflatie)) weergegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
36
Tabel 7.1. Bestandsontwikkeling, formatie en apparaatsuitgaven (index 1991=100)
Bestandsontwikkeling w.v. Particulieren w.v. Ondernemingen Formatie App.uitgaven (nominaal) App.uitgaven (ree¨el)
1 990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
– – – 102 93 95
100 100 100 100 100 100
104 102 109 96 105 101
109 104 117 96 108 102
115 111 121 95 111 104
120 117 124 95 120 111
123 122 127 95 117 109
De laatste jaren is het bestand belastingplichtigen flink toegenomen. In 1994 was de groei 5,6%. Ook voor 1995 en 1996 verwacht de Belastingdienst een toename van het aantal belastingplichtigen van rond de 4% per jaar. Deze bestandsgroei is toe te schrijven aan zowel exogene factoren als aan kwalitatieve en kwantitatieve verbetering van de informatie waarover de Belastingdienst kan beschikken (renseignementen en door waarneming ter plaatse verkregen contra-informatie over (potentieel) belastingplichtigen). Bij de bestandsontwikkeling Particulieren is verder de daling van de teruggavegrens in de Inkomstenbelasting een factor. Dit leidt naar verwachting eerst tot een toename van het aantal T-biljetten en vervolgens tot een stijging van het aantal beschreven belastingplichtigen. De totale apparaatsuitgaven bedragen rond de 1,3% van de geı¨nde belasting- en premiebedragen. De meerjarige stijging van de apparaatsuitgaven hangt samen met de intensivering van de fraudebestrijding en de investeringen waartoe vorig jaar in het kader van het meerjarenbeleid Belastingdienst is besloten. De formatie stabiliseert zich in 1995 en 1996 op het niveau van 1994. Zie paragraaf 7.3.3. voor een nadere toelichting.
Produktievolume en produktiviteit Grafiek 7.3. laat zien dat het produktievolume (uitgedrukt in het aantal opgelegde aanslagen, veldtoetsingen, dwangbevelen e.d.) in 1995 en 1996 stijgt met naar verwachting gemiddeld 3,5% per jaar. Dit is iets minder dan de groei van het bestand aan belasting (4% per jaar). De werklast stijgt namelijk niet rechtevenredig met de groei van belastingplichtigen. De produktiviteit wordt berekend door het produktievolume te delen het totaal van de (ree¨le) apparaatsuitgaven. Uit onderstaande grafiek blijkt dat de produktiviteit in 1995 licht stijgt en vervolgens in 1996 een verdere stijging doormaakt. Door de investeringen die in 1995 worden gedaan wordt de noodzakelijke produktiviteitsontwikkeling in de komende jaren mogelijk gemaakt. De arbeidsproduktiviteit (produktievolume gedeeld door aantal fte’s) stijgt naar verwachting in 1995 en 1996. Dit wordt vooral verklaard door een stabilisatie in de formatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
37
Grafiek 7.3 Produktiiviteit Belastingdienst
Kwaliteit produktie De kengetallen voor de kwaliteit van de produktie hebben betrekking op het streven van de Belastingdienst om in de actualiteit te werken. De Belastingdienst streeft er naar om waar mogelijk in het belastingjaar en anders zo snel mogelijk na afloop van een belastingjaar duidelijkheid te scheppen over gebeurtenissen bij de belastingplichtigen met een relevant fiscaal gevolg. Grafiek 7.4 geeft inzicht in de resultaten van de inspanningen van de Belastingdienst gericht op het in een zo vroeg mogelijk stadium innen van een zo groot mogelijk deel van de verschuldigde belasting («pay as you earn»).
Grafiek 7.4 Tempo kasstroom
In de grafiek is de som van de opbrengsten in jaar t van de belastingmiddelen inkomstenbelasting (IB), vennootschapsbelasting (VpB),loonbe-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
38
lasting (LB) en omzetbelasting (OB) uitgedrukt in een percentage van de som van de transactieramingen voor dat jaar. Gegeven het karakter van de (fiscaal)wettelijke regelingen (inzend- en uitsteltermijnen aangiften (de afdrachten over het laatste kwartaal dan wel de laatste maand vinden plaats in het volgend kalenderjaar), mogelijkheid tot bezwaar en beroep) is 100% inning in het lopend jaar niet mogelijk. Voor 1995 en 1996 wordt een (geringe) verdere verbetering nagestreefd (van bijna 86% in 1994 naar ruim 86,5% in 1996). Deze verbetering is mogelijk door het verder optimaliseren van de voorlopige aanslagregeling bij de inkomstenbelasting (IB) en vennootschapsbelasting (VpB). Enerzijds is dat een gevolg van het beleid om iedere (voorlopige) aangifte te beoordelen op de noodzaak van het opleggen van een voorlopige aanslag. Anderzijds leidt het in de actualiteit werken ertoe dat de Belastingdienst beschikt over actuele gegevens, op basis waarvan een (geautomatiseerde) voorlopige aanslag wordt opgelegd. De belastingplichtige heeft groot belang bij het zo snel mogelijk duidelijkheid verkrijgen over zijn fiscale situatie. Snelheid van handelen door de Belastingdienst is daarvoor een eerste vereiste. Ook de Belastingdienst heeft belang bij een snelle afhandeling. De volgende grafiek geeft aan welk percentage van de aangiften en bezwaarschriften binnen de gestelde termijn is afgedaan. Voor de afdoening van aangiften geldt een termijn van 1 jaar na binnenkomst en voor bezwaarschriften geldt een termijn van 3 maanden (uitgezonderd proforma bezwaarschriften).
Grafiek 7.5
In relatie tot de doelstellingen is de proceskwaliteit de afgelopen jaren sterk verbeterd. Er is vooral een versnelling opgetreden in de doorlooptijd van aangiften (in 1994 is doelstelling voor 92% gerealiseerd ten opzichte van 84% in 1992). Hoewel ook bij de bezwaarschriften een verbetering is opgetreden (90% in 1994 ten opzichte van 78% in 1992) streeft de Belastingdienst met name op dit terrein naar een verdere verbetering. Het percentage binnen drie maanden afgedane bezwaarschriften tegen correcties bleef de afgelopen jaren bij de IB en de VpB nog achter bij de norm van 45%.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
39
Grafiek 7.6
De hogere produktie door een versnelde afdoening van aangiften en het wegwerken van oude voorraden aangiften en bezwaarschriften heeft enerzijds geleid tot een toename van de proceskwaliteit, maar leidde tegelijkertijd tot enige afname van de produktkwaliteit. Het percentage ingediende bezwaarschriften tegen correcties, ambtshalve aanslagen of naheffing/navordering (als omgekeerde indicator van produktkwaliteit) lag in verhouding tot 1993 hoger. Voor 1995 en 1996 wordt een stijging van de produktkwaliteit nagestreefd. Ee´n van de instrumenten ter beperking van het aantal bezwaarschriften is het meer dan voorheen vooraf contact opnemen met belastingplichtigen bij voorgenomen correcties.
Fiscale rechtshandhaving In het kader van de vernieuwing van de klantbehandeling ondergaat het van oudsher repressieve toetsingsproces ingrijpende wijzigingen. Twee elementen zijn daarbij met name van belang. Ten eerste zal voorafgaand aan een toetsing/onderzoek een afweging plaatsvinden over de gewenste inzet van mensen en middelen op basis van het fiscaal risico en fiscaal belang. Ten tweede verschuift het karakter van de toetsing van repressieve (zoals boekenonderzoeken achteraf) naar meer preventieve vormen (bijvoorbeeld de zogenaamde startersbezoeken). Een adequate voorlichting speelt daarbij een grote rol. Hoewel de omvang en het karakter van de toetsingen dus verschuift, blijft de fiscale toetsdichtheid een belangrijke indicator voor het fiscale handhavingsbeleid. In 1994 is de doelstelling ten aanzien van de toetsdichtheid van 1:6 gerealiseerd (1 onderzoek op 6 entiteiten/ondernemingen). Overigens is het totale aantal onderzoeken in 1994 iets afgenomen (van 111 naar 106 duizend onderzoeken), met name omdat de personele capaciteit is ingezet om de voorraden aangiften en bezwaarschriften weg te werken. De doelstelling van een toetsdichtheid van 1:6 blijft in 1995 en 1996 gehandhaafd. Voor de 200 grootste entiteiten geldt een toetsdichtheid van 1:1. De ontwikkeling van (nieuwe) indicatoren en kengetallen op het terrein van de fiscale rechtshandhaving gaat in 1995 en 1996 voort. Grafiek 7.7 is relevant in relatie tot de strategische compliancedoelstelling van de belastingdienst. Inzicht wordt gegeven in de mate
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
40
waarin de belastingplichtige tijdig, volledig en juist de vereiste fiscalegegevens verstrekt en de vereiste betalingen verricht. Wanneer de belastingplichtige niet aan de genoemde criteria voldoet e´n de Belastingdienst dit constateert, is sprake van geconstateerde niet-nakoming van fiscaal-wettelijke verplichtigen. Dit kengetal zegt overigens niets over de feitelijke non-compliance. Voor de ontwikkeling van de geconstateerde niet-nakoming is de effectiviteit van de maatregelen ter ontdekking en bestrijding van de niet-nakoming van belang. Met andere woorden, het gaat erom zicht te hebben – op basis van de afweging van fiscaal belang en fiscaal risico – op het gedrag van de belastingplichtige en daar adequaat op te reageren. Maatregelen daarbij zijn het uitvoeren van correcties en het opleggen van boeten en verhogingen.
Grafiek 7.7 Geconstateerde niet-nakoming
De geconstateerde niet-nakoming is in de afgelopen jaren mede door maatregelen in het kader van de fraudebestrijding gestegen. De acties hebben geleid tot hogere correctiebedragen IB en VpB (zowel in totaliteit als per onderzoek). In 1995 en 1996 zal de algemene lijn worden voortgezet, waarbij overigens een minder sterke stijging wordt verwacht. Het jaar 1994 laat een piek zien, met name als gevolg van hoge correcties in de VpB.
7.3.3. Personeel en materieel Personele uitgaven De hieronder getoonde grafieken beogen inzicht te geven in de omvang en samenstelling van de personele uitgaven van de Belastingdienst door middel van volumegegevens (7.8 en 7.9), meerjarige ontwikkeling personele uitgaven (7.10) en gemiddelde kosten per ambtenaar (7.11).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
41
Grafiek 7.8 Formatie en bezetting
Grafiek 7.9 Formatie per onderdeel
Grafiek 7.8 laat zien dat de formatie van de Belastingdienst in de afgelopen jaren sterk is gedaald. Deze daling zal de komende jaren verder doorzetten. Waren er in 1990 nog 31 052 formatieplaatsen, in 1996 zullen dat er 28 719 zijn (daling met 8%). Deze per saldo daling is in belangrijke mate een resultante van de reeds eerder ingeboekte formatieve besparing als gevolg van de Europese Eenwording, de overdracht van de onroerende-zaakbelasting (OZB), invoering van 32-uursbanen en Meerjarenbeleid (besparingen Douane) enerzijds en van de verschillende taakuitbreidingen van de afgelopen jaren anderzijds. Zo is ten opzichte van de ontwerp-begroting 1995 de totale formatie verhoogd met 231 plaatsen als gevolg van de fysieke scheiding op Schiphol en verschillende fiscale maatregelen. De meeste Belastingdienst-ambtenaren zijn werkzaam bij de directies Ondernemingen (11 109 fte’s in 1996) en bij de directie Particulieren (7440 fte’s in 1996). Bij Particulieren leidt de invoering van het nieuwe InkomstenBelasting Systeem (IBS) tot flinke personele besparingen. Dit maakt het mogelijk om in de periode 1995 t/m 1999 in het kader van het hiervoor genoemde Meerjarenbeleid circa 1 100 ambtenaren te verschuiven van Particulieren naar (Grote) Ondernemingen.
Grafiek 7.10 Personele uitgaven
Grafiek 7.11 Gemiddelde personele en materie¨le kosten 1996
De stijging bij de personele uitgaven is met name het gevolg van de bij CAO overeengekomen contractloonstijgingen (in grafiek 7.10 weergegeven als de loonbijstelling, exclusief incidentele loonbijstelling, gecumuleerd vanaf 1991). Ook exclusief loonbijstelling laten de personele uitgaven meerjarig enige stijging zien. Tegenover een daling van het aantal ambtenaren staat
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
42
namelijk een stijging van de gemiddelde salariskosten per ambtenaar. Grafiek 7.11. laat zien dat de gemiddelde personele kosten, exclusief loonbijstelling, jaarlijks met circa 1,5% toenemen. Deze zogenaamde «incidentele» loonontwikkeling wordt enerzijds veroorzaakt door een geringe inen uitstroom (zodat er nauwelijks een besparend effect is door instroom goedkoop personeel) en anderzijds door het vervallen van lagere functies (met overdracht Onroerende Zaak-belasting, vervallen Europese binnengrenzen). Vanaf 1995 leidt het Meerjarenbeleid Belastingdienst tot een groei van het aantal zwaardere functies bij de divisie Ondernemingen, ten koste van lichtere functies bij de divisie Particulieren.
Materie¨le uitgaven In grafiek 7.11. zijn de materie¨le kosten gedeeld door het aantal ambtenaren (in fte’s). De materie¨le kosten zijn eerst gecorrigeerd voor vier grote uitgavenclusters: automatisering, communicatie, investeringen RGD en kosten Wet Waardering Onroerende Zaken. Deze uitgaven hebben nauwelijks een relatie met de inzet van personeel. Over blijven een aantal min of meer personeelsgerelateerde materie¨le uitgaven: circa f 12000,– per persoon in 1994. De materie¨le uitgaven per medewerker laten in 1995 (f 14 000,–) en 1996 (13 000,–) een stijging zien, met name door extra investeringen in personeelsontwikkeling en extra materie¨le kosten voor de uitvoering van fiscale wetsvoorstellen.
Grafiek 7.12 Materie¨le kosten
De bovenstaande grafiek toont de ontwikkeling van de uitgaven voor automatisering, huisvesting, opleidingen en overig. De uitgaven voor automatisering zijn in de periode 1990–1996 ruim verdubbeld. De toename hangt samen met de grootschalige automatisering van de gegevensstromen in het primair proces van de Belastingdienst en de toenemende complexiteit van de systemen, mede in relatie tot aanpassingen in verband met nieuwe wetgeving. De huisvestingsuitgaven vertonen eveneens een aanhoudende stijging, veroorzaakt door o.a. de onderhoudssituatie van de gebouwen, de toenemende automatisering, kosten beveiliging, de gewijzigde taakverdeling met de Rijksgebouwendienst (RTR 1991) en strengere ARBO-eisen. De stijging in 1995 en 1996 hangt samen met het feit dat in de raming bedragen zijn verwerkt die in de begrotingsuitvoering naar de Rijksgebouwendienst worden overgeboekt en aldaar worden verantwoord. De uitgaven voor opleidingen stijgen van 18 mln. in 1990 naar 30 mln. in 1996. De verdergaande automatisering en de vernieuwing van de klantbehandeling zijn belang
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
43
rijke oorzaken. De overige uitgaven zijn tot en met 1994 stabiel. Gecorrigeerd voor de prijsontwikkeling is sprake van een geringe daling. De stijging in 1995 en 1996 hangt m.n. samen met de Wet Waardering Onroerende Zaken (vergoeding taxatiekosten aan gemeenten), en verder sterke stijgingen van de papierprijzen en uitvoeringskosten van nieuwe wetgeving.
Personeelsbeleid De per saldo formatieve krimp en de verschuiving van 1100 belastingdienst-ambtenaren van Particulieren naar (Grote) Ondernemingen vragen om een herijking van het beleid voor evenwichtige in-, dooren uitstroom. Daarbij is van belang dat verschillende arbeidsrelaties na elkaar in de regel meer ontwikkelingskansen bieden dan e´e´n arbeidsrelatie: in plaats van «lifetime employment» gaat het om «brede inzetbaarheid». Daarvoor is flexibiliteit van de medewerker noodzakelijk. Ten behoeve van die flexibiliteit vindt sturing plaats op de mobiliteit (doorstroom) en de vrijwillige uitstroom van medewerkers. Van medewerkers wordt zowel functionele als geografische mobiliteit verwacht. Voorwaarden voor een succesvolle flexibiliteit zijn onder andere investeringen in zowel opleidingen – gecombineerd met opleidingsbereidheid van medewerkers – als loopbaanontwikkelingstrajecten. De in- en uitstroom is op dit ogenblik bij de Belastingdienst zeer laag. Het verloop bedroeg in 1994 slechts 1%. Onderstaande grafieken laten zien wat er gebeurt als dit lage verloop aanhoudt. Het aantal personen dat in het maximum van zijn salarisschaal zit, zal toenemen (grafiek 7.13) en er vindt een sterke vergrijziging plaats (grafiek 7.14). Het stimuleren van actieve vrijwillige uitstroom is dus gewenst om de organisatie te voorzien van «vers bloed», om voldoende loopbaanmogelijkheden in stand te houden, om te anticiperen op verdergaande formatieve krimp en om evenwicht te brengen in de leeftijdsopbouw. Bovendien zorgt een evenwichtig uitstroombevorderend beleid ervoor dat de incidentele loonontwikkeling niet te sterk stijgt (besparing door instroom van jong, goedkoper personeel).
Grafiek 7.13 Ontwikkeling eindschalers
Grafiek 7.14 Ontwikkeling leeftijdopbouw
Kabinetsdoelstellingen personeel Als overheidswerkgever dient de Belastingdienst te voldoen aan de taakstellingen die uit het kabinetsbeleid voortvloeien.
Ziekteverzuim Vanaf 1993 is een gericht beleid in gang gezet om het ziekteverzuim terug te dringen. Mede als gevolg van dit beleid is het ziekteverzuim gedaald van 7,2% (1993) tot 6,3% (1994). Doelstelling is in 1996 tenminste onder de 6,5% te blijven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
44
Emancipatiebeleid Het aantal vrouwen binnen de Belastingdienst stabiliseert zich in 1994 op 26%. In de hogere rangen (vanaf schaal 10) zijn vrouwen, ondanks een lichte stijging (van 2,0% in 1993 naar 2,2% in 1994) sterk ondervertegenwoordigd. Per 1-1-97 moet 28% van het personeelsbestand bestaan uit vrouwen (oplopend tot 30% in 2000), waarbij het aandeel van vrouwen vanaf schaal 10 per die datum minimaal 13,5% moet bedragen (oplopend tot 15% in 2000). Om dit te verwezenlijken zal bij zowel interne als externe vacaturevervulling aan vrouwen de voorkeur worden gegeven bij gelijke geschiktheid. Ook de mogelijkheden van kinderopvang is een belangrijk aandachtspunt. Doelstelling is per 1-1-96 minimaal 370 kinderopvang-plaatsen te realiseren. In dit kader zal ook het bestaande beleid met betrekking tot deeltijdwerk verder worden voortgezet. Alleen bij zwaarwegende redenen van dienstbelang kan een verzoek om toekenning van deeltijdarbeid worden geweigerd. In 1994 werkten 5120 personen in deeltijd (circa 20%), waarvan 4268 vrouwen. Gehandicapten Doel is per 1 januari 1997 5% WAGW-ers in dienst te hebben. Uitgaande van de verwachte begrotingsformatie betekent dit een absoluut aantal van 1 400. In 1994 waren 1 078 WAGW-ers in dienst. Minderheden Op dit moment wordt een registratiesysteem ingevoerd om het aandeel etnische minderheden in het totale personeelsbestand in beeld te krijgen in het kader van de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (WBEAA). Bij de belastingdienst werken op dit moment naar schatting 2,2% allochtonen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
45
. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen) 01.01. Personeel en materieel kernministerie
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel omvat zowel de personele als de materie¨le uitgaven van het ministerie exclusief de Belastingdienst. De loonkosten van Koninklijke Commissaris bij de Nederlandsche Bank NV worden eveneens op dit artikel begroot.
b. De cijfers Opbouw verplichtingenramingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
240 898
236 768
236 352
235 936
235 936
33
2 493
3 277
4 070
4 777
Loonbijstelling
1 717
3 368
3 378
3 376
3 372
Prijsbijstelling
1 821
1 837
1 840
1 836
1 836
Mutatie 1 (interdepart. overboekingen)
– 543
1 843
– 520
– 520
– 520
Mutatie 2 (intradep. overboekingen)
– 3 000
– 9 380
– 7 360
– 7 360
– 7 360
Mutatie 3 (lagere bezetting)
– 1 500 236 529
236 567
237 338
238 041
Stand ontw.begr. 1995 1e suppl. wet 1995
Stand ontw.begr. 1996
223 829
239 426
2000
238 968
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
46
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
240 898
236 768
236 352
235 936
235 936
33
2 493
3 277
4 070
4 777
Loonbijstelling
1 717
3 368
3 378
3 376
3 372
Prijsbijstelling
1 821
1 837
1 840
1 836
1 836
Mutatie 1 (interdepart. overboekingen)
– 543
1 443
– 920
– 520
– 520
Mutatie 2 (intradepart. overboekingen)
– 3 000
– 9 380
– 7 360
– 7 360
– 7 360
Mutatie 3 (lagere bezetting)
– 1 500 236 529
236 567
237 338
238 041
Stand ontw.begr. 1995 1e suppl.wet 1995
Stand ontw.begr. 1996
222 991
239 426
2000
238 968
De overloop van verplichtingen door de jaren heen is constant en bedraagt ca. f 3 mln. Om deze reden is geen kas-verplichtingen-matrix opgenomen.
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie eerste suppletore wet 1995 De mutatie hangt voor wat betreft de jaren vanaf 1996 samen met de uitgedeelde loonbijstelling voor salaris- en premiemutaties. Mutatie 1 (interdepartementale overboekingen) Deze mutatie is het saldo van de volgende interdepartementale overboekingen: – Overheveling van de begroting van Binnenlandse Zaken naar de departementen behoeve van IVOP-budgetten voor 1996 (f 2,4 mln.). – Ten behoeve van interdepartementale samenwerking op het gebied informatiebeveiliging wordt vanaf 1996 meerjarig f 351 000 overgeboekt naar het ministerie van Binnenlandse Zaken ter financiering van de werkzaamheden van het Advies en Coo¨rdinatiepunt Informatiebeveiliging. – Voor de afsluiting van het herhuisvestingsprogramma van Domeinen wordt vanaf 1995 f 0,2 mln. overgeboekt naar de begroting van VROM/RGD. – Overheveling naar de begroting van de Hoge Colleges van Staat ten bedrage van f 0,4 mln. voor de jaren 1995 tot en met 1997 ten behoeve van de compensatie van kosten een detachering door de AR bij de NAVO, samenhangende met deelname in de controle van internationale organisaties. Mutatie 2 (intradepartementale overboekingen) Deze mutatie heeft betrekking op de volgende intradepartementale overboekingen: – Specifieke beheerskosten van de Dienst Domeinen zullen met ingang van 1996 niet meer op uitgavenartikel 01.01 verantwoord worden, doch op uitgavenartikel 01.11 Uitvoering werken door het Rijk. De overboeking bedraagt f 7,4 mln. in 1996 en f 5,4 mln. vanaf 1997.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
47
–
–
Naar uitgavenartikel 04.01 vindt een technische overboeking ter grootte van f 2,0 mln. plaats voor de jaren 1995 en verder, samenhangende met een gewijzigde verantwoording van apparaatskosten. Naar uitgavenartikel 01.14 wordt voor 1995 f 1,2 mln. overgeboekt ter compensatie van betalingen aan debitanten van de SENS en ten behoeve van het KEDO-project (zie de toelichting van uitgavenartikel 01.14).
Mutatie 3 (onderuitputting) Voor 1995 wordt een onderuitputting op de apparaatsuitgaven verwacht van f 1,5 mln., voortvloeiend uit een lager dan geraamde personeelsbezetting. d. De onderverdeling in artikelonderdelen Het artikelonderdeel ambtelijk personeel omvat de loonkosten van actief personeel en de kosten van niet-actief personeel (langdurig zieken, personeel met ouderschapsverlof e.d.). Het artikelonderdeel overige personele uitgaven bevat de uitgaven aan inhuur van personeel (m.n. uitzendkrachten). Het artikelonderdeel materie¨le uitgaven omvat alle uitgaven die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het apparaat van het kernministerie, voorzover die niet tot de personeelscomponent behoren. De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
econ.
1. Ambtelijke personeel 2. Overige personeelsuitgaven 3. Materie¨le uitgaven
148 994 3 183 70 814
154 337 5 323 79 766
160 651 3 403 72 475
11.0 11.3 12.1
Totaal
222 991
239 426
236 529
funct.
01.20
e. Overige gegevens De personele en materie¨le uitgaven zijn als volgt gebudgetteerd naar de organisatie-onderdelen. Opbouw van de uitgaven 1996 naar organisatie-onderdeel (x f 1 000,–)
Centraal Domeinen Generale Thesaurie Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken Directoraat-Generaal der Belastingen Totaal
Personele uitgaven
Materie¨le uitgaven
40 657 26 633 19 555 27 909 17 464 31 836
42 375 12 500 4 900 7 200 2 200 3 300
164 054
72 475
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
48
Personeel De raming van de personele uitgaven is gebaseerd op de Systematiek Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De formatie- of begrotingssterkte waarop de loonkostenbegroting is gebaseerd is weergegeven in bijlage 1. Ter nadere toelichting wordt hier de aansluiting met de formatiesterkte in de vorige ontwerp-begroting weergegeven. De overboeking van fte’s van de Belastingdienst naar het kernministerie hangt samen met de intensivering van fiscale-wetgeving, resulterend in een toename van de formatie van het DG voor Fiscale Zaken, en voorts met de overgang van de Vakopleiding Openbare Financie¨n van de Belastingdienst naar het kerndepartement. Opbouw begrotingssterkte vanaf de vorige ontwerp-begroting (in f.t.e.; afgeronde cijfers)
Stand ontw.begroting 1995 Overboeking van Belastingdienst Overige mutaties Totaal
1995
1996
1997
1998
1999
1 702,3
1 692,3
1 692,3
1 692,3
1 692,3
+7
+ 19,3
+ 24,3
+ 24,3
+ 24,3
–
– 1,5
– 1,5
– 1,5
– 1,5
1 709,3
1 710,1
1 715,1
1 715,1
1 715,1
2000
1 715,1
Materieel Ten behoeve van het inzicht in de materie¨le uitgaven van het kernministerie is, naast een indeling van de uitgaven naar organisatie-eenheid, een clustering aangebracht naar kostensoorten. Onderscheiden wordt een 8-tal clusters van gelijksoortige uitgaven. De ontwikkeling van de meeste uitgavenclusters laten een betrekkelijk stabiel patroon zien. De uitgaven voor automatisering dalen na 1995 samenhangende met de invulling van de Regeerakkoordtaakstelling. De omvang van uitgavencluster Overig neemt af, hetgeen onder meer het gevolg is van het feit dat de specifieke beheerskosten van Domeinen vanaf 1996 niet meer op het onderhavige artikel worden verantwoord. Voorts is binnen het cluster Overig de nog nader te verdelen prijsbijstelling geparkeerd. Materie¨le uitgaven naar cluster (x f 1 000) 1994
1995
1996
Huisvesting Bureaukosten Communicatie Reis- en verblijfkosten Personeelsontwikkeling Bedrijfsmiddelen Automatisering Overig
5 880 3 300 3 012 7 518 5 416 2 242 23 742 19 704
8 900 3 410 2 780 7 100 6 854 2 087 24 945 23 690
7 440 3 400 2 800 7 000 6 650 2 100 23 100 19 985
Totaal
70 814
79 766
72 475
Voor een nadere toelichting van de personele en materie¨le uitgaven met volume- en prestatiegegevens wordt verwezen naar het algemeen deel van de Memorie van Toelichting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
49
01.02. Vervallen Dit artikel had tot 1-1-1994 betrekking op de materie¨le uitgaven van het kernministerie, welke met ingang van 1-1-1994 worden geraamd en verantwoord op artikel 01.01. 01.03. Loonbijstelling
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van de arbeidsvoorwaarden.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995 Mutatie 1e suppl. wet 1995 loonbijstelling Mutatie (toedeling) Stand ontw. begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
2000
0
0
0
0
0
16 851
35 279
35 405
35 375
35 302
35 302
8 010
8 864
8 873
8 879
8 886
8 889
– 24 861
– 44 143
– 44 278
– 44 254
– 44 188
– 44 191
0
0
0
0
0
0
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie eerste suppletoire wet 1995 Bij de Voorjaarsnota is de loonbijstelling met betrekking tot het ABP-complex uitgedeeld. Bij de loonbijstelling in de Miljoenennota is daar aan toegevoegd de compensatie van de incidenteelontwikkeling, alsmede de compensatie voor mutaties in een aantal premies en toelagen. In verband met de stijgende premies en afdrachten aan het ABP geeft de compensatie ook een stijging te zien. Mutatie (toedeling) De mutatie betreft de (interne) toedeling van de loonbijstelling 1994 naar de daarvoor in aanmerking komende artikelen (01.01, 01.06 en 04.01). De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 01.11 respectievelijk 01.29. 01.04. Prijsbijstelling
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel wordt de prijsbijstelling verwerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
50
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995 Mutatie (toedeling) Stand ontw. begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
24 300
24 500
24 600
24 600
24 600
– 24 300
– 24 500
– 24 600
– 24 600
– 24 600
0
0
0
0
0
2000
0
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie (toedeling) De mutatie betreft de interne toedeling van de prijsbijstelling tranche 1995 aan de uitgavenartikelen 01.01, 01.10, 01.11, 01.12, 01.13, 02.01, 03.10 en 04.01. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 01.12 respectievelijk 01.29. 01.05. Onvoorzien
a. Het te voeren beleid en de grondslag van het artikel In de Comptabiliteitswet 1 976 (artikel 4, lid 2) is de mogelijkheid geopend een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Mutatie 1 (bodemsanering)
1995
1996
1997
1998
1999
11 122
12 596
10 027
12 136
11 722
– 150
– 1 300
– 1 300
– 1 300
– 1 300
1 000
6 000
12 296
14 727
10 836
10 422
Mutatie 2 (extra voorziening) Stand ontw.begr. 1996
0
10 972
2000
10 422
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1 (bodemsanering) De mutatie is een overheveling van gelden naar artikel 01.11 (Uitvoering van werken Domeinen) ten behoeve van extra geraamde kosten van bodemonderzoek en –sanering voor Domeinen. Zie de toelichting aldaar. Mutatie 2 (extra voorziening) De ophoging van de post onvoorzien is bedoeld om voldoende middelen te cree¨ren op dit artikel om (naast eventuele budgettaire risico’s van bodemonderzoek en –sanering) ook een eventuele
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
51
garantieverstrekking aan de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij (SENS) te kunnen financieren. Nog dit jaar zal besluitvorming plaatsvinden over een eventuele compensatie voor de SENS in verband met de gerealiseerde en toekomstige verliezen Hippo Toto (tot afloop van het contract per 1-1-1998). Het gaat om compensatie van reeds geleden verlies van f 18 mln. en een garantie van ten hoogste 3 x f 7 mln. in de periode 1996 t/m 1998. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 01 respectievelijk 01.29. 01.06. Post-actieven
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Het artikel Post-actieven omvat naast de wachtgelden en uitkeringen tevens de kosten van het personeel dat na ontslag een uitkering geniet ingevolge artikel 45 ARAR en artikel 33b van het AOB. Het beleid blijft gericht op het beperken van de uitgaven aan wachtgelden.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995 Loonbijstelling Stand ontw. begr. 1996
29 803
1995
1996
1997
1998
1999
26 408
23 209
22 106
20 985
20 923
781
911
1 061
1 210
1 337
27 189
24 120
23 167
22 195
22 260
2000
22 436
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
c. De toelichting bij de cijfers Hieronder volgt een overzicht van de uitgavenraming voor het Kernministerie en de Belastingdienst. Opbouw uitgavenraming naar dienstonderdeel (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Kernministerie
8 725
8 601
8 544
8 469
8 443
8 493
Belastingdienst
18 464
15 519
14 623
13 726
13 817
13 943
27 189
24 120
23 167
22 195
22 260
22 436
Totaal
29 803
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
52
c. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering artikel
1. Kernministerie – wachtgelden, incl. soc.lasten – overige uitgaven 2. Belastingdienst – wachtgelden, incl. soc. lasten – overige uitgaven
uitgaven 1994
1995
1996
8 037 497
7 170 410
8 011 590
19 787 1 482
18 409 1 200
14 219 1 300
29 803
27 189
24 120
codering econ.
funct.
11.3
01.20
d. Overige gegevens Volume- en prestatiegegevens De hierna gepresenteerde grafieken geven inzicht in het verwachte volume en de omvang van het totaal aan wachtgelduitkeringen.
Bij het kernministerie zijn de wachtgelduitgaven sinds 1994 nagenoeg constant. Bij de Belastingdienst nemen zij nog af. Dit effect is veroorzaakt door het tijdelijk personeel dat bij de Belastingdienst ten tijde van de Grote Efficiency Operatie in dienst was. De tijdelijke uitkeringen lopen in de komende jaren volledig af. Het volume van de wachtgelden en uitkeringen geeft een beeld te zien dat overeenstemt met de uitgaven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
53
01.07. Vervallen 01.08. Vervallen 01.09. Vervallen 01.10. Opsporing en ruiming van explosieven
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Gemeenten kunnen indien er explosieven worden aangetroffen, of indien er een redelijk vermoeden bestaat dat zich in een bepaald gebied explosieven bevinden afkomstig uit de Tweede Wereldoorlog, een beroep doen op de «Bijdrageregeling kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994» (Stb. 1993, 599). De per 1-1-1994 aangescherpte regeling kent de volgende uitgangspunten: – Er worden slechts verplichtingen aangegaan indien en voorzover de verplichtingenruimte dit toelaat. – Voor het al dan niet toekennen van een rijksbijdrage is de mate waarin de aanwezigheid van explosieven gepaard gaat met grote veiligheidsrisico’s voor de bevolking mede bepalend. – Binnen het begrotingsartikel zijn deelbudgetten geopend voor ruimingen en opsporingen. Binnen deze deelbudgetten worden de rijksbijdragen bij ruimingen betaald in de volgorde van binnenkomst van de declaraties en bij opsporingen in de volgorde van de datum waarop met de werkzaamheden is begonnen. – Indien en voorzover een rijksbijdrage is toegezegd wordt aan desbetreffende gemeenten – na aftrek van een drempelbijdrage van f 5,– per inwoner/per project (of een op zichzelf staand onderdeel daarvan) tot een maximum van f 100 000,– – 90% van de subsidiabele kosten uitbetaald bij een ruiming en ten hoogste 90% bij een opsporing. Voor gemeenten die in een situatie (dreigen te) verkeren zoals bedoeld in artikel 12 van de Financie¨le-Verhoudingswet 1 984, kan een nadere voorziening worden getroffen met betrekking tot de hoogte van de gemeentelijke bijdrage.
b. De cijfers Opbouw verplichtingenramingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) t/m 1993
1994
Stand ontw.begr. 1995 Prijsbijstelling Mutatie (beroep) Stand ontw.begr. 1996
1995
1996
1997
1998
1999
7 945
7 945
7 945
7 945
9 345
187
187
187
187
187
8 132
8 132
8 132
9 532
2000
– 4 651
618
4 328
3 481
9 532
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
54
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Prijsbijstelling Mutatie (beroep) Stand ontw.begr. 1996
1995
1996
1997
1998
1999
7 945
7 945
7 945
7 945
9 345
187
187
187
187
187
8 132
8 132
8 132
9 532
2000
– 4 651
3 481
3 481
9 532
De economische en functionele coderingen luiden respectievelijk 43.2 en 06.35.
c. De toelichting bij de cijfers Zoals bij ontwerp-slotwet 1994 is toegelicht bedroeg het verplichtingenstuwmeer per 1-1-1995 f 1,4 mln. Omdat er van jaar tot jaar bedragen tot betaling kunnen komen inzake verplichtingen die het jaar daarvoor zijn aangegaan, wordt van jaar tot jaar een constante overloop van verplichtingen gehanteerd van f 1,4 mln.
Mutatie (beroep) De neerwaartse aanpassing van verplichtingen en uitgaven wordt veroorzaakt door een lager beroep van gemeenten op de regeling. Zie ook het algemeen deel memorie van toelichting. De raming t/m 1998 is bij Voorjaarnota 1994 verlaagd in verband met vergoeding van de kosten verbonden aan werkzaamheden inzake opsporing en ruiming van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie. Afhankelijk van de voortzetting van de bommenregeling na 1998 zal mede op basis van een evaluatie van de werkelijke ruimingskosten overheveling van gelden na 1998 worden bezien. 01.11 Uitvoering van werken door Domeinen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel heeft betrekking op het in stand houden van (de exploitatie van) onroerende zaken van het Rijk in beheer bij de Dienst Domeinen. Hiertoe behoren onder meer bodemonderzoek en –sanering. Met ingang van 1996 worden op dit artikel ook de zogenaamde specifieke beheerskosten en kosten van bewaring van in beslag genomen zaken geraamd en verantwoord. Dit zijn uitgaven die tot op zekere hoogte een relatie vertonen met het beheer en de verkoop van overtollige zaken door Domeinen. Concreet gaat het onder meer om taxatie-, notaris-, advertentie-, kadaster-, bewakings- en energiekosten. Ten opzichte van de ontwerp-begroting 1995 is de indeling in artikelonderdelen enigszins gewijzigd. De onderdelen onderhoud van domeinen en onderhoud en exploitatie van overige domeingronden zijn samengevoegd tot onderhoud gronden en gebouwen. Bouw van boerderijen en verbetering van gronden e.d. zijn samengevoegd tot kapitaalinvesteringen gronden en gebouwen. Voor (specifieke) beheerskosten is een apart artikelonderdeel geopend.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
55
b. De cijfers Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) t/m 1993
1994
Stand ontw. begr.1995 1e suppletore wet 1995 Prijsbijstelling Mutatie 1 (herstel dijk Keent)
1995
1996
1997
1998
1999
32 137
17 137
17 137
17 137
17 137
– 12 608
– 5 171
– 2 830
– 2 830
– 2 830
358
358
358
358
358
1 300
1 300
1 300
1 300
7 380
5 360
5 360
5 360
21 004
21 325
21 325
21 325
2 600
Mutatie 2 (bodemsanering)
150
Mutatie 3 (beheerskosten) Stand ontw. begr.1996
2000
17 701
14 729
22 637
21 325
De overloop van verplichtingen door de jaren heen is min of meer constant en bedraagt ca. f 1,5 mln. Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr.1995 1e suppletore wet 1995 Prijsbijstelling Mutatie 1 (herstel dijk)
1995
1996
1997
1998
1999
32 137
17 137
17 137
17 137
17 137
– 12 608
– 5 171
– 2 830
– 2 830
– 2 830
358
358
358
358
358
1 300
1 300
1 300
1 300
7 380
5 360
5 360
5 360
21 004
21 325
21 325
21 325
2 600
Mutatie 2 (bodemsanering)
150
Mutatie 3 (beheerskosten) Stand ontw. begr.1996
2000
14 992
22 637
21 325
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1e suppletore wet 1995 De mutatie heeft vanaf 1996 voor een bedrag van f 2,8 mln. betrekking op de overheveling naar het ministerie van VROM/RGD van het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
56
onderhoudsbudget voor panden in gebruik bij de Arbeidsvoorziening. In 1996 wordt voorts incidenteel een bedrag van f 2,3 mln. overgeheveld naar VROM/RGD in verband met de verbouwing van twee opslagplaatsen van Domeinen.
Mutatie 1 (herstel dijk) Domeinen is onderhoudsplichtige van de rondom de polder Keent in de provincie Noord-Brabant gelegen dijk. Als gevolg van de watersnoodramp begin 1995 is de dijk beschadigd en dient deze te worden hersteld en vervolgens verhoogd. Er wordt gestreefd naar overdracht van de eigendom en het beheer en onderhoud van de dijk aan het waterschap per 1 januari 1996. De kosten voor Domeinen worden geraamd op f 2,6 mln. Mutatie 2 (bodemsanering) Voor 1995 wordt het artikel verhoogd met f 150 000,– en structureel vanaf 1996 met f 1,3 mln. in verband met hoger geraamde kosten van bodemonderzoek en -sanering. Het betreft een interne overboeking van uitgavenartikel 01.05 (Onvoorzien). De oorzaak is tweeledig: 1. Op basis van de in 1994 door de Ministerraad geaccordeerde «Gedragslijnen inzake bodemverontreiniging in staatseigendommen» komen de kosten van bodemonderzoek en -sanering bij vervreemding van onroerende zaken voor rekening van de materieel beheerder. Domeinen is in veel gevallen opdrachtgever voor bodemonderzoeken. Als gevolg van de Gedragslijnen verwacht Domeinen meer opdrachten tot bodemonderzoek te moeten geven, hetgeen gepaard gaat met hogere uitgaven. Het tijdstip van vervreemding van het eigendom en het tijdstip waarop het bodemonderzoek wordt uitgevoerd vallen niet altijd binnen hetzelfde begrotingjaar. Met betrekking tot de verrekening van de kosten met de materieel beheerder, wordt Domeinen dus geconfronteerd met een zekere voorfinancieringsproblematiek. 2. Op basis van de Gedragslijnen wordt Domeinen zelf als materieel beheerder ook geconfronteerd met mogelijk verontreinigde objecten. De hiermee gepaard gaande kosten van bodemonderzoek en eventueel bodemsanering dient zij zelf te dragen. Mutatie 3 (beheerskosten) De mutatie betreft een overboeking van artikel 01.01 (Personeel en materieel kernministerie) van het budget voor specifieke beheerskosten en kosten van in beslag genomen zaken. Gezien de aard van deze kosten is gekozen voor verantwoording op onderhavig artikel. Deze beheerskosten houden verband met de vervreemding of ingebruikgeving van zaken door Domeinen. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
1997
econ.
1. Onderhoud gronden en gebouwen 2. Kapitaalinvesteringen gronden en gebouwen 3. Beheerskosten
12 512 2 480 –
18 818 3 819 –
9 605 4 019 7 380
11 946 4 019 5 360
14 73 12
Totaal
14 992
22 637
21 004
21 325
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
funct.
01.25
57
e. Overige gegevens Volume- en prestatiegegevens In totaal is een oppervlakte van f 1,6 mln. hectare in beheer bij Domeinen. Onderstaande grafiek laat zien dat het grootste deel wordt gevormd door oevergronden en wateroppervlakten (1,3 mln. hectare). Daarna zijn de agrarische gronden en gebouwen het belangrijkste (0,1 mln. hectare).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
58
Onderverdeling gronden in beheer bij Domeinen naar bestemming
Onderstaand wordt een overzicht gegeven van het exploitatieresultaat van alle in beheer zijnde domeinen. Het resultaat schommelt in de periode 1990 t/m 1996 tussen de f 75 en f 100 mln. positief. Geen rekening is gehouden met de apparaatsuitgaven van Domeinen (artikel 01.01), die naar schatting voor ongeveer f 15 mln. (inclusief overhead) zijn toe te rekenen aan de beheersactiviteiten. Ontwikkeling exploitatieresultaat in beheer zijnde gronden en gebouwen (x f 1 mln.)
1. Onderhoud (artikel 01.11) 2. Investeringen (artikel 01.11) 3. Lasten* (artikel 01.12) 4. Totale uitgaven 5. Totale ontvangsten (artikel 01.05**) 6. Netto opbrengst
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
11,4 6,2 62,3
13,6 15,1 59,7
13,5 2,5 79,3
13,1 2,5 87,5
12,5 2,5 93,6
18,8 3,8 85,8
9,6 4,0 85,8
79,9 154,8
88,4 190,0
95,3 195,1
103,1 198,2
108,6 200,7
108,4 193,0
99,4 175,8
74,9
101,6
99,8
95,1
92,1
84,6
76,4
* Dit betreft ook zaken die bij andere rijksdiensten in materieel beheer zijn (circa. f 70 mln) ** Exclusief verkoop zand
De sterke stijging van de netto opbrengst in 1991 is het gevolg van extra huuropbrengsten voor het Rijk samenhangend met de privatisering van het Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening (ARBVO) van het ministerie van SZW. De geprivatiseerde ARBVO betaalt vanaf die datum huur voor het gebruik van rijkspanden. In 1995 en 1996 daalt de nettoopbrengst weer, opnieuw in verband met ARBVO. Dit keer is het een derving aan huuropbrengsten door verwachte huuropzeggingen door ARBVO. In de overige jaren (1992–1994) zijn de netto-ontvangsten redelijk stabiel. Vanaf 1992 stijgen de lasten weliswaar, doordat vanaf die datum Domeinen ook de onroerende-zaakbelasting en waterschapslasten met betrekking tot defensie-objecten betaalt, maar daartegenover pleegt Domeinen minder investeringen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
59
01.12. Lasten en overige uitgaven van Domeinen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden waterschaps-, gemeente- en ruilverkavelingslasten geraamd en verantwoord, welke dienen te worden betaald over rijkseigendommen. In geval van overneming door de Dienst der Domeinen van onroerende zaken van andere diensten worden de uitgaven op dit artikel verantwoord. Wanneer in enig jaar de teruggave van ontvangsten uit onbeheerde nalatenschappen de ontvangsten daaruit overtreft, wordt dit artikel daarvoor belast.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Prijsbijstelling Mutatie (waterschapslasten) Stand ontw.begr. 1996
93 637
1995
1996
1997
1998
1999
88 091
88 091
88 091
88 091
88 091
1 712
1 712
1 712
1 712
1 712
– 4 000
– 4 000
– 4 000
– 4 000
– 4 000
85 803
85 803
85 803
85 803
85 803
2000
85 803
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie (waterschapslasten) De structurele verlaging van het artikel met f 4 mln. vanaf 1995 is het gevolg van de overgang in de provincie Flevoland naar de zogenaamde pachtersomslag waterschapslasten. Invoering van deze pachtersomslag betekent dat het pachtersaandeel in de waterschapslasten voor verpachte staatseigendommen niet meer door de verpachter (Domeinen) aan de waterschappen wordt betaald en vervolgens wordt doorberekend aan de pachters, maar direct door de pachter aan de waterschappen wordt betaald. Tegenover deze meevaller staat een tegenvaller van dezelfde grootte op ontvangstenartikel 01.05 Ontvangsten uit exploitatie Domeinen, als gevolg van lagere pachtontvangsten (doorberekening van 50% van de waterschapslasten aan de pachters vervalt).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
60
d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
econ.
Waterschapslasten Gemeentelasten Ruilverkavelingslasten Teruggave van ontvangsten wegens onbeheerde nalatenschappen 5. Overneming van onroerende goederen van andere diensten
21 219 70 119 2 299
19 475 65 718 510
19 475 65 718 510
12.5 12.5 12.5
0
0
0
53.2
0
100
100
71
Totaal
93 637
85 803
85 803
1. 2. 3. 4.
funct.
01.25
01.13. Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De Staat draagt eigen risico voor WA-schade van het eigen wagenpark en is daarom in artikel 17 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) van de verzekeringsplicht vrijgesteld. Indien met een rijksmotorrijtuig schade wordt toegebracht aan een derde heeft deze benadeelde jegens de Staat de rechten welke hij anders overeenkomstig de WAM tegenover de verzekeraar zou hebben gehad. Het met ingang van 1-1-1993 ingevoerde omslagstelsel voor het rijkswagenpark is inmiddels rijksbreed bij de wagenparkbeheerders ingevoerd. In dit omslagstelsel wordt de totale schadelast (dus behalve de WA-schade ook de casco-schades aan de eigen voertuigen) «omgeslagen» over de deelnemende departementen naar rato van het aantal voertuigen. De uitgaven die hieruit voortvloeien worden op dit artikel verantwoord. Voor de van de departementen ontvangen aanslagbijdragen in het kader van het omslagstelsel wordt verwezen naar artikel 01.08 Ontvangsten Bureau Schade-afwikkeling. Bureau Schade-afwikkeling is voor de gehele Rijksoverheid, exclusief het ministerie van Defensie, belast met de juridische en financie¨le beleidsvoorbereiding en de afwikkeling ter zake van schadezaken waarin de overheid partij is en welke vallen binnen de werkingssfeer van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontwerp-begroting 1995 Prijsbijstelling Stand ontwerp-begroting 1996
6 362
1995
1996
1997
1998
1999
6 045
6 045
6 045
6 045
6 045
149
149
149
149
149
6 194
6 194
6 194
6 194
6 194
2000
6 194
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
61
De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 32 respectievelijk 01.34.
c. Overige gegevens Volume- en prestatiegegevens De volume- en prestatiegegevens voor Bureau Schade-afwikkeling beogen inzicht te geven in de omvang en de resultaten van het bureau. De privatisering van het ABP en het voornemen om ambtenaren onder de werknemersverzekeringen te brengen hebben grote gevolgen voor de regres-mogelijkheden en daardoor mogelijk ook voor de werkzaamheden van het bureau. De volume- en prestatiegegevens reiken daardoor niet verder dan 1996.
Bureaukosten Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de bruto bureau-kosten van het Bureau Schade-afwikkeling, de door het Bureau Schadeafwikkeling verhaalde bureaukosten (onderdeel van en de netto resterende bureaukosten. De bruto bureaukosten zijn onderdeel van artikel 01.01 «Personeel en materieel kernministerie» en de verhaalde bureaukosten worden verantwoord op artikel 01.09 «Ontvangsten BSA». Het overzicht beoogt inzicht te geven in de mate van kostendekkendheid van de doorberekening door Bureau Schade-afwikkeling. Baten/lastenoverzicht van de bureaukosten (bedragen x f 1 000) 1993
1994
1995
1996
Totaal bruto bureaukosten
3 164
3 065
3 145
3 130
Totaal verhaalde bureaukosten
2 917
2 938
2 600
2 600
247
127
545
530
Netto bureaukosten
Er wordt naar gestreefd de mate van kostendekkendheid verder te verbeteren uit hoofde door doorberekening van werkzaamheden op bedrijfseconomische basis (tijdwerkregistratie).
Schade-verhaal Door het Bureau Schade-afwikkeling wordt schade verhaald ten behoeve van overheidsorganen en het Algemeen Burgelijk Pensioenfonds (ABP) krachtens de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (VOA) en artikel N11 van de ABP-wet. In grafiek 1 zijn het totaal van de verhaalde schade over de afgelopen jaren en de prognose voor het begrotingsjaar afgezet tegen de bruto bureaukosten. Deze grafiek beoogt inzicht te geven in de «prijs-produkt»-verhouding van Bureau Schade-afwikkeling.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
62
Grafiek 1 Bruto bureaukosten afgezet tegentotaal verhaalsresultaat
De grafiek toont aan dat het «produkt» van bureau schade-afwikkeling de «prijs» veruit overtreft. De daling in het verhaalresultaat heeft te maken met een voorzichtige inschatting als gevolg van de genoemde onzekerheden over toekomstige regres-mogelijkheden en de grillige samenstelling van de verhaalsportefeuille, waardoor incidentele zaken een relatief grote invloed hebben op het verhaalsresultaat.
Motorrijtuigen Onderstaand wordt een overzicht gegeven van het aantal motorrijtuigen, aantallen schademeldingen en schadefrequentie. Schademeldingen met betrekking tot rijksmotorrijtuigen 1993
1994
1995
1996
11 166
7 439
7 440
7 440
Schademeldingen: Schades dienstauto’s Schades aan derden
2 150 1 654
2 800 578
2 700 562
2 600 560
Totaal
3 804
3 378
3 262
3 160
34.1
45.4
43.8
42.5
Motorrijtuigenpark
Schadefrequentie (in %)
Uit deze tabel blijkt een daling van het motorrijtuigenpark en een stijging van de schadefrequentie in 1994. De daling van het wagenpark is mede het gevolg van de regionalisering van de Rijkspolitie, waardoor deze voertuigen niet meer zijn vrijgesteld van verzekeringsplicht. Zoals blijkt uit de stijging van de schadefrequentie in 1994, neemt het aantal schademeldingen niet evenredig af met het wagenpark. Dit vloeit met name voort uit een toename van de «bagatel»-schades. Ook deze kleine schades worden binnen het omslagstelsel vergoed, en in toenemende mate gemeld bij Bureau Schade. In 1996 zal getracht worden de schadefrequentie terug te dringen door dienstonderdelen te informeren over het schadeverloop binnen hun wagenpark, hetgeen mogelijk wordt gemaakt door een verbeterde registratie van aanrijdingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
63
01.14. Diverse uitgaven
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden diverse uitgaven geraamd en verantwoord welke, gezien hun aard en omvang, niet passen binnen andere artikelen van dit hoofdstuk.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Mutatie 1 (overboeking)
1996
1997
1998
1999
170
164
162
162
162
164
162
162
162
2000
1 000
Mutatie 2 (Bofeb) Stand ontw.begr. 1996
1995
6 2 720
1 176
162
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1 (overboeking) De mutatie is een overboeking van het artikel 01.01 Personeel en materieel kernministerie in verband met: 1. compensatie van de debitanten van SENS voor de omzetderving als gevolg van de uitbreiding door de SENS van het aantal verkooppunten in de jaren 1990–1992. Het bedrag van f 0,2 mln. is een restantbetaling, in 1994 was reeds 0,6 mln. betaald. 2. een eenmalige Nederlandse bijdrage aan de Korean Energy Development Organization (KEDO). Deze, onder leiding van de VS, Zuid-Korea en Japan ingestelde, organisatie heeft tot doel NoordKorea te helpen bij de hervorming van haar energie-sector. Onderdeel hiervan is een herziening van het ontwerp van het nucleaire programma zodanig dat het vrijwel niet mogelijk is dat hiermee splijtstof wordt vrijgemaakt voor kernwapens (f 0,8 mln.). Mutatie 2 (Bofeb) De bijstelling van de subsidie aan de Bofeb dient ter compensatie van de kosten van stagiaires die de Bofeb bij het Ministerie van Financie¨n plaatst. Met uitzondering van de rentesubsidie OESO-pledge Turkije (waarvan de totale ultimo 1994 nog uitstaande verplichting f 11 000,– bedraagt) zijn de verplichtingen gelijk gesteld aan de uitgaven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
64
d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Uitgaven 1994
1995
1996
Door bijzondere omstandigheden verloren gegaan rijksgeld Overige uitgaven
157 2 563
0 1 176
0 164
Totaal
2 720
1 176
164
Codering econ.
funct.
01
01.20
Onder het artikelonderdeel overige uitgaven worden de uitgaven verantwoord voor de rentesubsidie OESO-pledge Turkije, de Stichting Effectenvernieuwingsbureau, het Instituut voor Onderzoek Overheidsuitgaven, de bijdrage aan de stichting Beroepsopleiding FinancieelEconomisch Beleidsmedewerker (BOFEB). Daarnaast worden hier een aantal uitgaven verantwoord die per jaar verschillend kunnen zijn, maar elders niet verantwoord kunnen worden.
5. Overige gegevens Vanwege het karakter van dit artikel, het geringe budgettaire belang en de beperkte mogelijkheden, zijn geen nadere gegevens opgenomen. 01.15. Vervallen De vordering van de SENS op de Staat der Nederlanden die op dit artikel werd verantwoord, is in 1992 geheel afgelost. Dit artikel kan daarom vervallen. 01.16. Vervallen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
65
02.01. Muntwezen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Ingevolge de Muntwet 1987, laatstelijk gewijzigd op 1 juli 1994, is de Staat bij uitsluiting van anderen bevoegd om munten uit te geven. Met de privatisering op 1 juli 1994 van ’s Rijks Munt tot De Nederlandse Munt NV (DNM) worden de munten door DNM vervaardigd. Een leveringscontract met een looptijd van 5 jaar regelt de modaliteiten. De uitgaven van de Staat ter zake van munten worden op dit artikel verantwoord (artikelonderdeel 1 en 2). Sinds de privatisering draagt de Staat 80% van de kosten van het Nederlands Muntmuseum (artikelonderdeel 3). Het resterende deel wordt door DNM bijgedragen. Voorheen werden de uitgaven ten behoeve van het muntmuseum ten laste van het exploitatiesaldo van ’s Rijks Munt gebracht. Bij het in circulatie brengen en het uit circulatie halen van munten vinden ontvangsten en uitgaven plaats ten gunste respectievelijk ten laste van de Staat. Deze uitgaven en ontvangsten corresponderen met de nominale waarde van deze munten. Indien de nominale waarde van uit circulatie retour gekomen munten de nominale waarde van in circulatie gebrachte munten overtreft, zal sprake zijn van een uitgave door de Staat. Indien deze uitgave betrekking heeft op teruggevloeide bijzondere munten, zal sprake zijn van een uitgave die relevant is voor het financieringstekort (zie ook ontvangstenartikel 02.03). Heeft deze uitgave betrekking op in de voor het betalingsverkeer bestemde munten, dan is sprake van een uitgave die niet relevant is voor het financieringstekort (zie ook ontvangstenartikel 02.04). Het genoemde onderscheid vindt zijn weerslag in artikelonderdeel 4 Afname munten in circulatie (relevant) respectievelijk artikelonderdeel 5 Afname munten in circulatie (niet relevant). Het onderdeel Staatsmuntbedrijf wordt alleen nog vermeld ten behoeve van de verantwoording 1994 en verdwijnt vanaf volgend jaar uit de begroting.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
10 773
12 096
11 793
11 907
11 704
1e suppletore wet 1995
2 600 351
376
338
363
363
– 1 300
– 375
167
53
256
12 097
12 298
12 323
12 323
Prijsbijstelling mutatie 1 (muntproduktie) mutatie 2 (f 10,– Hugo de Grootmunt) Stand ontw.begr. 1996
2000
9 900 36 909
22 324
12 323
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
66
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1 (lager muntprogramma) De mutatie heeft betrekking op de vervaardiging van de reguliere, voor het betalingsverkeer bestemde munten, waarvoor DNM kosten in rekening brengt die betrekking hebben op de aanmaak van rondellen (grondstofkosten) en op het aanmunten van rondellen (muntloon). Voor de jaren 1996 en verder wordt rekening gehouden met een produktie van ruim 100 mln. munten. De mutatie voor 1995 vloeit voort uit een neerwaarts bijgesteld produktievolume. Opgemerkt wordt dat de aanmaak van rondellen door de Staat wordt gefinancierd ten laste van het onderhavige artikel. Bij de ramingen past dan ook de aantekening dat de totale door DNM in rekening te brengen kosten niet e´e´n op e´e´n lopen met het geraamde produktievolume, als gevolg van mutaties in de rondellenvoorraad. Mutatie 2 (f 10,– Hugo de Grootmunt) Naar aanleiding van het 350-ste sterfjaar van Hugo de Groot wordt in 1995 een zilveren f 10-munt uitgegeven. De uitgaven hebben betrekking op de aankoop van zilverrondellen (f 7,0 mln.), de produktie- (f 0,2 mln.), distributie- (f 2,2 mln.) en promotiekosten (f 0,5 mln.). d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
1. 2. 3. 4. 5.
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
Kosten grondstoffen Overige kosten Muntmuseum Afname munten in circulatie (relevant) Afname munten in circulatie (niet relevant) 6. Staatsmuntbedrijf
18 950 3 017 230 0
13 918 7 916 490 0
7 998 3 609 490 0
12.1 12.1 12.1 97
01.24 01.24 01.24 14.3
0 14 712
0 –
0 –
97 81.1
14.3 01.24
Totaal
36 909
22 324
12 097
e. Overige gegevens Volume- en prestatiegegevens Muntvraag en Muntprogramma De vraag naar nieuwe munten wordt door verscheidene factoren bepaald. De Nederlandsche Bank heeft in een studie de vervangingsvraag naar muntgeld, voortvloeiend uit versterf (bijv. door verlies of beschadiging van munten), geschat op circa 120 mln. stuks. Afhankelijk van de vraag of door economische groei het muntgebruik toeneemt of dat door nieuwe betaaltechnieken ontsparing ontstaat, wordt de muntvraag tussen de 80 en 120 mln. stuks becijferd. Mede op grond van studiegegevens is meerjarig gekozen voor een muntproduktie van ruim 100 mln. stuks, hetgeen voldoende wordt geacht om de muntcirculatie te waarborgen. In het onderstaande overzicht wordt de produktie van Nederlandse munten in 1992 t/m 1996 weergegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
67
Produktie munten 1992–1996 (aantallen x 1 000, * = raming)
50 gulden 10 gulden 5 gulden rijksdaalder gulden kwartje dubbeltje stuiver dukaten Totaal
1992
1993
1994
1995*
1996*
0 0 508 508 10 108 41 608 41 308 52 708 47
0 0 5 504 494 15 114 15 104 30 104 40 104 21
606 2 061 493 523 16 596 1 653 25 693 19 893 14
691 1 565 400 300 7 500 25 000 35 000 0 18
0 0 500 500 14 000 20 000 30 000 40 000 18
146 795
106 446
67 532
70 474
105 018
Muntvoorraden In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de voorraden van Nederlandse circulatiemunten. Deze voorraden bestaan uit de muntvoorraad bij De Nederlandsche Bank en bij DNM. Het beleid is er op gericht om zodanige voorraden te hebben dat altijd aan fluctuaties in de muntvraag kan worden voldaan. Voorraden munten Muntdepot 1991–1995 (aantallen x 1 000, * = raming)
5 gulden rijksdaalder gulden kwartje dubbeltje stuiver Totaal
1993
1994
1995*
1996*
30 849 14 174 28 508 59 883 30 658 56 142
30 494 16 159 36 287 31 829 31 309 52 091
29 000 17 000 43 000 38 000 40 000 45 000
28 000 15 000 45 000 42000 38 000 42000
220 214
198 169
212000
210 000
02.02. Vervallen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel had betrekking op de uitgaven in verband met uit circulatie teruggenomen en vernietigde munten. De uitgaven waren gelijk aan de nominale waarde van ingevolge artikel 10 van de Muntwet 1987 ontmunte muntstukken. Deze uitgaven zijn niet relevant voor het financieringstekort. De grondslag van dit uitgavenartikel, zoals deze hierboven is genoemd, is niet meer verenigbaar met de huidige systematiek van munten(re)circulatie. In het oude systeem van muntenrecirculatie was het moment waarop een munt zijn nominale waarde verliest gelijk aan het moment van vernietiging (bijvoorbeeld bij beschadiging). Aldus deed de Staat op het moment van vernietiging van een munt een uitgave gelijk aan de nominale waarde van die munt. Deze uitgave werd op dit artikel verantwoord. Inmiddels is een nieuw systeem ingevoerd, waarbij het moment waarop een munt zijn nominale waarde verliest voortaan gelijk is aan het moment van terugname uit het circulatiecircuit. Niet alle uit circulatie teruggenomen munten worden echter daadwerkelijk vernietigd, een deel van de munten kan later weer in circulatie worden gebracht (en verkrijgen daarmee weer hun nominale waarde). Om deze reden vervalt het onderhavige uitgaven-artikel. De uitgaven verband houdende met het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
68
terugnemen van munten uit circulatie worden in samenhang met de ontvangsten van in circulatie gebrachte munten verantwoord op ontvangstenartikel 02.04, waarvan de grondslag aangepast is.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Mutatie Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
200
200
200
200
200
– 200
– 200
– 200
– 200
– 200
0
0
0
0
0
2000
0
02.03. Garanties en waarborgen binnenland
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op grond van de Wet Toezicht Kredietwezen en de Postbankwet heeft de Staat de volgende garanties afgegeven. 1. Garantie aan De Nederlandsche Bank N.V. als uitvoerend orgaan van de collectieve garantieregeling als bedoeld in artikel 44 van de Wet toezicht kredietwezen. 2. Waarborg tot volledige nakoming door de Postbank N.V. van de verplichtingen haar door artikel 8 van de Postbankwet opgelegd. 3. Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). 4. Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Nederlandse Waterschapsbank N.V. 5. Waarborg tot het nakomen van de betalingsverplichtingen van de Nederlandse Waterschapsbank N.V.
b. De cijfers Er worden geen nieuwe garantieverplichtingen geraamd. Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
De bij dit artikel behorende functionele codering luidt 11.7. De economische codering luidt 51.3 voor artikelonderdelen 1, 2 en 5 en 81.5 voor artikelonderdelen 3 en 4.
c. Overige gegevens De garanties Het uitstaand risico met betrekking tot De Nederlandsche Bank N.V. en de Postbank N.V. is pro memorie geraamd en hierop doen zich geen mutaties voor. Om die reden zijn beide artikelonderdelen niet opgenomen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
69
in het onderstaande overzicht van de risico-ontwikkeling. Overzicht risico-ontwikkeling met betrekking tot garantie-overeenkomsten van het Rijk (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
3. Bank Nederlandse Gemeenten Uitstaand risico per 1 januari Vervallen of te vervallen garanties Verleende of te verlenen garanties Uitstaand risico per 31 december
34 875 0 0 34 875
34 875 0 0 34 875
34 875 0 0 34 875
34 875 0 0 34 875
34 875 0 0 34 875
34 875 0 0 34 875
34 875 0 0 34 875
Garantie Nederlandse Waterschapsbank Uitstaand risico per 1 januari Vervallen of te vervallen garanties Verleende of te verlenen garanties Uitstaand risico per 31 december
2 500 0 0 2 500
2 500 0 0 2 500
2 500 0 0 2 500
2 500 0 0 2 500
2 500 0 0 2 500
2 500 0 0 2 500
2 500 0 0 2 500
18 218 943 14 432 480 12 967 880 11 801 590 10 412 220 3 786 463 1 464 600 1 166 290 1 389 370 1 511 360 0 0 0 0 0 14 432 480 12 967 880 11 801 590 10 412 220 8 900 860
8 900860 1 417 660 0 7 483 200
7 483 200 741 430 0 6 741 770
Waarborg Nederlandse Waterschapsbank Uitstaand risico per 1 januari Vervallen of te vervallen gar. Verleende of te verlenen gar. Uitstaand risico per 31 dec.
02.04. Deelneming in het kapitaal van banken
1. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op grond van de regelingen in verband met kapitaaldeelnemingen in de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten en de Nederlandse Waterschapsbank N.V. neemt de Staat deel in het kapitaal van deze bankinstellingen.
2. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
De bij dit artikel behorende economische en functionele coderingen luiden 81.5 en 11.7. 02.05. (Her)verzekering van schaden aan derden
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De volgende artikelonderdelen worden onderscheiden. 1. Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (Stb. 1991, 374) dient de Staat, voorzover de vergoedingen uit anderen hoofde niet toereikend zijn, openbare middelen tot een bedrag van maximaal f 5 miljard beschikbaar te stellen ten einde schade ten gevolge van een kernongeval te vergoeden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
70
2. Op grond van artikel 24a, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (1984, Stb. 698, zoals gewijzigd bij wet van 3 mei 1989, Stb. 152) worden de verplichtingen van de Stichting Waarborgfonds Motorverkeer gegarandeerd door de motorrijtuigenverzekeraars, en voorts door de Staat, naar rato van het aantal (rijks)motorrijtuigen waarvan de Staat bezitter of houder is. De Staat garandeert ingevolge artikel 24a, tweede lid, eveneens de verplichtingen van het Waarborgfonds samenhangend met de uitvoering van de regeling voor gemoedsbezwaarden. 3. Ingevolge de Zee- en Luchtvaartverzekeringswet 1939 (Stb. 1939, 637) kan de Staat in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden optreden als verzekeraar van door Nederlandse exploitanten van schepen en luchtvaartuigen te lopen risico’s. Tevens kan de Staat optreden als herverzekeraar ter zake van deze risico’s. Sinds 1985 is de wet niet meer toegepast. 4. Door de Staat zijn in het kader van de verzelfstandiging van de Verzekeringskamer en bij de oprichting van de Stichting Toezicht Effectenverkeer vrijwaringen verleend ter zake van schade als gevolg van uit de toezichtstaak voortvloeiende aansprakelijkheidclaims. De vrijwaring aan de Verzekeringskamer geldt uitsluitend voorzover de limiet voor het bestuurdersaansprakelijkheidsrisico ter grootte van f 10 mln. per aanspraak en per jaar of de limiet voor het beroepsaansprakelijkheidsrisico ter grootte van f 30 mln. per aanspraak per jaar wordt overschreden. Het ligt in de bedoeling met de Stichting Toezicht Effectenverkeer een analoge regeling tot stand te brengen. De ultimo 1994 vigerende afspraak met betrekking tot de aan de Stichting Toezicht Effectenverkeer verleende vrijwaring kent geen limiet voor het door de betrokken rechtspersoon zelf te dragen beroeps- en bestuursaansprakelijkheidrisico. 5. Met de privatisering in 1994 van het laatste staatsbedrijf, ’s Rijks Munt, is de grondslag voor het artikelonderdeel Verzekering staatsbedrijven komen te vervallen. Ingevolge de Bedrijvenwet 1928 (Stb. 1928, 249) waren de Staatsbedrijven verzekerd bij het Rijk voor het risico van brand en andere ongevallen.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
De economische en functionele codering luidt 51.3 resp. 09.0 (artikelonderdeel 1), 51.3 resp. 11.7 (artikelonderdeel 2 en 3), 51.0 resp. 11.7 (artikelonderdeel 4) en 51.2 resp. 01.23 (artikelonderdeel 5).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
71
d. Overige gegevens Volume- en prestatiegegevens 1. Wet aansprakelijkheid kernongevallen Ingevolge de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (WAKO) is de exploitant van een in Nederland gelegen kerninstallatie met ingang van 1 januari 1994 aansprakelijk voor maximaal f 625 mln. per ongeval. Tot 1 januari 1994 gold een aansprakelijkheidsbedrag van f 500 mln. Voor het bedrag van zijn aansprakelijkheid dient de exploitant verzekeringsdekking te hebben. Na een kernongeval zullen de staten die partij zijn bij het Verdrag van Brussel tot aanvulling van het Verdrag van Parijs (Trb. 1983, 182), financie¨le middelen ter beschikking stellen, opdat in totaal 300 mln. SDR (± f 800 mln.) per ongeval beschikbaar komt. Indien nodig vult de Staat laatstgenoemd bedrag aan tot f 5 mld. Per 1 januari 1994 bevinden zich in Nederland 8 kerninstallaties in de zin van de WAKO. In onderstaande grafiek is de garantieverplichting van de Staat weergegeven per kerninstallatie in de zin van de WAKO, zoals dit geldt voor de jaren 1996–2000. In de figuur komt tot uitdrukking dat de Staat bij een ongeval met een kerninstallatie financie¨le middelen ter beschikking stelt tot f 5 mld. De totale uitstaande dekking bedraagt, uitgaande van 8 installaties, f 40 mld, waarbij evenwel de kanttekening past dat de omvang van deze dekking vooral theoretisch bepaald is. Voor elk van de (thans) 4 kleine installaties moet de kans op een ongeval waardoor schade in de orde van f 5 mld. wordt veroorzaakt immers zeer klein worden geacht, terwijl het tevens uiterst onwaarschijnlijk is dat zich in enig jaar in elk van de overige nederlandse kerninstallaties een ernstig ongeval van een dergelijke omvang voordoet.
2. Gewaarborgde verplichtingen van het Waarborgfonds Motorverkeer De Staat waarborgt de verplichtingen van de Stichting Waarborgfonds Motorverkeer naar rato van het aantal voertuigen waarvan de Staat bezitter of houder is. De hieruit voortvloeiende garantie-verplichting kan ultimo 1994 worden becijferd op f 0,2 mln., zijnde 0,4% van de verplichtingen van het Waarborgfonds. Het Waarborgfonds financiert deze veplichtingen door in de komende jaren te ontvangen bijdragen van verzekeringsmaatschappijen en de Staat.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
72
Voorts waarborgt de Staat de verplichtingen van het Waarborgfonds samenhangend met de uitvoering van de regeling voor gemoedsbezwaarden, waarvoor het zogeheten Fonds Middelen Gemoedsbezwaarden (FMG) is gevormd. Er wordt gestreefd naar een fondsomvang van f 2 mln, welke toereikend wordt geacht om ook grote schaden te kunnen opvangen. De omvang van het FMG bedroeg ultimo 1994 f 0,7 mln. 3. Molestdekking schepen en vliegtuigen Met betrekking tot de artikelonderdelen Molestdekking schepen en vliegtuigen wordt opgemerkt dat in 1994 geen garanties zijn verleend en ook in de periode 1995 t/m 2000 naar verwachting geen garanties zullen worden verleend. Het uitstaand risico ultimo 1994 was nihil. 02.06. Vervallen 02.07. Regeling Bijzondere Financiering 1971
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De Regeling Bijzondere Financiering 1971 (BF) heeft tot doel het verhelpen van knelpunten in de ondernemingsfinanciering van goed geleide, rendabele, Nederlandse ondernemingen met positieve rendementsvooruitzichten. De regeling is aanvullend van karakter. De vorm van de regeling is een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de Staat en de Nationale Investeringsbank N.V. (NIB). Op dit artikel worden verantwoord de bedragen die, op grond van de regeling BF, aan de NIB worden vergoed. Het betreffen hier vergoedingen voor gederfde rente, gederfde aflossingen en gemaakte kosten. De raming heeft het karakter van een stelpost. De uitgaven kunnen worden gezien als rentedragende voorschotten, die in een definitieve betaling aan de NIB worden omgezet, wanneer duidelijk is komen vast te staan dat er geen bedragen zullen worden ontvangen op de betreffende uitstaande vordering. De ontvangsten BF bestaan uit de aan de Staat verschuldigde garantieprovisies en schaderestituties en worden verantwoord op ontvangstenartikel 02.10.
b. De cijfers Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) t/m 1993
1994
Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
1 279 000
275 000
1995
1996
1997
1998
1999
275 000
175 000
175 000
175 000
175 000
275 000
175 000
175 000
175 000
175 000
2000
175 000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
73
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1 000)
Verplichtingen stand ontw.begr. 1996 WNTB*
t/m 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
1 279 000
275 000
275 000
175 000
175 000
175 000
175 000
175 000
949 514
178 750
178 750
113 750
113 750
113 750
113 750
113 750
1994
62 486
1995
66 000
16 000
1996
49 500
21 500
16 000
1997
39 500
15 000
21 500
11 000
1998
34 500
13 000
15 000
11 500
11 000
1999
29 500
9 000
13 000
9 000
11 500
11 000
2000
28 000
6 500
9 000
6 000
9 000
11 500
11 000
na 2000
20 000
15 250
21 750
23 750
29 750
38 750
50 250
Uitgaven stand ontw.begr. 1996
62 486 82 000 87 000 87 000 85 000 83 000 81 000 61 250
* Het deel van de verplichtingen dat waarschijnlijk niet tot betaling komt. Voor de goede orde zij erop gewezen dat de cijfers zijn gebaseerd een beoordeling van dreigende schades en globale ervaringscijfers. Het gaat hierbij niet om puntschattingen, zodat bij de interpretatie van de ramingen voorzichtigheid is geboden.
