Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2001–2002
28 380
Financiële verantwoordingen over het jaar 2001
Nr. 19
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB) OVER HET JAAR 2001 Deze financiële verantwoording bestaat uit: –
de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;
–
de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 2001, voorzien van een toelichting.
Den Haag, 5 juni 2002 De Minister van Financiën, G. Zalm
KST59612 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2002
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
1
INHOUDSOPGAVE REKENINGSTAAT (Verplichtingen, uitgaven en ontvangsten)
4
ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE REKENING
8
1
INLEIDING EN LEESWIJZER
8
2 2.1 2.2
FINANCIEEL OVERZICHT OP HOOFDLIJNEN Uitgaven en niet-belastingontvangsten Belastingontvangsten
9 9 11
3 3.1 3.2 3.3 3.4
ALGEMEEN Inleiding Staatsloterij Domeinen Tegoeden WOII
13 13 14 14 15
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
FINANCIËN BINNENLAND Inleiding Regeling Bijzondere Financiering Tijdelijke subsidieregeling tankstations Publiek-private samenwerking Beheer deelnemingen Financiële Markten Euro
17 17 18 18 19 21 21 27
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
FINANCIËN BUITENLAND Inleiding Exportkredietverzekering en investeringsgaranties Het Internationale Monetaire Fonds Multilaterale ontwikkelingsbanken Europese Investeringsbank Groep (EIB, EIB-Lomé)
31 31 32 35 37 41
6 6.1 6.2 6.3 6.4
FISCALE ZAKEN EN BELASTINGEN Inleiding Fiscale Zaken Primaire processen Belastingdienst Administratieve lastenverlichting
43 43 44 49 55
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
BEDRIJFSVOERING Personeel Organisatie Automatisering Planning en control Beleid inzake misbruik en oneigenlijk gebruik Rechtmatigheidonderzoek Algemene Rekenkamer over 2000 Professionalisering inkoop
59 59 65 76 80 82 83 85
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE REKENING Verplichtingen en uitgaven Niet-belastingontvangsten Belastingontvangsten
86 86 105 114
SALDIBALANS (inclusief toelichting)
119
BIJLAGE: Lijst met afkortingen
130
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
2
Financiële verantwoording van het Ministerie van Financiën (IXB) over het jaar 2001 Rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
3
Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Financiën (IXB) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x € 1000)
Art.
Omschrijving
(1)
(2)
(3)=(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen TOTAAL 01 01 03 04 05 10 11 12 13 14 02 01 03 04 05 07 08 09 10 11 12 03 02
03
04 05
07
Algemeen Personeel en materieel kernministerie Loonbijstelling Prijsbijstelling Onvoorzien Opsporing en ruiming van explosieven Uitvoering van werken door Domeinen Lasten en overige uitgaven van Domeinen Uitgaven omslagstelsel Rijkswagenpark Diverse uitgaven Financiën Binnenland Muntwezen Garanties en waarborgen binnenland Deelneming in het kapitaal van banken (Her)verzekering van schaden aan derden Regeling Bijzondere Financiering Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen Kosten betalingsverkeer rijksoverheid Verwerving vermogenstitels Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland Publiekssets euromunten Financiën Buitenland Garanties aan de Nederlandse Financierings- Maatschappij voor Ontwikkelingslanden Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden Deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken Garanties inzake deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken en garanties aan de EIB Garanties aan De Nederlandsche Bank
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
3 130 710
3 673 599
542 889
276 782
283 505
6 723
193 262 0 0 5 103
193 262 0 0 5 103
208 830 0 0 0
205 130 0 0 0
15 568 0 0 – 5 103
11 868 0 0 – 5 103
0
0
0
0
0
0
31 341
31 341
11 571
11 825
– 19 770
– 19 516
42 229
42 229
34 649
34 649
– 7 580
– 7 580
4 719 128
4 719 128
5 487 24 565
5 487 26 414
768 24 437
768 26 286
10 628
106 150 39 897
78 534
172 359 109 394
67 906
66 209 69 497
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 79 412
0 15 429
0 15 647
0 10 705
0 – 63 765
0 – 4 724
0
454
0
14
0
– 440
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
0 50 370
313 2 496
168 52 078
313 2 496
168 1 708
299 776
290 811
– 8 965
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
202 761
5 056
187 749
5 056
– 15 012
4 908
0
304 314
1 700
299 406
1 700
113 445
0
256 804
0
143 359
0
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
4
Art.
Omschrijving
08
10 11 13 14 16
17
04 01 03 05 06 08 09 10
1
Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten Exportkredietverzekering Regeling Herverzekering Investeringen Deelneming in het kapitaal van Europese banken Garanties inzake deelneming in het kapitaal van Europese banken Deelneming in het kapitaal van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika Fiscale Zaken en Belastingen Personeel en materieel Belastingdienst Bijdragen en staatsprijs betreffende fiscale zaken Uitgaven heffings- en invorderingsrente Garantie procesrisico’s Vergoeding proceskosten Wet waardering onroerende zaken Kosten uitvoering belastingmaatregelen door derden
(1)
(2)
(3)=(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
Verplichtingen
Uitgaven
0 11 344 505
0 90 877
0 2 563 696
0 95 224
0 – 8 780 809
0 4 347
453 780
0
176 975
0
– 276 805
0
0
6 138
0
6 138
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
839
0
839
0
0
0
2 516
0
2 516
0
2 448 002
2 926 924
478 922
2 178 500
2 178 500
2 379 735
2 347 767
201 235
169 267
168
168
173
173
5
5
215 546 113 3 161 32 145
215 546 45 3 161 32 145
516 522 45 5 620 30 226
516 522 3 5 620 30 226
300 976 – 68 2 459 – 1 919
300 976 – 42 2 459 – 1 919
18 594
18 437
26 613
26 613
8 019
8 176
De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op duizenden euro’s)
Mij bekend, De Minister van Financiën,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
5
Staat behorende bij de financiële verantwoording over het jaar 2001 Rekening 2001 Ministerie van Financiën (IXB) Onderdeel ontvangsten (bedragen x € 1000)
Art.
Omschrijving
TOTAAL 01 04 05 06 07 08 10 02 01 02 03 04 07 08 10 11 12 03 02
03 04 05 06 07 04 01 02 03 04 27 28
05 06 07 08 09 10 11 12 13 14
Algemeen Afdracht Staatsloterij Ontvangsten uit exploitatie Domeinen Ontvangsten uit verkoop Domeinen Diverse ontvangsten Domeinen Ontvangsten omslagstelsel Rijkswagenpark Diverse ontvangsten kernministerie Financiën Binnenland Winstuitkering De Nederlandsche Bank Rente De Nederlandsche Bank – FMS account Ontvangsten Muntwezen Toename munten in circulatie Diverse ontvangsten financiën binnenland Dividend uit staatsdeelnemingen Regeling Bijzondere Financiering en Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen Opbrengst verkoop vermogenstitels Rente en aflossing diverse leningen Financiën Buitenland Tijdelijke financiering van de liquiditeiten van de Nederlandse Financierings- Maatschappij voor Ontwikkelingslanden Ontvangsten Europese Investeringsbank Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten Diverse ontvangsten financiën buitenland Exportkredietverzekering Regeling Herverzekering Investeringen Fiscale Zaken en Belastingen A. Niet-belastingontvangsten Ontvangsten heffings- en invorderingsrente Kosten vervolging Ontvangsten uit verrichte werkzaamheden, Belastingdienst Bijdrage van de EU in de inningskosten EU-douanerechten Diverse ontvangsten Belastingdienst Opbrengsten van schikkingen en administratieve boeten B. Belastingontvangsten Inkomstenbelasting Vermogensbelasting Vennootschapsbelasting Loon- en Inkomstenbelasting Dividendbelasting Kansspelbelasting Motorrijtuigenbelasting Accijns van lichte olie Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie Wijnaccijns en accijns van mousserende dranken
(1)
(2)
(3) =(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Ontvangsten
Ontvangsten
Ontvangsten
89 094 890
88 342 571
– 752 319
407 637 107 362 95 191 167 617 30 126 4 765 2 576
755 764 127 064 101 920 229 992 278 610 4 880 13 298
348 127 19 702 6 729 62 375 248 484 115 10 722
1 209 028 1 089 073 7 397 484 20 012 391 37 936
1 524 770 1 399 466 10 199 2 242 0 425 53 558
315 742 310 393 2 802 1 758 – 20 012 34 15 622
9 529 0 44 206
12 519 2 155 44 206
2 990 2 155 0
223 535
458 129
234 594
0 1 394 0 31 099 190 588 454
0 1 419 0 44 560 411 220 930
0 25 13 461 220 632 476
87 254 690 769 574 385 713 55 724
85 603 908 1 105 423 669 841 65 547
– 1 650 782 335 849 284 128 9 823
5 128
5 339
211
183 327 27 598
163 574 35 380
– 19 753 7 782
112 084 86 485 116 0 74 874 16 837 515 24 596 249 2 557 052 140 672 2 103 271 3 410 158 2 363 741 190 588
165 742 84 498 485 0 101 618 17 580 032 23 343 876 4 308 025 149 150 2 088 524 3 146 626 2 076 138 168 961
53 658 – 1 986 631 0 26 744 742 517 – 1 252 373 1 750 973 8 478 – 14 747 – 263 532 – 287 603 – 21 627
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
6
Art.
Omschrijving
15 16 18 20 21 22 23 24 25 26 29 30
Alcoholaccijns Bieraccijns Tabaksaccijns Belasting van personenauto’s en motorrijwielen Omzetbelasting Belastingen van rechtsverkeer Rechten van successie, van overgang en van schenking Overige belastingontvangsten Belastingen op milieugrondslag Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten Belasting op zware motorrijtuigen Ontvangsten die ten behoeve van het gemeentefonds en provinciefonds worden afgezonderd
(1)
(2)
(3) =(2)–(1)
Oorspronkelijk vastgestelde begroting
Realisatie
Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Ontvangsten
Ontvangsten
Ontvangsten
417 478 304 033 1 772 012 3 142 428 31 342 600 4 156 627
398 419 278 616 1 676 918 2 934 853 29 835 631 4 483 953
– 19 059 – 25 417 – 95 094 – 207 575 – 1 506 969 327 326
1 533 777 36 302 3 793 603
1 306 700 46 447 3 416 318
– 227 077 10 145 – 377 285
231 428 102 101
225 308 104 233
– 6 120 2 132
– 12 621 393
– 13 171 861
– 550 468
Mij bekend, De Minister van Financiën,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
7
ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE REKENING 1 INLEIDING EN LEESWIJZER Het ministerie van Financiën is verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer: – het algemeen financieel-economisch en monetair beleid; – het buitenlands financieel beleid; – het begrotingsbeleid en doelmatig beheer van ’s-Rijks financiën; – de verkoop en beheer van overtollige zaken van het Rijk; – het vormgeven van het fiscaal beleid; – het heffen, controleren en innen van de belastingen; – het financieringsbeleid. Deze financiële verantwoording is opgebouwd uit de volgende onderdelen: Rekening: – Rekeningstaat – Algemene toelichting bij de rekening – Artikelsgewijze toelichting bij de rekening Saldibalans (inclusief toelichting) Bijlage – lijst met gebruikte afkortingen Bovenvermelde verantwoordelijkheid komt tot uitdrukking in de beleidsterreinen «Algemeen», «Financiën Binnenland», «Financiën Buitenland» en «Fiscale Zaken en Belastingen». Voor de toelichting op het financieringsbeleid wordt verwezen naar de financiële verantwoording van de begroting van de Nationale Schuld (IXA). Voor de verantwoording over de financiën van de lagere overheden in 2001, waarvoor de minister van Financiën medeverantwoordelijk is, wordt verwezen naar de financiële verantwoordingen van het gemeente- en het provinciefonds. In de algemene toelichting bij de rekening worden per beleidsterrein de hoofdpunten van het gevoerde beleid in 2001 beschreven (hoofdstukken 2 tot en met 6). In de artikelsgewijze toelichting bij de rekening is gedetailleerde informatie over de begrotingsuitvoering 2001 opgenomen. Tevens wordt voor de daartoe geselecteerde begrotingsartikelen een toelichting gegeven van opmerkelijke verschillen tussen de oorspronkelijke begroting en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen in een aantal gevallen reeds in de 1e en de 2e suppletore begroting (de wet van 27 september 2001, Stb. 477 respectievelijk de wet van 31 januari 2002, Stb.90) en in de slotwet zijn toegelicht, heeft de toelichting bij de rekening veelal een samenvattend karakter. De belastingontvangsten zijn daarnaast toegelicht in de Voorjaarsnota 2001; Kamerstukken II 2000/01, 27 734, nr.1), de Miljoenennota 2002 (Vermoedelijke Uitkomsten 2001; Kamerstukken II 2001/02, 28 000, nr.1) en de Voorlopige Rekening 2001 (Kamerstukken II 2001/02, 28 237, nr.1). Als hoofdlijn voor het opnemen van een artikelsgewijze toelichting bij de rekening zijn de volgende grensbedragen in acht genomen: – voor de uitgaven- en niet-belastingontvangstenartikelen is een toelichting opgenomen indien het verschil tussen het bedrag van de ontwerpbegroting en de realisatie meer is dan 5% van het bedrag van de ontwerp-begroting en daarnaast groter is dan € 2,27 mln.; – voor de belastingontvangstenartikelen geldt gelet op de omvang van de bedragen een ruimere limiet, te weten meer dan 5% en groter dan € 22,7 mln.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
8
Algemene toelichting bij de rekening
2 FINANCIEEL OVERZICHT OP HOOFDLIJNEN 2.1 Uitgaven en niet-belastingontvangsten In de onderstaande tabel is per hoofdbeleidsterrein de realisatie voor zowel uitgaven als niet-belastingontvangsten tegen de begroting afgezet. In de toelichtende tekst zijn de belangrijkste verschillen per hoofdbeleidsterrein weergegeven. Tabel 2.1 Begroting en realisatie van uitgaven en niet-belastingontvangsten Bedragen x € 1 mln. Begroting
Realisatie
Verschil
Uitgaven 1. Algemeen 2. Financiën Binnenland 3. Financiën Buitenland 4. Fiscale Zaken en Belastingen
276 782 106 150 299 776 2 448 002
283 505 172 359 290 811 2 929 624
+ 6 723 + 66 209 – 8 965 + 478 922
Totaal
3 130 710
3 673 599
+ 542 889
Ontvangsten 1. Algemeen 2. Financiën Binnenland 3. Financiën Buitenland 4. Fiscale Zaken en Belastingen
407 637 1 209 028 223 535 769 574
755 764 1 524 770 458 129 1 105 423
+ 348 127 + 315 742 + 234 594 + 335 849
Totaal
2 609 774
3 884 086
+ 1 234 312
2.1.1 Uitgaven Algemeen Het verschil bij het hoofdbeleidsterein Algemeen is voornamelijk het gevolg van een compensatie-regeling voor de Gemeentelijke Kredietbanken (€ 17,2 mln.). Om de nadelige effecten van invoering van de wet Fido voor sociale activiteiten van de Gemeentelijke Kredietbanken weg te nemen zijn zij gecompenseerd voor gederfde opbrengsten uit af te bouwen commerciële activiteiten. Voorts worden de extra uitgaven verklaard door vergoeding van de uitvoeringskosten WO II (€ 6,8 mln.) Deze extra uitgaven betreffen uitgaven voor de beoordeling van de aanvragen en de toekenning van gelden, die beschikbaar zijn gesteld aan de joodse gemeenschap. Hier staat een meevaller tegenover bij anticiperende aankopen (€ 19,5 mln.), omdat een deel van het beschikbare budget niet is aangewend door het niet doorgaan van een aantal oorspronkelijk aangemelde projecten. Financiën Binnenland Het verschil wordt voornamelijk verklaard door extra uitgaven (€ 69,4 mln.) bij het muntwezen (verhoogd bij 1e suppletore begroting met € 2,3 mln. en bij 2de suppletore begroting met € 46, 3 mln.). Door introductie van de euro is de vraag naar circulatiemunten in 2001 negatief geweest. Per saldo zijn hierdoor zowel circulatiemunten als bijzondere munten eerder dan verwacht uit de circulatie teruggevloeid naar DNB, die de nominale waarde verrekent met de Staat (€ 47,7 mln.).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
9
Algemene toelichting bij de rekening
Tevens zijn er extra uitgaven voor de euro gedaan, vanwege een hogere productie van de relatief dure hogere denominaties, dan geraamd (€ 15 mln.).
