Tweede Kamer der Staten Generaal
2
Vergaderjaar 1987-1988
20 4 9 0
Vierde nota over de Ruimtelijke Ordening
Nr. 4
BRIEF V A N DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS V A N V O L K S H U I S V E S T I N G , RUIMTELIJKE ORDENING EN M I L I E U BEHEER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 25 juli 1988 Op 17 maart is het beleidsvoornemen met betrekking tot de Vierde nota over de Ruimtelijke Ordening gepresenteerd. In de Vierde nota wordt ter versterking van de economische, culturele en toeristische mogelijkheden van de steden in ons land onder meer aandacht besteed aan stedelijke vernieuwing. Dit onderwerp zal ook aan de orde komen in de nota «Volkshuisvesting in de jaren negentig», die begin september uitkomt en in een nota waarin de hoofdlijnen over het te voeren beleid ten aanzien van de huisvesting van de rijksoverheid worden uiteengezet en die binnenkort zal worden gepresenteerd. In de Vierde nota wordt, in aansluiting op het Regeerakkoord, benadrukt dat de financiering van investeringen ten behoeve van stedelijke vernieuwing, mede gelet op de aanwezige begrotingsruimte, niet alleen door de (rijks)overheid tot stand kan worden gebracht. Ook de private sector zou hier een rol van betekenis kunnen en moeten spelen. Er wordt dan ook aangedrongen op het opzetten van nieuwe vormen van samenwerking tussen de gemeentelijke overheid, het plaatselijke c.q. regionale bedrijfsleven en indien nodig de rijksoverheid. Vanuit onze brede betrokkenheid met de gebouwde omgeving hebben wij besloten extra aandacht te besteden aan de totstandkoming van publiek-private samenwerking (PPS) ten behoeve van stedelijke vernieuwing. Wij stellen ons voor actief op initiatieven in te spelen. Naast het inzetten van het bestaande instrumentarium en het leveren van de bijdrage aan zo soepel mogelijke procedures zal waar mogelijk logistieke en/of organisatorische steun worden geboden om de beoogde samenwerkingsverbanden tot stand te brengen en te evalueren. Het ligt in het voornemen met een aantal voorbeeldprojecten op dit terrein in de praktijk ervaring op te doen met verschillende samenwerkingsvormen. Door een aantal gemeentebesturen is, in het algemeen op eigen initiatief, naar ons departement informatie gestuurd over in voorbereiding
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 490, nr. 4
1
zijnde projecten die zich zouden lenen voor een PPS-achtige aanpak. In verschillende gevallen werd door de gemeenten eveneens afgetast of de desbetreffende projecten in aanmerking zouden komen voor subsidie of werd voor projecten reeds een subsidie-aanvraag ingediend. Voor ons departement betreft dit een beroep op de regelingen voor subsidie grote bouwlokaties, voor lokatiesubsidie en voor hoofdinfrastructuur. Wij tekenen hierbij aan dat de mogelijke financiële betrokkenheid van ons departement beperkt zal zijn tot toepassing van bestaande subsidieregelingen, waaronder de subsidieregeling Grote Bouwlokaties, binnen de daarvoor beschikbare middelen. Met verwijzing naar de discussie die in breder verband wordt gevoerd over publiek-private samenwerking, willen wij een en ander vormgeven door de hierna vermelde projecten. In overleg met de gemeenten en de desbetreffende departementen vindt een nadere uitwerking plaats. Bij de keuze hebben wij ons laten leiden door: - het geschetste beleid in de Vierde nota ten aanzien van stedelijke knooppunten; - het in die nota bepleite beleid ten aanzien van de ontwikkeling van een internationaal concurrerend vestigingsmilieu; - het beslag dat wordt gedaan op de begrotingsruimte van ons departement; - de criteria verbonden aan de toekenning van subsidies ten behoeve van grote bouwlokaties zoals toegelicht in de brief van 23 december 1987 (20 200, nr. 61); - de stand van planvorming voor de verschillende projecten; - de wens een zodanige variatie te krijgen dat ervaring kan worden opgedaan met verschillende vormen van samenwerking. De volgende projecten komen in aanmerking: 1. Het project «Sphinx-Céramique-terrein» in Maastricht. 2. Het project «Den Haag-Centraal». 3. Het project «Stationsgebied Noord-West» in Groningen. 