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
62 486
1995
1996
1997
1998
1999
82 000
87 000
87 000
85 000
83 000
82 000
87 000
87 000
85 000
83 000
2000
81 000
c. De toelichting op de cijfers De tijdelijke verhoging van het garantieplafond van f 175 mln. naar f 275 mln. loopt in 1996 af. Het vanaf 1996 lagere garantieplafond veroorzaakt het neerwaartse uitgavenverloop vanaf 1997.
d. De onderverdeling in artikelonderdelen Onder de Regeling BF worden twee soorten BF-garanties verstrekt, te weten op AA-kredieten en op B-kredieten. AA-kredieten zijn achtergestelde kredieten gericht op verbetering van het garantievermogen van in de kern gezonde ondernemingen. B-kredieten richten zich op bedrijven met voldoende zicht op positief rendement, wier financieringsbehoefte naar bancaire maatstaven niet volledig gedekt kan worden. B-kredieten zijn in principe niet achtergesteld en er kunnen zekerheidsrechten worden gevestigd op bij de desbetreffende bedrijven aanwezige activa.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
74
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven en verplichtingen (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Verplichtingen
Uitgaven
1994
1995
1996
1994
1995
1996
1. AA-kredieten 2. B-kredieten
256 100 18 900
235 000 40 000
150 000 25 000
53 686 8 800
69 000 13 000
74.00.0 13 000
Totaal
275 000
275 000
175 000
62 486
82000
87 000
Codering econ.
funct.
51.3
11.3
e. Overige gegevens Volume- en prestatiegegevens Tabel 1 geeft een meerjarig overzicht van de aantallen en de omvang van de garanties die onder de regeling BF worden afgegeven. Het doel is inzicht te geven in het gebruik van de regeling. Tabel 1. Aan bedrijven verleende kredieten naar omvang (bedragen x f 1 mln) 1991
1992
1993
1994
bedrag
aantal
bedrag
aantal
bedrag
aantal
bedrag
aantal
f 1–5 mln f 5–10 mln >f 10 mln
60,2 44,5 139,0
21 5 6
64,8 53,0 104,0
23 7 3
59,8 69,4 179,1
18 9 8
62,1 105,0 150,1
18 13 8
Totaal
243,7
32
221,8
33
308,3
35
317,2
39
Risico NIB Risico Staat
21,0 222,7
25,8 196,0
33,3 275,0
42,2 275,0
Uit de tabel blijkt dat jaarlijks ongeveer 35 garanties worden afgegeven met een gemiddelde omvang van circa f 8 mln. In 1993 en 1994 heeft het hogere garantieplafond vooral geleid tot een stijging van het aantal garanties groter dan f 5 mln. Het aantal garanties tussen de f 1–5 mln. is gestabiliseerd. De garanties geven geen 100% dekking voor het kredietrisico. Bij AA-kredieten draagt de NIB een eigen risico van 10%; bij B-kredieten varieert dit eigen risico tussen de 10% en 50%. De regeling staat in principe open voor bijna alle bedrijfstakken. In praktijk wordt ruim de helft van de kredietverstrekking in de sector industrie verstrekt. Daarnaast vormt de sector dienstverlening een belangrijke categorie voor de regeling. De uitvoering van de regeling Bijzondere Financiering is in belangrijke mate uitbesteed aan de NIB. De NIB ontvangt hiervoor geen vergoeding van Financie¨n, maar dekt zijn kosten uit de rentemarge op de kredieten, te betalen door de kredietnemers. De uitvoeringskosten voor het Rijk zijn geschat op circa f 1 mln. De uitvoeringskosten hebben met name betrekking op het beheer van de kredietportefeuille, de behandeling van kredietvoorstellen, financie¨le afwikkeling en beleid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
75
De garanties De twee onderstaande tabellen geven inzicht in de risico-ontwikkeling van de afgegeven garanties. Beheersing van het risico vindt plaats door het al dan niet accepteren van nieuwe garanties en kredietbeheer in de Werkcommissie Bijzondere Financieringen. Tabel 2 geeft een overzicht van de meerjarige ontwikkeling van het uitstaande risico. Als gevolg van de doorgevoerde verhoging van het garantieplafond tot en met 1995 is de tendens van afnemend risico tijdelijk onderbroken. Het uitstaande obligo zal zich tot en met 1995 stabiliseren op ca. f 1,25 miljard. Met ingang van 1996, wanneer het garantieplafond weer terugvalt naar het oude niveau, zal het aantal garanties dat vervalt naar verwachting weer hoger zijn dan het aantal nieuw te verlenen garanties, waardoor de tendens van een dalende omvang van het uitstaande risico weer vervolgd zal worden. Tabel 2. Overzicht van de risico-ontwikkeling met betrekking tot de garantie-overeenkomsten van het Rijk (x f 1 mln.) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
275
275
175
175
175
175
175
1 279
1 298
1 298
1 198
1 123
1 073
1 048
verleende of te verlenen garanties
275
275
175
175
175
175
175
vervallen of te vervallen garanties
256
275
275
250
225
200
175
uitstaand obligo per 31 december
1 298
1 298
1 198
1 123
1 073
1 048
1 048
garantieplafond uitstaand obligo per 1 januari
Tabel 3 geeft een beeld van de ontwikkeling van het kredietrisico. Onderscheid is gemaakt tussen AA-garanties en B-garanties. Tabel 3. Stand van zaken risico ultimo 1993–1995 (x f 1 mln.) (1995=raming) ultimo 1993 AA Totale uitstaande kredietrisico Waarvan staatsgegarandeerd Waarvan reeds door staat afgedekt Obligo staat per 31 december
1 159 1 080 121 959
B overig Totaal 424 395 223 171
842 842 694 148
2 425 2 318 1 039 1 279
ultimo 1994 AA 1 270 1 185 114 1 071
B overig Totaal 374 352 213 139
783 783 695 88
2 427 2 320 1 022 1 298
ultimo 1995 AA 1 300 1 150 185 965
B overig 38 0 350 174 176
600 600 543 57
Totaal 2 280 2 100 902 1 298
In deze tabel is het uitstaande obligo van de Staat opgenomen als afgeleide van het totaal uitstaande kredietrisico (Staat en NIB). Het totaal uitstaande risico is groter dan het obligo van de Staat, omdat enerzijds het NIB een eigen risico van 10–50% en anderzijds omdat door het jaar heen garanties worden afgedekt door de Staat door betaling van verliesdeclaraties aan de NIB. Het totaal uitstaande risico is ultimo 1994 f 2,4 miljard, waarvan f 2,3 miljard staatsgegarandeerd. Van dit bedrag is f 1,0 miljard door de Staat afgedekt (door betaling verliesdeclaratie aan NIB), waardoor het uitstaande obligo van de Staat neerkomt op f 1,3 miljard. Uit de tabellen 2 en 3 is af te lezen dat het uitstaande obligo van de Staat in 1994 met f 19 miljoen is toegenomen. Dit betekent dat per saldo
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
76
de nieuw verleende garanties (+) en niet betaalde rente door bedrijven (+), de in 1994 vervallen garanties (-) en afdekkingen door de Staat (-) in geringe mate hebben overtroffen. Garanties kunnen vervallen door verrichte aflossingen en betalingen van achterstallige rente door bedrijven, door betaling van verliesdeclaraties van de NIB (afdekken van risico’s) of door teruggave van de staatsgarantie door de NIB. 02.08. Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981 (PPM-regeling) heeft tot doel de verstrekking van risicodragend vermogen aan in Nederland gevestigde kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen. Tot voor kort had de regeling de vorm van een ministerie¨le beschikking van de minister van Financie¨n en van Economische Zaken (Stcrt. d.d. 23 april 1981). De budgettaire verantwoordelijkheid voor garanties verstrekt na 1 januari 1992 ligt bij de minister van Economische Zaken. Conform het vereiste in de Kaderwet Financie¨le Verstrekkingen van Economische Zaken heeft de regeling met ingang van 1 april 1994 de vorm gekregen van een Algemene Maatregel van Bestuur. Op dit artikel worden verantwoord de betalingen die het Ministerie van Financie¨n verricht wanneer een PPM conform de regeling een verzoek doet tot schadevergoeding (op een garantie verstrekt vo´o´r 1 januari 1992), dat door de toezichthouder (De Nederlandsche Bank) wordt gehonoreerd. De uitgavenraming heeft het karakter van een stelpost.
Evaluatie PPM-regeling In 1993 is de PPM-regeling opnieuw gee¨valueerd (aangeboden per brief EZ-94–74, kenmerk FD 93 086 493, d.d. 18 februari 1994). Ondersteund door een extern advies luidde de conclusie dat de regeling geen adequate oplossing biedt voor de knelpunten aan de «onderkant» van de kapitaalmarkt (kleine, startende bedrijven). De regeling zal per 1 januari 1996 buiten werking worden gesteld. b. De cijfers Met ingang van 1 januari 1992 worden ten laste van de IXB-begroting geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
21 316
1995
1996
1997
1998
1999
12 500
5 400
3 600
2000
1 000
12 500
5 400
3 600
2000
1 000
2000
1 000
De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 51.3, respectievelijk 11.3.
c. De toelichting bij de cijfers Volgens een nieuw geautomatiseerd systeem van DNB kunnen beeı¨ndigde participaties sinds kort worden toegerekend aan de garantie-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
77
verplichting van het ministerie van Financie¨n respectievelijk Economische Zaken. Volgens dit nieuwe systeem bedraagt het aantal openstaande garantieverplichtingen voor Financie¨n f 102,2 mln. in plaats van de f 90 mln. die nog in de saldibalans stond vermeld. Van het uitstaande obligo van f 102,2 mln. komt waarschijnlijk een bedrag van f 25,5 mln. tot betaling (schaderatio is circa 25%). De ontvangsten worden verantwoord op het ontvangstenartikel 02.10.
d. Overige gegevens De garanties Overzicht risico-ontwikkeling met betrekking tot garantie-overeenkomsten van het Rijk (x f 1 mln.) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
0
0
0
0
0
0
0
150,8
102,2
80,0
60,0
40,0
25,0
15,0
Vervallen of te vervallen garanties
48,6
22,2
20,0
20,0
15,0
10,0
5,0
Verleende of te verlenen garanties
0
0
0
0
0
0
0
102,2
80,0
60,0
40,0
25,0
15,0
10,0
Garantieplafond Uitstaand risico per 1 januari
Uitstaand risico per 31 december
02.09 Kosten betalingsverkeer rijksoverheid
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Voor de afwikkeling van het betalingsverkeer van de Rijksoverheid brengt het bankwezen kosten in rekening. De rente- en maatwerkcomponent wordt door Financie¨n betaald. De terzake gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een tweetal kaderovereenkomsten met de BankGirocentrale en met de Postbank.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontwerp-begroting 1995 Stand ontwerpØbegroting 1996
14 671
1995
1996
1997
1998
1999
16 400
16 400
16 400
16 400
16 400
16 400
16 400
16 400
16 400
16 400
2000
16 400
c. Toelichting bij de cijfers Aangezien de kaderovereenkomsten met de Postbank en de BankGiroCentrale eind 1995 aflopen, wordt opnieuw onderhandeld. Het onderhandelingsresultaat is mede bepalend voor de hoogte van de kosten voor de jaren vanaf 1996. De bij dit artikel behorende economische en functionele coderingen luiden respectievelijk 12.1 en 01.23.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
78
02.10 Verwerving vermogenstitels
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden uitgaven ten behoeve van de verkoop van vermogenstitels van de Staat verantwoord. Het artikel is bij Slotwet/ rekening 1994 gecree¨erd, analoog aan het artikel opbrengst verkoop vermogenstitels (ontvangstenartikel 02.11).
b. De cijfers Opbouw van de uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
2 357
1995
1996
1997
1998
1999
2000
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
De economische en functionele coderingen luiden respectievelijk 51.3 en 01.23.
c. De toelichting bij de cijfers Het artikel is gecree¨erd ter verantwoording van een betaling in 1994 aan de Nederlandse Munt NV. Het betrof een vordering op de Staat uit hoofde van de openingsbalans van de Munt NV. De geldinbreng en overige vermogensinbreng van Financie¨n geeft de in 1994 geprivatiseerde Nederlandse Munt NV een acceptabele startpositie. Zie voor een nadere toelichting de Slotwet/rekening 1994.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
79
03.01. Vervallen 03.02. Garanties aan de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (FMO) financierde tot 1-1-1993 een deel van haar financie¨le verplichtingen door middel van kapitaalmarktleningen onder staatsgarantie. Op 27-11-1993 is een aanvullende Overeenkomst tussen de Staat en FMO afgesloten. Daarin is een nadere afspraak gemaakt over de vervanging van de in de Overeenkomst van 20 maart 1992 door OS aan FMO toegezegde kapitaalmarktmiddelen onder staatsgarantie. Deze afspraak houdt in dat met ingang van 1-1-1993 geen nieuwe kapitaalmarktmiddelen aan de FMO meer ter beschikking zullen worden gesteld. Dit in ruil voor een hoeveelheid begrotingsmiddelen (ten laste van het OS-plafond verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken) die in financieringstechnische zin door partijen als gelijkwaardig wordt beschouwd. Omdat vanaf 1-1-1993 geen nieuwe middelen aan de FMO worden verstrekt, worden vanaf die datum ook geen nieuwe garantieverplichtingen op dit artikel verantwoord. De uitgaven, die ten laste van ontwikkelingssamenwerking komen, hangen samen met de voorzieningen die de FMO jaarlijks boekt op de uitstaande leningen. Deze werden door de FMO tot 1-1-1993 gefinancierd door middel van kapitaalmarktleningen onder staatsgarantie. Door de ondertekening van de overeenkomst tussen Staat en FMO op 20 maart 1991 is de financie¨le herstructurering van de FMO met terugwerkende kracht tot 1 januari 1991 gee¨ffectueerd.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
c. De toelichting bij de cijfers Bij de financie¨le herstructurering van de FMO is een Reservefonds Algemene Risico’s gecree¨erd dat als eerste opvang dient voor de risico’s die FMO loopt op oude en nieuwe investeringen. Bij ontoereikendheid van dit reservefonds heeft de Staat conform artikel 14 en 15 van de Overeenkomst van 1991 de verplichting de verliezen uit hoofde van het Ontwikkelingsfonds aan te vullen, respectievelijk de vorderingen die voortvloeien uit op de kapitaalmarkt onder staatsgarantie opgenomen middelen te voldoen. In 1994 en volgende jaren dient dit artikel derhalve als vangnet (nog steeds ten laste van het OS-plafond) voor die situaties waarin FMO niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Derhalve is deze post zowel voor 1995 als meerjarig op pm gesteld. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 51.3 respectievelijk 01.54.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
80
d. De garanties Overzicht risico-ontwikkeling met betrekking tot garantie-overeenkomsten van het Rijk (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
427 612
371 069
336 680
301 376
272 672
181 468
Vervallen of te vervallen garanties
56 543
34 389
35 304
28 704
91 204
15 603
Uitstaand risico per 31 december
371 069
336 680
301 376
272 672
181 468
165 865
Garantieplafond Uitstaand risico per 1 januari
Zoals hierboven reeds is aangegeven worden met ingang van 1-1-1993 geen nieuwe garanties meer aan FMO verleend. 03.03. Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel (met voorfinancieringskarakter) heeft betrekking op de rekening-courantverhouding tussen de Staat en de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (FMO). Onder de ontvangsten is een overeenkomstig artikel opgenomen (03.02).
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
c. De toelichting bij de cijfers Tegenover de uitgaven ten bedrage van de mate van voltrekking van de rekening-courant door FMO (tot een maximum van f 40 mln.) staan in enig jaar even grote inkomsten van de Staat als gevolg van de afstorting (tot het door FMO opgenomen bedrag) aan de Staat. De betrokken begrotingsposten zijn dan ook voor enig jaar in evenwicht (eindsaldo nihil) en derhalve op pm gesteld. In de aanvullende Overeenkomst van 27-11-1992 is terzake van de rekening-courantverhouding tussen Staat en FMO bepaald dat deze van toepassing zal blijven zolang de FMO nog kapitaalmarktmiddelen onder garantie van de Staat op haar balans heeft staan. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 81.2 respectievelijk 01.54.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
81
03.04. Deelnemingen in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel betreft de Nederlandse deelneming in het kapitaal van 1. de Internationale Financieringsmaatschappij (IFC), 2. de Wereldbank, 3. het Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties (MIGA) 4. de regionale ontwikkelingsbanken, alsmede bijdragen aan de concessionele fondsen van 5. de regionale ontwikkelingsbanken, 6. de Internationale Ontwikkelingsassociatie, IDA, concessionele fonds van de Wereldbank. De ramingen hebben betrekking op betalingen door de Staat inzake de vol te storten aandelen (het zogenaamde paid-in capital) in de multilaterale banken en op de door Nederland verstrekte bijdrage in de Middelenaanvullingen van de concessionele fondsen van die banken. De openstaande betalingsverplichtingen komen, overeenkomstig met de banken en instellingen getroffen betalingsregelingen, gespreid over een aantal jaren tot betaling. De uitgaven komen ten laste van de systematiek van het OS-plafond. De Staat staat daarnaast garant voor de niet volgestorte aandelen (callable capital of garantiekapitaal).De uitgaven komen eveneens ten laste van het OS-plafond (zie uitgavenartikel 03.05). Onderstaand is een nadere toelichting per bank/instelling opgenomen. 1. Deelneming in het kapitaal van de Internationale Financieringsmaatschappij De Wereldbankdochter IFC (International Finance Corporation) heeft als doelstelling het bevorderen van economische ontwikkeling via het stimuleren van productieve particuliere bedrijven in de lidstaten, met name in de minder ontwikkelde landen. De IFC-activiteiten vormen hiermee een essentie¨le aanvulling op die van de Wereldbank. De cijfers zijn gebaseerd op de in 1993 geratificeerde Nederlandse deelneming aan de Algemene Kapitaalverhoging (AKV 1991; Kamerstukken II, 1992/93, 22 720 (R 1443)). Er is geen nieuwe kapitaalverhoging voorzien. 2. Deelneming in het kapitaal van de Wereldbank De Wereldbank heeft tot doel de bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van ontwikkelingslanden via leningen en adviezen aan overheden. Centrale doelstelling is duurzame armoedebestrijding. Sinds de val van de Berlijnse muur richt de Bank zich eveneens op het bevorderen van de overgang van centraalgeleide economiee¨n naar vitale, pluralistische markteconomiee¨n. De cijfers betreffen enerzijds kapitaaldeelnemingen en anderzijds de eventuele uitgaven die kunnen voortvloeien uit de verplichting van de lidstaten om de waarde van het kapitaal van de Wereldbank in termen van de waardestandaard constant te houden (de zogenaamde waardehandhavingsregeling). Er zijn overigens geen betalingen uit hoofde van de waardehandhavingsregeling voorzien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
82
3. Deelneming in het kapitaal van het Multilaterale Agentschap voor Investeringsgaranties (MIGA) De Wereldbankdochter MIGA (Multilateral Investment Guarantee Agency) heeft als doelstelling de bevordering van buitenlandse directe investeringen in ontwikkelingslanden. Hiertoe verleent het MIGA garanties aan buitenlandse investeerders tegen verliezen veroorzaakt door niet-commercie¨le risico’s en geeft het advies en ondersteuning aan overheden bij het cree¨ren van een aantrekkelijk investeringsklimaat. Het MIGA is bedoeld als een aanvulling op bestaande nationale verzekeringsstelsels. Exportkredieten zijn uitgesloten van dekking door het MIGA. In 1 987 ratificeerde Nederland zijn deelneming in het MIGA (Kamerstukken II, 1985/86, nr. 19 558 (R 1 309)). De Nederlandse deelneming betreft 20% vol te storten kapitaal (waarvan de helft in contanten en de helft in de vorm van promessen) en 80% niet vol te storten kapitaal. Het contante deel is in 1988 betaald. Het is de bedoeling dat geen verzilvering van de gedeponeerde promessen ($ 2,35 mln.) plaatsvindt. 4. Deelneming in het kapitaal van de regionale ontwikkelingsbanken De regionale ontwikkelingsbanken (AsDB, IDB, AfDB en IIC) richten zich op de bevordering van de economische groei en ontwikkeling van de ontwikkelingslanden in de respectieve regio’s door de verstrekking van leningen en technische assistentie voor projecten en programma’s. De regionale multilaterale banken hebben daarnaast aparte fondsen opgericht (zie punt 5). De cijfers betreffen de deelneming in algemene en speciale kapitaalverhogingen van de regionale ontwikkelingsbanken. De volgende deelnemingen liggen aan de cijfers ten grondslag: – Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB): de deelneming in de Vierde Kapitaalverhoging van de AsDB (zie brief van de ministers van Financie¨n en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 26-9-1994 nr. BFB/94 708 over het verloop van de uitkomst van de onderhandelingen; budgettaire verwerking: ontwerp-begroting 1995 (Kamerstukken II, 1994/95, 23 900); – Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB): de in 1990 geratificeerde deelneming aan de Zevende Kapitaalverhoging (Kamerstukken II, 1989/90, 21 330) en de deelneming in de Achtste Kapitaalverhoging (zie eveneens de brief van de ministers van Financie¨n en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 26-9-1994 nr. BFB/94–709 en Kamerstukken II, 1994/95, 23 900); – Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (IIC): de verwachting is dat er in de nabije toekomst geen kapitaalverhoging zal plaatsvinden (raming nihil). – Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB): veronderstelde deelneming in een eventuele kapitaalverhoging in 1996. Deze deelneming was oorspronkelijk voorzien in 1995. 5. Deelneming in de speciale fondsen van regionale ontwikkelingsbanken Alle regionale multilaterale banken verstrekken naast leningen met een aan de markt gerelateerde rente ook concessionele leningen (met zeer lange looptijd en tegen geen of zeer lage rente). Hiertoe hebben de banken aparte fondsen opgericht: het Fonds voor Speciale Operaties (FSO) van de IDB, het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AfDF) en het Aziatische Ontwikkelingsfonds (AsDF). Deze fondsen worden volledig
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
83
gefinancierd uit budgettaire bijdragen van ontwikkelde staten. Slechts de armste ontwikkelingslanden komen in aanmerking voor de zachtefondsleningen. Het uitleenbeleid van de fondsen verschilt over het algemeen niet veel van dat van de banken, zij het dat fondsen relatief meer uitleningen ten behoeve van projecten in de sociale infrastructuur (o.a. gezondheidszorg, scholing) en een groter aandeel van de totale projectkosten financieren. De cijfers hebben betrekking op de bijdragen aan de middelenaanvullingen van de speciale concessionele fondsen van de regionale ontwikkelingsbanken. De volgende bijdragen liggen aan de cijfers ten grondslag: – Aziatisch Ontwikkelingsfonds (AsDF): de in 1988 geratificeerde bijdrage aan de Vierde Middelenaanvulling (Kamerstukken II, 1986/87, 19 842), de in 1993 geratificeerde bijdrage aan de Vijfde Middelenaanvulling (Kamerstukken II, 1992/93,22 877); tevens is in de ramingen uitgegaan van een Nederlandse bijdrage aan de voorgenomen Zesde Middelenaanvulling waarvoor in komend najaar de onderhandelingen zullen beginnen. De verplichtingenraming 1996 bedraagt f 180 mln. en de betalingen vinden plaats vanaf 2001. – Fonds voor Speciale Operaties (FSO) van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB): de in 1984 geratificeerde bijdrage aan de Zesde Middelenaanvulling (Kamerstukken II, 1983/84, 18 245), de in 1990 geratificeerde bijdrage van Nederland aan de Zevende Middelenaanvulling (Kamerstukken II, 1989/90, 21 330) en de bijdrage aan de Achtste Middelenaanvulling (zie opnieuw de brief van de ministers van Financie¨n en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 26-9-1994 nr. BFB/94–709 en Kamerstukken II, 1994/95, 23 900); – Afrikaanse Ontwikkelingsfonds (AfDF): de in 1989 geratificeerde bijdrage aan de Vijfde Middelenaanvulling (Kamerstukken II, 1987/88, 20 554), de in 1993 geratificeerde bijdrage aan de Zesde Middelenaanvulling van het AfDF (Kamerstukken II, 1992/93, 22 714) en de veronderstelde bijdrage aan de Zevende Middelenaanvulling van het AfDF, waarvoor de onderhandelingen thans gaande zijn en mogelijk in 1995 worden afgerond. 6. Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA) De IDA is het zachte loket van de Wereldbank, bedoeld voor de concessionele leningen aan de armste ontwikkelingslanden. De cijfers hebben betrekking op de bijdragen aan de middelenaanvullingen van de IDA. De volgende bijdragen liggen aan de cijfers ten grondslag: – de in 1984 geratificeerde bijdrage aan de zogenaamde Boekjaar1984-Rekening (Kamerstukken II, 1983/84, 18 173 (R 1 241)); – de in 1984 geratificeerde bijdrage aan de Zevende Middelenaanvulling (Kamerstukken II, 1984/85, 18 821 (R 1 274)); – de in 1987 geratificeerde bijdrage aan de Achtste Middelenaanvulling (Kamerstukken II, 1987/88, 20 240 (R 1 335)); – de in 1991 geratificeerde bijdrage aan de Negende Middelenaanvulling (Kamerstukken II, 1990/91, 22 107 (R 1 408). – de in 1993 geratificeerde bijdrage aan de Tiende Middelenaanvulling (opgenomen in de 1e suppletore wet 1993, Kamerstukken II, vergaderjaar 1992/93, 23 102). – de veronderstelde deelneming van Nederland in de Elfde Middelenaanvulling (als verplichtingenraming opgenomen voor 1997, betalingen vanaf 1997).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
84
b. De cijfers Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) t/m 1993
1994
stand ontw.begr. 1995
1995
1996
1997
1998
244 013
180 000
1 200 000
120 000
Mutatie 1 (Wereldbank)
– 120 000
Mutatie 2 (Reg.ontw. banken)
– 10 939
Mutatie 3 (Speciale fondsen) Stand ontw.begr. 1996
1999
2000
120 000
8 000
– 8 500
2 975 002
224 574
188 000
1 200 000
1995
1996
1997
224 574
188 000
1 200 000
120 000
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) t/m 1993 Verplichtingen stand ontw.begr. 1996 WNTB*
2 975 002
1994
1998
1999
120 000
2000 Uitgaven stand ontw.begr. 1996
4 843
4 843
1994
397 718
397 718
1995
482 520
1 972
484 492
1996
524 082
2 741
526 823
1997
446 418
3 281
2 000
50 000
501 699
1998
362 182
3 820
2 000
125 000
493 002
1999
277 916
6 974
2 000
175 000
35 000
496 890
2000
216 873
6 619
2 000
200 000
35 000
460 492
na 2000
262 450
199 167
180 000
650 000
50 000
1 341 617
* Het deel van de verplichtingen dat waarschijnlijk niet tot betaling komt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
85
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Mutatie 1 (IFC)
1995
1996
1997
1998
1999
524 019
557 273
546 881
548 941
538 830
– 1 464
– 1 220
8 054
Mutatie 2 (Wereldbank)
– 35 000
Mutatie 3 (Reg.ontw. banken)
– 2 356
– 2 319
– 371
– 453
1 547
Mutatie 4 (Spec.fondsen)
– 12 552
– 13 026
– 45 470
– 30 615
– 13 359
Mutatie 5 (IDA)
– 23 157
– 13 884
– 7 395
10 129
– 30 128
484 490
526 824
501 699
493 002
496 890
Stand ontw.begr. 1996
2000
397 718
460 492
c. De toelichting bij de cijfers Verplichtingen
Mutatie 1 (Wereldbank) De in de begroting 1995 opgenomen stelpost voor 1998 in verband met een eventuele toekomstige kapitaalverhoging is in de begroting 1996 verschoven naar 1999. Aangezien de Wereldbank over voldoende kapitaal beschikt om het uitleenprogramma voor de komende jaren te financieren, wordt aangenomen dat een kapitaalverhoging niet voor 1999 is te verwachten. Mutatie 2 (Regionale ontwikkelingsbanken) Behoudens een koersverschil wordt de mutatie veroorzaakt door de verschuiving van de kapitaalverhoging van de AfDB van 1995 naar 1996 (f 8 mln.). Mutatie 3 (Speciale fondsen van regionale ontwikkelingsbanken) De mutatie 1995 wordt verklaard door een koersverschil bij de AfDF. Uitgaven
Mutatie 1 (IFC) De mutaties 1995 en 1996 hebben betrekking op een wijziging in de wisselkoers. De mutatie 1997 ontstaat doordat het betalingsschema met e´e´n jaar is verschoven, omdat in 1994 geen betalingsverzoek van het IFC is ontvangen. De laatste termijn zal niet, zoals bij begroting 1995 werd verwacht, in 1996 maar, als gevolg van de verschuiving, in 1997 plaatsvinden (f 8,1 mln). Mutatie 2 (Wereldbank) In de uitgavenramingen is voor 1999 en 2000 een stelpost opgenomen, gelijk aan de laatste betaling aan de Wereldbank in 1993, ten behoeve van een mogelijke Nederlandse deelneming aan een eventuele toekomstige kapitaalverhoging in 1999. De in de begroting 1995 geraamde uitgaven
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
86
schuiven net als de verplichtingen met e´e´n jaar op in verband met de uitgestelde kapitaalverhoging, waardoor de geraamde uitgaven in 1998 vervallen (–f 35 mln.).
Mutatie 3 (Regionale ontwikkelingsbanken) Behoudens koersverschillen wordt de mutatie verklaard door de verschuiving van de kapitaalverhoging van de AfDB van 1995 naar 1996. Hierdoor vervalt de geraamde betaling in 1997 (–f 2 mln.) en vindt de laatste betaling plaats in 2000 (+ f 2 mln.). Mutatie 4 (Speciale fondsen) Behoudens koersverschillen wordt de mutatie wordt verklaard door de van AsDF en AfDF ontvangen gewijzigde verzilveringsschema’s van uitstaande promessen. Mutatie 5 (Internationale Ontwikkelingsassociatie) Behoudens koersverschillen worden de mutaties verklaard door lagere betalingen. In het van de IDA ontvangen verzilveringsschema komt de lagere geschatte kasbehoefte van deze instelling tot uitdrukking. d. De onderverdeling in artikelonderdelen In de onderstaande tabellen zijn de meerjarencijfers op artikelonderdeelniveau gespecificeerd. De onderverdeling naar artikelonderdelen van de verplichtingen (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
1. Int.Fin.maatsch. (IFC) 2. Wereldbank 3. Mult.Agentschap voor Inv.garanties (MIGA) 4. Reg.ontw.banken 5. Spec. fondsen van reg. ontw.banken 6. Intern.Ontw.ass. (IDA)
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 120 000
0 0
6 0
0 25 354
0 8 000
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
199 220 0
180 000 0
0 1 200 000
0 0
0 0
0 0
Totaal
6
224 574
188 000
1 200 000
0
120 000
0
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
0 0
7 810 0
8 054 0
8 054 0
0 0
0 35 000
0 35 000
1. Int.Fin.Maatsch. (IFC) 2. Wereldbank 3. Mult.Agentschap voor Inv.garanties (MIGA) 4. Reg.ontw.banken 5. Spec.fondsen van reg.ontw. banken 6. Intern.Ontw.ass.(IDA)
0 404
0 1 897
0 2 740
0 5 080
0 5 619
0 5 619
0 5 264
44 966 352 348
76 575 398 208
77 714 438 316
66 551 422 014
83 515 403 868
85 206 371 065
81 3.06 338 922
Totaal
397 718
484 490
526 824
501 699
493 002
496 890
460 492
De economische codering is 84.23 en de functionele codering 01.53.
1. IFC In de raming is geen verplichting inzake een nieuwe kapitaaldeelneming opgenomen, omdat naar verwachting geen kapitaaluitbreiding nodig is.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
87
De uitgaven in 1995 t/m 1997 hebben betrekking op de in 1993 geratificeerde Nederlandse bijdrage aan de algemene kapitaalverhoging.
2. Wereldbank De nieuwe kapitaalverhoging van de Wereldbank wordt voor 1999 geraamd. Dit zal vanaf 1999 tot uitgaven leiden. 3. MIGA In de raming is geen verplichting inzake een nieuwe kapitaaldeelneming opgenomen, omdat naar verwachting geen kapitaaluitbreiding nodig is. De uitgavenraming is op nihil gesteld, aangezien verondersteld wordt dat niet om verzilvering van de gedeponeerde promessen wordt verzocht. 4. Regionale ontwikkelingsbanken De verplichtingen voor 1995 omvatten de AsDB (AKV-IV) (f 9,2 mln.) en IDB-8 (f 16,1 mln.). De verplichtingen 1996 betreffen de AfDB-V (f 8,0 mln.). De uitgaven hangen samen met deze en eerdere kapitaalverhogingen. 5. Specifieke fondsen van regionale ontwikkelingsbanken De verplichtingenraming voor 1995 betreft AfDF-VII (f 178,3 mln.) en FSO-8 (f 20,9 mln.). De verplichtingenraming 1996 betreft AsDF-VII (f 180,0 mln.) De uitgaven hangen met deze en eerdere verplichtingen samen. 6. Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA) In de meerjarencijfers is voor 1997 een verplichting voorzien van f 1,2 mld. in verband met de veronderstelde deelneming in de Elfde Middelenaanvulling. In de ramingen wordt uitgegaan van handhaving van de Nederlandse bijdrage ten opzichte van de Tiende Middelenaanvulling. De uitgaven hebben betrekking op deze en eerdere middelenaanvullingen. 03.05. Garanties inzake deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken en garanties aan de EIB
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel betreft garanties inzake: 1. deelnemingen van de Staat in het kapitaal van ontwikkelingsbanken en MIGA; 2. overeenkomsten van borgtocht met de EIB betreffende kredietverlening aan ontwikkelingslanden. De deelnemingen in het kapitaal van ontwikkelingsbanken hebben betrekking op vol te storten en niet vol te storten aandelen. De vol te storten aandelen (paid-in capital) worden geraamd en verantwoord op uitgavenartikel 03.04 (betalingsverplichtingen en uitgaven). Op uitgavenartikel 03.05 wordt de garantie van de Staat inzake niet vol te storten aandelen geraamd en verantwoord (garantiekapitaal of callable capital). Slechts indien de banken in ernstige financie¨le problemen zouden komen, kan om storting van het garantiekapitaal worden gevraagd. Om deze reden worden de uitgaven pro-memorie geraamd. De uitgaven komen ten laste van de systematiek van het OS-plafond. De deelnemingen in het kapitaal van de Internationale Financieringsmaatschappij, de bijdrage aan de speciale fondsen van regionale ontwikelingsbanken en de bijdrage aan de Internationale Ontwikkelingsassociatie worden volgestort en kennen derhalve geen garantiekapitaal. De garantie inzake de overeenkomst van borgtocht met de Europese Investeringsbank betreft leningen die verstrekt worden aan de Afrikaanse, Caraı¨bische en Stille-Zuidzeelanden (ACP-landen) en de landen en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
88
gebieden overzee (LGO) vallende onder de Overeenkomsten van Lome´. Voor de kredietverlening uit eigen middelen van de EIB aan de ACP-en LGO-landen zijn garantieregelingen met de lidstaten van de EU afgesloten. De lidstaten staan garant voor de terugbetaling van de leningen naar rato van hun deelneming in het kapitaal van de EIB.
b. De cijfers Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
1 206 971
0
0
3 880 000
0
Mutatie 1 (Reg.Ontw.Banken)
– 120 000
120 000 – 3 880 000
3 880 000
0
0
3 880 000
0
1999
2000
0
0
Mutatie 2 (Wereldbank) Mutatie 3 (valuta–aanpassing) Stand ontw.begr. 1996
2000
243 884 10 132
1 086 971
363 884
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000)
Stand ontw.begr. 1995
1994
1995
1996
1997
1998
0
0
0
0
0
0
0
0
Mutatie (EIB-Lome´) Stand ontw.begr. 1996
1 013 2 413
1 013
c. De toelichting bij de cijfers Verplichtingen
Mutatie 1 (Reg.Ontw.Banken) De garantieverplichting 1995 van f 120 mln. is verschoven naar 1996 in verband met uitstel van de veronderstelde kapitaalverhoging bij de Afrikaanse Ontwikkelingsbank (AfDB). De uit dezelfde kapitaalverhoging voortvloeiende betalingsverplichtingen en uitgaven worden verantwoord op artikel 03.04. Mutatie 2 (Wereldbank) Voor de Wereldbank wordt verwacht dat een kapitaalverhoging niet voor 1999 zal plaatsvinden (zie ook artikel 03.04). Mutatie 3 (valuta-aanpassing) Als gevolg van een gewijzigde dollarkoers (f 1,60 in 1995 en f 1,65 in 1996 t/m 2000) is het uitstaande risico ultimo 1995 en 1996 aangepast (bij ontwerp-begroting 1995 werden reeds valuta-aanpassingen geraamd voor 1995, zodat deze mutatie een wijziging is op de voorgaande).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
89
Uitgaven
Mutatie (EIB-Lome´) De uitgaven 1994 en 1995 hebben betrekking op betalingen aan de EIB inzake de garantie-overeenkomsten betreffende Lome´. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdelen
Garanties inzake: 1. deelneming in kapitaal: a. Wereldbank b. MIGA c. Regionale Ontw.banken 2. Overeenkomsten van borgtocht EIB-Lome´ Totaal
Verplichtingen
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
1994
1995
1996
econ.
funct.
0 0 0
200 906 939 885 126
200 906 939 162 039
0 0 0
0 0 0
0 0 0
54.42 54.42 54.12
01.53 01.53 01.53
10 132
632
0
2 413
1 013
0
54.12
01.53
10 132 1 086 971
363 884
2 413
1 013
0
e. Overige gegevens De garanties In het onderstaande overzicht is bij de instellingen geen regel garantieplafond opgenomen. Voor de garanties aan IBRD, MIGA en de regionale ontwikkelingsbanken komt het garantieplafond overeen met het niet vol te storten Nederlandse aandeel in een kapitaaldeelneming. Voor genoemde garanties geldt, evenals voor de garantie-overeenkomsten EIB-Lome´, dat het plafond niet aan een jaarlijks (structureel) maximum is gebonden maar bepaald wordt door de individueel af te sluiten overeenkomst met de instellingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
90
Overzicht risico–ontwikkeling (x f 1 000) met betrekking tot garantie–overeenkomsten van het Rijk
1a. Wereldbank (IBRD) Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Valuta-aanpassing Risico per 31 december 1b. MIGA Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Valuta-aanpassing Risico per 31 december 1c. Reg.ontw.banken (ROB) Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Valuta-aanpassing Risico per 31 december 2. EIB–Lome´ Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Valuta-aanpassing Risico per 31 december
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
7 798 765
6 971 836
6 428 989
6 629 894
– 826 929 6 971 836
– 542 848 6 428 989
200 906 6 629 894
6 629 894
36 440
32 576
30 040
30 979
30 979
30 979
30 979
– 3 864 32 576
– 2 536 30 040
939 30 979
30 979
30 979
30 979
30 979
747 353
668 109
1 345 244
1 507 283
1 507 283 1 507.28.3
1 507 283
– 79 244 668 109
729 157 – 52 021 1 345 244
120 000 42 039 1 507 283
1 507 283
1 507 283 1 507 283
1 507 283
104 079
103 862
88 976
75 284
63 767
52 722
42 210
8 968 10 132 – 1 382 103 862
12 602
12 414
11 517
11 045
10 512
9 362
– 2 285 88 976
– 1 277 75 284
63 767
1 52 722
42 210
–1 32 858
6 629 894 6.62.9 894 10 509 894 3 880 000 6 629 894 105 09 894 10 509 894
03.06. Vervallen 03.07. Garanties aan De Nederlandsche Bank
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel heeft betrekking op een aantal garantie-overeenkomsten tussen de Staat en De Nederlandsche Bank NV (DNB). Het betreft de volgende overeenkomsten. 1. Garantie-overeenkomst tussen de Staat en DNB inzake de Nederlandse deelneming in het Internationale Monetaire Fonds (IMF). In de in 1980 gesloten overeenkomst tussen de Staat en DNB met betrekking tot de Nederlandse deelneming in het IMF is een garantieregeling afgesproken. Deze houdt in dat de Staat eventuele verliezen van DNB, geleden uit hoofde van haar beheer van de deelneming, zal vergoeden. 2. Garantie-overeenkomst in verband met de bemoeienissen van de Bank in de geschillenbeslechting tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Islamitische Republiek Iran. Krachtens een in 1981 gesloten overeenkomst staat de Staat garant voor schades die DNB eventueel zal oplopen als gevolg van haar rol in de regeling voor de geschillenbeslechting tussen de Verenigde Staten en Iran. 3. Met ingang van 1-1-1995 is de garantie inzake de deelneming in het kapitaal van de Europese Investeringsbank (EIB) overgeheveld naar artikel 03.14. 4. Garantie-overeenkomsten tussen de Staat en DNB voor het Nederlandse aandeel in de via de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) te verstrekken kredietfaciliteiten. Hieraan ligt geen overeenkomst ten grondslag; het betreft incidentele overeenkomsten die met DNB gesloten worden. Dit artikelonderdeel opent de mogelijkheid tot garantieverlening aan DNB met
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
91
het oog op deelneming door DNB in via de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) te verstrekken kredietfaciliteiten. De BIB stelt incidenteel overbruggingskredieten ter beschikking aan centrale banken van landen met betalingsmoeilijkheden. De kredietfaciliteiten worden verleend voor risico van een aantal deelnemende centrale banken, waaronder DNB. Garantieverlening door de Staat aan DNB is noodzakelijk om te voldoen aan het in artikel 16, lid 1 van de Bankwet 1948 bepaalde, namelijk dat het haar verboden is krediet in blanco te verstrekken. De garantieverlening betreft alle verliezen die DNB zou lijden uit hoofde van haar deelneming in de BIB-faciliteiten. 5. Garantie-overeenkomst voor het Nederlandse aandeel in de via het IMF te verstrekken bruglening aan Zambia. Aan dit artikelonderdeel ligt geen overeenkomst ten grondslag. Het gaat om een incidentele overeenkomst met DNB. De lening wordt aangegaan en vervolgens afgelost binnen het tijdbeslag van de vergadering van de Executive Board van het IMF over voltooiing van het rechtenprogramma van Zambia. Dit nieuwe artikelonderdeel is ingevoegd bij eerste suppletore wet 1995. 6. Het artikelonderdeel inzake de garantie-overeenkomsten in verband met leningen van DNB aan Oekraı¨ne, Georgie¨, Moldavie¨ en Armenie¨ is komen te vervallen.
b. De cijfers Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995
1996
1997
1998
1999
2000
0
0
0
0
0
2000
0
1e suppletore wet 1995 Stand ontw.begr. 1996
1995
600 000 0
600 000
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie eerste suppletore wet 1995 Het garantieplafond voor DNB-deelneming in BIBoverbruggingskredieten van structureel f 250 mln is incidenteel in 1995 verhoogd naar f 475 mln. in verband met kredietfaciliteiten voor Mexico en Argentinie¨. Ook is met DNB incidenteel een garantie-overeenkomst afgesloten voor f 125 mln. in verband met een via de IMF te verstrekken bruglening aan Zambia. De uitgaven van dit garantie-artikel zijn pro memorie geraamd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
92
d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdelen
Verplichtingen
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
1994
1995
1996
econ.
funct.
1. Garantie inzake IMF 2. Garantie inzake VS-Iran 3. Garantie EIB (overgeheveld naar 03.14) 4. Garantie inzake BIB 5. garantie inzake IMF-Zambia 6. Garantie inzake leningen
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
54.13 54.13
01.43 01.40
0 0 0
475 000 125 000 0
0 0 –
0 0 0
0 0 0
0 0 –
54.13 54.13 54.13
01.43 01.40 01.40
Totaal
0
600 000
0
0
0
0
e. Overige gegevens De garanties In onderstaand garantie-overzicht ontbreken de garanties inzake VS-Iran (artikelonderdeel 2) en inzake leningen aan Oekraı¨ne, Georgie¨, Moldavie¨ en Armenie¨ (artikelonderdeel 6). In beide gevallen is het uitstaande risico ultimo 1994 nihil en worden er geen nieuwe garanties voorzien. Het garantie-overzicht inzake het garantiekapitaal EIB (artikelonderdeel 4) is in verband met de overheveling van het artikelonderdeel naar artikel 03.14 aldaar opgenomen. In onderstaand overzicht kan, gelet op de grote onzekerheden, geen raming worden gegeven van het uitstaan risico bij de artikelonderdelen 4 en 5. Overzicht risico-ontwikkeling (x f 1 000) met betrekking tot garantie-overeenkomsten van het Rijk 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
1. DNB-IMF Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Valuta–aanpassing Risico per 31 december
14 247 945 0 0 – 648 359 13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
13 599 586
4. DNB-BIB Garantieplafond Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Valuta-aanpassing Risico per 31 december
50 000 0 0 0 0 0
475 000 0 475 000 475 000
250 000
250 000
250 000
250 000
250 000
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
5. DNB-IMF Zambia Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Valuta-aanpassing Risico per 31 december
19 166 19 166 0 0 0
0 125 000 125 000
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
0
0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
93
Garantieplafond In het overzicht is alleen bij DNB-BIB het garantieplafond vermeld (f 50 mln. in 1994 en f 475 mln. in 1995 en f 250 mln. vanaf 1996). Het garantieplafond biedt de mogelijkheid tot dit maximum (veelal zeer kortlopende) garanties tegelijkertijd aan DNB te verstrekken; nadat de (oude) garanties zijn vervallen kunnen wederom, tot het bereiken van het plafond, (nieuwe) garanties worden verleend. Een eventuele garantieverlening wordt ingeval het garantieplafond wordt overschreden in een suppletore begroting opgenomen. In de artikelsgewijze toelichting van de slotwet/ rekening wordt in geval van garantieverlening onder het plafond nadere informatie verstrekt over de garantieverlening in het afgelopen begrotingsjaar. Voor de overige garantieposten is geen garantieplafond opgenomen. Hiervoor geldt, evenals bij uitgavenartikel 03.05, dat het plafond wordt bepaald door de individueel per instelling af te sluiten overeenkomst. 03.08. Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Het EU-mechanisme voor financie¨le ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten, is in het leven geroepen om bijstand te geven aan EG-partners met betalingsbalansmoeilijkheden. Op 24 juni 1 988 is er een nieuw geı¨ntegreerd kredietmechanisme ingesteld waarin de Gemeenschapslening en het middellange-termijnkredietmechanisme zijn samengevoegd. Leningen uit hoofde van het nieuwe geı¨ntegreerde mechanisme worden in principe conform de oude Gemeenschapslening op de kapitaalmarkt of bij financie¨le instellingen gefinancierd. De mogelijkheid van financiering uit de begroting van lidstaten, functioneert als vangnet voor het geval marktfinanciering niet op bevredigende voorwaarden mogelijk is. Met de toetreding van Noorwegen, Zweden, Finland en Oostenrijk is de maximale Nederlandse bijdrage verlaagd tot ECU 808 mln. (f 1 664,5 mln.).
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 84.12 respectievelijk 01.43.
c. De garanties Er is geen garantie-overzicht opgenomen. Het uitstaand risico ultimo 1994 is nihil. De garantieverplichtingen voor 1995 en volgende jaren zijn pro memorie geraamd. Het garantieplafond bedraagt f 1 664,5 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
94
03.09. Vervallen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel had betrekking op de Nederlandse deelneming in het kapitaal van de Europese Investeringsbank (EIB). Met ingang van de tweede suppletore begroting 1995 is dit artikel met terugwerkende kracht tot 1-1-95 overgeheveld naar artikel 03.13.
b. De cijfers De aangegane verplichtingen waren in 1994 nihil. De uitgaven bedroegen in dat jaar f 11 451 000. 03.10. Exportkredietverzekering
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Grondslag van dit artikel vormt de ministerie¨le beschikking nr. 183/ 11 988 d.d. 14 juni 1983 (Stcrt. 1983, 132), aangepast op 19 maart 1991 (Stcrt. 1991, 60). Op grond van deze beschikking kan de Minister van Financie¨n aan kredietverzekeringsmaatschappijen toestemming geven om verzekeringen en garanties tegen betaling van premies bij de Staat te herverzekeren. Het betreft de herverzekering van import- en exportgaranties en koersrisico’s verbonden aan het goederen- en dienstenverkeer met het buitenland. De uitvoering van de beschikking verzorgt de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij N.V. (NCM) in samenwerking met De Nederlandsche Bank N.V. De samenwerking met de NCM is gebaseerd op een overeenkomst van 19 december 1988, aangepast op 20 maart 1991. Het doel van de faciliteit is de bevordering van de Nederlandse export door middel van herverzekering van niet op de particuliere markt verzekerbare risico’s. Slechts hier te lande gevestigde ondernemingen komen in aanmerking voor deze verzekeringsfaciliteit. De vormgeving en organisatie van de faciliteit kan zich onder invloed van de totstandkoming van een gemeenschappelijke EU-markt wijzigen. De uitgaven van de exportkredietverzekering bestaan uit schadeuitkeringen en een jaarlijkse kostenvergoeding aan de NCM. De kostenvergoeding aan de NCM geschiedt op basis van een driejaarlijkse regeling. Het overleg voor de periode 1996 tot en met 1998 is gaande. Daarbij zal gebruik gemaakt worden van de resultaten van een interne evaluatie naar de kostenvergoedingssystematiek. Zie ook het evaluatieprogramma in bijlage 10. De ontvangsten worden gevormd door verzekeringspremies en schaderestituties. De schaderestituties zijn ontvangsten uit met debiteurenlanden of individuele debiteuren overeengekomen schuldenregelingen of te laat ontvangen verschuldigde bedragen (hoofdsom en rente). Zie het ontvangstenartikel 03.06. Het te voeren beleid is gericht op het verkrijgen van evenwicht tussen uitgaven en ontvangsten bezien over een langere periode. Om dat doel te bereiken wordt het geldende beleid voortgezet dat is gebaseerd op een drietal uitgangspunten: actief landenbeleid, strikt acceptatiebeleid en veel aandacht voor recuperatie van schulden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
95
b. De cijfers Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 mld). t/m 1993
1994
Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
53,3
18,5
1995
1996
1997
1998
1999
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
2000
2000
25,0
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
465 000
385 000
385 000
385 000
385 000
1e suppl.wet 1995
– 70 000 700
700
700
700
385 700
385 700
385 700
385 700
Prijsbijstelling Mutatie (lagere schades) Stand ontw.begr. 1996
– 50 000
836 084
345 000
385 700
c. De toelichting bij de cijfers Verplichtingen Van de verplichtingenraming van in totaal f 25 mld. betreft f 35,7 mln. een betalingsverplichting voor de NCM-kostenvergoeding. Hiervoor geldt verplichtingen = kas. Het restant van de verplichtingenraming (f 24,96 mld) heeft betrekking op de garantieverlening door de Staat. Een kas-verplichtingenmatrix is niet opgenomen, omdat het onmogelijk vooraf is in te schatten welk deel van de verplichting tot schade komt. De uitgavenraming heeft dan ook meerjarig het karakter van een stelpost.
Uitgaven Op 4 juni 1994 is met Rusland in het kader van de Club van Parijs een tweede schuldenregeling afgesloten inzake achterstalligheden en verplichtingen die in de loop van 1994 vervallen. De bilaterale regeling terzake is afgesloten. In juni 1995 is in het kader van de Club van Parijs voor 1995 een (derde) regeling met Rusland afgesloten. De bilaterale regeling terzake wordt voorbereid. Met Iran is een bilaterale schuldenregeling inzake achterstalligheden en verplichtingen die in de loop van 1994 vervallen afgesloten. Op 1 juni 1994 is er in het kader van de Club van Parijs een schuldenregeling met Algerije afgesloten inzake achterstalligheden en verplichtingen die vervallen in 1994 en het eerste kwartaal van 1995. De betreffende bilaterale regeling is inmiddels afgesloten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
96
In de ramingen van de uitgaven en ontvangsten voor 1995 en volgende jaren zijn de effecten van deze schuldenregelingen meegenomen.
Mutatie eerste suppletore wet 1995 Bij Voorjaarsnota zijn de ramingen van de uitgaven 1995 ten opzichte van de begroting van 1995 met f 70 miljoen verlaagd en van de ontvangsten met f 50 miljoen verhoogd. Dit wordt veroorzaakt door lagere schaden en doordat de schuldenregelingen door een aantal belangrijke landen goed worden nageleefd (m.n. Argentinie¨, Egypte, Iran, Peru en Polen). Mutatie (lagere schades) De uitgavenraming wordt opnieuw verlaagd met f 50 mln. door een onverwachte betaling van Argentinie¨. Bij de ontvangsten blijkt dat ook andere landen beter dan verwacht hun verplichtingen nakomen. In juli 1995 is de eerste substantie¨le betaling uit Rusland ontvangen. Hierdoor kan de ontvangstenraming wederom positief worden bijgesteld. Zie ontvangstenartikel 03.06. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en de functionele codering Artikelonderdeel
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
econ.
Kostenvergoeding NCM Schade-uitkeringen
30 702 805 382
35 000 310 000
35 700 350 000
12.1 51.4
Totaal
836 084
345 000
385 700
funct.
11.1
e. Overige gegevens De garanties Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de geraamde garantieverplichtingen op dit artikel. Gelet op de grote onzekerheden kan geen raming worden gegeven van de te vervallen garanties. Overzicht risico-ontwikkeling m.b.t. garantieovereenkomsten van het Rijk (x f 1 mld.) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
geraamde garanties
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
uitstaand risico per 1 januari
53,3
52,7
vervallen of te vervallen garanties
19,1
verleende of te verlenen garanties
18,5
25,0
25,0
25,0
25,0
25,0
uitstaand risico per 31 december
52,7
25,0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
97
Volume- en prestatiegegevens 1. Ontwikkeling uitstaand obligo Grafiek 1 beoogt inzicht te geven in de ontwikkeling van de voor rekening van de Staat voorlopige en definitieve garanties. Uit de grafiek blijkt dat de stijging van het uitstaande obligo in de laatste vijf jaar vooral betrekking heeft op de dekkingstoezeggingen. Alleen in 1994 daalt het aantal dekkingstoezeggingen, terwijl het obligo van definitieve polissen met f 2,4 mld. stijgt. Met de dekkingstoezeggingen verplicht de Staat zich – indien het risico niet verslechtert – tot polisafgifte over te gaan indien een contract tot stand komt. Deze dekkingstoezeggingen leiden niet in alle gevallen tot een verzekeringspolis en daarmee tot een budgettair risico voor de Staat. Zeker wat betreft de dekkingstoezeggingen ontbreekt dus een directe relatie met de geraamde uitgaven. De verdeling van het obligo over de verschillende landenklassen is in de slotwet 1994 opgenomen. Grafiek 1. Ontwikkeling voorlopige en definitieve garanties
2. Ontwikkeling obligo naar werelddeel Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de ontwikkeling van het obligo verdeeld over de verschillende werelddelen. Grafiek 2. Ontwikkeling obligo naar werelddeel
Uit deze grafiek blijkt dat het aandeel van het Midden-Oosten in het totale obligo de laatste jaren is gestegen. Het obligo Midden-Oosten
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
98
bestaat overigens voor het grootste deel uit dekkingstoezeggingen waarvan niet zeker is of en zo ja in welke mate zij tot polisafgifte zullen leiden. Het aandeel van Azie¨ en Oceanie¨ is met name het afgelopen jaar gestegen. Het relatieve belang van herverzekeringen die betrekking hebben op meerdere landen (omzetpolissen) is – na een gestage toename in de jaren tachtig – afgenomen.
3. Verzekeringsresultaat Voor een cijfermatig overzicht van de uitkomsten van de exportkredietverzekering vanaf 1 932 wordt verwezen naar de slotwet 1994. Onderstaande tabel geeft inzicht in de ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten als ook in het verzekeringsresultaat vanaf 1994. Resultaat Exportkredietverzekering (x f 1 mln.) 1993
Uitgaven Ontvangsten Saldo
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Begr.
Uitk.
Begr.
Uitk.
Begr.
V.U.
Begr.
Begr.
Begr.
Begr.
Begr.
571 420
701 537
463 468
836 508
464 415
395 560
386 470
386 420
386 420
386 420
386 420
– 151
– 164
+5
– 328
– 50
+ 165
+ 84
+ 34
+ 34
+ 34
+ 34
Het positieve resultaat voor rekening van de Staat is naar verwachting f 165 miljoen in 1995 en f 84 mln. in 1996 met name door een verbeterd terugbetalingsgedrag van debiteurenlanden. Ook op de langere termijn wordt een positief resultaat verwacht. Zoals bekend is echter het ramen van uitgaven en ontvangsten bij de exportkredietverzekering, vooral op langere termijn, met grote onzekerheden omgeven.
4. Ramingsmethodiek Naar aanleiding van het door de Tweede Kamer gehouden begrotingsonderzoek IXB op 29 september 1994 is de ramingsmethodiek nader bezien. Resultaat daarvan is dat, gezien het verbeterde terugbetalingsgedrag, een meer behoedzame raming dan de huidige voor de komende jaren mogelijk te pessimistisch is. Dat laat onverlet dat onverwachte incidentele tegenvallers altijd mogelijk blijven. Het voorspellen van landenrisico’s op langere termijn is een zeer moeilijke opgave. Uitgangspunten bij de huidige ramingsmethodiek zijn de volgende: a. Raming van de uitgaven – De NCM-kostenvergoeding is op basis van afspraken vrij nauwkeurig te ramen. Er is een variabele factor die samenhangt met de premie-opbrengst. – De schades uit hoofde van polissen met een kredietduur van minder dan 1 jaar zijn nauwelijks te ramen. Hiervoor wordt een jaarlijkse stelpost van f 50 mln. opgenomen. – Met betrekking tot de schades uit hoofde van polissen met een kredietduur van meer dan 1 jaar wordt, zodra een schade onder een polis optreedt, alle nog te vervallen termijnen onder die polis als schade in de meerjarenramingen meegenomen. – Bij polissen die koersrisicodekking geven wordt uitgegaan van de vigerende wisselkoersen en de daaruit voortvloeidende dreigende schades worden aangepast naarmate koersen zich wijzigen. – Afhankelijk van de omvang van ingeschatte onzekerheden wordt nog een bedrag bijgeteld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
99
b. Raming van de ontvangsten – De premies worden geraamd op basis van ervaringscijfers. Incidentele grote polissen kunnen tot fluctuaties aanleiding geven. – De provenuen worden zoveel mogelijk geraamd op basis van de verplichtingen onder de lopende schuldenregelingen en op basis van een behoedzame inschatting inzake de naleving van die regelingen.
5. Uitvoeringskosten De uitvoering van de regeling Exportkredietverzekering is in belangrijke mate uitbesteed aan de NCM. De NCM ontvangt hiervoor een jaarlijkse kostenvergoeding. Deze bedroeg f 30,7 mln in 1994. De uitvoeringskosten voor het Ministerie van Financie¨n zijn circa f 1,5 mln. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de begroting 1994. 03.11. Wet Herverzekering Investeringen 1969
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De uitgaven van dit artikel vinden hun grondslag in de Wet Herverzekering Investeringen 1969. In 1994 en 1995 is het beroep op de regeling sterk toegenomen. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de privatisering van (semi-)staatsinstellingen in verschillende ontwikkelingslanden. Dit trekt buitenlandse investeerders aan om deel te nemen in het kapitaal van deze instellingen. De risico’s voor de investeringen worden uit hoofde van de WHI herverzekert bij de Staat. Thans vindt besluitvorming plaats over verdere ophoging van het garantieplafond. Het saldo van uitgaven en ontvangsten komen ten laste van het plafond voor ontwikkelingssamenwerking en zijn vooralsnog pro memorie geraamd.
b. De cijfers Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) t/m 1993
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
250 000
250 000
250 000
250 000
250 000
Mutatie (beroep)
31 000
250 000
250 000
250 000
250 000
250 000
2000
Stand ontw.begr. 1996
3 613 000
1994
104 530
281 000
2000
Opbouw van de uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
De bij dit artikel behorende econonomische en functionele codering luidt 54.4 respectievelijk 01.54.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
100
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie (beroep) Als gevolg van het toegenomen beroep op de WHI-regeling is de verplichtingenraming inmiddels met f 31 mln. overschreden. Thans worden in afwachting van besluitvorming geen nieuwe garanties afgegeven. d. Overige gegevens De garanties Gelet op de grote onzekerheden kan in onderstasand overzicht geen raming worden gegeven van het uitstaand risico. Overzicht risico–ontwikkeling met betrekking tot garantieovereenkomsten van het Rijk (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
garantieplafond
250 000
250 000
250 000
250 000
250 000
250.0.00
250 000
uitstaand risico per 1 januari
361 300
458 778
250 000
250 000
250 000
250 000
250 000
vervallen of te vervallen garanties
7 052
verleende of te verlenen garanties
104 530
uitstaand risico per 31 december
458 778
281 000
03.12. Vervallen 03.13. Deelneming in het kapitaal van Europese banken
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel betreft de Nederlandse deelneming in het kapitaal van de Europese Investeringsbank (EIB) en de Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD). Tot en met het begrotingsjaar 1994 zijn de verplichtingen en uitgaven van de EIB geraamd en verantwoord op artikel 03.09. Vanaf de ontwerpbegroting 1995 zijn de EIB-cijfers samengevoegd met de EBRD-cijfers, die reeds op dit artikel werden verantwoord. De artikelomschrijving van het reeds bestaande artikel 03.13 is in verband hiermee aangepast. De ramingen hebben betrekking op betalingen door de Staat inzake de vol te storten aandelen (het zogenaamde paid-in capital). De openstaande betalingsverplichtingen komen, overeenkomstig de met de banken getroffen betalingsregeling, gespreid over een aantal jaren tot betaling. De Staat staat garant voor de niet volgestorte aandelen (callable capital of garantiekapitaal). De garantieverplichtingen en eventuele betalingen, die gedaan zouden moeten worden omdat de Banken in ernstige financie¨le problemen zouden zijn geraakt, komen tot uitdrukking op artikel 03.14. Ten laste van het artikel komen tevens de eventuele uitgaven die voortvloeien uit de verplichting de lidstaten om de waarde van het kapitaal van de EIB in termen van ECU’s constant te houden (de zogenaamde waardehandhavingsregeling).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
101
b. De cijfers Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 mld). t/m 1993
1994
Stand ontw.begr. 1995
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
11 505
Mutatie (EIB) Stand ontw.begr. 1996
2000
41 170
128 750
0
0
0
0
0
52 675
0
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Relatie verplichtingen en uitgaven (x f 1 000) t/m 1993 Verplichtingen stand ontw.begr. 1996
1994
128 750
Uitgaven stand ontwerpbegr. 1996
52 675
1994
43 586
43 586
1995
42 180
42 180
1996
21 140
21 140
1997
10 922
10 922
1998
10 922
10 922
1999
10 535
10 535
2000
10 535
10 535
na 2000
31 605
31 605
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontwerpbegroting 1995 Mutatie 1 (EIB) Mutatie 2 (EBRD) Stand ontwerpbegroting 1996
32 135
1995
1996
1997
1998
1999
43 795
11 505
11 505
11 505
11 505
– 424
– 583
– 583
– 583
– 970
– 1 191
10 218
42 180
21 140
10 922
10 922
10 535
2000
10 535
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
102
c. De toelichting bij de cijfers Verplichtingen
Mutatie (EIB) Als gevolg van de in 1990 geaccordeerde kapitaalverhoging is het geplaatste kapitaal van de EIB verdubbeld tot 57,6 mld.ECU. Het door de lidstaten te storten percentage van de kapitaalverhoging bedraagt 1,8%. In de verplichtingenraming 1999 is rekening gehouden met een nieuwe kapitaalverhoging (gelijk aan de voorgaande kapitaalverhoging met eenzelfde paid-in percentage; daarbij is ervan uitgegaan dat het Nederlandse aandeel zal dalen als gevolg van de nieuwe EU-toetreders). EBRD Bij de oprichting van de bank in 1991 is besloten dat het Nederlandse aandeel 2,48% (248 mln. ECU) bedraagt van het totale kapitaal van 10 mld. ECU. Hiervan moet 30% worden volgestort (paid-in capital=74 400 mln. ECU). De Staat staat garant voor de niet volgestorte aandelen (de overige 70% vormen het callable capital of garantiekapitaal). In 1997 wordt naar verwachting een nieuwe verplichting aangegaan in verband met een kapitaalverhoging. Ramingstechnisch wordt verondersteld dat dezelfde voorwaarden van toepassing zullen zijn als bij de verplichting in 1991 (30% paid-in capital, handhaving van de Nederlandse bijdrage en een soortgelijk betalingspatroon). In verband met de nog plaats te vinden besluitvorming over de financiering van deze kapitaalverhoging is de betreffende verplichting van f 160 mln. nog niet in de cijfers opgenomen. Uitgaven
Mutatie 1 (EIB) De betalingen van de vol te storten aandelen van de in 1990 geacordeerde kapitaalverhoging vinden van 1994 t/m 1998 plaats in tien halfjaarlijkse termijnen. De verplichtingenraming in 1999 leidt vanaf 1999 tot uitgaven. Mutatie 2 (EBRD) De ramingen hebben betrekking op betalingen door de Staat inzake de vol te storten aandelen (50% wordt contant betaald en 50% wordt betaald door middel van betalingspromessen). De in 1991 aangegane betalingsverplichting leidt op grond van het met de Bank overeengekomen verzilveringsschema van promessen tot betalingen in de jaren 1991 tot en met 1997. Het begrotingsbedrag 1996 bestaat uit het van de begroting van Economische Zaken (Oost-Europafaciliteit) overgehevelde bedrag van f 10 763 000 en een wisselkoersmutatie als gevolg van de daling van de ECU-koers (– f 545 000). Financiering verplichtingen EBRD
a. tot en met 1996: budget Oost-Europahulp (EZ) De financiering van de deelneming vindt tot en met 1996 plaats ten laste van het budget voor de hulp aan Oost-Europa; dit budget is begrotingstechnisch ondergebracht op uitgavenartikel 07.06 (Oost-Europafaciliteit) van de begroting van Economische Zaken. Vanuit dit artikel wordt de begroting van Financie¨n jaarlijks gevoed in verband met de betalingen aan de EBRD. b. vanaf 1997: nog niet in begroting IXB opgenomen cijfers Over de financiering van de Nederlandse deelneming van f 160 mln. in de voorziene kapitaalverhoging van de EBRD vindt besluitvorming
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
103
plaats in het kader van de herijking buitenlandbeleid. Vooralsnog zijn de uitgaven voor 1997 en volgende jaren pro memorie geraamd. Uitgaven deelneming EBRD (x f 1 mln.) 1996
1997
1998
1999
2000
– verplichting 1991 – verplichting 1997
10,2
5,1 20,4
25,5
30,7
30,7
Totale uitgaven
10,2
25,5
25,5
30,7
30,7
d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven en verplichtingen (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdelen
Verplichtingen
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
1994
1995
1996
econ.
funct.
1. EIB 2. EBRD
0 0
0 0
0 0
32 135
11 081 31 099
10 922 10 218
84.21 84.23
01.43 01.43
Totaal
0
0
0
32 135
42 180
21 140
03.14. Garantie inzake deelneming in het kapitaal van Europese banken
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel heeft betrekking op de garantie inzake de deelneming van de Staat in het kapitaal van de EIB en de EBRD. De deelneming in het kapitaal heeft betrekking op vol te storten aandelen en niet vol te storten aandelen. De vol te storten aandelen worden geraamd en verantwoord op uitgavenartikel 03.13; de niet vol te storten aandelen op uitgavenartikel 03.14. Slechts indien de banken in ernstige financie¨le problemen zouden komen, kan om storting van het garantiekapitaal worden gevraagd. Om deze reden worden de uitgaven pro memorie geraamd.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 mld) 1994 Stand ontw.begr. 1995
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
Mutatie (EIB) Stand ontw.begr. 1996
2000
2 981 405 0
0
0
0
0
2 981 405
0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
104
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie (EIB) De toename van het garantiekapitaal in 1999 hangt samen met de voor dat jaar voorziene kapitaalverhoging. De uitgaven van dit garantie-artikel zijn pro memorie geraamd.
d. Overige gegevens De garanties Overzicht risico–ontwikkeling (x f 1 000) met betrekking tot garantie–overeenkomsten van het Rijk
1. EIB Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Valuta-aanpassing Risico per 31 december 2. EBRD Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Valutap-aanpassing Risico per 31 december
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
6 118 925
6 038 645
5 905 834
5 821 062
5 821 062
5 821 062
8 802 467
– 80 280 6 038 645
– 132 811 5 905 834
– 84 773 5 821 062
5 821 062
5 821 062
8 802 467
8 802 467
375 915
370 983
362 824
357 616
357 616
357 616
357 616
– 4 932 370 983
– 8 159 362 824
– 5 208 357 616
357 616
357 616
357 616
357 616
2 981 405
EIB De mutatie in 1999 hangt samen met de voor dat jaar voorziene kapitaalverhoging. EBRD Het garantiekapitaal van de naar verwachting in 1997 door de EBRD nieuw aan te gane verplichting bedraagt f 373,2 mln. Gelet op de bij uitgavenartikel 03.13 genoemde reden in de loop van 1995 te nemen besluit over de financiering van de uitgaven (herijking buitenlandbeleid) is dit bedrag niet in bovenstaand schema opgenomen. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 54.42, respectievelijk 01.43.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
105
03.15 Vervallen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel is bij tweede suppletore begroting 1994 opgenomen in verband met een incidentele betalingsbalanssteun aan Oekraı¨ne. Dit artikel is met ingang van de begroting 1996 opgeheven.
b. De cijfers De aangegane verplichtingen en de uitgaven bedroegen in 1994 f 8,8 mln. De economische en functionele coderingen luiden respectievelijk 51.3 en 01.40.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
106
04.01. Personeel en materieel Belastingdienst
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Aan de Belastingdienst zijn ingevolge verschillende heffingswetten taken opgedragen met betrekking tot de heffing, inning en controle van belastingen, premies en rechten. Ter ondersteuning van het apparaat van de Belastingdienst is voor 1996 een bedrag van f 3 152,5 mln. geraamd.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
3 059 999
2 996 915
3 057 195
3 049 203
3 027 204
1e suppletore wet 1995
92 965
101 766
100 810
95 626
114 885
Loonbijstelling 1995
22 819
40 426
40 549
40 528
40 467
Prijsbijstelling
19 722
19 181
19 316
19 295
19 295
– 779
– 779
– 779
– 779
– 1 000
– 1 000
– 1 000
– 1 000
20 076
10 000
12 000
15 000
16 000
mutatie 4 (overboeking van 01.01)
2 000
2 000
2 000
2 000
2 000
mutatie 5 (fiscale wetsvoorstellen)
3 500
– 16 000
3 221 081
3 152 509
3 230 091
3 219 873
3 218 072
Stand ontw.begr. 1995
Mutatie 1 (kustwachtscentrum) Mutatie 2 (huisvesting) mutatie 3 (huisvesting)
Stand ontw.begr. 1996
2 931 153
2000
3 231 390
De overloop van de verplichtingen over de jaren heen is redelijk constant en bedraagt ca. f 100 mln. Om deze reden is slechts de tabel met de uitgavenraming opgenomen.