Financiën Buitenland De lagere uitgaven worden voornamelijk verklaard door een meevaller (€ 15 mln.) op de bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA). Reden hiervoor is een betaling die in de ontwerp-begroting 2002 was opgenomen en oorspronkelijk voor begin januari 2002 was gepland. In overleg met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking is, gelet op de beschikbare budgettaire ruimte in 2001 binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking, besloten de betaling eind december 2001 te laten plaatsvinden. Fiscale Zaken en Belastingen De hogere uitgaven op dit beleidsterrein zijn met name het gevolg van hogere uitgaven voor personeel (€ 113,5 mln.) en materieel (€ 53,6 mln.) van de Belastingdienst. Het verschil tussen de begroting en de realisatie van personeel wordt in het bijzonder veroorzaakt door de meerkosten van de CAO 2001–2002 (€ 63,5 mln.). Tevens is er extra uitgegeven aan uitzendkrachten (€ 26,3 mln.), door onderbezetting bij de bestaande formatie. Het verschil tussen begroting en realisatie op materieel is voornamelijk het gevolg van de stijging van de huisvestingskosten door de bovengemiddelde nominale ontwikkelingen (€ 22,7 mln.). Ook de voorlichting via dagbladen en televisie in het kader van de Belastingherziening en de ontwikkeling van het internet van de Belastingdienst hebben extra uitgaven tot gevolg gehad (€ 13,6 mln.). Daarnaast zijn ook de uitgaven voor heffings en invorderingsrente met € 300,9 mln. hoger uitgevallen dan geraamd (verhoogt bij 1e suppletore begroting met € 54,5 mln. en bij 2de suppletore begroting met € 136,1 mln.). Zie voor verdere toelichting de artikelen 04.01 en 04.05. 2.1.2 Ontvangsten Algemeen Het verschil op dit hoofdbeleidsterrein wordt met name veroorzaakt door hogere ontvangsten bij Domeinen. Hierbij gaat het om ontvangsten uit verkopen (€ 62,2 mln.) en overige ontvangsten (€ 250 mln.). De hoge realisatie is grotendeels het gevolg van een boekhoudige mutatie van de RGD op de openingsbalans per 1 januari 1999. Voor nadere toelichting zie artikel 01.06 en artikel 01.07. Financiën Binnenland Het verschil ten opzichte van de ontwerpbegroting is het gevolg van een hoger winstuitkering (€ 310,4 mln.) van De Nederlandse Bank. Financiën Buitenland Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere ontvangsten (€ 220,5 mln.) bij de exportkredietverzekering (bij 1e suppletore begroting verhoogd met € 116,2 mln. en bij 2de suppletore begroting opgehoogd met € 74,9 mln.). De onverwacht hoge schade-restituties uit Nigeria hebben hier in grote mate aan bijgedragen. Daarnaast hebben ook andere debiteurlanden een positief betalingsgedrag laten zien.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
10
Algemene toelichting bij de rekening
Fiscale Zaken en Belastingen De hogere ontvangsten zijn met name het gevolg van hogere ontvangsten bij de heffings- en invorderingsrente (€ 284,1 mln.). Gedurende het jaar zijn de ontvangsten heffings- en invorderingsrente aangepast (bij 1e suppletore begroting verhoogd met € 68,1 mln. en bij 2de suppletore begroting met € 233,7 mln.). Tevens zijn er hogere ontvangsten gerealiseerd inzake administratieve boeten en schikkingen (€ 53,5 mln.). Zie hiervoor de artikelen 04.01 en 04.28. 2.2 Belastingontvangsten In onderstaande grafiek wordt een overzicht gegeven van de raming en realisatie van de belastingontvangsten in 2001. Grafiek 2.1: Raming en realisatie van de belastingopbrengsten 2001 (x € 1 mld.)
40 35 30 25 20 15 10 5 0 Loon- en inkomstenbelasting
Vennootschapsbelasting
egroting
Omzetbelasting
Overig
ealisatie
Ten opzichte van de ontwerp-begroting zijn de belastingopbrengsten € 2,31 mld. lager uitgekomen. Tabel 2.2 geeft een samenvattend overzicht. De kostprijsverhogende belastingen zijn € 2,82 mld. lager uitgekomen dan geraamd; de belastingen op inkomen, winst en vermogen zijn € 0,5 mld. hoger uitgekomen dan geraamd. Voor een toelichting op de belangrijkste verschillen in de belastingontvangsten wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
11
Algemene toelichting bij de rekening
Tabel 2.2 Belastingontvangsten op kasbasis voor 2001 bedragen x € 1 mld. Begroting
Realisatie
Verschil
Kostprijsverhogende belastingen Invoerrechten Omzetbelasting Belasting op personenauto’s en motorrijwielen Accijnzen Belastingen van rechtsverkeer Motorrijtuigenbelasting Belastingen op een milieugrondslag Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten Belasting op zware motorrijtuigen
57,27 1,83 33,44 3,14 8,46 4,16 2,10 3,79
54,45 1,52 31,93 2,94 7,75 4,48 2,09 3,42
– 2,82 – 0,31 – 1,52 – 0,21 – 0,71 0,33 – 0,02 – 0,38
0,23 0,10
0,23 0,10
0,00 0,00
Belastingen op inkomen, winst en vermogen Inkomstenbelasting Loonbelasting Dividendbelasting Kansspelbelasting Vennootschapsbelasting Vermogensbelasting Successierechten
45,76 – 0,50 25,11 2,56 0,14 16,84 0,09 1,53
46,26 – 2,74 25,56 4,31 0,15 17,57 0,10 1,31
0,50 – 2,25 0,45 1,75 0,00 0,74 0,03 – 0,23
0,04
0,05
0,01
103,06
100,75
– 2,31
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten Totaal belastingen
* De cijfers in deze tabel hebben betrekking op de belastingontvangsten voor aftrek van het aandeel dat toekomt aan het Provincie- en Gemeentefonds en de afdrachten aan de Europese Unie. **Inclusief afrondingsverschillen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
12
Algemene toelichting bij de rekening
3 ALGEMEEN 3.1 Inleiding Grafiek 3.1 Aandeel in uitgaven IXB Bedrag x 1000 euro
205130
78375
3390094
Grafiek 3.2 Aandeel in niet-belastingontvangsten IXB Bedrag x 1000 euro
145212 610552
3088322
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
13
Algemene toelichting bij de rekening
3.2 Staatsloterij Eind 2001 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een nieuw kansspelbeleid, dat ook van grote invloed is op de positie van de Staatsloterij. Dit beleid is geformuleerd in een kabinetsstandpunt van november 2000 naar aanleiding van een MDW-rapport over kansspelen (Kamerstukken II 2001/02, 24 036, nr. 180 en nader uitgewerkt in een notitie aan de Tweede Kamer «Harmonisatie van kansspelvergunningen en de positie SENS» van oktober 2001 (Kamerstukken II 2001/02, 24 036, nr. 229). Wat betreft de loterijvergunningen, en dus ook de Staatsloterijvergunning, betekent het nieuwe kansspelbeleid dat de komende jaren geleidelijk de verschillende vergunningvoorwaarden geharmoniseerd zullen worden en er maximaal drie nieuwe vergunningen zullen worden uitgegeven. De verantwoordelijkheid voor het kansspelbeleid, dat nu nog versnipperd is over vijf ministeries, zal worden belegd bij het Ministerie van Justitie. Uiteindelijk zullen de vergunningen zo worden ingericht dat alle loterijen een bepaald minimum percentage van de omzet aan goede doelen en een bepaald vast percentage aan de Staat zullen afdragen. Het gaat om een budgettair neutrale operatie voor zowel de Staat als de goede doelenorganisaties. De Staatsloterij wordt daarmee, net als de huidige andere loterijen, een goede doelenloterij. Op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer zal het hele overgangsproces, dat drie tot zes jaar zal beslaan, geregeld gemonitord worden om onverwachte consequenties van het beleid tijdig te kunnen signaleren. 3.3 Domeinen
3.3.1 Activabeheer Naar aanleiding van de werkzaamheden van de interdepartementale Stuurgroep Activabeheer en de IBO-werkgroep Grondbeleid heeft het ministerie van Financiën het initiatief genomen om een samenwerkingsverband tussen de vastgoedbeherende departementen te creëren (VROM, V&W, LNV, Defensie en Financiën). Dit heeft in de Nota Grondbeleid geleid tot de volgende besluiten: – Instellen van de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR), waarin de vastgoedbeherende departementen zijn vertegenwoordigd, met een eigen facilitaire organisatie (de projectdirectie Vastgoed). – Evaluatie van de effectiviteit en doelmatigheid van de RVR in 2004. – Het creëren van een voorfinancieringsfaciliteit bij Financiën voor anticiperende aankopen en het in portefeuille houden van vastgoed. De RVR is officieel geïnstalleerd op 15 oktober 2001 op basis van een instellingsbesluit van de vijf betrokken ministers (Staatscourant 28 september 2001, nr. 188). De projectdirectie Vastgoed is medio 2001 van start gegaan. Bij de RVR staat voorop het doelmatig aankopen, verkopen en beheren van vastgoed voor het Rijk om publieke doelen te realiseren (vastgoed is een middel, geen doel op zich). De RVR stimuleert onder andere een gebiedsgerichte en projectmatige aanpak voor de verwerving en afstoot van vastgoed in regio’s waar meerdere departementen beleidsdoelen willen realiseren. De RVR heeft een werkprogramma 2002 opgesteld dat ter goedkeuring aan de betrokken bewindslieden is aangeboden. De voorfinancieringsfaciliteit bij Financiën voor anticiperende aankopen en het in portefeuille houden van vastgoed heeft als doelstelling het tijdig
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
14
Algemene toelichting bij de rekening
en tegen een niet onevenredig hoge prijs kunnen beschikken over vastgoed, waarmee kan worden voorzien in de (toekomstige) behoefte van het Rijk. Eind 2001 hebben de eerste aankopen plaatsgevonden. De Staatssecretaris van Financiën zal de nadere kaders voor het anticiperend aankopen uitwerken in een beleidsbrief die 1 mei 2002 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden.
3.3.2 Pachtbeleid In 2000 is door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij het rapport van de commissie Pachtbeleid over de liberalisering van het pachtbeleid verschenen. Het kabinetsstandpunt is bij brief van 11 september 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 924, nr. 1) aan de Kamer bekend gemaakt. Naar aanleiding van het overleg met de Tweede Kamer op 19 december 2001 is door de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij toegezegd dat in de tweede helft van 2002 een voorstel voor aanpassing van de pachtwetgeving zal worden ingediend. Aangezien er altijd een overgangsperiode komt om van de huidige pachtwet naar een nieuwe pachtregeling over te schakelen, zullen de pachtontvangsten de komende jaren nauwelijks (behalve door het pachtnormenbesluit) beïnvloed worden.
3.3.3 Verkoopbeleid agrarische domeinen In april 2000 heeft het kabinet besloten tot een tijdelijke verkoopstop van agrarische gronden. Zittende (erf)pachters kunnen de gepachte grond niet kopen. Het kabinet heeft besloten de verkopen niet te hervatten (Kamerstukken II 2001/02, 24 490, nr. 16).