4. Het project «Kop van Zuid» in Rotterdam. Naast deze projecten wordt bezien in hoeverre de ontwikkeling van het project «Oostelijk Havengebied» in Amsterdam door middel van publiekprivate samenwerking tot de mogelijkheden behoort. Wij streven ernaar tot convenanten te komen tussen het Rijk en de desbetreffende gemeenten over de wijze waarop en de mate waarin het Rijk betrokken zal worden bij de verdere ontwikkeling en uitvoering van de projecten. In die gevallen waarin sprake is van subsidie voor grote bouwlokaties zal voor wat het rijksaandeel betreft definitieve besluitvorming plaatsvinden in het kabinet. Dit is overeenkomstig de procedure voor subsidieverlening voor grote bouwlokaties zoals uiteengezet in de brief van 23 december 1987 aan uw Kamer. Wij hebben genoemde gemeenten heden op de hoogte gesteld van deze voornemens. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H. T. M. Nijpels De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. Heerma
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 490, nr. 4
2
Bijlage 1
Korte beschrijving van de voorbeeldprojecten. 1. Sphinx-Céramique-terrein te Maastricht Het Sphinx-Céramique-terrein is gelegen in het centrum van de gemeente Maastricht op de Oostelijke Maasoever, ten zuid-westen van het NS-station. Het terrein heeft een oppervlakte van 23 ha en is praktisch geheel in bezit van de Koninklijke Sphinx BV. Op beperkte schaal vindt nog produktie plaats in voor het merendeel verouderde bedrijfspanden. Enkele panden staan reeds leeg. Het terrein heeft een zeer gunstige ontsluiting: - het NS-station bevindt zich op loopafstand. - een vrijwel directe aansluiting op de A2. - directe nabijheid van het stadscentrum. Bovendien sluit het terrein aan op de ontwikkeling van de wijk Randwijck, waarin zich onder meer bevinden het Provinciehuis, (geopend in 1986), het Maastrichts Expositie- en Congrescentrum (officiële opening in 1988), alsmede de Rijksuniversiteit Limburg en het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Uitgangspunt voor de ontwikkeling van het Sphinx-terrein is de realisering van hoogwaardige woon- werk- en bijzondere functies. In ruimtelijke zin staan twee ontwikkelingen centraal: oriëntatie op de rivier de Maas, waaraan het terrein direct is gelegen, en oriëntatie op een nieuw te realiseren hoofdontsluitingsweg door het terrein. De planologische en juridische procedures zijn nog in het beginstadium. Globaal komt de stedebouwkundige invulling neer op 1600 woningen, met name in de vrije sector en de premiehuur en premiekoopsector, 70 000 m2 kantoren en instituten, 20 000 m2 hotelaccommodatie, 20 000 m 2 ten behoeve van culturele doeleinden en 5000 m 2 winkels. Na volledige sloop van het bestaande bedrijvencomplex zal het terrein in 1991 vrij beschikbaar kunnen komen. Voor de ontwikkeling van het terrein is de gemeente een samenwerkingsverband aangegaan met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, waarbij Wilma Vastgoed BV als project-adviseur is aangetrokken. Indien noodzakelijk kan dit samenwerkingsverband nog worden uitgebreid. 2. Het project « D e n Haag-Centraa!» In de Vierde Nota wordt Den Haag als een van de grote steden aangewezen als stad met ontwikkelingskansen voor een hoogwaardig vestigingsmilieu met internationale allure. De gemeente streeft ernaar de binnenstad nieuw leven in te blazen en het bedrijfsleven heeft daar positief op gereageerd. Een aanzet tot een nieuwe aanpak is de gezamenlijke studie «Van Babyion tot Nieuwe Kerk» (BANK-gebied). Er wordt naar gestreefd die studie eind 1988 gereed te hebben. Het gebied is van strategisch belang voor de ontwikkeling van de Haagse binnenstad en vormt een schakel tussen het Centraal Station en het winkelapparaat en de culturele functies in de binnenstad. In dit gebied beschikt het Rijk over gronden en gebouwen (o.a. Transitorium). Er is een convenant gesloten tussen VROM/RGD, gemeente, NS en ABP over een gezamenlijk onderzoek naar de beste stedebouwkundige ontwikkeling van het gebied. Dit convenant kan eventueel worden uitgebreid tot een uitvoeringsfase.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 490, nr. 4
3