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie eerste suppletore wet In verband met de fysieke scheiding op Schiphol is structureel een bedrag van 26,4 mln. aan de begroting toegevoegd (216 FTE’s), voor de kosten inzake de Wet Waardering Onroerende zaken (f 44 mln. in 1995; f 39,4 mln. 1996; f 30,4 mln. 1997; f 14,4 mln. 1998; f 24,7 mln. vanaf 1999). Voorts zijn de uitvoeringskosten van een aantal fiscale maatregelen verwerkt. Het betreft «Student op eigen benen», de regulerende energieheffing, de schorsingsregeling motorrijtuigenbelasting 1994 (totaal 8,2 mln.). Tevens zijn enkele overboekingen verwerkt en de loonbijstelling voor het ABP-complex (f 32 mln. oplopend tot f 69 mln. in 1999). Mutatie 1 (Kustwachtcentrum) De mutatie betreft de overheveling van 9 formatieplaatsen van de Douane naar het Kustwachtcentrum, waarvan de aansturing vanaf 1996 door de Koninklijke Marine in Den Helder wordt gebundeld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
107
Mutaties 2 en 3 (huisvesting) Met betrekking tot de huisvesting zijn er verschillende mutaties te melden. Mutatie 2 is een overboeking naar de RGD in verband met huren van de Belastingdienst. De derde mutatie betreft een toevoeging van middelen aan het huisvestingsbudget in 1995 voor beveiliging, telefonische bereikbaarheid en verbetering van computerruimten en vanaf 1996 voor de uitbreiding Schiphol en Douane Rotterdam. Mutatie 4 (overboeking van 01.01) Deze mutatie betreft een technische overboeking van 01.01 in verband met het wijzigen van de verantwoording van apparaatskosten vanaf 1995. Mutatie 5 (uitvoeringskosten fiscale wetsvoorstellen) De mutatie heeft in 1995 betrekking op de incidentele uitvoeringskosten voor de afdrachtskorting. Het betreft uitgaven aan automatisering, voorlichting en aanpassing van formulieren. De structurele uitvoeringskosten worden bij Voorjaarsnota 1996 verwerkt. De verlaging in 1996 zijn vrijvallende uitvoeringskosten als gevolg van uitstel van het wetsvoorstel Van Slooten (boete-inspecteurs) naar 1 januari 1997. d. De onderverdeling in artikelonderdelen Het artikelonderdeel ambtelijk personeel omvat de loonkosten van actief personeel en de kosten van niet-actief personeel (langdurig zieken, personeel met ouderschapsverlof e.d.). Het artikelonderdeel overige personele uitgaven bevat de uitgaven aan inhuur van personeel (m.n. uitzendkrachten). Het artikelonderdeel materiele uitgaven omvat alle uitgaven die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het apparaat van de Belastingdienst, voorzover die niet tot de personeelscomponent behoren. De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdeel
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
econ.
1. ambtelijk personeel 2. overige personele uitgaven 3. materieel
2 056 819 15 941 858 393
2 118 249 27 964 1 074 868
2 137 791 16 463 998 255
11.0 11.3 12.1
Totaal
2 931 153
3 221 081
3 152 509
funct.
01.22
e. Overige gegevens Algemeen De besluitvorming omtrent de aanwending van de personele en materiele middelen vindt plaats als onderdeel van de planning- en controlcyclus. Jaarlijks formuleert de Directieraad in het Bedrijfsplan de doelstellingen voor het primair en ondersteunend proces in de planperiode, en geeft daarbij tevens de formatieve en financiele kaders aan (zowel voor de investeringen in automatisering, huisvesting en opleidingen, als voor de exploitatie-uitgaven van de divisies). Deze kaders zijn leidend voor de budgettoedeling welke in december plaatsvindt voor het komende jaar. Het financieel beheer is nagenoeg geheel gedecentraliseerd naar de directies. Het beheer van de personele uitgaven zal in 1996 van de directies worden gedecentraliseerd naar de eenheden. De eenheden
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
108
hebben dan integrale apparaatsbudgetten (personele en materiele uitgaven) ter beschikking, ter ondersteuning van integraal management. De Directieraad bespreekt kwartaalsgewijs de realisatie van de plandoelstellingen in samenhang met de budgetuitputting. Op basis van de realisatie in het eerste halfjaar worden zonodig de budgetten voor het tweede halfjaar bijgesteld. De planning- en controlcyclus wordt afgerond met het Beheersverslag resp. Financiele Verantwoording.
Personeel De raming van de personele uitgaven is gebaseerd op de Systematiek Nieuwe Integrale Personeelsbegroting (SNIP). De begrotingssterkte van de Belastingdienst is in bijlage 1 van dit begrotingshoofdstuk opgenomen. Ter nadere toelichting wordt hier de aansluiting met de formatie in de vorige ontwerpbegroting opgenomen. Opbouw begrotingssterkte vanaf de vorige ontwerpbegroting
Stand ontwerpbegroting 1995 Fysieke scheiding Schiphol Regulerende energieheffing Student op eigen benen Schorsing kenteken MRB Waardering Onroerende Zaken Geen schorsingsregeling BPM Korting Regeerakkoord 32-uursbanen Overboeking onderzoekspool DGFZ Overboeking Kunstwachtcentrum Overboeking voorlichter FIOD Overboeking VOF Overboeking IAB Stand ontwerpbegroting 1996
1995
1996
1997
1998
1999
28 780
28 695
28 670
28 550
28 430
216
216
216
216
24
24
24
24
18
18
18
18
60
25
25
25
25
– 26
– 26
– 26
– 26
– 26
– 25
– 25
– 25
– 25
– 25
– 180
– 190
– 205
– 205
– 10
– 15
– 15
– 15
–9
–9
–9
–9
–1
–1 –7 –1
–1 –7 –1
–1 –7 –1
–1 –7 –1
28 782
28 719
28 679
28 544
28 424
–5
–1
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
2000
28 424
109
Materieel Onderverdeling materie¨le uitgaven naar cluster 1994
1995
1996
huisvesting bureau communicatie reis- en verblijf personeelsontwikkeling bedrijfsmiddelen automatisering en kantoor machines overig
59 056 57 898 131 639 62 311 35 963 68 687 396 363 46 476
126 132 61 668 149 614 68 389 50 315 70 754 422 397 125 599
107 538 60 793 139 890 68 255 49 892 57 817 418 660 95 410
totaal
858 393
1 074 868
998 255
Per clusteronderdeel zijn de ramingen opgesteld aan de hand van de jaarplannen van de directies en aan de hand van de sectorplannen. Bij het opstellen van de ramingen wordt rekening gehouden met de realisaties en de beleidsontwikkelingen c.q. beleidsplannen. Voor aanschaffingen gelden specifieke aanschaffingsprogramma’s.
Huisvesting (f 107 mln.) De uitgaven welke onder dit cluster vallen hebben voornamelijk betrekking op onderhoudskosten, energiekosten en kosten voor schoonhouden van gebouwen waar de Belastingdienst in is gevestigd. Tevens worden op dit cluster huisvestingsmiddelen geraamd, die op de begroting van het Ministerie van Financien zijn vrijgemaakt omdat bij de Rijksgebouwendienst de noodzakelijke middelen ontbreken. Bij de start van de projecten worden de middelen naar de Rijksgebouwendienst overgeboekt en daar verantwoord. Overboekingen naar de RGD (gecumuleerd vanaf 1990)
De grafiek toont de bedragen die door de Belastingdienst worden overgemaakt aan de Rijksgebouwendienst in verband met de budgettaire tekorten bij de RGD. In 1990 zijn voor het eerst bedragen aan de RGD overgemaakt in verband met de afronding van de herstructurering van de Belastingdienst. Sindsdien nemen de overboekingen jaarlijks in omvang
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
110
toe. Samen met in eerdere jaren overgeboekte meerjarige huurverplichtingen, zal voor 1995 in totaal bijna f 90 mln. worden overgemaakt. In 1994 is f 47,8 mln. naar de Rijksgebouwendienst overgeboekt. In 1995 zijn zowel binnen de Belastingdienst als binnen de begroting IXB extra middelen vrijgemaakt voor knelpunten op het gebied van huisvesting. Na oplevering van de grote nieuwbouwprojecten Rotterdam, Roosendaal, Roermond en Haarlem bevatten de RGD-kaders in het geheel geen middelen voor projecten van de Belastingdienst. Een extra druk op de huisvestng ontstaat de eerstkomende jaren door de beslissing om voortaan in beginsel uitsluitend nog a fonds perdu financiering toe te passen. Vanaf 1996 is f 10 mln. aan de begroting toegevoegd, oplopend tot f 17 mln. in 1999 met het oog op de infrastructurele uitbreidingen op Schiphol en Rotterdam. Op de eenheden wordt een actief energiebesparingsbeleid gevoerd. Door middel van experimenten met gecombineerd werkplekgebruik wordt getracht het ruimtegebruik te beperken.
Bureau (f 61 mln.) Onder dit cluster vallen ondermeer de uitgaven voor bureau- en tekenbehoeften, vakliteratuur en druk-, bindwerk en papier. De stijging in 1995 hangt samen met sterke prijsstijgingen van papier. Het streven is het gebruik van voorbedrukte formulieren te verminderen en deze te vervangen door blanco formulieren die op de werkplek worden geprint. Dit leidt tot besparingen door vermindering van voorraden. Bij wijziging van formulieren hoeven geen voorraden te worden vernietigd. Het papierverbruik wordt verder verminderd doordat een groeiend aantal boekwerken op CD-ROM wordt uitgegeven. Communicatie (f 140 mln.) De belangrijkste uitgavenposten zijn die voor porti, voor betalingsverkeer, telefoon en de vergoeding voor door derden verrichte lokethandelingen in het kader van de uitbesteding van de kasfunctie van de Belastingdienst. In 1995 vervangt de Douane het netwerk voor mobiele telecommunicatie. Het betreft de aanschaf van 1 000 TRAXYS mobilofoons en portofoons en de aansluiting op het TRAXYS-netwerk. TRAXYS is een landelijk «trunking» netwerk van PTT Telecom waarmee ongestoord mobilofoon- en portofoonverkeer mogelijk is over grote afstand. Het systeem is niet alleen geschikt voor spraak maar ook voor datacommunicatie. Onder de post telefoon vallen de uitgaven aan de Belastingtelefoon, de Ondernemerstelefoon en de Douanetelefoon. Nieuw zijn de Bestellijn (voor brochures) en het 06-nummer voor de nieuwe motorrijtuigenbelasting 1994. Vanaf 1995 wordt aan belastingplichtigen de mogelijkheid geboden om voor de betaling van voorlopige aanslagen Inkomstenbelasting en Vermogensbelasting een machtiging te verlenen voor automatische incasso. De respons op deze aktie is groot, bijna 25%. Tot juli 1995 zijn er aan de Belastingdienst 0,5 mln. machtigingen verstrekt, voor een totaalbedrag van f 3,1 mld. Het is de bedoeling om vanaf 1-1-1997 de automatische incasso-faciliteit uit te breiden tot de motorrijtuigenbelasting. Naast een verhoging van het betaalgemak voor belastingplichtigen, biedt automatische incasso efficiency voordelen in de inning (betalingsverkeer, portokosten e.d.). Reis en verblijf (f 68 mln.) De uitgaven in het kader van dienstreizen – zowel de vergoedingscomponenten, de openbaar vervoersuitgaven als de kilometervergoedingen, de tegemoetkomingen voor de woon-werkreizen en de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
111
verplaatsingskosten – komen ten laste van dit cluster. De hogere uitgaven in 1995 houden verband met een incidentele onderuitputting in 1994 van de reis- en verblijfkosten bij cursussen alsmede met prijsstijgingen in het openbaar vervoer.
Personeelsontwikkeling (f 50 mln.) De grootste post binnen dit cluster is Opleiding personeel. De opleidingsbehoefte wordt bepaald door de veranderingen in taken en de grotere mobiliteit van de ambtenaar binnen en tussen de eenheden van de Belastingdienst. De medewerkers van de Belastingdienst volgen meer, maar kortere, opleidingen. Het beleid is erop gericht een deel van opleidingen te integreren in het werkproces. Het opleidingsbudget 1995 e.v. is verhoogd naar 30 mln. (realisatie 1994 18,5 mln.). De extra opleidingsbehoefte vloeit vooral voort uit de verdere implementatie van geautomatiseerde systemen. Ook de verdere vernieuwing van de klantbehandeling vraagt om extra investeringen. Bedrijfsmiddelen (f 58 mln.) Ten laste van dit cluster komen de aanschaf en onderhouds- en reparatiekosten van duurzame bedrijfsmiddelen, zoals vervoermiddelen, dienstkleding, werktuigen, meubilair en lectrievers. Automatisering en kantoormachines (f 419 mln.) Ten laste van dit cluster komen de uitgaven voor aanschaf en exploitatie van zowel automatisering als conventionele kantoormachines. Voor een nadere toelichting op de cluster automatisering wordt verwezen naar de automatiseringsbijlage. Overig (f 95 mln.) Onder dit cluster vallen ondermeer de uitgaven voor Voorlichting, Adviezen en processen, Werkzaamheden PTT Postkantoren (voor de werkzaamheden t.b.v. de Motorrijtuigenbelasting), Aanmaak zegels tabaksaccijns, exploitatiekosten kantines en de Rijksadvocaat. De grote verschillen in de ramingen voor dit cluster hangen samen met het feit dat hier de nog niet aan de kostensoorten toegedeelde maar in de ontwerpbegroting wel geraamde uitgaven worden geparkeerd. Tevens wordt op dit cluster vanaf 1995 geraamd de uitvoeringskosten van de Wet Waardering Onroerende Zaken (43 mln. in 1995 en 41 mln. in 1996) en de materie¨le uitgaven van de Afdeling Technische Bijstand en Samenwerking (ATBS; 8,5 mln. in 1995). Volume- en prestatiegegevens Voor de toelichting van de personele en materie¨le uitgaven met behulp van kengetallen wordt verwezen naar het algemeen deel memorie van toelichting (hoofdstuk 7). 04.02. Vervallen 04.03. Bijdragen en staatsprijs betreffende fiscale zaken
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De Staatsprijs voor fiscaal-wetenschappelijke publicaties is een tweejarige prijs, waaraan een geldbedrag en een gedenkpenning is verbonden. Het ministerie van Financie¨n verstrekt aan het Internationaal Belasting Documentatie Bureau te Amsterdam – naast een vaste vergoeding voor te verrichten werkzaamheden – een subsidie van f 3 000 per jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
112
Voorts wordt een jaarlijkse Nederlandse contributie betaald aan de Internationale Douaneraad (Customs Cooperation Council). De raad is een te Brussel gevestigde internationale organisatie, waarbinnen de douaneadministraties van de lidstaten met name streven naar harmonisatie en vereenvoudiging van douaneprocedures. Voor dit artikel geldt dat verplichtingen=kas.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontwerp-begroting 1995 Stand ontwerp-begroting 1996
341
1995
1996
1997
1998
1999
478
478
478
478
478
478
478
478
478
478
2000
478
c. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Uitgaven
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
1. Staatsprijs voor fiscaal-wetenschappelijk publicaties 2. Internationaal Belasting Documentatie Bureau te Amsterdam 3. Internationale Douaneraad
6
7
0
34.4
–
3 332
3 468
3 475
33 35.4
– –
Totaal
341
478
478
–
01.22
04.04. Vergoeding bij onterecht verzoek om bijstand bij invordering EU-heffingen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel betreft de vergoeding van de geldelijke gevolgen aan een andere EU-lidstaat indien Nederland ten onrechte een verzoek heeft gedaan tot bijstelling als bedoeld in de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EU-heffingen.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
113
De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 35.2 respectievelijk 01.22. 04.05. Uitgaven heffings- en invorderingsrente
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De regeling is gebaseerd op de Algemene Wet Rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990. De uitgaven betreffen rentebetalingen aan belastingplichtigen wegens te late teruggave van belastingen.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
1 028 300
1 008 300
1 008 300
1 008 300
1 008 300
mutatie
– 230 000
– 130 000
– 130 000
– 130 000
– 130 000
798 300
878 300
878 300
878 300
878 300
Stand ontw.begr. 1996
899 141
2000
878 300
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
c. De toelichting bij de cijfers Voor de mutatie zijn diverse oorzaken aan te wijzen. In de eerste plaats is er een verkorting van de doorlooptijden in het primaire proces doorgevoerd, waardoor de rentedragende periode wordt beperkt. Daarnaast is de daling van de rentestand van belang. De rentestand is gedaald van 7,1% in het eerste kwartaal van 1993 naar 4,5% in het derde kwartaal van 1995.
d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000) en de economische en functionele codering. Artikelonderdeel
Uitgaven 1994
1995
1996
1. Uitgaven invorderingsrente 2. Uitgaven heffingsrente
197 976 701 165
229 150 569 150
252 100 626 200
Totaal
899 141
798 300
878 300
Codering econ.
funct.
36.0
01.22
04.06. Garantie procesrisico’s
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Voor faillissementscuratoren bestaat de mogelijkheid een beroep te doen op een door de Belastingdienst ingestelde regeling, bekend als de «proceskostengarantie». Deze garantie houdt in dat de curator in staat wordt gesteld (een) procedure(s) te voeren – mits de opbrengst voor een belangrijk deel ten goede komt aan de fiscus – indien de faillissementsboedel niet toereikend is om de proceskosten uit te voldoen. In het geval de gevoerde procedure niet het gewenste resultaat oplevert, kan de curator op grond van de verstrekte garantie een beroep doen op de fiscus
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
114
en verzoeken (een deel van) het toegezegde garantiebedrag in de boedel te storten ter bestrijding van de kosten van de gevoerde procedures.
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontwerpbegroting 1995 Stand ontwerpbegroting 1996
8
1995
1996
1997
1998
1999
100
100
100
100
100
100
100
100
100
100
2000
100
c. De toelichting op de cijfers Op basis van de regeling kunnen jaarlijks proceskosten-garanties worden verleend tot een bedrag van maximaal f 250 000,=. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 32 respectievelijk 01.22.
e. Overige gegevens Overzicht risico-ontwikkeling (x f 1 000) met betrekking tot garantie-overeenkomsten van het Rijk
Garantieplafond Risico per 1 januari Te vervallen/vervallen garanties Te verlenen/verleende garanties Risico per 31 december
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
250 231 84 223 370
250 370 200 250 420
250 420 200 250 470
250 470 200 250 520
250 520 200 250 570
250 570 200 250 620
250 620 200 250 670
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
115
04.07. Vervallen 04.08. Vergoeding proceskosten
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De vergoeding van proceskosten is gebaseerd op het Besluit proceskosten fiscale procedures d.d. 22 december 1993 (Stb. 1993, nr. 762).
b. De cijfers Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
11 500
6 500
6 500
6 500
6 500
1e suppl. wet 1995
– 5 000 6 500
6 500
6 500
6 500
Stand ontw.begr. 1996
6 183
6 500
2000
6 500
De verplichtingen zijn gelijk aan de uitgaven.
c. De toelichting bij de cijfers Met ingang van 1994 is een wettelijke regeling van kracht voor de vergoeding van proceskosten in zaken waarbij de Belastingdienst in het ongelijk wordt gesteld. De vergoeding vindt plaats volgens een puntensysteem, waarbij uitsluitend de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de kosten van deze regeling is een bedrag van structureel f 6,5 mln. geraamd. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 32 respectievelijk 01.22.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
116
Wetsartikel 2 (ontvangsten) 01.01. Vervallen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel werden tot en met 1994 geraamd en verantwoord de ontvangsten uit door het kernministerie en de belastingdienst verrichte werkzaamheden voor derden. Deze ontvangsten worden nu geraamd en verantwoord op de ontvangstenartikelen 01.10 en 04.03.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995 Stand ontw. begr. 1996
545 410
1995
1996
1997
1998
1999
–
–
–
–
–
–
–
–
–
–
2000
–
c. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdeel
Ontvangsten 1994
1995
1996
Codering econ.
funct.
1. DAR/EAP 2. Verzekeringskamer 3. Vergoeding voor de inning van gemeentelijk zeehavengeld 4. Motorrijtuigenbelasting 5. Sociale premies 6. Bijdrage FIOD aan BFO’s 7. Overig
3 146 0
– –
– –
16.1 16.1
01.23 11.7
992 5 994 531 607 3 550 121
– – – – –
– – – – –
16.2 16.2 16.2 16.2 16.22
01.22 01.22 01.22 01.22 01.22
Totaal
545 410
–
–
01.02. Vervallen 01.03. Vervallen 01.04. Afdracht Staatsloterij en Instantloterij
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op grond van de Wet op de Kansspelen (artikel 9.1, Stb. 1992, 282) kan de Minister van Financie¨n vergunning verlenen tot het organiseren van de staatsloterij. Deze vergunning is bij beschikking van 15 juni 1992 (Stb. 16 juni 1992) verleend aan de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij (SENS). Op basis van artikel 9.2 wordt de opbrengst – na aftrek van prijzen en kosten, waaronder ook de vergoeding BTW-afdracht debitanten – aan de Staat afgedragen. De omvang van de afdracht SENS wordt bepaald door drie componenten: – een periodieke afdracht, zijnde een percentage van de gerealiseerde c.q. voorziene omzet;
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
117
– –
een eindafdracht, zijnde het resterende deel van de netto-opbrengst; afdracht van overige activiteiten.
Op dit artikel wordt vanaf 1994 ook de afdracht van de Stichting Nationale Instantloterij (NIL) verantwoord. Op grond van de Wet op de kansspelen (artikel 14b, vierde lid) kunnen de Ministers van Justitie en Welzijn, Volksgezondheid en Sport, in overeenstemming met de Minister van Financie¨n, bepalen dat een door hen vast te stellen gedeelte van de opbrengst van de instantloterij ten goede zal komen van de schatkist. Dit dient als vergoeding voor Financie¨n voor de opbrengstderving bij de staatsloterij ten gevolge van het organiseren van de instantloterij. Deze vergoeding is gesteld op 5% van de gerealiseerde omzet uit hoofde van de instantloterij (Kamerstukken II, 1990–1991, 22 269, nr. 3, blz. 6). De vergoeding vindt plaats via periodieke afdrachten (per kwartaal achteraf).
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
169 552
1995
1996
1997
1998
1999
147 975
148 595
148 595
148 595
148 595
147 975
148 595
148 595
148 595
148 595
2000
148 595
c. De toelichting bij de cijfers Op grond van de verwachte omzetontwikkeling bij de krasloterij wordt een afdracht NIL geraamd van f 10,5 miljoen. Vanaf 1996 heeft, gezien de voorlopige vergunning aan NIL tot 1 mei 1996, de raming van de afdracht NIL een stelpostkarakter. Op uitgavenartikel 01.05 (Onvoorzien) is een voorziening getroffen voor een eventuele bijdrage van het Ministerie van Financie¨n aan de SENS voor huidige en toekomstige verliezen van door de SENS gee¨xploiteerde Hippo Toto BV. Zie de toelichting aldaar.
d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Ontvangsten 1994
1995
1996
1. Afdracht SENS 2. Afdracht NIL
161 240 8 312
137 475 10 500
138 095 10 500
Totaal
169 552
147 975
148 595
Codering econ.
funct.
28.1
01.23
01.05. Ontvangsten uit exploitatie Domeinen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel omvat de inkomsten uit het exploiteren van onroerende zaken, welke in beheer zijn bij de Dienst Domeinen zelf en bij andere diensten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
118
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
212 137
210 837
208 837
206 837
204 837
1e suppletore wet 1995
– 7 100
– 10 000
– 11 200
– 11 200
– 11 200
Mutatie 1 (pacht)
2 600
– 6 500
– 6 500
– 6 500
– 6 500
Mutatie 2 (huren)
3 934
3 934
3 934
3 934
1 934
Mutatie 3 (overig)
7 400 198 271
195 071
193 071
189 071
Stand ontw.begr. 1996
228 077
218 971
2000
187 071
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1e suppletore wet 1995 De mutatie betreft een verlaging van de raming huuropbrengsten als gevolg van huuropzeggingen door de Arbeidsvoorziening. Mutatie 1 (pacht) De pachtmutatie bestaat uit de volgende onderdelen: – Pachtersomslag waterschapslasten (– f 4 mln.): een structurele verlaging van de ontvangsten uit verpachting van f 4 mln. welke dezelfde oorzaak heeft als de bij uitgavenartikel 01.12 (Lasten Domeinen) opgenomen mutatie, nl. invoering van de pachtersomslag waterschapslasten in de provincie Flevoland. – Ramingsbijstelling (– f 1 mln.): als gevolg van een hoger dan geraamde afname van het areaal verpachte gronden treedt naar verwachting een daling op in de geraamde pachtontvangsten op van f 1 mln. in 1995 en f 1,5 mln. structureel vanaf 1996. – Ramingsbijstelling (+ f 8,6 mln. in 1995): op grond van realisatiecijfers wordt in 1995 met hogere pachtopbrengsten gerekend. Op basis van voorlopig inzicht betreft het hier voornamelijk een inhaaleffect bij de inning van pacht/ waterschapslasten. – Afschaffing sierteelttoeslag (– f 1 mln.): als gevolg van de afschaffing van de sierteelttoeslag door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij treedt naar verwachting een structurele daling op van de pachtontvangsten van f 1 mln. vanaf 1995. Hiervoor levert LNV via zijn begroting compensatie. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in de pachtraming vanaf 1996 nog geen rekening is gehouden met de effecten van het Pachtnormenbesluit 1995. Het nieuwe Besluit zal naar verwachting in de tweede helft van 1995 van kracht worden. De effecten zullen bij Voorjaarsnota 1996 worden verwerkt. Zie voor een nadere toelichting het algemeen deel memorie van toelichting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
119
Mutatie 2 (huren) Als gevolg van wijzigingen in het aantal huurovereenkomsten en huurprijswijzigingen wordt een verhoging van huurontvangsten geraamd van f 3,9 mln. tot en met 1998 en van f 1,9 mln. vanaf 1999. Voorts is een middelenafspraak verwerkt voor RGD-huren. Dit leidt niet tot ophoging van de raming, maar betekent dat de huurraming voor RGD-panden op IXB taakstellend wordt voor de RGD. Het gaat om een bedrag van f 3,6 mln. Mutatie 3 (overig) Op basis van de gerealiseerde ontvangsten ultimo juni wordt de raming voor verkoop zand voor 1995 verhoogd met f 3,5 mln. en de raming vergunningen en overige rechten met f 3,9 mln. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
1. Inkomsten uit de domeinen: – verpachting – erfpacht en opstal – verhuring – verkoop zand – vergunningen en overige rechten
Subtotaal inkomsten uit Domeinen 2. Exploitatie van landbouwbedrijf in eigen beheer Totaal
Ontvangsten 1994
1995
1996
74 497 38 566 61 606 27 383 25 300
76 800 40 500 50 671 26 000 25 000
65 700 41 200 47 771 22 500 21 100
227 352
218 971
725 228 077
Codering econ.
funct.
198 271
28.3
01.25
0
0
07.1
10.1
218 971
198 271
01.06. Ontvangsten uit verkoop Domeinen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel betreft de verkoop van door de departementen overgedragen roerende en onroerende zaken, de verkoop van inbeslaggenomen zaken welke verbeurd zijn verklaard alsmede de verkoop van agrarische domeinen. Aan de overdracht aan Domeinen ligt het besluit beheer overtollige rijksgoederen (Stb. 1977, 473) ten grondslag.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
120
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
366 227
369 318
428 410
291 661
216 000
1e suppl.wet 1995
123 237
108 402
– 23 715
50 960
6 498
Mutatie 1 (Defensie)
– 13 000
50 000
25 000
Mutatie 2 (RGD)
– 12 551
11 880
– 4 525
3 216
– 4 098
539 600
425 170
345 837
218 400
Mutatie 3 (overig) Stand ontw.begr. 1996
2000
26 000 415 063
489 913
225 113
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1e suppletore wet 1995 De mutatie betreft een aanpassing van de geraamde opbrengsten uit met name de verkoop van roerende Defensie-zaken en onroerende RGD-objecten. Mutatie 1 (Defensie) Tegenover de verlaging van het artikel met f 13 mln. in 1995 staat een even grote verhoging van artikel 01.07. De oorspronkelijke ontvangstenraming verkoop Defensie-objecten wordt hiermee, op basis van nadere inzichten in de uitvoering met betrekking tot de bestemming van de objecten, verdeeld over artikel 01.06 (opbrengst verkoop aan derden) en artikel 01.07 (opbrengst overdracht in materieel beheer aan andere departementen). De overheveling naar artikel 01.07 betreft met name de overdracht van overtollige kazernes aan Justitie voor de opvang van asielzoekers. De verhoging van het artikel in 1996 en 1997 is een aanpassing van de door Defensie geraamde verkoopopbrengst van roerende Defensieobjecten. Op basis van een middelenafspraak komen de opbrengsten ten goede aan het ministerie van Defensie. De ontwikkeling van de Defensietaakstelling vanaf ontwerp-begroting 1995 ziet er als volgt uit. Meerjarige ontwikkeling verkoopopbrengsten Defensie (x f 1 000)
Stand ontw.begr. 1995
1995
1996
1997
1998
1999
166 694
236 500
218 800
194 000
125 000
194 000
125 000
1e suppl.wet 1995
+ 98 278
Mutatie
– 13 000
+ 50 000
+ 25 000
Stand ontw.begr. 1996
251 972
286 500
243 800
2000
130 000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
121
Mutatie 2 (RGD) Aanpassing van de door de Rijksgebouwendienst geraamde verkoopopbrengst van onroerende RGD-objecten. Op basis van een middelenafspraak komen de opbrengsten ten goede aan c.q. vindt compensatie plaats door de RGD. De ontwikkeling van de RGD-taakstelling vanaf ontwerp-begroting 1995 ziet er als volgt uit. Meerjarige ontwikkeling verkoopopbrengsten Rijksgebouwendienst (x f 1 000) 1995
1996
1997
1998
1999
73 033
40 318
117 110
5 161
0
1e suppl.wet 1995
+ 18 586
+ 93 902
– 38 215
+ 44 960
+ 6 498
Mutatie
– 12 551
+ 11 880
– 4 525
+ 3 216
– 4 098
79 068
146 100
74 370
53 337
2 400
Stand ontw.begr. 1995
Stand ontw.begr. 1996
2000
4 113
Mutatie 3 (overig) Op basis van de realisatie ultimo juni 1995 worden de ramingen van de verkoopopbrengsten overige overtollige roerende en onroerende goederen ieder met f 4 mln. verlaagd en de raming verkoop agrarische domeinen met f 34 mln. verhoogd. De belangstelling bij pachters en erfpachters voor het in eigendom overnemen van agrarische gronden en erven/gebouwen blijft in 1995 op een hoog niveau.
d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Ontvangsten 1994
1995
1996
126 264
238 972
266 500
11 825
11 000
11 000
Subtotaal roerende goederen
138 089
249 972
277 500
2. Onroerende goederen: * Agrarische domeinen * Defensie-objecten * RGD-objecten * Overige overtollige goederen
98 818 33 282 100 618 44 256
85 000 13 000 79 068 62 873
51 000 20 000 146 100 45 000
Subtotaal onroerende goederen
276 974
239 941
262 100
Totaal
415 063
489 913
539 600
1. Roerende goederen: * Defensiegoederen * Overige overtollige en verbeurd verklaarde goederen
Codering econ.
funct.
17
01.25
76
01.25
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
122
e. Overige gegevens Volume- en prestatiegegevens Verkoopopbrengsten naar middelenafspraak De ontvangsten uit verkopen van roerende en onroerende zaken door Domeinen zijn nog slechts voor een klein deel (voor begrotingsjaar 1996 ca. 11%) specifieke IXB-middelen. Het grootste deel van de ontvangsten komt op basis van gemaakte structurele middelenafspraken ten goede aan de begrotingen van andere ministeries. Uit de onderstaande grafiek kan worden afgelezen dat de ministeries van Defensie en LNV en de RGD de grootste ontvangers zijn. Tevens valt uit de grafiek af te lezen dat de grote schommelingen in de hoogte van de tot 2000 geraamde totale verkoopopbrengsten met name verklaard worden door de door Defensie en de RGD geraamde opbrengsten uit verkoop van respectievelijk Defensie- en RGD-objecten. De raming van de opbrengsten voor IXB blijft vrij constant. Grafiek: Verdeling ontvangsten uit verkoop naar middelenafspraken
Verkoop agrarische domeinen Uitgangspunt van het beleid inzake agrarische domeinen is dat de Staat in beginsel geen taak heeft in het bezitten en in gebruikgeven ervan. De agrarische domeinen zijn in beginsel overtollig en kunnen worden verkocht. Het lage rendement speelt hierbij ook een rol. Uit een intern onderzoek in 1994 komt naar voren dat de netto-opbrengst van in beheer zijnde agrarische domeinen slechts ca 1,5% is van de verkoopwaarde. Zittende (erf)pachters kunnen op basis van vrijwilligheid overgaan tot aankoop van hun grond en gebouwen voor 60% respectievelijk 80% van de vrije marktwaarde. Met onderstaande tabel wordt beoogd inzicht te geven in de aan de verkoopontvangsten ten grondslag liggende volumegegevens (oppervlakte) en prijsgegevens (opbrengst per hectare).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
123
Verkochte agrarische domeinen, incl. Zuidelijk Flevoland (oppervlakte in hectare)
Verpachte en in erfpacht uitgegeven domeinen Pachtvrije domeinen Totaal (q) Opbrengst (x f 1 mln.) (pxq) Prijs per ha (x f 1 000,–) (p)
1990
1991
1992
1993
1994
1 479
1 030
978
936
2000
823
657
532
687
650
2 302
1 687
1 510
1 623
2 650
83,9
74,6
56,8
76,9
109,0
36
44
38
47
41
De tabel laat zien dat het verkoopvolume aan schommelingen onderhevig is. Dit maakt de opbrengsten moeilijk voorspelbaar. In 1994 was sprake van een sterke stijging van verkochte objecten in (erf)pacht, mede veroorzaakt door een iets betere economische situatie in de landbouwsector en een lage rentestand. Tegelijkertijd daalt de opbrengst per hectare vanwege het grote aandeel van objecten in (erf)pacht. Deze objecten worden namelijk tegen een lagere prijs (zoals gezegd 60 of 80% van de vrije marktwaarde) verkocht dan pachtvrije objecten. Omdat de verkoopopbrengst voor een belangrijk deel afhangt van externe omstandigheden (zoals de bereidheid van (erf)pachters tot aankoop van hun gronden en gebouwen, het landbouwstructuurbeleid e.d.) wordt voorzichtigheidshalve uitgegaan van verkoopontvangsten van f 85 mln. in 1995 en f 51 mln. in 1996. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de ontwikkeling van de in beheer zijnde agrarische domeinen. Als gevolg van verkoop neemt de oppervlakte van de agrarische domeinen per saldo jaarlijks met gemiddeld 1% af. Oppervlakte van agrarische domeinen in beheer (in hectare) 1990
1991
1992
1993
1994
118 074
115 328
114 934
114 659
112 140
01.07. Diverse ontvangsten Domeinen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden verantwoord: 1. de opbrengsten van aan andere diensten overgedragen onroerende zaken welke via verrekening op dit artikel komen, 2. de opbrengst van rente op koopsommen en op banktegoeden, 3. de ontvangsten van definitief afgewikkelde onbeheerde nalatenschappen. Wanneer teruggaven hierop in enig jaar de in dat jaar ontvangen bedragen overtreffen, wordt het desbetreffende onderdeel van het uitgavenartikel hiermee belast,
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
124
4. overige domeinontvangsten welke niet elders kunnen worden verantwoord.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Mutatie 1 (interne overboeking)
1996
1997
1998
1999
5 138
4 200
4 200
4 200
4 200
4 200
4 200
4 200
4 200
2000
13 000
Mutatie 2 (overig) Stand ontw.begr. 1996
1995
3 000 45 412
21 138
4 200
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1 (interne overboeking) Overheveling van een deel van de taakstelling verkoop Defensieobjecten van ontvangstenartikel 01.06 (zie toelichting aldaar). Dit leidt tot ophoging in 1995 van artikelonderdeel 1. Overdracht van onroerende zaken aan andere diensten. Mutatie 2 (overig) Op basis van de gerealiseerde ontvangsten ultimo juni 1995 wordt het artikelonderdeel «overige ontvangsten» verhoogd met f 1,6 mln. en het onderdeel «onbeheerde nalatenschappen» met f 1,4 mln. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
1. Overdracht van onroerende zaken aan andere diensten 2. Rente 3. Onbeheerde nalatenschappen 4. Overige ontvangsten
32 763 5 061 2 168 5 420
13 100 2 438 1 500 4 100
100 1 500 100 2 500
76 26.1 58.22 16.1
– – – –
Totaal
45 412
21 138
4 200
–
01.25
01.08 Ontvangsten Bureau Schade-afwikkeling
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden geraamd en verantwoord de ontvangsten uit hoofde van de bedrijfsvoering van Bureau Schade-afwikkeling. Het betreft de van de departementen ontvangen bijdragen in het kader van het omslagstelsel voor schade aan het rijkswagenpark, de vergoeding voor verrichte werkzaamheden en de op derden verhaalde cascoschades en expertisekosten in het kader van het omslagstelsel. Tenslotte worden in het kader van de toepassing van artikel 17 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bij gecompliceerde
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
125
aanrijdingen met meerdere betrokkenen aan schuldloze derden betalingen verricht onder cessie en door het Bureau Schade-afwikkeling verhaald op de daadwerkelijke aansprakelijke partij.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr.1995 1e suppletore wet 1995 Stand ontw.begr.1996
1995
1996
1997
1998
1999
8 500
8 500
8 500
8 500
8 500
8 500
8 500
8 500
8 500
2000
– 1 450 9 797
7 050
8 500
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie eerste suppletore wet 1995 In 1993 is door Bureau Schade-afwikkeling een positief resultaat behaald over het omslagstelsel, hetgeen leidt tot een verrekening met de departementen in 1995. De ontvangsten zullen hierdoor lager zijn. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
1. Premies omslagstelsel 2. Ontvangsten verrichte werkzaamheden 3. Diverse ontvangsten
4 831 3 315 1 651
3 000 2 600 1 450
4 450 2 600 1 450
40.0 16.2 32
Totaal
9 797
7 050
8 500
funct.
01.34
e. Overige gegevens Volume- en prestatiegegevens Voor de volume- en prestatiegegegens wordt verwezen naar uitgavenartikel 01.13 «Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling». Tarieven De onder het artikelonderdeel «Ontvangsten verrichte werkzaamheden» verantwoorde ontvangsten worden gegenereerd door het in rekening brengen van tarieven. Een deel van de ontvangsten van Bureau Schadeafwikkeling heeft betrekking op aan derden (buiten de rijksoverheid) berekende tarieven. De tarieven worden berekend op basis van integrale kosten (tijdwerkregistratie in combinatie met normbedragen uit DARhandleiding).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
126
01.09. Vervallen
1. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel werden tot 1-1-1994 rente en aflossing van geldleningen verantwoord, die in het kader van de werkverschaffing in de dertiger jaren zijn verstrekt aan lagere publiekrechtelijke lichamen. 01.10. Diverse ontvangsten, Kernministerie
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel wordt een aantal uiteenlopende ontvangsten geraamd en verantwoord welke betrekking hebben op het beleidsterrein Algemeen, maar niet binnen de andere ontvangstenartikelen op dit beleidsterrein kunnen worden verantwoord.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995
1995
1996
1997
1998
1999
5 436
5 436
5 436
5 436
5 436
5 436
5 436
5 436
5 436
Mutatie 1 (overige ontvangsten)
800
Mutatie 2 (verrichte werkzaamheden)
600
Stand ontw.begr. 1996
45 323
6 836
2000
5 436
c. De toelichting op de cijfers Mutatie 1 (overige ontvangsten) Ter stimulering van het gebruik van openbaar vervoer en fiets door ambtenaren kent het kerndepartement een vervoerplan waarbij OV-jaarkaarten en fietsen door het ministerie worden voorgefinancierd. Deze uitgaven komen ten laste van 01.01 Personeel en materieel kernministerie en worden vervolgens periodiek door betrokken ambtenaren terugbetaald. Deze ontvangsten worden op dit artikel verantwoord (f 0,3 mln.). Voorts worden hogere ontvangsten geraamd uit hoofde van diverse doorberekeningen en afdrachten van vergoedingen involge ARAR art.63a (commissie-vergoedingen) (f 0,5 mln.). Mutatie 2 (verrichte werkzaamheden) Voor 1995 doen zich hogere ontvangsten voor uit hoofde van verrichte werkzaamheden door het kernministerie (f 0,6 mln.). Het betreft hoofdzakelijk accountancy-cursussen en werkzaamheden van het Facilitair Salaris Bedrijf (FSB) van het Ministerie van Financie¨n.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
127
d. De onderverdeling naar artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
1. Uitkeringen ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet 2. Aflossingen PC-prive´project 3. Vakopleiding Openbare Financie¨n 4. Ouderbijdragen kinderopvang 5. Verrichte werkzaamheden kernministerie 6. Overige ontvangsten
5 570 1 402 1 137 3 927 – 33 287
300 0 1 030 0 3 430 2 076
300 0 1 030 0 2 830 1 276
47 16.1 16.1 16.1 16.1 16.1
06.15 01.20 01.20 01.20 01.20 01.20
Totaal
45 323
6 836
5 436
e. Overige gegevens Tarieven Een deel van de ontvangsten heeft betrekking op aan derden (buiten de rijksoverheid) berekende tarieven. Hieronder is voor een aantal artikelonderdelen een toelichting gegeven op de gehanteerde tarieven.
3. Vakopleiding Openbare Financie¨n (VOF) Voor de VOF wordt een kostendekkend tarief in rekening gebracht, gebaseerd op integrale kostprijsberekening (urenregistratie in combinatie met de normbedragen uit de DAR-handleiding). Het tarief wordt jaarlijks aangepast op prijs- en volumewijzigingen. 5. Verrichte werkzaamheden kernministerie – Door de Directie Accountancy Rijksoverheid (DAR) en de EDP Audit Pool (EAP) worden kosten doorberekend. De tarieven van de DAR (ACRO-cursussen) en EAP zijn gebaseerd op een urenregistratie in combinatie met normbedragen uit de DAR-handleiding voor de personeelskosten en voor de overige kosten op basis van de eigen kostenadministratie. De tarieven zijn kostendekkend en worden jaarlijks aangepast voor loon- en prijsstijgingen. – Door het Facilitair Salaris Bedrijf (FSB) worden op beperkte schaal werkzaamheden voor derden verricht. De hiervoor in rekening gebrachte tarieven zijn gebaseerd op integrale kosten en zijn kostendekkend. – Voor cursussen en symposia op het terrein van de openbare financie¨n worden gemiddeld genomen kostendekkende tarieven gehanteerd. De mate van kostendekkendheid kan tussen deze produkten en over de jaren enigszins verschillen, maar is over de jaren heen 100%. De tarieven worden jaarlijks aangepast en zijn gebaseerd op integrale kosten (urenregistratie in combinatie met normbedragen uit de DAR-handleiding en/of schattingen van materie¨le kosten). Publicaties op het terrein van de openbare financie¨n worden via de SDU gee¨xploiteerd; Financie¨n ontvangt royalty’s over de verkoop. – De kostendekkendheid van voorlichtingspublicaties kan tussen de verschillende publicaties verschillen. Per saldo is sprake van minder dan kostendekkendheid, omdat in bepaalde gevallen uit meritoverwegingen minder dan kostendekkende tarieven worden gehanteerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
128
02.01. Winstuitkering De Nederlandsche Bank a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De Staat der Nederlanden is enig aandeelhouder in De Nederlandsche Bank N.V. De winst van De Nederlandsche Bank N.V. wordt vastgesteld door de raad van commissarissen in overeenstemming met de bepalingen in de wet en de statuten van De Nederlandsche Bank N.V. Krachtens de artikelen 5, 6 en 36 van de Bankwet 1948 (Stb.I 166) komt de winst van De Nederlandsche Bank N.V., verminderd met toevoegingen aan de reserves, toe aan de Staat. De winstafdracht aan de Staat vindt plaats in de maand april van het jaar volgend op het boekjaar waarin de winst van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) is gerealiseerd (slotuitkering). De interimuitkering vindt plaats in september van het lopende boekjaar.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw. begr. 1995
1 550 000
2 175 000
2 325 000
2 400 000
2 550 000
1e suppl. wet 1995
– 225 000
– 140 000
– 75 000
– 25 000
– 100 000
– 101 250
– 288 750
– 288 750
– 288 750
+ 150 000
– 108 750
– 336 250
– 436 250
– 486 250
1 475 000
1 825 000
1 625 000
1 650 000
1 675 000
Mutatie (rente schatkistsaldo) Mutatie (macrovariabelen) Stand ontw. begr. 1996
2 308 660
2000
1 725 000
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie eerste suppletore wet 1995 De belangrijkste macro-variabelen zijn de rente en de dollarkoers. Zo neemt enerzijds de winstraming met name toe door een ten opzichte van ontwerp-begroting 1995 verwachte stijging van de kapitaalmarktrente en anderzijds heeft een lagere dollarkoers een drukkend effect op de winst van DNB. Per saldo wordt de winstraming neerwaarts bijgesteld. Mutatie rente schatkistsaldo Met ingang van 1996 zal DNB aan de Staat rente gaan vergoeden over het saldo dat de Staat aanhoudt op zijn schatkistrekening bij DNB. Voorheen was de vergoeding die DNB verkreeg over het schatkistssaldo onderdeel van de winst van DNB. Aangezien de financieringslasten van het schatkistsaldo neerslaan op de begroting IX A, is gekozen de rente-opbrengsten eveneens, met ingang van 1996, op de begroting IX A, ontvangstenartikel 02.02 te verantwoorden. Dit impliceert echter een verlaging van de op dit artikel verantwoorde winstafdracht: in 1996 betekenen de rentebetalingen over het schatkistsaldo een lagere interimuitkering, vanaf 1997 betekent het zowel een lagere interim- als slotuitkering. Aan de raming van het door DNB vergoede rentebedrag ligt het gemiddeld schatkistsaldo en de korte rente voor Nederland ten grondslag (zie ook ontvangstenartikel 02.02 van de begroting IX A).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
129
Mutatie macro-variabelen De winstverwachting voor 1995 stijgt als gevolg van de feitelijke rente-ontwikkeling in 1995 waardoor de eerder voor het eerste halfjaar voorziene koersverliezen op verkochte effecten meevallen. Vanaf 1996 wordt het negatieve effect van de ten opzichte van de eerste suppletore wet neerwaarts bijgestelde renteverwachting en een lager dan geraamde dollarkoers zichtbaar. DNB voert sinds 1993 de muntendistributie voor alle munten uit. Financie¨n vergoedt circa de helft van de kosten. Op de winstafdracht van de DNB over 1994 is uit hoofde hiervan f 4,5 mln. in mindering gebracht. Eenzelfde vergoeding wordt geraamd voor de jaren 1995 tot en met 1997. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 28.2 respectievelijk 11.7. 02.02. Rente De Nederlandsche Bank-FMS account
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De rente-ontvangsten vinden hun grondslag in de Foreign Military Sales-account welke De Nederlandsche Bank N.V. voor het Rijk aanhoudt bij de Federal Reserve Bank of New York, ten behoeve van leveranciers van militair materieel.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995
1995
1996
1997
1998
1999
9 620
8 900
8 000
7 550
6 650
4 190
925
525
1 850
13 090
8 925
8 075
8 500
Mutatie (rente e.d.) Stand ontw. begr. 1996
7 610
9 620
2000
8 500
c. De toelichting bij de cijfers De mutatie wordt veroorzaakt door het gecombineerde effect van enerzijds een lage dollarkoers en anderzijds een hogere korte Amerikaanse rentevoet en een hoger geraamd uitstaand saldo. Het bij de Federal Reserve Bank uitstaande saldo wordt gemiddeld op $ 100 mln. geraamd. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 26.1 respectievelijk 11.7. 02.03. Ontvangsten Muntwezen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De ontvangsten van het Rijk hebben betrekking op de betaling van De Nederlandse Munt N.V. (DNM) aan het Rijk wegens de verkoop van metaalschroot (muntmetaal van vernietigde munten), voorts op de afdracht van nominale waarde uit hoofde van de afgifte van niet voor het betalingsverkeer bestemde munten en ten slotte op de afdracht van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
130
royalty’s door DNM. Dit laatste betreft een vergoeding die de Staat ontvangt voor dukaten die DNM produceert en verkoopt. Het artikelonderdeel Staatsmuntbedrijf wordt alleen nog vermeld ten behoeve van de verantwoording over 1994 en verdwijnt volgend jaar uit de begroting.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw. begr. 1995
1 066
1 066
1 066
1 066
1 066
1e suppletore wet 1995
30 600
1 066
1 066
1 066
1 066
Mutatie 1 (metaalschroot)
1 000
Mutatie 2 (f10,– Hugo de Grootmunt) Stand ontw. begr. 1996
2000
11 500 45 844
44 166
1 066
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1 (metaalschroot) Deze mutatie heeft betrekking op de verkoop van metaal, dat ontstaat door verschrotting van uit circulatie teruggevloeide munten. Het betreft met name zilver van verschrotte bijzondere munten. Mutatie 2 (f10,- Hugo de Groot-munt) In 1995 wordt naar aanleiding van het 350-ste sterfjaar van Hugo de Groot een bijzondere f10,-munt uitgegeven. De oplage bedraagt ruim 1,5 mln. stuks, zodat een ontvangst wordt geraamd van f 15,5 mln. Voorts is in de mutatie verdisconteerd een hoger dan geraamde terugvloei van de f50,- Bevrijdingsmunt waardoor er 80 000 munten meer terugvloeien (–f 4,0 mln.) dan geraamd. Per saldo bedraagt mutatie 2 f 11,5 mln. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
1. 2. 3. 4.
Opbrengst verkoop metaalschroot Afgeleverde munten (setjes/bijz.munten) Afdracht royalty’s dukaten Staatsmuntbedrijf
Totaal
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
131 39 385 131 6 197
1 000 42 856 310 –
0 756 310 –
16.1 97 16.1 86.1
01.24 14.3 01.24 01.24
45 844
44 166
1 066
–
–
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
131
02.04. Toename munten in circulatie
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel betreft de nominale waarde van de toename van de munten die in het betalingsverkeer in omloop zijn. Dit betekent dat op dit artikel enerzijds wordt verantwoord de nominale waarde van munten die in circulatie worden gebracht, en anderzijds wordt de nominale waarde van de munten verantwoord die uit circulatie gehaald worden. Het betreft hier alleen munten die voor het betalingsverkeer bestemd zijn. De ontvangsten zijn niet relevant voor het financieringstekort. De verwachting is dat de nominale waarde van munten die in omloop worden gebracht de nominale waarde van munten die uit omloop worden gehaald zal overtreffen. Aldus is sprake van een ontvangst voor de Staat, welke op het onderhavige artikel geraamd is. Indien echter de nominale waarde van de munten die uit circulatie worden gehaald groter is dan de nominale waarde van munten die in circulatie worden gebracht, zal sprake zijn van een uitgave, welke geraamd wordt op uitgavenartikel 02.01 Muntwezen, artikelonderdeel Afname munten in circulatie (niet relevant). Bij de munten die uit circulatie worden teruggenomen kunnen zich beschadigde munten bevinden welke te zijner tijd vernietigd worden.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995 Mutatie (muntvraag) Stand ontw. begr. 1996
11 988
1995
1996
1997
1998
1999
51 500
51 500
51 500
51 500
51 500
– 31 500
– 23 750
– 23 750
– 23 750
– 23 750
20 000
27 750
27 750
27 750
27 750
2000
27 750
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie (muntvraag) De mutatie wordt veroorzaakt doordat de nominale waarde van de per saldo in circulatie gebrachte munten neerwaarts is bijgesteld als gevolg van een gewijzigde samenstelling van de muntvraag. De verwachting is dat de vraag naar de hoge denominaties (vijfguldenstukken en rijksdaalders) relatief gering is, hetgeen ook zijn weerslag vindt in het muntprogramma (zie uitgavenartikel 02.01). In de ramingen wordt er van uit gegaan dat de geproduceerde munten in circulatie worden gebracht, hetgeen betekent dat de nominale waarde van verwachte produktie overeenkomt met de in dit artikel gepresenteerde ontvangstenraming. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 97 respectievelijk 14.3.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
132
02.05. Vervallen 02.06. Vervallen 02.07. Diverse ontvangsten financie¨n binnenland
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid 1. Op grond van artikel 19 van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (Stb. 1991, 374, WAKO), verleent de Minister van Financie¨n dekking voor de aansprakelijkheid van kernexploitanten, voor zover de aansprakelijkheid niet elders wordt gedekt of indien dekking slechts tegen een onredelijke premie of vergoeding te krijgen is. Met ingang van 1 augustus 1991 wordt op grond van artikel 19 van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen (Wako) aan de exploitanten van kerninstallaties een vergoeding in rekening gebracht voor het door de Staat beschikbaar stellen van openbare middelen tot een bedrag van maximaal f 5 miljard per ongeval. Het totaal van de vergoedingen bedraagt op jaarbasis thans f 1 259 500. Daarnaast zijn de exploitanten op grond van artikel 9 van de Wako een premie verschuldigd voor de Aanvullende Staatspolis. Hiermee is op jaarbasis een bedrag gemoeid van f 73 260,-. De totale ontvangsten uit hoofde van de Wako komen uit op f 1 332 760,- per jaar. 2. Het Agentschap van het Ministerie van Financie¨n genereert ontvangsten uit hoofde van de volgende tariefregelingen: – Periodieke kosten schuldregisters De tarieven vinden hun grondslag in artikel 7 van de wet van 30 november 1949 (Stb. 1949/J 529), jo. artikel 6 van de Beschikking Schuldregisters (Stcrt. 1963/81), laatstelijk gewijzigd bij beschikking van 18 december 1986 (Stcrt. 1987/1). Inschrijving van een vordering op een rekening op naam in het schuldregister van een lening is voor beleggers een alternatief voor het doen afgeven van schuldbewijzen aan toonder (obligaties) ter zake. – Beheer depot effecten van derden Het tarief vormt een vergoeding voor de kosten van het bewaren en beheren van effecten die door derden bij het Agentschap worden gedeponeerd in verband met verpanding van deze effecten aan de Staat (zekerheidsstelling). 3. Het artikelonderdeel verzekering staatsbedrijven is alleen nog ten behoeve van de verantwoording 1994 opgenomen. Met de privatisering in 1994 van het laatste staatsbedrijf, ’s Rijks Munt, verdwijnt dit artikelonderdeel uit de begroting. Ingevolge de Bedrijvenwet 1928 (Stb. 1928, 249) waren de Staatsbedrijven verzekerd bij het Rijk voor het risico van brand en andere ongevallen. Hiervoor ontving het Rijk een premie.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995 Stand ontw. begr. 1996
2 996
1995
1996
1997
1998
1999
2 847
2 847
2 847
2 847
2 847
2 847
2 847
2 847
2 847
2 847
2000
2 847
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
133
c. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
1. (Her)verzekeringen en garanties 2. Ontvangsten Agentschap 3. Verzekering staatsbedrijven
1 328 1 648 20
1 327 1 520 –
1 327 1 520 –
58.22 16.1 57.1
01.23 01.23 01.23
Totaal
2 996
2 847
2 847
d. Overige gegevens Tarieven Hieronder wordt ingegaan op de tarieven ten grondslag aan de ontvangsten van het Agentschap. – Periodieke kosten schuldregisters Het tarief voor het aanhouden van een schuldregisterrekening is zowel marktconform als kostendekkend. – Beheer depot effecten van derden Het in rekening gebrachte tarief is gerelateerd aan vergelijkbare tarieven bij banken. Het tarief is dan ook meer dan kostendekkend. Momenteel worden alleen tarieven berekend voor dat gedeelte van de depotwerkzaamheden dat betrekking heeft op de effecten die gedeponeerd zijn door instellingen die borg staan voor belastingschuldigen. 02.08. Dividend uit staatsdeelnemingen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden de winstuitkeringen op deelnemingen van de Staat in ondernemingen verantwoord, waarvan het aandeelhouderschap namens de Staat door de Minister van Financie¨n wordt uitgeoefend.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Mutatie 1 (NIB) Mutatie 2 (diverse) Stand ontw.begr. 1996
1995
1996
1997
1998
1999
72 200
63 400
63 000
63 000
63 000
8 413
2000
2000
2000
2000
65 400
65 000
65 000
65 000
2000
– 4 598 64 057
76 015
65 000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
134
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1 (NIB) In 1995 zijn extra dividendontvangsten uit hoofde van de Nationale Investeringsbank NV (NIB) gerealiseerd. Om het staatsbelang in de NIB op 50,3% te houden is het dividend op aandelen NIB voor f 6,2 mln. omgewisseld in aandelen (stockdividend) en voor f 16,4 mln. contant uitgekeerd. De dividendopbrengsten zullen naar verwachting meerjarig met f 2 mln. toenemen, mede door de omzetting in aandelen van een deel van de converteerbare achtergestelde lening van de Staat aan de Nationale Investeringsbank (f 10,3 mln.). De opbrengstraming bij het ontvangstenartikel 02.12 rente en aflossing diverse leningen is overeenkomstig verlaagd. Mutatie 2 (diverse) De mutatie in 1995 is een saldo van gerealiseerde meevallende dividendontvangsten bij de Haven van Vlissingen en de Nederlandse Waterschapsbank en een tegenvaller bij de Bank voor Nederlandsche Gemeenten. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
Nationale Investeringsbank Internationale Nederlandengroep Bank voor Nederlandsche Gemeenten Hollandsche Signaalapparaten Koninklijke Nederlandse Springstoffenfabriek 6. Haven van Vlissingen 7. Nederlandse Waterschapsbank 8. De Nederlandse Munt
6 795 1 213 55 691 0
16 413 2 010 57 083 0
10 000 2000 52000 0
11.3 11.7 11.7 11.3
0 110 248 0
0 55 454 0
0 0 200 1 200
11.3 11.3 11.7 11.3
Totaal
64 057
76 015
65 400
1. 2. 3. 4. 5.
econ.
func.
28.2
02.09. Vervallen 02.10 Regeling Bijzondere Financiering en Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden verantwoord de ontvangsten uit hoofde van de Regeling Bijzondere Financiering 1971 (BF) en de Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981 (PPM). De BF-ontvangsten betreffen de aan de Staat verschuldigde garantie-provisies, alsmede de na afdekking nog ontvangen terugbetalingen door bedrijven. De PPMontvangsten hebben betrekking op eventuele terugbetalingen door PPM’s, nadat eerder door de Staat vergoedingen zijn betaald.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
135
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
25 000
25 000
24 000
23 000
23 000
mutatie (restituties BF)
12 500
5 000
5 000
37 500
30 000
29 000
23 000
23 000
Stand ontw. begr. 1996
78 559
2000
23 000
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie (restituties BF) Op basis van aangepaste inzichten met betrekking tot enkele grote bedrijven en de in 1995 reeds gerealiseerde restituties BF zijn de ramingen voor de jaren 1995 t/m 1997 positief bijgesteld. Met name verwachte terugbetalingen uit Aramide in de periode 1995–1997 liggen aan de verhoging ten grondslag. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
econ.
1. garantieprovisie BF 2. restituties BF 3. restituties PPM
7 167 71 392 0
9 000 28 500 0
9 000 21 000 0
8 000 21 000 0
7 000 16 000 0
7 000 16 000 0
7 000 16 000 0
16.1 51.3 51.3
Totaal
78 559
37 500
30 000
29 000
23 000
23 000
23 000
funct.
11.3
De raming van de garantieprovisie BF is gebaseerd op realisatiecijfers en de veronderstelling van tijdelijk hogere inkomsten door verhoging van het garantieplafond in de periode 1993 t/m 1995. De raming restituties BF en PPM hebben meerjarig een stelpostkarakter, vanwege grote onzekerheden van terugbetalingen uit bedrijven waarop schade is geleden. De uitgaven met betrekking tot de BF en PPM worden verantwoord op de uitgavenartikelen 02.07 en 02.08. 02.11. Opbrengst verkoop vermogenstitels
1. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Op dit artikel worden opbrengsten uit verkoop van vermogenstitels van de Staat verantwoord.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
136
2. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000,–) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 86.5 respectievelijk 11.7. 02.12 Rente en aflossing diverse leningen
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit ontvangstenartikel bevat de volgende leningen. 1. In het kader van de financie¨le herstructurering van de Nationale Investeringsbank N.V. (NIB) is in 1987 een overeenkomst gesloten tussen de Staat en de NIB inzake een converteerbare achtergestelde lening van de Staat aan de NIB (zie brief van de minister van Financie¨n aan de Tweede Kamer d.d. 18 december 1986, nr. 386– 15 013 en de Wet van 1 december 1 988, Staatsblad 1988, 692). De oorspronkelijke hoofdsom van de lening beloopt f 120 mln. 2. Bij Wet van 11 september 1985 (Stb. 510) heeft de Staat de naamloze vennootschap Postbank N.V. opgericht, waarin de vermogensbestanddelen van de Staat, welke konden worden toegerekend aan de Postcheque- en Girodienst en de vermogensbestanddelen van de Rijkspostspaarbank, werden ingebracht. Bij de oprichting zijn door de Staat aan de Postbank twee leningen verstrekt (f 950 mln. a` 6,625% en f 350 mln. a` 7,25%). Met ingang van 1 januari 2002 worden beide leningen in tien achtereenvolgende jaren afgelost. 3. Bij de privatisering van het Rijksinkoopbureau is aan het Nederlands Inkoopcentrum N.V. een achtergestelde lening verstrekt van f 15,0 mln a` 10%. Deze is aangevuld met een tweede achtergestelde lening van f 5 mln. a` 10%. 4. De bij de oprichting van de NV RCC (Rijks Computercentrum) per 1 november 1990 afgegeven leningen zijn in 1994 vervroegd afgelost. 5. De Staat heeft 268 987 10% obligaties van nominaal f 1 000,– van Internationale Nederlanden Groep verkregen. Het betreft een achtergestelde lening met een looptijd van 10 jaar en een rente van 10% per jaar, voor het eerst op 15 maart 1992. De lening zal in haar geheel a pari worden afgelost op 15 maart 2001. 6. De lening SENS (Hippo Toto) van f 7,55 mln. vindt haar grondslag in de (privaatrechtelijke) overenkomst van 27 oktober 1993 tussen de Staat en de SENS. Rente bedraagt 7,375% en de aflossing vangt naar 3 jaren aan. Het tijdstip en de hoogte van de rente- en aflossingsbedragen zijn afhankelijk van de overwinst van de SENS en zijn pro memorie geraamd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
137
7. Bij de oprichting per 1 februari 1993 van de Stichting Rijks Opleidingsinstituut (ROI) is door de Staat een achtergestelde lening verstrekt van f 3,0 mln. Het rentepercentage is vastgesteld op 6,85%. Zowel de rente- als aflossingsbedragen zijn resultaatsafhankelijk, zodat deze pro memorie zijn geraamd. 8. Aan de Koninklijke Begemann Groep NV is in 1991 in het kader van de verkoop van aandelen RDM een achtergestelde lening verleend van f 12 mln (tegen 1% rente).
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 mutatie 1 (NIB) mutatie 2 (Begemann)
1995
1996
1997
1998
1999
136 900
138 190
137 105
135 895
134 670
– 1 580
– 1 970
– 1 860
– 1 750
– 1 640
135 245
134 145
133 030
3 350
mutatie 3 (raming) Stand ontw.begr. 1996
2000
– 150 141 669
138 670
136 070
130 344
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1 (NIB) In 1994 is een bedrag van f 10 308 630,- van de lening aan de NIB omgezet in aandelen. Dit leidt vanaf 1995 tot lagere ontvangsten rente en aflossing lening NIB. De hogere dividendopbrengsten zijn verwerkt bij ontvangstenartikel 02.08 Dividend uit staatsdeelnemingen. Mutatie 2 (Begemann) De lening aan de Koninklijke Begemann Groep NV is door de vennootschap per 2 januari 1995 vervroegd afgelost. In verband met het recht op vervroegde aflossing was de lening pro memorie geraamd, zodat in latere jaren geen derving van rente en aflossing optreedt. Mutatie 3 (raming) De mutatie betreft een technische ramingscorrectie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
138
4. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
econ.
func.
1. Nationale Investeringsbank Rente Aflossing
7 290 12000
6 200 10 700
5 000 10 700
4 300 10 700
3 600 10 700
2 900 10 700
2 100 10 700
26.1 86.2
11.3
2. Postbank N.V. Rente
88 313
88 020
88 020
88 020
88 020
88 005
88 000
26.1
11.7
3. Nederlands Inkoopcentrum N.V. Rente Aflossing
2000 0
2000 1 500
1 700 3 750
1 325 4 000
925 4 000
525 4 000
144 2 500
26.1 86.1
11.4
4. N.V. RCC Rente Aflossing
168 5 000
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
26.1 86.2
11.7
5. Internationale Nederlandengroep Rente 26 899
26 900
26 900
26 900
26 900
26 900
26 900
26.1
11.7
6. SENS (Hippo Toto) Rente Aflossing
0 0
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
26.1 86.1
11.7
7. Rijks Opleidingsinstituut Rente Aflossing
0 0
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
pm pm
26.1 86.1
11.7
8. Koninklijke Begemann Groep Aflossing
0
3 350
–
–
–
–
–
86.1
11.7
141 669
138 670
136 070
135 245
134 145
133 030
130 344
Totaal
03.01. Vervallen 03.02. Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden
1. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel (met voorfinancieringskarakter) heeft betrekking op de rekening-courantverhouding tussen de Staat en de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (FMO). Onder de uitgaven is een overeenkomstig artikel opgenomen (03.02).
2. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995 Stand ontw. begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
139
Tegenover de uitgaven ten bedrage van de mate van voltrekking van de rekening-courant door FMO (tot een maximum van f 40 mln.) staan in enig jaar even grote inkomsten van de Staat als gevolg van de afstorting (tot het door FMO opgenomen bedrag) aan de Staat van de opname van kapitaalmarktmiddelen. De betreffende begrotingsposten zijn dan ook voor enig jaar in evenwicht (eindsaldo nihil) en derhalve op pm gesteld. De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 86.2 respectievelijk 01.54. In de aanvullende Overeenkomst van 27-11-1992 is terzake van de rekening-courantverhouding tussen Staat en FMO bepaald dat deze van toepassing zal blijven zolang de FMO nog kapitaalmarktmiddelen onder garantie van de Staat op haar balans heeft staan. 03.03. Ontvangsten Europese Investeringsbank
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Via de Europese Investeringsbank hebben de EG-lidstaten in 1971 een lening aan Turkije verstrekt. Jaarlijks wordt het Nederlandse aandeel in de terugbetalingen (rente en aflossing) door Turkije, conform de overeengekomen terugbetalingsregeling, ontvangen en op dit artikel verantwoord.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw. begr. 1995
5 831
5 282
4 436
3 987
3 654
Mutatie
– 140
– 107
– 89
– 74
– 62
5 691
5 175
4 347
3 913
3 592
Stand ontw. begr. 1996
5 863
2000
3 257
c. De toelichting bij de cijfers De mutatie betreft een wisselkoersverschil (een gedeelte van de rente en aflossing luidt in dollars).
d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdelen
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
Ontvangsten EIB–Turkije 1. Rente 2. Aflossing
1 302 4 561
1 004 4 687
846 4 329
26.1 88.11
Totaal
5 863
5 691
5 175
01.53
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
140
03.04. Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid In geval van verstrekking van kredieten onder het geı¨ntegreerd EG-mechanisme voor financie¨le ondersteuning op middellange termijn, dient de kredietnemende staat deze met rente terug te betalen. Dit artikel is met het oog op dergelijke ontvangsten geschapen. Overigens staan thans geen kredieten uit die uit de begroting worden gefinancierd.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
0
1995
1996
1997
1998
1999
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2000
0
De bij dit artikel behorende economische en functionele coderingen luiden voor de rente 26.1 en 13.3 en voor de aflossing 88.11 en 01.43. 03.05 Diverse ontvangsten financie¨n buitenland
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel betreft de volgende onderdelen: 1. De ontvangsten uit handhaving van de waarde van het door Nederland gestorte aandeel in het kapitaal van de Europese Investeringsbank (EIB). Op deze manier wordt voorzien in de mogelijkheid om ontvangsten te boeken indien de gulden dusdanig apprecieert dat de feitelijke waarde van het Nederlandse aandeel in het kapitaal van de EIB hoger is dan de boekwaarde van het in ECU’s uitgedrukte aandeel. 2. De uitkering krachtens de Nederlands-Indonesische overeenkomst van 7 september 1966 (Trb.199); het betreft jaarlijks ontvangen bedragen van Indonesie¨ via het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor particuliere schuldeisers op grond van de overeenkomst tussen Nederland en Indonesie¨ uit 1966 voor de afwikkeling van uiteenlopende financie¨le kwesties, die hun oorsprong hebben in de tijd vo´o´r 1963. 3. Incidenteel van de EIB terug ontvangen garantie-betalingen inzake verstrekte leningen aan de Afrikaanse, Caraı¨bische en StilleZuidzeelanden (ACP-landen) en de landen en gebieden overzee (LGO) vallende onder de Overeenkomsten van Lome´. 4. Ontvangsten betreffende de IDA Special Action Account; het betreft halfjaarlijkse terugbetalingen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie in verband met de Nederlandse bijdrage in 1978 aan de IDA Special Action Account. Dit is een faciliteit waaruit leningen zijn verstrekt; na de aflossingsvrije periode van deze leningen vloeien de middelen geleidelijk weer terug naar Nederland.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
141
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995
1995
1996
1997
1998
1999
8 683
8 683
8 683
8 683
8 683
– 500
– 500
45
8 183
8 183
8 728
Mutatie (diverse) Stand ontw. begr. 1996
10 484
8 683
8 683
2000
9 517
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie (diverse) De mutatie 1997 bestaat uit het saldo van: – f 0,5 mln. lagere ontvangsten door aanpassing van de ontvangsten uit hoofde van de Overeenkomst met Indonesie¨; de uitkeringen lopen conform de overeenkomst langzaam af, waardoor de meerjarencijfers vanaf 1997 op een niveau van f 7,5 mln. zijn gebracht. – Hogere ontvangsten (1999: +f 545 000 en 2000: +f 1 334 000) uit hoofde van de IDA Special Action Account. Deze zijn, eveneens op grond van de overeenkomst, op een hoger niveau gebracht. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdelen
1. 2. 3. 4.
Handhaving waarde aandeel in EIB Nederlands–Indon.Overeenkomst Terugontvangen garantiebetalingen EIB IDA Special Action Account
Totaal
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
0 8 000 1 822 662
0 8 000 0 683
0 8 000 0 683
88.21 59.52 59.12 86.2
01.43 01.40 01.53 01.53
10 484
8 683
8 683
03.06. De Exportkredietverzekering
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Kortheidshalve wordt verwezen naar de algemene inleiding op de artikelsgewijze toelichting en de toelichting bij het uitgavenartikel 03.10 (ook voor wat betreft volume- en prestatiegegevens).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
142
b. De cijfers Opbouw van de ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 1e suppl. wet 1995 Mutatie Stand ontw.begr. 1996
507 974
1995
1996
1997
1998
1999
410 000
410 000
410 000
410 000
410 000
50 000
10 000
10 000
10 000
10 000
100 000
50 000
560 000
470 000
420 000
420 000
420 000
2000
420 000
c. De toelichting bij de cijfers De ontvangstenraming is gebaseerd op de huidige inzichten met betrekking tot de ontvangst van provenuen (schaderestituties) uit hoofde van afgesloten en af te sluiten schuldenregelingen in het kader van de Club van Parijs. Meerjarig heeft de raming een stelpostkarakter.
Mutaties eerste suppletore wet 1995 en ontw.begr.1996 De provenuraming is bij beide gelegenheden opgehoogd, omdat gebleken is dat enkele belangrijke provenulanden hun terugbetalingsverplichtingen blijven nakomen. Zie voor een nadere toelichting uitgavenartikel 03.10. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (x f 1 000,–) en de economische en functionele codering Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
1. Premies 2. Schaderestituties
128 553 379 421
60 000 500 000
60 000 41.0.000
57.4 51.4
Totaal
507 974
560 000
470 000
funct.
11.1
03.07 Wet Herverzekering Investeringen 1969
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Kortheidshalve wordt voor de toelichting bij dit artikel verwezen naar de toelichting bij het corresponderende uitgavenartikel 03.11.
b. De cijfers Opbouw van de ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw.begr. 1995 Stand ontw.begr. 1996
137
1995
1996
1997
1998
1999
700
700
700
700
700
700
700
700
700
700
2000
700
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
143
De bij dit artikelonderdeel behorende economische en functionele codering luidt 54.42 respectievelijk 01.54. 04.01 Ontvangsten heffings- en invorderingsrente
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De regeling betreffende de invorderingsrente is gebaseerd op de Invorderingswet 1990 (artikelen 28, 29, 30 en 31) en de heffingsrente op de Algemene Wet Rijksbelastingen (artikelen 30a, 30b en 30c).
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw. begr. 1995
1 140 000
1 140 000
1 140 000
1 140 000
1 140 000
mutatie
– 200 000
– 130 000
– 130 000
– 130 000
– 130 000
940 000
1 010 000
1 010 000 1 010 000
1 010 000
Stand ontw. begr. 1996
968 160
2000
1 010 000
c. De onderverdeling in artikelonderdelen De verdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering. Artikelonderdeel
Ontvangsten 1994
1995
1996
1. Ontvangsten invorderingsrente 2. Ontvangsten heffingsrente
193 161 774 999
185 000 755 000
198 750 811 250
Totaal
968 160
940 000
1 010 000
Codering econ.
funct.