3.3.4 Benzinemarkt Vanaf 2000 is onderzocht in hoeverre het mogelijk is om in overleg met de zittende partijen te komen tot een alternatieve invulling van de MDW-doelstellingen. In 2000 werd al een tweetal convenanten met vertegenwoordigers van de zittende partijen (benzinemaatschappijen, particulieren) gesloten. Nadere invulling diende te geschieden met betrekking tot de onderwerpen veiling, gebruiksvergoeding en rechtsrelaties. Op 8 november 2001 werd met betrokken partijen de finale overeenstemming bereikt. Met ingang van 2002 zullen in 21 jaar alle locaties geveild worden, jaarlijks ongeveer tien. Tevens wordt met ingang van 2002 een nieuwe gebruiksvergoedingssystematiek ingevoerd. De ontvangsten bedroegen in 2001 ongeveer € 7,26 mln. 3.4 Tegoeden WOII In 2001 is de Stichting Maror-gelden Overheid (SMO) doorgegaan met de verificatie en betaling van individuele uitkeringen aan joodse belanghebbenden en hun plaatsvervangers. Op 31 december 2001 is de aanvraagtermijn gesloten. Inmiddels hebben zo’n 33 000 personen een uitkering ontvangen. Het restant van de aanvragen zal begin 2002 worden afgehandeld, waarna een tweede uitkeringsronde volgt. In dat jaar zal ook worden gestart met de uitkeringen voor collectieve doelen in Nederland en Israël. Naast de € 158,82 mln. voor SMO heeft het kabinet in 2000 ook € 22,69 mln. beschikbaar gesteld voor de Stichting Joods Humanitair Fonds. Met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
15
Algemene toelichting bij de rekening
deze gelden zullen projecten in het kader van de joodse infrastructuur in het buitenland worden gefinancierd. De statuten en het uitkeringsreglement zijn eind 2001 door de Tweede Kamer goedgekeurd. De stichting is begin 2002 haar werkzaamheden begonnen. Bij brief van 5 december 2001 (PTG 2001- 563m) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
16
Algemene toelichting bij de rekening
4 FINANCIËN BINNENLAND 4.1 Inleiding Grafiek 4.1 Aandeel in uitgaven IXB Bedrag x 1000 euro
172359
3501240
Grafiek 4.2 Aandeel in niet-belastingontvangsten IXB Bedrag x 1000 euro
1399466
2319316
125304
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
17
Algemene toelichting bij de rekening
4.2 Regeling Bijzondere Financiering Per 1 januari 2001 is de nieuwe regeling Bijzondere Financieringen in werking getreden. Naar aanleiding van een evaluatie naar nut en noodzaak van de regeling is besloten de regeling meer marktconform te maken. Afhankelijk van het risico van het krediet, wordt de prijs voor het krediet bepaald. Tevens is aandacht besteed aan de verdeling van risico, rendement en kosten tussen de uitvoerder (NIB Capital Bank) en de overheid. Uitgangspunt is dat de regeling op portefeuilleniveau kostendekkend zal zijn. Kostendekkend op portefeuilleniveau houdt in dat over een periode van vijftien jaar de kosten van de Bijzondere Financieringsregeling door de opbrengsten worden gedekt. 4.3 Tijdelijke subsidieregeling tankstations In 1999 heeft de Europese Commissie uitspraak gedaan over de vraag of de Tijdelijke subsidieregeling tankstations kan worden aangemerkt als een steunmaatregel. In haar beschikking heeft de Commissie te kennen gegeven dat aan 450 tankstations ten onrechte een subsidie is verleend. De Staat dient deze subsidies terug te vorderen. Deze terugvordering dient deels plaats te vinden bij de tankstations zelf en deels bij de oliemaatschappijen die naar de mening van de Commissie in een aantal gevallen ten onrechte profijt heeft gehad van de verleende subsidie. Voor zover de Commissie heeft geoordeeld dat de subsidie ten onrechte is verleend zijn de eventueel nog lopende subsidiebetalingen opgeschort. Aan 183 tankstations is volgens de Commissie terecht een subsidie verleend. De Nederlandse regering heeft tegen de beschikking beroep aangetekend bij het Hof van Justitie te Luxemburg. Ook een groot aantal exploitanten van tankstations en vrijwel alle betrokken oliemaatschappijen hebben beroep aangetekend bij het Gerecht van eerste aanleg te Luxemburg. Deze beroepen hebben geen schorsende werking en de Nederlandse regering is dan ook gehouden uitvoering te geven aan de beschikking van de Commissie. Het gerecht van eerste aanleg heeft inmiddels bepaald dat zij geen uitspraak zal doen alvorens het Hof van Justitie arrest heeft gewezen in de zaak zoals die door Nederland is aangespannen. De mondelinge behandeling van deze laatste zaak heeft inmiddels plaatsgevonden; het arrest wordt verwacht in de loop van 2002. In de beschikking van de Commissie werd gelast dat bij ongeveer 250 tankstations de Commissie de subsidie diende te worden teruggevorderd, omdat deze groep geen of onvoldoende informatie heeft verstrekt. De Commissie kon derhalve niet beoordelen of de subsidie overeenkomstig de communautaire bepalingen is verleend. In het bijzonder ging het hierbij om de vraag of zich al dan niet cumulatie van de maximum uit te keren subsidie heeft voorgedaan. Naar aanleiding van een uitgebreid onderzoek, gebaseerd op gegevens die deze pomphouders op verzoek alsnog hebben verstrekt, kon ten aanzien van ruim 140 tankstations worden vastgesteld dat zich geen cumulatie van subsidiegelden had voorgedaan. Aan hen is dan ook medegedeeld dat de subsidie terecht is uitgekeerd en niet behoeft te worden terugbetaald. Van ruim 60 pomphouders is vastgesteld dat in hun leveringscontract een zogenoemde SPB-clausule was opgenomen. In lijn met de beschikking van de Commissie zal de uitgekeerde subsidie worden teruggevorderd bij de leverancier (in de meeste gevallen een oliemaatschappij), zulks vanwege het feit dat aldaar cumulatie van subsidie is opgetreden. Bij twaalf tankstations is een
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
18
Algemene toelichting bij de rekening
verbondenheid geconstateerd waardoor cumulatie van subsidie waarschijnlijk is. Ook bij deze pomphouders (of bij de achterliggende rechtspersonen) zal de uitgekeerde subsidie worden teruggevorderd voor zover deze het maximum van € 100 000 heeft overschreden. Ten aanzien van ongeveer 30 tankstations is ook na herhaald verzoek nog steeds geen informatie ontvangen. De terugvorderingsprocedure ten aanzien van deze pomphouders is gestart. Een klein deel van hen heeft betaald, bij de overige zijn de invorderingsprocedures in gang gezet. De subsidie die is uitgekeerd aan de exploitanten van de 150 tankstations waar naar de mening van de Commissie de oliemaatschappijen de feitelijke ontvangers van de subsidie zijn (in verband met de hiervoor reeds aangehaalde SPB-clausules in de leveringscontracten), is ingetrokken. Daarbij is aangegeven dat in lijn met de beschikking van de Commissie de subsidie niet bij hen zal worden teruggevorderd maar bij de oliemaatschappijen. De terugvorderingsbeschikkingen aan de oliemaatschappijen zijn inmiddels verzonden. In vrijwel alle gevallen wordt tegen de terugvorderingsbeschikking bezwaar aangetekend; tevens wordt in veel gevallen via de daarvoor openstaande gerechtelijke procedures uitstel van betaling gevraagd. Dit heeft er toe geleid dat op dit moment nog slechts in beperkte mate terugbetaling heeft plaatsgevonden. Vanwege de juridische complicaties ten aanzien van deze categorie is de Commissie gevraagd hoe de beschikking op dit punt dient te worden uitgevoerd. Naar de laatste categorie pomphouders (de onderling verbonden pomphouders of de tankstations die feitelijk voor rekening en risico van de oliemaatschappijen worden gedreven) vindt nog nader onderzoek plaats. Het is niet eenvoudig om de door de Commissie veronderstelde verbondenheid aan te tonen. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het onderzoeken van de door de desbetreffende pomphouders aangeleverde informatie. De Commissie van de Europese Unie wordt door middel van voortgangsrapportages regelmatig op de hoogte gesteld van de vorderingen in dit dossier. Tot op heden heeft zij te kennen gegeven zich in de Nederlandse aanpak te kunnen vinden. 4.4 Publiek-private samenwerking 2001 is een belangrijk jaar geweest voor de ontwikkeling van publiekprivate samenwerking (PPS) in Nederland. In de sector transportinfrastructuur werd met het afsluiten van het DBFM-contract (DesignBuild-Finance-Maintain) voor de HSL-Zuid Infraprovider het eerste pps-contract in Nederland afgesloten. Het project wordt door zowel de overheid als private partijen als zeer succesvol gezien. Dit succes is zeer belangrijk, omdat het de standaard zal zetten voor dergelijke projecten en tevens een voortrekkersrol zal vervullen: als er één pps-schaap over de dam is, volgen er meer. Ook de aanbesteding van de vervoersconcessie voor de HSL-Zuid is eind 2001 afgerond. De aanbesteding van het eerste DBFM-contract voor wegen, voor de A59, is inmiddels aanbeland in de laatste fase. Ook in andere sectoren is concrete voortgang geboekt. In de stedelijke ontwikkelingssector is – na de sleutelprojecten Rotterdam Centraal en Hoog Hage – nu ook voor Amsterdam Zuidas een publiek-publieke overeenkomst getekend. Hiermee is het pad geëffend voor de volgende fase, de planvormingsfase. Bij andere projecten – Breda Spoorzone en Delft Spoorzone -is een publiek-publieke overeenkomst afgesloten in het eerste kwartaal van 2002. Het project Oude Rijkswerf Willemsoord Den Helder, waarbij de gemeente gezamenlijk met een private partij de oude rijkswerf
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
19
Algemene toelichting bij de rekening
ontwikkelt, is het eerste project in Nederland waarbij benefit sharing wordt toegepast. Benefit sharing is een door het kenniscentrum PPS ontwikkeld instrument om te komen tot een juiste hoogte van de overheidsbijdrage aan een project ten opzichte van de investeringen van private partijen bij projecten met zowel commerciële als niet-commerciële kenmerken. Ook bij «groene» projecten is voortgang geboekt met pps, onder meer in het project Meerstad Groningen. Hiernaast is een goede basis gelegd voor de toepassing van pps in de huisvesting, waarbinnen scholen, ziekenhuizen, overheidsgebouwen zoals ministeries en dergelijke vallen. Deze sector heeft grote potentie voor pps, blijkens de meerwaarde die hierbij wordt behaald in onder meer het Verenigd Koninkrijk. Naast het rapport over de scholen («Een schoolvoorbeeld voor toepassing van pps») heeft het Kenniscentrum PPS medio 2001 het rapport «PPS bij huisvestingsprojecten: wie durft?» uitgebracht, waarin de meerwaarde van pps bij huisvesting is onderzocht. Voor scholen heeft het Kenniscentrum in samenwerking met het ministerie van Onderwijs een selectieproces opgestart dat in het eerste kwartaal van 2002 moet leiden tot de selectie van een aantal projecten die zullen worden gerealiseerd door middel van pps. Voor één project is reeds door het uitvoeren van een «public private comparator» (PPC) aangetoond dat realisatie via pps tot meerwaarde leidt. Ook is in het kader van een studie naar besturingsvormen en verzelfstandiging van de Dienst Justitiële Inrichtingen onderzocht of pps-constructies voor het gevangeniswezen tot meerwaarde kunnen leiden. Met de PPC is geconcludeerd dat dit inderdaad het geval is. Naast de genoemde rapporten heeft het Kenniscentrum PPS in 2001 nog een aantal kennisprodukten opgeleverd, waarvan de handleiding PPS en aanbesteden en de brochure en handleiding voor benefit sharing de belangrijkste zijn. Met name met de handleiding PPS en aanbesteden wordt tegemoetgekomen aan vragen die veelvuldig bij zowel overheden als marktpartijen leven. Tevens is een nieuwe handleiding PPC en PSC (public sector comparator) in januari 2002 verschenen. Verder is in 2001 voor de 2e keer de door het Kenniscentrum in samenwerking met de Erasmus Universiteit Rotterdam ontwikkelde postacademische opleiding pps gehouden en is bijgedragen aan pps-cursussen voor beleidsmedewerkers en projectleiders bij Rijkswaterstaat. Op deze wijze geeft het Kenniscentrum PPS invulling aan zijn rol van het ontwikkelen en uitdragen van kennis en het vertalen ervan in toegankelijk informatiemateriaal en handleidingen.
4.4.1 Competitieve Dienstverlening (CDV) en Concessies en aanbestedingen Bij brief van 22 november 2000 (Kamerstukken II 2000/01, 24 036, nr. 177) heeft het kabinet aangekondigd dat de departementen jaarlijks verslag doen van acties en resultaten met betrekking tot de toepassing van de instrumenten concessies en aanbestedingen en competitieve dienstverlening. In de IBO-ronde 2000–01 hebben drie CDV-onderzoeken plaatsgevonden, inzake postverwerking rijksoverheid, facilitaire salarisbureaus en accountancy. Het accountancy onderzoek is inmiddels van een kabinetsstandpunt voorzien en aan de Kamer toegestuurd bij brief van 21 februari 2002. Het betreft hier het «Kwaliteitsplan audit-functie Rijksoverheid». Dit plan gaat o.m. over de instelling van departementale audit-diensten en de versterking van de regierol van het Audit-Committee. De andere twee CDV-onderzoeken dragen een rijksbreed karakter. Deze beide rapporten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
20
Algemene toelichting bij de rekening
geven aan dat er een ruime scope is voor (meer) samenwerking tussen de departementen. De aangeduide mogelijkheden worden in inderdepartementaal verband verder uitgewerkt en geïmplementeerd, onder verantwoordelijkheid van het beraad van plv SG’s. Concrete resultaten zijn over 2001 nog niet te melden. 4.5 Beheer deelnemingen Op 12 februari 2001 heeft de minister van Financiën de nota «Beleid commissarissen van overheidswege» aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2000/01, 22 064, nr. 5). Deze nota is in een algemeen overleg d.d. 10 april 2001 met de Vaste Kamercommissies voor Financiën en Economische Zaken besproken. Inmiddels is Financiën tezamen met de vakdepartementen bezig met de implementatie van het nieuwe beleid. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat deze over 1 à 2 jaar zal worden afgerond. De hoofdregel van het implementatiebeleid is dat alle ambtenaar-commissarissen worden teruggetrokken en gelijktijdig de statuten van de deelneming in overeenstemming met het nieuwe beleid zullen worden gebracht. Het overheidscommissarissenbeleid dient in samenhang met de nota «Deelnemingenbeleid Rijksoverheid» en het wetsvoorstel inzake de structuurregeling te worden bezien. Conform planning is de nieuwe nota «Deelnemingenbeleid Rijksoverheid» tot stand gekomen (Kamerstukken II 2001/02, 28 165, nr. 1–2). De Nota is inmiddels door het kabinet goedgekeurd. De kern van de nota is de scheiding van verschillende verantwoordelijkheden. Publieke belangen die met een deelneming samenhangen kunnen het best worden verankerd in weten regelgeving, concessievoorwaarden, overeenkomsten en dergelijke. Aandeelhouderschap biedt voor de borging van publieke belangen slechts beperkte sturingsmogelijkheden en dient in beginsel uitsluitend voor de behartiging van de zakelijke aandeelhoudersbelangen te worden aangewend. In het kader van dit nieuwe beleid zal het aandeelhouderschap van staatsdeelnemingen waar mogelijk aan de minister van Financiën worden overgedragen. 4.6 Financiële Markten De dynamiek in de financiële sector is groot en vergt een alerte houding van de overheid. Het doel van het overheidsbeleid is een goed functionerende en internationaal concurrerende financiële sector. Kernelementen zijn de stabiliteit van het financiële stelsel, goed gedrag van financiële marktpartijen, een soepel betalingsverkeer van de Staat, het bevorderen van markttransparantie en integriteit van het financiële systeem. Onderstaand worden de belangrijkste onderwerpen uit 2001 toegelicht.
4.6.1 Nota Integriteit financiële sector en terrorismebestrijding Als gevolg van de gebeurtenissen van 11 september is in het kader van het actieplan terrorismebestrijding van het kabinet op 16 november 2001 een nota «Integriteit financiële sector en terrorismebestrijding» aan de Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2001/02, 28 106, nrs. 1 en 2). In deze nota zijn beleids- en wetgevingsvoornemens weergegeven op het terrein van het toezicht op de financiële sector, wetgeving rond geldstromen en de handhaving en informatie-uitwisseling rond deze beide clusters
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
21
Algemene toelichting bij de rekening
4.6.2 Garantie luchtvaart Als gevolg van de aanslagen in de VS hebben verzekeraars wereldwijd de luchtvaartsector geconfronteerd met opzeggingen van de verzekering van molestaansprakelijkheid aan derden. Door de informele Ecofin Raad is op 22 september vastgesteld onder welke voorwaarden de lidstaten de opgezegde dekking voor hun rekening konden overnemen. De Ministers van Verkeer & Waterstaat en Financiën hebben op basis van de Zee- en luchtvaartverzekeringswet 1939 besloten voor luchtvaartmaatschappijen de dekking van de markt over te nemen en hebben de Tweede Kamer daarover geïnformeerd (Kamerstukken II 2001/02, 27 925, nr. 3). Tevens is een overheidsgarantie afgegeven voor luchtvaartgerelateerde activiteiten, bijvoorbeeld aan de vliegvelden, die met vergelijkbare verzekeringsproblemen werden geconfronteerd. Beide regelingen, waarvoor een in Europees verband afgestemde premie wordt gerekend, zijn inmiddels verlengd tot 31 maart 2002.
4.6.3 Werkgroep effecten aan toonder In juli 2001 is een werkgroep in het leven geroepen ter beantwoording van de vraag of er anno 2001 nog een legitieme behoefte bestaat aan effecten aan toonder, met name voorzover deze in fysieke vorm worden verhandeld. Dit mede tegen de achtergrond van de door de Financial Action Task Force on money laundering (FATF) en de OESO geconstateerde kwetsbaarheid van aandelen aan toonder voor mogelijk misbruik. Na de gebeurtenissen van 11 september heeft de werkgroep met voorrang bezien welke maatregelen ten aanzien van toondereffecten geboden zijn ter bestrijding van de financiering van terrorisme. De werkgroep heeft in december 2001 een interim-rapportage vastgesteld, waarin enkele varianten voor zulke maatregelen worden geïnventariseerd. Op basis van deze rapportage wordt thans politieke besluitvorming voorbereid.
4.6.4 Invulling geven aan sectoroverstijgend toezicht In het afgelopen jaar is veel werk verzet op het terrein van de vormgeving van toezicht. Zo heeft een plenaire Tweede Kamer-behandeling plaatsgehad van het wetsvoorstel «Niet-sectorspecifieke toezichtdimensie». Deze wet is eind 2001 in werking getreden (Stb. 2001, 596). In het licht van ontwikkelingen in de financiële markten (cross-sector dimensie van producten en instellingen), in het beleid (cross-sector consistentie), in omringende landen (tendens tot cross-sector integratie van toezichthouders) en ook in het licht van de gemaakte vorderingen bij de Raad van Financiële Toezichthouders (RFT) in de afgelopen jaren, hebben de afgelopen periode inhoudelijke verkenningen plaatsgevonden van het ministerie van Financiën en de financiële toezichthouders, met overleg met financiële sectoren alsmede de Consumentenbond, over de vormgeving van het toezicht in Nederland. De uitkomsten van deze verkenningen zijn op 26 november 2001 aan de Tweede Kamer gezonden in de nota «Hervorming van het toezicht op de financiële marktsector» (Kamerstukken II 2001/02, 28 122). Op 5 februari 2002 heeft een meerderheid van de Tweede Kamer ingestemd met het kabinetsvoorstel om het financieel toezicht in Nederland te hervormen. In het komende Verslagjaar zullen de voornemens uit de nota worden uitgewerkt. Daarbij zal een overheveling van taken tussen de toezichthouders plaatsvinden, waarvoor wijziging van regelgeving op korte termijn nodig is. De uiteindelijke, meer omvattende wettelijke uitwerking en definitieve verankering van een en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
22
Algemene toelichting bij de rekening
ander houdt een wetgevingstraject in dat in 2004 zou moeten kunnen worden geëffectueerd. Dit betreft een meer fundamentele opschoning van het over de jaren opgebouwde wettelijke kader voor de financiële sector, geordend naar doelstelling van toezicht en expliciet toegespitst op onder meer de concurrentiekracht van de Nederlandse financiële sector. Over de strategische aanpak en contouren hiervan zal de Tweede Kamer in de eerste helft van 2002 worden geïnformeerd.
