Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
25 733
Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs
Nr. 77
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Zoetermeer, 7 november 2001 Voor u ligt een bescheiden voortgangsrapportage over het project Onderwijs on line. Bescheiden voor wat betreft de omvang, zoals eerder was aangekondigd. Uit de inhoud blijkt echter dat er de afgelopen maanden veel is gebeurd. In deze voortgangsrapportage wordt ingegaan op de stand van zaken in het onderwijs op basis van de eerste resultaten van de Ict-Monitor 2000–2001. Vervolgens worden de belangrijkste activiteiten binnen de verschillende thema’s beschreven. In paragraaf 12 wordt de stand van zaken bij de toezeggingen aan de Tweede Kamer beschreven. Gelijktijdig met deze brief zend ik u een aparte brief over de uitrol van Kennisnet, vanwege recente ontwikkelingen op dit terrein (25 733, nr. 78). In het voorjaar van 2002 zal er een integrale voortgangsrapportage aan de Kamer worden aangeboden. In deze uitgebreide rapportage zal worden ingegaan op de resultaten van de Ict-Monitor 2000–2001 die gelijktijdig beschikbaar komt. Tevens zal deze rapportage een aanzet tot het ict onderwijsbeleid na 2002 bevatten. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, L. M. L. H. A. Hermans
KST56797 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2001
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
1
Voortgangsrapportage Onderwijs on line 2001 1 Stand van zaken
1.1 Vooruitblik Ict-Monitor 2000–2001 De eerste voorlopige resultaten van de Ict-Monitor 2000–2001 zijn inmiddels beschikbaar en geven een beeld van de belangrijkste ontwikkelingen binnen het onderwijs. Overigens zijn de resultaten niet op alle aspecten te vergelijken met de resultaten van voorgaande jaren. Dit is het gevolg van een aantal kleine veranderingen in definities en een aantal noodzakelijke onderzoekstechnische aanpassingen. Een gevolg daarvan is onder andere dat op dit moment nog niet gerapporteerd kan worden over de lerarenopleidingen voortgezet onderwijs. Infrastructuur •
•
•
•
•
De leerling-computerratio in het primair onderwijs is 1 computer op 8,5 leerlingen. Hoewel er over het «machinepark» nog geen complete gegevens bekend zijn, wordt de «ouderdom» van sommige computers wel als een knelpunt ervaren door de leraren. In het voortgezet onderwijs is de leerling-computerratio licht verbeterd. In 1999–2000 was het 1 computer op 13 leerlingen, in 2000–2001 is het 1 op 12,6. Op het merendeel van de scholen (88%) hebben alle leerlingen toegang tot het internet. Op bijna alle scholen (96%) hebben de leraren toegang tot internet. De instellingen voor beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie hebben gemiddeld 1 computer per 9 deelnemers. Bijna 90 procent van de instellingen heeft een intern netwerk. Voor de lerarenopleidingen basisonderwijs wordt het steeds lastiger een student-computerratio vast te stellen doordat de opleidingen steeds meer integreren binnen de hogescholen. Gemiddeld ligt de student-computerratio tussen 1 op 10 en de 1 op 17. In eerdere metingen zijn er getallen als 1 op 6 gevonden. De huidige wijze van meten, levert een zuiverder resultaat. Toegang tot internet is mogelijk op vrijwel alle lerarenopleidingen basisonderwijs. In het groene onderwijs is 1 computer per 11,8 studenten beschikbaar. Inmiddels zijn alle instellingen aangesloten op Kennisnet.
Gebruik •
•
•
Vrijwel alle leraren in het primair onderwijs gebruiken ict voor hun onderwijs. Ict wordt vooral ingezet bij lesvoorbereiding en remediërend werken. Leerlingen van groep 7 gebruiken ict vooral voor het zoeken van informatie en het maken van werkstukken. In het voortgezet onderwijs gebruikt ruim de helft van de docenten, volgens eigen zeggen, ict als leermiddel. Meer dan driekwart van de docenten gebruikt de computer als hulpmiddel. Een klein aantal leraren gebruikt ict wekelijks of dagelijks als leermiddel. Er is sprake van toenemend ict-gebruik in het voortgezet onderwijs. In 1999–2000 gebruikte 29 procent van de leraren ict in de klas, in 2000– 2001 is dit gestegen tot 47 procent. Binnen het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie verschilt het ict-gebruik per sector. In veertig procent van de techniekopleiding van de beroepsopleidende leerweg wordt ict ingezet. In de economische opleidingen is dat in 33 procent van het programma en in de sector zorg en welzijn is dat 22 procent. In de sector educatie bestaat een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
2
•
•
groot deel van het onderwijsprogramma uit multimediale of webbased leermiddelen. Lerarenopleiders basisonderwijs gebruiken vrijwel allemaal ict. Tweeëntachtig procent van deze lerarenopleiders gebruikt ict als leermiddel. Bijna een kwart van de lerarenopleiders basisonderwijs gebruikt ict dagelijks of wekelijks als leermiddel. In bijna 20 procent van het onderwijsprogramma binnen het groene onderwijs wordt gebruikgemaakt van ict als leermiddel.