36.0
01.22
Voor een toelichting wordt verwezen naar het uitgavenartikel heffingsen invorderingsrente 04.05. 04.02 Kosten vervolging
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel betreft de aan de schatkist toekomende kosten van vervolging ter zake van middelen, waarvan de invordering is opgedragen aan de Belastingdienst. Het tarief berust op de Kostenwet Invordering Rijksbelastingen van 12 februari 1969, Stb. 83, laatstelijk gewijzigd bij wet van 19 december 1991, Stb. 717.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
144
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw.begr. 1995
81 900
76 900
76 900
76 900
76 900
Mutatie (hogere ontvangsten)
15 000 76 900
76 900
76 900
76 900
Stand ontw.begr. 1996
108 653
96 900
2000
76 900
De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 36.0, respectievelijk 01.22.
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie (hogere ontvangsten) Op grond van de realisatie tot nu toe, mede samenhangend met intensivering van de fraudebestrijding, is de raming voor 1995 opwaarts bijgesteld.
d. Overige gegevens Tarieven De tarieven inzake de kosten vervolging zijn in eerste instantie gebaseerd op de integrale kosten berekend door de inzet van personele middelen (deurwaarders en invorderaars) te vermenigvuldigen met normbedragen uit de DAR-handleiding. De tarieven zijn per 1-1-1992 aangepast en bedragen als volgt: – Aanmaningen kosten f 10,– (twintig gulden bij een schuld vanaf duizend gulden). – Dwangbevelen kosten f 50,– (plus vijf gulden voor elke honderd gulden schuld met een maximum van f 15 000,–). – Beslagleggingen en openbare verkopen kosten f 70,– resp. f 90,– (plus twintig gulden per uur boven de vier uur). De tarieven hebben een lichte overdekking. Dit hangt samen met het feit dat ook de gemeenten bij de uitvoering met de tarieven kostendekkend moeten kunnen werken. Verder kan de overdekking worden gezien als een gedeeltelijke dekking van de kosten in de sfeer van de bijzondere invordering waarvoor geen kosten in rekening worden gebracht, maar die in ruime zin wel samenhangen met de kosten van dwanginvordering. Eind 1995 wordt onderzocht in hoeverre een meer verfijnde kostprijscalculatie mogelijk is (op basis van Activity Based Costing). In dat onderzoek zal ook bezien worden of de ontvangsten zijn uit te splitsen naar type en aantal doorberekende vervolgingsacties (ten behoeve van onderstaande onderbouwing met volume- en prestatiegegevens).
Volume- en prestatiegegevens Met behulp van onderstaande tabel wordt beoogd inzicht te geven in de ontwikkeling van de aan de ontvangsten ten grondslag liggende vervolgingsacties (volumegegevens). Niet alle aanmaningen en dwangbevelen worden echter doorberekend, omdat in een deel van de gevallen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
145
tussentijds is betaald, danwel een betalingsregeling is getroffen. Onderstaande volumegegevens zijn dus niet geheel representatief voor de ontvangsten. Ontwikkeling aantallen vervolgingsacties en doorberekende kosten (x 1 000) 1990
1991
1992
1993
1994
Aanmaningen
2 869
3 408
2 417
2 293
2 310
Dwangbevelen
1 254
1 575
1 116
1 020
961
966
14
534
466
485
2
2
3
102,8
102,6
108,7
Beslagopdrachten Openbare verkopen Ontvangsten (x f 1 mln.)
71,0
78,5
Uit de tabel is af te lezen dat het aantal vervolgingsacties met name in 1992 een sterke daling ondergaat. Per 1-1-1992 zijn de gemeenten de invordering van de onroerende-zaakbelasting zelf gaan verzorgen. In hetzelfde jaar zijn de tarieven verhoogd om de gemeenten in de gelegenheid te stellen de voortgezette inning kostendekkend uit te voeren. Vandaar dat de ontvangsten in 1992 zijn gestegen, ondanks de daling van het aantal vervolgingsacties. Ook in 1993 en 1994 daalt het aantal vervolgingsacties. Dit is tot nu toe echter gecompenseerd door een hoger gemiddeld tarief. Dit wordt mede veroorzaakt door een verschuiving naar vervolgingsacties betrekking hebbend op een hogere belastingschuld (de tarieven zijn deels gerelateerd aan de hoogte van de schuld). In hoeverre de daling van het aantal vervolgingsacties zich in de komende jaren voortzet is moeilijk op voorhand te zeggen. Voorzichtigheidshalve is de raming alleen voor 1995 opwaarts aangepast. 04.03. Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, Belastingdienst
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Dit artikel bestaat uit de volgende onderdelen, waarvan hieronder de grondslag wordt vermeld. 1. Formulieren en publicaties: het tarief berust op de Beschikking formulierprijzen van 8 december 1982 (laatstelijk gewijzigd bij Beschikking van 16 december 1987, nr. 587–26 537, Ned. Stcrt. 244). 2. Legesgelden: – Inzake de registratie van akten: het tarief berust op de Registratiewet 1970 (Stb. 610, laatstelijk gewijzigd bij wet van 19 mei 1988, Stb. 251) en het Uitvoeringsbesluit Registratiewet 1970 van 1971 laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 19 december 1991, Stb. 719). – Vergoeding voor werkzaamheden van de Douane ingevolge Beschikking douane en accijnzen algemeen: het tarief berust op art. 71c Beschikking douane en accijnzen algemeen (laatstelijk gewijzigd bij beschikking van 10 januari 1983, Ned. Stcrt. 6).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
146
3. Inning gemeentelijk zeehavengeld: de vergoeding is gebaseerd op een overeenkomst van 30 maart 1914 (aangepast bij ministerie¨le beschikking van 4 oktober 1934, nr. 169). 4. Sociale Verzekeringsfondsen: de vergoeding is gebaseerd op de Regeling perceptiekosten volksverzekeringen van 28 oktober 1991 (Stb.209). Het betreft kosten welke zijn verbonden aan de door de Belastingdienst verrichte werkzaamheden in het kader van de heffing, inning en controle van sociale premies ten behoeve van de sociale verzekeringsfondsen. 5. Motorrijtuigenbelasting: het tarief wordt jaarlijks vastgesteld conform art. 152 van de Provinciewet (zoals die is gewijzigd bij de wet van 20 november 1980, Stb. 640). Het betreft een vergoeding voor de kosten verbonden aan de heffing en inning van de provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting door de Belastingdienst. 6. Bijdrage Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) aan Bureaus Financie¨le Ondersteuning (BFO’s): de vergoeding die Financie¨n ontvangt voor de inzet van de FIOD is gebaseerd op de overeenkomst tussen de Ministeries van Justitie, BiZa en Financie¨n van 6 juli 1992. Hierin zijn afspraken gemaakt over de inzet van Belastingdienst medewerkers bij de Bureaus Financie¨le Ondersteuning van de rijks- en gemeentepolitie. De overeenkomst heeft een werking van 1 januari 1992 tot 1 januari 1996. In het najaar wordt het convenant opnieuw bezien. De financie¨le consequenties van het convenant worden bij de Voorjaarsnota 1996 meegenomen.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994 Stand ontw. begr. 1995 1e suppl. wet 1995
1995
1996
1997
1998
1999
513 693
518 508
519 563
520 563
520 563
11 250
15 000
15 000
3 000
2000
1 000
1 000
100
100
100
100
100
540 073
521 608
532 913
536 663
536 663
3 074
Mutatie 1 (MRB) Mutatie 2 (leges)
1 600
Mutatie 3 (SVF)
21 606
Mutatie 4 (zeehavengeld) Stand ontw. begr. 1996
2000
224 997
536 663
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie 1 (MRB) Deze mutatie betreft een verhoging van de vergoeding voor de heffing en inning van de provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting. De verhoging vloeit voort uit de verruiming van het provinciaal belastinggebied met f 750 mln. per jaar door middel van een verhoging van de provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting per 1 april 1996. Als gevolg van de systematiek van integrale kostendoorberekening zullen de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
147
perceptiekosten voor de provincies, welke ca. 2% van de opbrengst vormen, structureel stijgen met f 15 mln.
Mutatie 2 (leges) De mutatie betreft een verhoging van de raming vanwege een aanpassing van de tarieven en de realisatie 1994 voor verkrijgbare stukken en leges. De verhoging bedraagt f 0,3 mln. voor de verkrijgbare stukken en f 2,7 mln. voor de leges. Hiermee zijn de tarieven op (50%-)kostendekkend niveau gebracht. Een gedeelte voor deze verhoging was al ingeboekt in de begroting 1995, ter invulling van de ombuigingen Regeerakkoord. Mutatie 3 (SVF) Bij de perceptiekosten Sociale Fondsen is een deel van de indexering 1993 en de indexering 1994 verwerkt. Een gedeelte van de indexering is vorig jaar bij de begroting 1995 reeds verwerkt in verband met de invulling van de ombuigingen Regeerakkoord. Mutatie 4 (zeehavengeld) Mutatie 4 betreft een aanpassing van de raming voor perceptiekosten zeehavengelden aan het in 1994 gerealiseerde bedrag. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdeel
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Formulieren en publicaties Legesgelden Opbrengst van schikkingen Administratieve boeten Inning gemeentelijk zeehavengeld Sociale Verzekeringsfondsen Motorrijtuigenbelasting Bijdrage FIOD aan BFO’s
Totaal
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
953 8 409 3 933 211 702 – – – –
900 7 800 – – 1 000 519 488 6 700 4 185
900 9 200 – – 1 000 503 808 6 700 0
16.1 38.5 36.0 38.0 16.2 16.2 16.2 16.2
224 997
540 073
521 608
funct.
01.22
e. Overige gegevens Tarieven 1. De tarieven van voor het publiek verkrijgbaar gestelde stukken zijn gebaseerd op een integrale kostprijsberekening. Naar aanleiding van een intern onderzoek naar kostendoorberekening zijn per 1 januari 1995 de formulierprijzen verhoogd naar een kostendekkend niveau. 2. Legesgelden – Bij de registratie van akten worden tarieven gehanteerd waarbij het uitgangspunt 50% kostendekkendheid is, omdat zowel de staat (verzamelen van gegevens ten behoeve van een juiste belastingheffing) als de aanbieders van akten (rechtszekerheid) belang hebben bij de registratie. Uit bovengenoemd intern onderzoek is gebleken dat enkele tarieven iets boven en andere tarieven iets onder deze 50% gesteld zijn. Deze tarieven zijn nu bijgesteld. – De vergoeding voor de werkzaamheden van de Douane ten behoeve van derden is gebaseerd op een uurtarief. Uit het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
148
interne onderzoek is gebleken dat uitgaande van de gehanteerde grondslag het tarief niet kostendekkend was, omdat het tarief de laatste jaren niet was aangepast. Ten behoeven van een kostendekkend tarief is het uurtarief per 1 maart 1995 verhoogd naar f 60,– en zal per 1 januari 1996 f 75,– bedragen. 4. De vergoeding voor de inning van gemeentelijke zeehavengeld is een percentage van het door de gemeente ontvangen zeehavengeld. Er zijn circa 10 fte’s met de werkzaamheden gemoeid. Uit het interne onderzoek blijkt dat het tarief ongeveer kostendekkend is. Momenteel wordt de mogelijkheid onderzocht om de heffing en inning van zeehavengeld over te dragen aan het Gemeentelijke Havenbedrijf Rotterdam. 5. De berekening van de integrale kosten voor de werkzaamheden ten behoeve van de Sociale Verzekeringsfondsen vindt plaats met behulp van een tijdwerkregistratie in combinatie met eigen normbedragen. Deze kosten worden volgens een vaste verdeelsleutel van 55/45 verdeeld over de Belastingdienst (LB en IB) en de sociale fondsen. Eens in de vier jaar wordt de berekeningsgrondslag opnieuw integraal vastgesteld. Binnen de vierjaarsperiode worden loon- en prijsontwikkelingen doorberekend. Daarmee is kostendekkendheid gewaarborgd. In 1996 vinden besprekingen plaats voor de periode 1997 tot en met 2000. 6. De vergoeding voor de inning van provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting is gebaseerd op de integrale kosten. Deze wordt na afloop van het jaar bepaald op basis van de gerealiseerde personele inzet in combinatie met eigen normbedragen en enkele specifieke kosten. De aldus bepaalde kosten worden de rato van het aandeel van de provincie in de totale opbrengst MRB toebedeeld (verdeelsleutelbenadering). De vergoeding is kostendekkend. 7. De politiekorpsen betalen voor de bijdrage van de FIOD aan de BFO’s een normbedrag voor de salariskosten per gedetacheerde medewerker. Voor deze ondersteuning zijn 60 mensjaren beschikbaar. De materie¨le uitgaven komen ten laste van de politie. De hoogte van de vergoeding is kostendekkend vastgesteld en staat vast tot 1 januari 1996. Het convenant zal in de herfst van 1995 opnieuw worden besproken. De financie¨le gevolgen kunnen daarom nog niet in deze begroting worden meegenomen. Deze zullen pas in de Voorjaarsnota 1996 worden aangegeven. 04.04. Bijdrage van EU in de inningskosten EU-douanerechten
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid Nederland ontvangt als tegemoetkoming in de kosten van de inning van de aan de Europese Gemeenschappen af te dragen invoerrechten 10% van die invoerrechten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
149
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw. begr. 1995
326 500
306 500
285 500
263 500
243 500
1e suppl.wet 1995
– 13 000
7 000
22 700
22 700
22 700
313 500
308 200
286 200
266 200
Mutatie Stand ontw. begr. 1996
2000
17 500 329 429
331 000
266 200
De bij dit artikel behorende economische en functionele codering luidt 16.1 respectievelijk 01.22.
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie eerste suppletore wet 1995 De tegenvallende raming invoerrechten voor 1995 slaat voor 1996 en latere jaren om in een meevallende ramingen. Aangezien de ontvangsten 10% van de geı¨nde invoerrechten bedragen, vallen deze ontvangsten structureel mee. Mutatie In verband met de meevallende invoerrechten wordt de raming van de bijdrage van de Europese Unie in de inningskosten opwaarts bijgesteld. 04.27. Diverse ontvangsten Belastingdienst
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid De ontvangsten van dit artikel hebben betrekking op uitkeringen ingevolge de AAW (art. 8, derde lid), de susidies en ouderbijdragen kinderopvang en diverse andere, veelal personeelsgerelateerde, ontvangsten.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw. begr. 1995
9 911
9 911
9 911
9 911
9 911
1e suppletore wet 1995
9 110
500
500
500
500
19 021
10 411
10 411
10 411
10 411
Stand ontw. begr. 1996
–
2000
10 411
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie eerste suppletore wet 1995 De verhoging met f 9,1 mln. in 1995 is grotendeels incidenteel van aard. Het betreft een vergoeding van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Belastingdienst voor aan Suriname geleverde bijstand (f 6,5 mln.) en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
150
de afrekening met de Waarderingskamer van verstrekte voorschotten. De structurele doorwerking betreft een saldo van hogere ontvangsten kinderopvang en lagere overige ontvangsten.
d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
–
4 500
4 500
47
06.15
– –
3 311 11 210
3 311 2 600
16.1 16.1
01.20 01.20
–
19 021
10 411
1. uitkeringen ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet 2. subsidies en ouderbijdragen kinderopvang 3. overige ontvangsten Totaal
04.28. Opbrengsten van schikkingen en administratieve boeten
a. De grondslag van het artikel en het te voeren beleid 1. Opbrengsten van schikkingen: schikkingsbedragen die worden geı¨nd op grond van artikel 76 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en artikel 197 van de Algemene wet inzake de Douane en Accijnzen, ter voorkoming van strafvervolging wegens fiscaal strafbare feiten. 2. Administratieve boeten: artikelen 9, 18, 20, 21 en 22 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, artikelen 134 en volgende van de Algemene wet inzake de Douane en Accijnzen.
b. De cijfers Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 000) 1994
1995
1996
1997
1998
1999
Stand ontw. begr. 1995
95 200
119 900
119 300
119 000
119 000
1e suppletore wet 1995
9 000
– 25 000
mutatie 1 (schikkingen)
– 3 000
– 3 000
– 3 000
– 3 000
– 3 000
– 20 000
– 25 000
71 900
91 300
116 000
116 000
mutatie 2 (boeten) Stand ontw.begr. 1996
–
101 200
2000
116 000
c. De toelichting bij de cijfers Mutatie eerste suppletore wet 1995 In 1995 worden extra boeteopbrengsten geraamd (+ f 29 mln.) door uitstel van de houderschapsbelasting voor motorrijtuigen naar 1 april 1995. Daarnaast leidt het uitstel van de invoering van de voorstellen van de commissie Van Slooten (boete-inspecteurs) tot 1 januari 1996 juist tot lagere boeteopbrengsten (- f 20 mln. in 1995 en – f 25 mln. in 1996).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
151
Mutatie 1 (schikkingen) De raming van de opbrengst van schikkingen vertoont reeds een aantal jaren een dalende trend en is thans neerwaarts bijgesteld van f 7 mln. naar f 4 mln. Mutatie 2 (boeten) De mutatie betreft het verdere uitstel van de invoering van de voorstellen van de commissie Van Slooten tot 1 januari 1997. d. De onderverdeling in artikelonderdelen De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangsten (x f 1 000) en de economische en functionele codering Artikelonderdeel
Ontvangsten
Codering
1994
1995
1996
econ.
funct.
1. schikkingen 2. administratieve boeten
– –
4 000 97 200
4 000 67 900
36.0 38.0
01.22 01.22
Totaal
–
101 200
71 900
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
152
BELASTINGONTVANGSTEN Algemeen Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de artikelen voor de raming van de belastingontvangsten voor 1995 en 1996. De bedragen genoemd in de toelichting op de artikelen betreffen de ontvangsten vo´o´r aftrek van de afdrachten aan de fondsen en de Europese Unie. Een meerjarenraming van de belastingontvangsten is opgenomen in bijlage 3 van de Miljoenennota 1996. Voordat de belastingraming per begrotingsartikel wordt toegelicht, wordt kort op de totale belastingraming ingegaan. Voor een meer uitgebreide toelichting op de totale belastingraming wordt verwezen naar bijlage 3 van de Miljoenennota 1996. Inleiding Tabel 1 geeft een overzicht van de belastingraming voor het totaal van de kostprijsverhogende belastingen en de belastingen op inkomen, winst en vermogen voor 1995 en 1996. Tabel 2 bevat een overzicht van de belangrijkste autonome mutaties. Tabel 1 Belastingraming 1995 en 1996 1994
1995
1996
in mld Kostprijsverhogende belastingen1 – totale mutatie wv autonoom wv endogeen
72,0
76,5 4,5 1,4 3,1
80,2 3,7 1,0 2,7
Belastingen op inkomen, winst en vermogen2 – totale mutatie wv autonoom wv endogeen
80,5
78,9 – 1,6 – 5,2 3,6
79,7 0,8 – 2,8 3,6
152,5
155,4 2,9 – 3,8 6,7
159,9 4,5 – 1,8 6,3
Totale belastingen – totale mutatie wv autonoom wv endogeen 1
Inclusief de niet voor de Rijksbegroting relevante belastingsoorten (invoerrechten en motorrijtuigenbelasting Infrastructuurfonds). Inclusief de niet nader toe te rekenen belastingontvangsten.
2
Voor 1995 en 1996 wordt een totale belastingopbrengst geraamd van respectievelijk 155,4 en 159,9 miljard. De belastingontvangsten stijgen in 1995 naar verwachting met 2,9 miljard ten opzichte van de realisatie in 1994. Deze stijging is het saldo van een endogene groei van 6,7 miljard en een autonome daling van 3,8 miljard. De endogene stijging vloeit voort uit het macro-economische beeld van de Macro-Economische Verkenning 1996 van het Centraal Planbureau en de aanslag- en kasontwikkeling. De autonome mutaties betreffen voornamelijk de lastenverlichting in de loon- en inkomstenbelasting uit de Miljoenennota 1995 en de effecten van de procesmatige versnelling bij de vennootschapsbelasting in 1994 (tabel 2). De belastingontvangsten stijgen in 1996 naar raming in totaal met 4,5 miljard ten opzichte van de raming voor 1995. Deze stijging is voor 6,3 miljard het gevolg van de endogene groei en voor –1,8 miljard het gevolg van autonome maatregelen. De endogene stijging is het gevolg van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
153
door het Centraal Planbureau in de MEV’96 geraamde stijging van de bestedingen, de werkgelegenheid, de loonvoet en de winsten. De belangrijkste autonome maatregelen worden weergegeven in tabel 2. Tabel 2 Belangrijkste autonome mutaties in 1995 en 1996 (t.o.v. voorafgaande jaar) 1995
1996
in mld Totale autonome mutatie wv fiscaal wv overig
– 3,8 – 2,4 – 1,4
– 1,8 – 2,8 1,0
Totaal fiscaal uitgeplist naar: – Geleidelijke tariefdaling a.g.v. GATT-akkoord – Beursgang KPN: vervallen vrijstelling telecommunicatie per 1-1-1996 – Invoering en uitbreiding WBM voor afval en grondwater – Verlaging TES per 1-1-1995 – Ree¨el constant houden accijnzen – Invoering kleinverbruikersheffing – Invoering Eurovignet – Verlaging overhevelingstoeslag met 1,35% – Invoering loonkostenfaciliteit lage lonen van f 1 185,– – Invoering loonkostenfaciliteit langdurig werklozen – Verhoging belastingvrije som met f 715,– – Verhoging arbeidskostenforfait met f 320,– – Verlenging tweede schijf – Invoering en vervallen ZFW-franchise – Verhoging TES i.v.m. rijksbijdrage ZFW/AWBZ – Verlaging TES i.v.m. lastenverlichting – Aanwending opbrengsten kleinverbruikersheffing – Aanwending MKB-pakket – Aanwending BTW-pakket – Verruiming provinciaal belastinggebied – Overig
– 2,4 – 0,2
– 2,8 – 0,2
0,0
0,4 0,1 – 0,4 0,2 1,1 0,1 – 0,9 – 0,5 – 0,1 – 1,4 – 0,3 – 0,1 0,2 1,5 – 0,3 – 1,1 – 0,3 – 0,4 – 0,6 0,2
Totaal overig uitgesplitst naar: – Aanvullende fraudetaakstelling en renterenseignering nietnatuurlijke personen – Belastbaarstellen economische waardeoverdracht – Bestrijding BTW-constructies – Meerjarenbeleid belastingdienst – Zevende BTW-richtlijn – Definitieve vaststelling verdeelsleutel IB-PH over 1990 in 1993 – Definitieve vaststelling verdeelsleutel IB-PH over 1991 in 1994 – Nabetaling verdeelsleutel IB-PH over 1992 in 1996 – Verschuiving van premies naar belastingen – Operatie AAW-AWW (1-1-1994) – Fiscale fraudebestrijding – Verhoogd AVAR-% – Procesmatige versnelling belastingdienst – Overig
– 1,4
1,0
0,3 0,1 0,2 0,1 0,2
0,8 0,1 0,2 0,1 – 0,2
0,6 – 2,6
– 0,2
– 0,7 1,0 0,9 – 1,8 0,2 – 0,4 – 1,5 0,0
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
– 1,0 1,0 0,2
0,4 – 0,5 0,0
154
04.05. Inkomstenbelasting
1. De grondslag van het artikel De Wet op de inkomstenbelasting
2. De cijfers Opbouw ontvangsten inkomstenbelasting vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
6 419,9
7 815,9
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
6 847,2
37
13.6
7 833,3 6 102,9
7 050,0
3. De toelichting bij de cijfers De inkomstenbelasting is e´e´n van de belastingen die op aanslag worden betaald. Bij een dergelijke belasting worden aanslagen over een bepaald belastingjaar in het jaar zelf, en de jaren daar op volgend, opgelegd. Doordat de aanslagen opgelegd kunnen worden nadat het jaar waar de aanslag betrekking op heeft al is afgelopen, komen de kasontvangsten gedeeltelijk met vertraging binnen. Hierdoor bestaan de kasramingen voor de jaren 1995 en 1996 naast de ramingen van de ontvangsten over het lopende jaar uit ontvangsten over oudere belastingjaren. Om te komen tot een raming van de kasontvangsten voor de inkomstenbelasting wordt daarom eerst voor ieder belastingjaar een transactieraming opgesteld. Deze raming geeft het totaal van aanslagen dat over het jaar wordt opgelegd. Op basis van patronen in het verleden en de effecten van de procesmatige versnelling bij de belastingdienst wordt de spreiding afgeleid van de transactieopbrengst over het jaar zelf en de jaren daar op volgend. De versnelling heeft tot doel de aanslagoplegging – en daarmee de belastingbetaling – dichter te laten plaatsvinden bij het moment van de verwerving van het inkomen. Hierdoor worden de ontvangsten per transactiejaar in de tijd naar voren gehaald. Uit de spreiding van de ontvangsten uit elk geraamd belastingjaar resulteert de raming voor de kasontvangsten. De transactie-ramingen voor de verschillende belastingjaren worden grotendeels gebaseerd op de ontwikkeling van de winstinkomens van zelfstandigen zoals deze wordt geraamd door het Centraal Planbureau en de autonome maatregelen. Deze raming is gebaseerd op de winstontwikkeling van zelfstandigen waarbij rekening wordt gehouden met de belastbare renteopbrengsten, de aftrekbare rentelasten en een correctie voor afschrijvingsverschillen. Daarnaast wordt de transactieraming beïnvloed door de te verrekenen verliezen. Naast deze informatie over de grondslagontwikkeling wordt voor het opstellen van de transactieramingen voor het lopende en oudere belastingjaren gebruik gemaakt van de informatie uit de aanslagontwikkeling. De hoogte van de aanslagen en de mate waarin verzoeken tot vermindering ingediend worden, geven een indicatie van de hoogte van de transactie-opbrengst. De onderstaande tabel geeft de stand van de opgelegde bedragen aan inkomstenbelasting tot en met juli 1995 voor de belastingjaren 1991–1995.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
155
Opgelegd bedrag aan aanslagen inkomstenbelasting tot en met juli 1995 (x f 1 mln.) belastingjaar
bedrag
1991 en ouder 1992 1993 1994 1995
7 516 7 130 6 321 5 105 7 319
Op basis van de door het CPB geraamde ontwikkeling van de winstinkomens, de aanslagoplegging en de daaruit voortvloeiende endogene ontwikkeling en diverse autonome maatregelen resulteren de volgende transactieramingen: Opbrengsten inkomstenbelasting op transactiebasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. opbrengst in voorafgaande jaar wv autonome mutatie1 wv endogene mutatie (idem in %-mutatie) 1
realisatie 1990
raming 1991
1992
1993
1994
1995
1996
7 548
7 250 – 298 525 – 823 – 10,9
7 600 350 675 – 325 – 4,5
6 100 – 1 500 – 455 – 1 045 – 13,7
5 750 – 350 – 918 568 9,3
6 750 1 000 1 122 – 122 – 2,1
6 300 – 450 – 187 – 263 – 3,9
Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
Daarnaast wordt bij de raming van de belastingopbrengst rekening gehouden met het effect van autonome maatregelen. Deze worden steeds gepresenteerd in mutaties ten opzichte van het voorafgaande jaar. Er worden twee soorten autonome maatregelen onderscheiden: fiscale maatregelen en overige autonome maatregelen. Fiscale maatregelen hebben betrekking op fiscaal beleid en overige maatregelen betreffen met name maatregelen in de uitvoering. De autonome maatregelen worden apart op kas- en transactiebasis gekwantificeerd weergegeven. Bij de raming van de inkomstenbelasting is met de effecten van de volgende autonome maatregelen in 1995 en 1996 rekening gehouden: Effecten van autonome maatregelen en de automatische inflatiecorrectie op de inkomstenbelasting in 1995 en 1996 op transactiebasis (kasbasis) (x f 1 mln.)
Inflatiecorrectie 1994 Inflatiecorrectie 1995 Inflatiecorrectie 1996 Brede herwaardering: lijfrenten (1-1-1992) Vervroegde afschrijving milieuvriendelijke investeringen (Vermeend-Melkert, per 1-9-1991) Weglek reiskostenforfait (TB) Aanscherping grijze-kentekenregeling, autokostenfictie en investerings aftrek (1-1-1994) Verlaging tarief eerste schijf met met 0,65%-punt (1-1-1994) Vervallen inflatiecorrectie op schijven (MJN 1994, per 1-1-1994)
1995
(Kas)
– 265
(–25) (–225)
15
(10)
1996
(Kas)
– 210 15
(–40) (–185) (20)
(–5) (–5)
45
(3)
(5)
(15)
(10)
(15)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
156
Effecten van autonome maatregelen en de automatische inflatiecorrectie op de inkomstenbelasting in 1995 en 1996 op transactiebasis (kasbasis) (x f 1 mln.) 1995 Reparatie fictief rendement (3e nota van wijziging VB, per 1-1-1994) Anti-uitstel bepaling salaris (3e nota van wijziging VB, per 1-1-1994) Verlaging huurwaardeforfait met 0,1%-punt (belastingplan per 1-1-1994) Wetsvoorstel Simons: verbetering aangiftegedrag plus overige onderdelen (4-5-1995) Verlaging teruggavegrens van f 331,– via f 150,– (1-1-1994) naar F 25,– (1-1-1995) Beperking fiscale facilie¨ring kinderopvang (1-1-1995) Verhoging eerste schijf zelfstandigenaftrek met f 1 500,– (1-7-1994) Verlaging tarief eerste schijf met 1,15%punt (1-1-1995) Faciliteit groen beleggen en aanpassing bosbouwvrijstelling Aanpassing spaarloonregeling (1-1-1995) Verhoging VAMIL-budget Bloot eigendom onroerend goed, dekkings maatregel voor Vermeend-Melkert (1-1-1996) Verlenging tweede schijf (1-1-1996) Verlaging tarief eerste schijf met 0,05% (1-1-1996) Zelfstandigenaftrek a.g.v. invoering KVH Verhoging BVS i.v.m. invoering KVH Verlaging tarief eerste schijf met 0,3% i.v.m. invoering KVH (1-1-1996) Reparatie vruchtgebruik Verhoging investeringsaftrek inclusief binnenvaart (1-1-1996) Verruimde afschrijving starters (1-1-1996) Verhoging startersaftrek (1-1-1996) Verhoging VAMIL-budget Motie Blauw (reserveren IB-faciliteit, 1-1-1996) Verlaging tarief eerste schijf met 0,1% i.v.m. lastenverlichting Verhoging BVS met f 715,– Verhoging tarief eerste schijf met 0,65% a.g.v. ZFW/AWBZ-Rijksbijdrage (1-1-1996) totaal fiscaal1
(Kas)
1996
(Kas)
(30) (15) (–30)
(3)
(3)
– 14
(–10)
(–4)
28
(28)
– 38
(–63)
(5)
– 195
(–165)
(–30)
–5 –5 –4
(–3) (–3)
– 173
(–165)
–5 –5 –4
(–10) (–5) (–4)
10 – 37
(5) (–32)
– 10 – 74 – 12
(–10) (–59) (–10)
–52 30
(–44) (27)
– 65 –52 – 15 –4
(–50) (–15) (–10) (–4)
– 15
(–10)
– 15 – 105
(–10) (–90)
110
(90)
– 305
(–232)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
157
Effecten van autonome maatregelen en de automatische inflatiecorrectie op de inkomstenbelasting in 1995 en 1996 op transactiebasis (kasbasis) (x f 1 mln.) 1995 Schuldige nalatigheid (1-7-1992) Operatie Pluk Ze Definitieve vaststelling verdeelsleutel IB-PH over 1990 in 1993 Fiscale fraudebestrijding (zomerpakket 1992) Aanvullende fraudetaakstelling en renterenseignering niet- natuurlijke personen Meeropbrengsten procesmatige versnelling belastingdienst Operatie AAW-AWW (1-1-1994) Definitieve vaststelling verdeelsleutel IB-PH over 1991 in 1994 Verschuiving van premies naar belastingen Meerjarenbeleid Belastingdienst Wet waardebepaling onroerende zaken Nabetaling verdeelsleutel IB-PH over 1992 in 1996
(Kas)
1996
(10) (–15)
(Kas) (10)
(–700) (30)
170
1 050 20 55
(55)
80
(260)
(250) (–140)
(–50)
(950) (900) (5) (50)
(–950) ( 150) (20) (33)
10 28
(1 000)
totaal overig
1 295
(1 395)
118
(473)
totaal autonoom1
1 122
(1 230)
– 187
(241)
1
Exclusief de automatische inflatiecorrectie.
De inkomstenbelasting op kasbasis voor 1995 en 1996 wordt geraamd door de autonome en endogene mutaties op kasbasis op het laatste realisatiejaar (1994) te muteren. De endogene mutatie op kasbasis volgt hierbij met vertraging de endogene groei op transactiebasis. Daarbij geldt dat door een steeds beter gestroomlijnde automatische en voorlopige aanslagoplegging wordt getracht de transactieopbrengsten sneller in de kas te ontvangen. Bij de raming op kasbasis voor 1995 is verder rekening gehouden met het verloop van de kasontvangsten tot en met juli 1995. Een en ander leidt tot de volgende raming van de kasopbrengsten voor 1995 en 1996: Opbrengsten inkomstenbelasting op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie1 wv endogene mutatie (idem in %-mutatie) 1
realisatie 1994
raming 1995
1996
7 130
8 100 970 1 230 – 260 – 3,6
7 975 – 125 241 – 366 – 4,5
Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
De forse autonome toename van de kasontvangsten voor 1995 ten opzichte van 1994 hangt voornamelijk samen met de verschuiving van premies naar belastingen. Deze is gebaseerd op een door het CPB berekende structurele wijziging in de inkomensverdeling (de verschuiving is als autonome mutatie opgenomen). De neerwaartse mutatie voor 1996 is het saldo van enkele positieve autonome maatregelen en een negatieve endogene groei. Deze endogene daling is het gevolg van de sterke groei
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
158
van de transactieraming in 1995 welke leidt tot een toename van de teruggaven in 1996. De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de inkomstenbelasting (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 inkomstenbelasting af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
8 100,0
932,3 117,7 1 050,0
ten bate van Rijksbegroting 1995
7 050,0
ontwerpbegroting 1996 inkomstenbelasting
7 975,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
1 028,0 99,8 1 127,8
ten bate van Rijksbegroting 1996
6 847,2
04.06. Vermogensbelasting
1. De grondslag van het artikel De Wet op de Vermogensbelasting
2. De cijfers Opbouw ontvangsten vermogensbelasting vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
1 228,3
1 170,6
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
1 292,2
37
13.6
1 257,7 1 386,1
1 257,7
3. De toelichting bij de cijfers De vermogensbelasting is, net als de inkomstenbelasting, een aanslagbelasting. De kasopbrengst van deze belasting wordt geraamd op basis van de transactieramingen voor het lopende en de daaraan voorafgaande belastingjaren. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de opgelegde bedragen bij de vermogensbelasting tot en met juli 1995, over de transactiejaren 1991 tot en met 1995.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
159
Opgelegd bedrag aan aanslagen vermogensbelasting tot en met juli 1995 (x f 1 mln.) belastingjaar
bedrag
1991 en ouder 1992 1993 1994 1995
1 357 1 476 1 539 1 645 1 657
Voor 1995 en 1996 wordt rekening gehouden met de gemiddelde endogene groei van de vermogens over de afgelopen jaren. Dit leidt tot de volgende transactieramingen: Opbrengsten vermogensbelasting op transactiebasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie1 wv endogene mutatie (idem in %-mutatie) 1
realisatie 1990
raming 1991
1992
1993
1994
1995
1996
1 281
1 350 69 5 64 5,0
1 450 100 10 90 6,7
1 550 100 25 75 5,2
1 555 5 – 100 105 6,8
1 460 – 95 – 185 90 5,8
1 545 85 0 85 5,8
Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
In de raming van de vermogensbelasting zijn de effecten van de volgende autonome maatregelen verwerkt:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
160
Effecten van autonome maatregelen en de automatische inflatiecorrectie op de vermogensbelasting in 1995 en 1996 op transactiebasis (kasbasis) (x f 1 mln.)
Inflatiecorrectie 1994 Inflatiecorrectie 1995 Inflatiecorrectie 1996 Tweede nota van wijziging (80%-regeling naar 70% en vrijstelling ondernemings-vermogen) (1-1-1994) Verhoging ondernemingsvrijstelling (3e nota van wijziging, per 1-1-1994) Verlaging samenloop-regeling van 70% naar 68% (3e nota van wijziging, per 1-1-1994) Anti-uitstelbepaling salaris (3e nota van wijziging, per 1-1-1994) Verhoging belastingvrije sommen (3e nota van wijziging, per 1-1-1994 en 1-1-1995) Uitstel grondslagverbreding samenloopregeling Verhoging vrijstelling ondernemers verhoging van 50% naar 68% Verhoging ondergrens ondernemersvrijstelling met f 62 000,– (1-1-1996) totaal fiscaal1 Fiscale fraudebestrijding (zomerpakket 1992) Aanvullende fraudetaakstelling en renterenseignering nietnatuurlijke personen Procesmatige versnelling belastingdienst in 1994 totaal overig totaal autonoom1 1
1995
(Kas)
– 10
(–5) (–5)
1996
(Kas)
– 10
(–5) (–5)
(–25) (–5)
(–5) (20)
– 60
(–48)
(–17)
– 50
(–35)
(–15)
– 90
(–70)
(–20)
– 200
(–168)
10
(10)
5
(10)
– 15
(–10)
– 15
(–62)
15
(30)
(–100) 15
(–80)
15
(30)
– 185
(–248)
0
(–32)
Exclusief de automatische inflatiecorrectie.
De opbrengst van de vermogensbelasting op kasbasis volgt met vertraging de opbrengst op transactiebasis. Rekening houdend met de vertaling van de endogene groei op transactiebasis naar de kasbedragen en de autonome maatregelen op kasbasis volgt onderstaand het geraamde opbrengstverloop van de vermogensbelasting op kasbasis: Opbrengsten vermogensbelasting op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie1 wv endogene mutatie (idem in %-mutatie) 1
realisatie 1994
raming 1995
1996
1 619
1 445 – 174 – 248 74 4,6
1 505 60 – 32 92 6,4
Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
De daling van de ontvangsten in 1995 ten opzichte van 1994 wordt voornamelijk veroorzaakt door de autonome maatregelen. Voor 1995 en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
161
1996 wordt een endogene groei geraamd van respectievelijk 4,6 en 6,4%. De ramingen van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de vermogensbelasting (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 vermogensbelasting
1 445,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
166,3 21,0 187,3
ten bate van Rijksbegroting 1995
1 257,7
ontwerpbegroting 1996 vermogensbelasting
1 505,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
194,0 18,8 212,8
ten bate van Rijksbegroting 1996
1 292,2
04.07 Vennootschapsbelasting
1. De grondslag van het artikel De Wet op de vennootschapsbelasting
2. De cijfers Opbouw ontvangsten vennootschapsbelasting vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
15 379,9
16 371,7
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
18 867,3
37
13.6
17 581,5 17 419,9
18 147,2
3. De toelichting bij de cijfers De opbrengst aan vennootschapsbelasting wordt in twee delen geraamd. Voor het gedeelte afkomstig uit de gassector wordt een aparte raming opgesteld, gegeven de samenhang tussen de vennootschapsbelasting en de winstafdrachtregelingen in die sector. In Hoofdstuk XIII van de Begroting (Economische Zaken) wordt een toelichting gegeven op de totale aardgasbatenraming, inclusief het gedeelte vennootschapsbelasting uit de gassector. De raming voor de vennootschapsbelasting (niet-gas gedeelte) op kasbasis wordt – evenals bij de inkomstenbelasting – afgeleid uit de raming van de vennootschapsbelasting (niet-gas gedeelte) op transactiebasis. Deze transactie-raming wordt afgeleid uit de winstontwikkeling van bedrijven zoals deze door het Centraal Planbureau wordt verwacht. De raming is gebaseerd op net als bij de inkomstenbelasting – de bruto-
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
162
winstontwikkeling, de belastbare renteopbrengsten, de aftrekbare rentelasten en de afschrijvingsverschillen. Daarnaast wordt rekening gehouden met de invloed van verliescompensaties op de fiscale winst. Voor het lopende en de oudere belastingjaren wordt tevens gekeken naar de aanslagontwikkeling. De onderstaande tabel geeft de stand van de opgelegde bedragen aan vennootschapsbelasting tot en met juli 1995 voor de belastingjaren 1991–1995. Opgelegd bedrag aan aanslagen vennootschapsbelasting niet–gassector tot en met juli 1995 (x f 1 mln.) belastingjaar
bedrag
1991 en ouder 1992 1993 1994 1995
16 148 17 494 17 560 16 574 15 489
De combinatie van de aanslaggegevens, de door het CPB verwachte ontwikkeling van de fiscale winsten en de autonome maatregelen, leidt tot de volgende transactieramingen voor de opbrengst van de vennootschapsbelasting uit de niet-gassector: Opbrengsten vennootschapsbelasting niet–gassector op transactiebasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1990
raming 1991
1992
1993
1994
1995
1996
15 787
16 300 513 305 208 1,3
16 900 600 52 548 3,4
17 000 100 214 – 114 – 0,7
17 900 900 35 865 5,1
19 200 1 300 334 966 5,4
20 750 1 550 – 302 1 852 9,6
Voor 1995 en 1996 wordt in verband met de door het CPB verwachte voortzetting van de winstgroei in 1994, een sterke positieve endogene ontwikkeling verwacht. Bij de bovenstaande raming is met de effecten van de volgende autonome maatregelen in 1995 en 1996 rekening gehouden:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
163
Effecten van autonome maatregelen op de vennootschapsbelasting (excl. de gassector) in 1995 en 1996 op transactiebasis (kasbasis) (x f 1 mln.)
Brede herwaardering: art. 10 WBH (1-1-1992) Vervroegde afschrijving milieuvriendelijke investeringen (Vermeend-Melkert, per 1-9-1991) Aanscherping grijze-kentekenregeling, investeringsaftrek Wetsvoorstel Simons: verbetering aangiftegedrag plus overige maatregelen (4-5-1994) Tariefafstap van f 250 000,– naar f 100 000,– (1-7-1994) Fiscale faciliteit voor de zeescheepvaart (1-1-1994) Onbeperkte voorwaartse verliescompensatie (1-1-1995) Methode verliesrekening per country/overall (1-1-1995) Afschaffing lineaire methode pensioenopbouw (bevriezing) Brede herwaardering: pensioenfondsenheffing Verlaging VPB-afstapje a.g.v. invoering KVH Verhoging investeringsaftrek inclusief binnenvaart (1-1-1996) Verplaatsing innovatieve technologie (1-1-1996) Verhoging VAMIL-budget (1-1-1996) Extra verlaging VPB-tariefafstapje (1-1-1996) Stimulering zeescheepvaart (optioneel forfaitaire winst vaststelling, 1-1-1996) Reservering faciliteit export (1-1-1996) totaal fiscaal
1995
(Kas)
1996
(Kas)
10
(5)
10
(10)
(–15) 2
– 88
(2)
(2)
(2)
(–148)
(13) 30
(30)
– 25
(–20)
–5
(–5)
200
(100)
– 50
(55)
– 10
(–6)
– 10
(–9)
– 55
(–41)
– 65
(–50)
– 38 –4
(–30) (–4)
– 110
(–80)
– 25
(–19)
– 20
(–18)
– 337
(–144)
10
(235)
84
(–87)
(–5)
Fiscale fraudebestrijding (zomerpakket 1992) Verhoogd AVAR-% in 1993 met 4% (1-1-1993) Aanvullende fraudetaakstelling en renterenseignering nietnatuurlijke personen Verhoogd AVAR-% in 1994 met 4% (1-1-1994) Meeropbrengsten procesmatige versnelling belastingdienst Meerjarenbeleid Belastingdienst Afschaffen negatieve aanslag WIR
185
65
(–1 500) (15) (– 100)
25
(–450) (60) (– 100)
totaal overig
250
(–1 760)
35
(120)
totaal autonoom
334
(–1 847)
– 302
(–24)
(110) (375)
(90) (–750)
(375)
Op basis van de historische relaties tussen de transactieraming en de aanslagoplegging wordt een verdeling afgeleid van de transactieopbrengst over de verschillende kasjaren. Hierbij wordt rekening gehouden met de effecten van de procesmatige versnelling van de belastingdienst. Deze versnelling heeft tot doel de aanslagoplegging – en daarmee de belastingbetaling dichter te laten plaatsvinden bij het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
164
moment van winstvorming. Deze procesmatige versnelling haalt de belastingopbrengsten in de tijd naar voren en geeft daardoor incidentele meeropbrengsten in 1994 en 1995 en in mindere mate in 1996. De transactieramingen en het daarbij veronderstelde kaspatroon leiden tot de volgende kasramingen voor de vennootschaps-belasting: Opbrengsten vennootschapsbelasting niet–gassector op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
18 198
18 750 552 – 1 847 2 399 13,2
19 875 1 125 – 24 1 149 6,1
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de vennootschapsbelasting (inclusief de gassector) (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 vennootschapsbelasting
20 850,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
2 399,8 303,0 2 702,8
ten bate van Rijksbegroting 1995
18 147,2
ontwerpbegroting 1996 vennootschapsbelasting
21 975,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
2 832,6 275,1 3 107,7
ten bate van Rijksbegroting 1996
18 867,3
04.08 Loonbelasting
1. De grondslag van het artikel De Wet op de loonbelasting
2. De cijfers Opbouw ontvangsten loonbelasting vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
40 689,5
38 435,5
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
37 550,0
37
13.6
39 023,0 40 451,0
38 487,8
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
165
3. De toelichting bij de cijfers Uitgangspunt voor de kasramingen voor 1995 en 1996 vormen de transactie-ramingen. Op basis van de historische relatie tussen de transactieopbrengsten en de kasontvangsten worden de ramingen op kasbasis afgeleid. De transactieramingen voor de jaren 1994 tot en met 1996 worden bepaald op basis van de realisatie van de transactieopbrengst in 1993. Deze wordt vermeerderd met de berekende endogene groei en de effecten van autonome maatregelen, beide op transactiebasis. De endogene groei van de loonbelasting op transactiebasis wordt geraamd op macro-niveau aan de hand van de geschatte mutatie in het belastbaar inkomen voor een aantal groepen belastingplichtigen. De geaggregeerde belastbare inkomens worden bepaald op basis van gegevens van het CPB over de loonontwikkeling, de werkgelegenheid, de hoogte van diverse premies en de ontwikkeling van de sociale zekerheidsuitkeringen. De mutatie van het berekende belastbare inkomen wordt uitgesplitst in een volume- en een prijscomponent. De volumecomponent, samenhangend met een wijziging in het aantal belastingplichtigen, wordt vermenigvuldigd met het gemiddelde tarief. De prijscomponent daarentegen, welke wordt veroorzaakt door een verandering van het relevante loon- of uitkeringsniveau, wordt vermenigvuldigd met het gemiddelde marginale tarief. Rekening houdend met het voorgaande resulteert de volgende endogene groei op transactiebasis. Opbrengsten loonbelasting op transactiebasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie1 wv endogene mutatie (idem in %-mutatie) 1
realisatie 1993
raming 1994
1995
1996
59 528
45 500 – 14 028 – 14 335 307 0,5
44 250 – 1 250 – 2 332 1 082 2,4
43 850 – 400 – 3 396 2 996 6,8
Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
De beperkte endogene groei in 1995 is het gevolg van de door het CPB geraamde mutatie in de werkgelegenheid, de gematigde loonontwikkeling en de hoogte van de tabelcorrectiefactor. Deze tabelcorrectiefactor wordt gebruikt om de tariefgrenzen aan te passen aan de jaarlijkse prijsontwikkeling. Doordat de correctiefactor voor 1995 hoger is dan de huidige loonvoetmutatie, is er per saldo sprake van een geringe endogene groei. De sterkere endogene groei in 1996 hangt samen met een aantrekkende ontwikkeling van de werkgelegenheid en de geraamde loonontwikkeling in relatie tot de tabelcorrectiefactor. Bij de berekening van de transactieopbrengsten is rekening gehouden met de volgende autonome maatregelen:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
166
Effecten van autonome maatregelen en de automatische inflatiecorrectie op de loonbelasting in 1995 en 1996 op transactiebasis (kasbasis) (x f 1 mln.)
Inflatiecorrectie 1994 Inflatiecorrectie 1995 Inflatiecorrectie 1996 Weglek reiskostenforfait (TB) Aanpassing spaarloonregelingen en beperking feestdagenregeling en jubileumregeling (1-1-1994) Invoering studenten- en scholierenregeling (1-1-1994) Verhoging arbeidskostenforfait met 3% naar 8% en met f 465,– (MJN 1994, per 1-1-1994) Verlaging tarief eerste schijf met 0,65%-punt (1-1-1994) Vervallen inflatiecorrectie op schijven (MJN 1994, per 1-1-1994) Verlaging huurwaardeforfait met met 0,1%-punt (belastingplan per 1-1-1994) Wet ketenaansprakelijkheid in de loonconfectie (1-2-1994) Invoering R&D-faciliteit (MJN 1994, per 1-1-1994) Doorschuiven onderuitputting R&D-faciliteit Beperking fiscale facilie¨ring kinderopvang (1-1-1995) Aanpassing loonkostenfaciliteit in de zeescheepvaart (1-1-1995) Aanscherping spaarloonregeling (1-1-1995) Verlaging tarief eerste schijf met 1,15%-punt (1-1-1995) Invoering ouderenaftrek (1-1-1995) Invoering ZFW-franchise (1-1-1995) Brede herwaardering: pensioenfondsenheffing Aansprakelijkheid opdrachtgevers confectiesector (1-1-1996) Verlenging tweede schijf (1-1-1996) Verlaging tarief eerste schijf met 0,05% (1-1-1996) Verhoging ouderenaftrek a.g.v. invoering KVH Verhoging BVS a.g.v. invoering KVH Verlaging tarief eerste schijf met 0,3% a.g.v. invoering KVH (1-1-1996) Doorwerking OT a.g.v. invoering KVH Vervallen van ZFW-franchise Aanpassing spaarloon c.a. (1-1-1996) Verhoging WBSO (1-1-1996) Stimulering zeescheepvaart (uitbreiding loonkostenfaciliteit, 1-1-1996) Werkgeversfaciliteit kinderopvang (1-1-1996) Reservering faciliteit verhuiskosten (1-1-1996) Loonkostenfaciliteit leerlingwezen (1-1-1996) Verhoging BVS met f 715,– Verhoging arbeidskostenforfait met f 320,– Invoering loonkostenfaciliteit lage lonen van f 1 185,– Loonkostenfaciliteit langdurig werklozen Verlaging tarief eerste schijf met 0,1%
1995
(Kas)
– 1 460
(–210) (–1 285)
1996
(Kas)
– 1 450
(–175) (–1 330)
–6
(30)
(–5)
– 140
(–254) (2)
(–75) 615
(340)
(75)
(165)
(–5) 1
(4)
– 137
(–137)
– 70
(–70)
7
(7)
23
(20)
(3)
310
(271)
(39)
– 2 840 – 100 – 200
(–2 475) (–90) (–175)
(–365) (–10) (–25)
– 11
(–9)
35
(35)
– 11
(–11)
2 – 38
(2) (–33)
– 120
(–105)
– 13 – 170
(–11) (–149)
– 741 – 91 200 – 30 – 100
(–647) (–79) (175) (–27) (–75)
– 30
(–26)
– 45
(–39)
– 35
(–31)
– 130 – 1 470
(–115) (–1 290)
– 345
(–305)
– 518 – 110 – 250
(–454) (– 96) (– 220)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
167
Effecten van autonome maatregelen en de automatische inflatiecorrectie op de loonbelasting in 1995 en 1996 op transactiebasis (kasbasis) (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
Effect verlaging OT-percentage met 1,35% Verhoging tarief eerste schijf met 0,65% a.g.v. ZFW/AWBZ-Rijksbijdrage (1-1-1996) totaal fiscaal1 Fiscale fraudebestrijding (zomerpakket 1992) Operatie AAW-AWW (1-1-1995) Aanvullende fraudetaakstelling en renterenseignering nietnatuurlijke personen Extra opbrengst fraudebestrijding (uitbreiding Dienst Inspectie Arbeidsverhouding) Meerjarenbeleid Belastingdienst Aanpassing verdeelsleutels LB-PH over 1993 in 1995 totaal overig totaal autonoom1 1
1996
(Kas)
– 1 045
(–930)
1 610
(1 450)
– 3 451
(–3 279)
– 2 542
(–2 486)
35
(40) (–1 630)
95
(65)
40
(170)
80
(1) (65)
15
(2) (15)
(– 140)
(140)
210
(–1 599)
55
(327)
– 2 332
(–4 085)
– 3 396
(–2 952)
Exclusief de automatische inflatiecorrectie.
Bij de vertaling van de raming op transactiebasis naar de raming van de ontvangsten aan loonbelasting op kasbasis dient rekening te worden gehouden met de betalingsoverloop die voor de loonbelasting gebruikelijk is. Naast de endogene groei op transactiebasis wordt bij de raming op kasbasis rekening gehouden met de autonome maatregelen op kasbasis en het verloop van de kasontvangsten tot en met juli 1995. Uitgesplitst naar autonome en endogene mutaties worden voor de loonbelasting in 1995 en 1996 de volgende kasopbrengsten geraamd: Opbrengsten loonbelasting op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie1 wv endogene mutatie (idem in %-mutatie) 1
realisatie 1994
raming 1995
1996
47 256
44 220 – 3 036 – 4 085 1 049 2,2
43 735 – 485 – 2 952 2 467 5,6
Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
De geringe endogene groei in de raming voor 1995 is, zoals reeds eerder vermeld, het gevolg van de beperkte mutatie in de werkgelegenheid en de gematigde loonontwikkeling, een toename in het werknemersdeel van de werkloosheidspremies en een stijging van de pensioenpremies. Daarnaast liggen de naheffingen uit oudere jaren op een lager dan gebruikelijk niveau. De autonome daling van de kasraming van 1995 op 1996 is het gevolg van diverse lastenverlichtende maatregelen, waaronder
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
168
de verhoging van de belastingvrije som, de invoering van een loonkostenfaciliteit voor lage lonen en de verhoging van het arbeidskostenforfait. De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de loonbelasting (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 loonbelasting
44 220,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
5 089,7 642,5 5 732,2
ten bate van Rijksbegroting 1995
38 487,8
ontwerpbegroting 1996 loonbelasting
43 735,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
5 637,4 547,6 6 185,0
ten bate van Rijksbegroting 1996
37 550,0
04.09 Dividendbelasting
1. De grondslag van het artikel De Wet op de dividendbelasting
2. De cijfers Opbouw ontvangsten dividendbelasting vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
1 673,5
1 671,1
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
1 979,0
37
13.6
1 914,8 1 787,9
1 901,8
3. De toelichting bij de cijfers De opbrengst van de dividendbelasting wordt direct op kasbasis geraamd. Bij deze raming wordt de endogene ontwikkeling afgeleid uit de ontwikkeling van de door het CPB verwachte groei van de winstinkomens van vennootschappen. Voor het lopende jaar wordt ook het verloop van de kasontvangsten tot en met juli in de beschouwing betrokken. Daarnaast zijn de effecten van de volgende autonome maatregelen verwerkt:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
169
Effecten van autonome maatregelen op de dividendbelasting in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
Uitbreiding vrijstelling ingehouden dividendbelasting (1-10-1994) Wijziging behandeling dividend bij dooruitdeling (1-1-1995)
1996
(Kas)
(–20) (–55)
(–30)
totaal fiscaal
(–75)
(–30)
totaal autonoom
(–75)
(–30)
Op basis van de autonome maatregelen, de door het CPB geraamde ontwikkeling van de winstinkomens van vennootschappen en de kasontvangsten tot en met juli 1995 resulteren de volgende belastingramingen: Opbrengsten dividendbelasting op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
2 089
2 185 96 – 75 171 8,2
2 305 120 – 30 150 6,9
De sterke stijging in de ontvangsten van 1994 op 1995 is grotendeels het gevolg van de aantrekkende winstinkomens in 1994, waardoor in 1995 naar verwachting meer dividend wordt uitgekeerd. Door de verwachte stijging van de winsten in 1995 wordt ook voor 1996 een verdere endogene toename van de opbrengsten dividendbelasting verwacht. Raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de dividendbelasting (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 dividendbelasting af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
2 185,0
251,5 31,7 283,2
ten bate van Rijksbegroting 1995
1 901,8
ontwerpbegroting 1996 dividendbelasting
2 305,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
297,1 28,9 326,0
ten bate van Rijksbegroting 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
1 979,0
170
04.10 Kansspelbelasting
1. De grondslag van het artikel De Wet op de kansspelbelasting
2. De cijfers Opbouw ontvangsten kansspelbelasting vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
132,7
139,3
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
146,0
36
13.6
143,6 136,4
143,6
3. De toelichting bij de cijfers De raming van de opbrengst van de kansspelbelasting is gebaseerd op de trendmatige ontwikkeling in het verleden. Er zijn geen autonome maatregelen in 1995 en 1996. Voor beide jaren wordt een vergelijkbare groei verondersteld. Opbrengsten kansspelbelasting op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
159
165 6 0 6 3,8
170 5 0 5 3,0
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de kansspelbelasting (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 kansspelbelasting af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
165,0
19,0 2,4 21,4
ten bate van Rijksbegroting 1995
143,6
ontwerpbegroting 1996 kansspelbelasting
170,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
21,9 2,1 24,0
ten bate van Rijksbegroting 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
146,0
171
04.11 Motorrijtuigenbelasting
1. De grondslag van het artikel De Wet op de motorrijtuigenbelasting
2. De cijfers Opbouw ontvangsten motorrijtuigenbelasting vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
2 670,0
3 185,0
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
2 560,0
36
13.6
3 000,0 2 801,7
3 000,0
3. De toelichting bij de cijfers De opbrengst van de motorrijtuigenbelasting wordt geraamd aan de hand van de groei van het motorrijtuigenpark en de autonome maatregelen. Voor de raming van de motorrijtuigenbelasting zijn de volgende autonome maatregelen relevant: Effecten van autonome maatregelen op de motorrijtuigenbelasting in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995 Invoering houderschapsbelasting (1-4-1995) Amendementen invoering houderschaps– belasting (per 1-1-1995) Verschuiving i.v.m. betaling NKR (van opcenten naar hoofdsom, 1-4-1995) Wijziging begrip personenauto inclusief amendementen (grijze kentekens per 1-1-1995) Verlaging LPG-toeslag personenauto’s (belastingplan, per 16-2-1994) Compensatie wegvervoer (grote en kleine vrachtauto’s) voor verhoging accijnzen (MJN 1994, per 16-3-1994) Aanvullende compensatie wegvervoer (belastingplan, per 16-3-1994) Overgangsregeling grijs kenteken 1988 Verruiming provinciaal belastinggebied (1-4-1996)
(Kas)
1996
(68)
(Kas)
(27)
(11) (33)
(11)
(41)
(11)
(–5)
(–7) (–9) (–21)
(5) (–563)
totaal fiscaal
(111)
(–509)
totaal autonoom
(111)
(–509)
Voor 1995 wordt bij de motorrijtuigenbelasting een positieve endogene groei geraamd. Deze is gebaseerd op de aantrekkende economische
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
172
ontwikkeling en de ontwikkeling van de kasontvangsten tot en met juli. Voor 1996 wordt een iets geringere toename voorzien van zowel het personen- als het vrachtverkeer, samenhangend met de door het CPB verwachte groei in de consumptieve bestedingen en de buitenlandse handel. Rekening houdend met de endogene groei, de autonome maatregelen en de ontwikkeling van de kasontvangsten tot en met juli 1995 resulteren de volgende kasramingen: Opbrengsten motorrijtuigenbelasting op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
2 802
3 000 198 111 87 3,1
2 560 – 440 – 509 69 2,3
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de motorrijtuigenbelasting (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 motorrijtuigenbelasting
3 000,0
ten bate van Rijksbegroting 1995
3 000,0
ontwerpbegroting 1996 motorrijtuigenbelasting
2 560,0
ten bate van Rijksbegroting 1996
2 560,0
04.12 Accijns van lichte olie
1. De grondslag van het artikel De Wet op de accijns van minerale olie¨n
2. De cijfers Opbouw ontvangsten accijns van lichte olie vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
4 146,6
4 341,0
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
4 722,0
36
13.6
4 533,6 4 284,1
4 580,4
3. De toelichting bij de cijfers De opbrengst van de accijns van lichte olie wordt geraamd op basis van de verwachte groei van het wagenpark, de verbetering van de energieefficie¨ntie van auto’s, de substitutie tussen brandstofcategoriee¨n en enkele autonome maatregelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
173
Voor de raming van de accijns van lichte olie zijn de volgende autonome maatregelen relevant: Effecten van autonome maatregelen op de accijns van lichte olie in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995 Verhoging benzine-accijns met 11 ct (MJN 1994, per 1-1-1994) Ree¨el constant houden opbrengsten vanaf 1-1-1996
(Kas)
1996
(Kas)
(42) (115)
totaal fiscaal
(42)
(115)
totaal autonoom
(42)
(115)
De endogene toename van de accijnzen van lichte olie is lager dan de toename van het aantal motorrijtuigen. Dit is het gevolg van de verbetering van de energie-efficie¨ntie en de substitutie van gelode naar ongelode benzine (voor ongelode benzine geldt een lagere accijns). Deze factoren zullen ook van invloed zijn op de opbrengsten in de komende jaren. Voor 1995 en 1996 wordt, mede in het licht van de door het CPB voorspelde economische ontwikkeling en de toenemende consumptieve bestedingen, een endogene groei geraamd van respectievelijk 3,5% en 2,6%. Hieruit resulteert de volgende raming voor de kasopbrengsten in 1995 en 1996: Opbrengsten accijns van lichte olie op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
5 667
5 910 243 42 201 3,5
6 180 270 115 155 2,6
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
174
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 van de accijns van lichte olie (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 accijns van licht olie
5 910,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds uitkering aan Infrastructuurfonds
680,2 85,9 563,5 1 329,6
ten bate van Rijksbegroting 1995
4 580,4
ontwerpbegroting 1996 accijns van lichte olie
6 180,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds uitkering aan Infrastructuurfonds
796,6 77,4 584,0 1 458,0
ten bate van Rijksbegroting 1996
4 722,0
04.13 Accijns van minerale olie¨n andere dan lichte olie
1. De grondslag van het artikel De Wet op de accijns van minerale olie¨n
2. De cijfers Opbouw ontvangsten accijns van minerale olie¨n, andere dan lichte olie vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
2 479,6
2 646,2
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
2 809,7
36
13.6
2 707,9 2 537,5
2 711,5
3. De toelichting bij de cijfers Evenals bij de accijns van lichte olie wordt de opbrengst van de accijns van minerale olie¨n, andere dan lichte olie (ook wel dieselaccijns genoemd) geraamd op basis van de groei van het wagenpark, de verbetering van de energie-efficie¨ntie van dieselauto’s en de autonome maatregelen. Bij de ramingen is rekening gehouden met onderstaande autonome maatregelen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
175
Effecten van autonome maatregelen op de accijns van minerale olie¨n, andere dan lichte olie, in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995 Verhoging dieselaccijns met 8 ct (MJN 1994, per 1-1-1994) Invoering accijns op LPG (per 16-2-1994) Ree¨el constant houden opbrengsten vanaf 1-1-1996
(Kas)
1996
(Kas)
(33) (10) (65)
totaal fiscaal
(43)
(65)
totaal autonoom
(43)
(65)
De opbrengst van de accijns op overige minerale olie¨n, andere dan lichte olie, kent de laatste jaren een endogene stijging van gemiddeld circa 3% per jaar. Deze opbrengststijging is het saldo van enerzijds een toename van het dieselautopark en anderzijds de verbetering van de energie-efficie¨ntie van dieselauto’s. Voor 1995 en 1996 wordt in lijn met de ontwikkelingen in het verleden en de aantrekkende buitenlandse handel een endogene groei voorzien van 3,3%. Hieruit volgt de raming voor 1995 en 1996: Opbrengsten accijns van minerale olie¨n, andere dan lichte olie, op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
3 356
3 510 154 43 111 3,3
3 690 180 65 115 3,3
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
176
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 van de accijns van minerale olie¨n, andere dan lichte olie (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 accijns van minerale olie¨n, andere dan lichte olie af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds uitkering aan Infrastructuurfonds
3 510,0
404,0 51,0 343,5 798,5
ten bate van Rijksbegroting 1995
2 711,5
ontwerpbegroting 1996 accijns van minerale olie¨n, andere dan lichte olie
3 690,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds uitkering aan Infrastructuurfonds
475,6 46,2 358,5 880,3
ten bate van Rijksbegroting 1996
2 809,7
04.14 Wijnaccijns en accijns van mousserende dranken
1. De grondslag van het artikel De Wet op de accijns van alcoholhoudende stoffen
2. De cijfers Opbouw ontvangsten wijnaccijns en accijns van mousserende dranken vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
252,5
261,1
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
274,7
36
13.6
274,2 265,8
274,2
3. De toelichting bij de cijfers De opbrengst van de wijnaccijns en accijns van mousserende dranken wordt geraamd op basis van de ontwikkeling van de consumptieve bestedingen. Daarnaast wordt er rekening gehouden met de substitutie van alcoholhoudende naar alcoholvrije dranken. Op grond van deze overwegingen wordt rekening gehouden met een gematigde endogene groei voor de jaren 1995 en 1996.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
177
De geraamde opbrengst wordt dan: Opbrengsten wijnaccijns en accijns van mousserende dranken op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
310
315 5 0 5 1,6
320 5 0 5 1,6
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de wijnaccijns en de accijns van mousserende dranken (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 wijnaccijns
315,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
36,3 4,6 40,8
ten bate van Rijksbegroting 1995
274,2
ontwerpbegroting 1996 wijnaccijns
320,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
41,2 4,0 45,3
ten bate van Rijksbegroting 1996
274,7
04.15 Alcoholaccijns
1. De grondslag van het artikel De Wet op de accijns van alcoholhoudende stoffen
2. De cijfers Opbouw ontvangsten alcoholaccijns vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
796,1
809,4
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
764,1
36
13.6
765,9 752,1
770,3
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
178
3. De toelichting bij de cijfers De alcoholaccijns laat de laatste jaren trendmatig een endogene opbrengstdaling zien. Dit houdt verband met een verschuiving van het verbruik van gedestilleerd naar minder alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Deze ontwikkeling is ook zichtbaar in de kasontvangsten tot en met juli. Voor 1996 wordt op basis van de ontwikkeling van de particuliere bestedingen een geringe endogene groei verwacht. Bij de raming van de alcoholaccijns is met de volgende autonome maatregel rekening gehouden: Effecten van autonome maatregelen op de alcoholaccijns 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
Verhoging accijns ter dekking verlaging tarief VBB op alcoholvrije dranken (belastingplan, per 1-4-1994)
(13)
totaal fiscaal
(13)
totaal autonoom
(13)
1996
(Kas)
Op basis van de trendmatige verschuiving naar minder alcoholhoudende dranken en de kasontvangsten tot en met juli wordt voor 1995 een geringe endogene daling verwacht. Voor 1996 wordt een gematigde endogene groei verwacht. Opbrengsten alcoholaccijns op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
879
885 6 13 –7 – 0,8
890 5 0 5 0,6
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
179
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de alcoholaccijns (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 alcoholaccijns
885,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
101,9 12,9 114,7
ten bate van Rijksbegroting 1995
770,3
ontwerpbegroting 1996 alcoholaccijns
890,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
114,7 11,1 125,9
ten bate van Rijksbegroting 1996
764,1
04.16 Bieraccijns
1. De grondslag van het artikel De Wet op de accijns van bier
2. De cijfers Opbouw ontvangsten bieraccijns vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
530,7
544,0
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
523,7
16
13.6
517,9 502,3
535,3
3. De toelichting bij de cijfers De opbrengst van de bieraccijns heeft in de afgelopen jaren trendmatig een beperkte stijging laten zien. Voor de komende jaren wordt gemiddeld eenzelfde endogene groei van de opbrengsten verwacht. Bij de raming van de bieraccijns is met de volgende autonome maatregelen rekening gehouden:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
180
Effecten van autonome maatregelen op de bieraccijns 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
1996
(Kas)
realisatie 1994
raming 1995
1996
587
615 28 12 16 2,7
610 –5 0 –5 – 0,8
Verhoging accijns ter dekking verlaging tarief VBB op alcoholvrije dranken (belastingplan, per 1-4-1994) Verlaging accijns alcoholvrij bier (belasting plan, per 1-4-1994)
(13)
totaal fiscaal
(12)
totaal autonoom
(12)
(–1)
Opbrengsten bieraccijns op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
Het mooie zomerweer leidt tot eenmalige meeropbrengsten in 1995. Hierdoor komt de endogene groei hoger uit dan de trendwaarde. Uitgaande van een normale zomer in 1996 zal de endogene groei volgend jaar lager uitkomen. De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de bieraccijns (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 bieraccijns af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
615,0
70,8 8,9 79,7
ten bate van Rijksbegroting 1995
535,3
ontwerpbegroting 1996 bieraccijns
610,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
78,6 7,6 86,3
ten bate van Rijksbegroting 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
523,7
181
04.17 Suikeraccijns 04.18 Tabaksaccijns
1. De grondslag van het artikel De Wet op de accijns van tabaksfabrikaten
2. De cijfers Opbouw ontvangsten tabaksaccijns vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
2 392,5
2 467,5
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
2 627,3
36
13.6
2 619,8 2 516,2
2 615,5
3. De toelichting bij de cijfers Voor 1995 wordt een lichte stijging verwacht op basis van de ontwikkeling van de particuliere consumptie en de kasontvangsten tot en met juli. Voor 1996 wordt een geringere stijging verwacht op basis van de minder sterke stijging van de particuliere consumptie. Opbrengsten tabaksaccijns op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
2 940
3 005 65 0 65 2,2
3 060 55 0 55 1,8
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
182
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de tabaksaccijns (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 tabaksaccijns
3 005,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
345,9 43,7 389,5
ten bate van Rijksbegroting 1995
2 615,5
ontwerpbegroting 1996 tabaksaccijns
3 060,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
394,4 38,3 432,7
ten bate van Rijksbegroting 1996
2 627,3
04.19 Accijns van alcoholvrije dranken 04.20 Belasting van personenauto’s en motorrijwielen
1. De grondslag van het artikel De Wet op Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen 1992
2. De cijfers Opbouw ontvangsten belasting van personenauto’s en motorrijwielen vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
3 261,3
3 516,3
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
3 550,2
36
13.6
3 416,2 3 106,2
3 416,2
3. De toelichting bij de cijfers De opbrengst van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen wordt grotendeels bepaald door de waarde van de verkopen van nieuwe auto’s. Voor 1995 wordt een sterke endogene groei verwacht op basis van de geraamde autoverkopen, de geschatte prijsstijging van de nieuw verkochte auto’s en het kasverloop tot en met juli. Voor 1996 wordt op basis van de verwachting van een minder sterke stijging van de autoverkopen, een endogene opbrengststijging verwacht van ruim 5%.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
183
Op de BPM is de onderstaande autonome maatregel van toepassing. Effect van autonome maatregel op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
Reparatie grijze kentekens (1-1-1994)
(10)
totaal fiscaal
(10)
totaal autonoom
(10)
1996
(Kas)
Opbrengsten belasting van personenauto’s en motorrijwielen op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
3 629
3 925 296 10 286 7,9
4 135 210 0 210 5,4
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerpbegroting voor 1996 voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 belasting van personenauto’s en motorrijwielen af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
3 925,0
451,8 57,0 508,8
ten bate van Rijksbegroting 1995
3 416,2
ontwerpbegroting 1996 belasting van personenauto’s en motorrijwielen
4 135,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
533,0 51,8 584,8
ten bate van Rijksbegroting 1996
3 550,2
04.21 Omzetbelasting
1. De grondslag van het artikel De Wet op de omzetbelasting
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
184
2. De cijfers Opbouw ontvangsten omzetbelasting vanaf de vorige ontwerpbegroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerpbegroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
31 418,8
33 787,4
1e suppl. wet 1995 Ontwerpbegroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
35 023,7
36
13.6
33 346,4 31 260,1
33 385,6
3. De toelichting bij de cijfers De raming van de opbrengst van de omzetbelasting hangt nauw samen met de ontwikkeling van de bestedingscategoriee¨n (particuliere consumptie, overheidsconsumptie, overheidsinvesteringen, bedrijfsinvesteringen) zoals deze door het CPB worden geraamd. Bij de berekening van de omzetbelasting op transactiebasis worden de waarden van de diverse bestedingscategoriee¨n vermenigvuldigd met de relevante druk van de omzetbelasting op elk van deze bestedingscategoriee¨n. Vervolgens wordt uit de geraamde transactieopbrengst aan de hand van een kasvertraging de raming van de kasopbrengst afgeleid. Voor 1995 en 1996 worden de volgende kasopbrengsten geraamd: Opbrengsten omzetbelasting op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
41 064
43 180 2 116 505 1 611 3,9
45 215 2 035 509 1 526 3,5
Voor 1995 wordt, samenhangend met de door het CPB geraamde groei van de bestedingscategoriee¨n een endogene toename van de omzetbelasting geraamd van 3,9%. De endogene groei voor 1996 ligt iets lager vanwege de minder sterke groei van met name de investeringen. In deze raming zijn de effecten van de onderstaande autonome maatregelen op kasbasis verwerkt:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
185
Effecten van autonome maatregelen op de omzetbelasting in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
1996
(Kas)
Aanscherping grijze kentekenregeling (1-1-1994) Verleggingsregeling loonconfectie (1-2-1994) Beursgang KPN: vervallen vrijstelling telecommunicatie per 1-1-1996 Hogere opbrengsten a.g.v. invoering KVH (1-1-1996) Verhoging ondergrens BTW-vrijstelling kleine ondernemers (1-1-1996) Cultuur naar 6%-tarief (1-1-1996) Sport naar 6%-tarief (1-1-1996) Voorbehoedmiddelen naar 6%-tarief (1-1-1996) BTW-grens en fondsen verwerving en sportkantines (1-1-1996) BTW-vrijstelling kinderopvang (1-1-1995)
(–18)
(–5) (–2)
totaal fiscaal
(–15)
(429)
(1) (3) (410) (118) (–15) (–55) (–18) (–5)
Fiscale fraudebestrijding (zomerpakket 1992) Aanvullende fraudetaakstelling en renterenseignering niet-natuurlijke personen Meerjarenbeleid Belastingdienst Zevende BTW-richtlijn Bestrijding BTW-constructies (31-3-1995)
(30) (40) (200) (200)
(105) (5) (–200) (170)
totaal overig
(520)
(80)
totaal autonoom
(505)
(509)
(50)
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerp-begroting voor 1996 voor de omzetbelasting (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 omzetbelasting af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds afdracht aan de Europese Unie
43 180,0
4 970,0 627,4 4 197,0 9 794,4
ten bate van Rijksbegroting 1995
33 385,6
ontwerpbegroting 1996 omzetbelasting
45 215,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds afdracht aan de Europese Unie
5 828,2 566,1 3 797,0 10 191,3
ten bate van Rijksbegroting 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
35 023,7
186
04.22 Belastingen van rechtsverkeer
1. De grondslag van het artikel De Wet op belastingen van rechtsverkeer
2. De cijfers Opbouw ontvangsten belastingen van rechtsverkeer vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerp-begroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
3 565,2
3 607,7
1e suppl. wet 1995 Ontwerp-begroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
4 095,4
36
13.6
3 764,4 3 566,9
3 916,7
3. De toelichting bij de cijfers De belastingen van rechtsverkeer bestaan uit de overdrachtsbelasting, de assurantiebelasting en de kapitaalsbelasting. Qua omvang is de overdrachtsbelasting hiervan de belangrijkste (circa 65% van de totale opbrengst van de belastingen van rechtsverkeer). De opbrengst van de overdrachtsbelasting is voor een groot deel afhankelijk van de omloopsnelheid en de prijsontwikkeling van huizen. Bij de raming van de overdrachtsbelasting is met de volgende autonome maatregelen rekening gehouden: Effecten van autonome maatregelen op de overdrachtsbelasting 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
1996
(Kas)
Faciliteit t.b.v. bosaanleg (1-1-1996) Vrijstelling voor grond bij bij verplaatsing van landbouwbedrijven uit de EHS of i.v.m. SGR of VINEX (1-1-1996) Herziening ondernemersfaciliteit w.o. vrijstelling ODB bij reorganisatie binnen concernverband (31-3-1995)
(–15)
(–9)
totaal fiscaal
(–15)
(–16)
Belastbaar stellen van de economische eigendomsoverdracht
(100)
(50)
totaal overig
(100)
(50)
(85)
(34)
totaal autonoom
(–1)
(–6)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
187
Opbrengsten overdrachtsbelasting op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
2 727
2 950 223 85 138 5,1
3 130 180 34 146 4,9
Voor 1995 wordt een endogene groei voorzien van ruim 5%. Deze is het gevolg van de verwachte stijging van de huizenprijzen in 1995 welke spoort met de ontwikkeling in de eerste maanden van dit jaar. Uitgaande van een gelijkblijvend transactieniveau en een gelijke prijsstijging wordt een vergelijkbare endogene groei voor 1996 verwacht. De ontwikkeling van de opbrengsten van de assurantiebelasting is gerelateerd aan het verloop van de schadeverzekeringspremies. De sterke stijging in 1995 is met name het gevolg van de stijging van de premies voor autoverzekeringen. Opbrengsten assurantiebelasting op kasbasis (x f 1 mln.) realisatie 1994
raming 1995
1996
892
1 010 118 0 118 13,2
1 085 75 0 75 7,4
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
De opbrengsten voor de kapitaalsbelasting zijn afhankelijk van het aanbod van risicokapitaal en daarmee afhankelijk van de winstperspectieven. Zoals eerder vermeld stijgen volgens het CPB de winstinkomens in 1995 en 1996, hetgeen tot een endogene groei van de kapitaalsbelasting leidt. Voor de raming van de opbrengsten in 1995 is ook de kasontwikkeling tot en met juli meegenomen. Opbrengsten kapitaalsbelasting op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
548
540 –8 0 –8 – 1,5
555 15 0 15 2,8
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
188
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerp-begroting voor 1996 voor de belastingen van rechtsverkeer (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 belastingen van rechtsverkeer
4 500,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
518,0 65,4 583,3
ten bate van Rijksbegroting 1995
3 916,7
ontwerp-begroting 1996 belastingen van rechtsverkeer
4 770,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
614,9 59,7 674,6
ten bate van Rijksbegroting 1996
4 095,4
04.23 Rechten van successie, van overgang en van schenking
1. De grondslag van het artikel De Successiewet
2. De cijfers Opbouw ontvangsten rechten van successie, van overgang en van schenking vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerp-begroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
1 420,9
1 423,1
1e suppl. wet 1995 Ontwerp-begroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
1 635,6
56
13.6
1 531,9 1 593,5
1 601,5
3. De toelichting bij de cijfers Uitgangspunt bij de raming van de successierechten vormt de vermogensontwikkeling in de afgelopen jaren. Voor de raming van de ontvangsten in 1995 wordt tevens gekeken naar de ontvangsten tot en met juli.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
189
Effecten van autonome maatregelen en automatische inflatiecorrectie op de rechten van successie, van overgang en van schenking in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995 Inflatiecorrectie 1995 Inflatiecorrectie 1996 Rentevrij uitstel successierecht ondernemingsvermogen van 5 naar 10 jaar (1-1-1996) Vrijstelling ondernemingsvermogen successierecht (1-1-1996) totaal fiscaal1
(Kas)
1996
(Kas)
(–5) (–5)
(–10) (–15) –
Opbrengsten procesmatige versnelling
(–150)
totaal overig
(–150)
totaal autonoom1
(–150)
(–25)
(–25)