4.6.5 Financiële toezichtwetgeving Naar aanleiding van de eerste consultatie over voorlopige voorstellen voor de herziening van het sinds 1988 geldende Bazelse akkoord betreffende de solvabiliteitseisen voor het bankwezen, is de financiële sector in 2001 in een tweede ronde geconsulteerd om na te gaan of de voorgestelde herziening werkbaar is in de praktijk. Daarnaast is in 2001 ook een studie gedaan naar de gevolgen van de herziening voor de financiële instellingen. Medio 2002 vindt een derde en laatste consultatieronde plaats. In afwachting van een definitief akkoord van het Bazelse comité van bankentoezichthouders – dat wordt verwacht in het najaar van 2002 – zijn in de loop van 2001 in de Europese Unie besprekingen gevoerd over de verwerking van het nieuwe akkoord in Europese richtlijnen. Op 5 september 2001 is de wet openbare biedingen op effecten in werking getreden (Kamerstukken II 2001/02, 27 172). Kern van de wet is de invoering van een wettelijke regeling ter bescherming van de belangen van de aandeelhouder; het betreft de wettelijke inkadering van (voorheen) Hoofdstuk I van de SER Fusiecode. Alle biedingregels uit Hoofdstuk I van de SER Fusiecode zijn overgeheveld naar het Besluit toezicht effectenverkeer 1995. Het toezicht op de naleving van deze regels wordt uitgeoefend door de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE). In 2001 is de wet door beide Kamers behandeld en is de op de wet gebaseerde regelgeving (in het Besluit toezicht effectenverkeer 1995, de vrijstellingsregeling en de Regeling toezichtkosten Wet toezicht effectenverkeer 1995) tot stand gekomen. In 2001 is verder gewerkt aan de actualisering van de Wet toezicht beleggingsinstellingen; een wetsontwerp uitgestuurd voor consultatie met marktpartijen. Tevens wordt bezien in hoeverre de voorgenomen hervorming van het toezicht op de financiële marktsector nog implicaties voor het wetsvoorstel heeft. In 2001 is eveneens verder gewerkt aan de zogeheten 3de fase herziening van de Wet giraal effectenverkeer. De voortgang hangt evenwel samen met (i) de bevindingen van de Werkgroep effecten aan toonder en (ii) de verdere invulling van de voorgenomen geleidelijke integratie van Necigef in Euroclear. In het licht daarvan zal het wetsvoorstel pas in 2002 afgerond kunnen worden. Er is ook een integrale herziening van de Wet melding zeggenschap ter hand genomen. Streven is te komen tot een informatiesysteem dat een hoge actuele informatiewaarde biedt en voor gebruikers en meldingsplichtigen gemakkelijk toegankelijk is. Naar huidig inzicht zal een wetsvoorstel in het voorjaar 2002 in de ministerraad behandeld kunnen worden.
4.6.6 Werken aan één Europese effectenmarkt In 2001 zijn door de Europese Commissie in het kader van het Actieplan Financiële Diensten belangrijke wetgevingsvoorstellen op effectenterrein gepresenteerd:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
23
Algemene toelichting bij de rekening
1. een verordening inzake het verplicht toepassen van de international accounting standards voor beursgenoteerde ondernemingen; 2. een richtlijn inzake het tegengaan gebruik voorwetenschap en koersmanipulatie op effectenmarkten (marktmisbruik); 3. een richtlijn inzake het vergemakkelijken van het grensoverschrijdend gebruik onderpand (collateral); 4. een richtlijn inzake het prospectus bij aanbieding van effecten. De onderhandelingen in Brussel zijn zeer intensief geweest (in geval van marktmisbruik mede in licht van de gebeurtenissen van 11 september) en dit geldt ook voor de inspanningen om het Nederlandse standpunt in te brengen. Tijdens de Ecofin van 13 december 2001 is over de voorstellen onder 1. tot en met 3. overeenstemming bereikt. De meeste richtlijnonderhandelingen lopen door tot in 2002. Daarnaast staan nog belangrijke nieuwe richtlijnvoorstellen op de agenda (richtlijnvoorstel beleggingsdiensten en richtlijnvoorstel doorlopende verplichtingen) die naar verwachting in 2002 ook de nodige aandacht zullen vergen.
4.6.7 Versterken corporate governance In het kader van de voornemens in de kabinetsreactie Peters II en meer in het algemeen het versterken van corporate governance zijn in 2001 diverse wetsvoorstellen gereed gekomen: 1. wetsvoorstel openbaarmaking bezoldiging en aandelenbezit bestuurders en commissarissen (Kamerstukken II 2000/01, 27 900, nrs. 1–6); 2. wetsvoorstel aanpassing structuurregeling inclusief een regeling inzake decertificering (Kamerstukken II 2001/02, 28 179, nrs. 1–3); 3. wetsvoorstel versterking positie aandeelhoudersvergadering bij vaststelling bezoldiging bestuurders en commissarissen. De verplichte opneming van de corporate governance structuur in het jaarverslag zal worden meegenomen bij nog in voorbereiding zijnde wetsvoorstellen (òf inzake primaire markt, òf inzake toezicht verslaggeving). In de sfeer van beschermingsconstructies en verplicht bod – te weten de dossiers wetsvoorstel beschermingsconstructies en de 13de richtlijn – kon in 2001 ondanks de nodige inspanningen weinig voortgang worden geboekt.
4.6.8 Internationale consolidatie effectenverkeer De fusie van Euronext in 2000 en de geleidelijke integratie tot één handelsplatform vergt continu grote inspanningen van de Nederlandse autoriteiten. Naast Financiën als regelgever en erkenning verlenende autoriteit zijn met name de STE en DNB betrokken als toezichthouders. In 2001 is de aandacht vooral gericht geweest op concrete integratiestappen, de voorgenomen integratie van Necigef in de Euroclear organisatie alsmede de initiatieven van Euronext om samen te gaan met andere beurzen.
4.6.9 Bevorderen van marktwerking en transparantie Verslaggeving In mei 2001 heeft de deskundigengroep verslaggeving verzekeraars, die heeft onderzocht hoe de transparantie in de verslaggeving van verzekeraars kan worden verbeterd, haar eindrapport aan de minister aangeboden. In vervolg hierop hebben de Ministers van Financiën en Justitie in een brief aan de Tweede Kamer d.d. 25 juni 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 26 489, nr. 5) aangegeven dat zij voornemens zijn wetgeving voor te bereiden om de kernaanbevelingen van de deskundigengroep te imple-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
24
Algemene toelichting bij de rekening
menteren. Tijdens het Algemeen Overleg van 18 oktober 2001 met de vaste commissies voor Financiën en Justitie hebben de fracties aangegeven de voorstellen te steunen. Het wetsvoorstel ter implementatie van de voorstellen is in 2001 eveneens ter hand genomen. Het wetsvoorstel is in de ministerraad van 18 januari 2002 behandeld en ligt momenteel voor advies bij de Raad van State. Begin 2001 heeft Financiën een consultatiedocument op zijn website geplaatst over de introductie van toezicht op verslaggeving. Belanghebbenden is verzocht te reageren en hun mening kenbaar te maken over de vormgeving van het toezicht. Ook zijn gesprekken gevoerd met de belangrijkste belanghebbenden, waaronder VNO-NCW, NVB, VvV, NIVRA en NOvAA, de ondernemingskamer, DNB, PVK en de STE. Thans wordt gewerkt aan het opstellen van een kabinetsstandpunt omtrent toezicht op verslaggeving, mede in het licht van de commentaren die zijn ontvangen op het consultatiedocument. Over het algemeen is men voorstander van toezicht – door de STE – op de financiële rapportages van beursvennootschappen.
Bemiddeling financiële diensten Eind november 2001 is het parlement schriftelijk geïnformeerd over het voornemen van de minister van Financiën om met ingang van 1 april 2002 de beloningsregels voor assurantietussenpersonen volledig vrij te geven (Kamerstukken II 2001/02, 28 112, nr. 145/1). Het besluit waarmee de desbetreffende regels in de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf komen te vervallen is eveneens eind november bij beide Kamers voorgehangen (Kamerstukken II 2001/02, 28 112, nr. 145/1). Aan de hand van de in 2001 opgestelde Consultatienota bemiddeling financiële diensten zijn de marktpartijen, toezichthouders en de consumentenbond geconsulteerd over het toezicht op financiële tussenpersonen. Het in de Nota beschreven kader voor regelgeving registratie c.q. vergunningplicht met, afhankelijk van de rol die de tussenpersoon vervult, eisen ten aanzien van deskundigheid, transparantie, integriteit en financiële zekerheid – wordt door de geconsulteerde partijen onderschreven en zal in 2002 nader worden uitgewerkt.
Richtlijn verzekeringsbemiddeling Op 26 november 2001 is in EU-verband een gemeenschappelijk standpunt bereikt over de richtlijn verzekeringsbemiddeling. In deze richtlijn wordt door introductie van het oorspronglandbeginsel (toezicht door de toezichthouder in het land van vestiging) de vrije vestiging en dienstverlening van verzekeringstussenpersonen in de Europese Unie vereenvoudigd. Met de richtlijn wordt tevens voorzien in minimumharmonisatie, gericht op een hoog niveau van consumentenbescherming. Informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten Vanuit de doelstelling bij te dragen aan bevordering van marktwerking en transparantie van de financiële markten is in 2001 een aantal beleidsinitiatieven uitgewerkt ter verbetering van de informatieverstrekking aan consumenten. Belangrijkste beleidsinitiatief op dit terrein is de ontwikkeling van een financiële bijsluiter voor complexe financiële producten en de vrijwillige invoering daarvan per 1 januari 2002. Hiertoe is een algemene maatregel van bestuur (Besluit Financiële bijsluiter) vastgesteld, waarin de wettelijke verplichting tot het verstrekken van een financiële bijsluiter is geregeld per 1 juli 2002 (Kamerstukken II 2001/02, 26 676, nr. 5).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
25
Algemene toelichting bij de rekening
In december 2001 is een gemeenschappelijk europees standpunt bereikt over de richtlijn verkoop op afstand van financiële diensten die voorziet in een hoog niveau van harmonisatie van door financiële instellingen aan consumenten van financiële diensten te verschaffen informatie. Van belang is dat bedoelde informatie – mede door de Nederlandse inzet in de onderhandelingen – nauw aansluit bij de wettelijke eisen die binnenkort in Nederland gaan gelden (waaronder die welke worden gesteld in de financiële bijsluiter). De richtlijn zal naar verwachting medio 2002 worden aangenomen.
Betalingsverkeer Medio 2001 is een beleidsnota naar de Tweede Kamer gestuurd waarin de betaalmarkt in Nederland wordt getoetst aan de uitgangspunten van efficiëntie, veiligheid en de belangen van de consument (Kamerstukken II 2000/01, 27 863, nr. 1). De betaalmarkt blijkt op dit moment op hoofdlijnen aan de gestelde uitgangspunten te voldoen, maar op een aantal onderdelen is nog verdere verbetering mogelijk. Daarbij gaat het onder meer om de transparantie, de toegang tot betaalrekeningen, de dynamiek van de markt en de hoge tarieven voor grensoverschrijdende betalingen. Met het oog op deze verbeterpunten is inmiddels een verbetertraject in gang gezet. Er zijn afspraken gemaakt met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) over de informatievoorziening aan de consument (zoals het standaard vermelden van de boekingsdatum op rekeningafschriften) en over de verkorting van de verwerkingsduur van betalingsopdrachten. Voorts heeft de NVB mede op verzoek van de overheid een convenant opgesteld, op basis waarvan ook zwakkere groepen als dak- en thuislozen met ingang van 1 november 2001 een basisbetaalrekening kunnen openen. Voorheen kwam het herhaaldelijk voor dat deze groepen door banken werden geweigerd. Tevens is DNB verzocht een onderzoek te verrichten naar de tariefstructuren en infrastructuur in het girale betalingsverkeer. Hierover wordt eind maart 2002 gerapporteerd. Mede in het licht van de overgang naar de euro is het van belang dat de extreem hoge tarieven voor grensoverschrijdende betalingen worden gereduceerd. Tegen deze achtergrond hebben het Europese Parlement en de Raad, in december 2001 een verordening aangenomen die deze reductie moet bewerkstelligen.
Stroomlijning Wet op het consumentenkrediet (WcK) Bij brief van 7 juli 2000 (Kamerstukken II 1999/00, 27 231, nr. 1) is het voornemen aangekondigd om de Wck te herzien. Als onderdeel van de herziening is per 28 mei 2001 bij Koninklijk Besluit de zorg voor het consumentenkrediet, met uitzondering van de zorg voor de private schuldbemiddeling, overgedragen aan de minister van Financiën en is per 31 mei 2001 de uitvoering van de Wck aan DNB gemandateerd (Kamerstukken II 2000/01, 27 231, nr. 2). Een concept-wetsvoorstel is inmiddels voor commentaar aan de toezichthouders toegezonden. In de tweede helft van 2002 zal dit wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden verzonden. Opvang schade Voortvloeiend uit het rapport «Opvangregeling Schadeverzekeringen» van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioen- en Verzekeringskamer is een aanvang gemaakt met het uitwerken van de mogelijkheden van vangnetconstructies als garantieregelingen voor schadeverzekeringen. De hiertoe opgerichte werkgroep is in 2001 een aantal malen bij elkaar
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
26
Algemene toelichting bij de rekening
geweest en zal naar verwachting in de eerste helft van 2002 haar eindrapport opleveren. De minister van Financiën zal de Tweede Kamer daarover informeren.
4.6.10 Kasbeleid, Betalingsverkeer Rijksoverheid De raamovereenkomsten voor afhandeling van het betalingsverkeer van de ministeries met Rabo en ING/Postbank lopen tot 1 mei 2003. Het overleg over een eventuele verlenging van de contracten dient, gelet op de mogelijkheid van een nieuwe Europese aanbesteding, in 2002 te beginnen. Voorafgaand aan dat overleg zijn in 2001 de betreffende bankrelaties doorgelicht om de dienstverlening van de Rabobank en de ING-Bank te kunnen beoordelen. 4.7 Euro 2001 was het laatste jaar voor de daadwerkelijke overschakeling op de euro. De overschakeling is inmiddels een feit en dit is dan ook de eerste financiële verantwoording die in euro’s plaatsvindt.
4.7.1 Voorbereidingen introductie euro Het jaar 2001 heeft voor de Nederlandse winkeliers, banken, consumenten en overheden mede in het teken gestaan van de voorbereidingen op de invoering van de euro. Na de vrijwel vlekkeloze omschakeling is hierover op 28 januari 2002 aan de Tweede Kamer gerapporteerd (Kamerstukken II 2000/01, 25 107, nrs. 48 t/m 54 en Kamerstukken II, 2001/02, 25 107 nrs. 55 t/m 59). In juni 2002 is een rapportage aan de Tweede Kamer voorzien op basis van een door een extern bureau uitgevoerde evaluatie naar de effectiviteit en efficiency van het Nederlandse europroject.