3. Het project «Stationsgebied N o o r d - W e s t » in Groningen Medio 1987 heeft de gemeenteraad van Groningen een nieuw structuurplan vastgesteld. In dit structuurplan is de zogenaamde Verbindingskanaalzone aan de zuidrand van de oude stad aangewezen als intensiveringsgebied. Daarbinnen is het Stationsgebied Noord-West een belangrijk deelplan onder andere vanwege de gunstige ligging bij station en invalsweg en dichtbij het centrum. Het Rijk beschikt over een recentelijk vrijgekomen stuk grond op dit gebied en heeft behoefte aan extra kantoorruimte in Groningen voor onder meer O&W, de rechterlijke macht en RWS. De omvang van deze behoefte staat nog niet vast. Bezien wordt in hoeverre door PPS een stimulans aan de ontwikkeling van het gebied kan worden gegeven. Daartoe wordt een convenant gesloten tussen de gemeente en de Rijksgebouwendienst, waarin beide partijen overeenkomen om voor gezamenlijke rekening een onderzoek naar de meest geschikte stedebouwkundige invulling van het gebied te laten verrichten met de mogelijkheid tot latere uitbreiding van de overeenkomst tot een uitvoeringsfase. De inbreng van VROM/RGD bestaat uit grond in het plangebied, vrijvallende huren en diverse in rijkseigendom zijnde panden in de stad Groningen. 4. Rotterdam, «Kop van Zuid» Het gebied is centraal gelegen in de stad aan de zuidoever van de Maas, in het verlengde van de Coolsingel. In dit voormalige havengebied, gelegen tussen de wijken Feijenoord en Katendrecht, wil de gemeente een geïntegreerde ontwikkeling realiseren, die in de Vierde nota wordt aangemerkt als herstructureringsproject van nationaal belang. Op basis van een in 1987 door de gemeente opgestelde structuurschets kan het gebied uitgroeien tot een hoogwaardige lokatie die aansluit bij de binnenstad. De Kop van Zuid en de Noordrand zijn volgens de gemeente belangrijke polen in de «stedelijke as». Door dit gebied te ontwikkelen kan de relatie tussen de Maasoevers gestalte krijgen. Sinds kort vigeren voor het plangebied Kop van Zuid voorbereidingsbesluiten. Het Project bestaat uit 6 deelplannen voor woningbouw: Wilhelminapier en Zuidkade Rijnhaven 1050 woningen; Entrepot 150 woningen; Bispo-gebied 2400 woningen; Spoortunneloverbouwing 300 woningen; Feijenoord-noord 700 woningen; Persoonshaven-oost 1000 woningen; totaal 5600 woningen. De twee laatstgenoemde gebieden hebben nu nog een bedrijfsbestemming. Vooralsnog worden alleen de overige genoemde plannen bezien: 3900 woningen, hiervan is de helft gedacht in de sociale huursector. Het plangedeelte Wilhelminapier/Zuidkade zal (naar verwachting) volgens een rapport van de NIB onder bepaalde voorwaarden kunnen uitgroeien tot een toplokatie voor wonen, kantoren, bedrijven en recreatie van bovenregionale of zelfs internationale allure. De Rijnhaven heeft een bestemming als binnenvaarthaven. De gemeente is initiatiefnemer. Gestreefd wordt naar een begin van woningbouw in de marktsector in 1990. De fasering van de woningbouw loopt tot 2000. De gemeente neemt verdere initiatieven in de richting van investeerders, met name voor de ontwikkeling van de Wilhelminapier.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 490, nr. 4
4
5. Project «Oostelijk Havengebied» Amsterdam Het Oostelijk Havengebied maakt deel uit van het ambitieuze IJasproject en is in de Vierde Nota aangemerkt als «herstructureringsproject van nationaal belang». Het gebied is (afgezien van de door de gemeente Amsterdam in discussie gebrachte lokatie Zeeburg) de grootste woningbouwlokatie van het IJ-as-project en als zodanig een wezenlijk onderdeel van de taakstelling van Amsterdam. In de zogenaamde «eerste fase» van nu tot en met 1994 is volgens opgave van de gemeente een woningproduktie voorzien van 5767 woningen, waarvan 2/3 in de sociale huursector. De lokatie voldoet in beginsel aan de voorwaarden van de SGB. Op de lokatie is echter bodemverontreiniging geconstateerd waarvan de kosten vooralsnog niet zijn opgenomen in de grondexploitatie-opzet. Over het opnemen van meer vrije sector woningbouw en over de verdeling van de risico's van tegenvallende bodemverontreiniging vindt nog overleg plaats tussen gemeente en Rijk. Over de financiering van de IJ-boulevard-Oost en de benodigde voorzieningen voor openbaar vervoer, die als randvoorwaarde worden gezien voor het ontwikkelen van deze lokatie, is in het kader van het Bereikbaarheidsplan voor de Randstad overleg gaande.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 20 490, nr. 4
5