1 Exclusief de automatische inflatiecorrectie.
Dit leidt tot de volgende ramingen voor de successierechten in 1995 en 1996. Opbrengsten rechten van successie, van overgang en van schenking op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie1 wv endogene mutatie (idem in %-mutatie) 1
realisatie 1994
raming 1995
1996
1 862
1 840 – 22 – 150 128 6,9
1 905 65 – 25 90 4,9
Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerp-begroting voor 1996 voor de rechten van successie, van overgang en van schenking (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 successierechten af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
1 840,0
211,8 26,7 238,5
ten bate van Rijksbegroting 1995
1 601,5
ontwerp-begroting 1996 successierechten
1 905,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
245,6 23,9 269,4
ten bate van Rijksbegroting 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
1 635,6
190
04.24 Overige belastingontvangsten
2. De cijfers Opbouw overige belastingontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerp-begroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
42,8
52,2
1e suppl. wet 1995 Ontwerp-begroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
77,3
36
13.6
52,2 44,4
65,3
3. De toelichting bij de cijfers Bij de raming van de opbrengsten aan overige belastingontvangsten is met de volgende autonome maatregel rekening gehouden: Effecten van autonome maatregelen op de overige belastingontvangsten in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
1996
(Kas)
Wet melding ongebruikelijke transacties (MOT) en bestrijding georganiseerde misdaad (1-2-1994)
(10)
(13)
totaal overig
(10)
(13)
totaal autonoom
(10)
(13)
Op dit artikel worden belastingontvangsten geboekt welke niet aan afzonderlijke belastingsoorten kunnen worden toegerekend. Het gaat hier met name om belastingontvangsten op reeds als oninbaar afgeschreven vorderingen waarvan het niet mogelijk is deze naar de belastingsoorten uit te splitsen. Forse procentuele fluctuaties zijn bij deze belastingsoort niet ongebruikelijk. Gezien de trendmatige ontwikkeling in het verleden is een endogene nulgroei aannemelijk. Voor de raming 1995 is daarnaast rekening gehouden met de ontvangsten tot en met juli. Opbrengsten overige belastingontvangsten op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
52
75 23 10 13 25,0
90 15 13 2 2,7
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
191
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerp-begroting voor 1996 voor de overige belastingontvangsten (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 overige belastingontvangsten
75,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
8,6 1,1 9,7
ten bate van Rijksbegroting 1995
65,3
ontwerp-begroting 1996 overige belastingontvangsten
90,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
11,6 1,1 12,7
ten bate van Rijksbegroting 1996
77,3
04.25 Belasting op milieugrondslag
1. De grondslag van het artikel De Wet Belastingen op een milieugrondslag
2. De cijfers Opbouw ontvangsten belasting op een milieugrondslag vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerp-begroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
1 151,3
1 692,9
1e suppl. wet 1995 Ontwerp-begroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
2 434,1
36
13.6
1 701,6 1 030,0
1 645,0
3. De toelichting bij de cijfers De ramingen voor 1995 en 1996 worden opgesteld op basis van de realisatie 1994 en de verwachte endogene groei voor de verschillende brandstofcategoriee¨n en de verwachte ontwikkeling van het storten van afval en het gebruik van grondwater. De verwachtingen van het verbruik van de brandstofsoorten zijn gebaseerd op inzichten van het Centraal Planbureau en historische trends. Voor de andere categoriee¨n wordt een geringe endogene daling geraamd. Voor de raming van de opbrengsten in 1995 worden tevens de kasontvangsten tot en met juli in de berekening betrokken. De effecten van autonome maatregelen op de opbrengst van de WBM worden onderstaand gepresenteerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
192
Effecten van autonome maatregelen op de belasting op een milieugrondslag in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995 Uitbreiding verbruiksbelasting naar afval en grondwater (1-1-1995) Verhoging tarieven op afval en en grondwater (1-1-1995) Verhoging brandstoftarieven (1-1-1995) Afschaffing teruggave-regeling ontzwaveling (1-1-1995) Nultarief op restbrandstoffen (1-1-1995) Vervroeging invoering nultarief van 1-1-95 naar 1-7-94 Verfijning m.b.t. ontinktingsslib, gerecycled kunststof en spoelwater (1-1-1995) Vierde tranche verhoging tarieven op afval (1-1-1995) Invoering kleinverbruikersheffing
(Kas)
1996
(Kas)
(400)
(35)
(151) (41)
(22) (5)
(11) (–87)
(1) (–9)
(31)
(9)
(–7) (7) (940)
totaal fiscaal
(547)
(1 003)
Eenmalige verschuiving betaling van december naar januari
(166)
(–83)
totaal overig
(166)
(–83)
totaal autonoom
(713)
(920)
Onderstaand wordt de raming van de kasopbrengsten gegeven. De sterke autonome stijging van 1994 op 1995 wordt veroorzaakt door de invoering van de heffing op het grondwater en het storten van afval. De hoge autonome mutatie van 1995 op 1996 is het gevolg van de invoering van de kleinverbruikersheffing. Naast de opbrengst bij de WBM, leidt de invoering ook tot meeropbrengsten bij de omzetbelasting van ruim 0,1 miljard. Opbrengsten belasting op een milieugrondslag op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
1 203
1 890 687 713 – 26 – 2,2
2 835 945 920 25 1,3
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
193
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerp-begroting voor 1996 voor de belasting op een milieugrondslag (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 belasting op een milieugrondslag
1 890,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
217,5 27,5 245,0
ten bate van Rijksbegroting 1995
1 645,0
ontwerp-begroting 1996 belasting op een milieugrondslag
2 835,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
365,4 35,5 400,9
ten bate van Rijksbegroting 1996
2 434,1
04.26 Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten
1. De grondslag van het artikel De Wet op de Verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en enkele andere produkten
2. De cijfers Opbouw ontvangsten verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontwerp-begroting 1995
Ontvangsten 1994
1995
355,2
335,1
1e suppl. wet 1995 Ontwerp-begroting 1996
Codering
1996
econ.
funct.
347,7
36
13.6
330,7 342,1
348,1
3. De toelichting bij de cijfers De verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt geraamd op basis van de ontwikkeling van de particuliere consumptie. Daarnaast wordt rekening gehouden met de reeds eerder geconstateerde verschuiving van het verbruik van alcoholhoudende dranken naar niet-alcoholhoudende dranken. De raming voor 1995 is tevens gebaseerd op de verwachte incidentele meeropbrengsten door de warme zomer. Uitgesplitst naar autonome en endogene mutaties resulteren voor de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en enkele andere produkten in 1995 en 1996 de volgende kasramingen:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
194
Opbrengsten verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en enkele andere produkten op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
1996
400
400 0 – 25 25 6,3
405 5 0 5 1,3
De opbrengst voor 1995 en 1996 wordt beı¨nvloed door de onderstaande autonome maatregel. Effect van autonome maatregel op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en enkele andere produkten in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
Verlaging tarief (belastingplan, per 1-4-1994)
(–25)
totaal fiscaal
(–25)
totaal autonoom
(–25)
1996
(Kas)
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerp-begroting voor 1996 verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en enkele andere produkten af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
400,0
46,0 5,8 51,9
ten bate van Rijksbegroting 1995
348,1
ontwerp-begroting 1996 verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en enkele andere produkten
405,0
af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
52,2 5,1 57,3
ten bate van Rijksbegroting 1996
347,7
04.29 Belasting op zware motorrijtuigen
1. De grondslag van het artikel Wet belasting zware motorrijtuigen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
195
De per 1 januari 1996 voorziene inwerkingtreding van de Wet belasting zware motorrijtuigen behelst de heffing van belasting van in Nederland geregistreerde zware vrachtwagens, alsmede van niet in Nederland geregistreerde vrachtwagens die gebruik maken van de autosnelweg in Nederland. De invoering is gevolg van de besluitvorming binnen EU-verband inzake de eerste fase van de fiscale harmonisering van het wegvervoer.
2. De cijfers Opbouw ontvangsten belasting op zware motorrijtuigen vanaf de vorige ontwerp-begroting (x f 1 mln.) Artikelonderdeel
Ontvangsten 1994
1995
Ontwerp-begroting 1995
226,3
1e suppl. wet 1995
226,3
Ontwerp-begroting 1996
52,2
Codering
1996
econ.
funct.
128,8
36
13.6
3. De toelichting bij de cijfers Opbrengsten belasting op zware motorrijtuigen op kasbasis (x f 1 mln.)
Opbrengst Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar wv autonome mutatie wv endogene mutatie (idem in %-mutatie)
realisatie 1994
raming 1995
–
60 60 60 0
1996 150 90 90 0 0,0
De regeling treedt per 1 januari 1996 in werking. Vanaf deze datum moet een zwaar voertuig op een snelweg voorzien zijn van een vignet. Een deel van de vignetten zal naar verwachting in 1995 verkocht worden, waardoor een deel van de geschatte opbrengsten ten goede zal komen aan de begroting voor 1995. Bij eerdere ramingen was uitgegaan van een invoering per 1 juli 1995. Effect van autonome maatregel op de belasting op zware motorrijtuigen in 1995 en 1996 op kasbasis (x f 1 mln.) 1995
(Kas)
1996
(Kas)
Invoering Eurovignet (1-1-1996)
(60)
(90)
totaal fiscaal
(60)
(90)
totaal autonoom
(60)
(90)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
196
De raming van de vermoedelijke uitkomst voor 1995 en de ontwerp-begroting voor 1996 voor de belasting op zware motorrijtuigen (x f 1 mln.): vermoedelijke uitkomst 1995 belasting op zware motorrijtuigen af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
60,0
6,9 0,9 7,8
ten bate van Rijksbegroting 1995
52,2
ontwerp-begroting 1996 belasting op zware motorrijtuigen af wegens: uitkering aan Gemeentefonds uitkering aan Provinciefonds
150,0
19,3 1,9 21,2
ten bate van Rijksbegroting 1996
128,8
De Minister van Financie¨n, G. Zalm
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 2
197
Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
24 400 IXB
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Financie¨n (IXB) voor het jaar 1996
Nr. 3
BIJLAGEN 1 T/M 10 BIJ DE MEMORIE VAN TOELICHTING Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10
51U4095 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
Overzichten personeelsgegevens Automatiseringsbijlage Overzicht inzake wetgeving Overzicht van door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door de bewindslieden gedane toezeggingen in het vergaderjaar 1994–1995 Geldende ciculaires van het ministerie van Financie¨n Aanbevelingen Nationale Ombudsman Subsidiebijlage Overzicht inzake economische en functionele classificaties Overzicht van aanschrijvingen die «regel-recht» zijn geworden Evaluatierapportage en evaluatieprogramma
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
2 7 17
27 50 51 52 53 56 63
1
BIJLAGE 1
OVERZICHTEN PERSONEELSGEGEVENS Overzicht A: Samenvattend overzicht personeelssterkte
Organisatie-eenheid
Werkelijke bezetting
Personeel Algemene Leiding Personeel Buitenland Centrale Diensten Directie Domeinen Dienst Domeinen Generale Thesaurie DG Rijksbegroting DG Fiscale Zaken DG Belastingen Totaal Kernministerie
Begrotingssterkte
30-6-1995
1995
1996
1997
1998
1999
2000
21 7 401 37 306 192 245 135 269
23,7 7 431,1 41 315,5 204 260,3 139,4 287,3
25,7 7 429,1 41 315,5 202 271,6 143,4 274,8
25,7 7 429,1 41 315,5 202 271,6 148,4 274,8
25,7 7 429,1 41 315,5 202 271,6 148,4 274,8
25,7 7 429,1 41 315,5 202 271,6 148,4 274,8
25,7 7 429,1 41 315,5 202 271,6 148,4 274,8
1 613
1 709,3
1 710,1
1 715,1
1 715,1
1 715,1
1 715,1
Belastingdienst
28 286
28 782
28 719
28 679
28 544
28 424
28 424
Totaal Generaal
29 899
30 491,3
30 429,1
30 394,1
30 259,1
30 139,1
30 139,1
Overzicht B: Personeelssterkte naar categoriee¨n Art.
01.01
Onderdeel
Werkelijke bezetting
Begrotingssterkte
30-6-1995
1995
1996
1997
1998
1999
2000
21
23,7
25,7
25,7
25,7
25,7
25,7
2 12 7
2 13,9 7,8
2 15,9 7,8
2 15,9 7,8
2 15,9 7,8
2 15,9 7,8
2 15,9 7,8
7 – – 7
7 – – 7
7 – – 7
7 – – 7
7 – – 7
7 – – 7
7 – – 7
401 80 225 96
431,1 75 235 121,1
429,1 75 233 121,1
429,1 75 233 121,1
429,1 75 233 121,1
429,1 75 233 121,1
429,1 75 233 121,1
Directie Personeel en Organisatie Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
20 1 8 11
23,1 0,6 7 15,5
23,1 0,6 7 15,5
23,1 0,6 7 15,5
23,1 0,6 7 15,5
23,1 0,6 7 15,5
23,1 0,6 7 15,5
B. Directie Informatievoorziening en Algemene Zaken – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
163 66 81 16
172,1 67,2 88,9 16
172,1 67,2 88,9 16
172,1 67,2 88,9 16
172,1 67,2 88,9 16
172,1 67,2 88,9 16
172,1 67,2 88,9 16
C. Centrale Directie FinancieelEconomische Zaken – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
106 4 80 22
112,3 – 84,3 28
110,3 – 82,3 28
110,3 – 82,3 28
110,3 – 82,3 28
110,3 – 82,3 28
110,3 – 82,3 28
15 1 5 9
18,2 1,8 3,6 12,8
18,2 1,8 3,6 12,8
18,2 1,8 3,6 12,8
18,2 1,8 3,6 12,8
18,2 1,8 3,6 12,8
18,2 1,8 3,6 12,8
Personeel behorende tot de Algemene Leiding – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel Personeel vertegenwoordiging buitenland – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel Centrale diensten van algemene aard – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel A. – – –
D. Centrale Directie Wetgeving, Juridische en Bestuurlijke Zaken – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
2
Art.
Onderdeel
Werkelijke bezetting
Begrotingssterkte
30-6-1995
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Centrale Directie Voorlichting Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
42 6 20 16
41,05 1,9 18,35 20,8
41,05 1,9 18,35 20,8
41,05 1,9 18,35 20,8
41,05 1,9 18,35 20,8
41,05 1,9 18,35 20,8
41,05 1,9 18,35 20,8
F. Departementale Accountantsdienst Financie¨n – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
27 – 13 14
32,9 – 12,9 20
32,9 – 12,9 20
32,9 – 12,9 20
32,9 – 12,9 20
32,9 – 12,9 20
32,9 – 12,9 20
G. – – –
28 2 18 8
31,5 3,5 20 8
31,5 3,5 20 8
31,5 3,5 20 8
31,5 3,5 20 8
31,5 3,5 20 8
31,5 3,5 20 8
E. – – –
Bureau Schadeafwikkeling Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
Domeinen
343
356,5
356,5
356,5
356,5
356,5
356,5
1. – – –
Directie Domeinen Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
37 1 18 18
41 1,6 21,4 18
41 1,6 19,4 20
41 1,6 19,4 20
41 1,6 19,4 20
41 1,6 19,4 20
41 1,6 19,4 20
2. – – –
Dienst Domeinen Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
306 60 218 28
315,5 53 232,5 30
315,5 53 224,5 38
315,5 53 224,5 38
315,5 53 224,5 38
315,5 53 224,5 38
315,5 53 224,5 38
Generale Thesaurie – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
192 10 81 101
204 12,6 66 125
202 12,6 64,4 125
202 12,6 64,4 125
202 12,6 64,4 125
202 12,6 64,4 125
202 12,6 64,4 125
9 1 5 3
17,3 1,8 11,5 4
15,3 1,8 9,5 4
15,3 1,8 9,5 4
15,3 1,8 9,5 4
15,3 1,8 9,5 4
15,3 1,8 9,5 4
15 – 6 9
16 1 3 12
16 1 3 12
16 1 3 12
16 1 3 12
16 1 3 12
16 1 3 12
C. Directie Buitenlandse Financie¨le Betrekkingen – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
34 2 9 23
33,5 2 3 28,5
33,5 2 3 28,5
33,5 2 3 28,5
33,5 2 3 28,5
33,5 2 3 28,5
33,5 2 3 28,5
D. Directie Exportkredietverzekering en Investeringsgaranties – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
11 1 2 8
10,5 1 2 7,5
10,5 1 2 7,5
10,5 1 2 7,5
10,5 1 2 7,5
10,5 1 2 7,5
10,5 1 2 7,5
E. – – –
Directie Binnenlands Geldwezen Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
52 4 21 27
55,2 4,3 12,9 38
55,2 4,3 12,9 38
55,2 4,3 12,9 38
55,2 4,3 12,9 38
55,2 4,3 12,9 38
55,2 4,3 12,9 38
F. Directie Algemene Financie¨le en Economische Politiek – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
23 1 7 15
22 1 4 17
22 1 4 17
22 1 4 17
22 1 4 17
22 1 4 17
22 1 4 17
G. Agentschap van het Ministerie van Financie¨n en de Directie van de Grootboeken der Nationale Schuld – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
48 1 31 16
49,5 1,5 30 18
49,5 1,5 30 18
49,5 1,5 30 18
49,5 1,5 30 18
49,5 1,5 30 18
49,5 1,5 30 18
A. – – –
Algemeen Beheer Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
B. – – –
Directie Financieringen Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
3
Art.
Onderdeel
Werkelijke bezetting
Begrotingssterkte
30-6-1995
1995
1996
1997
1998
1999
2000
245 9 70 166
260,3 11,3 50,8 198,2
271,6 11,3 53,2 207,1
271,6 11,3 53,2 207,1
271,6 11,3 53,2 207,1
271,6 11,3 53,2 207,1
271,6 11,3 53,2 207,1
10 – 6 4
9,9 – 5,9 4
9,9 – 5,9 4
9,9 – 5,9 4
9,9 – 5,9 4
9,9 – 5,9 4
9,9 – 5,9 4
B. Directie Financie¨n Publiekrechtelijke Lichamen – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
21 – 10 11
21,5 – 8,5 13
21,5 – 8,5 13
21,5 – 8,5 13
21,5 – 8,5 13
21,5 – 8,5 13
21,5 – 8,5 13
C. Directie Accountancy Rijksoverheid – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
75 1 18 56
79,4 2 13 64,4
83,4 2 13 68,4
83,4 2 13 68,4
83,4 2 13 68,4
83,4 2 13 68,4
83,4 2 13 68,4
D. – – –
Inspectie der Rijksfinancie¨n Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
86 6 15 65
94 7 6 81
94 7 6 81
94 7 6 81
94 7 6 81
94 7 6 81
94 7 6 81
E. – – –
Directie Begrotingszaken Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
53 2 21 30
55,5 2,3 17,4 35,8
62,8 2,3 19,8 40,7
62,8 2,3 19,8 40,7
62,8 2,3 19,8 40,7
62,8 2,3 19,8 40,7
62,8 2,3 19,8 40,7
135 9 20 106
139,4 8 13,5 117,9
143,4 8 13,5 121,9
148,4 8 13,5 126,9
148,4 8 13,5 126,9
148,4 8 13,5 126,9
148,4 8 13,5 126,9
Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel A. – – –
Algemeen Beheer Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
Directoraat–Generaal voor Fiscale Zaken – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel A. – – –
Algemeen Beheer Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
16 2 6 8
25 8 2,5 14,5
30 8 2,5 19,5
35 8 2,5 24,5
35 8 2,5 24,5
35 8 2,5 24,5
35 8 2,5 24,5
B. – – –
Directie Algemene Fiscale Politiek Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
25 1 5 19
22 – 3 19
22 – 3 19
22 – 3 19
22 – 3 19
22 – 3 19
22 – 3 19
C. Directie Internationale Fiscale Zaken – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
24 2 3 19
21,6 – 2 19,6
20,6 – 2 18,6
20,6 – 2 18,6
20,6 – 2 18,6
20,6 – 2 18,6
20,6 – 2 18,6
D. Directie Wetgeving Directe Belastingen – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
34 2 3 29
33,3 – 2 31,3
33,3 – 2 31,3
33,3 – 2 31,3
33,3 – 2 31,3
33,3 – 2 31,3
33,3 – 2 31,3
E. Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
18 1 2 15
18,5 – 2 16,5
18,5 – 2 16,5
18,5 – 2 16,5
18,5 – 2 16,5
18,5 – 2 16,5
18,5 – 2 16,5
F. – – –
18 1 1 16
19 – 2 17
19 – 2 17
19 – 2 17
19 – 2 17
19 – 2 17
19 – 2 17
Directie Wetgeving Douane Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
4
Art.
Onderdeel
Werkelijke bezetting
Directoraat-Generaal der Belastingen – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
Begrotingssterkte
30-6-1995
1995
1996
1997
1998
1999
2000
269 17 58 194
287,3 12,8 62,3 212,2
274,8 10,5 57 207,3
274,8 10,5 57 207,3
274,8 10,5 57 207,3
274,8 10,5 57 207,3
274,8 10,5 57 207,3
A. – – –
Algemeen Beheer Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
20 1 9 10
19,8 1 8,8 10
12 1 6 5
12 1 6 5
12 1 6 5
12 1 6 5
12 1 6 5
B. – – –
Directie Algemene Fiscale Zaken Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
23 2 4 17
26,3 2,5 4,5 19,3
24,8 2 4 18,8
24,8 2 4 18,8
24,8 2 4 18,8
24,8 2 4 18,8
24,8 2 4 18,8
C. Directie Personeel en Organisatie van de Belastingdienst – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
52 6 13 33
63,7 6,3 17 40,4
58 3 14 41
58 3 14 41
58 3 14 41
58 3 14 41
58 3 14 41
D. Directie Planning Financie¨n en Control – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
65 4 13 48
68 1 14 53
68 1 14 53
68 1 14 53
68 1 14 53
68 1 14 53
68 1 14 53
E. – – –
Directie Directe Belastingen Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
60 2 12 46
59,5 2 10 47,5
59,5 2 10 47,5
59,5 2 10 47,5
59,5 2 10 47,5
59,5 2 10 47,5
59,5 2 10 47,5
F. – – –
Directie Verbruiksbelastingen Lager personeel Middelbaar personeel Hoger personeel
27 1 3 23
26 – 4 22
27,5 0,5 4 23
27,5 0,5 4 23
27,5 0,5 4 23
27,5 0,5 4 23
27,5 0,5 4 23
17 – 3 14
18 – 3 15
18 – 4 14
18 – 4 14
18 – 4 14
18 – 4 14
18 – 4 14
5 1 1 3
6 – 1 5
7 1 1 5
7 1 1 5
7 1 1 5
7 1 1 5
7 1 1 5
Belastingdienst
28 286
28 782
28 719
28 679
2.8.544
28 424
28 424
Heffing, controle en inning – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
28 286 4 475 17 676 6 135
28 782 5 703 17 007 6 072
28 719 5 505 17 041 6 173
28 679 5 483 16 898 6 298
28 544 5 409 16 727 6 408
28 424 5 389 16 623 6 412
28 424 5 389 16 623 6 412
Directie Particulieren – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
7 823 2 055 5 383 385
7 754 2 682 4 679 393
7 440 2 492 4 534 414
7 196 2 366 4 401 429
6 951 2 191 4 321 439
6 868 2 171 4 253 444
6 868 2 171 4 253 444
Directie Ondernemingen Noord – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
5 262 690 3 076 1 496
5 145 903 2 817 1 425
5 280 904 2 910 1 466
5 397 904 2 995 1 498
5 471 904 3 037 1 530
5 471 904 3 037 1 530
5 471 904 3 037 1 530
Directie Ondernemingen Zuid – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
5 713 771 3 264 1 678
5 678 1 110 2 944 1 624
5 829 1 110 3 059 1 660
5 957 1 110 3 149 1 698
6 030 1 110 3 194 1 726
6 030 1 110 3 194 1 726
6 030 1 110 3 194 1 726
G. Directie Douaneaangelegenheden – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel H. Interne Accountantsdienst Belastingen – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
5
Art.
Onderdeel
Werkelijke bezetting
Begrotingssterkte
30-6-1995
1995
1996
1997
1998
1999
2000
Directie Grote Ondernemingen – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
1 908 171 521 1 216
1 939 154 604 1 181
1 976 154 641 1 181
2 015 154 680 1 181
2 015 154 680 1 181
2 015 154 680 1 181
2 015 154 680 1 181
Directie Douane – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
5 302 537 4 185 580
5 337 588 4 138 611
5 468 588 4 247 633
5 287 680 3 944 663
5 164 773 3 698 693
5 135 773 3 669 693
5 135 773 3 669 693
Facilitair bedrijf automatisering – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
1 030 179 677 174
1 028 151 695 182
1 031 151 695 185
1 031 151 695 185
1 031 151 695 185
1 031 151 695 185
1 031 151 695 185
731 25 362 344
750 27 333 390
769 22 331 416
744 22 310 412
744 22 310 412
744 22 310 412
744 22 310 412
120
132
132
132
132
132
132
69 51
75 57
75 57
75 57
75 57
75 57
75 57
Bel.dienst centrum voor pers.ontwikkeling – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
217 38 59 120
195 18 59 118
156 18 48 90
156 18 48 90
156 18 48 90
156 18 48 90
156 18 48 90
Personeel overige – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
180 9 80 91
824 70 663 91
638 66 501 71
764 78 601 85
850 86 669 95
842 86 662 94
842 86 662 94
Fiscale inlichten en opsporingsdienst – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel Interne Accountantsdienst Belastingen – Lager personeel – Middelbaar personeel – Hoger personeel
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
6
BIJLAGE 2
AUTOMATISERINGSBIJLAGE De automatiseringbijlage kan worden beschouwd als een nadere toelichting op de artikelen Personeel en Materieel van het kernministerie en de Belastingdienst (01.01 en 04.01). Geautomatiseerde informatievoorziening bij het kernministerie 1. Belangrijke uitgangspunten van het informatie- en automatiseringsbeleid De automatisering van het kerndepartement is gericht op de verbetering van de efficiency en effectiviteit van de informatievoorziening ter ondersteuning van de primaire processen en van het beheer van de organisatie. Zo kan automatisering een belangrijke bijdrage leveren aan de optimalisering van het hoofddoel van de organisatie: hoge kwaliteit van beleid en dienstverlening. Er zijn beleidskaders voor de diverse aspecten van automatisering, zoals voor informatieplanning en budgettering, beveiliging, systeemontwikkeling, exploitatie en aanschaffingen van apparatuur, programmatuur en externe diensten. Binnen de algemene kaders hebben de dienstonderdelen de verantwoordelijkheid om de informatievoorziening naar eigen inzicht te automatiseren. Uit beheermatig en budgettair oogpunt wordt standaardisering nagestreefd en ten behoeve van budgetallocatie wordt gebruik gemaakt van kosten/baten-analyse. Het beveiligingsbeleid is geactualiseerd met in achtneming van het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst. Automatisering vindt zoveel mogelijk plaats in eigen beheer, waarbij betrokkenheid van de organisatie wordt bevorderd. 2. Stand van zaken en nieuwe ontwikkelingen Het kerndepartement heeft de afgelopen jaren een aantal ontwikkelingsfasen doorlopen met als resultaat dat alle onderdelen van het kerndepartement momenteel qua toepassingen en infrastructuur goed zijn toegerust. Via het netwerk wordt een basiswerkplek aangeboden met een aantal standaardfuncties en daarnaast andere toepassingen welke specifiek zijn voor het eigen primaire proces. Het netwerk verschaft toegang tot toepassingen die op computers draaien in het Computercentrum Korte Voorhout en bij het Belastingdienst AutomatiseringsCentrum (BAC) en RCC in Apeldoorn. Tenslotte vindt electronische communicatie plaats met alle departementen, met de Tweede Kamer, met enkele banken en andere (internationale) instellingen.
Nieuwe ontwikkelingen Bij de introductie van nieuwe ontwikkelingen ligt de nadruk op een beheerste groei. Nieuwe ontwikkelingen worden waar mogelijk en zinvol geı¨ntegreerd met bestaande toepassingen. Het betreft de integratie/ koppeling van gegevensverzamelingen, de invoering van toepassingen voor managementinformatie, verbeterde technieken voor opslag en ontsluiting van informatie, toepassingen met integratie van data, beeld en geluid en het gefaseerd invoeren van het clie¨nt-server concept. Het merendeel van de nieuwe ontwikkelingen stelt extra eisen aan de datacommunicatie. Een optimale interne en externe datacommunicatie is van vitaal belang voor het functioneren van het kerndepartement. In 1995 is de toepassing in gebruik genomen waarmee stukken electronisch verzonden en ontvangen kunnen worden naar en van de andere ministeries en het Parlement. De verbinding met Hoge Colleges
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
7
van Staat en de SDU zullen nog volgen. Een toenemend aantal medewerkers maakt on-line gebruik van de toepassingen van het BAC. In dat verband is de technische communicatie met het BAC in Apeldoorn verbeterd. De via het netwerk aangeboden functionaliteiten van de standaard werkplek worden gestaag uitgebreid. In 1996 en volgende jaren zullen pakketten met grafische mogelijkheden worden geı¨ntroduceerd. Met de grafische gebruikersinterface Windows is om die reden in 1995 een proef genomen. Mede in het kader van de ARBO-wetgeving wordt in toenemende mate aan ergonomische aspecten van de gehele werkplek aandacht besteed. Met het pakket EIS/Express worden toepassingen voor managementinformatie ontwikkeld. In 1995 en 1996 vindt bij verscheidene dienstonderdelen invoering plaats, opdat aan managers en beleidsmedewerkers snel en op toegankelijke wijze geaggregeerde informatie uit interne en externe gegevensbanken verschaft wordt.
Aspectsystemen Financieel Beheer Systeem Begin 1995 is FBS Redesign, waarin de CAFA- en de FAS-component compleet geı¨ntegreerd functioneren, in produktie gegaan bij het BAC. Behoudens standaard onderhoudswerkzaamheden is FBS hiermee in een stabiele fase gekomen. Voor het verstrekken van financie¨le managementinformatie is een koppeling tot stand gebracht tussen FBS en het management informatiepakket Express / EIS. Met dit pakket kan op flexibele wijze ingespeeld worden op de (financie¨le) informatiebehoefte op managementniveau. Documentaire informatievoorziening Het postregistratiesysteem is inmiddels bij verscheidene dienstonderdelen ingevoerd, verdere uitbreiding zal in 1995 en 1996 plaats vinden. In het kader van de documentaire informatievoorziening is ook een onderzoek gaande naar de wijze waarop diverse soorten archieven op uniforme wijze ontsloten kunnen worden. Personeelsinformatiesysteem Het personeelsinformatiesysteem Basis Registratie Systeem (BRS) van de Belastingdienst wordt als management-instrument gebruikt door het Directoraat-Generaal der Belastingen. Het ligt in de bedoeling het systeem ook als personeelsinformatiesysteem voor het kerndepartement te gaan gebruiken. Na de ten behoeve van het kerndepartement noodzakelijke aanpassingen wordt invoering in de loop van 1996 beoogd. Het huidige personeelsinformatiesysteem blijft zolang in gebruik.
Specifieke systemen Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken In 1995 is binnen het Directoraat-Generaal een aanvang gemaakt met de introductie en de bouw van een informatiesysteem dat het primaire proces moet gaan ondersteunen. Dit informatiesysteem, Financie¨n Informatiesysteem Departementale Overzichten (FIDO), maakt een interne
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
8
planning van werkzaamheden mogelijk en verschaft inzicht in de actuele stand van zaken van de werkzaamheden waaronder die op het gebied van de fiscale wetgeving. Generale Thesaurie Het belangrijkste lopende project is de modernisering van het administratiesysteem voor de nationale schuld, waarvan de bouw medio 1995 wordt afgerond, zodat het nieuwe systeem op 1 januari 1996 in productie genomen kan worden. In 1996 en verdere jaren zullen de systemen van het Agentschap met elkaar geı¨ntegreerd worden, waardoor een verdere verbetering van de informatievoorziening wordt gerealiseerd. Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting De algemene doelstelling van ’s Rijks schatkist administratie is het voeren van een doelmatige en doeltreffende administratie. Momenteel vindt gegevensuitwisseling met de financie¨le instellingen en andere departementen op papier plaats. Uit een oogpunt van doelmatigheid en kwaliteitsverbetering zal er in de komende jaren naar worden gestreefd om zoveel mogelijk elektronisch gegevens uit te wisselen. Het systeem Gemeentefonds is gericht op een rechtmatige en doelmatige berekening van de algemene- en de integratie-uitkeringen uit het gemeentefonds. Mede op grond van de nieuwe Financie¨le Verhoudingswet, zal het systeem Gemeentefonds worden aangepast. Momenteel wordt een vooronderzoek verricht naar de wijze waarop het systeem Gemeentefonds het beste kan worden aangepast. Dienst Domeinen In 1995 is gestart met een onderzoek naar de gewenste managementinformatie uit de verschillende systemen (financieel, onroerende en roerende zaken). Het systeem roerende zaken zal worden aangepast in het kader van de behandeling van Pluk-ze zaken, de kwaliteit van het gebruik van het financieel systeem en het systeem onroerende zaken systeem worden verder verbeterd en systeemaanpassingen voor betere ondersteuning van het verkoopproces staan eveneens op het programma. 3. Kwantitatieve overzichten en toelichting
Automatiseringsuitgaven Korte Voorhout en Agentschap 1994–2000 In deze automatiseringsbijlage is geen verplichtingenschema opgenomen omdat de jaarlijkse overloop in verplichtingen gering is. In het onderstaand overzicht is een uitsplitsing gemaakt voor het totaal van respectievelijk de aspectsystemen, specifieke systemen, infrastructuur en exploitatie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
9
Specificatie van uitgaven Korte Voorhout en Agentschap 1993–1999 (x f 1 mln.)
Aspectsystemen – financieel beheersysteem – documentaire informatiesyst. – kantoorautomatisering (centr.) – personeel informatiesysteem – management informatiesysteem Specifieke systemen Centrale infrastructuur Exploitatie: Korte Voorhout Gemeentefonds (RCC) Salarisverwerking (RCC) IVOP Totaal
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2,1 0,2 0,7 0,1 – 5,8 1,6
1,7 0,5 – – 0,2 5,3 3,2
1,7 0,4 – 0,2 0,2 4,2 2,3
1,7 0,4 – 0,3 0,2 4,2 2,2
1,7 0,4 – 0,3 0,2 4,2 2,1
1,7 0,4 – 0,3 0,2 4,2 2,1
1,7 0,4 – 0,3 0,2 4,1 2,1
1,9 0,7 2,3 2,3
1,8 0,7 2,3 2,4
2,2 0,7 2,3 2,4
2,2 0,7 2,3 2,4
2,3 0,7 2,3 2,4
2,3 0,7 2,3 2,4
2,4 0,7 2,3 2,4
17,7
18,1
16,6
16,6
16,6
16,6
16,6
Automatiseringsuitgaven Dienst Domeinen 1994–2000 (x f 1 mln.)
Domeinen – ontwikkeling – exploitatie/ kantoorautomatisering Totaal
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2,1
1,9
1,5
1,5
1,9
1,9
1,9
2,3
3,5
2,3
2,3
2,3
2,3
2,3
4,4
5,4
3,8
3,8
5,2
4,2
4,2
Volumegegevens Het merendeel van de medewerkers van het kerndepartement is uitgerust met een pc, welke is aangesloten op een intern netwerk (ca. 1700 pc’s). Jaarlijks wordt een aantal pc’s vervangen door krachtiger modellen omdat nieuwe programmatuur steeds meer capaciteit vergt. Het aantal centraal in het rekencentrum opgestelde mini-computers is sinds medio 1994 met 5 toegenomen tot 19. Het interne geheugen van deze computers is toegenomen van 1040 tot 1680 MegaByte, de externe schijfopslag is ruim verdubbeld van 40 tot 95 Gigabyte.
Aantal formatieplaatsen en personeelsuitgaven t.b.v. automatisering in 1995 aantal fte’s
kosten x f 1 000
Centr. Directie IAZ Centr. Directie FEZ Bureau Schade-afwikkeling Dienst Domeinen DG v.d. Rijksbegroting DG der Belastingen Generale Thesaurie incl. Agentschap DG voor Fiscale Zaken
26 13 1 11 11 4 8 1
2 180 1 060 60 865 970 350 600 75
Totaal
75
6 160
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
10
Het aantal fte’s is in vergelijking met medio 1994 nagenoeg gelijk gebleven. Door opwaardering van een aantal functies is de totale salarispost toegenomen met f 0,6 mln. (incl. loonbijstelling). Op het kerndepartement wordt in het kader van projecten (met name voor systeemontwikkeling) gebruik gemaakt van externe deskundigheid. Gemiddeld zijn daarmee op jaarbasis ca. 10 manjaren gemoeid.
Geautomatiseerde informatievoorziening bij de Belastingdienst 1. Belangrijkste uitgangspunten van het informatie- en automatiseringsbeleid. De Belastingdienst hanteert als instrument voor de meerjarenplanning en sturing van de (geautomatiseerde) informatievoorziening het beleidsplan Informatisering en Automatisering. Het beleidsplan 1996–2000 beschrijft op hoofdlijnen het informatie- en automatiseringsbeleid vanuit de algemene beleidsuitgangspunten en doelstellingen van de Belastingdienst. Voor het eerste jaar van de planperiode (1996) wordt een meer gedetailleerd projecten- en investeringsplan opgesteld. Voor de algemene beleidsdoelstellingen van de Belastingdienst wordt verwezen naar het algemene deel van de Memorie van Toelichting. De centrale thema’s binnen het bedrijfsbeleid zijn vernieuwing van de klantbehandeling en de continuering van de fraudebestrijdingsinspanningen. Deze thema’s zijn mede bepalend voor de automatiseringsdoelstellingen. De logistieke processen van de Belastingdienst zullen nog meer door automatisering worden ondersteund. Daarmee kan worden voldaan aan de eisen die belastingplichtigen en de wetgever stellen op het gebied van snelheid van behandeling. In deze zin levert de logistiek een essentie¨le bijdrage aan de compliancedoelstelling. Tevens vormt het een voorwaarde voor het werken in de actualiteit. In het kader van de fraudebestrijding moet automatisering een belangrijke bijdrage leveren aan het uitbreiden en intensiveren van de renseignering. Ook de uitbreiding van de geautomatiseerde gegevensuitwisseling met andere (overheids-)organen past in dit kader. Van een organisatie die werkt met vertrouwelijke informatie van burgers en bedrijven wordt verwacht dat de gegevens op een adequate wijze worden beveiligd. De integriteit die de Belastingdienst in zijn handelen wil hanteren, betekent dat zorgvuldig wordt omgegaan met de ter beschikking staande gegevens en de verwerking daarvan. Het vertrouwen van het publiek dat de Belastingdienst ook in dit opzicht een integere partner is, levert een bijdrage aan de gewenste compliance. Bovendien is een goede kwaliteit van het beheer en de beveiliging van groot belang om een ongestoorde werking van de automatiseringssystemen te kunnen garanderen. 2. Stand van zaken en nieuwe ontwikkelingen Hieronder zijn de belangrijkste projecten opgesomd die voor het begrotingsjaar 1996 van belang zijn.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
11
2.1. Informatiesystemen Onderscheid is aangebracht naar een wetgevend-, strategisch en portefeuille programma.
a. Wetgevend programma Deze projecten hebben betrekking op aanpassingen van de informatievoorziening aan veranderde of nieuwe wetgeving. Het nieuwe systeem op basis van de wet Motorrijtuigenbelasting 1994 (houderschapsbelasting) is 1 april 1995 in gebruik genomen. De afronding van de bouw en de invoering van een nieuw systeem voor het zogeheten Eurovignet zal, afhankelijk van de politieke besluitvorming, nog in 1995 plaatsvinden. Voor de verwerking van electronische tariefmutaties vanuit Brussel in de Nederlandse administratie (Taric II) zal een nieuwe module naar verwachting eind 1996 in gebruik worden genomen. In 1995 is gestart met het project Transit (een nieuw systeem voor de aanlevering van gegevens aan andere EU-lidstaten voor de zuivering van communautaire vervoersdocumenten). Het is de bedoeling in 1996 in EU-verband de functies vast te stellen en met de bouw te starten. b. Strategisch programma Het programma omvat een aantal strategische basisregistratiesystemen op een vernieuwd technisch platform. Doel van het programma is een aanzienlijke verbetering tot stand te brengen in de geautomatiseerde ondersteuning van de primaire bedrijfsprocessen gebaseerd op een geı¨ntegreerde verwerking van data, tekst en beeld en de geautomatiseerde aanlevering van gegevens door derden. 1. Inkomstenbelastingsysteem en Basisinformatiesystemen Ondernemingen Het Inkomstenbelastingsysteem (IBS) is thans op 20 Particuliereneenheden en 23 Ondernemerseenheden in gebruik. Het systeem wordt in 1996 op de resterende eenheden ingevoerd. Het systeem biedt de mogelijkheden voor selectie op fiscaal risico/belang en de geautomatiseerde afdoening van eenvoudige aangiften en ondersteunt ook de logistiek. Het project Basisinformatiesystemen Ondernemers (BISON) levert het programma voor de gewenste geautomatiseerde ondersteuning van de ondernemerseenheden. Daarbij ligt het accent op het verstrekken van informatie per belastingplichtige over alle betrokken belastingsoorten heen. Een eerste versie van het Klantbehandelingssysteem dat ondersteuning moet bieden bij de verdere invoering van het klantmanagement binnen de sector ondernemingen is in 1994 in gebruik genomen. In 1995 en 1996 komen er volgende versies die meer functies zullen bieden. Deze wijzigingen lopen gelijk op met het organisatieveranderingsproces. De projecten IBS en BISON blijven ook de komende jaren van vitaal belang voor de verbetering van de produktiviteit en de vernieuwing van de bedrijfsprocessen in de sectoren Particulieren en Ondernemingen. 2. Electronische data-communicatie Elektronische communicatie met belastingplichtigen en hun adviseurs vereenvoudigt en stroomlijnt de logistieke aanpak. Dit kan ook de doorlooptijden in het heffings- en inningsproces verkorten en een bijdrage leveren aan een vermindering van de administratieve lasten van het bedrijfsleven. Zo zal, in navolging van de Teletax-toepassing voor ondernemers, de particuliere belastingplichtigen de mogelijkheid worden geboden de ingevulde aangiften inkomstenbelasting via een modem of een diskette toe te sturen aan de Belastingdienst. Ook lopen er proeven met belastingconsulenten om aangiften voor de IB, LB en OB elektronisch aan te leveren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
12
3. Informatiesystemen Douane Het systeem Rotterdams Douanesysteem (RODOS) voor de berichten rond de overslag en het vervoer van goederen van en naar de havens wordt thans beproefd. In 1996 is onderhoud voorzien. Het Klantinformatiesysteem Douane moet ondersteuning bieden aan de integrale klantbehandeling en het controlegebouw binnen de douanesector. Het project Sagitta-2000 (v/h maandaangiften) zal een geı¨ntegreerd aangiftebehandelingssysteem voor de verwerking van in-, uitvoer- en doorvoeraangiften realiseren. In 1996 ligt het accent op de bouw. Voorts zijn de volgende projecten/ontwikkelingen voorzien: – Het te bouwen systeem Accijnzen moet voorzien in de ondersteuning van de accijnsheffing. Dit systeem zal naar verwachting eind 1996 of begin 1997 worden ingevoerd. – Renseignementen-informatiesystemen moeten voorzien in de intensivering van de renseignering. In dit verband zal bijvoorbeeld worden voorzien in gegevens over onroerende zaken, dividenden, de ziektekostenvergoeding overheidspersoneel en studiefinanciering. – Het project Opsporing zal een geı¨ntegreerd fraude-informatiesysteem moeten leveren. – De documentaire informatievoorziening (het ontwikkelen van een kennis- en communicatienetwerk) wordt steeds belangrijker voor de fiscaal-technische ondersteuning van het behandelproces. – Bijzondere aandacht wordt besteed aan het verbeteren van de logistiek van de bedrijfsprocessen door toepassing van workflow- en imagetechnologie. Hiervoor zal een standaardpakket worden geselecteerd en beproefd.
c. De Portefeuilleprogramma’s De portefeuilleprogramma’s omvatten het noodzakelijk onderhoud aan de operationele systemen en moeten zorgen voor de instandhouding van de geautomatiseerde informatievoorziening, de aanpassing van deze systemen op grond van veranderende wetgeving (tariefswijzigingen), de invoering van nieuwe informatiesystemen en het realiseren van de aanpassingen die voortvloeien uit de intensivering van de fraudebestrijding. 2.2 Infrastructuren De optimalisatie van de stabiliteit van de (technische) infrastructuur heeft de komende jaren hoge prioriteit. De vernieuwing van het netwerken systeembeheer (uitgevoerd door het Servicecentrum Faciliteitenbeheer) en de invoering van een nieuw operating-system voor de werkplek zijn in dat verband van cruciaal belang. Ook ligt er prioriteit bij de vervanging van de huidige (elektronische) berichtendienst door een generieke X-400 berichtendienst voor EDI en het afstoten van verouderde ontwikkel- en exploitatie-omgevingen (DPS-6 en PTS). Het clie¨nt-serverplatform is op bijna alle eenheden Particulieren en Ondernemingen ingevoerd. In 1996 wordt de invoering van dit platform afgerond. Voor de nieuwe interlokale datacommunicatiefaciliteiten van de Belastingdienst zullen samen met ander overheidsorganen netwerkdiensten worden verworven. In 1994 en 1995 is veel aandacht besteed aan het verbeteren van de beveiliging. In 1996 wordt de beveiliging op eenheden verder verbeterd. Steeds meer worden gegevens uitgewisseld binnen de Belastingdienst en met instanties daarbuiten. Dit stelt hoge eisen aan de beveiliging van de gegevensuitwisseling. Door toepassing van encryptie en netwerkbeveiliging wordt hieraan in 1995 en 1996 verder gestalte gegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
13
In 1996 heeft ook de invoering van een nieuwe organisatie van het beheer van lokaal en centraal opgestelde computerfaciliteiten hoge prioriteit. De nieuwe technische infrastructuur vereist een sterkere integratie van het lokale en het centrale faciliteitenbeheer. Daardoor bestaat de behoefte aan een facilitaire eenheid die deze functie voor de Belastingdienst uitvoert. Er zijn pilots gestart, die scenario’s opleveren voor de invoering op andere eenheden. Bij de systeemontwikkeling worden maatregelen getroffen om het onderhoud van operationele systemen terug te dringen. Softwarereengineering krijgt daarbij een hoge prioriteit en zal de komende jaren in de vorm van e´e´nmalig groot onderhoud worden aangepakt. 3. Kwantitatieve overzichten en toelichting
3.1 Toelichting op de totale automatiseringsuitgaven Bij de raming van de benodigde financie¨le middelen voor automatiseringsuitgaven voor de periode 1995 tot en met 2000 is onderscheid aangebracht in investeringsuitgaven en exploitatiekosten. Onderstaande tabel geeft het totaalbeeld van de raming van de benodigde financie¨le middelen (in miljoenen guldens) weer. Uitgaven (x f 1 mln.) 1995
1996
1997
1998
1999
2000
Investeringen Exploitatiekosten
320,7 90,8
313,3 94,6
342,5 100,4
335,7 100,9
321,1 100,9
321,1 100,9
Totaal
411,5
407,9
442,9
436,6
422,0
422,0
3.2 Overzicht verplichtingen en uitgaven Onderstaande tabel geeft de geraamde relatie tussen de kasuitgaven en de verplichtingen (in duizenden guldens) weer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
14
verplichtingen
t/m 1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
70 663
370 358
427 183
407 900
442 900
436 600
422 000
422 000 kasuitgaven 1996
1994 1995 1996 1997 1998
70 663
306 041 64 317
376 704 347 183 80 000
411 500 327 900 80 000
407 900 362 900 80 000
1999
442 900 356 600 80 000
2000
436 600 342000 80 000
na 2000
422 000 342000
422 000
80 000
Uit deze tabel blijkt dat het merendeel van de verplichtingen die in een bepaald jaar worden aangegaan, in datzelfde jaar tot uitgaven leiden.
3.3 Nadere specificaties van de automatiseringsuitgaven in 1994, het vermoedelijk beloop in 1995 en de begroting 1996 Een nadere specificatie van de automatiseringsuitgaven in 1994, het vermoedelijk beloop in 1995 en de begroting 1996 is hieronder weergegeven. Automatiseringsuitgaven (x fl. 1 000)
Investeringen: – Aanschaf apparatuur – Aanschaf software – Inhuur/Uitbesteding t.b.v. ontwikkeling informatiesystemen Exploitatiekosten: – Huur – Onderhoud – Datacommunicatie – Computerbenodigdheden – Betaling voor diensten van derden – Uitgaven t.b.v. beheerswerkzaamheden Totaal automatiseringsuitgaven
Realisatie Vermoede1994 lijk beloop 1995
Ontwerpbegroting 1996
112 800 35 300
186 600 38 600
177 300 37 600
132 700
92000
95 400
8 000 57 300 19 200 5 000 3 400 3 000
8 000 54 000 18 800 7 000 3 500 3 000
8 100 57 400 19 400 6 000 3 700 3 000
376 700
411 500
407 900
Om een inzicht te geven in de personeelsomvang van de informatievoorziening is in onderstaande tabel voor het jaar 1994 een overzicht gegeven van het aantal bij het Belastingdienst/Automatiseringscentrum werkzame medewerkers informatievoorziening met de hieraan verbonden uitgaven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
15
Departementsonderdeel
Aantal medewerkers Uitgaven medewerkers informatievoorziening informatievoorziening (x f 1 000)
Belastingdienst/Automatiseringscentrum Beheer Beleid
565 10
40 425 1 125
3.4 Volumegegevens De technische infrastructuur bestond eind 1994 uit de volgende apparatuur: a. Centrale technische infrastructuur – 2 grote computersystemen (mainframes); – 142 beeldschermen/terminals; – 1 811 PC’s; – 198 portable PC’s. b. Lokale technische infrastructuur – 1 388 beeldschermen/terminals; – 27 258 PC’s; – 7 502 portable PC’s. Het aantal PC’s en portable PC’s is in het afgelopen jaar sterk toegenomen. De beoogde penetratiegraad (gemiddeld 1 PC per medewerker en 1 PPC per controlerend medewerker) is begin 1995 bereikt. De inzet van terminals loopt terug, doch blijft nog nodig zolang niet alle informatiesystemen via de PC toegankelijk zijn. De portable PC’s worden voor een belangrijk deel gebruikt voor de ondersteuning van de controle.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
16
BIJLAGE 3
OVERZICHT INZAKE WETGEVING Overzicht inzake wetgeving (niet-fiscaal)
A. Tot stand gekomen wetgeving (periode 1–6–1994 tot 1–6–1995) (niet fiscaal) Citeertitel
Kamerstuknr.
Staatsblad jaar nr.
Inwerkingtreding
Wet inzake Geldwisselkantoren
23 777
1994, 903
Wijziging Wet Assurantiebemiddelingsbedrijf (WABB)
23 577
1995, 178
Wijziging Informatie-uitwisselingswet
23 751
1994, 471
1 januari 1995 (KB. Stb. 1994, 904) 1 juli 1995 (KB. Stb. 1995, 252) 1 juli 1994
B. Bij de Staten-Generaal aanhangige wetsontwerpen (niet fiscaal) Wetsvoorstel
Kamerstuknr.
Op 1 juni 1995 gevorderd t/m:
Wet Administratie Grootboekschuld Wet Toezicht Effectenverkeer 1995
24 117 23 874
Intrekking van Wet Interne lastenverevening particuliere ziektekostenverzekeringsbedrijf
23 864
Wet Toezicht Natura uitvaart Verzekeringsbedrijf (WTN) Wijziging Comptabiliteitswet (zesde wijziging) Kaderwet Financie¨n
23 688
Verslag TK 9-5-1995 Aanvaard TK 20-6-1995 Nota n.a.v. Verslag 15-11-1994 Wetvoorstel is tot nader order buiten behandeling gesteld MvA EK 19-5-1995
Wijziging Wet Toezicht Kredietwezen ter uitvoering van richtlijn deposito garantiestelsels
23 796 24 176
MvA EK 22-5-1995 Indiening TK 29-5-1995
24 199
Indiening TK 31-5-1995
Verwachting omtrent eerstvolgende fase
Verslag EK september
Inwerkingtreding
– 31 december 1995 Dag na datum uitgifte Stb.
Stb. 1995, 368
Bij KB
Stb. 1995, 375 Nota n.a.v. Verslag in september
1 januari 1995 Bij KB
Bij KB
C. In voorbereiding zijnde wetsvoorstellen (niet fiscaal) Wetsvoorstel inzake
Op 1 juni 1994 gevorderd tot Verwachting omtrent en met: eerstvolgende fase
Wijziging Wet Melding Zeggenschap in ter beurze genoteerde Wetsvoorstel is gereed. Is in vennootschappen week 21 voor advies voorgelegd aan STE Wijziging WTK, WTV, WTB en WTE (opneming van bepaling Raad van State 8-5-1995 die de Minister de mogelijkheid biedt om informatie te verkrijgen van de toezichthouders i.v.m. de toereikendheid van de wet en het gevoerde toezicht Wijziging WTK, WTV, WTB en WTE (ter uitvoering van de BCCI-richtlijn)
Ambtelijke voorbereiding
Wet aanspraak op vergoeding zoetwateroverstromings- en aanbevingsschade
Ambtelijke voorbereiding
Inwerkingtreding Bij KB
Indiening TK begin oktober
Naar Raad van State in september
Bij KB
1-1-1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
17
Overzicht inzake wetgeving (fiscaal) A. Tot stand gekomen wetgeving (periode 1-6-1994 tot 1-6-1995) Citeertitel
Kamerstuknr.
Staatsblad jaar nr.
Inwerkingtreding.
Wet van 24 juni 1994 tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 met het oog op het bevorderen van beleggingen en investeringen die in het belang zijn van de bescherming van het milieu, waaronder natuur en bos
23 197
1994, 497
13 juli 1994
Wet van 29 juni 1994, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (aanpassing gedifferentieerd tarief en verhoging van de zelfstandigenaftrek)
23 665
1994, 498
Zie artikel IX
Wet van 29 juni 1994 tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot aanpassing van de administratieve verplichtingen ten dienste van de belastingheffing en in verband daarmee wijziging van enige andere wetten (aanpassing van administratieve verplichtingen)
21 287
1994, 499
14 juli 1994
Wet van 29 juli 1994 tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelas- 23 071 ting 1964 in het belang van de werkgelegenheid (nr. 6)
1994, 610
Zie Stb. 611
Wet van 29 juli 1994 tot wijziging van de wet van 29 juli 1994, Stb. 610, tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in het belang van de werkgelegenheid
23 571
1994, 611
19 augustus 1994
Wet van 13 oktober 1994 tot wijziging van de inkomstenbelasting (winstbewijzen)
23 083
1994, 758
28 oktober 1994
Wet van 15 december 1994 houdende algemene regels inzake de waardering van onroerende zaken (Wet waardering onroerende zaken)
22 885
1994, 874
1 januari 1995
Wet van 23 december 1994, houdende overgangsregeling voor de heffing van motorrijtuigenbelasting inzake motorrijtuigen met een tenaamstelling van het kentekenbewijs van voor het kalenderjaar 1988, en vervanging van het wisseldisconto van De Nederlandsche Bank N.V. door de voorschotrente van de Nederlandsche Bank N.V. in de Wet op de Accijns en de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992
23 981
1994, 883
1 januari 1995
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de invoering van een bijzondere regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten
23 952
1994, 884
1 januari 1995
Wet van 23 december 1994, houdende vaststelling van de Wet belastingen op milieugrondslag
22 849
1994, 923
1 januari 1995
Wet van 23 december 1994, houdende invoering van en aanpassing van een aantal wetten aan de Wet belastingen op milieugrondslag (Invoeringswet Wet belastingen op milieugrondslag)
22 851
1994, 924
1 januari 1995 (m.u.v. artt. VII en XI)
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het aanbrengen van een permanente verfijning alsmede twee tijdelijke verfijningen
23 935
1994, 925
30 december 1994
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de inkomstenbelasting (kapitaalverzekeringen en periodieke uitkeringen)
23 023
1994, 926
30 december 1994 zie Art. III
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
18
A. Tot stand gekomen wetgeving (periode 1-6-1994 tot 1-6-1995) Citeertitel
Kamerstuknr.
Staatsblad jaar nr.
Inwerkingtreding.
Wet van 23 december 1994 houdende wijziging van de Wet op de 23 046 loonbelasting 1964, de Successiewet 1956, de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Invorderingswet 1990 en de Coo¨rdinatiewet Sociale Verzekering naar aanleiding van de herziening van het fiscale regime voor onderhoudsvoorzieningen en bepaalde spaarvormen in de inkomstenbelasting (Aanpassing van de Wet op de loonbelasting 1964 en andere wetten aan Brede Herwaardering)
1994, 927
1 januari 1995
Wet van 23 december 1994 houdende vereenvoudiging van de belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart (Wet belasting- en premiefaciliteit voor de zeevaart 1995)
23 782
1994, 928
1 januari 1995
Wet van 15 december 1994 houdende wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (technische wijziging index voor berekening tabelcorrectiefactor)
23 865
1994, 929
1 januari 1995
Wet van 15 december 1994 houdende wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Coo¨rdinatiewet Sociale Verzekering (regelingen met betrekking tot aftrek en belastingvrije vergoeding van kosten van kinderopvang)
23 483
1994, 930
zie Stb. 931
Wet van 15 december 1994 tot wijziging van de Wet van 15 decem23 781 ber 1994, Stb. 930 houdende wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Coo¨rdinatiewet Sociale Verzekering (novelle aftrek en belastingvrije vergoeding van kosten van kinderopvang)
1994, 931
1 januari 1995
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Algemene Ouderdomswet in het kader van de invoering van een ouderenaftrek
23 941
1994, 932
1 januari 1995
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet op de inkom23 942 stenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet van 24 december 1993, Stb. 733, in het kader van het belastingplan 1995
1994, 933
1 januari 1995
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van een aantal belastingwetten en de Coo¨rdinatiewet Sociale Verzekering in het belang van de werkgelegenheid
23 071
1994, 934
1 januari 1995 en zie Art. IX
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de vermogensbelasting 23 940 (wijziging ondernemingsvrijstelling)
1994, 935
1 januari 1995
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet op de loonbe23 943 lasting 1964 en van een aantal andere wetten houdende aanpassing van het regime voor werknemersspaarregelingen
1994, 936
1 januari 1995 en zie Art. XIII
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (onbeperkte voorwaartse verrekening van ondernemingsverliezen en vaststelling van verliezen bij beschikking)
23 962
1994, 937
30 december 1994
Wet van 23 december 1994 tot wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965 en de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tegemoetkoming wegens in het buitenland geheven bronbelasting op deelnemingsdividenden bij dooruitdeling)
23 980
1994, 938
1 januari 1995
Wet van 9 maart 1995, tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de wijziging van en de invoering van een vereenvoudigingsmaatregel in de Zesde richtlijn
23 677
1995, 298
9 juni 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
19
A. Tot stand gekomen wetgeving (periode 1-6-1994 tot 1-6-1995) Citeertitel
Kamerstuknr.
Staatsblad jaar nr.
Inwerkingtreding.
Wet van 30 maart 1995, houdende inwerkingtreding van en aanpassing van wetgeving aan de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Invoeringswet Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994)
23 934
1995, 152
1 april 1995
B. Bij de Staten-Generaal aanhangige wetsontwerpen (fiscaal) Wetsvoorstel
Kamerstuk nr.
Op 1 juni 1995 gevorderd t/m
Verwachting omtrent eerstvolgende fase
Regels betreffende een heffing over vermogensoverschotten van pensioenfondsen (Wet op de heffing over vermogensoverschotten van pensioenfondsen)
21 197
Gewijzigd voorstel van wet TK 7 juli 1992
Wijziging van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen en van enige andere wetten in verband met de herziening van het stelsel van administratieve boeten en van de bevoegdheid tot navorderen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen
21 369
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de faillissementswet en enige andere wetten in verband met de bevoorrechting van vorderingen, het verbinden van een bijzonder verhaalsrecht aan bepaalde vorderingen en de invoering van de mogelijkheid van een vereenvoudigde afwikkeling van faillissement. (Staatssecretaris van Justitie eerste ondertekenaar)
22 942
Eindverslag TK 26 mei 1994
Interne beraadslaging
Wijziging van de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting (belastingheffing in geval van uiterlijk op een vast tijdstip eindigende genotsrechten op onroerende en roerende zaken) alsmede van de loonbelasting (aanpassing regime werknemersspaarregelingen)
23 219
Gewijzigd voorstel van wet TK 22 maart 1995
Nota n.a.v. eindverslag + 4e nota van wijziging TK op 7 juni 1995
1 januari 1996
Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de herziening van het stelsel van administratieve boeten en van het fiscale strafrecht
23 470
Voorlopig verslag TK 3 februari 1994
Samenhang met werkzaamheden werkgroep rechtsbescherming; memorie van antwoord 3e kwartaal 1995
1 januari 1997
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (levering van bouwkavels)
23 638
Verslag EK 15 november 1994 Brief 16 januari 1995
Novelle voor reces naar MR
Dag na datum uitgifte Stb.
Herziening van de douanewetgeving (Douanewet)
23 716
Verslag TK 3 oktober 1994
Nota n.a.v. Verslag en nota van wijziging 8 juni 1995 naar TK
bij wet
Invoeringswet Douanewet (uitvoerings- en invoeringswetgeving samenhangend met herziening nationale douanewetgeving)
23 806
Verslag TK 3 oktober 1994
Nota n.a.v. Verslag en nota van wijziging 8 juni 1995 naar TK
bij wet
Wetgeving belasting zware motorrijtuigen
24 070
Verslag TK 13 maart 1995
Nota n.a.v. verslag voor einde reces
bij wet
Inwerkingtreding
nader te bepalen
NvW na indiening MvA wv. 23 470
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
20
B. Bij de Staten-Generaal aanhangige wetsontwerpen (fiscaal) Wetsvoorstel
Kamerstuk nr.
Op 1 juni 1995 gevorderd t/m
Verwachting omtrent eerstvolgende fase
Goedkeuring van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen en van de regeling van 23 december 1994, nr. WDB94/494M, Stcrt. 250, houdende wijziging van de Regeling buiten toepassing stellen willekeurige afschrijving milieu-investeringen
24 111
Nota naar aanleiding van het Verslag TK 29 mei 1995
Wijziging van de Gemeentewet en de Waterschapswet i.v.m. verruiming van de beleidsvrijheid van gemeenten en waterschappen m.b.t. het kwijtschelden van belastingschulden (Minister van Binnenlandse Zaken eerste ondertekenaar)
25 158
Ingediend op 16 mei 1995
Wijziging Natuurschoonwet 1928 en de Gemeentewet (verruiming fiscale faciliteiten ten behoeve van de aanleg van bossen)
24 159
Ingediend op 16 mei 1995
Verslag TK juni 1995
1e dag na datum uitgifte Stb.
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op de belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken
24 172
Ingediend op 24 mei 1995
Week 26 verslag TK
Dag na datum uitgifte Stb.; deels terugwerkende kracht tot 31 maart 1995, 18.00 uur
Wijziging van de Wet op de accijns
24 153
Aanvaard in TK op 1 juni 1995
Behandeling in EK juni 1995
1 juli 1995
Inwerkingtreding
2e dag na datum uitgifte Stb.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
21
C. In voorbereiding zijnde wetsvoorstellen Wetsvoorstel inzake
Op 1 juni gevorderd t/m
Verwachting omtrent eerstvolgende fase
Wetsontwerp werktuigenvrijstelling (BiZa eerste ondertekenaar)
Advies Raad van State ontvangen op 9 augustus 1993 Advies Raad van State ontvangen op 5 april 1994
Indiening TK vierde kwartaal 1995
Wetsvoorstel formele belastingbepalingen Gemeente-, Provincie- en Waterschapswet (BiZa eerste ondertekenaar) Wetsvoorstel aansprakelijkheid opdrachtgever bij loonconfectie (SZW eerste ondertekenaar) Wetsvoorstel prohibitieve mestoverschotheffing (LNV eerste ondertekenaar)
Advies Raad van State ontvangen op 23 augustus 1994 Ingediend bij Raad van State op 19 juli 1994
Inwerkingtreding
2e kalendermaand na datum uitgifte Stb.
Wijziging van de Wet belasting op milieugrondslag in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting
Ingediend bij Raad van State 30 maart 1995
Indiening bij TK afhankelijk van behandeling Integrale notitie mestbeleid Advies Raad van State in juni
Wetsontwerp houdende verlaging van de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting in verband met de invoering van een regulerende energiebelasting
Ingediend bij Raad van State op 30 maart 1995
Advies raad van State in juni
Voorstel van Rijkswet houdende goedkeuring van het op 25 januari 1988 te Straatsburg tot stand gekomen verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken
Ingediend bij Raad van State op 30 maart 1995
Koninkrijk: dag na datum uitgifte Stb. 1 april 1995 Verdrag in werking.
Voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen in verband met de binding van het Koninkrijk aan het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken
Ingediend bij Raad van State op 31 maart 1995
Wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten in verband met de invoering van de mogelijkheid tot het doen van aangifte op elektronische wijze (electronische aangifte)
Ingediend bij Raad van State op 24 april 1995
Dag waarop het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken voor het Koninkrijk in werking treedt 1 januari 1996
Wijziging van de Provinciewet en de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 in verband met verruiming van het provinciaal belastinggebied (BiZa eerste ondertekenaar)
Ingediend bij Raad van State op 25 april 1995
Wijziging van de Wet op de accijns, de Wet op de belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met het ree¨el constant houden van de accijns van motorbrandstoffen, de invoering van een fiscaal vertegenwoordiger voor de assurantiebelasting en een aantal technische aanpassingen
Aanvaard in MR op 29 mei 1995
Voorstel van Rijkswet houdende wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van ongewenst gebruik alsmede in verband met enige technische aanpassingen.