4.7.2 Introductie chartale euro In 2001 zijn twee voortgangsrapportages met als specifiek onderwerp de voorbereiding op de introductie van de chartale euro aan de Tweede Kamer gestuurd. Daarnaast is in december 2001 een rapportage met daarin een actuele stand van zaken over alle onderdelen van het project aan de Tweede Kamer gestuurd. De voorbereidingen op de chartale introductie en de uiteindelijke logistieke operatie zelf zijn naar wens verlopen. Het euro-enthousiasme van de consument was meteen groot. Dit bleek bijvoorbeeld uit de belangstelling voor de eurokits (93% opgehaald) en consumentenpakketten (ruim 8,5 miljoen verkocht). Mede dankzij het euro-enthousiasme van de consument, maar ook dankzij de goede medewerking van winkeliers en banken, beleefde de euro een nog snellere en zachtere landing dan in het meest gunstige scenario was gepland. De feitelijke omschakeling naar de chartale euro heeft zich de facto binnen een week voltrokken. Op 3 september 2001 is het chartale project de uitvoeringsfase ingegaan met de transporten van euromunten en -biljetten naar banken en toonbankinstellingen. Van daaruit werden vervolgens toonbankinstellingen en geldautomaten met euro’s bevoorraad. Het aantal transportbewegingen bereikte eind december met de fijndistributie van munten onder kleinere toonbankinstellingen (180 000 adressen) het hoogtepunt. Begin januari dreigde vanwege het euroenthousiasme van de consument in combinatie met relatief veelvuldig gebruik van grote coupures (50 euro biljetten en aanvankelijk ook 100 euro biljetten) even een tekort aan kleine eurocoupures. Door het tijdig treffen van extra maatregelen heeft dit echter niet tot problemen geleid en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
27
Algemene toelichting bij de rekening
is slechts een klein aantal gevallen bekend waar in de eerste week van 2002 guldens als wisselgeld retour gegeven zijn.
4.7.3 Veiligheid Met Justitie, BZK, politie en andere betrokken partijen is zowel voor als tijdens de introductie van de chartale euro intensief overlegd over de veiligheidsaspecten van de omwisseling. Over de veiligheidsdimensie is in september 2001 een aparte brief aan de Tweede Kamer gestuurd. Tussen medio december en medio januari zijn de besluitvorming en informatievoorziening betreffende de euro gecoördineerd vanuit het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) bij het ministerie van BZK. Hier werden dagelijks situatierapportages uit de deelnetwerken (veiligheid, chartaal, maatschappelijke organisaties, rijksoverheid, lagere overheden, internationaal) verwerkt en er werden dagelijks persbriefings gegeven. Op piekmomenten zijn 4000 extra politie-agenten ingezet. In de periode van 1 december 2001 tot medio januari 2002 lag het percentage overvallen (iets meer dan) 50 procent lager dan in de overeenkomstige periode in voorgaande jaren. Bij de direct aan de euro gerelateerde operaties hebben zich geen incidenten voorgedaan. Wel kon de politie dankzij preventief ingrijpen verscheidene incidenten voorkomen.
4.7.4 Nationaal Forum voor de introductie van de euro (NFE) In het NFE is het afgelopen jaar onder meer aandacht besteed aan de eurodynamiek, de voorlichtingscampagne, de chartale omwisseling, elektronisch betalen, prijsontwikkeling en dubbel prijzen. Mede naar aanleiding van gesprekken tussen banken, detailhandel en Financiën is een werkgroep ingesteld (onder leiding van de president van DNB) die de toekomst van het elektronisch betalen structureel zal bezien. De succesvolle euro-introductie in Nederland is mede te danken aan een jarenlange, intensieve voorbereiding op vele fronten. De afspraken tussen de partijen uit het Nationaal Forum voor de introductie van de euro hebben geleid tot een goed en evenwichtig uitvoerbaar scenario dat uitstekend heeft gewerkt. Partijen hebben zich goed gehouden aan gemaakte afspraken als retour van eurowisselgeld, acceptatie van guldens tot 28 januari 2002 en het in omloop brengen van kleine coupures van eurobiljetten via de geldautomaten (ondanks aanloopproblemen bij dit laatste). In 2001 heeft de Consumentenbond viermaal een steekproef uitgevoerd naar mogelijke prijseffecten als gevolg van de euro-introductie. In de tussenrapportages van september en november werden in een klein aantal sectoren enkele verdachte prijsverhogingen geconstateerd. Betreffende branche-organisaties zijn hierop in het NFE aangesproken. Het betrof echter incidenten en er was in 2001 geen sprake van een prijsverhogend noch van een inflatoir effect als gevolg van de omprijzing naar de euro. Het grootste deel van de in 2001 bij het EuroMeldpunt van de Consumentenbond gedeponeerde euroklachten heeft betrekking op (vermeende) europrijsverhogingen.
4.7.5 Voorlichting over de euro In het laatste kwartaal van 2001 en ook in het begin van 2002 was de voorlichtingscampagne vooral gericht op het genereren van zoveel mogelijk medewerking voor een soepele overgang door te sturen op het betalingsgedrag.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
28
Algemene toelichting bij de rekening
Op het brede publiek gerichte voorlichtingsmiddelen waren met name radio- en televisiespots, advertenties, schriftelijk voorlichtingsmateriaal zoals brochures, folders, bladen en posters, decentrale distributie via de Postbus 51-kanalen, digitale middelen zoals de Eurosite, onderwijsmateriaal, voorlichtingsmateriaal in diverse talen, en de Eurolijn. De deelcampagnes die gericht waren op de kwetsbare doelgroepen (ouderen, gehandicapten, etnische minderheden, dak- en thuislozen) werden gecontinueerd. Dit gold ook voor de informatievoorziening aan ondernemers, mede-overheden en het onderwijs. Tot het laatste kwartaal van 2001 bestond de voorlichting uit maandcampagnes, waarin een onderwerp via veel verschillende kanalen naar het publiek werd gecommuniceerd. De boodschappen waren bedoeld voor breed publiek, maar het accent in deze maandelijkse campagnes lag vaak op een bepaalde bevolkingsgroep, bijvoorbeeld ouderen, ondernemers, doven/slechthorenden of minderheden. Vanaf eind 2001 en doorlopend in 2002 lag het accent in de voorlichtingscampagne op gedragsbeïnvloeding. Deze campagne had als doel het betalingsgedrag van het publiek waar mogelijk bij te sturen. De Eurolijn werd net als in 2000 ingezet voor het beantwoorden van vragen van het publiek en het verspreiden van materiaal waarop het publiek in advertenties en spots werd geattendeerd. Daarnaast verzorgde de Eurolijn de beantwoording van de elektronische vragen die via de Eurosite binnen kwamen. Het aantal te voeren gesprekken nam fors toe waardoor de capaciteit fors werd uitgebreid, dit mede in verband met de Eurokit-actie. De Europese Commissie heeft een financiële bijdrage geleverd in de kosten van de voorlichtingscampagne.
4.7.6 Invoering euro overheid In maart, april en augustus, september 2001 zijn monitorrondes gehouden onder de departementen en daaraan gelieerde organisaties. Dit heeft geresulteerd in respectievelijk de 9e en de 10e voortgangsrapportage euro en overheid die naar de Kamer zijn verzonden. Departementen hielden zich goed aan het geformuleerde tijdschema wat heeft geresulteerd in een probleemloze overgang van (met name) de financiële systemen van de overheid. In reactie op de achterblijvende voorbereidingen in de zorgsector is in de zomer een managementletter opgesteld die naar alle zorginstellingen is gestuurd. Gemeenten hebben in 2001 een goede inhaalslag gemaakt. De euro heeft hier eveneens nauwelijks tot problemen geleid. Ter stimulering van de voorbereidingen zijn in samenwerking met SZW en de sociale diensten in het voorjaar zes gemeentedagen gehouden. De Algemene Rekenkamer heeft in 2001 twee onderzoeken naar de voorbereidingen op de euro-introductie uitgevoerd (Kamerstukken II 2000/01, 27 657, nr. 2 en Kamerstukken II 2001/02, 28 164, nr. 2). In het in maart verschenen onderzoek «Voorbereiding invoering euro» vroeg de Algemene Rekenkamer nadrukkelijk de aandacht van ministeries voor de eurovoorbereidingen in maatschappelijk belangrijke sectoren. Drie van deze sectoren werden onderzocht (chartale omwisseling, huursubsidie, en sociale diensten). De belangrijkste conclusie was dat richting huursubsidieveld en sociale diensten ministeries hun rol als facilitator van het europroject meer actief zouden kunnen invullen. Op 13 december 2001 is een (vijfde) onderzoek naar de euro-introductie gepubliceerd. In dit onderzoek «Van gulden naar euro: de rijksoverheid rekent om» is de kwaliteit van de omzetting van bedragen in wet- en regelgeving naar de euro onderzocht. De Algemene Rekenkamer concludeert dat «de omzetting
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
29
Algemene toelichting bij de rekening
door de rijksoverheid van gulden naar euro in de wet- en regelgeving goed is verlopen en het resultaat de toets der kritiek zeker kan doorstaan».
4.7.7 Euro binnen het ministerie van Financiën In 2001 heeft binnen Financiën een drietal trajecten gelopen. In de eerste plaats is de aandacht uitgegaan naar het testen van softwareaanpassingen. Aan het einde van het jaar hebben de conversies van de gegevensbestanden plaatsgevonden, wat in een aantal gevallen een omvangrijke en complexe aangelegenheid was, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst. De jarenlange voorbereiding heeft tot resultaat gehad dat er geen noemenswaardige problemen zijn opgetreden. In de tweede plaats is de aandacht uitgegaan naar het afronden van de omzetting van wet- en regelgeving. Ook in dit domein zijn alle omzettingen op tijd gelukt. Uit een onderzoek van de Algemene Rekenkamer is naar voren gekomen dat de wet- en regelgeving zonder fouten omgezet is (Kamerstukken II 2001/02, 28 164, nr. 2). Tenslotte is dit jaar gebruikt om een verhoogd aandachtsniveau bij de medewerkers te bewerkstelligen. Reden hiervoor was eenieder voor te bereiden op de invloeden van de overgang op de euro op de dagelijkse werkzaamheden. Er kan teruggekeken worden op een succesvolle departementale overgang op de euro.
4.7.8 Invoering euro overige lidstaten De introductie van de euro is regelmatig onderwerp van overleg geweest in internationale gremia (Ecofin, Economic and Financial Committee (EFC), etcetera). Daarbij gaat het vaak om uitwisseling van informatie over de introductie-scenario’s, het voorbereidingsproces en «best practices». De pogingen van lobbygroepen om alsnog frontloading van het publiek met biljetten mogelijk te maken zijn vruchteloos gebleven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
30
Algemene toelichting bij de rekening
5 FINANCIËN BUITENLAND 5.1 Inleiding Grafiek 5.1 Aandeel in uitgaven IXB Bedrag x 1000 euro
95224
187749
7838
3382788
Grafiek 5.2 Aandeel in niet-belastingontvangsten IXB Bedrag x 1000 euro
411220 46909
3385957
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
31
Algemene toelichting bij de rekening
5.2 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
5.2.1 Algemeen In 2001 zijn de provenu’s fors hoger uitgekomen dan het oorspronkelijk geraamde bedrag. Dit werd met name veroorzaakt door het goede betalingsgedrag onder de Club van Parijs-akkoorden. Enkele van deze akkoorden waren bovendien bij het indienen van de begroting nog niet overeengekomen. De belangrijkste betalers in 2001 waren Nigeria en Argentinië. Het resultaat in 2001 is een breuk met de afgelopen jaren waarin de provenu’s steeds verder terugliepen. Met het oog op de verwachte economische ontwikkeling in 2002 en gezien de recente ontwikkelingen in Argentinië zal deze trendbreuk zich waarschijnlijk niet voortzetten. De in 2000 ingezette stijging van verzekerde kredieten heeft zich in 2001 niet voortgezet. De premie-ontvangsten waren hoger dan verwacht. Een lagere omvang van herverzekerde kredieten kan gepaard gaan met hogere premieontvangsten wanneer er relatief meer wordt herverzekerd op risicovollere landen of voor langere termijnen. De feitelijke schadeuitkeringen zijn hoger dan het voor 2001 geraamde bedrag en tevens hoger in vergelijking met 2000. Een mogelijke verklaring hiervoor is de wereldwijd lagere economische groei.
Nationale ontwikkelingen De Staat heeft zich ten doel gesteld de risico’s die de markt kan dragen bij de markt te laten. In 2001 is de eind 2000 overeengekomen wijziging van de risicodracht uitgewerkt. In de risicodracht is bepaald welke risico’s voor herverzekering door de Staat in aanmerking komen. In 2001 is het merendeel van de fabricatie- en kredietrisicoverzekeringen met looptijden korter dan twee jaar (alleen kredietrisico) of korter dan drie jaar (kredietrisico en fabricatierisico) afgestoten aan de particuliere markt. In 2001 is NCM-holding gefuseerd met Gerling-Konzern Speziale Kreditversicherung AG. Aan deze fusie heeft de Staat enkele voorwaarden verbonden om de belangen van de Staat zeker te stellen. In het spanningsveld van kostendekkendheid en een gezonde concurrentiepositie voor het Nederlandse bedrijfsleven is in 2001 de premieevaluatie afgerond. In deze premie-evaluatie zijn de in Nederland gehanteerde premies vergeleken met de in het buitenland gehanteerde premies. Naar aanleiding hiervan zijn de meeste Nederlandse premies, vooral die voor particuliere debiteuren, verlaagd om ze meer in lijn te brengen met de in het buitenland gehanteerde premies. In de toekomst zal dat resulteren in enigszins verminderde premieopbrengsten ten opzichte van het verzekerde risico. In 2001 zijn de bestaande polisvoorwaarden doorgelicht op nodige aanpassingen. Hieruit is gebleken dat aanpassingen gewenst zijn. De belangrijkste aanpassing is de overschakeling van een negatieve op een positieve risico-omschrijving. Op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en exportkredietverzekering zijn er verschillende ontwikkelingen (zie ook onder «internationale ontwikkelingen»). In Nederland zullen gebruikers van het financieel buitenland instrumentarium voortaan gevraagd worden zich in te spannen conform de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
32
Algemene toelichting bij de rekening
Met de in april 2001 aan de Kamer gestuurde brief (EKI 2001–265) is tegemoet gekomen aan de toegenomen informatiebehoefte omtrent het beleid bij de exportkredietverzekering. Ingestemd is met de publicatie van landenplafonds en de landenklassen. Daarnaast is ook overleg begonnen met het bedrijfsleven en Non Gouvernementele Organisaties (NGO’s) over in de toekomst openbaar te maken informatie. Mede in het kader van de toegenomen informatiebehoefte en de vanaf 2002 ingevoerde VBTB-opzet is in 2001 een vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van de opzet van een verbeterd management informatiesysteem.
Internationale ontwikkelingen De Europese Mededeling Korte Termijn Risico’s verbiedt herverzekering door de Staat van marktbare risico’s op gunstiger voorwaarden dan die particuliere (her)verzekeraars kunnen bieden. Mede hierom heeft Nederland in 2001 de risicodracht gewijzigd (zie ook «nationale ontwikkelingen»). Hierbij is Nederland verder gegaan in het overdragen van risico’s aan de particuliere markt dan in het kader van de Europese Mededeling vereist is. Zoals in de begroting 2001 (p. 27) is aangekondigd, is als uitvloeisel van in internationaal verband gevoerd overleg in 2001 nationaal een milieutoets ingevoerd. Vanaf 1 juli 2001 worden nieuwe aanvragen voor kredietverzekering van grote projecten getoetst op het feit of deze per saldo geen nadelig milieueffect hebben. In 2001 zijn afspraken gemaakt om de in de OESO overeengekomen maatregelen tegen omkoping in de polisvoorwaarden van de exportkredietverzekering in te voeren. In de OESO zijn afspraken gemaakt om geen kredieten met overheidssteun meer te verlenen voor «non productive expenditure» van HIPC’s (Highly Indebted Poor Countries). Nederland heeft zich hieraan gecommitteerd.