Deskundigheid docenten •
•
•
•
•
•
De meerderheid van de leraren in het primair onderwijs heeft zich de afgelopen jaren bekwaamd in ict-basisvaardigheden. Ook de inpassing van ict in het onderwijs is daarbij vaak aan bod gekomen. In het voortgezet onderwijs vinden de meeste docenten dat hun deskundigheid ten aanzien van ict-basisvaardigheden en het gebruik van ict in het lesgeven zijn vergroot. Van de docenten vindt 16 procent zichzelf vergevorderd in het gebruik van ict als didactisch hulpmiddel. Voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie geldt dat ongeveer de helft van de docenten over voldoende ict-basisvaardigheden beschikt. Het percentage docenten dat zich voldoende vaardig acht om ict didactisch toe te passen, varieert tussen de sectoren binnen de ROC’s van 26 tot 40 procent. Ook de deskundigheid van de lerarenopleiders basisonderwijs blijft toenemen. Veertig procent van de docenten vindt zich deskundig op het gebied van lesgeven met gebruikmaking van ict. Bijna een kwart van de docenten (21%) vindt zichzelf vergevorderd bij de inzet van ict als didactisch hulpmiddel. Het percentage docenten binnen het groene onderwijs dat beschikt over voldoende ict-basisvaardigheden varieert van 35 (biologischedynamische land- en tuinbouw) tot 71 procent (veehouderij). Het aantal docenten dat voldoende vaardig is om ict didactisch in te zetten varieert van 10 tot 44 procent. De meest succesvolle vorm om de eigen deskundigheid te vergroten is volgens de leraren van het primair en voortgezet onderwijs en de lerarenopleidingen basisonderwijs «het gewoon te doen». Met de «grassroots»-projecten (zie paragraaf 4.4) die recent zijn gestart, wordt hierop aangesloten.
Knelpunten •
•
•
•
Voor het primair onderwijs is de slechte aansluiting van ict-scholing op de dagelijkse onderwijspraktijk een groot knelpunt. Ook de educatieve software sluit volgens de leraren slecht aan op de gehanteerde onderwijsmethoden. Leraren van groep 7 komen computers met aansluiting op internet te kort. De verwachting is dat hier met de uitrol van Kennisnet snel verandering in komt. In het voortgezet onderwijs vormt gebrek aan tijd de belangrijkste belemmering voor de invoering van ict. Dit hangt samen met andere innovaties in het onderwijs. Andere knelpunten zijn het gebrek aan ruimtes om de computers te plaatsen en de beschikbaarheid van adequate en vakspecifieke software. Ook in het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie vormt de tijd die beschikbaar is om ict in het primaire proces te integreren de belangrijkste belemmering. Daarnaast worden de beperkte mogelijkheden om educatieve toepassingen op maat te maken en aan te laten sluiten bij het onderwijsconcept en de licentiekosten van educatieve (specifieke) software als knelpunten genoemd. Lerarenopleiders basisonderwijs ervaren het gebrek aan tijd ook als belangrijk knelpunt. Daarnaast worden belemmeringen genoemd met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
3
•
betrekking tot beschikbare software, beschikbare middelen en de eigen deskundigheid. Binnen het groene onderwijs zijn de knelpunten dezelfde als binnen het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
1.2 Schoolportretten De Inspectie van het Onderwijs maakt schoolportretten van scholen die iets bijzonders doen met ict in het onderwijs. Deze portretten zijn onder andere bedoeld om andere scholen aan ideeën te helpen hoe integratie van ict vorm zou kunnen krijgen en om van de ervaringen van andere scholen te leren. Tot nu toe zijn er ruim 40 schoolportretten gemaakt (www.owinsp.nl/ producten). De inspectie heeft samen met het ministerie van OCenW drie debatten georganiseerd over de schoolportretten, met scholen, educatieve uitgevers en vakdeskundigen. De ervaringen van de geportretteerde scholen vormden de invalshoek van de debatten. Voor het vervolg is een andere opzet gekozen, waarbij aandacht wordt besteed aan meer specifieke aspecten van de integratie van ict. Nieuwe, algemene portretten van scholen voegen nu niet veel nieuws meer toe. De inspectie gaat daarom de volgende soorten portretten maken: • thematische portretten: deze brengen de ict-ontwikkelingen voor een bepaald vak of thema in beeld. Er wordt gekeken naar de praktijk in het primaire proces van een aantal scholen, maar ook naar het werk van gespecialiseerde expertisecentra, netwerken van scholen en initiatieven van uitgevers of schoolbegeleidingsdiensten. • ict-portretten van samenwerkingsprojecten: portretten van «lokale samenwerkingsprojecten» laten zien hoe scholen profiteren van samenwerking met andere scholen, instellingen, bedrijven of lokale overheden. De invalshoek is de betekenis van deze samenwerking voor het primaire proces: leren en lesgeven. Bij het maken van deze portretten wordt samengewerkt met de Stichting Ict op School. • internationale portretten: in de komende periode worden portretten gemaakt van scholen in Frankrijk en Canada. Over enkele weken verschijnt het portret van Ierland. Er is belangstelling van andere landen voor het concept en instrument van de ict-schoolportretten. Samen met de Europese organisatie van onderwijsinspecties (SICI) en het European SchoolNet (EUN) wordt een project voorbereid waarin nationale inspecties naar het Nederlandse model in eigen land ict-schoolportretten gaan maken. 2 Subsidieregeling ict-projecten in het onderwijs 2001–2002
2.1 30 miljoen gulden voor ict-projecten De subsidieregeling ict-projecten in het onderwijs 2001–2002 heeft, net als de subsidieregeling van 2000, als doel de integratie van ict in het onderwijs te stimuleren. De financiële ondersteuning is bedoeld voor projecten waarin door scholen en andere partijen wordt samengewerkt op het gebied van ict in het onderwijs. In 2001 is op basis van adviezen van drie onafhankelijke jury’s aan 66 ict-projecten subsidie toegekend. Het gaat om 23 ict-ontwikkelprojecten Cultuur, 16 ict-ontwikkelprojecten Diversiteit en 27 ict-implementatieprojecten. Voor deze projecten zou in 2001 14 miljoen gulden beschikbaar zijn, maar vanwege de goede kwaliteit van de subsidieaanvragen voor implementatieprojecten is het subsidiebudget voor deze projecten verdubbeld met ruim 5 miljoen gulden. Nu kunnen alle goedgekeurde implementatieprojecten worden gehonoreerd. Hiermee komt het budget voor ontwikkel- en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
4
implementatieprojecten op 19,5 miljoen gulden. Daarnaast is er in 2001 4 miljoen gulden beschikbaar voor ict-netwerkprojecten. In 2002 kunnen nog een keer voorstellen voor ict-ontwikkelprojecten Cultuur worden ingediend (4,5 miljoen gulden) en voor ict-netwerkwerkprojecten (2 miljoen gulden). Hiermee is in 2001 en 2002 in totaal een bedrag van 30 miljoen gulden beschikbaar voor ict-projecten.