Ingediend bij Raad van State van het Koninkrijk op 15 juni 1995
Z.s.m. na 1 januari 1996
1 januari 1996
1 januari 1996
1 april 1996
Begin juni naar Raad van State
1 november 1995 (op 1 januari 1996 eerste correctie)
1 januari 1996
Overzicht van belastingverdragen (stand van zaken sinds het verschijnen van de memorie van toelichting bij de begroting 1995)
Ondertekende verdragen, nog niet in werking getreden – Tunesie¨ (algemeen verdrag) – Venezuela (algemeen verdrag)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
22
– Vietnam (algemeen verdrag) – Verdrag inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens.
Geparafeerde verdragen – Argentinie¨ (algemeen verdrag) – Denemarken (herziening) – Estland (algemeen verdrag) – Estland (douane) – Finland (herziening) – Frankrijk (successie) – Israe¨l (douane) – Israe¨l (wijzigingsprotocol) – Letland (douane) – Kazahkstan (algemeen verdrag) – Maleisie¨ (wijzigingsprotocol) – Malta (wijzigingsprotocol) – Oekraı¨ne (algemeen verdrag) – Oman (wijzigingsprotocol luchtvaart) – Russische Federatie (algemeen verdrag) – Tsjechoslowakije (wijzigingsprotocol) – Verenigd Koninkrijk (successie, wijzigingsprotocol)
Lopende onderhandelingen – Australie¨ (herziening) – Bahrein (luchtvaart) – Belgie¨ (herziening) – Bolivia (lucht-, scheepvaart) – Chili (algemeen verdrag) – Colombia (lucht-, scheepvaart) – Costa Rica (lucht-, scheepvaart) – Dominicaanse Republiek (lucht-, scheepvaart) – Duitsland (herziening) – Ecuador (algemeen verdrag; lucht-, scheepvaart) – Ethiopie¨ (lucht-, scheepvaart) – Frankrijk (herziening) – Ghana (lucht-, scheepvaart) – Guatamala (lucht-, scheepvaart) – Ierland (herziening) – IJsland (algemeen verdrag) – Jamaica (lucht-, scheepvaart) – Koeweit (algemeen verdrag) – Litouwen (algemeen verdrag) – Litouwen (douane) – Nieuw-Zeeland (wijzigingsprotocol) – Oostenrijk (wijzigingsprotocol) – Peru (algemeen verdrag) – Portugal (algemeen verdrag) – Qatar (luchtvaart) – Roemenie¨ (herziening) – Slovenie¨ (algemeen verdrag) – Spanje (herziening) – Venezuela (wijzigingsprotocol) – Verenigde Staten van Amerika (douane) – Witrusland (algemeen verdrag) – Zwitserland (herziening)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
23
D. Taakstellende voornemende voornemens voor het restant kalenderjaar 1995: indiening bij de ministerraad na 1 juni 1995 (tussen haakjes beoogde ingangsdatum) – Wijziging van de Wet op de vermogensbelasting 1964, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Wet op de vennootschapsbelasting en de Invorderingswet 1990 (terugsluis opbrengst reparatiewetsvoorstel btw) (1 januari 1996); – Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet op belastingen van rechtsverkeer (lastenverlichting midden- en kleinbedrijf) (1 januari 1996); – Wetsvoorstel afdrachtskorting (1 januari 1996); – Wijziging van enige belastingwetten in het belang van de zeescheepvaart (1 januari 1996); – Belastingplan 1996 (1 januari 1996); – Eventueel completerend wetsvoorstel terugsluis BTW en MKB voor zover niet opgenomen in belastingplan; – Invoeringswetsvoorstel behorende bij wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de herziening van het stelsel van administratieve boeten en van het fiscale strafrecht (1 januari 1997); – Wijziging van de omzetbelasting in verband met vereenvoudigingen in het btw-overgangsregime; tweede bezemrichtlijn (1 januari 1996); – Goedkeuringswet voor de overeenkomst met betrekking tot de toepassing van informatica voor douane-doeleinden, ook wel aangeduid als de Overeenkomst inzake het Douane Informatie-Systeem (DIS); – Voorstel voor een Rijkswet inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken met de Nederlandse Antillen en Aruba; – Vervanging gedeeltelijke rechtstreekse voeding van het Infrastructuurfonds uit belastingopbrengsten door een bijdrage via hoofdstuk XII van de Rijksbegroting (1 januari 1996); – Wetsvoorstel(len) voortvloeiend uit werkzaamheden van de werkgroep fiscaal-technische herziening loon- en inkomstenbelasting, de werkgroep rechtsbescherming en de werkgroep pensioenen, de werkgroep administratieve lasten en de werkgroep fiscale infrastructuur (inwerkingtreding nog niet aan te geven); – Eventuele milieudifferentiatie in de BPM (inwerkingtreding nog niet aan te geven); – Eventueel wetsvoorstel btw kinderopvang; – Eventueel wetvoorstel btw milieu en arbeidsintenstieve dienstverlening; – Wetsvoorstel houdende beperking aftrekbare kosten ter zake van criminele activiteiten (dag na uitgifte Staatsblad); – Aanpassingswet Wet onroerende zaken (1 januari 1997); – Waardering pensioenverplichtingen op de openingsbalans van directiepensioenlichamen (dag na uitgifte Staatsblad). E.I. Taakstellende voornemens voor belangrijke fiscale voorstellen voor het kalenderjaar 1996 (tussen haakjes beoogde ingangsdatum) – Wetsvoorstel(len) voortvloeiend uit werkzaamheden van de werkgroep fiscaal-technische herziening loon- en inkomstenbelasting, de werkgroep rechtsbescherming en de werkgroep pensioenen en de werkgroep administratieve lasten (inwerkingtreding nog niet aan te geven); – Wijziging van de omzetbelasting in verband met vereenvoudigingen in het btw-overgangsregime; derde bezemrichtlijn (inwerkingtreding afhankelijk van EU; voorstel nog niet ingediend); – Zonodig herziening Successiewet en andere belastingen in verband met zware registratie (inwerkingtreding nog niet bekend);
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
24
– Wetsvoorstel herijking huurwaardeforfait (1 januari 1997); – Aftrekbaarheid rente op consumptief krediet (nader te bezien); – Nieuwe fiscale relaties met Nederlandse Antillen en Aruba; complementaire aanpassing BRK (1 januari 1997); – Wetsvoorstel houdende aanpassingen inzake wederzijdse bijstand bij de heffingen van belastingen (inwerkingtreding nog niet aan te geven); – Wijziging van de Douanewet (herziening van de regelingen inzake douanetoezicht), voorzover nadere studie daartoe aanleiding geeft (1 juli 1997); – Wijziging van de Wet op de accijns in verband met de derde bezemrichtlijn accijns (afhankelijk van EU; voorstel nog niet ingediend); – Omzetting maatstaf van heffing MRB voor vrachtauto’s van ledig gewicht in maximum toegestane massa (1 januari 1997); – Eventuele wetgeving voortvloeiende uit tariefevaluatie accijnzen van Europese Commissie afhankelijk van EU; voorstellen nog niet ingediend (inwerkingtreding nog niet aan te geven); – Eventuele wetgeving voortvloeiende uit rapportage subwerkgroep vergroening fiscale stelsel; – * Belastingplan 1997 (1 januari 1997); – Herziening regime fiscale eenheid Vpb (inwerkingtreding nog niet aan te geven); – Wetsvoorstel inzake 35%-regeling bij naar Nederland uitgezonden personeel (1 januari 1997); – Wetgeving naar aanleiding van evaluatie Wet bestuurdersaanprakelijkheid (dag na uitgifte Staatsblad). Met een asterisk (*) is aangegeven welke wetsvoorstellen naar verwachting niet voor het zomerreces bij de ministerraad zullen worden ingediend. E.II. Programma 1997 en verder – Eventuele wetgeving voortvloeiende uit rapportage subwerkgroep vergroening fiscale stelsel (restant); – Wetgeving in verband met rekeningrijden (inwerkingtreding nog niet aan te geven); – Wijziging van de Douanewet (stroomlijning bevoegdheden douane inzake niet-fiscale wetgeving, eventueel verbreding toepassingsbereik Douanewet), een en ander voor zover nadere studie daartoe aanleiding geeft; – (Technische) herziening Algemene wet inzake rijksbelastingen in relatie tot de Algemene wet bestuursrecht (nog niet aan te geven); – Herziening artikel 2 lid 7 Vpb. E.III. Voorstellen die bij de EU-Raad zijn ingediend en waaruit wetgeving kan voortvloeien A. Bij de Raad van de Europese Unie zijn in behandeling de volgende ontwerp-richtlijnen: – Ontwerp-richtlijn tot uitbreiding van de moeder/dochterrichtlijn; – Ontwerp-richtlijn tot uitbreiding van de fusierichtlijn; – Ontwerp-richtlijn afschaffing bronheffing op interest en royalties; – Ontwerp-richtlijn verliesverrekening; – Verschillende onderwerpen op het terrein van de omzetbelasting met betrekking tot de interne markt en de fiscale harmonisatie, onder meer: . aftrek gemengde kosten (12e richtlijn); . aanpassing 6e richtlijn op enkele punten (19e richtlijn); . kleine en middelgrote ondernemingen (22e richtlijn); **. ontwerp-richtlijn 18 bis (nadere harmonisatie); **. ontwerp-richtlijn goud;
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
25
** . ontwerp-richtlijn personenvervoer; ** – Behandeling (accijnzen) bio-brandstoffen; ** – Ontwerp-richtlijn inzake het merken van minerale olie¨n; – Ontwerp-richtlijn inzake CO2/energieheffing. Met een dubbele asterisk (**) zijn de onderdelen aangegeven die naar verwachting al in 1996 beslag zullen leggen op de wetgevende capaciteit. B. Bij de Raad van de Europese Unie zijn in behandeling de volgende verordeningsvoorstellen: – Voorstel voor een verordening inzake vaststelling van de tijdelijke schorsing op bepaalde wapens en militaire uitrusting; – Voorstellen voor verordeningen inzake schorsingen, contingenten en preferenties; – Voorstellen voor een verordening tot vaststelling van de gevallen waarin goederen met vrijstelling van rechten kunnen worden in- of uitgevoerd; – Voorstellen voor verordeningen inzake wijziging van de tarief- en statistieknomenclatuur en de rechten bij invoer; – Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de Lid-Staten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de douane- en landbouwvoorschriften (herziening verordening (EEG) nr. 1468/81). C. Bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen zijn in behandeling verordeningen inzake: – Periodieke herziening (per 1 januari en 1 juli) van het Communautair douanewetboek en de Toepassingsverordening communautair douanewetboek. D. Voorstellen die bij de Raad van de Europese Unie zijn ingediend en waaruit wetgeving kan of zal voortvloeien (onder titel VI van het EU-Verdrag): – Overeenkomst inzake het Douane Informatie-Systeem (DIS); – Overeenkomst van de Lid-Staten van de EG inzake de wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties binnen de interne markt (Napels II).
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
26
BIJLAGE 4
OVERZICHT VAN DOOR DE STATEN-GENERAAL AANVAARDE MOTIES EN DOOR BEWINDSLIEDEN GEDANE TOEZEGGINGEN IN HET VERGADERJAAR 1994–19951
A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties (fiscaal)
Onderdeel A.1 moties die zijn afgerond Vergaderjaar
Omschrijving van de motie
Vindplaats
Stand van Zaken
1989–1990
Boorsma c.s. Bevorderen dat de Wet faciliteit voor de Zeevaart per 1 januari 1992 wordt bee¨indigd en wordt vervangen door een eenvoudiger regeling. Melkert Handhaving verlaagde BTW-tarief voor schoen en kledingreparaties.
Kamerstukken I 1989/1990, 21 227, nr. 58c.
Bij de Staten-Generaal is een wetsvoorstel met een nieuwe regeling ingediend (w.v. 23 782).
Kamerstukken II 1991/1992, 22 713, nr. 6.
1991–1992
1993–1994
Vliegenthart Esselink Verzoek af te zien van BTW-heffing op budgetsubsidies dan wel compensatie te bieden voor eventuele heffing.
Kamerstukken II 1993/1994, 23 400 XVI, nr. 44.
1994–1995
De Korte c.s. De voorgestelde loonsomheffing van 20% op winstdelingsregelingen per 1 januari 1996 verlagen naar 10%. Van der Ploeg c.s. De voorgestelde 10% werkgeversheffing op spaarloon achterwege laten.
Kamerstukken Ii 1994–1995, 23 943, nr. 9.
Algemene BTW-tarief is vanaf 1 januari 1993 van toepassing. Aan de Eurpese Commissie is op 16 mei 1995 verzocht Nederland te machtigen het verlaagde BTW tarief op schoenreparaties tijdelijk toe te passen. In de op 23 december 1994 aan de Tweede Kamer gezonden ‘Notitie inzake BTW-heffing en subsidieverstrekking’ is geconcludeerd dat het verstrekken van budgetsubsidies slechts in uitzonderlijke situaties aanleiding kan geven tot BTW-heffing. Tijdens algemeen overleg op 21 februari 1995 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de conclusies en aanbevelingen van de notitie (Kamerstukken II 1994/1995, 23 675, nr. 2). Loopt mee in vierde nota van wijziginge OOG.
Kamerstukken II 1994–1995, 23 943, nr. 10.
Loopt mee in vierde nota van wijziging OOG.
1994–1995
Onderdeel A.2 moties met een zekere permanentie Vergaderjaar
Omschrijving van de motie
Vindplaats
Stand van Zaken
1989–1990
Van der Vaart Vreugdenhil Verdergaande reparatie van de regeling inzake winst uit aanmerkelijk belang Van Rijn-Vellekoop Reitsma Vooruitlopend op nieuwe EG-regelgeving invoeren van een fiscale stimuleringsregeling voor benzineen dieselauto’s gebaseerd op de nieuwe normen voor emissies in de Verenigde Staten. Van der Vaart c.s. Gefaseerde afschaffing op termijn verbruiksbelasting alcoholvrije dranken.
Kamerstukken II 1989/1990, 21 033, nr. 14.
Is ingebracht in de werkgroep fiscaaltechnische herziening IB/LB.
Kamerstukken II 1991/1992, 22 363, nr. 10.
Wordt meegenomen in de subwerkgroep vergroening van het fiscale stelsel van de werkgroep technische herziening IB/LB.
Kamerstukken II 1992/1993, 22 843, nr. 14.
Kwestie voor jaarlijkse besluitvorming.
1991–1992
1992–1993
1
Tevens nog niet verwerkte moties en toezeggingen uit voorgaande vergaderjaren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
27
Onderdeel A.3 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond Vergaderjaar
Omschrijving van de motie
Vindplaats
Stand van zaken
1989–1990
Kombrink Vreugdenhil Verzoekt de regering te onderzoeken welke kenmerken aan het aandeelhouderschap van ondernemers zijn verbonden en de Kamer daarover te rapporteren. Vermeend c.s. Voornemen tot heffing van belasting over de verstrekking van een fiets aan werknemers voor het woonwerkverkeer niet tot uitvoering te brengen. Ybema Het verlaagde BTW-tarief voor milieuvriendelijke en energiebesparende goederen en diensten.
Kamerstukken II 1989/1990, 20 701, nr. 19.
Dit onderzoek wordt gecombineerd met de evaluatie van het nieuwe regime voor beleggingsinstellingen. Deze evaluatie heeft een aanvang genomen nadat de aangiften Vpb. 1991 op de eenheden ontvangen zijn. De subwerkgroep LB van de werkgroep technische herziening IB/LB heeft dit onderwerp mede ter hand genomen.
1992–1993
1992–1993
1993–1994
1993–1994
1993–1994
1994–1995
1994–1995
Middelkoop Nog voor het kerstreces 1994 indienen van een voorstel van wet over uitbreiding van de ketenaansprakelijkheid in de confectiesector tot de opdrachtgever en/of beroepsmatige koper. Bijleveld-Schouten Mogelijk maken van een zogenoemd clearing-house voor de confectiebranche. A. de Jong Koetje Lastenverlichting in het kader van het vervallen van de BTW-vrijstelling voor opgedragen telecommunicatiediensten. Blauw In deze motie wordt de regering verzocht het daarheen te leiden dat de vervangingsreserve ex. art. 14 Wet IB kan worden toepast op bedrijfsverplaatsingen in de agrarische sector. Gedacht wordt aan bedrijfsverplaatsingen vanwege het milieu, de natuur, ruimtelijke ordening en de bedrijfstructuur. Zijlstra, Ginjaar, Schuyer Verzoekt de regering de milieukundige rechtvaardiging van een heffing op de winning van grondwater, ook in vergelijking met het gebruik van oppervlaktewater voor soortgelijke doeleinden, behalve in de aangekondigde evaluatie van de bepalingen van de grondwaterbelasting, tevens aanstonds ten principale in het kader van de aan de Tweede Kamer toegezegde notitie over de mogelijkheden van belastingen op milieugrondslag te onderzoeken en daarover te rapporteren. Verzoekt de regering daarbij zowel de directe belasting van het milieu door de winning van grondwater en oppervlaktewater te betrekken als de indirecte milieubelasting veroorzaakt door de algemene schaarste aan zuiver water.
Kamerstukken II 1992/1993, 22 800 IXB, nr. 16.
Kamerstukken II, 1992/1993, 22 873, nr. 22.
Kamerstukken II 1993/1994, 22 958, nr. 10.
Op 17 november 1993 is een brief gezonden aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Financie¨n in de TK inzake de uitvoering van deze motie (WV 93/377). Op korte termijn zal over dit onderwerp een notitie aan de Kamer kunnen worden aangeboden. Advies van Raad van State ontvangen. Het nader rapport bevindt zich in een vergaand stadium van voorbereiding.
Kamerstukken II 1993/1994, 22 958, nr. 12.
SoZaWe bereidt thans definitief standpunt voor. Zal naar verwachting medio september 1995 gereed zijn.
Kamerstukken II 1993/1994, 23 222, nr. 10.
Zie Regeerakkoord.
Kamerstukken II, 1994–1995, 23 900 XIV, nr. 22.
Overleg met LNV is gaande.
Kamerstukken I 1994–1995, 23 935, nr. 117d.
Wordt meegenomen in de werkzaamheden van de sub-werkgroep vergroening van het fiscale stelsel.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
28
Vergaderjaar
Omschrijving van de motie
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
De Korte c.s. 1. vo´o´r de begrotingsopstelling 1996 een nader evaluatie-onderzoek verrichten ten aanzien van de werknemersspaarregelingen en daarbij vooral aandacht besteden aan het matigende effect ervan op de loonkosten, en 2. een eventuele met de loonkostenmatiging direct corresponderende extra opbrengst van de vennootschapsbelasting tijdig «terugploegen» in deze regelingen.
Kamerstukken II 1994–1995, 23 943, nr. 8.
Er zijn nog geen cijfers beschikbaar. Rapportage aan de Kamer zal plaatsvinden zodra cijfers beschikbaar zijn.
B. Door bewindslieden gedane toezeggingen (fiscaal)
Onderdeel B.1 toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1989–1990
Nadat in het kabinet een standpunt is bepaald met betrekking tot de door het NIVRA verrichte studie naar een meldingsplicht van fraude en het daaropvolgend overleg tussen NIVRA, Financie¨n en Justitie zal de Kamer worden geïnformeerd.
Staatssecretaris tijdens debat op 31 januari 1990 inzake het begrotingshoofdstuk voor financie¨n. Handelingen II, 1989– 1 990, blz. 1830.
1991–1992
Overzicht van de ontwikkelingen op fiscaal terrein in de verschillende Europese landen.
1991–1992
Zo spoedig mogelijk komen met een fiscale regeling voor experimenten met bio-ethanol.
Staatssecretaris tijdens mondeling overleg op 31 oktober 1991 inzake fiscale zaken (Kamerstukken II 1991– 1992, 22 300 IXB, nr. 17, blz. 11). Staatssecretaris tijdens debat op 3 december 1991 inzake fiscale maatregelen betreffende auto en milieu. Handelingen II, blz. 2090.
Tijdens het ISMO-debat van 7 februari 1991 is door de Minister van Justitie gemeld dat er een meldingsplicht zal moeten komen. Over vormgeving zal met het NIVRA overlegd worden, Financie¨n is daarbij betrokken. Inmiddels is een eigen verordening van de NIVRA tot stand gekomen. Deze verordening is op 1 september 1994 in werking getreden. Relevante buitenlandse ontwikkelingen worden meegenomen in het reguliere wetgevingsproces.
1991–1992
Nadere notitie met betrekking tot de gehele BTW-problematiek ten aanzien van budgetsubsidies.
Staatssecretaris tijdens mondeling overleg op 11 december 1991 inzake toepassing van de Wet omzetbelasting 1 968 (Kamerstukken II, 1991– 1992, 22 300 IXB, nr. 31).
1992–1993
Bevorderen dat met name bij een eventuele tweede bezemrichtlijn weer een redelijke implementatietermijn in acht wordt genomen.
Staatssecretaris tijdens debat op 26 november 1992 inzake afschaffing fiscale grenzen (accijnzen). Handelingen II, 1992–1993, blz. 2058.
1992–1993
Handhaven – zolang dat nut heeft van de commissies en werkgroepen waarin overleg is gevoerd met het bedrijfsleven inzake afschaffing van de fiscale grenzen. Aandringen bij bewindslieden van Belgie¨ en Luxemburg op een voortvarende ratificatie van het tiende protocol.
Staatssecretaris tijdens debat op 26 november 1992 inzake afschaffing fiscale grenzen (accijnzen). Handelingen II, 1992–1993, blz. 2058.
1992–1993
1992–1993
In Brussel de gedachte bepleiten van een verlaagd minimumniveau voor zwavelarme dieselolie.
Staatssecretaris tijdens debat op 26 november 1992 inzake het wetsvoorstel Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten. Handelingen II, 1992–1993, blz. 2062. Staatssecretaris tijdens debat op 2 december 1992 inzake het belastingplan 1993. Handelingen II, 1992–1993, blz. 2241.
In de praktijk wordt een ruime tegemoetkomende houding t.a.v. experimenten ingenomen (is ook aan de Kamer meegedeeld bij brief van Bukman d.d. 21 december 1993). Op 23 december 1994 is aan de Tweede Kamer gezonden de ‘Notitie inzake BTW-heffing en subsidieverstrekking’. Tijdens algemeen overleg op 21 februari 1995 heeft de Tweede Kamer de conclusies en aanbevelingen van de notitie besproken (Kamerstukken II 1994/1995, 23 675, nr. 2). Bij besprekingen in Brussel over tweede bezemrichtlijn is dit punt meegenomen. Tweede bezemrichtlijn accijnsis genotificeerd en dient geı¨mplementeerd te zijn per 1 juli 1995. Overleg wordt vooralsnog voortgezet.
Akte van bekrachtiging 22 oktober 1993 gedeponeerd bij SecretarisGeneraal Benelux. Bij Belgie¨ en Luxemburg is aangedrongen op voortvarende ratificatie. Per 1 oktober 1996 wordt zwavelarme diesel op grond van EG-richtlijn verplicht.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
29
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1992–1993
Verhouding van een op twee tussen sigaretten en shag serieus in de beschouwing betrekken als er in de toekomst accijnsverhogingen aan de orde zijn. Daarbij zullen de marktontwikkelingen nauwgezet in het oog worden gehouden. Daarnaast bezien of een wettelijke regeling dient te worden getroffen voor het bedrag aan accijns dat van sigaretten wordt geheven. Nader wetsvoorstel inzake de teruggaafregeling BPM bij uitvoer.
Staatssecretaris tijdens debat op 2 december 1992 inzake het belastingplan 1993. Handelingen II, 1992–1993, blz. 2241 en 2256.
Brief aan de Kamer verzonden op 31 mei 1995.
Staatssecretaris tijdens debat op 3 december 1992 inzake de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Handelingen II, 1992–1993, blz. 2266. Staatssecretaris tijdens debat op 23 december 1992 inzake de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Handelingen I, 1992–1993, blz. 520. Staatssecretaris tijdens mondeling overleg op 21 januari 1993 inzake analyse van correcties vpb bij boekenonderzoeken in het kalenderjaar 1 990. Kamerstukken II 1992– 1993, 22 069, nr. 3, blz. 6. Staatssecretaris tijdens debat op 5 oktober 1993 inzake het belastingverdrag met de USA. Handelingen II, 1993/1994, blz. 409.
Wetsvoorstel door de Ministerraad aangehouden. Kamer is geı¨nformeerd bij brief van 19 juli 1994, WV94/279, 16 september 1994, WV94/372 en 30 november 1994. Idem.
1992–1993
1992–1993
De teruggaveregeling bij uitschrijving van een auto uit het register zal niet later worden ingevoerd dan de milieu- en energieregeling.
1992–1993
Na afwikkeling van de 158 zaken die bij de FIOD zijn aangemeld waarbij vermoedelijk sprake was van WIRfraude zullen gegevens worden verstrekt aan de Kamer over het zogenaamde verhaal. Te beginnen met een half jaar na inwerkingtreding van het Verdrag zal de vaste Commissie voor Financie¨n periodiek worden gerapporteerd over de toepassing van het Verdrag en eventuele knelpunten (bij voorbeeld transferpricing). Door middel van een goede voorlichtingscampagne op het belang van een juiste vermelding in het kentekenregister wijzen.
1993–1994
1993–1994
1993–1994
1993–1994
Verzoek aan de belastingdienst om voorrang te geven aan het bestuderen van het systeem van automatische incasso voor de houderschapsbelasting. Er zal worden nagedacht of de controle op de schorsing kan worden vergemakkelijkt door een verplichte melding van de stallingsplaats waarbij het aspect van de persoonlijke levenssfeer in het oog dient te worden gehouden.
Staatssecretaris tijdens UCV op 18 oktober 1993 inzake het wetsvoorstel Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Handelingen UCV, 1993/ 1994, nr. 6, blz. 15. Staatssecretaris tijdens UCV op 18 oktober 1993 inzake het wetsvoorstel Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Handelingen UCV, 1993/ 1994, nr. 6, blz. 19. Staatssecretaris tijdens UCV op 18 oktober 1993 inzake het wetsvoorstel Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Handelingen UCV, 1993/ 1994, nr. 6, blz. 19.
1993–1994
Gegevens met betrekking tot de schoning van het kentekenregister en de vergelijking met de ramingen van het huidige wetsvoorstel zullen, voor zover ze beschikbaar zijn, voor de behandeling van de invoeringswet periodiek worden toegezonden.
Staatssecretaris tijdens debat op 28 oktober 1993 inzake de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (22 238). Handelingen II, 1993/1994, blz. 1318.
1993–1994
Onderzoek of het mogelijk en gewenst is de rechterzijruit in laadruimte verplicht te stellen.
Staatssecretaris tijdens debat op 10 november 1993 inzake het wetsvoorstel wijziging van de wet BPM 1992 in verband met verruiming van het begrip personenauto. Handelingen II, 1993/1994, blz. 1708. (Kamerstuk 23 215).
Verslaglegging vindt plaats in het beheersverslag Belastingdienst.
De eerste rapportage is bij brief van 24 juni 1994 toegezonden aan de Vaste Commissie voor Financie¨n van de Eerste en Tweede Kamer; de tweede (mei t/m oktober ’94) bij brief van 6 december 1994. In de voorlichtingscampagne is uitgebreid aandacht geschonken aan het belang van een correcte vermelding in het kentekenregister. Invoering automatische maandelijkse incasso per 1 januari 1997 via ministerie¨le regeling bij nota van wijziging opgenomen in Wet motorrijtuigenbelasting 1994. In het kader van de Invoeringswet motorrijtuigenbelasting 1994 is vooralsnog afgezien van een specifiek wettelijke verplichte melding van de stallingsplaats in het kader van de schorsingsregeling (verzoek om melding wordt thans op ruime schaal gedaan o.g.v. art. 47 AWR). Bij brief van 2 augustus 1994 is de TK voor de eerste keer geı¨nformeerd. Tweede rapportage bij brief van 8 februari 1995. Voorts is op de problematiek van het zuiver houden van het kentekenregister ingegaan bij brief van 22 februari 1995 n.a.v. het wetgevingsoverleg over de invoeringswet Motorrijtuigenbelasting 1994. Resultaten zijn opgenomen in toelichting bij wetsvoorstel m.b.t. MRB grijze kentekens van voor 1988. Besloten is afwezigheidsvereiste te handhaven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
30
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1993–1994
Bereid om met snelle kleine wetsvoorstellen te komen indien zich ongewenste ontwikkelingen voordoen. Intensief overleg voeren met betrokkenen.
Ontwikkelingen worden nauwlettend gevolgd.
1993–1994
Onverwachte meeropbrengst MRB teruggeven door middel van verlaging MRB zal worden betrokken bij de begrotingsvoorbereiding 1995.
1993–1994
Op korte termijn afspraken maken over de procedures met betrekking tot wetsvoorstellen in relatie tot de Raad van State. Wetsvoorstel inzake MRB grijze kentekens van vo´o´r 1988.
Staatssecretaris tijdens debat op 10 november 1993 inzake het wetsvoorstel wijziging van de wet BPM 1992 in verband met verruiming van het begrip personenauto. Handelingen II, 1993/1994, blz. 1708/1709. (Kamerstuk 23 215). Staatssecretaris tijdens debat op 10 november 1993 inzake het wetsvoorstel wijziging van de wet BPM 1992 in verband met verruiming van het begrip personenauto. Handelingen II, 1993/1994, blz. 1708/ 1714. (Kamerstuk 23 215). Staatssecretaris tijdens debat op 1 december 1993 inzake het belastingplan 1994. Handelingen II, 1993/1994, blz. 2487. Staatssecretaris tijdens debat op 15 december 1993 inzake wijziging van de Wet BPM in verband met verruiming van het begrip personenauto (Handelingen I, 1993/1994, blz. 655) (Kamerstuk 23 215). Staatssecretaris tijdens mondeling overleg op 17 februari 1994 inzake het- en ontwikkelingswerk. Kamerstukken II, 1993/1994, 23 477, nr. 14, blz. 18.
1993–1994
1993–1994
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
In de zomer van 1994 zal informatie worden verstrekt over de mate waarin het voor 1994 beschikbare budget voor speur- en ontwikkelingswerk zal kunnen worden afgegeven. Met de Kamer van gedachten wisselen zodra de tussenrapportage van de werkgroep fiscale infrastructuur is verschenen. Er zal met de Kamer van gedachten worden gewisseld over het rulingbeleid, mede naar aanleiding van de brief van de Nederlandse orde van belastingadviseurs (NOB). De commissie zal op korte termijn op de hoogte worden gesteld welke bezoeken aan ondernemers wel en welke niet bij de berekening van de controledichtheid worden meegerekend. In ieder geval telt een kennismakingsbezoek (‘koffiebezoek’) daarbij niet mee. Met welwillendheid kijken naar invoeringstijdstip wetsvoorstel.
Het Parlement is een planningsoverzicht van wetsvoorstellen toegezegd.
Staatssecretaris tijdens behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965. Kamerstukken II 1994/1995, 23 772, nr. 3, blz. 243. Staatssecretaris tijdens het begrotingsonderzoek Financie¨n op 29 september 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 900 IXB, nr. 4, blz. 4 Staatssecretaris tijdens het begrotingsonderzoek Financie¨n van 29 september 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 900 IXB, nr. 4, blz. 8–9.
Staatssecretaris tijdens debat op 6 oktober 1994 inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (levering van bouwkavels). Handelingen II, 1994/1995, blz. 7–250. Minister tijdens debat Algemene Financie¨le Beschouwingen op 13 oktober. Kamerstukken II 1994/ 1995, 23 900, nr. 4, blz. 380.
Terugsluismogelijkheden van evt. meeropbrengst MRB kunnen aan de orde komen bij evaluatie Wet Motorrijtuigenbelasting 1994 (aldus mondelinge behandeling Invoeringswet).
De Staatssecretaris van Financie¨n heeft de Kamer bij brief van 13 april 1994 (AFP93/405) o.a. een voorstel voor een procedure gedaan. Wetsvoorstel is op 6 september 1994 aan Raad van State toegezonden. Wetgeving per 1 januari 1995 in werking getreden (Wet van 23 december 1994).
De Kamer is geı¨nformeerd bij brief van 21 oktober 1994 (AFP94/359).
Het eindrapport van de werkgroep is inmiddels verschenen en met de Vaste Commissie voor Financie¨n besproken.
Het overleg heeft plaatsgehad op 16 maart 1995.
Op 10 oktober 1994 is een brief (PFC94/1 249M) gezonden aan de Voorzitter van de Vaste commissie voor Financie¨n uit de Tweede Kamer waarin nader inzicht is gegeven in de berekening van de controledichtheid bij ondernemingen en in de daarbij gehanteerde definities. Wetsvoorstel wordt ‘achterhaald’ door novelle.
De afgelopen maanden heeft het parlement diverse malen een planningsoverzicht ontvangen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
31
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
Starters en doorstarters. Suggesties die zijn gedaan door PvdA fractie zullen nader worden overwogen. In 1995 zal in ieder geval overleg worden gepleegd om na te gaan waar voor het bedrijfsleven en vooral het midden- en kleinbedrijf de prioriteiten liggen.
Staatssecretaris tijdens debat Algemene Financie¨le Beschouwingen op 13 oktober. Kamerstukken II 1994/1995, 23 900, nr. 4, blz. 398.
1994–1995
Uitgangspunt voor de structurele maatregel die vanaf 1996 voor ouderen wordt ingevoerd is evenwichtig inkomensbeleid. In de maatregel is daarom in ieder geval de 100 mln. gulden vervat. Te zijner tijd moet nog worden beoordeeld of met het oog op een evenwichtig beleid nog aanvullende maatregelen nodig zijn. Ook de systematiek ligt nog niet vast. Bij het opstellen van een structurele regeling ter vervanging van de nu ingevoerde ouderenaftrek zullen andere fiscale regelingen die mede betrekking hebben op ouderen in de afweging worden meegenomen. Het kabinet zal, conform de toezegging in het aan de Kamer toegezonden verslag, met een voorstel komen tot wijziging van de regeling van de levensverzekering op twee levens. Het is niet bezwaarlijk indien de daar uitgezette lijn reeds nu wordt gevolgd. Bij ministerie¨le regeling wordt een aantal eisen gesteld aan gastouderopvang. Met deze eisen zal worden aangesloten bij de Welzijnswet. De ministerie¨le regeling zal zo spoedig mogelijk worden gepresenteerd. Het probleem in het buitenland van de gordelplicht met tot personenauto’s omgebouwde bestelauto’s wordt opgepakt.
Staatssecretaris tijdens debat wetgevingsoverleg op 21 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 935 enz., nr. 12, blz. 32.
Gaat mee in het MKB-pakket van 500 mln. voor 1996. Ter vergroting van de specifieke dienstverlening aan startende ondernemers is binnen de Belastingdienst een tweetal projecten gestart om te komen tot een starters-helpdesk en tot een startershandleiding. Bij de aanvang van deze projecten is ook met het bedrijfsleven en vooral ook het midden- en kleinbedrijf overleg gepleegd. Ook gedurende de looptijd van deze projecten zal regelmatig overleg plaatsvinden. Loopt mee in het Belastingplan 1996.
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
Er wordt in de eerste plaats gestreefd naar een heffing op energie in Europa. Als dat niet op tijd lukt, wordt per 1 januari 1996 een nationale kleinverbruikersheffing op energie ingevoerd. Als dit in het licht van de ontwikkelingen in de buurlanden mogelijk is, zullen de accijnzen worden verhoogd om deze ree¨el constant te houden. De opbrengst wordt aangewend voor beperking van de hoogte van het tarief voor de MRB.
Staatssecretaris tijdens behandeling wetsvoorstel ouderenaftrek, Handelingen II, 1994/1995, blz. 26–1651.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 25.
De toezegging is uitgevoerd.
Staatssecretaris tijdens debat wetgevingsoverleg op 21 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 935 enz., nr. 12, blz. 34.
Regeling is 1 januari 1995 in werking getreden.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 39.
Op 1 december 1994 brief gezonden aan V en W. Bij brieven d.d. 4 mei 1995 heeft V&W de verkeersattache´ in Bonn verzocht met de Duitse autoriteiten contact op te nemen en de Tweede Kamer geı¨nformeerd. Wetsvoorstel voor nationale variant naar Raad van State d.d. 30 maart 1995.
Minister tijdens Algemene Politieke en Financie¨le Beschouwingen in de Eerste Kamer, Handelingen I, 1994/ 1995, blz. 7–177.
Minister tijdens Algemene Politieke en Financie¨le Beschouwingen in de Eerste Kamer, Handelingen I, 1994/ 1995, blz. 7–177.
Het wetsvoorstel ree¨el constant houden accijnzen ligt bij de Raad van State.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
32
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
Er zal zorgvuldig worden gekeken naar de invulling van de 500 mln. gulden lastenverlichting voor het MKB. Er wordt met een pakket gekomen dat goed is voor het MKB en dat leidt tot meer dynamiek en meer werkgelegenheid in die sector. Als er eenmaal een plan ligt, kan daar concreter over worden gepraat. Het ligt in de bedoeling dat de door mevrouw Giskes gevraagde regeling met betrekking tot de overgang van de lineaire naar de actuarie¨le methode half december zal verschijnen. Bij de Voorjaarsnota zal worden teruggekomen op de situatie waarin bezuinigingen op onderwijs terugkomen op de begroting door middel van de buitengewone-lastenaftrek voor studiekosten. De door de heer De Korte uitgesproken gedachte om verdere maatregelen te nemen tot bevordering van de flexibiliteit van de economie zal bij de begrotingsvoorbereiding 1996 worden betrokken. Bij de begrotingsvoorbereiding 1996 zal een afweging worden gemaakt of moet worden overgegaan tot verdere stimulering van werknemersparticipaties. De gedachte om tot verdere bevordering over te gaan is sympathiek, maar daarvoor dienen ook de financie¨le middelen te worden gevonden. De Kamer zal op de hoogte worden gesteld, indien de 10%-heffing in de spaarloonregeling en de 20%-heffing in de winstdelingsregeling, voor zover het om het werkgeversdeel gaat, niet ook van toepassing zijn op Belgische grensarbeiders die in Nederland werkzaam zijn. Er zal, vanuit een buitengewoon positieve grondhouding, contact worden opgenomen met BiZa over de suggestie van de heer Kamp met betrekking tot art. 40 WOZ (hoeveelheid gegevens die de belastingplichtige krijgt met betrekking tot de totstandkoming van de waardevaststelling). In de volgende druk van de waarderingsinstructie moet een passage worden opgenomen over de doorwerking van later ontdekte bodemvervuiling onder art. 19 WOZ. Het effect van de waardevermindering moet daarmee in de instructie tot uitdrukking komen. Daarover zal overleg worden gevoerd met de Waarderingskamer.
Minister tijdens Algemene Politieke en Financie¨le Beschouwingen in de Eerste Kamer, Handelingen I, 1994/ 1995, blz. 7–177/7–178.
Wetgeving is in voorbereiding.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 13.
Regeling is met ingang van 1 januari 1995 in werking getreden.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 13.
Wetgeving is in voorbereiding. Geplande datum van in werking treding 1 januari 1996.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 24.
Wordt betrokken bij de besluitvorming rondom het MKB-pakket, het BTWpakket en het Belastingplan 1996.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 24.
Loopt mee in vierde nota van wijziging OOG (uitvoering moties De Korte c.s. en Van der Ploeg c.s.)
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 25.
Nu nadere bezinning niet tot een andere conclusie heeft geleid behoeft hierop niet meer te worden teruggekomen (de 10% en 20% heffing zijn zoals al door de Staatssecretaris medegedeeld immers wel van toepassing op Belgische grensarbeiders indien ze aan de regeling meedoen). Instructie waardebepaling Wet WOZ, 23 december 1994, WV94/552M, Stcrt. 252.
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 41.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 41.
Tweede druk is verschenen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
33
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
Er zal een inventarisatie worden gemaakt van mogelijkheden tot verbetering van de fiscale infrastructuur. Aan de hand daarvan zal in een open gedachtenwisseling met de Kamer kunnen worden aangegeven waar de prioriteiten liggen. Daarbij kan mede gebruik worden gemaakt van de aanbevelingen van de commissie-Witteveen. De Staatssecretaris zal, mede in relatie met de voorstellen van de commissieWitteveen, zijn standpunt kenbaar maken over een lange-termijnvisie op de fiscale infrastructuur. Indien de heer Ybema de ideee¨n uit zijn fractie met betrekking tot bestrijding van de handel in verlies-BV’s aan de Staatssecretaris voorlegt, zal hij daar een reactie op krijgen. Deze ideee¨n zullen ook naar de Kamercommissie worden gestuurd. De vraag van mevrouw De Vries over de BTW-problematiek – het ondernemerschap van holdings i.v.m. de internationale concurrentiepositie van Nederland – wordt doorgegeven aan de commissie Witteveen. Over twee a` drie maanden zal duidelijkheid komen over de invulling van de voorwaarden bij artikel 11, lid 4 Wet op de dividendbelasting.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 45.
Het rapport van de commissie fiscale infrastructuur is verschenen.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 46.
Tot op heden is geen reactie ontvangen.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 47.
De vraag is doorgegeven aan de commissie Witteveen.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 48.
De bevoegdheid is opgenomen teneinde in individuele gevallen zonodig voorwaarden te kunnen stellen om onbedoeld gebruik te voorkomen. Tot op heden is er nog geen aanleiding geweest om gebruik te maken van deze bevoegdheid. Indien bepaalde gevallen zich in betekenende mate voordoen, zullen de gehanteerde voorwaarden worden gepubliceerd. Zit in nota van wijziging OOG. Treedt naar verwachting per 1 januari 1996 in werking.
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
Bij de begroting voor 1996 zal worden gekeken wat de mogelijkheden tot winstdeling zijn.
1994–1995
Er zal worden gezocht naar een praktische oplossing voor de restrictie in de deblokkeringsbepaling voor spaarloonrekeningen die deblokkering niet toestaat voor de opslag op de premie voor levensverzekeringen die dient tot verzekering van het risico van arbeidsongeschiktheid (levensverzekering loopt in geval van arbeidsongeschiktheid door zonder verdere premiebetaling). Dit kan waarschijnlijk gebeuren in de uitvoeringsregeling. Er wordt met de Kamer nog nader van gedachten gewisseld over de invulling van de maatregelen voor het MKB. Ook met het bedrijfsleven wordt daarover overleg gevoerd. Afschaffing van het Vpb.-afstapje zal bij de invulling worden betrokken. Nagegaan zal worden onder welke omstandigheden de kosten van sponsoring van een studie door bedrijven in aftrek kunnen worden gebracht. Er zal een schriftelijk antwoord worden gegeven.
1994–1995
1994–1995
Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel tot wijziging van de spaarloonregeling, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1948. Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel tot wijziging van de spaarloonregeling, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1949.
Is geschied bij wijziging van de uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen (Stcrt. 1994/250).
Staatssecretaris tijdens het debat over het Belastingplan, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1936.
Het overleg met het bedrijfsleven is afgerond. Het wetsvoorstel gaat binnen afzienbare tijd naar de Raad van State.
Staatssecretaris tijdens het debat over het Belastingplan, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1937.
Schriftelijk beantwoord, Kamerstukken II, 1994–1995, nr. 23 942, nr. 10.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
34
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
De Kamer wordt op de hoogte gesteld zodra de commissie Witteveen een rapport uitbrengt.
Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel dividenddooruitdeling, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1972.
1994–1995
Er zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid tot globalisatie. De globalisatieregeling zal in ieder geval worden toegepast voor motorvoertuigen. De Kamer zal over een oplossing voor de landbouw worden geı¨nformeerd. Op korte termijn zal een notitie naar de Kamer worden gezonden over het rulingbeleid. Op basis daarvan zal begin 1995 nader overleg worden gevoerd met de Kamer. Daarbij zal ook aanpassing van het gevoerde beleid aan de orde kunnen komen.
Staatssecretaris tijdens het debat over de 7e BTW-richtlijn, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1981.
De commissie heeft reeds gerapporteerd over fiscale stimuleringsmaatregelen. Aan een rapport over knelpunten in de deelnemingsvrijstelling en uitholling van de belastinggrondslag wordt gewerkt. Is verwerkt in Uitvoeringsbeschikking Omzetbelasting 1968.
1994–1995
1994–1995
1994–1995
In het kader van de fiscaaltechnische herziening zal zeer zeker ook naar het reiskostenforfait gekeken worden.
1992–1993
Bestuderen of oneigenlijk gebruik, ontgaan BTW bij transacties met onroerend goed door vrijgestelde ondernemers, met andere middelen kan worden tegengegaan, zonodig met wetgeving. Zo spoedig mogelijk in 1993 zal een wetsvoorstel worden ingediend om de ongewenste gevolgen van het arrest van de Hoge Raad van 16 september 1992 weg te nemen. BTW-constructies in de sfeer van onroerend goed zullen op de kortst mogelijke termijn worden aangepakt. Dit geldt niet alleen voor constructies van de woningbouwverenigingen. Nagaan of de PSW, de fiscaliteit en de Verzekeringskamer meer gestroomlijnd kunnen worden, opdat er geen onverwachte fiscale consequenties uit voortvloeien. De relatie tussen de PSW en de fiscale wetgeving zal worden bezien. Dit is ook afgesproken met de Staatssecretaris van SoZaWe.
1994–1995
1994–1995
1994–1995
Staatssecretaris tijdens het debat over de 7e BTW-richtlijn, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1983. Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 45. Staatssecretaris tijdens plenaire behandeling wetsvoorstel tot onbeperkte voorwaartse verliescompensatie, Handelingen II, 1994–1995, blz. 30–1973. Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Eerste Kamer tot behandeling van diverse fiscale wetsvoorstellen van 21 december 1994, Handelingen I, 1994/1995, 12–443. Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Eerste Kamer tot behandeling van diverse fiscale wetsvoorstellen van 21 december 1994, Handelingen I, 1994/1995, 12–446. Staatssecretaris tijdens debat op 11 november 1992 inzake het begrotingshoofdstuk voor financie¨n. Handelingen II, 1992–1993, blz. 1520. Staatssecretaris tijdens debat op 18 november 1992 inzake afschaffing fiscale grenzen BTW. Handelingen II, 1992–1993, blz. 1 804.
Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Eerste Kamer tot behandeling van diverse fiscale wetsvoorstellen van 21 december 1994, Handelingen I, 1994/1995, blz. 12–446/ 12–447. Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 7 november 1994, Kamerstukken II 23 046, nr. 18, blz. 15. Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Eerste Kamer tot behandeling van diverse fiscale wetsvoorstellen van 21 december 1994, Handelingen I, 1994/1995, 12–450.
Kamer geı¨nformeerd bij brief van 6 februari 1995, WV95/29M. Bedoelde notitie is op 17 februari 1995 naar de Tweede Kamer gezonden en op 16 maart met de Vaste Commissie besproken.
De werkgroep fiscaal-technische herziening van de loonen inkomstenbelasting buigt zich inmiddels ook over het reiskostenforfait. Wetsvoorstel 24 mei 1995 ingediend bij de Tweede Kamer.
Idem
Idem
Afstemming heeft plaatsgevonden.
Idem
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
35
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
De ontwikkeling op het gebied van afkoop van pensioenrechten en de positie van de fiscale claim daarbij zal worden gevolgd. Als het echt noodzakelijk is, zal dat in de uitvoeringssfeer nader worden bezien.
Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Eerste Kamer tot behandeling van diverse fiscale wetsvoorstellen van 21 december 1994, Handelingen I, 1994/1995, 12–451.
1994–1995
Kamer reactie geven op brief KPMG.
1994–1995
Kamer informeren over problematiek «exporterende ondernemers» in het kader van de in te stellen (inmiddels ingestelde) werkgroep van de commissie Thunnissen die zich met deze problematiek gaat bezighouden. De grensbedragen voor de omzetbelastingregeling (clubs en verenigingen) zijn gedateerd. Er zal onderzoek naar de hoogte van deze grensbedragen worden gedaan. De Kamer zal over de resultaten van dit onderzoek op de hoogte worden gebracht
Staatssecretaris tijdens algemeen overleg met de vaste Commissie voor Financie¨n op 1 februari 1995 (23 638, nr. 6, blz. 6). Staatssecretaris tijdens algemeen overleg met de vaste Commissie voor Financie¨n op 1 februari 1995 (23 638, nr. 6, blz. 7).
Deze toezegging heeft betrekking op het belasten van pensioenaanspraken die voorwerp van zekerheid worden. Tijdens het debat in de Eerste Kamer is de vrees geuit dat bij strikte toepassing de financiering van de onderneming in gevaar zou kunnen komen. Toegezegd is de ontwikkelingen in de praktijk te volgen. De signalen uit de praktijk zijn tot op heden niet van dien aard dat maatregelen in de uitvoeringssfeer worden overwogen. Brief is d.d. 29 maart 1995 uitgegaan.
1993–1994
1994–1995
1994–1995
1994–1995
De BTW-situatie bij de thuiszorg zal worden bezien en er zal worden nagegaan wat de beleidswijziging inzake de kinderopvang betekent voor de thuiszorgsector. De Kamer zal daarover zo spoedig mogelijk schriftelijk worden geı¨nformeerd. De Kamer wordt binnen enkele dagen geïnformeerd hoe het kabinet denkt de knelpunten op te lossen inzake toepassing van de BTWwetgeving ten aanzien van carnavalsverenigingen en wat daarvan de voor- en nadelen zijn. Voor het zomerreces ontvangt de Kamer een notitie over alle aspecten van de overdrachtsbelastingen bij overdracht van economische eigendom, waaronder het al dan niet inschakelen van een notaris en het al dan niet beperken tot woningen.
Staatssecretaris tijdens mondeling overleg op 16 maart 1994 inzake brieven van de staatssecretaris m.b.t. onderzoeken van de belastingdienst bij clubs en verenigingen. Kamerstukken II 1993/1994, 23 400 IXB, nr. 18, blz. 5. Algemeen overleg met de vaste Commissies voor Financie¨n, voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 21 februari 1995, Kamerstukken 1994/1995, 23 675, nr. 2, blz. 5. Algemeen overleg met de vaste Commissies voor Financie¨n, voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en voor Voksgezondheid, Welzijn en Sport op 21 februari 1995, Kamerstukken II 1994/1995, 23 675, nr. 2, blz. 6. Algemeen overleg met de vaste Commissies voor Financie¨n, voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 21 februari 1995. Kamerstukken II 1994/1995, 23 675, nr. 2, blz. 8. Kamerstukken II, 1994–1995, 23 900 IX B, nr. 16, blz. 5. Staatssecretaris tijdens overleg met de Vaste Commissie voor Financie¨n op 15 maart 1995.
Zie mededeling 20 juni 1995 VB95/ 2120, gepubliceerd in VN 1995, blz. 2324 e.v.
Aanpassing wet in «BTW-pakket» 1995.
Goedgekeurd is dat de vrijstelling wordt toegepast. Brief wordt op korte termijn verzonden.
De Kamer is geı¨nformeerd bij de brief van de Staatssecretaris van Financie¨n van 24 februari 1995, nr. VB 95/714.
In het voorstel van wet dat op 24 mei 1995 bij de Tweede Kamer is ingediend tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1 968, de Wet op belastingen van rechtsverkeer en enkele andere belastingwetten in verband met de bestrijding van constructies met betrekking tot onroerende zaken wordt op verschillende van de genoemde onderwerpen nader ingegaan. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel kan ter zake een nadere geachtenwisseling plaatsvinden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
36
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
Rapportage aan de Tweede Kamer over de voortgang van de werkafspraken die in januari 1995 zijn gemaakt met de Ministers van Financie¨n van de Nederlandse Antillen en Aruba voor het zomerreces of eerder indien er nieuwe ontwikkelingen te melden zijn. Binnenkort komt er een voorstel met betrekking tot de faciliteit zeevaart.
Staatssecretaris tijdens overleg met de Vaste Commissie voor Financie¨n en de Vaste Commissie voor Antilliaanse Zaken over het Antillendossier, op 15 maart 1995.
Kamer is geı¨nformeerd bij brief van 17 mei 1995, IFZ95/673M over uitkomsten overleg met Nederlandse Antillen en Aruba op 15/16 mei. Het bereikte protocol van conclusies is meegezonden. Er zal spoedig een voorstel van rijkswet in de Rijksministerraad worden behandeld. Het wetsontwerp is inmiddels in de Ministerraad besproken en op weg naar de Raad van State.
1994–1995
Staatssecretaris tijdens mondeling overleg inzake de fiscale infrastructuur met de Vaste Commissie voor Financie¨n op 16 maart 1995, Kamerstukken II, 1994–1995.
Onderdeel B.2 toezeggingen met een zekere permanentie Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1989–1990
Als in de praktijk blijkt dat problemen ontstaan met betrekking tot het bodembeslag voor een aanslag die uitsluitend uit boete bestaat zal de leidraad nader worden bezien. Zodra ervaring is opgedaan en er beleid is ontwikkeld inzake fusies waarbij vennootschappen zijn betrokken die geen materie¨le onderneming drijven zal dit openbaar worden gemaakt.
Staatssecretaris tijdens debat op 14 december 1 989 inzake het wetsvoorstel Invorderingswet 1 990. Handelingen II, 1989–1 990, blz. 893.
Met de evaluatie van de Inv. Wet 1990 is inmiddels een aanvang gemaakt. Dit onderdeel zal – indien zich op dit punt problemen hebben voorgedaan – daarin worden meegenomen. Naar verwachting zal binnenkort een beleidspublikatie plaatsvinden; inmiddels is een zaak aan de Hoge Raad voorgelegd. Er zijn prejudicie¨le vragen gesteld n.a.v. Hof Amsterdam 14 april 1995 + interventie ministerie van Financie¨n. Wordt in EU-verband opnieuw aan de orde gesteld bij de periodieke herziening van de accijnstarieven. De Commissie moet nog rapport uitbrengen.
1991–1992
1992–1993
1993–1994
Harmonisatie accijnzen minerale olie¨n en verhoging minimumtarieven in de EG bepleiten in het kader van de tweejaarlijkse herziening. Kamer informeren zodra meer bekend is inzake verzoek van 169 gemeenten bij Europese Commissie om inbreukprocedure.
1993–1994
In overleg treden met Kamer zodra er helderheid bestaat inzake procedures levering van bouwkavels.
1994–1995
Er zal worden nagedacht over een lange-termijnstrategie voor het belastingstelsel.
1994–1995
De praktijk van de handel in verliesBV’s zal nauwgezet worden gevolgd. Zonodig zal de dienst erop worden geattendeerd. Er zal zeer alert worden gekeken naar mogelijk misbruik van de overgangsregeling. Misbruik zal ook onder de aandacht van de Belastingdienst worden gebracht. De Kamer zal worden geı¨nformeerd indien knelpunten worden opgelost binnen de ministerie¨le regeling.
1994–1995
1994–1995
Staatssecretaris tijdens debat op 8 september 1992 inzake omzetting van EG-richtlijnen, Handelingen I, 1991–1992, blz. 1579.
Staatssecretaris tijdens debat op 2 december 1992 inzake het belastingplan 1993. Handelingen II, 1992–1993, blz. 2240/2241. Staatssecretaris tijdens debat op 6 oktober 1994 inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (levering van bouwkavels). Handelingen II, 1994/1995, blz. 7–249. Staatssecretaris tijdens debat op 6 oktober 1994 inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (levering van bouwkavels). Handelingen II, 1994/1995, blz. 7–251. Minister tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz 10. Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 46. Staatssecretaris tijdens het debat over de 7e BTW-richtlijn, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1982.
Staatssecretaris tijdens het debat over de 7e BTW-richtlijn, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1983.
Afhankelijk van bericht uit Brussel.
Afhankelijk van uitkomsten procedures. Situatie ongewijzigd.
Over een procedurele invulling wordt nagedacht.
Belastingdienst blijft alert (CCB). Ministerie van Financie¨n neemt deel aan CCB. Regeling is kort geleden in werking getreden. De ontwikkelingen zullen worden gevolgd.
Wordt zonodig uitgevoerd, nog geen aanleiding voor.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
37
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
Vanaf 1995 zullen meer structurele en principie¨le belastingvoornemens, zoals invulling van 0,5 mld. lastenverlichting MKB, kleinverbruikersheffing en consumptieve renteaftrek los van de Miljoenennota worden behandeld. Het nieuws in de Miljoenennota wordt daarbij beperkt tot kwantitatieve aanpassingen in tarieven, schijven, etc. De wat lastiger wetsvoorstellen zouden de Kamer volgend jaar op een wat eerder tijdstip moeten bereiken. Volgend jaar zullen fiscale wetsvoorstellen, als dat mogelijk is, over het jaar gespreid worden ingediend. Grondige evaluatie houderschapssysteem over 1 a` 2 jaar waarbij ook de hoogte van het schorsingstarief zal worden bezien en een evt. extra macro-opbrengst MRB, mede in relatie tot het schoningstarief; tussentijdse rapportages aan de Tweede Kamer.
Minister tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz 10.
Fiscale wetsvoortellen worden zo spoedig mogelijk ingediend bij de Tweede Kamer.
Minister tijdens het debat over het Belastingplan, Handelingen II, 1994/ 1995, blz. 30–1934/30–1935.
Idem
Staatssecretaris tijdens het debat over de 7e BTW-richtlijn, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1983. Staatssecretaris tijdens mondelinge behandeling Invoeringswet Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 op 1 maart 1995, TK 53–3351/3354.
Idem
1994–1995
1994–1995
1994–1995
Eerste tussentijdse rapportage aan de Kamer eind 1995.
Onderdeel B.3 toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1988–1989
Toezegging staatssecretaris evaluatie rechtsgang naar civiele rechter op het terrein van aansprakelijkstellingen. Bereid te onderzoeken of het fusiebegrip voor de overdrachtsbelasting nader kan worden afgestemd op het fusiebegrip van de kapitaalsbelasting.
Kamerstukken II 1988–1989, 20 588, nr. 6, blz. 69 en nr. 9, blz. 29.
Met de evaluatie van de Inv. Wet 1990 is inmiddels een aanvang gemaakt. Dit onderdeel zal daarin worden meegenomen. Het onderzoek is gaande en zal waarschijnlijk binnenkort worden afgerond. Resultaten kunnen worden meegenomen bij het wetsontwerp wijziging reorganisatiefaciliteit overdrachtsbelasting. Eind 1994 is een onderzoek gestart of de middelingsregeling naar tevredenheid werkt. Rapportage in 1995.
1988–1989
1989–1990
Staatssecretaris tijdens debat op 27 juni 1 989 in de TK inzake wetsvoorstel vrijstelling fusies voor de kapitaalsbelasting. Handelingen II, 1988–1989, blz. 6668.
Bereid om, zodra voldoende materiaal ter beschikking is, te bezien of de middelingsregeling naar tevredenheid werkt. Bereid na te gaan of het mogelijk is onderzoek in te stellen naar het feitelijk gebruik van beleggingsinstellingen door ondernemingen.
Staatssecretaris tijdens UCV op 22 november 1989 inzake reparatiewetgeving Oort, Handelingen UCV 1989–1990, nr. 1, blz. 53. Staatssecretaris tijdens UCV op 4 december 1989 inzake wijziging van de vennootschapsbelasting met betrekking tot het regime voor beleggingsinstellingen, Handelingen UCV, 1989–1990, nr. 44, blz. 19.
1989–1990
Evaluatie nieuwe regime beleggingsinstellingen.
1989–1990
Na enige tijd zal de Kamer worden gerapporteerd hoe de toepassing van artikel 41 (bij de totstandkoming van de Invorderingswet 1 990 vernummerd in artikel 40) in de praktijk werkt.
Staatssecretaris tijdens UCV op 4 december 1989 inzake wijziging van de vennootschapsbelasting met betrekking tot het regime voor beleggingsinstellingen, Handelingen UCV, 1989–1990, nr. 44, blz. 31. Staatssecretaris tijdens debat op 14 december 1989 inzake het wetsvoorstel Invorderingswet 1990. Handelingen II, 1989–1990, blz. 831.
1989–1990
Dit onderzoek is toegezegd in het kader van de evaluatie van het nieuwe regime voor beleggingsinstellingen. Deze evaluatie heeft een aanvang genomen nadat de aangiften Vpb 1991 (het eerste volledige jaar dat het nieuwe regime in werking is) op de eenheden ontvangen zijn. Zie in dit verband Handelingen UCV, 1989–1990, nr. 4, blz. 31/32. Deze evaluatie heeft een aanvang genomen nadat de aangiften 1991 (het eerste volledige jaar dat het nieuwe regime in werking is) op de eenheden ontvangen zijn. Met de evaluatie van de Inv. Wet 1990 is inmiddels een aanvang gemaakt. Dit onderdeel zal daarin worden meegenomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
38
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1991–1992
Notitie inzake pseudo-wetgeving.
Staatssecretaris tijdens mondeling overleg op 31 oktober 1991 inzake fiscale zaken Kamerstukken II 1991– 1992, 22 300 IXB, nr. 17, blz. 9.
1991–1992
Problematiek van zetelverplaatsing kasgeldvennootschappen.
1991–1992
Notitie inzake de wijze waarop de zekerheidsstelling voor de accijns in de praktijk werkt.
1991–1992
Evalueren van de werking van het wetsontwerp brede herwaardering in de praktijk in samenwerking met de verzekeraars. In overleg treden met de verzekeraars over de fiscale positie van fractieverzekeringen.
Staatssecretaris tijdens mondeling overleg op 31 oktober 1991 inzake fiscale zaken. Kamerstukken II 1991– 1992, 22 300 IXB, nr 17, blz. 10. Staatssecretaris tijdens debat op 5 december 1991 inzake wijziging van de Algemene wet inzake de douane en de accijnzen. Handelingen II 1991–1992, blz. 2176. Staatssecretaris tijdens debat op 10 december 1991 inzake de brede herwaardering. Handelingen I 1991– 1992, blz. 393 en 402. Staatssecretaris tijdens debat op 10 december 1991 inzake de brede herwaardering. Handelingen I 19911992, blz. 389. Staatssecretaris tijdens debat op 11 juni 1992 inzake de heffings- en de invorderingsrente, Handelingen II, 1991–1992, blz. 5362.
Bij besluit van 21 juli 1995 zijn de binnen de Belastingdienst geldende regels inzake de voorbereiding en vaststelling van fiscaal uitvoeringsbeleid bekend gemaakt. De openbaarmaking van fiscale beleidsbeslissingen is gestroomlijnd en loopt thans via een centraal punt bij de FIOD/Inlichtingendienst. Deze problematiek maakt onderdeel uit van de herziening van het regime aanmerkelijk belang.
1991–1992
1991–1992
Bereidheid om te bezien of een andere wijze van administratie het nadeel van de huidige administratie van de rente-uitgaven op IXB en de rente op de staatsschuld IXA bestaande in het ontbreken van compensatie tussen beide bedragen kan worden opgeheven.
1986–1987
Evaluatie renteregeling. Hierbij zal naast de budgettaire en organisatorische gevolgen van de regeling tevens met reacties van belastingplichtigen en hulpverleners rekening worden gehouden.
Staatssecretaris tijdens debat met de EK inzake de heffingsrente op 24 maart 1987, Handelingen I, 1986– 1987, blz. 977.
1991–1992
Bij fundamentele herbezinning op de rente-regeling zal ook worden nagegaan of het renteloze drempeltijdvak afgeschaft kan worden. Evaluatie van de renteregeling over anderhalf of drie jaar, leidend tot een fundamentele herbezinning waarbij resultaat van de voorgestelde maatregelen onder ogen zal worden gezien. Tevens rekening houden met reacties belastingplichtigen en hulpverleners. Te gelegener tijd de Kamer informeren, zonodig vertrouwelijk, over resultaten van de aanpak van de bestrijding van handel in vervangingsreserve-vennootschappen. Studie naar de mogelijkheden om de grondslag van de motorrijtuigenbelasting en de bijzondere verbruiksbelasting (BPM) te differentie¨ren met het oog op milieu-aspecten.
Staatssecretaris tijdens debat op 11 juni 1992 inzake de heffings- en invorderingsrente, Handelingen II, 1991–1992, blz. 5368. Staatssecretaris tijdens debat op 11 juni 1992 inzake de heffings- en invorderingsrente, Handelingen II, 1991–1992, blz. 5368.
1991–1992
1992–1993
1990–1991 – 1992–1993
Wacht op resultaten van het onderzoek dat thans in EG-verband wordt verricht naar de zekerheidsstelling in de lid-staten. Uitvoering evaluatie is gepland voor 1996.
Dit overleg is gaande. Beslispuntennotitie is in voorbereiding.
In het kader van de nieuwe begrotingssystematiek zijn de uitgaven en ontvangsten heffings- en invorderingsrente, in verband met de nauwe samenhang met de belastingontvangsten, niet meegenomen in de uitgavenijklijn. Daarmee is de facto een oplossing gecree¨erd voor de door de Kamer gesignaleerde problematiek. Inmiddels is de regeling heffings- en invorderingsrente in september 1992 aangepast, en wordt de toegezegde evaluatie meegenomen met de evaluatie zoals toegezegd op 11 juni 1992 (Handelingen II, 1991/1992, blz. 5368). Evaluatie moet nog worden uitgevoerd. Bij evaluatie renteregeling in 1995.
Bij evaluatie renteregeling in 1995.
Staatssecretaris tijdens debat op 11 november 1992 inzake het begrotingshoofdstuk voor financie¨n. Handelingen II, 1992–1993, blz. 1520.
Er lopen enige civiele procedures. Na afloop van die procedures zal de Kamer worden geı¨nformeerd. Deze procedures zullen niet binnen korte termijn zijn afgedaan.
Staatssecretaris in zijn brief van 19 april 1991 inzake actualisering van het fiscale wetgevende programma. Kamerstukken II 1990– 1991, 21 800 IXB, nr. 39. Staatssecretaris tijdens debat op 3december 1992 inzake de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Handelingen II, 1992–1993, blz. 2266 en 2276.
Wordt meegenomen in de subwerkgroep vergroening van het fiscale stelsel.
Idem
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
39
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1992–1993
Overleg met de bedrijfstak van het besloten busvervoer of binnen het kader van de wettelijke bepalingen een soortgelijke teruggaafregeling kan worden getroffen als geldt voor het openbare busvervoer. Te zamen met de belastingdienst zal worden nagegaan op welke manier een vlotte afhandeling van geschillen bij een arbitrageprocedure kan worden nagestreefd. Evaluatie winstdelingsregeling die mede benut zal worden om te bezien of verdere stroomlijning van de bestaande bedrijfsspaarregelingen kan worden overwogen. Problematiek inzake het lot van de bedrijfsspaarregelingen in gevallen van faillissement zal worden voorgelegd aan de minister van Justitie.
Staatssecretaris in nota naar aanleiding van het eindverslag inzake de motorrijtuigenbelasting 1994 van 7 juni 1993, Kamerstukken II 1992/ 1993, 22 298, nr. 8, blz. 14.
De uitvoeringsaspecten zijn in kaart gebracht. Overleg met het bedrijfsleven is afgerond. Afronding regeling in juli/augustus.
Staatssecretaris tijdens debat op 7 september 1993 inzake het arbitrageverdrag. Handelingen II, 1992/1993, blz. 6739.
Het verdrag is op 1 januari 1995 in werking getreden. Thans wordt gewerkt aan uitvoeringsregelingen rond dit verdrag waarbij ook deze toezegging aan de orde komt. Een evaluatie kan plaatsvinden zodra enige jaren ervaring is opgedaan met het gebruik van de nieuwe regelingen in de praktijk (tot en met 1996 geldt een overgangsregeling). Op 10 september 1993 brief gestuurd aan minister van Justitie (WDB93/268). Minister van Justitie heeft op 25 november 1993 brief teruggestuurd met mededeling dat op wetsvoorstel 22 942 (voorrecht en bodemrecht) een nota van wijziging zal worden ingediend (WDB93/416). Deze zal voor de openbare behandeling worden ingediend. Deze rapportage die aanvankelijk was voorzien voor de tweede helft van 1994 wordt thans – mede als gevolg van nadere gegevensverzameling – voorzien voor het derde kwartaal van 1995.
1992–1993
1992–1993
1992–1993
1992–1993
Onderzoek naar en herijking van de vrijstellingen in de motorrijtuigenbelasting en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen met inbegrip van de bestaande vrijstelling voor taxi’s terwijl autobussen deze vrijstelling niet genieten.
1993–1994
Nagedacht zal worden over de suggestie van een waarborgsom.
1993–1994
De behandeling van tijdelijke leenauto’s in het nieuwe regime zal nog eens met het bedrijfsleven worden besproken.
1993–1994
Nadenken en analyseren hoe verder te gaan met de gedachte van een algemene parkeerbelasting.
1993–1994
Evaluatie van de werking van de BPM over de periode 1994–1995.
Staatssecretaris tijdens debat op 7 september 1993 inzake het initiatief wetsvoorstel Vermeend/ Vreugdenhil inzake winstdeling. Handelingen II, 1992/1993, blz. 6755. Staatssecretaris tijdens debat op 7 september 1993 inzake het initiatief wetsvoorstel Vermeend/ Vreugdenhil inzake winstdeling. Handelingen II, 1992/1993, blz. 6764.
Staatssecretaris tijdens debat op 3 december 1992 inzake de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Handelingen II, 1992–1993, blz. 2277.
Staatssecretaris tijdens UCV op 18oktober 1993 inzake het wetsvoorstel Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Handelingen UCV, 1993/ 1994, nr. 6, blz. 20. Staatssecretaris tijdens UCV op 18oktober 1993 inzake het wetsvoorstel Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Handelingen UCV, 1993/ 1994, nr. 6, blz. 20. Staatssecretaris tijdens UCV op 18 oktober 1993 inzake het wetsvoorstel Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Handelingen UCV, 1993/ 1994, nr. 6, blz. 20. Staatssecretaris tijdens UCV op 18 oktober 1993 inzake het wetsvoorstel Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Handelingen UCV, 1993/ 1994, nr. 6, blz. 20. Staatssecretaris tijdens UCV op 18oktober 1993 inzake het wetsvoorstel Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Handelingen UCV, 1993/ 1994, nr. 6, blz. 22–23. Staatssecretaris tijdens debat op 10 november 1993 inzake het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de BPM in verband met verruiming van het begrip personenauto. Handelingen II, 1993/1994, blz. 1706. (Kamerstuk 23 215).
Idem
Idem
Wordt meegenomen bij 1e tussentijdse rapportage evaluatie MRB 1994.
Met het relevante bedrijfsleven heeft overleg plaatsgevonden. Een praktische oplossing wordt uitgewerkt.
Wordt meegenomen bij 1e tussentijdse rapportage evaluatie MRB 1994.
Plan van aanpak is in 1994 gemaakt, evaluatie wordt begin 1996 aan TK gezonden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
40
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
De collega’s van Financie¨n en Verkeer en Waterstaat zullen nog eens nagaan of er mogelijkheden zijn om een onbedoeld of te onbelemmerd gebruik van autoleaseconstructies op een houdbare en uitvoerbare manier te beheersen Onderzocht zal worden of aan storting op de G-rekening de consequentie van vrijwaring kan worden verbonden. Met de Kamer zal worden gepraat over de werking van de G-rekening en van de bescherming van daarop gestorte bedragen. Eerst zal echter overleg gepleegd moeten worden met de collega van SoZa. Daarover zal met hem contact worden opgenomen. Het spreekt voor zich dat de Kamer geı¨nformeerd zal worden over het eindresultaat als de actie is afgelopen. Bovendien kan dan van gedachten worden gewisseld over alle voors en tegens van het systeem. Contact opnemen met ministerie van Justitie over mogelijke civielrechtelijke knelpunten die het aandelenbezit van werknemers belemmeren. Het in beeld brengen van deze knelpunten en vervolgens daarover rapporteren. Vanuit een positieve grondhouding bezien of het mogelijk is een indexcijfer voor administratieve lastendruk in te voeren.
Minister-president tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer d.d. 22 september 1994, Handelingen II, 1994/1995, blz. 3–138.
Onderzoek is gaande.
Staatssecretaris tijdens m.o. op 20 januari 1993 inzake misbruik en oneigenlijk gebruik van belastingen etc. (Kamerstukken II, 1992–1993, 17 050, nr. 170, blz. 10) en op 9 september 1993 Handelingen 1992/1993, blz. 6848. Staatssecretaris tijdens het begrotingsonderzoek Financie¨n d.d. 29 september 1994, Kamerstukken II 1994/1995, 23 900 IXB, nr. 4, blz. 5.
Studies ter zake zijn gaande. Wordt betrokken bij het wetsvoorstel inlenersaansprakelijkheid. Advies van de SVR ontvangen op 15 december 1994. Inmiddels heeft medio maart 1995 een consultatieronde met de uitvoeringsorganen (Belastingdienst en bedrijfsverenigingen) en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven plaatsgevonden. Mede op basis van het resultaat van de consultatieronde is thans een kabinetsstandpunt in voorbereiding.
Staatssecretaris tijdens debat Algemene Financie¨le Beschouwingen op 13 oktober. Handelingen II 1994/1995, blz. 10–397.
Overleg gaande in samenhang met wetsvoorstel 23 438.
Staatssecretaris tijdens debat Algemene Financie¨le Beschouwingen op 13 oktober. Kamerstukken II 1994/1995, 23 900, nr. 4, blz. 397.