5.2.2 Schuldenherstructurering Overheidsschulden (schulden van de overheid van een debiteurland aan de overheid van een crediteurland) worden geherstructureerd in de Club van Parijs. Overheidsschulden van een debiteurland kunnen voortvloeien uit door de overheid van het crediteurland herverzekerde export- of investeringskredieten tegen een commerciële marktrente (commerciële vorderingen), of uit direct door, of vanwege deze overheid verleende ontwikkelingskredieten op concessionele voorwaarden (concessionele kredieten). Een schuldenherstructurering in de Club van Parijs heeft ten doel om de uitvoering van een tussen het debiteurland en het IMF overeengekomen aanpassingsprogramma mogelijk te maken en daardoor de betalingscapaciteit van het betrokken debiteurland ten opzichte van de crediteuren te verbeteren. Voor verschillende categorieën debiteurlanden gelden in de Club van Parijs afgesproken voorwaarden die afhankelijk van de financieel-economische situatie van het land kunnen variëren van vormen van herfinanciering dan wel kwijtschelding van schulden. Besluitvorming over schuldenregelingen in de Club van Parijs vindt plaats op case by case basis. Als standaardvormen van herfinanciering van de geconsolideerde schuld zonder dat sprake is van kwijtschelding worden onderscheiden de zgn. Classic terms (voor hoger inkomenslanden) en Houston terms (voor
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
33
Algemene toelichting bij de rekening
midden inkomenslanden). Bij kwijtschelding gelden als standaardvoorwaarden de zgn. Napels terms (67% kwijtschelding van de geconsolideerde schuld) voor zeer arme ontwikkelingslanden met hoge buitenlandse schuldverplichtingen en Cologne terms (90% kwijtschelding van de geconsolideerde schuld) voor de categorie van de armste ontwikkelingslanden (Highly Indebted Poor Countries, HIPC’s). Voor deze categorie verleent Nederland, in navolging van een aantal andere crediteurlanden, een volledige kwijtschelding van de in de Club van Parijs geherstructureerde schuld na het bereiken van het eindpunt van een 3-jarig IMF-programma gericht op economisch herstel en armoedebestrijding (Poverty Reduction Growth Facility). HIPC-landen waarmee Nederland een structurele ontwikkelingsrelatie heeft, ontvangen ook reeds 100% kwijtschelding van de geconsolideerde schuldendienstverplichtingen na het bereiken van het zgn. beslispunt van een dergelijk IMF-programma. Tabel 5.1: CvP-akkoorden waarbij Nederland betrokken was in 2001 Datum CvP-akkoord
23 januari 24 januari 6 maart 7 maart 13 maart 10 juli 16 november 10 december 13 december
Debiteurland
Voorwaarden schuldenregeling
Pakistan Kameroen Georgië Madagascar Tsjaad Bolivia Joegoslavië Ghana Pakistan
Houston Cologne Ad hoc Cologne Cologne Cologne Ad hoc Napels Ad hoc
Kwijtschelding van commerciële schulden van ontwikkelingenlanden in de Club van Parijs geldt als ODA en wordt toegerekend aan de 0,8% BNP inspanning voor ODA. In 2001 betrof dit de volgende landen en bedragen in miljoenen EUR:
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
34
Algemene toelichting bij de rekening
Tabel 5.2: Kwijtschelding van commerciële schulden in 2001 (x € 1mln.) Land
2001
Kwijtscheldingen na HIPC-beslispunt Senegal Mauritanië Tsjaad Benin Mali Kameroen Sierra Leone Ivoorkust Burkina Faso Tanzania
0.18 3.18 0.09 0.45 0.14 1.77 5.94 5.90 0.27 9.17
Kwijtscheldingen na HIPC-eindpunt Bolivia Technische correcties Kameroen* Guyana ** Totaal
14.52
0.77 –/- 2.13 40.25
* Dit betreft een nog niet verwerkte kwijtschelding 2000. ** Betreft correctie voor in 2000 verrichte dubbeltelling.
5.2.3 Regeling Herverzekering Investeringen In 2001 is een marktonderzoek uitgevoerd naar het gebruik van de Regeling Herverzekering investeringen. Naar aanleiding van dit onderzoek bezinnen de Ministeries van Financiën en van Economische Zaken zich op de te nemen vervolgstappen. In het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen zal aan investeerders als voorwaarde voor verzekering gesteld worden dat zij zich houden aan de normen van de International Labour Organisation. 5.3 Het Internationale Monetaire Fonds De wereldwijd verslechterende economische situatie, de economische gevolgen van de aanslagen van 11 september en de ontwikkelingen in Argentinië en Turkije hebben het afgelopen jaar veel aandacht van het IMF gevraagd. Door de recente stroomlijning van de activiteiten van het Fonds en de vorig jaar overeengekomen herziening van de faciliteiten verkeert het IMF nu in een versterkte positie om een bijdrage te leveren aan internationale financiële stabiliteit, economisch herstel en armoedebestrijding. Ook de afstemming met de Wereldbank, in het bijzonder met betrekking tot het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP)-proces en de daaraan gerelateerde faciliteiten (Poverty Reduction Support Credit (PRSC) en Poverty Reduction and Growth Facility (PRGF)), is verbeterd. Het IMF heeft zijn activiteiten op het terrein van surveillance en crisispreventie geïntensiveerd. Het gaat onder meer om grotere transparantie van macro-economische en bedrijfsinformatie, strikter toezicht op de implementatie van standaarden en codes met betrekking tot monetair, financieel en budgettair beleid, en de ontwikkeling van early warning indicatoren. Om de kennis binnen het Fonds te vergroten en de dialoog
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
35
Algemene toelichting bij de rekening
met de financiële markten te verdiepen, is besloten tot de vorming van een International Capital Markets afdeling respectievelijk de oprichting van een Capital Markets Consultative Group. Na een succesvolle proefperiode is het IMF ook van plan het aantal Financial Sector Assessment Programmes (FSAPs) op te voeren tot 24 per jaar. In de notitie aan de Kamer (10 december 2001; 01/330) is nader ingegaan op hervormingen in de internationale financiële architectuur. Tijdens het International Monetary and Financial Committee (IMFC) in april 2001 bestond er overeenstemming om de IMF-conditionaliteit te stroomlijnen en sterker te richten op hervormingen die essentieel zijn voor macro-economische doelstellingen èn om tegelijkertijd minder structurele maatregelen op te nemen die relevant maar niet essentieel zijn. Daarnaast dient de conditionaliteit zich te beperken tot terreinen die tot de competentie van het IMF behoren en moet nauwer samengewerkt worden met andere internationale organisaties, in het bijzonder de Wereldbank. Ten derde dienen IMF programma’s meer aandacht te schenken aan national ownership en de nationale capaciteit om hervormingen met succes te kunnen doorvoeren. Ook is het publieke debat over conditionaliteit aangezwengeld, zowel via het internet als tijdens een drietal seminars in Berlijn, Tokio en Londen. Een Nederlands discussiestuk (8 juni 2001; 01/392), heeft een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de discussie. Begin 2002 wil het IMF de balans opmaken van de eerste 18 maanden van het stroomlijningsproces. Ondanks de groeivertraging van de wereldeconomie heeft vooralsnog geen noemenswaardige toename plaatsgevonden van het totale beroep op de financiële middelen van het IMF. Het afgelopen jaar heeft zich nog altijd geen land gemeld voor het gebruik van de Contingent Credit Line, die is ingesteld als een eerste verdedigingslinie bij het uitbreken van financiële crises. Dit komt vermoedelijk doordat prekwalificatie en de beschikbaarheid van omvangrijke publieke hulppakketten negatief gepercipieerd wordt door marktpartijen. De voortdurende betrokkenheid van het IMF met Argentinië en Turkije heeft, ondanks uitbreidingen van beide programma’s en verhoogde toegang tot Fondsmiddelen, vooralsnog niet geleid tot een duurzaam economisch herstel in deze landen. De hoge buitenlandse schuld in Argentinië en de hoge binnenlandse schuld in Turkije heeft de discussie over het betrekken van de particuliere sector weer aangewakkerd. In de huidige situatie worden òf grote IMF-pakketten verstrekt, hetgeen er de facto op neerkomt dat crediteuren worden uitgekocht, òf er vindt een wanordelijk onderhandelingsproces plaats over de onvermijdelijke wanbetaling. Om dit dilemma zo veel mogelijk te vermijden is van diverse kanten voorgesteld te komen tot een formeel herstructureringsmechanisme. Door soevereine staten in uiterste gevallen surséance van betaling te verlenen, kunnen financiële instellingen en schuldenlanden op een meer ordelijke wijze overeenstemming bereiken over de noodzakelijke schuldherstructurering. Dit voorstel, inclusief de rol van het IMF, zal de komende maanden nader worden uitgewerkt. Het vorig jaar opgerichte Onafhankelijke Evaluatiekantoor is met zijn werkzaamheden begonnen. Voor 2002–2003 staan drie onderwerpen op het programma: (1) fiscale aanpassing in IMF-programma’s; (2) de rol van het IMF in recente crises als gevolg van een sterke kapitaaluitstroom zoals het geval was in Brazilië, Indonesië en Korea; (3) de rol van het IMF in landen die bij herhaling een beroep doen op IMF-middelen. Het IMF zelf is
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
36
Algemene toelichting bij de rekening
begonnen met een evaluatie van de PRGF, waarin de inbreng van donoren, ontvangende landen en maatschappelijke organisaties zal worden meegenomen. Momenteel maken meer dan 20 landen gebruik van de PRGF-faciliteit. In het afgelopen jaar heeft het IMF aan zijn financieringsverplichtingen ten aanzien van het Heavily indebted poor countries (HIPC) initiatief voldaan. Naar aanleiding van de aanslagen van 11 september heeft het IMF zijn bijdrage aan de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme binnen zijn mandaat en expertise opgevoerd, gelet op het belang hiervan voor de stabiliteit van het internationaal financieel systeem. Tijdens de vergadering van het IMFC in november 2001 is besloten het juridische en institutionele raamwerk ter bestrijding van financiële criminaliteit te betrekken in de Financial Sector Assessment Programs, de beoordeling van (off shore) financiële centra te versnellen en de samenwerking met het Financial Actions Task Force te intensiveren. 5.4 Multilaterale ontwikkelingsbanken
5.4.1 Wereldbank Groep (IBRD, IFC, MIGA en IDA) De belangrijkste beleidsonderwerpen die in 2001 hebben gespeeld in de Wereldbankgroep zijn de nieuwe strategie voor de midden-inkomenslanden, de introductie van het nieuwe PRSC instrument, het goed op gang komen van het PRSP proces en de onderhandelingen over de middelenaanvulling voor IDA (IDA-13). Tijdens de Jaarvergadering in Praag in 2000 is een Task Force on the Worldbanks’ role in middle income countries opgericht. Conform het model voor lage-inkomenslanden wordt ook van de midden-inkomenslanden een eigen middenlange termijn visie op het ontwikkelingsproces verwacht: een Letter of Development Policy. De Wereldbank geeft daarop een diagnose van de intenties van het land in haar Development Policy Review, op basis waarvan de Country Assistance Strategy (CAS) tot stand komt. De Taakgroep ziet de rol van de Wereldbank in midden-inkomenslanden voornamelijk gelegen in het versterken van economische structuren ten behoeve van crisispreventie, zonder armoedebestrijding uit te sluiten. De Wereldbank moet voorkomen dat ze, zonder actuele kennis van het land noch betrokkenheid bij hervormingen, een aandeel moet leveren in crisisfinanciering. Het uitvoeren van meer diagnostisch werk (Economic and Sector Work, ESW) ter onderbouwing van programmaleningen zal een steeds grotere rol innemen ten opzichte van projectleningen. In anticipatie op sterk veranderlijke kapitaalmarkttoegangen van de meeste middeninkomenslanden biedt de Wereldbank deze landen een uitgestelde uitbetalingoptie bij de aanpassingsleningen (Deferred Drawdown Option, DDO). Nederland ondersteunt de legitimiteit van een additionele rol van de Bank in midden-inkomenslanden, omdat ook in deze landen veel armoede voorkomt. Het voortzetten van een leenrelatie met een zo breed mogelijke groep midden-inkomenslanden is verder gunstig voor het risicoprofiel van de portefeuille. In midden-inkomenslanden moet het hulpprogramma zijn gericht op de juiste grondslagen voor groei, financiële stabiliteit en ontwikkeling van de private sector. Vanwege ownership is een eigen visie van het land op het ontwikkelingspad essentieel.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
37
Algemene toelichting bij de rekening
Het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP) concept werd in september 1999 geïntroduceerd door de Wereldbank en het IMF, voortvloeiende uit de koppeling tussen HIPC-schuldverlichting en duurzame armoedebestrijding. De Wereldbank zal met ingang van juli 2002 de PRSP als formele basis voor IDA kredieten hanteren. De allocatie voor PRSP-landen blijft gebaseerd op de Country Policy and Institutional Assessment (CPIA) van de Wereldbank, alsmede op de beoordeling door de Wereldbank en het IMF van de PRSP middels de Joint Staff Assessment (JSA). De CAS wordt derhalve een business plan gebaseerd op de PRSP, de CPIAuitkomsten en de JSA. De verwachting is dat eind 2001 vijftien tot twintig landen een PRSP hebben opgesteld. Nederland is groot voorstander van het PRSP-concept en ziet de PRSP ook als de basis voor zijn eigen OS-interventies. De Wereldbank heeft, in samenwerking met het IMF, in 2001 nog te weinig voortgang geboekt bij het opstellen van armoede- en sociale effecten analyses. De Wereldbank heeft tijdens de Jaarvergadering 2000 een nieuw instrument geïntroduceerd ter ondersteuning van het PRSP-proces in IDA-onlylanden, getiteld Poverty Reduction Support Credit (PRSC). Het PRSC betreft een bijzondere vorm van Programmatic Structural Adjustments Credits (PSAC) en dient ter ondersteuning van het PRSP-proces. Het PRSC voorziet in het beschikbaar stellen van begrotingssteun als een driejarige serie kredieten, synchroon aan de begrotingscycli van de overheid. Deze begrotingssteun zou voor goede hervormers een standaard onderdeel moeten vormen van de CAS. Nederland staat positief tegenover de introductie van het PRSC, met name daar dit de afstemming tussen Bank en Fonds lijkt te gaan vergemakkelijken. Vooral in verband met de geïntensiveerde samenwerking in de armste landen uit hoofde van het PRSPproces, en de daarmee gepaard gaande parallel verstrekte macrosteun, zijn aanvullende afspraken over samenwerking van belang. In 2001 is de inbreng in de voorbereidingen van de VN-conferentie «Financing for Development» (te houden in het voorjaar van 2002) geïntensiveerd. Doelstelling van deze VN-conferentie is zorg te dragen dat er voldoende (financiële) middelen beschikbaar komen om de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen te halen. Eén van deze doelstellingen betreft halvering van de armoede in 2015. De Wereldbank speelt in het voorbereidingsproces een actieve rol. De onderhandelingen over IDA-13 middelenaanvulling zijn in 2001 van start gegaan (zie ook brief aan de Kamer d.d. 13 september 2001 DVF/IF250/01) en duren nog voort. Met name het verstrekken van schenkingen uit IDA middelen is vooralsnog een stevig punt van discussie. Vanwege een verzwakking van de financiële positie van enkele lenende landen is de Wereldbank genoodzaakt om de voorzieningen te verhogen. Dit heeft tot gevolg gehad dat het netto inkomen in 2001 lager uitviel dan in 2000, van USD 1991 mln. in 2000 naar USD 1489 mln. in 2001. Er is voor USD 157 mld. aan leningen goedgekeurd in 2001 tegen USD 165 mld. in 2000.