2.2 Netwerk- en implementatieprojecten In de netwerk- en implementatieprojecten wordt door scholen een organisatiestructuur opgebouwd of onderhouden, waarin bevordering van samenwerking en overleg tussen de deelnemers van het netwerk centraal staat. De deelnemers vertegenwoordigen diverse instellingen en organisaties. Een implementatieproject heeft betrekking op de implementatie van een bestaand ict-product of een ict-lespraktijk in het onderwijs. Het gaat om de feitelijke integratie in de dagelijkse onderwijspraktijk. Netwerkprojecten zijn kleinere, veelal regionale projecten met een korte looptijd. Ook in deze projecten werken personen in een netwerk samen aan de implementatie van ict in de onderwijspraktijk. Bij beide soorten projecten komen de resultaten tot stand door de actieve uitwisseling van ideeën, ervaringen, kennis en initiatieven. Deze projecten kunnen dan ook een belangrijke bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering van docenten, omdat leren in netwerken een steeds belangrijker alternatief wordt voor de meer traditionele scholingsvormen, zoals ook uit de Ict-Monitor 1999–2000 is gebleken.
2.3 Ict-ontwikkelprojecten Binnen de ict-ontwikkelprojecten Cultuur wordt educatieve inhoud ontwikkeld met kunst en cultuur. De ict-ontwikkelprojecten Diversiteit zijn gericht op de ontwikkeling van content voor maatschappelijke groepen die op het gebied van ict een achterstand dreigen op te lopen. Binnen deze projecten zijn de scholen zelf producent van educatief lesmateriaal. Deze content kan direct via www.kennisnet.nl in de les(praktijk) worden gebruikt. 3 Methoden en Educatieve programmatuur
3.1 Leermiddelenbanken op Kennisnet Docenten hebben behoefte aan informatie over alle beschikbare educatieve programmatuur en over de mogelijkheden van het beschikbare materiaal. Om in deze behoefte van docenten te voorzien, zijn op Kennisnet leermiddelenbanken voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie geplaatst. Algemene leermiddelenbank NICL Het NICL (Nationaal Informatie Centrum Leermiddelen) maakt deel uit van de SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling) en verstrekt informatie over alle leermiddelen die op de Nederlandse markt verkrijgbaar zijn voor het primair en voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. In de leermiddelenbank staan beschrijvingen van ruim 50 000 titels, verdeeld over circa 800 uitgevers. Deze informatie wordt dagelijks bijgewerkt en aangevuld. (www.slo.nl/nicl). Programmamatrix Het APS stelt al een aantal jaar de Programmamatrix primair onderwijs samen. De Programmamatrix beschrijft inhoudelijke, onderwijskundige,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
5
technische en zakelijke aspecten van vrijwel alle Nederlandse en Vlaamse educatieve software voor het primair onderwijs. De matrix is nu voor alle scholen en onderwijsinstellingen gratis beschikbaar via Kennisnet (www.programmamatrix.nl). Op dit moment wordt door het CPS gewerkt aan de opzet van een Programmamatrix voor het voortgezet onderwijs. Begin 2002 komt deze matrix op Kennisnet. Leermiddelenbank beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Op BVEnet is een «Leermiddelenbank» ontwikkeld specifiek bestemd voor het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Deze bank geeft de mogelijkheid binnen de kwalificatiestructuur en opleidingsniveaus te zoeken naar relevante software en leermiddelen voor de onderscheiden eindtermen (www.leermiddelenbank.nl).
3.2 Expertisecentra ICT Dit jaar zijn acht expertisecentra op het gebied van ict en onderwijs actief. Deze expertisecentra verzamelen en verspreiden informatie over innovatie van het onderwijs met behulp van ict. Elk centrum ontvangt in 2001 een basissubsidie van 150 000 gulden. Daarnaast wordt per centrum 500 000 gulden beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van projecten. In deze projecten wordt onderzoek gedaan naar het gebruik van ict in het onderwijs over een aantal vakken en doelgroepen. Bijvoorbeeld science in het primair onderwijs en beroepsgerichte vakken in het VMBO. Ook wordt op verzoek geadviseerd aan grote ontwikkelprojecten, bijvoorbeeld bij keuze en inzet van een elektronische leeromgeving. Enkele expertisecentra richten zich op de ontwikkeling van een nieuwe generatie educatieve (webbased) software die via Kennisnet kan worden verspreid. Bijvoorbeeld Melkweg voor taalonderwijs. Meer informatie over de organisaties en projecten van de expertisecentra staat op Kennisnet (www.kennisnet.nl/expertise).