Dit indexcijfer kan bijvoorbeeld jaarlijks worden gepubliceerd in het Beheersverslag van de Belastingdienst. Bij het invoeren van dit indexcijfer kan gebruik worden gemaakt van de rapportage van de commissie Vermindering administratieve lastendruk. Deze commissie heeft aan het E.I.M. opdracht gegeven een «Standaardkostenmodel fiscale administratieve verplichtingen» te ontwikkelen. Zie ook persbericht 94/175 van 21 december 1994 over de brief die de Staatssecretaris naar aanleiding van de eerste rapportage van de Commissie naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het concept-rapport van het E.I.M. wordt in de zomer van 1995 verwacht. Financie¨n zal dit onderwerp bij de voorbereiding van een nieuwe LT-exercitie van het CPB-voorzien voor de jaren 1997 en 1998 – inbrengen.
1992–1993 /1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
Kapitaaldekking van de AOW. In samenwerking met minister van SoZaWe zal de suggestie van de kapitaaldekking voor de AOW (mede vanuit de fiscale invalshoek) worden bekeken. Nagegaan wordt of het CPB in het kader van een lange termijn exercitie een beschouwing aan dit onderwerp kan wijden. Afkoop alimentatie door het storten van een koopsom bij een verzekeringsmaatschappij voor een lijfrente. Toezegging om dat te onderzoeken.
Minister tijdens debat Algemene Financie¨le Beschouwingen op 13 oktober. Kamerstukken II 1994/ 1995, 23 900, nr. 4, blz. 395.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 7 november 1994, Kamerstukken II 23 046, nr. 18, blz. 22.
Onderzoek is gestart. Er is een brief gestuurd aan de Orde van Advocaten en aan de KNB.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
41
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
Op eventuele controle door de belastingdienst van onttrekking van grondwater zal worden teruggekomen. Onderzoek naar de mogelijkheid van een forfaitaire heffing, alsmede verlaging vrijstellingsgrens voor beregening en bevloeiı¨ng van 100 000 m3 naar 40 000 m3 als ervaring is opgedaan met de nieuwe belastingen. Betrekken van de verwerking van afvalstoffen in eigen beheer onder de afvalstoffenbelasting op nader te bepalen datum. Evaluatie-onderzoek m.b.t. grondwaterbelasting en afvalstoffenbelasting over uitvoerbaarheid en mogelijk in de praktijk gebleken negatieve milieu-effecten en economische problemen indien WBM op 1 januari 1995 in werking treedt: afronding in de loop van 1997. De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van nieuwe gegevens en informatie met betrekking tot de evaluatie. –Begin 1994 zal aan de Kamer worden gerapporteerd inzake andere grondslagen voor mogelijke nieuwe milieubelastingen. – Bereid om bij de vormgeving van nieuwe belastingen met een milieugrondslag naast de vooropstaande financieringsdoelstelling nadrukkelijk rekening te houden met het milieu-aspect. Gedachte om bepaalde milieuvriendelijke maatregelen te stimuleren dan wel negatieve effecten af te remmen of weg te nemen. Kamer zal als ervaring is opgedaan met de nieuwe belasting op grondwater en afval worden bericht. Er zal een notitie worden opgesteld over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de ecologisering van belastingen. Daarbij zullen de criteria worden aangegeven op basis waarvan al dan niet kan worden besloten tot grondslagverbreding, en zal worden aangegeven wat de budgettaire opbrengst is en wat de effecten zijn. Ook zullen internationale aspecten worden meegewogen. De notitie zal voor het zomerreces 1995 bij de Kamer zijn. Er zal op de hele problematiek van de ecologisering nog worden teruggekomen. In dat kader zal ook het debat met de Kamer worden aangegaan. Op het gebied van de fiscaliteit is een werkgroep aan de slag gegaan die concrete maatregelen aan het inventariseren is om de administratieve-lastendruk te beperken.
Staatssecretaris tijdens debat op 21 oktober 1993 inzake verbruiksbelastingen op milieugrondslag. Handelingen II, 1993/1994, blz. 996 en in de Nota n.a.v. het verslag bij het verfijningsvoorstel (23 935), alsmede Memorie van antwoord, Kamerstukken 1993/1994, 22 849 en 22 851, nr. 91b, blz. 18.
Loopt mee in evaluatie o.g.v. art. 38a WBM. Evaluatie is gestart na inwerkingtreding van de wet. Plan van aanpak wordt thans opgesteld.
Amendement v.d. Vaart/van Houwelingen, Kamerstukken II, 1993–1994, 22 851, nr. 11.
Idem
Staatssecretaris in Nota n.a.v. verslag verfijningswetsvoorstel (23 935) van 10 november 1994 aan TK.
Idem
Staatssecretaris tijdens debat wetgevingsoverleg op 21 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 935 enz., nr. 12, blz. 15. Staatssecretaris tijdens debat op 21 oktober 1993 inzake verbruiksbelastingen op milieugrondslag. Handelingen II, 1993/1994, blz. 990 en 991.
Idem
1993–1994
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
Rapport inzake mogelijke verbreding belastingen op milieu-grondslag in voorbereiding; zal in zomerreces 1995 worden aangeboden aan de subwerkgroep vergroening van het fiscale stelsel. («Begin 1994» is achterhaald door uitlating van de Staatssecretaris tijdens debat wetgevingsoverleg op 21 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 935, nr. 12, blz. 16).
Staatssecretaris tijdens debat wetgevingsoverleg op 21 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 935 enz., nr. 12, blz. 13–14 en blz. 16.
Idem
Staatssecretaris tijdens debat wetgevingsoverleg op 21 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 935 enz., nr. 12, blz. 15.
Idem
Minister tijdens Algemene Politieke en Financie¨le Beschouwingen in de Eerste Kamer, Handelingen I, 1994/ 1995, blz. 7–176.
De commissie vermindering administratieve verplichtingen bedrijfsleven, bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de ministeries van EZ, SZW en Financie¨n en de belastingdienst, zal in 1995 met concrete maatregelen en aanbevelingen komen om de administratieve lastendruk te verminderen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
42
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1994–1995
In het kader van het project marktwerking en deregulering zal het kabinet initiatieven nemen om de dynamiek van de Nederlandse economie op een aantal punten verder te bevorderen. De Europese ontwikkelingen op het gebied van een lastenverschuiving tussen kapitaal en arbeid zullen goed voor ogen worden gehouden. Op Financie¨n zal aan de slag worden gegaan om te kijken of het synthetische inkomensbegrip, ook gelet op Europese ontwikkelingen, niet meer zou moeten gaan in de richting van een analytisch systeem. Daarvoor zal een bepaalde strategie worden geformuleerd. De Staatssecretaris is bereid op een later tijdstip met de Kamer van gedachten te wisselen over de vraag of een fiscale faciliteit voor kinderopvang niet een forfaitair karakter kan krijgen of in een anderszins gewijzigde vorm moet worden gegoten. Deze discussie zou echter moeten worden ingebed in het bredere kader van de fiscaal-technische herziening IB/LB. Er wordt een inventarisatie gemaakt van de problemen en effecten die bij gebruikmaking van de spaarloonregeling ontstaan door samenloop met de ziekenfondsgrens. Nota inzake integratie van belasting van personenauto’s en motorrijwielen met motorrijtuigenbelasting.
Minister tijdens Algemene Politieke en Financie¨le Beschouwingen in de Eerste Kamer, Handelingen I, 1994/ 1995, blz. 7–176.
De fiscaliteit maakt hiervan onderdeel uit.
Minister tijdens Algemene Politieke en Financie¨le Beschouwingen in de Eerste Kamer, Handelingen I, 1994/ 1995, blz. 7–177.
De internationale ontwikkelingen op dit terrein worden gevolgd.
Staatssecretaris tijdens behandeling wetsvoorstel novelle kinderopvang, Handelingen II, 1994/1995, blz. 26–1641.
Is ingebracht in de werkgroep fiscaaltechnische herziening IB/LB.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 25.
Wordt zo nodig betrokken bij de evaluatie spaarloonregeling
Staatssecretaris tijdens debat op 3 december 1992 inzake de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Handelingen II, 1992–1993, blz. 2266) en op 23 december 1992 (Handelingen I, 1992–1993, blz. 520). Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 39. Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 42.
Studie nagenoeg afgerond. Rapportage voorzien 3e kwartaal 1995.
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1992–1993 /1994–1995
1994–1995
De toezegging van het vorige kabinet wordt overgenomen dat de introductie van de WOZ-waarde vergezeld zal gaan van een voorlichtingscampagne.
Idem
Wordt uitgevoerd bij introductie WOZwaarde.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
43
Vergaderjaar
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
1993–1994 /1994–1995
Met betrekking tot de afschaffing van de pv-rente zullen: – mogelijke maatregelen om tot afschaffing van de pv-rente te komen op «voors en tegens» worden onderzocht; – de onbedoelde effecten van de beperking van de rente-aftrek in het kader van de samenloop-regeling worden geïnventariseerd. De mogelijkheden om deze effecten weg te nemen zullen worden bezien. Het uitstel van de rentemaatregel in de samenloopregeling VB wordt meegenomen. – begrijpelijkheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de maatregelen buitengewoon goed worden getoetst; De invoering van deze wetgeving wordt betrokken bij komende begrotingen gedurende deze kabinetsperiode. Indien het niet mocht lukken tot afschaffing te komen, zal de Kamer daarvan in kennis worden gesteld. Er zal worden nagegaan of in Amerika en Engeland speciale regelingen bestaan op het gebied van de sponsoring van studie. De directe effecten van de spaarloonregeling op de Vpb.-opbrengst zullen nog eens worden gee¨valueerd zodra er over meer en hardere cijfers wordt beschikt. Er zal worden nagegaan of in de praktijk wellicht behoefte bestaat aan een regeling om, mede in relatie met de handel in verlies-BV’s, bij beschikking te laten vaststellen dat een onderneming voor toepassing van art. 20, lid 5 Vpb. is gestaakt. Kamer informeren over Rijnvaartproblematiek.
Staatssecretaris tijdens debat op 22 december 1993 inzake de wijziging van de vermogensbelasting. Handelingen II, 1993/1994, blz. 771.
Onderzoek naar onbedoelde effecten is gaande. Inwerkingtreding vooralsnog verschoven.
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1992–1993 /1994–1995
In EU-verband pleiten voor het in bijlage H bij de Zesde BTW-richtlijn opnemen van milieu-vriendelijke en energie besparende goederen en diensten. Hetzelfde geldt voor arbeidsintensieve diensten. Daartoe nationaal een onderzoek naar mogelijkheden en wensen uitvoeren en over resultaat hiervan de Kamer informeren.
Minister tijdens Algemene Politieke en Financie¨le Beschouwingen in de Eerste Kamer, Handelingen I, 1994/ 1995, blz. 7–178. Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 12. Staatssecretaris tijdens het debat over het Belastingplan, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1936.
Staatssecretaris tijdens het debat over het Belastingplan, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1937.
De Kamer zal op korte termijn een brief over dit onderwerp ontvangen.
Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel tot wijziging van de spaarloonregeling, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1948.
Er zijn nog geen cijfers beschikbaar. Rapportage aan de Kamer zal plaatsvinden zodra cijfers beschikbaar zijn.
Staatssecretaris tijdens het debat over onbeperkte voorwaartse verliescompensatie, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1973.
Dit onderwerp zal aan de orde worden gesteld in het landelijk technisch overleg Vpb.
Staatssecretaris tijdens algemeen overleg met de Vaste Commissie voor Financie¨n op 1 februari 1995 (23 638, nr. 6, blz. 8). Staatssecretaris tijdens mondeling overleg op 10 november 1992 inzake de vervolgrapportage fiscale instrumenten milieubeleid (A106). Kamerstukken II, 1992–1993, 22 779, nr. 3, blz. 9. Staatssecretaris tijdens debat op 2 december 1992 inzake het belastingplan 1993. Handelingen II 1992–1993, blz. 2239. Staatssecretaris tijdens debat op 23 december 1992 inzake het belastingplan 1993. Handelingen I, 1992– 1993, blz. 496. Minister tijdens debat op 13 oktober 1993 inzake algemene financie¨le beschouwingen. Handelingen II, 1993/1994, blz. 671/672. Staatssecretaris in schriftelijk antwoord op vragen tijdens debat op 2 december 1993 inzake het belastingplan 1994. Handelingen II, 1993/1994, blz. 2583.
In voorbereiding.
Op korte termijn zal over de mogelijkheden tot tariefdifferentiatie een notitie aan de TK kunnen worden aangeboden. Wordt in EU-verband opnieuw aan de orde gesteld bij de periodieke herziening van de BTWtariefindeling. Bij de Europese Commissie is een verzoek ingediend om te mogen experimenteren met arbeidsintensieve diensten Idem
Idem
Idem
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
44
Vergaderjaar
1994–1995
Omschrijving van de toezegging
Invoeren evenementenregeling MRB tijdens schorsing.
Hierover zal nader overleg worden gevoerd met de Tweede Kamer.
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
1994–1995
In kader onderzoek milieuvriendelijker belastingen wordt aandacht besteed aan de zuinige auto. Hierover zal aan de Kamer worden gerapporteerd. Het APK-deel van de zuinig-problematiek zal worden besproken met de collega van V&W. De Tweede Kamer inlichten bij gebleken knelpunten inzake houders die deel van het jaar in buitenland verblijven. Toegezegd na te gaan of het mogelijk is gegevens te verstrekken over de afkoop van pensioenen in de afgelopen vijf jaren in de relatie tot de Nederlandse Antillen en Aruba. Met de staatssecretaris van EZ zal overleg worden gepleegd of het initiatief moet worden genomen voor overleg met de Kamer over de mogelijkheden om zwakke regio’s te ondersteunen. Op zichzelf is het interessant om meer zicht te krijgen op de maatschappelijke kosten van de Vermogensbelasting. Ik ben best bereid om intern op het departement na te gaan of hieraan een vervolg gegeven kan worden. Dit zeg ik toe.
De werkgroep fiscaal-technische herziening IB/LB zal zich gaan bezighouden met het stelsel van de vermogensbelasting en de heffing over vermogensinkomsten. Daarbij zal ook, mede in het licht van de gelijke behandeling, de ondernemingsvrijstelling in de VB worden betrokken.
Vindplaats
Stand van zaken
Minister tijdens Algemene Politieke en Financie¨le Beschouwingen in de Eerste Kamer, Handelingen I, 1994/ 1995, blz. 7–177/7–202. Staatssecretaris tijdens algemeen overleg met de vaste Commissie voor Financie¨n, voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 21 februari 1995 (23 675, nr. 2, blz. 5). Staatssecretaris in gezamenlijke brief met Minister V&W van 22 februari 1995 (Kamerstukken II, 1994–1995, 23 934, nr. 9). Staatssecretaris tijdens mondelinge behandeling Invoeringswet Wet op de Motorrijtuigenbelasting op 1 maart 1995, Handelingen II, 53–3350 en 53–3351. Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg over Invoeringswet Wet op de Motorrijtuigenbelasting 1994 op 15 februari 1995 (Kamerstukken II, 1994–1995, 23 934, nr. 8, blz. 7) en tijdens mondelinge behandeling idem op 1 maart 1995, Handelingen II, blz. 53–3351. Staatssecretaris tijdens mondelinge behandeling van de Invoeringswet Wet op de Motorrijtuigenbelasting op 1 maart 1995, Handelingen II, blz. 53–3354. Staatssecretaris tijdens overleg met de vaste Commissie voor Financie¨n en de vaste Commissie voor Antilliaanse Zaken over het Antillendossier, op 15 maart 1995. Staatssecretaris tijdens mondeling overleg inzake de fiscale infrastructuur met de vaste Commissie voor Financie¨n op 16 maart 1995, Kamerstukken II, 1994–1995.
Idem
Staatssecretaris tijdens het begrotingsonderzoek Financie¨n d.d. 29 september 1994, Kamerstukken II 1994/1995, 23 900 IXB, nr. 4, blz. 8.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 34.
Idem
Regeling in voorbereiding
Idem.
Wordt bezien door de sub-werkgroep vergroening van het fiscale stelsel.
Problematiek wordt thans in overleg met V&W bezien.
Binnen het ministerie is thans het bedoelde onderzoek gaande.
Wordt bezien.
Subwerkgroep I (vermogensinkomsten, winst uit aanmerkelijk belang en vermogensbelasting) van de werkgroep fiscaal-technische herziening IB/LB beziet in een breed kader de problematiek van de vermogensbelasting. Eindrapportage van de subwerkgroep zal, overeenkomstig de instellingsbeschikking van de werkgroep fiscaal-technische herziening IB/LB, uiterlijk op 1 april 1996 aan de staatssecretaris van Financie¨n worden aangeboden. Idem
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
45
Vergaderjaar
1994–1995
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
Er wordt gewerkt aan een verdere (juridische) analyse van de argumenten voor en tegen het maken van onderscheid tussen prive´vermogen en ondernemingsvermogen in de Vermogensbelasting. Daarbij wordt ook het negatieve advies van de Raad van State op dit punt meegenomen. De Staatssecretaris zegt toe een brede afweging te maken op het terrein van de Vermogensbelasting op ondernemingsvermogen. Daarbij moeten art. 26 Bupo, de werkgelegenheidseffecten en de doelmatigheid en doeltreffendheid van de inzet van financie¨le middelen worden betrokken. Er zal in internationaal perspectief in beeld worden gebracht wat de positie van de vermogensbelasting is. Bovendien moet de vermogensbelasting in het bredere verband van de technische herziening worden bezien. Er wordt gewerkt aan een algemene analyse van de relatie tussen art. 26 Bupo en fiscale wetgeving. Dit wordt toegespitst op de vrijstelling van ondernemingsgebonden vermogen en de relatie tot inkomsten uit vermogen. Er wordt naar gestreefd om dit najaar met een rapportage te komen met betrekking tot de fundamentele studie naar de vermogensbelasting, die meeloopt met het onderzoek naar inkomsten uit vermogen. Invoeren verzamelaarsregeling met maximum van 250 gulden schorsingstarief per jaar voor motorrijtuigen van 15 jaar en ouder.
Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 28 november 1994, Kamerstukken II, 1994–1995, 23 942 enz., nr. 9, blz. 34.
Idem
Staatssecretaris tijdens het debat over het wetsvoorstel tot wijziging van de wet vermogensbelasting, Handelingen II, 1994/1995, blz. 30–1968/30–1970.
Idem
Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Eerste Kamer tot behandeling van diverse fiscale wetsvoorstellen van 21 december 1994, Handelingen I, 1994/1995, 12–448.
Idem
Staatssecretaris tijdens het plenaire debat in de Eerste Kamer tot behandeling van diverse fiscale wetsvoorstellen van 21 december 1994, Handelingen I, 1994/1995, 12–448 / 12–449.
Idem
Staatssecretaris tijdens mondeling overleg inzake de fiscale infrastructuur met de vaste Commissie voor Financie¨n op 16 maart 1995.
Idem
Staatssecretaris in gezamenlijke brief met Minister van V&W van 23 maart 1995 (Kamerstukken II 1994–1995, 23 934, nr. 12).
Regeling bij V&W in voorbereiding.
A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties (niet-fiscaal) Omschrijving van de motie
Vindplaats
Stand van zaken
Schutte Van Rijn etc. verzoekt de regering te bevorderen dat ook casino’s op korte termijn op grond van art. 1a, 9e van de wet MOT worden aangewezen als instellingen die financie¨le diensten verlenen in de zin van deze wet
Kamerstukken II 1993/1994, 23 009, nr.15
Per 1 januari 1995 onder de wet gebracht
De Korte verzoekt de regering de aangekondigde evaluatie (inzake Wet MOT) na twee jaar te laten plaatsvinden en deze evaluatie aan de Kamer te doen toekomen
Kamerstukken II 1993/1994, 23 009, nr.16
Over 1 jaar (1996) zal notitie naar Kamer gezonden worden. De vorm waarin dit zal geschieden moet nog worden bekeken
Van Heemst v.d. Hoeven verzoekt de regering de haalbaarheid van een bundeling van museale activiteiten van de Nederlandse Bank NV, het Muntmuseum en het Penningkabinet, te onderzoeken en de Kamer in de loop van 1994 verslag te doen
Kamerstukken II 1993/1994, 23 413, nr.11
Onderzoek is gaande
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
46
Van Dijke Smits etc. verzoekt de regering te bevorderen dat de Verzekeringskamer in 1995 een notitie ontwikkelt die criteria aangeeft als gevolg waarvan uitvaartverenigingen buiten het bereik van de WTN vallen en dit ter beoordeling aan de Kamer voor te leggen
Kamerstukken II 1994/1995, 23 688, nr.13
De verzekeringskamer is bij brief van 17 februari 1995 gevraagd om een notitie op te stellen
Rosenmo¨ller verzoekt het aan de Kamer voor te leggen standpunt inzake de gasopslag Langelo te voorzien van een oordeel door een onafhankelijk instituut en voor de jaarwisseling aan de Kamer te doen toekomen
Kamerstukken II 1994/1995, 23 900, nr.12
Brief aan Tweede Kamer d.d. 6 december 1994 (Handelingen II 1994–1995, 23 819 nr.5)
B. Door de bewindslieden gedane toezeggingen (niet-fiscaal) Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
Evaluatie Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, 5 jaar na inwerkingtreding van de wet
Minister tijdens de mondelinge behandeling
Voorstel van WABB op 6 september 1990 Handelingen II 1990–1991, blz. 5 082 Pro memorie (1996)
De minister zan ±3 jaar na verzelfstandiging van de Verzekeringskamer een voortgangsverslag naar de kamer sturen waarin systematisch wordt nagegaan wat de doelstellingen waren, wat de belangrijkste redenen waren om tot een nieuwe vormgeving te komen, wat er aan knelpunten is weggenomen en op welke wijze de Verzekeringskamer nieuwe stijl in staat is een aantal van die uitdagingen van een antwoord te voorzien
Minister tijdens behandeling van wetsvoorstel houdende regels m.b.t. de verzelfstandiging van de Verzekeringskamer op 4 juni 1992. Handelingen II 1991–1992, blz. 5 241 Het voorbereidend onderzoek is in gang gezet
De minister zegt toe dat in het vervolgonderzoek m.b.t. de interimmaatregel Financie¨le Verhoudingswet 1984 ook het bijstandsaandeel van de vier grote steden meer ten principale aan de orde zal zijn
Minister tijdens de Algemene Politieke en Financie¨le Beschouwingen op 15 oktober 1992. Handelingen II 1992–1993, blz. 579–580
De minister zal de mogelijkheden laten analyseren om Suriname weer op de lijst van voor herverzekering en exportkredieten in aanmerking komende landen te plaatsen
Minister tijdens behandeling begroting Financie¨n 1993 op 11 november 1992. Handelingen II 1992–1993, blz. 1508
Na enige tijd ervaring met de eindejaarsmarge en budgetteringsafspraken zal worden bekeken of deze instrumenten aanpassing behoeven
Minister tijdens mondeling overleg van de cie. Rijksuitgaven over de nota «Uitwerking verder bouwen aan beheer» op 19 november 1992
Vanuit Financie¨n zal er alles aan gedaan worden om tot een goede afstemming met het CPB te komen waar het gaat om de wijze waarop berekeningen (ramingsmethoden) en definities (financierings-tekort/EMUtekort) worden gehanteerd, zij het dat er altijd een verschil blijft tussen het CPB en de regering
Minister tijdens Alg.Fin.Beschouwingen op 13 oktober 1993. Handelingen II 1993/1994, blz. 668 en 710
De vraag van mw. Van Rijn of het rol van DNB bij het toezicht op de grenswisselkantoren ook onder de wet inzake de informatie-uitwisseling gebracht wordt, wordt ontkennend beantwoord omdat er geen sprake is van bedrijfseconomisch toezicht. De minister zegt wel toe te bezien of het door haar bepleite alsnog in de voorgestelde wettelijke regeling kan worden ingepast
Minister tijdens behandeling van de wetvoorstellen WIF (23 008) en MoT (23 009) op 14 oktober 1993. Handelingen II 1993–1994, blz. 803
Is verwerkt in wet inzake wisselkantoren. Wet is in werking getreden op 1 maart 1995
Aan de hand van een nader tussentijds verslag van de Verzekeringskamer de gebeurtenissen m.b.t. Cie.d’Or evalueren en conclusies trekken, teneinde kans op herhalingen van situaties als hier bedoeld zo gering mogelijk te houden
Minister in antwoord op vragen Vermeend/Van der Vaart over verzekeringsmaatschappij Vie d’Or (Kamervragen 1993/1994 nr.210, ingez.8-12-1993, beantw.23-12-1994) + antwoord op vragen van vaste cie.Fin. (ingez.16-3-1994, beantw. 8-4-1994)
De bevindingen van de Commissie Ybema worden afgewacht teneinde deze te betrekken in de evaluatie
De interimmaatregel is voor 1994 en 1995 getroffen, waarbij rekening is gehouden met de sociale structuur in een gemeente. Voor 1996 wordt deze interimmaatregel met een aantal aanpassingen verlengd, waarbij rekening wordt gehouden met de vermoedelijke uitkomsten van het gemeentefonds Rapportage is afhankelijk van ontwikkelingen en overleg binnen IMF en cie. Advisering Landenbeleid en de ontwikkelingen m.b.t. de hulpstroom naar Suriname In de brief «begrotingsproces en begrotingssystematiek« is aangekondigd dat de eindejaarsmarge in het vervolg 1% zal zijn (kamerstukken II, 1994–1995, 23 900, nr. 21 Afstemming met CPB heeft plaatsgevonden (zie brief aan Tweede Kamer van 2 maart jl., kamerstukken II, 1994– 1995, 23 900, nr. 21)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
47
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De staatssecretaris is bereid de Kamer te informeren over het beleid inzake de uitgifte van bijzondere munten
Minister tijdens behandeling van het voorstel tot privatisering van ’Rijks Munt op 16 maart 1994. Handelingen II 1993–1994, blz. 4573 Minister tijdens behandeling voorjaarsnota 1994 op 28 juni 1994. Handelingen II 1993–1994
Brief aan Tweede Kamer op 16 februari 1995 (Kamerstukken II 1994–1995, 23 900 IXB, nr. 12)
De minister zegt toe te bevorderen dat de Kamer technische informatie krijgt in antwoord op een door dhr. Van der Vlies gestelde vraag inzake SZW- en WSW-cijfers De minister zal nog eens goed naar de ramingsmethodiek laten kijken Het kostenvergoedingssysteem zal opnieuw gee¨valueerd worden. Het moet een ree¨le vergoeding van kosten zijn, waar ook de inspanningen voor worden geleverd Zoals beloofd in de MvA zal aan de Kamer een conceptvrijstellingsregeling worden voorgelegd
De minister zegt de Kamer een notitie over de kosten van financiering en toezicht toe
Een half jaar nadat de wet inzake wisselkantoren in werking is getreden zal de wet gee¨valueerd worden
De minister kondigt een brief aan over de begrotingsfilosofie waarin het uitgavenkader nader wordt uitgelegd (wellicht voor de jaarwisseling) De minister zal aan de Kamer een planningsoverzicht sturen met de bij het parlement aanhangige en in voorbereiding zijnde wetsvoorstellen met financie¨le consequenties Bekeken zal worden of er aanpassingen in de begrotingssytematiek kunnen worden aangebracht die leiden tot een betere bedrijfseconomische afweging en een zorgvuldiger behandeling van kapitaaluitgaven. In het kader hiervan zal ook bekeken worden hoe het systeem van baten- en lastenstelsel in het Verenigd Koninkrijk op poten wordt gezet. Ook zullen de Nieuw-Zeelandse ervaringen gevolgd worden
In voorbereiding
Minister tijdens Begrotingsonderzoek Financie¨n op 29 september 1994 Minister tijdens Begrotingsonderzoek Financie¨n op 29 september 1994
Minister tijdens behandeling wetsvoorstel wet inzake de wisselkantoren (23 777) op 6 oktober 1994. Handelingen II 1994–1995, p. 266 Minister tijdens behandeling wetsvoorstel Wet inzake de Wisselkantoren (23 777) op 6 oktober 1994. Handelingen II 1994–1995, pag. 273 Minister tijdens behandeling wetsvoorstel Wet inzake de Wisselkantoren (23 777) op 6 oktober 1994. Handelingen II 1994–1995, pag. 273 Minister tijdens de Alg.Fin.Beschouwingen TK op 13 oktober 1994. Handelingen II 1994–1995, p. 379
Concept-vrijstellingsregeling is aan de Tweede Kamer aangeboden bij brief van 2 februari 1995
Minister tijdens de Alg.Fin.Beschouwingen TK op 13 oktober 1994. Handelingen II 1994–1995, pag.380 + tijdens de Alg.Fin.Beschouwingen EK op 23 november 1994, pag.176 Minister tijdens de Alg.Fin.Beschouwingen TK op 13 oktober 1994. Handelingen II 1994–1995, pag. 385
Aangeboden aan Eerste Kamer op 15-2-1995 (Kamerstukken I 1994–1995, 23 900 nr.205)
Brief aan Tweede Kamer op 10 februari 1995 (Kamerstukken II 1994–1995, 23 900 IXB nr. 11) Wet is per 1 maart 1995 in werking getreden. Tweede Kamer zal na 1 september 1995 worden geı¨nformeerd Aangeboden aan Tweede Kamer op 2 maart 1995 (Kamerstukken II, 1994– 1995, 23 900, nr. 21)
Wordt voorbereid t.b.v. Miljoenennota 1996
Bij de begrotingsvoorbereiding 1996 wordt bekeken of en hoe het probleem van langdurige werkloosheid in het monumentenzorgplan meegenomen kan worden
Minister tijdens de Alg.Fin.Beschouwingen TK op 13 oktober 1994. Handelingen II 1994–1995, pag.388
De minister is bereid om samen met de minister van SZW en WG te bekijken of het CPB een beschouwing kan wijden aan het kapitaaldekkingsstelsel in het kader van de lange termijnexercitie
Minister tijdens de Alg.Fin.Beschouwingen TK op 13 oktober 1994. Handelingen II 1994–1995, pag. 395
In de loop van de kabinetsperiode zal gediscussieerd worden over de kapitaaldienst. Gepraat kan dan worden over de vragen of, en zo ja, op welke wijze iets aan de kapitaaldienst gedaan kan worden, of dit partieel moet gebeuren en voor wel type uitgaven
Minister tijdens de behandeling van de Najaarsnota 1994 op 15 december 1994. Handelingen II 1994–1995, pag. 2 542
Wordt voorbereid t.a.v. Miljoenennota 1996
De minister zal een notitie laten opstellen over de netto betalingspositie van Nederland in verhouding met de Europese Unie, waarin niet alleen de afdrachten maar ook de ontvangsten zitten
Minister tijdens de behandeling van de Najaarsnota 1994 op 15 december 1994. Handelingen II 1994–1995, pag. 2 547
Brief aan TK op 14 februari 1995 (Kamerstukken II 1994–1995, 24 099 nr. 1)
De vraag of de behandeling van het saldo van het infrastructuurfonds, nu wel of niet relevant moet worden, wordt ook behandeld in de brief over de begrotingsfilosofie die z.s.m.aan de Kamer zal worden aangeboden (zie ook 4.0.)
Minister tijdens de behandeling van de Najaarsnota 1994 op 15 december 1994. Handelingen II 1994–1995, pag.2 543 + 2 552
Brief aan TK van 2 maart 1995 (Kamerstukken II 1994–1995, 23 900 nr. 21)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
48
Omschrijving van de toezegging
Vindplaats
Stand van zaken
De minister zal naar vermogen een overzicht opstellen van alle gevallen waarin een stromanconstructie gebruik is
Minister tijdens de behandeling van de zesde wijziging van de Comptabiliteitswet op 24 januari 1995. Handelingen II 1994–1995, pag.2712 + 2715
In voorbereiding
De minister zal verzoeken of de ombudsman voor het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf ook klachten van leden van niet-aangesloten verenigingen en organisatie wil behandelen
Minister tijdens de plenaire behandeling van de WTN in de TK op 23 januari 1995. Handelingen II 1994– 1995, pag. 41–2 827
Bij brief van 10 mei 1995, kenmerk BGW95–1088M, is aan de toezegging gevolg gegeven
De minister zal door middel van een brief of gesprek trachen te bevorderen dat de ombudsman voor het natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en de geschillencommissie uitvaartbedrijf een wat ruimer taakveld krijgen opdat zowel het verzekerings- als het uitvaartgedeelte goed wordt afgedekt
Minister tijdens de plenaire behandeling van de WTN in de TK op 23 januari 1995. Handelingen II 1994–1995, pag.41–2828
Bij brief van 10 mei 1995, kenmerk BGW95–1088M, is aan de toezegging gevolg gegeven
De door de heer De Jong gevraagde overzicht van inherente fraudegevoelige regelingen en nietkostendekkende tarieven zegde de minister van Financie¨n toe TK 1994–1995, 22 150 nr.25
Tijdens Algemeen Overleg, d.d. 16 november 1994 TK 1994–1995 22 150, 23 825, 23 830 nr.23
Dit overzicht is op 28 maart 1995 aan de Tweede Kamer gestuurd
Tijdens Algemeen Overleg, d.d. 16 november 1994 TK 1994–1995 22 150, 23 825, 23 830 nr.23 De minister zegde toe, zijn staatssecretaris te vragen de Kamer regelmatig te informeren over belastinguitgaven De minister was bereid om in overleg met zijn collega’s een inventarisatie te maken van begrotingsposten met gedurende een aantal jaren eenzelfde afwijking Knelpunten in de geı¨ntegreerde verplichtingen/ kasadministratie worden geı¨nventariseerd
Het model met criteria voor beleidsevaluatie, dat in overleg met de Algemene Rekenkamer is opgesteld, zou e ister aan de Kamer zenden. Dit model is op 28 december 1994 aan de Tweede Kamer gestuurd TK 1994–1995, 22 150 nr.24 Tijdens Algemeen Overleg, d.d. 16 november 1994 TK 1994–1995 22 150, 23 825, 23 830 nr.23 Tijdens Algemeen Overleg, d.d. 16 november 1994 TK 1994–1995 22 150, 23 825, 23 830 nr.23 Tijdens Algemeen Overleg, d.d. 16 november 1994 TK 1994–1995 22 150, 23 825, 23 830 nr.23
De Staatssecretaris is van deze toezegging op de hoogte gesteld Aan deze inventarisatie wordt gewerkt
Inventarisatie van de naleving van de comtabele regelgeving op dit gebied wordt thans met de departementen besproken
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
49
GELDENDE CIRCULAIRES VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIEN1
BIJLAGE 5 Datum van verzending
Registratienr.
Afzender
Geadresseerde
Onderwerp
Korte aanduiding van de inhoud
Titel
Feitelijke ondertekenaar
20-11-1990
DB90/4393
Min.v.Fin. DG der Belastingen Dir.Directe Belastingen Bureau Loonbelasting
Burgemeester en wethouders der gemeenten
belasting en premieheffing terzake van bijstandsuitkeringen
belasting en premieheffing terzake van bijstandsuitkeringen
plv. dir.Gen. der Belastingen
20-01-1994
Fip93/777
Min.v.Fin. Directie Financie¨n Publiekrechtelijke Lichamen
De gemeentebesturen
ruiming explosieven
PFC94/ 1307 M
Min.v.Fin. DG der Belastingen Dir. Planning, Financie¨n en Control
Alle financie¨le instellingen van Nederland
renseignering valutajaar 1994
Bijdragebesluit Kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog (nieuwe bijdrageregeling m.i.v. 1994 en het overgangsregime) Reseignering valutajaar 1994
Staatssecretaris
31-1-1994
januari 1995
–
Directie Ondernemingen Zuid
– Alle boekhoudbureaus met landbouwers in hun bestand – Eenheden Belastingdienst
Landbouwnormen 1994
landelijke landbouwnormen
Directeur Directie Ondernemingen Zuid
15 februari 1995
LB95/1
Directie Ondernemingen Noord
Boeten en WBSO
Directeur Directie Ondernemingen Noord
15 februari 1995
BGW95/399 M
Min.v.Fin. Directie Binnenlands Geldwezen Afdeling Effecten, Banken en Monetaire Aangelegenheden
– inhoudings- Boeten en plichtigen, WBSO belastingconsulenten – eenheden belastingdienst provincies derivaten – gemeenten – waterschappen – gemeenschappelijke regelingen – politieregio’s
Nader uiteenzetting van de vereenvoudigde regeling inzake de heffing van loonbelasting en inkomstenbelasting, alsmede de premieheffing ingevolg de de volksverzekeringen, m.b.t. de uitkeringen als gevolge de Algemene Bijstandswet Bee¨indiging bijdragebesluit van 1985 (inhoudende de formalisering van het overgangsregime voor 1992 en 1993) en de uitgangspunten voor de nieuwe bijdrageregeling 1994 Verzoek aan alle financie¨le instelling om voor 1 maart 1995 aan de Belastingdienst opgaaf te doen van alle rente die in 1994 aan natuurlijke en niet-natuurlijke personen is uitbetaald. Dit verzoek wordt ieder jaar gedaan De landbouwnormen geven de afspraken weer zoals die gemaakt zijn t.b.v. de akkerbouw, de veehouderij en tuinbouw over o.a.: – de waardering van vee – de waardering van boomopstanden – de afschrijving van landbouw- en tuinbouwmachines Nadere regelgeving voor de toepassing van de artikelen 34b (verzuimboete) en 34c (vergrijp-boete) van de Wet op de loonbelasting 1964 Informatie inzake het gebruik van financie¨le derivaten in het treasurybeleid van openbare lichamen. De circulaire bevat aanbevelingen voor de risicobeheersing, de administratieve organisatie en de planning
Circulaire inzake het gebruik van financie¨le derivaten in het treasurybeleid en openbare lichamen
plv. ThesaurieGeneraal
DG der Belastingen
1 Zie de Memorie van Toelichting bij de ontwerp-Gemeentefondsbegroting voor het jaar 1996 voor circulaires op het terrein van de Financie¨le Verhoudingswet 1996.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
50
BIJLAGE 6
AANBEVELINGEN NATIONALE OMBUDSMAN Uit het jaarverslag over 1994 van de Nationale ombudsman (Kamerstukken II, 1994–1995, 24 125) blijkt dat het aantal ontvangen verzoekschriften met betrekking tot het Ministerie van Financie¨n (583) ten opzichte van 1993 (550) aanmerkelijk lichter is gestegen (6%) dan het totaal aantal verzoekschriften (35%). De Nationale ombudsman stelt vast dat de Belastingdienst zijn werkwijze in toenemende mate afstemt op de eisen van de Algemene wet bestuursrecht, met gunstige gevolgen voor de behandelingsduur van aangiften, bezwaarschriften en andere correspondentie. Ook de problemen rond de reorganisatie van de Belastingdienst behoren goeddeels tot het verleden. De uitvoering van het beleid inzake verzoeken om renteof schadevergoeding is de afgelopen jaren herhaalde malen onderzocht. Het beleid van de Belastingdienst inzake de beoordeling van verzoeken om schadevergoeding is nu weergegeven in resolutie AFZ94 846 M. Voorts heeft de staatssecretaris zijn resolutie inzake het verstrekken van rentevergoeding (AFZ90 8 697) op 12 augustus 1994 verduidelijkt en geactualiseerd. Naar aanleiding van klachten over belastingteruggaven op een ander rekeningnummer dan waarop de belastingplichtige dit gewenst had, volgde de staatssecretaris de aanbeveling van de Nationale ombudsman op om op het aangiftebiljet te vermelden dat eventuele belastingteruggaven worden overgemaakt op het laatst aan de belastingdienst opgegeven rekeningnummer.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
51
BIJLAGE 7
Naam
SUBSIDIEBIJLAGE
St.crt
art.nr.
begrotingsbedrag (x f 1 000) 1995
1996
doelstelling
doelgroep
aard van de stimulans
datum evaluatie
IOO
lump sum
tweede helft 1995
Instituut voor Onderzoek Overheidsuitgaven (IOO)
01.14
10
10
wetenschappelijk onderzoek naar overheidsuitgaven
Beroepsopleiding Financieel-Economisch Beleidsmedewerker
01.14
141
135
Stichting Effectenvernieuwingsbureau (EVB)
01.14
17
17
jonge afgestudeerden voorbereiden op financieel economische beleidsfuncties op nationaal niveau bemiddeling bij vernieuwing van verloren of zoekgeraakte effecten
Internationaal Belastingdocumentatie Bureau te A’dam
04.03
3
3
jonge lump afgestu- sum deerden (m.n. economen) effecten- garantie vernieuw- in vorm ingsbuvan reau bijdrage in evt. exploitatie tekort bevorderen documen- Internat. lump tatie van internatioBelasting- sum nale belastingdocudocumenten mentatie Bureau
evaluatie door EZ
datum laatste wijziging
1993
eind 1995
voorgenomen 1995
Met subsidies vergelijkbare vormen van geldelijke overdrachten: Regeling Bijzondere Financiering 1971
Regeling Exportkredietverzekering en Investerings garanties (EKI)
1983.132 1991.60
U02.07 O02.10
82 000 37 500
87 000 30 000
ve rhelpen van knelpunten in de ondernemingsfinanciering van goed geleide, rendabele Nederlandse ondernemingen met positieve rendementsvooruitzichten
producen- garantieten/in verlening Nederland gevestigde ondernemingen
laatste evaluatie 1990 voorgenomen 1995
1987
U03.10 O03.06
345 000 560 000
385 700 470 000
bevordering van de Nederlandse export door middel van herverzekering van politieke en grote commercie¨le risico’s
producen- garantieten/in verlening Nederland gevestigde ondernemingen
laatste evaluatie 1987 voorgenomen 1996/ 1997
1991
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
52
BIJLAGE 8
OVERZICHT INZAKE ECONOMISCHE EN FUNCTIONELE CLASSIFICATIES
Overzicht a: Uitgaven en ontvangsten per (macro-)economische categorie met totalen per economische hoofdgroep Uitgaven Code Omschrijving
1994
1995
1996
01 01.11 01.12 02.1
2 720 0 0
12 148 0 0
12 460 0 0
0
0
0
07.1
Nader te verdelen; algemeen Loonbijstelling Prijsbijstelling Lopende uitgaven van overheidsdiensten die voor de markt produceren Idem; lopende ontvangsten
0
Totaal nader te verdelen
2 720
12 148
12 460
11.0 11.3 12 12.1
2 208 650 46 928 0
2 276 086 60 476 0
2 291 242 43 986 7 380
771 429 93 637
905 363 85 703
816 132 85 703
12 512
18 818
9 605
16.2 17
Lonen en sociale lasten Overige sociale lasten werkgever Aankoop van niet-duurzame goederen en diensten Algemene werkingskosten vergoed aan andere sectoren dan overheid Indirecte belastingen aan sub-secoren overheid Herstel en niet-waardevermeerderend onderhoud van grond-, water-, wegenbouwkundige werken Verkoop niet-duurzame goederen/diensten aan andere sectore dan overheid Idem; binnen de sector overheid Verkoop van duurzame militaire goederen
1
Totaal consumptieve bestedingen
3 133 156
26.1
Ontvangsten 1994
1995
1996
725
0
0
725
0
0
387 778 545 579 138 089
368 887 533 973 249 972
338 777 514 108 277 500
1 071 446
1 152 832
1 130 385
28.1 28.2 28.3
Rente-ontvangsten van andere sectoren dan overheid Concessies Dividenden Verhuur van gronden
138 642 169 552 2 372 717 227 352
136 182 147 975 1 551 015 218 971
137 056 148 595 1 890 400 198 271
2
Totaal rente, pacht, overige
2 908 263
2 054 143
2 374 322
31.2 32
1 651
1 450
1 450
38.0 38.5
Overige exploitatiesubsidies aan overheidsbedrijven Inkomensoverdrachten (zijnde geen expl.subsidies) aan bedrijven en financiele instellingen Inkomensoverdrachten aan privaatrechtelijke inst. zonder winstoogmerk t.b.v. gezinnen Inkomensoverdrachten aan gezinnen Overige uitkeringen aan gezinnen als consument Inkomensoverdrachten aan EG-instellingen Idem; aan EG-landen (overh.) Idem; aan internationale inst. dan de EG Idem; aan andere dan EG-landen (overheden) Indirecte belastingen en heffingen Directe belastingen en premieheffingen van de sociale verzekeringsinstellingen Overige inkomensoverdrachten t.b.v. gezinnen Overige inkomensoverdrachten van gezinnen
3
12.5 14 16.1
3 346 446
3 254 048
0
0
0
12 553
12 794
12 794
3 0 6 0
3 0 7 0
3 0 0 0
332
468
475
899 141
798 300
878 300
54 226 560
58 500 672
61 175 622
0
0
0
67 147 746 211 702 8 409
66 844 416 97 200 7 800
66 535 658 67 900 9 200
Totaal inkomensoverdrachten van/aan derden
912 035
811 572
891 572
121 596 068
40 43.2 47
Inkomensoverdrachten Idem; aan gemeenten Idem; van de sociale verzekeringsinstellingen
3 481
3 481
8 132
4
Totaal inkomensoverdrachten binnen de overheid
3 481
3 481
51.2 51.3 51.4 54.12
Overige kapitaaloverdrachten aan bedrijven Idem; aan kredietinstellingen Idem; aan verzekeringsinst. Idem; aan EG-instellingen
0 94 942 805 382 2 412
0 94 500 310 000 1 013
33 34 34.4 35.1 35.2 35.4 35.5 36 37
125 345 088 127 711 280
4 831
3 000
4 450
5 570
4 800
4 800
8 132
10 401
7 800
9 250
0 92 400 350 000 0
71 392 379 421
28 500 500 000
21 000 410 000
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
53
Overzicht a: Uitgaven en ontvangsten per (macro-)economische categorie met totalen per economische hoofdgroep Uitgaven Code Omschrijving 54.42 56 57.1 57.4
Idem; aan andere intern. instellingen dan de EG Vermogensheffingen Investeringsbijdragen van bedrijven Overige kapitaaloverdrachten van verzekeringsmaatschappijen 58.22 Idem; van gezinnen 59.12 Idem; van EG-instellingen 59.52 Idem; van andere dan EG-landen (overheden) 5
Totaal kapitaaloverdrachten aan/van derden
71 72 73 74.2 76
Aankoop van grond en gebouwen in het binnenland Nieuwbouw van gebouwen Aanleg van grond-, water-, wegenbouwkundige werken Verwerving van overig materieel Verkoop van grond en gebouwen in het binnenland
7
Totaal investeringen
81.1 81.2 81.5 84.12 84.21 84.23
Kredietverleningen aan bedr. Idem; aan kredietinstellingen Deelnemingen in kredietinst. 0 Kredietverlening aan EG-landen (overheden) Deelnemingen in EG-inst. Idem; in andere internationale instellingen dan de EG 86.1 Kredietaflossingen door bedrijven 86.2 Idem; door kredietinstellingen 86.5 Liquidatie van deelnemingen in kredietinstellingen 88.11 Kredietaflossingen door EG-instellingen 88.21 Liquidatie van deelnemingen in EG-instellingen 89.3 Kredietaflossingen door regionale en lokale overheden 8
Totaal kredieten en deelnemingen
91.1 92 97 9
Ontvangsten
1994
1995
1996
1994
1995
1996
0
0
0
137 1 593 477 20
700 1 601 481 0
700 1 635 595 0
128 553 3 496 1 822 8 000
60 000 2 827 0 8 000
60 000 1 427 0 8 000
2 186 318
2 201 508
2 136 722
309 737
253 041
262 200
309 737
253 041
262 200
6 197 17 000 662 4 561 0
4 850 10 700 683 4 687 0
3 750 10 700 683 4 329 0
0
0
0
902 736
405 513
442 400
0 0
100 0
100 0
2 480 224 510
3 819 319 495
4 019 325 995
226 990
323 414
330 114
14 712 0 0 0 11 451
0 0 0 0 11 081
0 0 0 10 922
429 853
515 589
537 042
456 016
526 670
547 964
28 420
20 920
19 462
Aflossing Ontmuntingen Aanmuntingen
0 0 0
0 0 0
0 0 0
51 373
62 856
28 506
Totaal overheidsschuld
0
0
0
51 373
62 856
28 506
5 637 135
5 429 244
5 486 690
128 162 751
Totaal hoofdstuk
131 204 638 133 750 677
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
54
Overzicht b: Uitgaven en ontvangsten per functionele categorie Uitgaven Code Omschrijving 01.20 Financieel bestuur en domeinen/eigendommen; algemeen 01.22 Idem; fiscaal apparaat 01.23 Idem; financiele diensten 01.24 Idem; Munt 01.25 Idem; Domeinen/eigendommen 01.29 Nog niet verdeeld (loon-, prijsbijstelling, onvoorzien) 01.34 Centrale diensten van het bestuursapparaat; overige 01.40 Buitenlandse betrekkingen; algemeen 01.43 Idem; deelneming aan internationale organisaties van algemene aard 01.53 Ontwikkelingssamenwerking; via internationale organisaties 01.54 Overige hulpverlening 06.15 Sociale voorzieningen; arbeidsongeschiktheid 06.35 Oorlog- en rampschade 09.0
Brandstoffen en energie; algemeen
10.1
Akkerbouw, tuinbouw, wijnbouw en veeteelt
11.1 11.3 11.4 11.7
Algemene economische aangelegenheden Industrie Handel en opslag Overige diensten
13.1 13.3 13.6 14.1 14.3
Ontvangsten
1994
1995
1995
1994
1995
1996
255 514 3 836 826 17 028 36 909 108 629 0 6 362 0
267 791 4 026 459 16 400 22 324 108 440 10 972 6 194 0
260 813 4 037 887 16 400 12 097 106 807 12 296 6 194 0
39 753 2 173 503 175 694 6 459 688 552
21 057 2 009 173 150 822 1 310 730 022
11 047 1 993 908 151 442 310 742 071
9 797 8 000
7 050 8 000
8 500 8 000
52 369
42 180
21 140
0
400 131 0
485 503 0
526 824 0
8 347 137 5 570
6 374 700 4 800
5 858 700 4 800
3 481
3 481
8 132
0
0
0 0
0
0
507 974 104 754 2 000 2 493 801
560 000 708 680 3 500 1 662 437
470 000 56 900 5 450 2 007 210
836 084 83 802
345 000 94 500
385 700 82 400
0
0
0
Rente Rente Belastingontvangsten
0
0
0
Aflossing Overheidsschuld; ontmunting en aanmunting
0 0
0 0
0 0
5 637 135
5 429 244
5 486 690
Totaal hoofdstuk
0 0 0 121 887 127 125 905 669 128 255 975
51 373
62 856
28 506
128 162 751 131 204 638 133 750 677
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
55
BIJLAGE 9
OVERZICHT VAN REGELINGEN EN RESOLUTIES DIE REGELRECHT ZIJN GEWORDEN TUSSEN 1 JUNI 1994 EN 1 JUNI 1995 Datum
Nummer
Onderwerp
3 juni 1994
IFZ94/331
3 juni 1994 3 juni 1994
AFZ94/2983 DB94/1821
8 juni 1994
DB94/595
8 juni 1994
VB94/1520
9 juni 1994
AFZ94/2084
10 juni 1994 13 juni 1994
IFB94/5461 DGM94/7232 D894/1385
13 juni 1994
DB94/1386
13 juni 1994
DB94/1387
13 juni 1994
DB94/1388
13 juni 1994
DB94/170
27 juni 1994
IFZ94/717
27 juni 1994
AFZ94/3413
27 juni 1994
DB94/2340
30 juni 1994
VB94/1050
1 juli 1994
DB94/2001
4 juli 1994
DB94/2180
4 juli 1994 5 juli 1994
DB94/85 VB94/2062
11 juli 1994
IFZ94/779
12 juli 1994
IFZ94/5161
12 juli 1994
IFZ94/257.21
12 juli 1994
IFZ94/814
Toepassing van het Nederlands-Britse belastingverdrag van 7 november 1980 met betrekking tot kunstmatige dividenden op buitenlandse effecten Relatieve competentie tot navordering Negatieve persoonlijke verplichting; ongedaan maken verpanding arbeidsongeschiktheidsuitkering Inkomsten uit arbeid. Vervreemding auteursrecht of octrooi. Bijzonder tarief Artikel 5 Uitvoeringsbesluit WBR, aanpassing in verband met ongeoorloofde discriminatie Rentevergoeding op basis van civiele recht bij (late) teruggaaf omzetbelasting Kosten dienstbetrekking priesters. Functie onkostentoelage. Inkomstenbelasting. Investeringsaftrek; verplichtingen van groot-aandeelhouder jegens aandelenvennootschap Investeringsaftrek; uitgesloten verplichtingen ex. art. 8, tweede lid Inkomstenbelasting. Investeringsaftrek; verplichtingen tussen naaste verwanten Inkomstenbelasting. Investeringsaftrek; verplichtingen tussen gerechtigden tot een nalatenschap Inkomstenbelasting. Fiscale oudedagsreserve; onvoldoende ondernemingsvermogen; hardheidsclausule Uitvoering van de Belastingregeling voor het Koninkrijk en verdragen tot het vermijden van dubbele belasting ter zake van de daarin geregelde vermindering van Nederlandse dividendbelasting Wijziging van de Leidraad Invordering 1990 per 1 juli 1994 Vervangingsreserve. Vervreemding in het kader van Besluit Capaciteitsaanpassing Vissersvloot Goedgekeurd dat bij de inzet van cokes waarbij andere functies dan de brandstoffunctie aan de orde zijn, de heffing van verbruiksbelasting achterwege blijft Vrijgestelde aanspraken. Aanspraken op eenmalige uitkering bij overlijden en op uitkeringen bij vervroegde uittreding Fiscale behandeling van eenmalige uitkeringen van Rode Kruis aan hemofiliepatie¨nten Lijfrente; omzetting oude lijfrente in nieuwe Goedgekeurd dat de dikte van isolatiemateriaal niet behoeft te worden meegerekend bij de bepaling van de afmetingen van de laadruimte van een bestelauto Toepassing van de met Nederland overeengekomen belastingovereenkomsten ten aanzien van bestuurders en commissarissen Belasting over Italiaanse banktegoedenImposta straordinaria sui depositi bancari Toepassing Verdrag Maleisie¨-Labuan-lichaam onderworpen aan LOBAT-act Toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en de VS van Amerika van 18 december 1992 ten aanzien van door inwoners van Nederland van de Amerikaanse Veterans Administration ontvangen invaliditeitsuitkeringen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
56
Datum
Nummer
Onderwerp
12 juli 1994
IFB94/544 DGM93/551 PHS4/90 IFB94/549
Grondrente en bouwrente betaald na sluiten voorlopig koopcontract Onroerende zaken. Integratieheffing Uitname van (bouwrijp gemaakte) grond door gemeenten Begrip dienst; vrijstellingen; aftrek van voorbelasting. Puzzelacties in dag- en/of weekbladen Begrip vergoeding; vrijstellingen; aftrek voorbelasting. Betaling met pincode of creditcard Begrip vergoeding; inruilregeling vindt ook toepassing indien meerdere goederen geruild worden tegen een goed Vrijstellingen; pensioen- gastenverblijf in ziekenhuis Vrijstellingen; fondswerving. Omzetgrens
14 juli 1994
14 juli 1994
PHS4/86 IFB94/550
14 juli 1994
PHS4/87 IFB94/553
14 juli 1994
PHS4/92 IFB94/552
14 juli 1994
15 juli 1994
PHS4/91 IFB94/555 PHS4/88 IFB94/554 PHS4/89 IFB94/557 IFZ94/77011
17 juli 1994
IFZ94/1042
18 juli 1994
VB94/2387
19 juli 1994
VB94/2374
21 juli 1994
DGM94/1525
21 juli 1994
DB94/2468
21 juli 1994
VB94/2719
22 juli 1994
DB94/1456
25 juli 1994 27 juli 1994 28 juli 1994
AFZ94/2984 DB94/2610 IFZ94/8301
28 juli 1994
DB94/1635
29 juli 1994
IFZ94/613.21
1 augustus 1994
DB94/2107
1 augustus 1994
DB94/2109
1 augustus 1994
DB94/2110
1 augustus 1994
VB94/2254
1 augustus 1994
VB94/2257
4 augustus 1994
DB94/2823
10 augustus 1994
AFZ94/3734
14 juli 1994 14 juli 1994
Kleine ondernemingsregeling. Omzetting eenmanszaak in man-vrouwfirma Voorkoming dubbele belasting – toepassing 35% – regeling in relatie tot inwonersdefinitie in belastingverdragen Belastingheffing van naar het buitenland uitgezonden employe´s en deskundigen Goedgekeurd dat de teruggaaf van art. 27 Uitvoeringsbesluit accijns ook van toepassing is indien om logistieke redenen geen laagbelaste olie kan worden aangewend Voor bestelauto’s die aangepast zijn om te worden gebruikt door invaliden en waarin een rolstoel in de laadruimte wordt vervoerd kan onder voorwaarden heffing van BPM achterwege blijven Mededeling 23: Uitbreiding systeem van voorafgaande kennisgeving voor bepaalde zendingen Inkomstenbelasting. Lijfrenten en kapitaalverzekeringen; fiscale aspecten overname verzekeringsportefeuille Vie d’Or door Twenteleven NV; fiscale gevolgen vertraagde premiebetaling Goedgekeurd dat Montillawijn waar minder dan 1% alcohol aan toegevoegd is van 1 januari 1993 tot 21 juli 1993 voor de heffing wordt aangemerkt als wijn Inkomstenbelasting. Aankoopkosten (landbouw) Regeling WOB-mandaat Belastingdienst Samenloop WBSO en 35%-regeling Uitdeling binnen Europese Unie-moederdochterrichtlijn/toepassing op Gibraltar en Madeira Het middelingstijdvak en het bereiken van de leeftijd van 65 jaar in 1992 Bevoegdheid belastingheffing-inkoop aanmerkelijk belang aandelen/heffing in verdragssituaties Toepassing artikel 68a IB en artikel 29a Vpb ; fiscale begeleiding juridische fusie Artikel 29a Vpb en artikel 68a IB. Algemene machtiging voor afdoening door de inspecteurs Juridische fusie binnen fiscale eenheid. Afdoening door de inspecteurs Heffing van omzetbelasting met betrekking tot een vaste inrichting Voorschrift inzake de heffing van omzetbelasting bij de in- en uitvoer van goederen Omzetting aflopend aanmerkelijk belang in fictief aanmerkelijk belang bij aandelenfusie Heffingsrente
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
57
Datum
Nummer
Onderwerp
10 augustus 1994
DB94/1842
11 augustus 1994
11 augustus 1994
DGO94–07190 DGO94–07189 DGO94–07469 DGO94/7190
12 augustus 1994
AFZ94/3896
15 augustus 1994
DB93/5484
16 augustus 1994
16 augustus 1994
DGM94/8887 IFB94/460 DGM94/8150 IFB94/641 DGM94/8150
Fiscale eenheid met niet naar Nederlands recht opgerichte lichamen Herdrukken van resoluties passivering van ter zake van verstreken dienstjaren te financieren pensioenverplichtingen Passivering pensioenverplichting. Backservice. Actualisering. Herdruk van nr. 286–1172 Coulancerente bij trage besluitvorming inspecteur Overdracht geruisloos; melkquotum/ landbouwgronden en/of gebouwen aan voortzetter of overnemer binnen familiesfeer verpacht Premiedepot bij kapitaalverzekering- en lijfrente-overeenkomst Kosten produkten Legio-Lease B.V.
18 augustus 1994
IFZ94/366
18 augustus 1994
DB94/2968
19 augustus 1994
IFZ94/705.21
26 augustus 1994
26 augustus 1994 7 september 1994
DGM94/8884 IFB94/700 DGM94/8882 IFB94/701 DGM94/8886 IFB94/702 DB94/3035 VB94/212
14 september 1994
PHS 4/88
19 september 1994
VB94/2374
22 september 1994
AFZ94/4624
27 september 1994
AAS94/18
27 september 1994
AFZ94/4517
27 september 1994
DB94/3477
4 oktober 1994
AFZ94/3085
7 oktober 1995
VB94/2962
11 oktober 1994
DB94/12
12 oktober 1994
DB94/2980
15 oktober 1994
VB94/3247
17 oktober 1994 18 oktober 1994
DB94/2239 VB94/3400
16 augustus 1994
26 augustus 1994 26 augustus 1994
Aftrekbare kosten-rentebestanddeel/leasing vermogensobjecten Voorbereidende Commissie voor de organisatie voor het verbod van chemische wapens Inkomstenbelasting. Vennootschapsbelasting. Sale-lease-back van immaterie¨le activa Fiscale behandeling van aan werknemers toegekende aandelenopties in grensoverschrijdende situaties Inkomsten uit vermogen, vergoeding coulancerente Autokostenfictie-Catalogusprijs van ter beschikking gestelde auto Aftrek lijfrentepremie tijdens overgangsregime Sale-lease-back van immaterie¨le activa De op onjuiste wijze geassembleemde containers van het type «Discovery» kunnen toch worden aangemerkt als containers Vrijstelling omzetbelasting voor fondswerving door organisaties waarvan de prestaties zijn vrijgesteld Voor bestelauto’s die aangepast zijn om te worden gebruikt door invaliden en waarin een rolstoel in de laadruimte wordt vervoerd kan onder voorwaarden heffing van BPM achterwege blijven Bekendmaking van voorschriften ter zake van de Algemene wet op het binnentreden Aanvullende herdruk over aftrekbare bedragen adoptie Ver. Wereldkinderen Den Haag Gedragscode openbare accountantsBelastingdienst Inkomsten uit vermogen – uitreiking van aandelen/agio-constructie Internationale inlichtingenuitwisseling/wederzijdse bijstand met betrekking tot omzetbelasting in het intra-EU-verkeer Vrijstelling van omzetbelasting voor in kader van schriftelijk onderwijs uitgevoerde correctiewerkzaamheden Belastingplicht stichting – lokale en regionale omroepen Inkomstenbelasting. Splitsing van aandelen. «Spin off» Aftrek van voorbelasting met betrekking tot in het buitenland verrichte prestaties Premies voor lijfrenten. Brede herwaardering Ondanks het feit dat in een DAF type VDD 435 in de vaste wand, die de cabine van de laadruimte scheidt, een raam is aangebracht met een hoogte van 43,8 cm kan deze auto toch worden aangemerkt als bestelauto
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
58
Datum
Nummer
Onderwerp
19 oktober 1994
IFZ94/855
19 oktober 1994
573DGM4 IFB94/847 636DGM4 IFB94/846
Procedure voor een behandeling van de verzoeken voor een goedkeuring vooraf van in grensoverschrijdende transacties te hanteren verrekenprijzen Bepaling moment van winstnemen makelaars
19 oktober 1994
19 oktober 1994
636DGM4
19 oktober 1994 19 oktober 1994
573DGM4 DB94/141
20 oktober 1994
DB94/3967
21 oktober 1994
AFZ94/4695
24 oktober 1994
IFZ94/12061
24 oktober 1994
DB94/2924
27 oktober 1994
IFZ94/12711
27 oktober 1994
DB94/3141
31 oktober 1994
VB94/3704
15 november 1994
VB94/4069
24 november 1994 23 november 1994
DB94/2841 VB94/4254
29 november 1994 30 november 1994
AFZ94/5521 DB94/4306
1 december 1994
IFZ94/1233
1 december 1994
DB94/1037
6 december 1994
VB94/4078
7 december 1994
IFZ94/11361
13 december 1994
VB94/4205
15 december 1994
IFZ94/14131
15 december 1994
IFZ94/1443
21 december 1994
VB93/2329
Standpuntbepaling over vermogensetikettering van een gemengde verzekering in een specifiek geval Vermogensetikettering – gemengde verzekering en ledenbewijzen coo¨peratie Tijdstip winstneming – courtage makelaars Winst uit aanmerkelijk belang-termijnverlenging bij verdeling nalatenschap of huwelijksgemeenschap Inkomstenbelasting. Lijfrenten en kapitaalverzekeringen; fiscale aspecten overname verzekeringsportefeuille Vie d’Or door Twenteleven NV; fiscale gevolgen vertraagde premiebetaling. Herdruk DB94/2468. Steekproefcontroles en wederzijdse bijstand met betrekking tot accijnzen in het intra-EUverkeer Uitkeringen van publiekrechtelijke aard –gelijkstelling uitkering «Stiftung Hilfswerk fu¨r Behinderte Kinder»/Softenon-uitkering(en) Toescheiding van een stamrecht in het kader van een verdeling van een gemeenschap of ter voldoening of afkoop van alimentatie Aftrek elders belast-noemer evenredigheidsbreuk/inkomen is onzuiver inkomen Binnenlandse bezitting – juridische eigendom onroerende zaak in Nederland Toepassing van het kasstelsel voor de heffing van omzetbelasting van garagebedrijven Een motorrijtuig op drie wielen waar de motor tussen de achterwielen is gelegen (zogenaamde trike) kan worden aangemerkt als motorrijwiel in de zin van de wet BPM Voorwaarden voor premiedepots Heffing van omzetbelasting van verrichtingen van gemeenten voor JWG- en banenpoolactiviteiten Internationale invordering Aanvullende premiestortingen en wijzigingen bij lijfrenteverzekeringen Toepassing van het op 29 april 1948 tussen Nederland en de VS van Amerika gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting, zoals gewijzigd bij Aanvullend Verdrag van 30 december 1965, ten aanzien van in de VS wonende directeuren en commissarissen van Nederlandse vennootschappen Fiscale gevolgen wijziging Wet op de studiefinanciering De waarde van een zijspan behoeft niet in de maatstaf van heffing te worden begrepen ook niet als de motor en het zijspan te zamen zijn voorzien van een doorlopende carrosserie Vrijstellingsmethode toegepast op Engelse optieregeling voor directeuren Heffing van omzetbelasting bij tijdelijke huisvesting van asielzoekers Common carriers tax Filippijnen valt niet onder belastingverdrag Verdragsrelaties met voormalige Sovjet- en Joegoslavische republieken Medegedeeld dat de voor de taken in het kader van het parkeerbeleid gebezigde motorrijtuigen, niet vallen onder de vrijstelling zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, onderdeel b MRB
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
59
Datum
Nummer
Onderwerp
23 december 1994
IFZ94/1395
23 december 1994
VB94/4549
23 december 1994
VB94/4583
27 december 1994
AFZ94/6119
29 december 1994 30 december 1994
DGM94/13420 IFB95/43 VB94/4728
Besluit van 23 december 1994 houdende wijziging van het Besluit van 11 juni 1993 houdende vrijstelling van omzetbelasting bij intracommunautaire aankopen door ambassade en consulaten en de leden daarvan, internationale organisaties en bepaalde functionarissen daarvan, en NAVO-onderdelen als bedoeld in artikel 15, lid 10, van de Richtlijn 77/388/EEG Heffing van omzetbelasting met betrekking tot de terugzending van goederen binnen de Gemeenschap Heffing van omzetbelasting met betrekking tot groeibriljanten Wijziging Leidraad Invordering 1990 per 1 januari 1995 OV-jaarkaart en aftrek reiskostenforfait
januari 1995
IFZ94/12731
4 januari 1995 4 januari 1995 10 januari 1995
DGM94/1262 IFB95/42 DB95/12 DB95/54
10 januari 1995
DB95/55
11 januari 1995 18 januari 1995
DON/LB-95/1 DB95/139
18 januari 1995
VB94/2552
20 januari 1995 20 januari 1995
DGM95/157 DGM95/148
23 januari 1995
DGO95
26 januari 1995
30 januari 1995
LB95/1 IFB95/137 798DGM4 IFB95/136 DB95/289 DONLB95/1 AFZ94/4900
1 februari 1995
AFZ95/475
1 februari 1995
DB95/288
1 februari 1995
VB94/3589
6 februari 1995
DB95/355
7 februari 1995
DB95/354
14 februari 1995
148DGM5 IFB95/183
26 januari 1995 26 januari 1995
Goedgekeurd dat van een hoeveelheid mineraalwater die wordt vervaardigd in een mechanisch apparaat en niet wordt afgeleverd voor gebruik ter plaatse, de aangifte en betaling achterwege blijft indien die hoeveelheid in een kalenderkwartaal niet meer bedraagt dan 1 000 liter Onderschrift bij verwijzingsuitspraak Hof Den Haag van 4 oktober 1994, nr. 933 739 (deelname aan wedstrijd tegen Duits voetbalelftal geen dienstbetrekking) Tijdstip genieten rente bij spaarvormen Vaststelling marktrente 1994. Herdruk Groen beleggen – Toelichting en standaardvoorwaarden Groen beleggen – Afdoening verzoeken door de inspecteur Boete bij S&O-verminderingen Boeterente bij oversluiten hypothecaire geldlening Goedgekeurd dat ook teruggaaf van BPM kan worden verleend voor taxi’s die als occassion in gebruik worden genomen door een taxiondernemer Mededeling 2. Invoering van Sagitta-Uitvoer Mededeling 3. Teruggave exemplaren nr. 3 van aangiften ten uitvoer Passivering pensioenverplichtingen. Backservice Vlakglas. Herdruk van Besluit 170 588, nr. 286–1172 Beleid begrip «pleegt te reizen» bij reiskostenforfait Geen kostenegalisatiereserve voor sloopkosten van gebouwen met asbest Reiskostenforfait. 20-dagenregeling. Plegen te reizen Heffingsrente bij navordering indien deze is aangekondigd voordat de belastingplichtige de primitieve aanslag heeft ontvangen Maatregelen in verband met de overstromingen of het gevaar daarvoor Fictief rendement. Overzicht beleggingsfondsen. Herdruk DB90/6779 Heffing van omzetbelasting met betrekking tot stichting derden-gelden van notarissen Kasgeld- en holdingconstructies. Beleidsuitlating staatssecretaris inzake HR 22 juli 1994, nr. 29 743. Premie kortverbandvrijwilligers. Bijzonder tarief Afspraken over de afschrijvingstermijn op visquota
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
60
Datum
Nummer
Onderwerp
14 februari 1995
817DGM4 1
15 februari 1995
IFZ95/207
16 februari 1995
VB95/364
17 februari 1995 22 februari 1995
225DGM5 IFB95/291 VB94/1114
24 februari 1995
DB95/492
25 februari 1995 28 februari 1995
DB95/796 DB95/780
7 maart 1995
IFZ95/223
7 maart 1995 9 maart 1995 20 maart 1995
AFZ95/588 237DGM5 IFB95/292 AAS95/18289
20 maart 1995
DB95/702
21 maart 1995
VB95/952
27 maart 1995
DGM95/712
28 maart 1995
AFZ93/10041
30 maart 1995
AFZ95/799
6 april 1995
DGM95/749
6 april 1995
DB95/1584
7 april 1995 11 april 1995
DB95/1199 VB95/300
20 april 1995
DB95/944
20 april 1995
DGO95–04581
25 april 1995
DGO95–04833
26 april 1995 26 april 1995
DB95/1366 VB95/282
27 april 1995
150 DGM/4
Investeringsaftrek voor exploitanten van speelautomaten Samenloop van verlies uit aanmerkelijk belang en aftrek elders belast Heffing van omzetbelasting met betrekking tot kinderopvang Vragen en antwoorden over heffingsrente Artikel 3, lid 1, Successiewet 1956, aanvang termijn tienjarenregeling Belastingheffing en splitsing van AOWpensioen gehuwden in het jaar 1995 Fiscale behandeling van informeel kapitaal Belegging in diamanten. Onbelaste waardestijging of inkomsten uit vermogen Belastingheffing van functionarissen en deskundigen van de Verenigde Naties en van de gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties Gedragscode fiscus/banken Proef met electronisch factureren (EDI) is verlengd tot 1 januari 1996 Inning/Invordering van aanslagen. Verontreinigingsheffing rijkswaterstaat Betaling van alimentatie na verloop van de wettelijke termijn Heffing van omzetbelasting met betrekking tot het ter beschikking stellen van personeel in het kader van (her)structurering van publiekrechtelijke lichamen Mededeling 42. Toelichting Sanctiebesluit Libie¨ 1993 Wijziging voorschrift administratieve boeten 1993 Internationale inlichtingenuitwisseling en internationale invordering/Toetreding van Finland, Oostenrijk en Zweden tot de Europese Unie Mededeling 26. Wijziging goederencode en preferentiecode; wijziging Enig document Inkomsten uit vermogen. Inkomsten in natura. Lumpsumregeling Periodieke rijksbijdragen eigen woningbezit Goedgekeurd dat klinische en dieetvoeding onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld kan worden van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken Schadevergoeding aan melkveehouders die deelnemen aan de zogenaamde SLOMregeling. Bijzonder tarief Passivering pensioenverplichtingen. Bouwnijverheid. Herdruk van Besluit 17 mei 1988, nr. 286–1172 Achtste herdruk besluit van 17 mei 1 988, nr. 286–1172; Passivering pensioenverplichtingen. Backservice aanvulling met bedrijfspensioenfonds Vlakglas Lijfrentegiften in natura Auto’s met een dubbele cabine waarvan de cabine zelf geen hoogte heeft van 130 cm en die aan deze eis worden aangepast, dienen uiterlijk geheel te worden voorzien van een hoog dak en in het oorspronkelijke dak dient een uitsparing te worden aangebracht van minimaal 70 bij 55 cm Toelichting op het besluit proceskosten fiscale procedures
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
61
Datum
Nummer
Onderwerp
9 mei 1995
VB95/418
9 mei 1995
VB95/63
10 mei 1995
VB95/1237
15 mei 1995
DB95/1011
18 mei 1995
DB95/1107
19 mei 1995 19 juni 1995
353/DGM/5 DGM95/1391
22 mei 1995
DB95/1952
29 mei 1995
DB95/119
23 juni 1995
DGM95/1137
Goedgekeurd dat de verschuldigde BPM die wordt berekend bij verkoop van een auto waarmee gebruik is gemaakt van de zogenaamde overgangsmaatregel wordt bepaald op grond van artikel 10, lid 1, van de wet BPM waarbij de maanden tussen aanpassing en vervreemding in aanmerking worden genomen Heffing van omzetbelasting van «call-off» voorraden Voorschrift inzake de toepassing van de regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten Postuum uitbetaald loon. Belasten bij erflater of erfgenaam Bepaling waarde pensioenrechten bij beschikbare-premieregelingen; aangroei; aanspraken begin kalenderjaar Termijn voor indiening bezwaarschriften Mededeling 4. Concentratie van zuiveringskantoren per district Nieuw beleid inzake vorming voorziening of egalisatiereserve milieukosten Belastingheffing van door een binnenlandse werkgever tewerkgestelde buitenlandse deskundigen Mededeling 51: Vervanging van formulier L(F) voor kool-/raapzaad en zonnebloempitten door registratieformulier
1
Infobulletin FIOD
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
62
BIJLAGE 10
EVALUATIEPROGAMMA A. Overzicht van de in 1994 en 1995 reeds uitgevoerde (c.q. afgeronde) evaluatie-onderwerpen (resultaten en beleidsconclusies) 1. ALGEMEEN
Onderwerp: Verkoopbeleid agrarische domeingronden Karakter: Evaluatie van de uitvoering van het geformuleerde beleid inzake verkoop van agrarische domeingronden (1990–1993). Dit onderzoek vormt de basis voor de rapportage aan de Tweede Kamer inzake het verkoopbeleid 1994–1998. De evaluatie wordt daarom in 1998 herhaald. Resultaten: De verkoop vond marktconform plaats. De jaarlijkse taakstelling (f 31 miljoen) is gerealiseerd, evenals de inspanningsverplichting ad f 15 mln. over 1993 ten behoeve van het Groenfonds. Onderwerp: IBOS (Interdepartementaal Budgettair Overleg Systeem) Karakter: Analyse van het functioneren van het IBOS over de periode 1989 tot begin 1994. Hierbij wordt zowel de bijdrage van IBOS aan het begrotingsproces, het functioneren van IBOS als bestuurlijk informatiesysteem van Financie¨n en de vakdepartementen, als het technisch functioneren van het systeem onderzocht. Daarnaast worden eventuele wensen ten aanzien van de toekomstige toepassingen van het systeem geı¨nventariseerd. Resultaten: – oordeel van de directe gebruikers over het IBOS als technisch systeem is over het algemeen positief; – het IBOS biedt de mogelijkheid om gegevens elektronisch aan te geven en heeft gezorgd voor verdere standaardisering van gegevens, consistente registratie en een meer transparante informatiestroom, die snel en relatief gemakkelijk toegankelijk is. – het IBOS is een hulpmiddel voor het vergaren van bestuurlijke informatie en tevens handzaam bij het communiceren en het voeren van discussie over mutaties in het nota- en wettencircuit en de toepassing van de regels budgetdiscipline tussen Financie¨n en departementen. – het IBOS maakt het mogelijk «produkten» te maken die aan het parlement worden geleverd bij gelegenheid van het uitbrengen van budgettaire nota’s. Beleid: In het onderzoek wordt een aantal knelpunten gesignaleerd m.b.t. het functioneren van IBOS. Dit heeft geleid tot een aantal aanbevelingen die via een geı¨nstitutionaliseerde werkgroep binnen Financie¨n en via het IBOS-gebruikersoverleg nader zullen worden uitgewerkt. Onderwerp: Bedrijfsmatige administratie EKI Karakter: Het verrichten van een analyse (incl. kostenaspecten) t.a.v. management-informatie die een bedrijfseconomische (schaduw) administratie voor de exportkredietverzekering kan bevatten. Resultaten: De benodigde informatie voor het opstellen van een balans en resultatenrekening is grotendeels reeds beschikbaar in de geautomatiseerde systemen van de NCM. Voorzieningen moeten worden getroffen voor het uitstaande obligo en dreigende schades en daarnaast moeten de uitstaande vorderingen worden gewaardeerd. Er dient nog beleidsmatig beslist te worden over de overgangsproblematiek m.b.t. het opstellen van balans en w+v-rekening, alsmede grondslagen en waarderingen voor voorzieningen. Beleid: In het project NCM 2000 (ontwikkeling en toepassing van een nieuwe generatie informatie-systemen binnen de totale NCM-groep) moet
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
63
rekening gehouden worden met de informatiebehoefte m.b.t. een bedrijfseconomische administratie en met de invoering van een volledig geautomatiseerde bedrijfsmatige resultaatbepaling. Afhankelijk van een uit te voeren kosten/baten analyse wordt overgegaan op een volledig geautomatiseerde bedrijfsmatige resultaatbepaling, naast de thans gebruikte kasmatige resultaatbepaling. Voorlopig wordt een stand alone toepassing gecree¨erd op basis van geaggregeerde gegevens. 2. FINANCIËN BINNENLAND/BUITENLAND
Onderwerp: Privatisering Rijks Inkoopbureau Karakter: Evaluatie van het verloop van het privatiseringsproces en welke betekenis het verloop van dit proces heeft gehad voor het realiseren van de doelstellingen van de privatisering van het RIB. Verder is onderzocht welke betekenis de privatisering heeft gehad voor het overheidsaanschaffingenbeleid. Resultaten: Er kan gesteld worden dat ondanks een aantal problemen het privatiseringsproces heeft bijgedragen aan het op de markt zetten van een gezond bedrijf (hoofddoelstelling). Daarnaast heeft de privatisering bijgedragen aan het realiseren van de algemene doelstellingen. M.b.t. het overheidsaanschaffingenbeleid kan worden geconcludeerd dat met de privatisering van het RIB (1990) en de opheffing van het ICO (1991) feitelijk een einde is gekomen aan het overheidsaanschaffingenbeleid. Beleid: Er zijn enerzijds aanbevelingen, die een bevestiging zijn van reeds bekende zaken uit privatiseringen. Anderzijds zijn er aanbevelingen die nieuwe lessen met zich mee brengen voor toekomstige verzelfstandigingen. Daarnaast is er een tweetal aanbevelingen m.b.t. onder andere de sturingsrelatie aandeelhouder (Staat)/NIC, dat nog nader t.b.v. de bewindslieden wordt uitgewerkt. Tenslotte zijn er aanbevelingen m.b.t. onder andere de interdepartementale coo¨rdinatie van het overheidsaanschaffingenbeleid. Hierover vindt nader overleg plaats tussen de Ministeries van Financie¨n en Binnenlandse Zaken. Onderwerp: Vergoedingssystematiek NCM Karakter: Heroverweging van de in 1989 tussen de Nederlandse Credietmaatschappij (NCM) en Financie¨n overeengekomen systematiek ter bepaling van de opbouw en de hoogte van de NCM-kostenvergoeding. De NCM krijgt jaarlijks een vergoeding van het Ministerie van Financie¨n in verband met de gemaakte kosten ter uitvoering van de regeling Exportkredietverzekering. De evaluatie dient als basis voor de met de NCM te maken afspraken over de vergoeding voor de periode 1996–1998 Resultaten: De huidige systematiek voor de kostenvergoeding scoort over het algemeen goed op de in het evaluatie-onderzoek gehanteerde criteria. Wel is op een aantal punten verbetering mogelijk (o.a. vaststelling sleutels, consistentie, onderbouwing en representativiteit). Onderwerp: Beleid Bijzondere Muntuitgifte Karakter: Informatie aan de Tweede Kamer over het beleid t.a.v. bijzondere muntuitgiften (periode 1987 t/m 1994) en over de bevindingen betreffende een reeds in gang gezet onderzoek naar de mogelijkheden tot jaarlijkse uitgifte van een bijzondere f 10,– munt. Resultaten/Beleid: De f 10,– munt krijgt een plaats in het uitgiftebeleid bijzondere munten. (Kamerstukken II 1994–95, 23 900 IXB, nr. 12) Onderwerp: Muntendistributie Karakter: Evaluatie van het per 1-1-1993 ingevoerde systeem van muntendistributie, waarbij de Nederlandsche Bank de centrale rol vervult. De evaluatie is door de Minister van Financie¨n aan de Tweede Kamer toegezegd (Kamerstukken II 1992–1993, 22 800 IXB, nr. 12) Resultaten/Beleid: Op basis van de gegevens die de werking van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
64
nieuwe systematiek in de beschouwde periode (2 jaar) heeft opgeleverd, werkt het nieuwe systeem voor de muntendistributie naar behoren. (Kamerstukken II 1994–1995, 23 900 IXB, nr. 20)
Onderwerp: De Nederlandse netto-positie vis-a-vis het EU-budget Karakter: Analyse van de ontwikkeling van de financie¨le relatie met de Europese Unie. Stilgestaan wordt o.a. bij de vraag wat de financie¨le gevolgen voor Nederland van het EU-beleid zijn. Het onderzoek betreft een toezegging van Minister Zalm aan de Tweede Kamer en heeft betrekking op de periode 1988 t/m 1999. Resultaten/Beleid: In de nota is aangegeven dat er in de toekomst meer rekening gehouden zal moeten worden met de financie¨le aspecten van de relatie van Nederland tot de EU. Dit zal bij toekomstige EU-besprekingen, o.a. over hervormingen van onderdelen van het EU-beleid, een belangrijk aspect zijn bij de bepaling van de Nederlandse positie. 3. FISCALE ZAKEN EN BELASTINGEN NB: De indeling, die in dit overzicht voor Fiscale Zaken en Belastingen is gebruikt, wijkt af van de in de ontwerpbegroting 1995 gebruikte indeling. De nu gebruikte indeling sluit meer aan bij de inhoudelijke processen. De onderzoeks-en ontwikkelingsprojecten worden daarbij in de volgende categoriee¨n ingedeeld:
3.1. Evaluatie Beleid en fiscale wetgeving 3.2. Bedrijfsvoering Belastingdienst: a. Proces en produktie b. Rechtstoepassing en fiscaal uitvoeringsbeleid c. Rechtshandhaving en doelgroepbeleid d. Analyse grondslagen en realisatie e. Communicatie-onderzoek f. Bedrijfsbesturing g. Personeel en organisatie h. Omgevingsanalyses i. Diversen Omdat niet in alle categoriee¨n onderzoek is afgerond, lopend of voorgenomen is komen in dit overzicht niet alle categoriee¨n voor. Naast bovenstaande indeling zijn er projecten die niet onder de noemer onderzoek en ontwikkeling vallen. Het betreft achtereenvolgens: – onderzoek van de directie Douane-aangelegenheden en – doorlichtingen
3.1. EVALUATIE BELEID EN FISCALE WETGEVING Onderwerp: Oort-wetgeving Karakter: De evaluatie geeft inzicht in de mate waarin de hoofddoelstelling van de Oort-wetgeving, vereenvoudiging, is gerealiseerd. Resultaten/Beleid: Het onderzoek heeft geleid tot een aantal rapporten die medio 1994 aan de Tweede Kamer zijn aangeboden. De resultaten van het onderzoek zullen worden gebruikt bij de formulering van het toekomstige fiscale beleid. Onderwerp: Opschoning kentekenregister Karakter: De Tweede Kamer zal voor de indiening van het wetsvoorstel invoering motorrijtuigenbelasting 1994 op de hoogte worden gesteld van de voortgang van het opschonen van het kentekenregister. De toezegging is door de Staatssecretaris gedaan tijdens de mondelinge behandeling in
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
65
de Tweede Kamer van het wetsvoorstel motorrijtuigenbelasting 1994 (Handelingen II, 1993/94, blz. 18–1318) Resultaten/Beleid: In een brief aan de Tweede Kamer van februari 1995 wordt door de Staatssecretaris van Financie¨n aangegeven dat de meeste activiteiten rond de schoning van het kentekenregister inmiddels zijn afgerond. De resultaten van de schoningsoperatie zijn van dien aard geweest dat het verantwoord werd geacht om de Wet op motorrijtuigenbelasting per 1 april 1995 in te voeren.