5.4.2 Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep (AfDB en AfDF) In 2001 is er binnen de AfDB-groep vooruitgang geboekt. De Bank heeft een reorganisatie in gang gezet waarbij de armoedefocus en het verbeteren van de effectiviteit en efficiency van de instelling centraal stonden; belangrijk onderdeel daarvan is het oprichten van een armoedeafdeling en het aanstellen van een Chief Economist. Tevens heeft de Bank het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
38
Algemene toelichting bij de rekening
PRSP-proces in haar beleid centraal gesteld en wil dit proces in Afrika nadrukkelijk ondersteunen. Ook heeft de Bank een voorzichtig begin gemaakt met het openen van lokale kantoren, waardoor de samenwerking met de lenende landen en met andere donoren zal worden verbeterd. Deze zaken zijn ondermeer bevorderd door het van start gaan van de onderhandelingen over de negende middelenaanvulling van het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AfDF-9). De onderhandelingen over dit fonds zullen waarschijnlijk begin 2002 worden afgerond. Tevens heeft de Bank een belangrijke rol gekregen in de uitwerking van het New Partnership for Africa’s Development (NEPAD), een initiatief dat door alle Afrikaanse landen wordt gesteund. De Bank zal participeren in het Steering Committee van NEPAD, op het gebied van infrastructuur en financiële sector beleid. Minder positief is dat de Bank ook in 2001 hinder heeft ondervonden van de instabiele politieke situatie in het vestigingsland Ivoorkust. Door de onrust rond de verkiezingen is de bank een aantal dagen dicht geweest. De Bank heeft inmiddels een (kleinschalige) back-up faciliteit ingericht in Parijs. Ook heeft de AfDB nog steeds last van het feit dat een aantal leningnemers niet in staat zijn oude leningen terug te betalen, dit door interne en/ of externe conflicten. De totale achterstanden bedragen bijna SDR 1 miljard, hetgeen 15% is van het totaal aan leningen dat is verstrekt; het grootste deel wordt veroorzaakt door DR Congo. De bank heeft door streng op te treden tegen reguliere lenende landen wel bereikt dat het betaalgedrag van deze landen is verbeterd. Ook is het netto-inkomen van de bank op peil gebleven. De rating agencies hebben mede daarom besloten hun beoordeling van de financiele positie van de AfDB te handhaven. In 2001 is zowel door het fonds als door de bank meer uitgeleend dan in vorige jaren, mede omdat er minder landen met achterstanden waren en omdat de bankgroep steeds beter gaat functioneren. Er is voor ca. SDR 800 mln. aan bankleningen verstrekt, ca. SDR 900 mln. aan fondsleningen en ca. SDR 50 mln. aan technische assistentie. Daardoor is ook het nettoinkomen van de bankgroep hoger dan in voorgaande jaren. De winst is met ca. SDR 140 mln. iets hoger dan verwacht. In 2001 is door Nederland een PRSP-Trustfund geplaatst bij de AfDB, om training te verzorgen aan Bankstaf om hun PRSP-kennis te vergroten en de bank een grotere rol te laten spelen op het gebied van monitoring en evaluatie van PRSPs. De omvang van het fonds bedraagt voor één jaar (tot eind 2002) € 1,59 mln.; in 2002 zal worden besloten over verdere bijdragen. Dit bedrag wordt verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken.
5.4.3 Aziatische Ontwikkelingsbank Groep (AsDB en AsDF) In 2001 heeft de AsDB-groep een strategie vastgesteld voor de lange en middellange termijn om de hoofddoelstelling (armoedebestrijding) te operationaliseren. Speerpunten van deze strategieën zijn goed beleid en bestuur, het bevorderen van duurzame economische groei, het bevorderen van regionale samenwerking en het stimuleren van de private sector in Azië. De AsDB-groep heeft de samenwerking met andere instellingen een nieuwe implus gegeven door de opstelling van een Memorandum of
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
39
Algemene toelichting bij de rekening
Understanding met de Wereldbank om zo tot meer samenwerking te komen tussen deze twee instituten. Ook heeft er een reorganisatie van de bankgroep plaatsgevonden om zo de AsDB-groep effectiever te maken bij de hernieuwde focus op armoedebestrijding. De reorganisatie zal waarschijnlijk leiden tot een verbetering van het kennismanagement binnen de groep en tot een centrale plaats voor het landenbeleid. De gevolgen van de aanslagen van 11 september hebben grote invloed gehad op diverse Aziatische landen, alsmede op de Bank zelf. Deze is vanaf het begin nauw betrokken geweest bij de coördinatie van de hulpinspanningen aan Afghanistan en was één van de opstellers van de Needs Assessment. De Bank is een belangrijke partner in het Afghanistan Recovery Trust Fund en heeft besloten het uitleenvolume voor Pakistan te verhogen. Het aantal begrote projecten is in 2001 door de AsDB-groep gehaald. In totaal is er voor USD 5,3 mld. goedgekeurd aan leningen. De voorlopige schatting van het netto inkomen over 2001 is USD 715 mln.
5.4.4 Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank Groep (IDB, IIC, MIF en FSO) Voor Nederland blijft prioritair dat de IDB zich blijft richten op armoedebestrijding en het bevorderen van een evenwichtige economische en sociale ontwikkeling in de regio. Om beter te kunnen inspelen op de wensen van de lenende landen en om goed invulling te kunnen geven aan de doelstellingen wil de Bank het leeninstrumentarium aanpassen, onder andere door (her-)introductie van een emergency lending-faciliteit en een uitbreiding van het leeninstrumentarium. De discussie hierover heeft in 2001 nog niet tot resultaten geleid. Wel hebben de Gouverneurs ingestemd met een verdubbeling van de hoeveelheid leningen ten behoeve van particuliere sectoractiviteiten tot 10% van het leenvolume. Ook participeerde de IDB in 2001, tezamen met andere financiële instellingen en bilaterale donoren (w.o. Nederland), in een akkoord over de financiering van de HIPC-schuldverlichting. Nederland heeft verder aandacht gevraagd voor anti-witwasinitiatieven in Suriname waaraan de IDB technische assistentie zou kunnen verlenen. In 2001 heeft de Bank in totaal voor bijna USD 8 mld. aan leningen goedgekeurd. Dit bedrag ligt weinig lager dan het potentieel maximum (USD 8,5 mld.), hetgeen is toe te schrijven aan een groter aandeel sneluitkerende leningen. De winstontwikkeling in 2001 is positief: deze steeg naar ruim USD 1 mld. De Bank’s eigen indicator van soliditeit, de reservesto-loan-ratio (RLR), is na enkele magere jaren als gevolg van omvangrijke noodleningen aan Argentinië en Brazilië, nu weer terug boven het minimumniveau van 20 procent. Maar met 20,6 is het nog niet in de buurt van het door de Bank nagestreefde «ideale» percentage van 23,5. De procedure voor Nederlandse toetreding tot het Multilateraal Investeringsfonds (MIF) van de IDB is gedurende 2001 voortgezet en zal naar verwachting voorjaar 2002 afgerond worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
40
Algemene toelichting bij de rekening
5.4.5 Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) In 2001 heeft de EBRD, net als in voorgaande jaren, zich gericht op het begeleiden van het transitieproces naar een stabiele (markt-)economische omgeving in de landen in Centraalen Oost-Europa en de voormalige Sovjetrepublieken. Traditioneel participeert de Bank daarbij meer in de particuliere sector dan in de publieke sector. Als gevolg van de crisis in Rusland (1998) leidde dat in het verleden tot een groter risico voor de winstontwikkeling van de Bank. In 2001 is de winst van de EBRD licht gedaald naar € 152 mln. Een substantieel deel van de winst is overigens toe te schrijven aan het terugdraaien van afschrijvingen gedaan in 1998 en 1999 naar aanleiding van eerdergenoemde Russische crisis. De committeringen van de Bank stegen in 2001 naar een recordhoogte van € 3,6 mld., maar liefst € 1 mld. meer dan in 2000. Nederland blijft Mongolië bij de EBRD op de kaart zetten. Nadat dit land in 2000 is toegetreden tot de Bank is het helaas in 2001 nog niet gelukt om het tot operatieland van de EBRD te maken, ondanks het feit dat dit land ook vele decennia een nauwelijks functionerende planeconomie kende. Vooralsnog is de Ecofin nog niet overtuigd van de noodzaak Mongolië de status van operatieland toe te kennen. Wel heeft de EBRD, vooral dankzij Nederlandse inspanningen, in 2001 het Mongolian Co-oporation Fund kunnen oprichten. Dit fonds is € 10 mln. groot; naast Nederland participeren ook andere landen hierin. Zo kan Mongolië gesteund worden in het transitieproces en profiteren van de specifieke expertise van de Bank.
5.4.6 Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) Initiatief In 2001 is verdere vooruitgang geboekt met het HIPC-initiatief, dat schuldverlichting geeft aan de armste landen met de hoogste schuldenlast. Per eind 2001 hebben 24 landen het HIPC-beslispunt bereikt en 4 landen het eindpunt (waarop finale, onherroepelijke schuldverlichting plaatsvindt). Bijna alle landen die in aanmerking zouden kunnen komen voor HIPC, en die niet in conflict verkeren, hebben nu (gedeeltelijke) schuldverlichting ontvangen en werken aan hun armoedebestrijdingsstrategieën. In 2001 is een akkoord bereikt over de financiering van de HIPCschuldverlichting door een groep Latijns-Amerikaanse financiële instellingen waaronder de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB); Nederland heeft daar bijna USD 10 miljoen aan bijgedragen (verantwoord op de begroting van het Ministerie voor Buitenlandse Zaken). De financiering van schuldverlichting door het IMF is eveneens nagenoeg afgerond. Voor de financiering van schuldverlichting door de Wereldbank-groep en de AfDB-groep geldt dit niet, ondanks herhaaldelijk aandringen van Nederland (bv. tijdens de voorjaarsen najaarsvergaderingen van IMF en Wereldbank en tijdens HIPC-overleg) om donoren te bewegen extra bijdragen aan HIPC toe te zeggen. Wel is het de bedoeling dat de financiering van de schuldverlichting door de IBRD en IDA «back to back» zal worden meegenomen in de onderhandelingen over IDA-13, IDA-14 en IDA-15. 5.5 Europese Investeringsbank Groep (EIB, EIB-Lomé) Conform haar taakopdracht heeft de Europese Investeringsbank (EIB) ook in 2001 het grootste deel van haar kredietverlening bestemd voor projecten ter bevordering van de economische ontwikkeling van achtergebleven gebieden binnen de Europese Unie. Hierbij gaf zij speciale aandacht aan projecten ter ondersteuning van de innovatie, het middenen kleinbedrijf, het milieu en het onderwijs. Ook de overige prioriteiten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
41
Algemene toelichting bij de rekening
(trans-europese verkeersverbindingen, de energievoorziening, de industrie, de gezondheidszorg, het onderwijs, de stadsvernieuwing) kregen ruime aandacht. In de loop van 2001 heeft de EIB op een aantal terreinen enige belangrijke vorderingen gemaakt. Zo is zij binnen het kader van het zogenoemde Innovatie 2000 Initiatief een samenwerkingsverband met de Europese Commissie aangegaan ter stimulering van Research and Development. Tevens heeft zij een zogenoemde Structured Finance Facility ingesteld ter ondersteuning van projecten met een relatief groot risico. Daarnaast heeft zij haar kredietverlening voor milieuprojecten opgevoerd en gemoderniseerd, onder meer door herformulering van haar beleidsverklaringen inzake het milieu. Zo wil zij voortaan ook projecten financieren die aan de doeleinden van het Kyoto-verdrag ten goede komen. Tevens is zij begonnen aan het financieren van projecten ter bestrijding van de verontreiniging van de Oostzee, waaronder een project in Rusland. Een andere prioriteit van de EIB in 2001 is de kredietverlening aan de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie geweest. De kredietverlening van de Bank aan deze landen is in 2001 wederom toegenomen. Tevens heeft de EIB haar bijdragen aan de samenwerking met andere internationale financiële instellingen ten behoeve van de Balkan-landen voortgezet. De kredietverlening van de Bank aan de landen rondom de Middellandse Zee is uitgebreid door instelling van een aparte faciliteit hiervoor. De kredietverlening aan de zogenoemde ACS-landen (de voormalige Europese koloniën in Afrika, Latijns-Amerika, Azië en de Stille Oceaan) is voortgezet. De EIB heeft daarbij voorrang gegeven aan de verstrekking van krediet met een lange looptijd, dat in de ontvangende landen vaak niet voorhanden is. De omvang van de door de EIB verleende kredietverlening is in 2001 evenals in vroeger jaren met ruim 10% toegenomen. Onder invloed van de nieuwe initiatieven van de Bank is dat iets meer dan oorspronkelijk verwacht. De winst kwam zoals gebruikelijk uit op ruim € 1 mld. De Raad van Gouverneurs van de EIB heeft in 2001 ingestemd met het beginnen van onderhandelingen over een verhoging van het kapitaal van de Bank. Daaraan gekoppeld is een discussie over de strategie van de Bank. Zo mogelijk zou hierover in juni 2002 kunnen worden beslist, waarna de verhoging per 1 januari 2003 effectief zou kunnen worden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
42
Algemene toelichting bij de rekening
6 FISCALE ZAKEN EN BELASTINGEN 6.1 Inleiding Grafiek 6.1 Aandeel in uitgaven IXB Bedrag x 1000 euro
62635 516522 746675
2347767
Grafiek 6.2 Aandeel in niet-belastingontvangsten IXB Bedrag x 1000 euro
198954 669841
236628
2738663
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
43
Algemene toelichting bij de rekening
6.2 Fiscale Zaken
6.2.1 Fiscaal beleid en wetgeving op nationaal gebied Voor het directoraat-generaal voor Fiscale Zaken stonden de werkzaamheden in het jaar 2001 voor een groot deel in het teken van de Verkenning belasting- en premieheffing en de Studiegroep vennootschapsbelasting in internationaal perspectief. De Verkenning belasting- en premieheffing bevat een analyse van de wijze waarop de structuur van het nieuwe belastingstelsel verder kan worden benut om een bijdrage te leveren aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. Doel van deze verkenning is het aandragen van bouwstenen die kunnen worden gebruikt bij de komende kabinetsformatie en bij het opstellen van een nieuw regeerakkoord. Ook het rapport van de Studiegroep vennootschapsbelasting in internationaal perspectief en het rapport van de werkgroep Vergroening van het fiscale stelsel II zijn mede in dit licht uitgebracht. In het rapport van de Studiegroep vennootschapsbelasting in internationaal perspectief dat in juni 2001 is uitgebracht staat de vraag centraal of Nederland op het gebied van de vennootschapsbelasting Europees gezien nog in de pas loopt of dat er aanleiding is tot bijsturing. Vanaf de zomer is – naast de hierboven genoemde werkzaamheden vooral veel tijd en capaciteit besteed aan de voorbereiding en parlementaire behandeling van het regulier belastingplan 2002. Belangrijke onderdelen van dit belastingplan waren de fiscale voorstellen gericht op de bevordering van de arbeidsparticipatie van zogenoemde toetreders en ouderen, de verlaging van de vennootschapsbelasting met 0,5% -punt, verlaging van de motorrijtuigenbelasting en de herziening van de Successiewet. In 2001 zijn voorstellen gemaakt tot wijziging van de Douanewet, het Douanebesluit en de Douaneregeling. Ten dele betreft dit technische wijzigingen als gevolg van de herzieningen in het communautaire douanerecht. Deels ook zijn de wijzigingen ingegeven vanuit ontwikkelingen in de douanepraktijk. Voorts is een bijdrage geleverd aan de voorbereiding van de Wet van 14 september 2001, Stb. 419, waarbij in het Nederlandse rechtsbestel de mogelijkheid van beroep in cassatie in douanezaken wordt geïntroduceerd. Tenslotte is de aanzet gegeven tot de voorbereiding van een wetsvoorstel op grond waarvan de Nederlandse douane effectiever kan worden ingezet bij de bestrijding van witwaspraktijken in de vorm van ongebruikelijk grensoverschrijdend vervoer van geld.