3.3 Teleleren op de Waddeneilanden In het project «Wadden OnLine» is de afgelopen jaren ervaring opgedaan met de implementatie van teleleren in de scholen op de Friese waddeneilanden. Het gebruik van ict maakt het mogelijk dat havo- en vwo-leerlingen langer voortgezet onderwijs op de eilanden kunnen volgen, waardoor zij pas op 15-jarige leeftijd naar het vervolgonderwijs op het vaste land moeten. Op korte termijn zullen de deelnemende (onderwijs)instellingen zelf zorgdragen voor de structurele voortzetting van het project. Voor scholen die ook teleleren willen introduceren in de onderwijspraktijk is een praktische gids ontwikkeld. Het geeft een overzicht van de te nemen stappen en wijst scholen op risico’s die bij de invoering manifest kunnen worden. Voor het schooljaar 2001–2002 is een laatste extra bijdrage toegekend vanuit OCenW. Dit jaar moet mede worden gebruikt om de verworvenheden van het project op structurele wijze in te bedden bij de direct betrokken instanties. Meer informatie is te vinden op www.gco-fryslan.nl. 4 Deskundigheidsbevordering In de Actualisatie Onderwijs on line van maart 2001, is aangekondigd dat de nadruk steeds meer ligt op het stimuleren van het didactisch gebruik van ict om het onderwijs verder te verbeteren. Dat gebeurt langs verschillende lijnen.
4.1 Digitaal rijbewijs onderwijs De Europese Raad heeft in maart 2000 in Lissabon de lidstaten opge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
6
roepen om ervoor te zorgen alle docenten eind 2002 geschoold zijn in het gebruik van internet en multimedia. In diverse landen kan men daartoe een digitaal rijbewijs behalen bij het ECDL (Europees computer rijbewijs). Dit «European Computer Driver License» wordt als norm voor digitale basisvaardigheden gehanteerd binnen het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en het groene onderwijs; duizenden docenten hebben inmiddels één of meer modulen van dit «rijbewijs» behaald. Specifiek voor het funderend onderwijs is het Digitaal Rijbewijs Onderwijs (DRO) ontwikkeld, dat zowel algemene als onderwijskundige vaardigheden meet (zie ook http://dro.kennisnet.nl). Het DRO is inmiddels operationeel: op zo’n 15 plaatsen in Nederland zijn er toetscentra waar men examen kan doen. In juni 2001 is de Stichting DRO opgericht die verantwoordelijk is voor de inhoud en de exploitatie van het DRO.
4.2 Didactobank De didactobank bevat voorbeelden (zogenaamde «didacto’s») van ict-toepassingen die leraren kunnen inspireren om hun onderwijs te vernieuwen (zie http://didactobank.kennisnet.nl). De didactobank is operationeel vanaf begin 2001 en bevat inmiddels ruim 400 didacto’s. In de loop van 2001 zijn materialen ontwikkeld om het gebruik van de didactobank te stimuleren (een starterspakket en een train-de-trainer pakket) en vinden verschillende voorlichtings- en gebruikersbijeenkomsten plaats.
4.3 Didactoreeks In diverse pilots wordt een aantal nieuwe vormen van deskundigheidsbevordering uitgeprobeerd. De ervaringen van deze pilots worden uitgewerkt en gepubliceerd in de «didactoreeks». De didactoreeks is interessant voor trainers op het gebied van ict en didactiek, maar ook voor alle andere betrokkenen bij het onderwijs, zoals docenten, managers en onderwijsinspecteurs. De helft van de publicaties uit de didactoreeks is klaar en te vinden op www.ictonderwijs.nl/didactoreeks.
4.4 Grassroots Grassroots-projecten zijn kleinschalige projecten die zich richten op het gebruiken van ict in de onderwijspraktijk. In een grassroots-project stappen leraren over de drempel om ict te benutten in hun dagelijkse praktijk. In Canada is met dergelijke projecten op het gebied van ict veel ervaring opgedaan. Naar aanleiding van de succesvolle grassrootsprojecten in Canada is – mede in het kader van het Memorandum of Understanding met Canada (zie paragraaf 8) – een pilot gestart op verschillende locaties van verschillende onderwijssectoren in Nederland. Verschillende bestuurlijke settings krijgen de middelen om de projecten te stimuleren. Zie ook www.ictonderwijs.nl/grassroots. 5 Kennisnet
5.1 Oprichting stichting Kennisnet Het onderwijsveld heeft op 2 oktober 2001 (datum van passeren van de akte van oprichting) de verantwoordelijkheid en het initiatief genomen om de stichting Kennisnet op te richten. In de brief van 23 mei 2001 aan de Tweede Kamer (kamerstuk 25 733, nr. 66) is ingegaan op • de wijze waarop de minister van OCenW zijn publieke verantwoordelijkheid heeft vormgegeven • de missie en hoofdtaken van de stichting
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
7
• • • •
de structuur van de interne organisatie van de stichting de positie ten opzichte van andere zelfstandige organisaties de inhoud van het Handvest Kennisnet de voorwaarden die aan de stichting zijn gesteld voor subsidiëring door OCenW. Tot en met 2005 zijn middelen op de begroting gereserveerd voor de stichting Kennisnet. Op 2 oktober 2001 heeft de Kamer een brief ontvangen over de uitvoering van de motie over reclame en Kennisnet. Op verzoek van de Kamer zijn met de onderwijsorganisaties, als oprichters van de stichting Kennisnet aanvullende afspraken gemaakt over reclame. De belangrijkste zijn: • beschikbaar gestelde content voor het funderend onderwijs bevat geen reclame, alleen naamsvermelding of herkomst; • bij het doorlinken van Kennisnet naar internet wordt een waarschuwingsbord geplaatst voor de domeinen van het funderend onderwijs; • een kwaliteitsfunctionaris bekijkt voortdurend het aanbod op Kennisnet en directe omgeving en rapporteert hierover periodiek aan de Raad van Toezicht van de stichting.