Onderwerp: Evaluatie VAMIL-regeling Karakter: In dit onderzoek is samen met het ministerie van VROM het gebruik en de effectiviteit van de regeling voor vervroegde afschrijving van milieu-investeringen (VAMIL) onderzocht. In een eerste fase is met name de interne kant van de uitvoering van deze regeling onderzocht. In de zomer van 1994 heeft een extern onderzoek plaats gevonden onder potentie¨le gebruikers en andere betrokkenen. Resultaten: In november 1994 is het eindrapport van het onderzoek aan de Kamer aangeboden. De belangrijkste conclusies luidden dat de regeling naar tevredenheid werkt en aan haar doel beantwoordt. Beleid: De gedane aanbevelingen, die slechts betrekking hadden op de praktische uitvoering van de regeling, zullen worden nagevolgd. Verder ligt er bij de Kamer een wetsvoorstel om onbedoeld gebruik van de regeling tegen te gaan. 3.2. BEDRIJFSVOERING BELASTINGDIENST Rechtshandhaving en Doelgroepenbeleid
Onderwerp: Selectie-systeem IBS 1994 Karakter: Dit onderzoek kent twee deelprojecten. In het eerste deelproject heeft evaluatie plaatsgevonden van de huidige selectiesystemen in IBS: de Eerstejaars Selectie Module (ESM) en de Voorselectie Inkomstenbelasting Aangifte (VIA). Daarnaast is in het tweede deelproject onderzocht op welke wijze in de toekomst de selectiecriteria kunnen worden vastgesteld. Resultaten: Het onderzoek heeft geleid tot nieuwe selectieregels ten behoeve van de geautomatiseerde aanslagregeling voor de inkomstenbelasting. Beleid: De onderzoeksresultaten zijn in het Inkomstenbelasting Informatie Systeem (IBS) geı¨mplementeerd. Onderwerp: Ondersteuning doelgroep- en aspectenonderzoek Particulieren Karakter: In dit project is gewerkt aan een verdere systematisering van de doelgroep- en aspectenonderzoeken binnen de divisie Particulieren, in samenhang met de particulieren uit de (G)O-divisies. In overleg tussen directie Particulieren, PFC/Onderzoek en FIOD/ID is de opzet nader uitgewerkt, voortbouwend op de in 1993 gestarte samenwerking. Resultaten: Het project heeft geleid tot een opzet voor een zogenaamde eenprocentssteekproef, bestaande uit een a-selecte keuze van aangiftes voor de inkomstenbelasting die grondig worden geregeld. Beleid: De eenprocentssteekproef is in het Inkomsten Belasting informatie Systeem geı¨mplementeerd. Onderwerp: Methodische Ondersteuning Landelijk Coo¨rdinatiepunt Karakter: In dit onderzoek is een methodiek ontwikkeld voor de evaluatie van door eenheden toegepaste (nieuwe) controletechnieken. Tevens is deze methodiek op een aantal eenheden toegepast. Dit project
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
66
vloeit voort uit het Compliance-onderzoek, waarbinnen een evaluatie van de actie Dienblad heeft plaatsgevonden. Resultaten: Het onderzoek heeft geleid tot een beschrijving van een methodiek voor effectmeting. Beleid: De beschreven methodiek kan door eenheden worden toegepast.
Onderwerp: Klantbehandeling Karakter: Dit thema kent drie deelonderzoeken: – Evaluatie vernieuwing klantbehandeling. Met dit onderzoek worden het verloop en de effecten van de vernieuwing van de (geı¨ntegreerde) klantbehandeling gemeten, zowel intern als extern. – Vernieuwing klantbehandeling en optimale teamsamenstelling. In dit onderzoek zijn drie projecten die al langer gepland staan en met elkaar samenhangen in elkaar geschoven: optimale teamsamenstelling, allocatie mensen en middelen, en aandachtsspectrum O-team. Centraal staat de relatie tussen een bepaald werkpakket binnen een O-team en de daarbij behorende «ideale» teamsamenstelling. – Integrale klantbehandeling. Dit betreft een doorlichting naar de wijze waarop integrale klantbehandeling wordt aangestuurd. Met de doorlichting wordt gekeken hoe de visie ten aanzien van integrale klantbehandeling wordt vertaald in bestuurlijke maatregelen en of de ontwikkeling van het ondersteunende instrumentarium consistent is met deze visie. Resultaten: De doorlichting is inmiddels afgerond. De evaluatie van de klantbehandeling is structureel onderdeel van de fiscale monitor. Beleid: De resterende deelprojecten zijn ondergebracht in de verdere ontwikkeling van bestuurlijke informatie, en hebben daardoor niet meer een onderzoeksmatig karakter. Onderwerp: Informele economie Karakter: Dit onderzoek maakte deel uit van het (non-)complianceproject. In het onderzoek wordt getracht de omvang te schatten van de fiscale fraude bij huishoudens, toegespitst op de inkomsten uit rentebetalingen, inkomsten uit dividend betalingen en inkomsten uit huishoudelijke arbeid. Uitgangspunt is de discrepantie tussen de uitkomsten van de Sociaal-economische Rekeningen en het Inkomenspanelonderzoek. Resultaten: Het onderzoek laat zien dat het moeilijk is om op macroniveau met voldoende nauwkeurigheid de omvang van fiscale fraude te schatten. Beleid: De Belastingdienst zal voortgaan met eigen onderzoek op microen mesoniveau om inzicht in de omvang van non-compliance te krijgen. Communicatie-onderzoek
Onderwerp: Communicatie-onderzoek algemeen Karakter: Onder deze verzamelnaam wordt onderzoek verricht op het terrein van communicatie en dienstverlening. Daarbij gaat het om diverse soorten onderzoek: – Het vooraf testen van campagne middelen (zoals radio- en tv-spots, brochures en biljetten); – het meten van effecten van communicatiebeleid (zoals effecten van tv-campagnes) en – tekstanalyses. Een aantal grote projecten wordt in de volgende paragrafen afzonderlijk beschreven. Resultaten/beleid: Op basis van de resultaten van deze onderzoeken zijn radio- en tv spots aangepast, en formulieren en brochures gewijzigd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
67
Onderwerp: Evaluatie campagne fiscale momenten 1993 Karakter: Het onderzoek richtte zich op het vaststellen van het bereik, de waardering en het effect van de campagne «Fiscale Momenten 1993». Resultaten: De campagne fiscale momenten heeft een bereik van 71% gehad en het algemeen oordeel over de campagne is positief. De kennis over fiscale momenten is toegenomen. Onderwerp: Evaluatie campagne fiscale momenten 1994 Particulieren Karakter: Het onderzoek richtte zich op het vaststellen van het bereik, de waardering en het effect van de campagne «Fiscale Momenten 1994». De campagne kende twee thema’s: «trouwen en samenwonen» (gericht op jongeren van 18–35 jaar) en het T-biljet (voor jongeren van 15–25 jaar). De belangrijkste campagnemiddelen (tv- en radiospots) zijn getest. Resultaten: De campagne Trouwen en Samenwonen heeft een bereik van 70% gehad en wordt zeer positief beoordeeld. Evaluatie volgens de normen van de Zilveren Standaard heeft niet aangetoond dat er effecten op kennisniveau zijn. De campagne T-biljet heeft een bereik van 70% gehad en wordt zeer positief beoordeeld. Na de campagne is de kennis van de doelgroep over het terugvragen van belastingen op acceptabel niveau. Onderwerp: Evaluatie Aangifte-campagne 1994 Karakter: Het onderzoek richtte zich op het vaststellen van het bereik, de waardering en het effect van de campagne «Aangifte 1994». De belangrijkste campagnemiddelen zijn in 1993 gepretest. Resultaten: De aangiftecampagne heeft een bereik van 83% gehad en het algemeen oordeel over de campagne is positief. Het kennisniveau van de bereikten ligt na de campagne hoger en het percentage belastingplichtigen dat zelf het aangiftebiljet invult is gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Onderwerp: Evaluatie proef aangiftebiljetten Venlo Karakter: Het onderzoek richtte zich op de vraag of de experimentele aangiftebiljetten IB met een nieuwe toelichting gemakkelijker in te vullen zijn en tot minder invulfouten leiden. Het onderzoek had als doel de beleidsbeslissing tot landelijke introductie te ondersteunen. Resultaten: Het onderzoek heeft laten zien dat de experimentele biljetten door de belastingplichtige hoger worden gewaardeerd en tot minder fouten leidden dan de oude. Bovendien zijn aanvullende suggesties voor verbetering naar voren gekomen. Beleid: De nieuwe biljetten zijn inmiddels landelijk ingevoerd. Onderwerp: Evaluatie Viditel-loket voor ondernemers en DouaneViditel-loket Karakter: Het onderzoek moest inzicht geven in de omvang en de aard van het gebruik van de genoemde Viditel-loketten. Bovendien moest het onderzoek de waardering van de gebruikers voor de loketten in beeld brengen en aanknopingspunten bieden voor een eventuele verbetering van het informatie-aanbod. Stand van zaken: Onderzoek is komen te vervallen in verband met een bredere evaluatie van de nieuwe media. Bedrijfsbesturing
Onderwerp: Fiscale Monitor 1994 Karakter: Met de Fiscale Monitor wordt periodiek en op gesystematiseerde wijze een beeld verkregen van de meningen en opvattingen van belastingplichtigen over de uitvoering van de fiscale wet- en regelgeving door de Belastingdienst. Jaarlijks worden bij de diverse groepen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
68
belastingplichtigen meningen en opvattingen over de uitvoering van de fiscale wet- en regelgeving door de Belastingdienst, door middel van gestructureerde interviews in kaart gebracht. Resultaten: In 1994 zijn de deelrapportages Grote Ondernemingen, Ondernemingen en Particulieren verschenen in zowel afzonderlijke rapporten, als in een samenvattend overkoepelend rapport. Het overkoepelend rapport is eind februari 1995 aan de Tweede Kamer aangeboden. De onderzoeksresultaten bieden steun aan de weg die de belastingdienst is ingeslagen. Op diverse punten zal het beleid echter versterkt en aangepast worden. Doorlichtingen
Onderwerp: Opslagregelingen Karakter: Het betreft hier een doorlichting naar het functioneren van de opslagregelingen binnen Douane. Stand van zaken: Deze doorlichting is mede naar aanleiding van de consequenties van de doorlichting Vergunningenbeleid voorlopig uitgesteld. Onderwerp: Vergunningenbeleid Douane Karakter: Het betreft een doorlichting naar het vergunningenbeleid van de directie Douane. De doorlichting geeft inzicht in de effectiviteit van de wijze waarop de beoogde verbetering van de toepassing van het vergunningenbeleid heeft plaats gevonden. Resultaten: Aanbevelingen zijn gedaan ten aanzien van: – Coo¨rdinatie en bewaking van eenheid van beleid en uitvoering; – Verbetering van de kwaliteit van de bestuurlijke informatie; – Beperking van de risico’s verbonden aan het vergunningenbeleid; – Hechtere samenwerking tussen de directies Douane Aangelegenheden en Planning, Financie¨n en Control teneinde beter zicht te krijgen op de bedrijfsvoering bij de Douane. Beleid: De aanbevelingen zijn overgenomen en worden nader uitgewerkt. Onderwerp: Voorkoming administratieve fouten Karakter: Het betreft hier een doorlichting naar het voorkomen van administratieve fouten in de nabewerking van IB en VpB. Onderdeel van de doorlichting is tevens een onderzoek naar het effect van de invoering van het IBS op het voorkomen van administratieve fouten. Resultaten: In deze doorlichting is de Vpb voorlopig buiten beschouwing gelaten. Met betrekking tot de IB zijn aanbevelingen gedaan ten aanzien van: – een uit te voeren steekproef naar de omvang van administratieve fouten; – een uit te voeren evaluatie op getroffen en te treffen maatregelen ter verdere terugdringing van adm. fouten; – aanpassing van het IBS-systeem i.v.m. artikel 64-problematiek; – stimulering van goed gestructureerde procesbeheersing; o.a. risicoanalyse, gerichte deelwaarneming, rapportage en opfris EP. Beleid: De aanbevelingen zijn met uitzondering van de uit te voeren evaluatie overgenomen. Onderwerp: Kwaliteitsaudit Invordering Karakter: In deze audit is een brede analyse uitgevoerd naar de kwaliteitsborgende maatregelen binnen het invorderingsproces. Hierbij is aandacht geschonken aan diverse aspecten van het invorderingsproces zoals: procesgang, draagvlak en kwaliteitsbewaking binnen de eenheid, externe factoren en het opleidingsniveau van invorderaars. Resultaten: Uit het onderzoek is gebleken dat het invorderingsproces op
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
69
dit moment (medio 1994) voldoende beheersbaar is. Verbeteringen zijn echter mogelijk met betrekking tot sturing, structuren en samenwerking. Beleid: Een aantal aanbevelingen uit het rapport zijn overgenomen en worden nader uitgewerkt. De DRB zal in de loop van 1995 in een themabijeenkomst opnieuw dit onderwerp behandelen en daarbij evalueren of uitgewerkte aanbevelingen gee¨ffectueerd zijn.
Onderwerp: Heroverweging portikosten Karakter: Het doel van dit onderzoek is om via aan analyse van de poststromen binnen de Belastingdienst na te gaan in hoeverre er mogelijkheden zijn om de porti-uitgaven te beheersen. Resultaten: In kort tijdsbestek heeft een project Heroverweging Porti plaatsgevonden. In het rapport is een groot aantal concrete aanbevelingen gedaan, die door de Directieraad Belastingdienst vrijwel alle zijn overgenomen. Beleid: Mede als gevolg van deze heroverweging is het gehele portibudget gedecentraliseerd naar de divisies. Onderwerp: Heroverweging documentbeheer Karakter: Het onderzoek richt zich op de papieren informatiedragers die worden gebruikt bij de communicatie tussen de Belastingdienst en de belastingplichtigen alsmede tussen de eenheden. Nagegaan is welke oplossingen er mogelijk zijn voor een aantal gesignaleerde knelpunten. Het onderzoek betreft het gehele levenspad van documenten: van inkoop, druk en gebruik tot en met archivering. Resultaten: De projectgroep Heroverweging Documentbeheer heeft medio 1994 haar eindrapport aangeboden. De projectgroep doet een aantal aanbevelingen tot verbetering van de organisatie van het documentbeheer – en ontwikkeling. Met name van belang is het voorstel tot instelling van een ondersteuningsinstituut voor de portefeuillehouders. Lopende het onderzoek zijn al verbeteringen aangebracht in het documentbeheer. Beleid: De Directieraad Belastingdienst is met de aanbevelingen accoord gegaan. De opbouw van het ondersteuningsinstituut is eind 1994 ter hand genomen. Onderwerp: Belastingheffing over bancaire en levensverzekeringproducten Karakter: De doorlichting beoogt de samenwerkingsvormen binnen de Belastingdienst te onderzoeken op effectiviteit in de coo¨rdinatie om de problematiek van bancaire en levensverzekeringsprodukten op te lossen. Resultaten: Aanbevelingen zijn gedaan t.a.v.: a- Productbeoordeling vooraf bij de verzekeringsmaatschappijen b- Communicatie met de markt c- Inrichting Coo¨rdinatiepunt d- Afbakening werkterrein van de werkgroep bancaire producten e- Renseignering lijfrentepremies f- Controle op juistheid van de fiscale duiding van kostengegevens van bank naar particulieren g- Onderzoek naar haalbaarheid aanpassing aangiftebiljetten i.v.m kapitaal-uitkeringen h- Onderzoek naar kennisachterstand op eenheden i- Periodieke steekproef gericht op vaststelling heffingsbelang en kwaliteitsborging bij de behandeling van verzekeringsproducten Beleid: De aanbevelingen a,b en d zijn door de Directieraad onder voorwaarde overgenomen, c, e en i zijn niet overgenomen en de aanbevelingen f, g en h zijn overgenomen. E.e.a. wordt nader uitgewerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
70
B. Overzicht van de voor 1995–2000 lopende en voorgenomen onderzoeken 1. ALGEMEEN
Onderwerp: Programmering van evaluaties Karakter: Jaarlijkse toetsing van de rapportage in de begroting over het onderwerp evaluatie aan de begrotingsvoorschriften terzake. Daarin staan vragen centraal als in welke mate de ministeries evaluatieonderzoek uitvoeren, hoe zij met de resultaten omgaan alsmede hoe zij de stimulering en coo¨rdinatie ter hand nemen. Resultaten: T.a.v. het voldoen aan de voorschriften door de ministeries wordt het volgende geconcludeerd: a. door negen ministeries wordt inzicht gegeven in de wijze van stimulering en coo¨rdinatie; b. twaalf ministeries verschaffen inzicht in de wijze waarop met afgeronde evaluatieonderzoeken is omgegaan; c. alle ministeries die inzicht geven in het afgeronde evaluatieonderzoek geven tevens inzicht in de lopende en voorgenomen evaluatieonderzoeken. Beleid: Gestreefd wordt naar een zo volledig mogelijk overzicht van de evaluatie-activiteiten van de Ministeries. Onderkend wordt dat het melden van evaluatieonderzoeken in de externe begroting neveneffecten kan hebben, zoals het aantasten van de onderhandelingspositie van het ministerie. Nader overleg vindt plaats over hoe hiermee – met inachtneming van de rapportage-plicht aan de Kamer – het beste kan worden omgegaan. Planning: Rapportage ieder jaar in december. Onderwerp: Volume- en prestatiegegevens in de begrotingen Karakter: Jaarlijkse evaluatie naar de mate waarin en de wijze waarop de ministeries invulling hebben gegeven aan de bepalingen van artikel 7c van de Comptabiliteitswet (de presentatie van volume- en prestatiegegevens) en de begrotingsvoorschriften terzake. Het doel van het onderzoek is te komen tot een kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van de volume- en prestatiegegevens in de begroting. Hierdoor is de Kamer beter in staat de begrotingsramingen, alsmede de doelmatigheid van de beleidsuitvoering en zo mogelijk de doelbereiking van het beleid te kunnen beoordelen en op basis daarvan beleidsmatige discussies met de verantwoordelijke bewindslieden te voeren. Resultaten: In het overkoepelende rapport wordt de conclusie getrokken dat de kwaliteit van de in de zomer ’94 door de ministeries aangeleverde volume- en prestatiegegevens uiteenloopt. Voorts blijkt dat als gevolg van de strengere kwaliteitseisen die door Financie¨n zijn gehanteerd de dekkingspercentages lager uitvallen. T.a.v. de presentatie van de volumeen prestatiegegevens wordt de conclusie getrokken dat de kwaliteit daarvan sterk verschillend is. Beleid: Overwogen wordt de kwaliteitseisen t.a.v. ramingskengetallen aan te scherpen en deze te expliciteren in de begrotingsvoorschriften ’97. Daarnaast wordt overwogen om t.b.v. de Miljoenennota ’96 zogenoemde gecorrigeerde dekkingspercentages te berekenen voor de ramingskengetallen. Deze percentages houden rekening met de omstandigheid dat de mogelijkheden voor het toelichten van een begroting met kengetallen per ministerie kan verschillen. Gecorrigeerd wordt daarom voor het gedeelte van de begroting dat niet zinvol met ramingskengetallen is toe te lichten. Van gecorrigeerde dekkingspercentages gaat een grotere stimulans uit op de ministeries om hun volume- en prestatiegegevens te verbeteren. Planning: Rapportage ieder jaar in december.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
71
Onderwerp: Volume- en prestatiegegevens in de rekening Karakter: Jaarlijkse evaluatie van de mate waarin en de wijze waarop de ministeries invulling hebben gegeven aan de bepalingen van artikel 66.2 van de Comptabiliteitswet (de presentatie van volume- en prestatiegegevens) – artikel 65.4b 6e wijziging Comptabiliteitswet – en de begrotingsvoorschriften terzake. Het doel van het onderzoek is gelijk aan bovengenoemd onderzoek m.b.t. volume- en prestatiegegevens in de begroting. Planning: Het betreft hier een voorgenomen onderzoek dat in de loop van 1996 wordt gestart. Onderwerp: Samenwerking op het terrein van de financie¨le informatievoorziening in de Rijksdienst Karakter: Verkennende studie naar de mogelijkheden van een (intensievere) samenwerking tussen de departementen op het terrein van de financie¨le informatievoorziening. Doel is de beschikbare gelden op het gebied van de begrotingsadministratiesystemen doelmatiger en doeltreffender aan te wenden. Resultaten/Beleid: 1. Voorstel tot instellen van een interdepartementaal platform (PLAFIN) voor ervaringsuitwisseling op het gebied van de binnendepartementale begrotingsadministraties en het desgewenst op dat terrein in gang zetten van projecten. 2. Uitvoeren van een onderzoek naar de gemeenschappelijke functionaliteit in de departementale begrotingsadministraties door een extern bureau. Planning: Rapportage in 1996 (uitgesteld vanwege complexiteit deelonderzoek ad 2) Onderwerp: Bommenregeling Karakter: Conform de gemaakte afspraak tussen Financie¨n en Defensie is met ingang van 1 januari 1994 gedurende de eerste 5 jaar van de maximale looptijd van het «Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1994» structureel een bedrag van Financie¨n naar Defensie overgeheveld. Na vijf jaar wordt gee¨valueerd hoe de budgettaire afwikkeling in de praktijk is verlopen en hoe het regime voor de volgende periode dient te zijn. Planning: Voorjaar 1999 Onderwerp: Bijdrage Instituut Onderzoek Overheidsuitgaven Karakter: Evaluatie van de bijdrage van het ministerie van Financie¨n aan het Instituut voor Overheidsuitgaven. Toegezegd in het kader van de voortgangsrapportage geı¨ntegreerd subsidiebeleid. Planning: tweede helft 1995 (Uitgesteld wegens prioriteitenstelling) Onderwerp: Reorganisatie Domeinen Karakter: Doorlichting van de vernieuwde organisatie van Domeinen. Bekeken wordt in hoeverre de doelstellingen die met de reorganisatie per 1-1-1994 worden beoogd zijn behaald. Planning: 1995 Onderwerp: Middelenafspraken Karakter: De laatste tijd zijn er steeds vaker ad-hoc beslissingen genomen t.a.v. middelenafspraken. Dit betekent dan dat er impliciet nieuw beleid wordt geformuleerd. Mede n.a.v. een vraag van de Minister wordt de huidige situatie vergeleken t.o.v. normen/uitgangspunten, met als doel een e´e´nduidig beleid te (her)formuleren. Planning: Onderzoeksperiode: juni t/m augustus 1995; vervolgacties daarna.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
72
Onderwerp: Verkoopbeleid agrarische domeingronden Karakter: Evaluatie van de effectiviteit van het geformuleerde beleid inzake verkoop van agrarische domeingronden (1995–1998). Dit onderzoek vormt de basis voor de rapportage aan de Tweede Kamer inzake het verkoopbeleid voor de daarop volgende kabinetsperiode. Planning: 1998 Onderwerp: Verkoopbeleid overige onroerende zaken Karakter: Het betreft een onderzoek naar de vraag of de verkoop van onroerende zaken in 1992–1993 heeft plaatsgevonden conform het beleid (marktconformiteit, doorlooptijd etc.) Resultaten: In de onderzochte zaken bleek dat marktconform werd verkocht en overeenkomstig de overige uitgangspunten van het beleid. Planning: In het kalenderjaar na de onderzoeksperiode wordt het onderzoek uitgevoerd en worden de onderzoeksbevindingen aangeboden aan de plv. SG. Eerstvolgende rapportage eind 1995 over de in 1994 gerealiseerde niet-agrarische verkopen. Onderwerp: Behandeling onroerende-zaakbelasting Karakter: Onderzoek naar de behandeling van aanslagen voor OZB. Doel van de evaluatie is te bezien of een meer effectieve behandeling van aanslagen en beoordeling van waardegrondslagen mogelijk is. Planning: eind 1996 Onderwerp: Grondverbetering Karakter: Evaluatie van het in 1994 en 1995 gevoerde beleid ten aanzien van de grondverbetering. Onderzocht wordt in welke mate de financiering van grondverbetering door Domeinen gerechtvaardigd is. Planning: eind 1996 Onderwerp: Omslagstelsel Karakter: Evaluatie van de werking van het in 1993 ingevoerde omslagstelsel ten behoeve van schade aan het rijkswagenpark. Planning: 1996 (uitgesteld wegens prioriteitenstelling) Onderwerp: Interfaces (ZBO’s en recent geprivatiseerde instellingen) Karakter: Evaluatie van de toezichtsrelaties vanuit Financie¨n. Nagegaan wordt of het toezicht werkt conform opzet en of dit toezicht toereikend is. Planning: 1995/1996 Onderwerp: Geautomatiseerde betaalbaarstelling Gemeentefonds Karakter: Evaluatie van de geautomatiseerde betaalbaarstelling Gemeentefonds ten behoeve van verlenging dan wel vernieuwing van contracten met derden (thans RCC). Als gevolg van de evaluatie van de Financie¨le-Verhoudingswet 1984 treden er (naar verwachting met ingang van 1997) ingrijpende wijzigingen op in het verdeelstelsel van de algemene uitkering. De (vermoedelijke) gevolgen voor het geautomatiseerde systeem worden bij het lopende onderzoek betrokken. Het doel van de evaluatie is te komen tot een geautomatiseerd systeem dat voorziet in de huidige en toekomstige behoeften aan een betrouwbare en doelmatige berekening, betaalbaarstelling, verslaglegging en registratie terzake van de algemene uitkering. Planning: Tweede helft 1995/1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
73
2. FINANCIËN BINNENLAND/BUITENLAND
Onderwerp: Privatisering Staatsloterij Karakter: Onderzoek naar de effecten van de privatisering van de Staatsloterij op 15 juni 1992. Bekeken wordt in hoeverre de doelstellingen van de privatisering zijn behaald. Planning: tweede helft 1995 Onderwerp: Regeling Bijzondere Financiering 1971 Karakter: In samenwerking met Economische Zaken wordt de regeling gee¨valueerd op actualiteit, effectiviteit en doelmatigheid. O.a. wordt stilgestaan bij de vragen of het knelpunt op de kapitaalmarkt door de regelgeving wordt verminderd en of de (maatschappelijke) baten opwegen tegen de (budgettaire) lasten. Dit is door de Minister toegezegd tijdens de mondelinge behandeling van evaluatie regeling AA-kredieten en garantieregeling PPM op 31 januari 1991. Planning: Rapportage: najaar 1995 Onderwerp: Kostendekkendheid van het stelsel van exportkredietverzekering Karakter: Ee´n van de randvoorwaarden van het beleid ten aanzien van de regeling exportkredietverzekering is kostendekkendheid over een reeks van jaren. Dit onderwerp behelst een tweetal evaluaties. In eerste instantie wordt bezien in hoeverre meer inzicht kan worden verkregen in de kostendekkendheid door een alternatieve verwerking van de resultaten van de exportkredietverzekering. Tot deze evaluatie werd besloten op advies van de Rijkscommissie. In een tweede evaluatie wordt onderzocht in welke mate het premiebeleid, landen- en acceptatiebeleid en het recuperatiebeleid van invloed zijn op de kostendekkendheid van het stelsel. Planning: 1996–1997 (Het onderzoek is vertraagd o.a. vanwege de onzekerheden m.b.t. voortgang harmonisatiebesprekingen in EU-verband.) Onderwerp: Exportkredietverzekering Karakter: Integrale evaluatie na ex ante evaluatie gevolgen EG-maatregelen inzake harmonisatie voor exportkredietverzekering. Deze evaluatie is afgesproken in het kader van de rapportage geı¨ntegreerd subsidiebeleid aan de Tweede Kamer. Onderzocht wordt in welke mate de doelstelling m.b.t. het bestrijden van overheidsgesteunde buitenlandse concurrentie (vervalsing) en het bieden van concurrerende voorwaarden aan Nederlandse exporteurs wordt bereikt. Planning: 1996/1997 (Het onderzoek is vertraagd o.a. vanwege onzekerheden m.b.t. voortgang harmonisatiebesprekingen in EU-verband) Onderwerp: Wet Herverzekeringen Investeringen 1969 Karakter: Integrale evaluatie m.b.t. doelstellingen en effectiviteit van de regeling WHI. Planning: nog vast te stellen Onderwerp: Koersrisico-dekking exportkredietverzekering Karakter: Uitvoeren van een kosten-baten analyse van afdekking door de Staat van koersrisico’s die voortvloeien uit de exportkredietverzekering. Het betreft een ex-ante evaluatie. Planning: eind 1995/ begin 1996 Onderwerp: Gebeurtenissen m.b.t. Vie d’Or Karakter: Evaluatie van de gebeurtenissen m.b.t. de levensverzekeraar
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
74
Vie d’Or. Doel is hieruit conclusies te trekken teneinde de kans op herhaling van deze situatie zo gering mogelijk te houden. Planning: Afgewacht worden de bevindingen van de parlementaire Commissie Toezicht Verzekeringskamer (Commissie Ybema)
Onderwerp: Nieuw model betalingsverkeer Karakter: Bezien wordt in hoeverre de doelstellingen van het nieuwe model betalingsverkeer a. zijn gerealiseerd; b. aan de actualiteit moeten worden aangepast. Doelen: – de afwezigheid van saldi en float bij het betalingsverkeer van de rijksoverheid; – de sturende werking van de stukstarieven; – het kunnen schuiven met betaalmomenten van alle daarvoor in aanmerking komende betaalopdrachten Neveneffecten: – de gevolgen voor de driehoeksverhouding tussen de Schatkist, De Nederlandsche Bank en de geldmarkt; – de gevolgen op het administratief-technische vlak – de gevolgen voor de interne regelgeving van de rijksoverheid Doelmatigheid: – meting aan de hand van de kosten die door het bankwezen in rekening zijn gebracht; – meting aan de hand van de ontwikkeling van het schatkistsaldo en de daarop afgestemde korte termijn financieringstransacties. Slagvaardigheid en effectiviteit organisatie-onderdelen: Onderzoek naar de afstemming van de werkzaamheden van de dienstonderdelen binnen het Ministerie van Financie¨n die organisatorisch een coo¨rdinerende rol vervullen op het terrein van het betalingsverkeer van de rijksoverheid. Planning: De tijdsplanning van het onderzoek is te zien in samenhang met het feit dat de kaderovereenkomsten met de BankGiroCentrale en met de Postbank op 1 december 1995 aflopen. Thans vinden met bancaire instellingen onderhandelingen plaats over de situatie na laatstgenoemde datum. Hierna vindt in 1996 het onderzoek plaats. Onderwerp: Kasbeheer Karakter: Onderzocht wordt in hoeverre de Rijksoverheid een doelmatig en doeltreffend kasbeheer voert. Doelen: – een optimaal saldo- en rekeningenbeheer; – een optimaal geldstromenbeheer; – een optimaal crediteuren- en debiteurenmanagement; – een optimaal liquiditeitenmanagement; – een optimaal risicomanagement (valutabeheer). Neveneffecten: Zie evaluatie Nieuw model betalingsverkeer Slagvaardigheid en effectiviteit organisatie-onderdelen Onderzoek naar de afstemming van de werkzaamheden van de dienstonderdelen binnen het Ministerie van Financie¨n die organisatorisch een coo¨rdinerende rol vervullen op het terrein van het kasbeheer van de rijksoverheid. Planning: 1997 in vervolg op het onderzoek nieuw model betalingsverkeer Onderwerp: Risicobeheer Karakter: Evaluatie van het risicobeheer van de Rijksoverheid mede in relatie tot het in voorbereiding zijnde Besluit Materieel Beheer. Gekeken wordt naar de wijze waarop door de departementen invulling wordt gegeven aan de in het Besluit Materieel Beheer opgenomen aanwijzigingen ter zake van het risicobeheer Rijksoverheid. Aanleiding voor
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
75
deze evaluatie is een nota van de Algemene Rekenkamer inzake de wijze waarop het Ministerie van Financie¨n invulling geeft aan zijn verantwoordelijkheden en bevoegdheden t.b.v. een doelmatig risicobeheer bij de Rijksoverheid (opgenomen in decemberverslag 1992 van de AR) Planning: 1997 of later (vooropgesteld dat het besluit materieelbeheer op 1-1-’96 in werking treedt)
Onderwerp: Verzelfstandiging Verzekeringskamer Karakter: Onderzoek naar de effecten van de beheersmatige verzelfstandiging van de Verzekeringskamer op 1 september 1992. Centraal staat of de doelstellingen die voor ogen stonden bij de beheersmatige verzelfstandiging van de Verzekeringskamer, zoals het wegnemen van de beheersmatige knelpunten en het beter toegerust zijn voor de toekomstige taken, zijn gerealiseerd. Planning: eerste kwartaal 1996 Onderwerp: Privatisering ’s-Rijks Munt Karakter: Onderzoek of de doelstellingen van de voor 1994 geplande privatisering van ’s-Rijks Munt zijn behaald. Planning: 1997 Onderwerp: Evaluatie Wet Melding Ongebruikelijke Transacties Karakter: Het bezien of het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) die resultaten behaalt, die bij de totstandkoming van de Wet MOT verwacht werden en of het MOT in dat opzicht een bijdrage levert aan de bestrijding van het witwassen van geld. De evaluatie is opgenomen in de MvT bij Wet MOT (Kamerstukken 23 009, nr 3), alsmede plenaire behandeling in Kamer (Handelingen 1993–1994, 12–788). Planning: zomer 1996 Onderwerp: Wet assurantiebemiddelingsbedrijf (Wabb) Karakter: Evaluatie van de werking van de wet vijf jaar na inwerkingtreding (1 april 1991) Planning: 1996 Onderwerp: Gebruik van interventieportefeuille Karakter: Evaluatie van de werking van de Interventieportefeuille, alsmede de actualiteit van de doelstellingen van de Interventieportefeuille. Stilgestaan wordt o.a. bij de vragen in hoeverre de Interventieportefeuille heeft bijgedragen aan het voorkomen van manipulatieve prijsvorming in het kader van de voor- en nazorg bij de emissie van een staatslening en hebben daarnaast de aan- en verkopen voor rekening van de Staat geleid tot een koersverloop, dat past in het algemene beeld. Planning: eind 1995 Onderwerp: Stichting Effekten Vernieuwingsbureau Karakter: Herijking doelstellingen van het wettelijke kader. Stilgestaan wordt o.a. bij de mate waarin de doelstelling, namelijk het vervangen van verloren gegane effecten en het verschaffen van waarborgen (aansprakelijk) t.a.v. de vervanging, wordt bereikt. Tegen de achtergrond van een voortschrijdende giralisering van het effecten-verkeer vormt de Effectenvernieuwingswet momenteel een met waarborgen omkleed sluitstuk, waarvan de kosten beperkt zijn. De evaluatie is toegezegd in het kader van de Voortgangsrapportage geı¨ntegreerd subsidiebeleid. Planning: eind 1995 Onderwerp: Rijksgaranties Karakter: Beleid inzake te verlenen rijksgaranties op kapitaalmarktleningen afgesloten door derden. Inventarisatie van controle op het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
76
aangaan van garanties (uitputting van het budget) alsmede het beoordelingskader voor marktconformiteit. Planning: eind 1995
Onderwerp: Financieringsbeleid/Staatsschuld Karakter: Conform een toezegging van de minister aan de Tweede Kamer bij de behandeling van een onderzoek door de Algemene Rekenkamer (Financiering van de Nederlandse Staatsschuld, 1990) wordt thans jaarlijks in de Slotwet (voorheen ontwerpbegroting (op kleinere schaal) het financieringsbeleid gee¨valueerd. Het is de bedoeling dat een meer uitgebreide evaluatie wordt voorbereid. Planning: 1995/1996 Onderwerp: Financieringsbeleid en Begrotingssystematiek Karakter: Relatie tussen bedrijfseconomische afweging en budgettaire verwerking als beoordelingskader voor het financieringsbeleid. Het onderzoek heeft betrekking op de periode 1990–1995 Planning: najaar 1995 Onderwerp: Afwegingskader van vervroegde aflossing Karakter: Ex-ante onderzoek: Doel is een kader te scheppen waarin afwegingen t.a.v. vervroegde aflossingen van staatsleningen gemaakt kunnen worden (mogelijk zelfs voor actiever schuldbeheer in het algemeen). Planning: oktober/november 1995 Onderwerp: Depot-tarieven van het Agentschap Karakter: Evaluatie van de door derden aan het Agentschap te betalen kosten, vanwege het laten bewaren van gedeponeerde zaken. Stilgestaan wordt o.a. bij de vragen: – welke consequenties zijn het gevolg van het invoeren van een tarief voor depot-werkzaamheden? – hoe groot is de bereidheid van derden om thans de kosten te betalen? Planning: eind 1997 Onderwerp: De toekomst van de Bretton-Woodsinstellingen Karakter: Evaluatie rol en betekenis IMF/Wereldbank i.v.m. 50-jarig bestaan. Bijdrage IMF aan monetaire stabiliteit en bijdrage Wereldbank aan duurzame ontwikkeling. De evaluatie betreft een toezegging van de Ministers Pronk en Zalm aan het Parlement en heeft betrekking op de periode 1944–1994 en nabije toekomst. Planning: zomer 1995 3. FISCALE ZAKEN EN BELASTINGEN
3.1. EVALUATIE BELEID EN FISCALE WETGEVING Onderwerp: Vrijstellingen motorrijtuigenbelasting en bijzondere verbruiksbelasting van personenauto’s en motorrijwielen Karakter: Evaluatie van de vrijstellingen die zijn opgenomen in de motorrijtuigenbelasting (mrb) en de bijzondere verbruiksbelasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm). Het onderzoek beziet de positie van de vrijstellingen, die voor een deel alleen historisch verklaarbaar zijn, in het licht van de huidige wetgeving. Daaraan gekoppeld wordt de vraag bezien in hoeverre deze vrijstellingen gehandhaafd dienen te blijven. Het betreft een toezegging aan het parlement (Handelingen II, 1992–1993, blz. 2277). Planning: derde kwartaal 1995 (Vertraagd o.a. vanwege nadere gegevensverzameling)
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
77
Onderwerp: Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika van 18 december 1992, zoals gewijzigd bij Protocol van 13 oktober 1993 Karakter: Een halfjaarlijkse evaluatie van de werking van het verdrag in de praktijk die is toegezegd door de Staatssecretaris van Financie¨n tijdens de parlementaire behandeling van het verdrag (Handelingen II 1993/94, blz. 7–399). Gekeken wordt o.a. in hoeverre Nederlandse bedrijven problemen ondervinden bij het verkrijgen van verdragsvoordelen in de Verenigde Staten van Amerika, uiteraard bezien binnen de door het verdrag gestelde kaders over verdragsgerechtigheid, en eventueel overleg daarover. Daarnaast wordt ingegaan op de ervaringen m.b.t. de voor de toepassing van het verdrag in het leven geroepen procedure waarbij de Nederlandse belastingdienst op verzoek van belastingplichtigen een verklaring afgeeft ter ondersteuning van diens verzoek aan de Amerikaanse fiscus om toekenning van de verdragsvoordelen. Planning: De tweede evaluatie is op 6 december 1994 aan de StatenGeneraal toegezonden. Onderwerp: Internationaal Belastingdocumentatiebureau Karakter: Evaluatie van de bijdrage van het Ministerie van Financie¨n aan het Internationaal Belastingdocumentatiebureau. Deze evaluatie is toegezegd in het kader van de rapportage geı¨ntegreerd subsidiebeleid aan de Tweede Kamer. Planning: 1995 Onderwerp: Evaluatie regime voor beleggingsinstellingen Karakter: Onderzoek naar de praktische werking van het gewijzigde regime voor beleggingsinstellingen alsmede naar het feitelijk gebruik van de regeling. Planning: 1995 Onderwerp: Evaluatie Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) Karakter: In dit onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan het onderzoek van het Ministerie van Justitie naar de werking van de Algemene Wet Bestuursrecht. Planning: Het onderzoek is in 1994 gestart en wordt in de loop van 1996 afgerond. Onderwerp: Evaluatie BPM 1994–1995 Karakter: In dit onderzoek wordt naar aanleiding van toezeggingen aan de Kamer de Wet BPM gee¨valueerd. Planning: Rapportage in 1996 Onderwerp: Evaluatie Invorderingswet 1990 Karakter: In dit onderzoek wordt de werking van de Invorderingswet 1990 nagegaan. Het onderzoek kan leiden tot voorstellen voor aanpassing van de wetgeving in verband met optimalisering van de uitvoering. Planning: Dit onderzoek is halverwege 1992 gestart. Het onderzoek zal overeenkomstig de toezegging bij de parlementaire behandeling medio 1995 worden afgesloten met een rapportage. Onderwerp: Evaluatie Middelingsregeling Karakter: Met ingang van 1990 is de middelingsregeling voor de inkomstenbelasting aanzienlijk gewijzigd. Aan de Kamer is toegezegd de regeling te evalueren. Het onderzoek richt zich op de mate waarin van de regeling gebruik wordt gemaakt. Een beroep op de nieuwe regeling is voor het eerst mogelijk voor de drie middelingsjaren 1990, 1991 en 1992. Planning: Afronding 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
78
Onderwerp: Evaluatie wet aanpassing administratieve verplichtingen Karakter: Inventariseren van knelpunten die sinds het in werking treden van deze wet (14 juli 1994) zijn gesignaleerd. Er is een centraal aanspreekpunt ingesteld om problemen te inventariseren, zowel bij VNO/NCW als Belastingdienst. Planning: Afronding 1995. Onderwerp: Evaluatie Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) Karakter: Het onderzoek betreft een ex post evaluatie van de nieuwe wet. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken naar uitvoerings-en controle-aspecten. Planning: Afronding in 1995 Onderwerp: Vereenvoudiging artikel 64 IB Karakter: Het onderzoek moet antwoord geven op de vraag naar de omvang en de aard van de problemen die zich voordoen met het toepassen van artikel 64 van de inkomstenbelasting. Daarbij moet aan de orde komen of beschrevenen inderdaad terecht beschreven zijn, en of niet-beschrevenen eveneens terecht niet beschreven zijn. Planning: Start in de loop van 1995 Onderwerp: Omvang en gebruik van taxhavensvennootschappen Karakter: In dit onderzoek wordt nagegaan in welke mate nederlandse ondernemingen gebruik maken van taxhavensvennootschappen. Planning: Proefonderzoek is in 1994 afgerond. Hoofdonderzoek is gestart. Verwachte afronding 1995. (Vertraging is opgetreden naar aanleiding van de bevindingen van het proefonderzoek die tot substantie¨le aanpassing van de onderzoeksopzet hebben geleid) Onderwerp: Wet Werknemersspaarregelingen en Winstdelingsregelingen Karakter: 1) In september 1994 is een rapport verschenen (van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) over de deelname aan een aantal regelingen, waaronder werknemersspaarregelingen. Thans is een tweede onderzoek dat hierop betrekking heeft nagenoeg afgerond. 2) Daarnaast is het de bedoeling om een onderzoek in te stellen naar de uitvoerbaarheid van de regelingen. Planning: Het onderzoek naar de uitvoerbaarheid van de regelingen zal in 1995 worden gestart en in 1996 met een rapportage worden afgerond. Onderwerp: Heffings- en invorderingsrente Karakter: Het onderzoek moet naar aanleiding van een toezegging door de Staatssecretaris van Financie¨n aan de Tweede Kamer op 11 juni 1992 (Handelingen II 1991–1992, blz. 5368) inzicht geven in de budgettaire en organisatorische gevolgen van de huidige regeling voor heffing- en invorderingsrente, alsmede in de opvattingen van belastingplichtigen en fiscale hulpverleners. Planning: Het onderzoek start in de loop van 1995, met rapportage in 1996. (Onderzoek is vertraagd aangezien de afbakening en definie¨ring van het onderzoeksonderwerp langer heeft geduurd dan verwacht) Onderwerp: Huurwaardeforfait Karakter: Actualisering van de hoogte van het forfait. Planning: 1995/1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
79
Onderwerp: Douanetoezicht Karakter: Studie naar de wenselijkheid van de herziening van de wettelijke regelingen inzake douanetoezicht. Gelet wordt op o.a. de mogelijke neveneffecten (negatieve milieu- en economische effecten) van het beleid en de uitvoerbaarheid van de regelgeving. Planning: 1995/1996 Onderwerp: Werkingssfeer Douanewet Karakter: Studie naar de verbreding van de werkingssfeer van de Douanewet. Gelet wordt op o.a. de mogelijke neveneffecten (negatieve milieu- en economische effecten) van het beleid en de uitvoerbaarheid van de regelgeving. Planning: 1996/1997 Onderwerp: Wet belasting op milieugrondslag Karakter: Een onderzoek naar de uitvoerbaarheid van de bepalingen inzake de grondwaterbelasting en de afvalstoffenheffing en onderzoek naar mogelijke negatieve milieu-effecten en economische problemen. Het besluit tot evaluatie is opgenomen in wetsvoorstel 23 935 (wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag in verband met het aanbrengen van een permanente verfijning alsmede twee tijdelijke verfijningen) amendement stuk nr. 6. Planning: 1-1-95/1-1-97, rapportage per 1-1-97 Onderwerp: Stimulering zeescheepvaart Karakter: Verkeer en Waterstaat onderzoekt de werking van de stimuleringsmaatregelen voor de zeescheepvaart. Blijkens de MvT bij het wetsvoorstel zal de werking van het voorgestelde instrumentarium na 2 jaar, dat wil zeggen eind 1995, worden gee¨valueerd. Planning: eind 1995 3.2. BEDRIJFSVOERING BELASTINGDIENST Proces en produktie
Onderwerp: Compleetheid entiteitsbestanden Karakter: Dit onderzoek moet antwoord geven op de volgende twee hoofdvragen: a. Zijn alle natuurlijke en niet-natuurlijke personen die ondernemer zijn, ook daadwerkelijk in een (entiteits)bestand opgenomen, b. Zijn alle in de betreffende (entiteits)bestanden opgenomen personen ook ondernemer. Planning: Het onderzoek zal medio 1995 zijn afgerond. (Onderzoek is vertraagd aangezien de dataverzameling is gecombineerd met de dataverzameling van een ander (later gepland) project) Onderwerp: Doorlooptijden gerechtshoven Karakter: Het onderzoek moet inzicht geven in de doorlooptijden van beroepschriften bij gerechtshoven, en de rentekosten die daarmee gemoeid zijn. Planning: Afronding in 1995 Onderwerp: LB-verklaringen en loonstaten Karakter: Dit onderzoek is gericht op het in beeld brengen van het gebruik van LB-verklaringen binnen de Belastingdienst, en de behoefte aan specifieke informatie op de loonstaat. Planning: Een concept rapportage over de lb-verklaringen is eind 1994 verschenen. Het project is naar verwachting voor de zomer van 1995 afgerond.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
80
Onderwerp: Vermindering administratieve lasten Karakter: Het onderzoek dient ter ondersteuning van de commissie Van Lunteren, die voorstellen moet doen over de mogelijkheden om de administratieve lasten van het bedrijfsleven te verlichten. Het onderzoek kent meerdere deelprojecten. Het eerste behelst een inventarisatie binnen het bedrijfsleven van de belangrijkste administratieve knelpunten. Eind 1994 is deze inventarisatie afgerond. Het tweede deelproject betreft de ontwikkeling van een standaardkostenmodel, waarmee voor de introductie van nieuwe wetten en regelingen de administratieve kosten voor het bedrijfsleven kunnen worden berekend. Dit onderzoek is eind 1994 gestart en loopt in 1995 door. Het laatste deelproject is een onderzoek naar de effecten van een verplichte invoering van standaardjaarstukken. Dit onderzoek is in april 1995 gestart. Planning: Geheel 1995 Onderwerp: Voorlopige aanslagregeling IB/Vpb Karakter: Inzicht verkrijgen in het patroon van aanslagoplegging Ib en Vpb. Dit ter verdere verbetering van het proces van voorlopige aanslagregeling. Planning: Eerste resultaten in 1995. Rechtstoepassing en Fiscaal Uitvoeringsbeleid
Onderwerp: Standaardanalyse Jaarcijfers ATV-richtlijnen Karakter: Het onderzoek moet een beschrijvende analyse opleveren van de jaarcijfers (1994) van de Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen. Als basis voor de te verrichten analyses dienen de landelijke jaargegevens over 1994 zoals die met het aanmeldingsformulier en de AMF-applicatie zijn vastgelegd. Planning: Afronding 1995 Rechtshandhaving en doelgroepbeleid
Onderwerp: Effectiviteit Controlestrategie inhoudingsplichtigen Karakter: In dit onderzoek moet worden nagegaan wat de effecten zijn van door Belastingdienst en bedrijfsverenigingen toegepaste risicoanalyses en ingestelde controles. In december 1993 is de samenwerkingsovereenkomst tussen Belastingdienst en bedrijfsverenigingen ondertekend. Hierin is ondermeer afgesproken dat in 1994 gestart zal worden met een onderzoek naar de wijze waarop bij Belastingdienst en bedrijfsverenigingen risico-analyse wordt toegepast bij de selectie van te controleren ondernemingen. Planning: Een eerste rapportage met een beschrijving van de hoofdlijnen van de controlestrategie is afgerond. Nadere analyse van gegevensbestanden zal in 1995 plaatsvinden. Onderwerp: Evaluatie startersbeleid Karakter: In dit onderzoek wordt nagegaan wat het effect is van verschillende vormen van begeleiding van beginnende ondernemingen op het nalevingsgedrag van de ondernemers en hun perceptie van de Belastingdienst. Het onderzoek is voortgekomen uit het Complianceproject. Door middel van analyse van geautomatiseerde bestanden en dossiers zullen de effecten van verschillende varianten van startersbeleid in kaart worden gebracht. Planning: Het project is getemporiseerd in verband met een aanvullende intensivering van het startersbeleid. Nadat deze intensivering nader vorm heeft gekregen zal het onderzoek naar verwachting worden gecontinueerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
81
Onderwerp: Ex-ante evaluatie Dividend-renseignering Karakter: In dit onderzoek wordt nagegaan in welke mate er overeenstemming is tussen de door belastingplichtigen (natuurlijke en nietnatuurlijke personen) opgegeven dividendinkomsten en de door bedrijven uitbetaalde dividenden. Het gaat daarbij om het vergroten van het inzicht in het fiscale belang van de voorgenomen renseignering. Daarnaast wordt nagegaan wat de omvang van de administratieve lasten voor de leveranciers (financie¨le instellingen) is van de voorziene renseignering van dividenden. Planning: De eindrapportage is voorzien eind 1995. (Onderzoek is vertraagd vanwege de technische complexiteit en arbeidsintensiteit van het onderzoek) Onderwerp: Ex-ante evaluatie kosten-renseignementen Karakter: Dit onderzoek bestaat uit drie afzonderlijke onderzoeken, te weten de onderzoeken naar consumptief krediet, lijfrentepremies en hypotheekrente. Het eerste doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de administratieve lasten voor leveranciers (financie¨le instellingen, verzekeringsmaatschappijen etc.) van deze contra-informatie en de efficiency-voordelen voor de Belastingdienst. Het tweede doel is gericht op het bepalen van het fiscale belang. Planning: De rapportage is voorjaar 1995 afgerond. (Onderzoek is vertraagd als gevolg van capaciteitstekort door het uitlopen van de ex-ante evaluatie Dividendrenseignering) Onderwerp: Fraudepatronen Karakter: In dit onderzoek wordt een nadere analyse verricht naar de aard en achtergronden van fiscale fraude. In het onderzoek vindt een analyse plaats van alle fraude-dossiers van de Fiod/Fiscale Recherche uit de jaren 1990 en 1991. Daarbij zijn de reeds aanwezige gegevens in geautomatiseerde bestanden aangevuld met dossiergegevens. Planning: Rapportage zal pas in 1995 plaatsvinden. (Vertraging t.g.v. complexiteit project) Onderwerp: Selectie-criteria O-posten en Klantdifferentiatie GO Karakter: Dit project richt zich op de risico-analyse en de daaruit voortvloeiende adviezen voor klantbehandeling. Het onderzoek bestaat uit twee deelprojecten. a. Gericht op ondernemingen. b. Gericht op grote ondernemingen. Planning: Het onderzoek zal in 1995 starten. Eerste resultaten in 1996. (Vertraging t.g.v. capaciteitstekort) Onderwerp: Selectiesysteem IBS 1995 Karakter: De jaarlijkse aanpassing en evaluatie van het selectiesysteem dat binnen IBS, in het kader van de IB en de VB, posten aanmerkt als al of niet risicovol. Binnen het IBS worden de meest risicovolle posten vervolgens uitgeworpen voor handmatige regeling terwijl de minder risicovolle posten automatisch conform de aangifte worden afgedaan. Het project bestaat uit drie deelprojecten: 1. de jaarlijkse aanpassing IBSsysteem aan vernieuwde regelgeving; 2. studie naar bepaling selectiecriteria op basis van nieuwe geavanceerde technieken, 3. evaluatie van het bestaande IBS-systeem. Daarnaast zal in bredere zin de doelgroepen selectieproblematiek rond de inkomstenbelasting worden bekeken. Planning: Eind 1995 zullen de drie deelonderzoeken zijn afgerond.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
82
Communicatie-onderzoek
Onderwerp: Communicatie-onderzoek algemeen Karakter: Onder deze verzamelnaam wordt onderzoek verricht op het terrein van communicatie en dienstverlening. Daarbij gaat het om diverse soorten onderzoek: – het vooraf testen van campagne middelen (zoals radio- en tv-spots, brochures en biljetten); – het meten van effecten van communicatiebeleid (zoals effecten van tv-campagnes) en – tekstanalyses. Een aantal grote projecten wordt in de volgende paragrafen afzonderlijk beschreven. Planning: Dit onderzoek vindt continu plaats. Onderwerp: Easytax Karakter: Het onderzoek moet inzicht geven in de (potentie¨le) markt voor de aangifte-diskette voor particulieren. Tevens moet het onderzoek bijdragen aan een optimale gebruikersvriendelijkheid van de aangiftediskette. Planning: Gereed in 1995 Onderwerp: Evaluatie Aangifte-campagne 1995 Karakter: Het onderzoek richt zich op het vaststellen van het bereik, de waardering en het effect van de campagne «Aangifte 1995». Tevens zal in de evaluatie de waardering voor de nieuwe communicatiemiddelen zoals het Videotex-loket en de brochure-bestellijn worden meegenomen. De belangrijkste campagnemiddelen zijn in 1994 gepretest. Een kwantitatieve effectmeting zal de campagne begeleiden. Planning: eerste halfjaar 1995. Onderwerp: Evaluatie campagne Houderschapsbelasting Karakter: Het onderzoek richt zich op het vaststellen van het bereik, de waardering en het effect van de campagne «Houderschapsbelasting». In 1992 is alleen verkennend kwalitatief onderzoek onder burgers uitgevoerd. Planning: De eindrapportage wordt in de loop van 1995 verwacht. Onderwerp: Toetsing bestaande en nieuwe documenten Karakter: Het onderzoek is gericht op het toetsen van een selectie uit het pakket documenten op huisstijlnormen als taal, logica en structuur. Daarnaast zal de leesbaarheid en begrijpelijkheid van documenten onderzocht worden onder de diverse doelgroepen belastingplichtigen. Planning: Geheel 1995. Onderwerp: Evaluatie campagne fiscale momenten 1995 Karakter: Het onderzoek richt zich op het vaststellen van het bereik, de waardering en het effect van de campagne «Fiscale Momenten 1995». De belangrijkste campagnemiddelen, zoals tv- en radiospots en brochures, zullen worden gepretest. De campagne zal door kwantitatief effectonderzoek begeleid worden. Planning: Geheel 1995 Bedrijfsbesturing
Onderwerp: Fiscale Monitor 1995 Karakter: Met de Fiscale Monitor wordt periodiek en op gesystematiseerde wijze een beeld verkregen van de meningen en opvattingen van belastingplichtigen en fiscale adviseurs over de uitvoering van de fiscale wet- en regelgeving door de Belastingdienst. Jaarlijks worden bij de diverse groepen belastingplichtigen meningen en opvattingen over de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
83
uitvoering van de fiscale wet- en regelgeving door de Belastingdienst, door middel van gestructureerde interviews in kaart gebracht. De werkzaamheden rond de Fiscale Monitor 1995 zullen rond maart 1995 starten. Planning: Start: maart 1995. rapportages gereed: januari 1996. Onderzoek Douane-aangelegenheden
Onderwerp: Intensivering uitvoering niet-fiscale douane-taken Karakter: Analyse van de relatie tussen de uitgangspunten die gelden voor de vereenvoudigde douane-procedures en de vereiste procedures voor de niet fiscale-taken die de douane verricht of kan verrichten onder politieke verantwoordelijkheid van andere departementen. Het betreft de deelterreinen milieu, produktveiligheid en bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. Het project betreft een voortzetting van het in 1994 gestarte totaalproject, dat ook in 1996 nog zal doorlopen. Vanwege de omvang van het vakgebied van de niet-fiscale douane-taken is er voor gekozen het meerjaren-project op te delen in deelprojecten. Planning: Afronding: december 1995 Onderwerp: Niet-fiscale Douanetaken Karakter: Strategische analyse van de relatie tussen de uitgangspunten die gelden voor vereenvoudigde douaneprocedures, en de vereiste procedures voor de niet-fiscale taken die de douane verricht onder politieke verantwoordelijkheid van andere ministeries. Planning: Het onderzoek is een meerjarenproject en loopt nog tot 1996/1997. Stand van zaken: Het interim-rapport Niet-fiscale zaken Douanetaken is begin 1994 geaccordeerd. Tevens zijn voorgestelde randvoorwaarden en te hanteren beleidsuitgangspunten door de Directeur-Generaal geaccordeerd. Het deelproject Milieu is gee¨valueerd en heeft geleid tot een intentieverklaring van VROM, de douane en verschillende opsporingsdiensten. In 1994 is het deelproject Budep gestart. Voor 1995 staan drie nieuwe proeftuinprojecten gepland. Onderwerp: Europese integratie Karakter: Het in kaart brengen van recente en toekomstige ontwikkelingen in de betrekkingen van de Europese Unie met de landen van Midden en Oost Europa alsmede een analyse van de gevolgen daarvan voor de douane. Planning: Het project wordt in de loop van 1995 uitgevoerd. Doorlichtingen
Onderwerp: Aanmeldings-, transactie- en vervolgingsrichtlijnen Karakter: In de eerste fase wordt nagaan hoe met de aanmeldingsrichtlijnen op eenheidsniveau wordt omgegaan. De tweede fase is gericht op hoe met de transactie- en vervolgingsrichtlijnen op eenheidsniveau wordt omgegaan. Planning: Voorgenomen rapportage in 1995 Onderwerp: Administratieve boetes Karakter: Welke boetes worden er, rekeninghoudend met de (gedeeltelijke) kwijtschelding, daadwerkelijk opgelegd en in welke mate wordt in de bezwaarfase alsnog toegegeven. Planning: Opdracht naar IAB wordt in voorjaar 1995 geformuleerd. Beoogd wordt najaar 1995 te rapporteren. Onderwerp: Heroverweging automatiseringsuitgaven Karakter: Deze doorlichting richt zich op de volgende aspecten:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
84
– verhouding interne en externe werkzaamheden en uitgaven; – verhouding automatiseringsuitgaven en totale uitgaven t.b.v. bedrijfsvoering – verhouding exploitatie-uitgaven en investeringsuitgaven; – verhouding automatiseringsuitgaven van de Belastingdienst en van andere uitvoeringsorganisaties Planning: Resultaten gereed in 1996.
Onderwerp: Aansturing en beheer landelijke doelgroepen Karakter: Na de herstructurering zijn landelijke doelgroepen onderkend (banken, verzekeringen, olie en gas), daarnaast hebben eenheden branches geadopteerd (bijv. GO Groningen: coo¨peraties, O-Rotterdam: binnenschippers) Nu, twee jaar na de herstructurering rijst de vraag of de destijds gemaakte keuzes voldoen. Doel van het onderzoek is dan ook of de onderkenning van landelijke doelgroepen en landelijke werkgroepen een meerwaarde heeft t.o.v. de niet-geconcentreerde vormen van klantbehandeling. Planning: Voorgenomen doorlichting 1996 Onderwerp: Kwaliteit segmentbehandelplannen Karakter: Bij de tot standkoming en toepassing van segmentbehandelplannen worden momenteel nog teveel risico’s verondersteld bij de klantbehandeling. Doel van dit onderzoek is het in beeld brengen van opzet van de ontwikkeling en onderhoud van segmentbehandelplannen. Het vaststellen van de toepasbaarheid van die plannen bij de klantbehandeling door teams en het vaststellen van de mate waarin toepassing van die plannen leidt tot adequate risicoprofielen. Planning: Voorgenomen doorlichting 1996 Onderwerp: Samenwerking met andere overheidsdiensten Karakter: Voornamelijk vanuit Douane wordt op het gebied van samenwerking met andere overheidsdiensten intensivering verwacht van niet-fiscale taken. Doel van het onderzoek is dan ook een inventarisatie van risico’s en het vaststellen van verbeterpunten op het gebied van samenwerking Douane en andere overheidsdiensten. Planning: Voorgenomen doorlichting 1996
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 400 hoofdstuk IXB, nr. 3
85