5.2 Kennisnet portal en diensten Open source Voor stichting Kennisnet i.o. staan open standaarden voorop. Kennisnet garandeert dat de inhoud toegankelijk is voor alle open source browsers die werken volgens wereldstandaards (vastgesteld door W3C) en voor de gangbare browsers. Enkele activiteiten van Kennisnet zijn: • Het faciliteren van een omgeving waar het onderwijs aan open source projecten kan werken; na een pilot-periode zullen scholen en gebruikers van Kennisnet op de mogelijkheden gewezen worden. • Het implementeren van open source voor alle basisfunctionaliteiten zoals deze op de portal sites te vinden zijn. • Het stimuleren van leveranciers om open source oplossingen te zoeken. Contentfiltering Om scholen te ondersteunen bij de keuze van een contentfilter is op Kennisnet de site http://veilig.kennisnet.nl geopend. Een site die scholen informatie biedt over het hoe, wat en waarom van contentfilters. De school kan zo zelf op basis van de onderwijsvisie, levensovertuiging of andere overwegingen een passend pakket kiezen. Ten behoeve van contentfiltering en beveiliging is nog dit jaar eenmalig 20 gulden per leerling beschikbaar gesteld. Gebruikersonderzoek Om goed zicht te krijgen op de wensen van gebruikers en hun tevredenheid is Kennisnet een onderzoek gestart. De resultaten van dit onderzoek zal Kennisnet gebruiken voor het bepalen van haar toekomstig beleid. Ook in de Ict-Monitor zullen gegevens over Kennisnet worden opgenomen. Portalsite Kennisnet en Tv-net werken samen met deelnemers in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie aan het vormgeven van de «deelnemersite voor het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie». De deelnemers en studenten worden actief betrokken bij de verdere ontwikkeling van deze site. Voor organisaties en individuen die een bijdrage willen leveren aan het Kennisnet is er een speciale pagina geopend. Op www.kennisnet.nl/ inhoud/meedoen is informatie over de verschillende mogelijkheden te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
8
vinden. Dit aanbod varieert van het participeren in kringen tot het aanbieden van methoden. Enkele interessante en actuele onderdelen van Kennisnet zijn: • De Euro-Special: Onder de «speci-aap» op het kinderdomein is een euro-special gestart. Deze verwijst kinderen naar sites met informatie en oefenmateriaal over de euro. • Nieuwsplein: Het nieuwsplein is uitgebreid met toegang tot de Nederlandse persdatabank. Docenten gebruiken deze databank om actueel nieuws in hun lesmateriaal te verwerken. • De websitemaker: Dit is een op maat gemaakte voorziening voor scholieren en deelnemers in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Uit gebruikersonderzoek komt naar voren dat een applicatie waarmee je on-line een homepage kunt maken, een belangrijke wens van Kennisnetgebruikers is. Er wordt tot eind juni 2002 een pilot gedraaid. Daarna wordt een definitieve keuze voor een websitemaker gemaakt. Het project Websitemaker is te vinden op de site voor de scholier en op die voor de deelnemer in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. Op www.kennisnet.nl/inhoud is meer en actuele informatie over nieuwe Kennisnetonderdelen te vinden.
5.3 Voortzetting contract Het contract met nl.tree loopt in principe tot 1 mei 2005 met opzegmogelijkheid op 1 januari 2002. In het contract is vastgelegd dat voor 31 december 2001 beide partijen voortzetting van de afspraken na 31 december 2002 kunnen heroverwegen. De afgelopen maanden zijn de verschillende mogelijkheden in kaart gebracht. Op basis van deze analyse worden de komende weken gesprekken gevoerd met nl.tree. Ik zal u nog dit jaar nader informeren over het verloop van deze gesprekken. 6 Stichting Ict op School De stichting Ict op School is op 19 juli 2001 opgericht. De stichting is opgericht door de organisaties voor bestuur en management, verenigd in de Vereniging van Samenwerkende Werkgevers Organisaties (VSWO, bestaande uit VBKO, BPCO, VBS en VOS-ABB) met steun van de verenigingen van onderwijsmanagers AVS, VVO, Concent en VGS. Met de oprichting van de stichting Ict op School nemen de onderwijsorganisaties zelf de verantwoordelijkheid voor het stimuleren van effectieve en efficiënte integratie van ict in scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Op verzoek van de Tweede Kamer krijgen onderwijsvertegenwoordigers de meerderheid in het bestuur. Tot en met 2004 is voor de activiteiten van de stichting een bedrag van 6 miljoen gulden per jaar gereserveerd op de begroting van OCenW. Eerste resultaten Op de website www.ictopschool.net zijn inmiddels de eerste resultaten zichtbaar. In de notitie «vier in balans» wordt een analyse gegeven van het invoeringsproces van ict in het onderwijs. Bij een succesvolle integratie van ict in het onderwijs dienen volgens dit onderzoek de volgende vier basiselementen in balans te zijn: • Visie op het onderwijs • Vaardigheden van leerkrachten • Beschikbare programmatuur (software en content) • Apparatuurvoorzieningen (infrastructuur) Op de website van Ict op School kunnen scholen een test doen om uit te
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
9
vinden in hoeverre de vier elementen op de eigen school in balans zijn. In algemene zin kan worden geconcludeerd dat met name de vaardigheden van docenten nadere versterking behoeven. Recent heeft het NIPO in opdracht van de stichting Ict op School een onderzoek uitgevoerd naar de wensen op het gebied van ict van scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Op basis hiervan zijn top-zevens samengesteld van onderwijswensen op ict-gebied. Deze zijn leidraad voor het werkplan van Ict op School. Ict op School brengt nog dit jaar enkele publicaties uit; onder andere vier publicaties over criteria die een rol spelen bij de keuze van (draadloze) lokale netwerken en servers, een publicatie over bovenschools beheer en een handreiking voor regionale samenwerking van lokale overheden. Inmiddels is in Nederland een flink aantal lokale/regionale samenwerkingsverbanden op het terrein van ict in het onderwijs tot stand gebracht. Ict op School heeft 34 van deze samenwerkingsverbanden van een betekenisvolle omvang in beeld gebracht op de regiokaart, die te vinden is op de website van Ict op School. Tevens zijn er procesbeschrijvingen van regionale samenwerking gepubliceerd die dienen als goede voorbeelden. Een vooronderzoek Virtuele Leeromgevingen (VLO) is eind dit jaar afgerond. Dit vooronderzoek vormt de basis voor een project dat de vraag naar VLO vanuit het voortgezet onderwijs systematischer in kaart brengt. Veertig schoolvoorbeelden (procesbeschrijvingen van scholen) zijn gereed en gepubliceerd op de website. 7 Stichting Onderwijs en Informatiesamenleving Half juli 2001 is de stichting Onderwijs & Informatiesamenleving (voorheen genoemd nationaal platform Onderwijs en Informatiesamenleving) opgericht. Deze organisatie heeft als hoofddoel te fungeren als aanspreekpunt voor bedrijven die iets willen doen voor ict in het onderwijs. In het bestuur van deze stichting hebben zitting prof. dr. W. Dik (voorzitter), J. Stekelenburg, mr. H. Strietman, dr. F.J.D. Goldschmeding, mr. H.J. Bruggink, R. Hendriks en drs. T.H. van der Maas. De stichting geeft langs drie lijnen invulling aan haar rol: • Het makelen en intermediëren tussen bedrijven en instellingen, en het onderwijsveld, gericht op het opzetten van succesvolle vernieuwende projecten. • Het mede initiëren van projecten waarbij het bedrijfsleven bij het onderwijs wordt betrokken, zoals de «Week van het Nederlandse bedrijfsleven voor het onderwijs». • Het (flankerend) ondersteunen van bestaande onderwijsvernieuwende projecten (onder meer via extra publiciteit) en het benutten hiervan voor verspreiding van kennis en ervaring. Uit een inventarisatie van de stichting blijkt dat de meeste bedrijven en instellingen positief reageren op de doelstellingen en opzet van O&I. Momenteel wordt overlegd met de stichting over de invulling van het activiteitenplan voor het schooljaar 2001/2002, waaronder het bezien van de mogelijkheden tot het instellen van een sponsorfonds. 8 Internationaal Memorandum of Understanding met Canada Op woensdag 27 juni 2001 heb ik het Memorandum of Understanding (MOU) met Canada ondertekend (zie http://www.ictonderwijs.nl/ internationalisering). In oktober heeft ook mijn collega van het Ministry of Industry in Canada, de heer Tobin, de MOU ondertekend. In het kader van het MOU wordt gewerkt aan het stimuleren en ontwikkelen van samen-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
10
werking tussen scholen en het stimuleren van de ontwikkeling van educatieve software en uitwisseling van expertise tussen onderwijskundige instellingen, expertisecentra en educatieve uitgevers. Zo wordt een uitwisselingsprogramma opgezet waarbij Nederlandse vertegenwoordigers van uitgeverijen, courseware-ontwikkelaars en expertisecentra Canada bezoeken. Daarnaast vindt er uitwisseling plaats over de schoolportretten van de Nederlandse Inspectie van het Onderwijs; Canada is geïnteresseerd in dit instrument. Inmiddels zijn tien Nederlandse scholen geselecteerd die samen met tien Canadese scholen ict-samenwerkingsprojecten zullen uitvoeren. Het Canadese grassroots-programma wordt vertaald naar de Nederlandse onderwijssituatie en pilots worden gestart. Individuele docenten kunnen op laagdrempelige wijze aan de slag gaan met ict in hun lespraktijk. ICT-Liga In het voorjaar heb ik het initiatief genomen om aan een aantal vooruitstrevende landen op ict-gebied voor te stellen een intensievere uitwisseling op te zetten over ict-beleid en -implementatie in het onderwijs, onder de titel «Wereld ICT Liga». Het gaat om de Noordelijke landen Finland, IJsland, Denemarken, Zweden, Noorwegen, en – voortbouwend op het Memorandum of Understanding – Canada. Er wordt nu onderzocht welke activiteiten door de verschillende landen kunnen worden gedragen en wat de kern van de inhoudelijke uitwisseling zal zijn. Hiervoor wordt een notitie gemaakt waarin de plannen voor ict-beleid van de verschillende landen worden vergeleken, tegen een achtergrond van de laatste denkbeelden in OESO-verband en de Europese Unie over ict in het onderwijs en eLearning. Europese Schoolnet (EUN) Het EUN-bureau heeft de afgelopen tijd een aantal activiteiten vormgegeven en uitgevoerd, onder andere in opdracht van het Europees Parlement en de Europese Commissie (eSchola, mei 2001, 1000 deelnemende scholen). Bij de verdere ontwikkeling van het EUN worden het eLearning Actie Plan van de Europese Commissie en de ontwikkelingen in de deelnemende landen meegenomen. Naast de verdere ontwikkeling van de website worden vergelijkende gegevens over ict-ontwikkelingen in deelnemende landen verzameld en gepubliceerd (o.a. in het door de EC gesubsidieerde project eWatch). Overig In vervolg op de eerste, door Nederland georganiseerde, EMINENTbijeenkomst in december 2000 wordt een vervolgbijeenkomst georganiseerd in en door Portugal. Deze bijeenkomst heeft als doel ervaringen met de nationale onderwijsnetwerken en ict-beleid in het onderwijs uit te wisselen en samenwerking te stimuleren. Het Internationaal Plein op Kennisnet heeft vorm gekregen en zal dit cursusjaar verder worden uitgewerkt. 9 Diversiteit Uit de Ict-Monitor 1999–2000 blijkt dat het risico bestaat dat met ict de verschillen tussen jongens en meisjes groter worden. Zoals in de Actualisatie Onderwijs on line en de Actuele Emancipatie Agenda 2001–2002 (het vervolg op de nota Een Kristal van Kansen) is aangekondigd, is inmiddels een aantal activiteiten in gang gezet. Dit betreft de ontwikkeling van een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
11
«Diversiteitsplein» op Kennisnet en het samenstellen van een checklist voor educatieve programmatuur en sites. Daarnaast is een onderzoek gestart dat een zo concreet mogelijk antwoord moet geven op de vraag hoe scholen kunnen worden ondersteund bij het vormgeven van een op diversiteit gericht schoolbeleid ten aanzien van ict. Ook de wijze waarop de overheid kan stimuleren dat software en ander lesmateriaal tegemoet komt aan de diversiteit van leerlingen, wordt hierbij bestudeerd. 10 Cultuur Binnen de subsidieregeling ict-ontwikkelprojecten worden zowel in 2001 als 2002 projecten op het gebied van Cultuur ondersteund (zie ook paragraaf 2.3); in 2001 heeft dit geleid tot 23 ontwikkelprojecten Cultuur. Op het Cultuurplein van Kennisnet wordt steeds meer relevante culturele content voor het onderwijs ontsloten. Om dit zo goed mogelijk te kunnen doen, zijn samen met de Vereniging Digitaal Erfgoed Nederland standaarden ontwikkeld. Deze standaarden vormen tevens de basis voor de cultuurwijzer (voorheen bekend als de Netwijzer Cultuur). In de komende periode zal de toegankelijkheid en overzichtelijkheid van het Cultuurplein worden verbeterd. In het kader van het project Cultuur en School start dit najaar «cult-online». Deze site richt zich speciaal op leerlingen die in het kader van CKV (Culturele en Kunstzinnige Vorming) culturele activiteiten ondernemen. Het project «Het Geheugen van Nederland» is inmiddels volop in gang. Het beoogt een nationale digitale collectie op te bouwen, waarbij speciale nadruk ligt op de interesses van het middelbaar onderwijs. Op deze manier kunnen leerlingen, leraren en ouders op een aantrekkelijke en didactisch verantwoorde manier kennisnemen van historisch-culturele informatie. De projectorganisatie van Het Geheugen wordt geleid door de Koninklijke Bibliotheek en is grotendeels ingericht en operationeel. De projectinfrastructuur is beschikbaar en in gebruik genomen. De eerste fase van het project loopt tot eind 2003. Het eindresultaat hiervan is een website die eenduidig en eenvoudig toegang biedt tot minimaal zestien digitale collecties van verschillende erfgoedinstellingen. De vereniging van Openbare Bibliotheken (NBLC) heeft een virtuele mediatheek ontwikkeld die de komende maanden nader zal worden ingevuld. Er wordt momenteel gewerkt aan een verkenning van mogelijke activiteiten op het gebied van eCultuur. De staatssecretaris Cultuur zal hierover een brief aan de Tweede Kamer sturen. 11 Financiën Het grootste gedeelte van de beschikbare ict-middelen gaat rechtstreeks naar de scholen via een vergoeding per leerling. Met dit geld kunnen de scholen apparatuur en software aanschaffen, docenten scholen, het beheer regelen, etcetera. Door de scholen deze vrijheid te geven kunnen zij ict zo toepassen dat de dagelijkse didactische praktijk wordt versterkt. In 2000 kwam – na een incidentele verhoging – de ict-vergoeding uit op 161 gulden per leerling. Ook in 2001 is het bedrag op dit niveau gebracht door een tussentijdse verhoging met 36 gulden. Deze verhoging geldt zowel voor de reguliere scholen (nu 161 gulden per leerling) als voor de voorhoedescholen (nu 146 gulden per leerling). Vanaf 2002 zijn de vergoedingen voor alle scholen (inclusief de bijdrage voor Kennisnet) in het primair en voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie gelijk. De vergoeding vanaf 2002 bedraagt 57,86 euro (127,50 gulden). Al met al een duidelijke meerinvestering ten opzichte van Onderwijs on line (september 1999). Toen bedroeg de jaarlijkse ict-vergoeding voor leerlingen in het primair onderwijs 60 gulden, in
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
12
het voortgezet onderwijs 100 gulden en in het beroepsonderwijs 65 gulden. Overigens zijn alle bedragen exclusief toe te kennen prijscompensatie. De peildatum van de vermelde financiële informatie is de Miljoenennota 2002. De beschikbare middelen zijn verdeeld over de begrotingen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Binnen de onderwijsbegroting is sprake van een verdere verdeling, vooral over de onderwijssectoren. Het beschikbare budget ten opzichte van de vorige voortgangsrapportage is: Bedragen in miljoenen guldens
Rapportage maart 2001 Miljoenennota 2002 Verschil
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
52 52 –/–
196 196 –/–
225 225 –/–
736 736 –/–
650 787 137
600 608 8
467 555 88
467 473 6
467 513 46
De wijziging in de beschikbare middelen is het gevolg van: – de verhoging van de ict-vergoeding per leerling in 2001 (109 miljoen gulden) – de verdeling van de 330 miljoen gulden vanaf 2003 uit het Regeerakkoord (82 miljoen gulden in 2003 en 41 miljoen gulden in 2005)1 – de toekenning van de prijscompensatie De begrotingsbedragen in Euro’s zijn: Bedragen in miljoenen Euro’s
Ict budget
2002
2003
2004
2005
2006
276
252
215
233
233
Voor het meerjarige budget geldt dat sprake is van een daling in de beschikbare middelen. Deze afname is enerzijds het gevolg van de lagere ict-vergoeding per leerling vanaf 2002 en anderzijds van de lagere voorziening voor de vergoeding van de internetdienst. Het teruglopen van de omvang van de ict-investeringen komt mede voort uit het gegeven dat de meerinvestering uit het Regeerakkoord grotendeels voorbij is. Voor 2001 geldt dat eenmalig 20 gulden per leerling beschikbaar wordt gesteld voor beveiliging en contentfiltering. Met deze investering is een bedrag van 60 miljoen gulden gemoeid. Deze middelen zullen nog dit najaar aan de scholen worden betaald. 12 Stand van zaken toezeggingen Tweede Kamer Aanpassing van de reclameregels in het Handvest Kennisnet (Barth, 25 733 motie nr. 69) Met de onderwijsorganisaties heeft overleg plaatsgevonden. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 3 oktober 2001 (TK 25 733, nr. 76). Een meerderheidspositie voor de onderwijsorganisaties in de statuten van beide stichtingen (Barth, 25 733 motie nr. 70) 1
Het voor ict beschikbare budget van 41 miljoen gulden in 2005 (onderdeel van de 330 miljoen gulden intensivering uit het Regeerakkoord) staat nog op de begroting van Financiën.
In de brief van 14 juni 2001 (TK 25 733 nr. 67) is de Kamer bericht dat van de zeven leden uit de Raad van Toezicht van de stichting Kennisnet er vier rechtstreeks uit het onderwijsveld afkomstig zullen zijn. Inmiddels is, in
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
13
lijn met de motie, ook overeenstemming bereikt met de onderwijsorganisaties over de samenstelling van het bestuur van de stichting Ict op School. Dit betekent dat in de statuten van beide stichtingen is vastgelegd dat de meerderheid van de leden van de Raad van Toezicht, respectievelijk het bestuur, uit het onderwijsveld afkomstig is. De stichting Ict op School heeft de statuten aangepast. De stichting is op 19 juli 2001 opgericht. Onderzoek naar voordeligere alternatieven voor scholen, zoals «pay per view» (Lambrechts, 25 733 motie nr. 71) De motie wordt uitgevoerd. De mogelijkheden van gratis content worden onderzocht. Ook wordt onderzocht of het mogelijk is om in plaats van met licenties met «pay per view» te werken en wat de kosten daarvan zijn. Overigens is kwalitatief goede educatieve software nog schaars, laat staan gratis (zie ook paragraaf 4.6). Onderzoek naar vrijwillig abonnementssysteem enz. (Lambrechts, 25 733 motie nr. 72) Per brief van 14 juni 2001 is de Kamer meegedeeld dat de Kamer dit najaar wordt geïnformeerd over de voornemens voor de toekomst van de infrastructuur gebaseerd op de wensen van de scholen, de technische mogelijkheden, het aanbod en het presteren van nl.tree. De onderzoeksvraag uit de motie wordt hierin beantwoord. Het streven is enerzijds de scholen zoveel mogelijk vrijheid te geven om hun eigen keuze voor de infrastructuur te maken, anderzijds maximale randvoorwaarden scheppen voor een redelijke prijs, een betrouwbare aansluiting en een redelijke bandbreedte (zie ook paragraaf 4.8).
Overige toezeggingen Evaluatie van het functioneren van de stichting Ict op School en de stichting Kennisnet na een jaar Het functioneren van de stichtingen zal voortdurend worden gemonitord. In de volgende integrale rapportage (voorjaar 2002) wordt de Kamer geïnformeerd over het functioneren van de beide stichtingen. Onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor participatie van het bedrijfsleven in de integratie van ict in het onderwijs. Bijvoorbeeld door het instellen van een fonds Onder leiding van oud-KPN-topman Dik wordt door de stichting Onderwijs en Informatiesamenleving bekeken welke wensen en mogelijkheden er zijn. Het draagvlakonderzoek is inmiddels afgerond. Eén van de aspecten in het activiteitenplan betreft het inrichten van een fonds (zie ook paragraaf 6). Toevoegen accountantsverklaring bij integrale voortgangsrapportage Bij de integrale voortgangsrapportage 2001 die in het voorjaar 2002 verschijnt, wordt een accountantsverklaring bijgevoegd. Verkenning ict-beleid na Onderwijs on line ten behoeve van de volgende kabinetsperiode In het project ict na 2002 wordt onderzocht waar een mogelijk vervolg van
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
14
Onderwijs on line zich op moet richten. De vorderingen zijn te volgen via www.ictonderwijs.nl/ict2002.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 25 733, nr. 77
15