6.2.2 Fiscaal beleid en regelgeving in Europese context In 2001 stonden op het gebied van de directe belastingen wederom de onderhandelingen over de uitwerking van het belastingpakket inzake coördinatie van Europese belastingstelsels centraal. Het belastingpakket bestaat uit drie onderdelen. De bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie, de ontwerprichtlijnen over de belastingheffing op rente uit spaartegoeden en het afschaffen van de bronheffing op interest en royaltybetalingen tussen verbonden lichamen. Voor de ontwerprichtlijn spaartegoeden is in de vergaderingen van de Ecofin Raad van 4 en 13 december 2001 vooruitgang geboekt. Op het gebied van de indirecte belastingen is in 2001 een richtlijn aanvaard op het gebied van de accijns op tabaksfabrikaten (minimumaccijnstarief en aanscherping van de definitie van sigaren). Tevens is er
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
44
Algemene toelichting bij de rekening
een richtlijn op het gebied van de BTW aanvaard, die de factuurvereisten harmoniseert en regels geeft voor het elektronisch factureren. Daarnaast zijn de besprekingen voortgezet over een BTW-ontwerprichtlijn met betrekking tot e-commerce diensten en de ontwerprichtlijn voor een Europese energiebelasting. Deze besprekingen zijn nog niet afgerond en worden voortgezet in 2002. Ook is in 2001 het voorstel van de Europese Commissie ontvangen voor een verordening over administratieve samenwerking op het gebied van de BTW. De besprekingen daarover zullen naar alle waarschijnlijkheid in 2002 starten. Voorts hebben de eerste besprekingen plaatsgevonden over een volledig nieuwe opzet voor de Zesde BTW-richtlijn. Op het terrein van het douanevervoer is de Toepassingsverordening Communautair Douane Wetboek gewijzigd teneinde rekening te houden met de voortschrijdende automatisering. Voorts is in het kader van de United Nations/ Economic Commission for Europe (UN/ ECE) de tweede fase van de herziening van de Transit International Routier (TIR)-conventie afgerond. Daarmee is vanuit een oogpunt van fraudebestrijding de regelgeving ten aanzien van de verplichtingen van de vervoerder aangescherpt. In 2001 is de zogenaamde gecombineerde nomenclatuur (tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief) ingrijpend gewijzigd met het oog op versie die op 1 januari 2002 van kracht wordt. De gecombineerde nomenclatuur (GN) is de goederennomenclatuur van de Europese Gemeenschap. De GN is gebaseerd op het «Geharmoniseerd systeem voor de omschrijving en codering van goederen» (GS) van de Wereld Douane Organisatie (de werknaam van de Internationale Douaneraad). Het GS is een internationale overeenkomst die mondiaal dient als referentie voor de nomenclaturen van de statistieken van de buitenlandse handel en voor de douanetarieven. Het Geharmoniseerd Systeem ondergaat – eveneens met ingang van 1 januari 2002 – ingrijpende wijzigingen. Tenslotte is vooruitgang geboekt met de ontwikkeling van de zogenaamde Single European Authorisation (SEA). Een SEA is een constellatie van vergunningen waarbij douaneregelingen inclusief de daarbij behorende wijze van aangifte doen, de heffing en de controle – voor meerdere lidstaten van de Gemeenschap centraal door één douanekantoor vanuit een lidstaat worden geautoriseerd en aangestuurd. Een SEA heeft dan ook gelding in alle deelnemende lidstaten en leidt tot aanzienlijke administratieve lastenverlichting en kostenbesparingen voor het bedrijfsleven.
6.2.3 Fiscaal beleid en koninkrijksbetrekkingen In het kader van de fiscale relatie tussen de landen van het Koninkrijk is in 2001 met zowel de Nederlandse Antillen als met Aruba overleg gevoerd over de afronding van de ingrijpende wijzigingen van hun nationale fiscale wetgeving. Tevens moet de fiscale wetgeving van beide landen zodanig worden gewijzigd dat deze in overeenstemming is (en blijft) met de normen inzake internationale aanvaardbaarheid. In dat kader heeft Aruba in 2001, in navolging Nederlandse Antillen, een OESO-commitment afgegeven om haar wetgeving aan te passen en daarmee de status van coöperatieve tax haven te krijgen. Daarnaast heeft zij, eveneens in navolging van de Nederlandse Antillen, in EU-kader toegezegd haar medewer-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
45
Algemene toelichting bij de rekening
king te zullen verlenen aan het realiseren van de doelstellingen zoals deze voortvloeien uit de besluitvorming met betrekking tot de belastingheffing op spaartegoeden. Wat betreft de daaraan complementaire onderhandelingen inzake de wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) en de uitvoering daarvan is in 2001 het parlementaire traject doorlopen. Dit betekent dat per 1 januari 2002 de BRK in de relatie met de Nederlandse Antillen wordt gewijzigd op het punt van de belastingheffing op deelnemingsdividenden. Bij deze wetswijziging is een protocol afgesloten dat voorziet in een vergelijkbare regeling voor de relatie met Aruba. De, met technische bijstand vormgegeven, nieuwe douanewetgeving van de Nederlandse Antillen zal in 2002 worden ingediend bij de Staten van dat land. De technische bijstand wordt voortgezet bij het opstellen van de lagere regelgeving en zal in de loop van 2002 beëindigd worden. Met betrekking tot de nieuwe douanewetgeving voor Aruba is de inventarisatie van te regelen onderwerpen afgerond en zal begin 2002 worden gestart met de redactie van de artikelen. Het verdrag tussen het Koninkrijk en Frankrijk met betrekking tot douanesamenwerking in het Caribisch gebied, in het bijzonder op Sint Maarten, zal in januari 2002 worden getekend. De afronding van dit verdrag heeft plaatsgevonden in nauwe samenwerking met de autoriteiten van de Nederlandse Antillen.
6.2.4 Fiscaal beleid en bilaterale belastingverdragen In 2001 is met de totstandkoming van enkele bilaterale belastingverdragen weer een belangrijke bijdrage geleverd aan de uitbreiding van het Nederlandse (belasting)verdragennet. Verdragen met België, Koeweit, Armenië en Oezbekistan zijn ondertekend en verdragen met Indonesië en Mongolië zijn geparafeerd. Met Oostenrijk is een wijzigingsprotocol bij het belastingverdrag en een Successieverdrag gesloten.
6.2.5 Overig fiscaal beleid en regelgeving in internationaal verband Zoals aangekondigd door de staatssecretaris in zijn brief aan de Tweede Kamer in november 2000 over het vestigingsklimaat in Nederland is de oude rulingpraktijk gemoderniseerd en omgevormd tot een OESOconforme Advance Price Agreements (APA)en Advance Tax Ruling (ATR) praktijk. Verder is in het wetsvoorstel Belastingplan 2002 de codificatie van arm’s length bepaling opgenomen. Hiermee wordt bevestigd dat het Nederlands verrekenprijsbeleid in overeenstemming is met de OESO richtlijnen. Daarnaast is het Besluit ter voorkoming van dubbele belasting herzien en is gewerkt aan de internationale consequenties van de belastingherziening 2001. In 2001 heeft de OESO onder druk van de nieuwe regering van de Verenigde Staten besloten de aanpak van tax havens, dat onderdeel is van de discussies over schadelijke belastingconcurrentie, te wijzigen. Deze wijziging is gepubliceerd in het voortgangsrapport – «The OECD’s project on harmful tax practices : the 2001 Progress Report» – en houdt in dat het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
46
Algemene toelichting bij de rekening
voor het commitment van de tax haven niet meer nodig is dat de tax haven afziet van ring fencing elementen in zijn wetgeving. Daarnaast is met name in de OESO de nodige tijd en aandacht besteedt aan de gevolgen van de globalisering voor de fiscaliteit op het gebied van e-commerce, de internationale fiscale behandeling van werknemersopties en pensioenen. In 2001 zijn bilaterale douanebijstandsverdragen met Zuid-Afrika en Australië ondertekend. Verdragen op dit gebied met Brazilië en Chili zijn geparafeerd.
6.2.6 Prestatiegegevens en evaluatieonderzoeken Tijdens het algemeen overleg van 7 juni 2001 over de Financiële verantwoording over het jaar 2000 is toegezegd dat in de miljoenennota een schema zal worden opgenomen van de komende evaluaties van de verschillende belastinguitgaven. Bedoeld schema is opgenomen in paragraaf 5.7 van de belastinguitgavenbijlage (bijlage 5) van de MN 2002. Bedacht moet worden dat binnen de met ingang van het begrotingsjaar 2002 ingevoerde VBTB-begrotingssystematiek de belastinguitgavenbijlage gedeeltelijk ook een coördinerende functie heeft gekregen. De VBTB-opzet brengt immers met zich mee dat vakdepartementen belastinguitgaven die betrekking hebben op beleidsterreinen waar zij verantwoordelijk voor zijn zo veel mogelijk toelichten op hun eigen begroting. Dit heeft gevolgen voor het melden van prestatiegegevens en evaluatieonderzoeken met betrekking tot belastinguitgaven. Een en ander is nader uitgewerkt in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2002 en de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid. Ook de Algemene Rekenkamer meldt in haar rapport over de Financiële verantwoording over het jaar 2000 dat met ingang van de begroting 2002, prestatiegegevens inzake belastinguitgaven die een directe relatie hebben met algemene of nader geoperationaliseerde beleidsdoelstellingen, moeten worden opgenomen in de toelichting bij het desbetreffende beleidsartikel en dat dit voor de als beleidsprioriteiten aangewezen belastinguitgaven de begroting van andere departementen dan die van Financiën zijn. Nieuw in de belastinguitgavenbijlage van de Miljoenennota is dat voor zover beschikbaar een vergelijking tussen de raming en realisaties van belastinguitgaven wordt opgenomen. De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording 2001 gevraagd om de prestatiegegevens voor afdrachtverminderingen en investeringsfacilteiten. Hier zal in de twee onderstaande paragrafen op worden ingegaan.
Afdrachtverminderingen Tabel 6.1. bevat een overzicht van de vermoedelijke belasting- en premiederving 2001, een aantal afdrachtverminderingen. Ten opzichte van de Financiële verantwoording over het jaar 2000 is het overzicht in tabel 6.1. op een aantal punten aangepast. Allereerst komt de doorstroom SPAK niet langer in het overzicht voor, aangezien deze regeling met ingang van 2001 is afgeschaft. Het deel afdrachtvermindering lage lonen (SPAK) blijft staan. Overeenkomstig de toezegging in de Financiële verantwoording van vorig jaar is het overzicht voorts uitgebreid met de in het Belastingplan 2001 ingevoerde afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof en de afdrachtvermindering arbo-investeringen non-profitsector. Tevens is de afdrachtvermindering scholing toegevoegd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
47
Algemene toelichting bij de rekening
Het in de Financiële verantwoording van vorig jaar genoemde Interdepartementaal beleidsonderzoek: «Toekomst van het arbeidsmarktbeleid» is inmiddels bij brief van 7 september 2001 door de minister van SZW naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2000/01, 27 914, nr.1). In het rapport (blz. 32) wordt onder meer opgemerkt dat recente becijferingen van het CPB inzake de SPAK, die rekening houden met doorwerkingen in de gehele economie, maar kleine effecten suggereren (ongeveer 20 000 extra banen op het lager betaalde niveau ten koste van circa 10 000 aan hoger betaalde werkgelegenheid). Voor meer informatie over de prestaties en effecten van een aantal afdrachtverminderingen kan behalve naar dit onderzoek worden verwezen naar de evaluatieonderzoeken vermeld in de Financiële verantwoordingen voor de jaren 1999 en 2000. Tabel 6.1: Gegevens afdrachtverminderingen 2001 (x € 1 mln.)* Regeling
Aantal werkgevers
Afdrachtvermindering lage lonen (SPAK) Afdrachtvermindering langdurig werklozen (VLW) Afdrachtvermindering onderwijs Afdrachtvermindering kinderopvang Afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof Afdrachtvermindering scholing Afdrachtvermindering arboinvesteringen
Belasting- en premiederving Raming MN 2002
Realisatie 2001
167
923
891
14 20 4
220 173 93
208 179 92
* 3
11 54
18 59
0,6
1
2
* De software voorziet momenteel niet in de mogelijkheid om de aantallen werkgevers voor «afdrachtvermindering betaald ouderschap» weer te geven.
Investeringsfaciliteiten Tabel 6.2 bevat de gegevens voor een aantal investeringsregelingen waarvoor een aanmeldingsverplichting geldt. Overeenkomstig de toezegging in de financiële verantwoording van vorig jaar is dit overzicht uitgebreid met de regeling willekeurige afschrijving nieuwe gebouwen in aangewezen gemeenten. Tabel 6.2: Gegevens investeringsfaciliteiten 2001 (geïnvesteerde bedragen x € 1 mln.)* Regeling
EIA VAMIL (excl. Eco3) VAMIL Eco3 motoren MIA
FARBO WA Nieuwe Gebouwen
Investeringsplafond
Aangemelde investeringen
Realisatie 2001
1 275 885 613 gewogen over de categorie I t/m III: 142 194 *
27 544 20 978 1 800 6 697
877 1 072 147 125
8 550 105
155 168
* Deze regeling kent geen investeringsplafond.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
48
Algemene toelichting bij de rekening
6.3 Primaire processen Belastingdienst
6.3.1 Dienstverlening De dienstverlening van de Belastingdienst is er op gericht het voor de belastingplichtige zo gemakkelijk en transparant mogelijk te maken om aan zijn fiscale verplichtingen te voldoen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de verhoging van de compliance. Kenmerkend voor de dienstverlening zijn aspecten als bereikbaarheid, toegankelijkheid en klantgerichtheid. In de afgelopen periode heeft de nadruk gelegen op de volgende zaken: – het kwalitatief en kwantitatief verbeteren van de telefonische dienstverlening; – het verbeteren van de logistiek van de Bestellijn voor het aanvragen van folders; – het voorbereiden van de start per 1 januari 2002 van gecombineerde klantendiensten in negen steden.
Telefonie In 2001 is het aantal call-centers van de Belastingtelefoon uitgebreid. Dit is met name gebeurd om de groei van de telefonische dienstverlening op te vangen. De uitbreiding is niet voldoende geweest om de gewenste servicegraad van 80% bereikbaarheid op jaarbasis alsnog te verwezenlijken. De groei van het aantal telefoongesprekken (10,5%) is de belangrijkste oorzaak van het niet halen van de doelstelling. De kwaliteit en de uniformiteit van de beantwoording van de telefonisch ontvangen vragen bij de Belastingtelefoon is verbeterd. Dit is gerealiseerd door de introductie van een intranetsite voor de medewerkers en door toezicht door supervisors op de kwaliteit van de beantwoording. De intranetsite wordt ondersteund met een overzicht van veel gestelde vragen en is voorzien van allerlei soorten zaken zoals aangiftebiljetten, brieven en advertenties. Het komend voorjaar doen belastingplichtigen voor het eerst aangifte volgens het nieuwe belastingstelsel. In 2001 heeft de Belastingdienst veel gedaan belastingplichtigen hiermee vertrouwd te maken. Dit is gebeurd via uitingen in de massamedia, zoals spotjes en advertenties, en ook via rechtstreekse communicatie met belastingplichtigen. Niettemin is de verwachting dat in de eerste maanden van 2002 zowel de Belastingtelefoon als de belastingeenheden zullen worden geconfronteerd met een forse groei van het aantal vragen. Om dit extra aanbod op te vangen zijn inmiddels voorzieningen getroffen.
De Bestellijn De verwerking van aanvragen van folders via de Bestellijn is in 2001 verbeterd. Folders worden sneller verzonden en wanneer dit niet lukt, wordt snel naar de belastingplichtige gereageerd. Daarnaast is dit jaar de «product-tijdelijk-niet-beschikbaar-brief» ingevoerd. Als een folder niet op voorraad is, krijgt de belastingplichtige hierover een brief, waarin wordt aangegeven wanneer naar verwachting de bestelling wordt uitgeleverd. Gemeenschappelijke Klantendiensten Per 1 januari 2002 kunnen alle soorten belastingplichtigen in negen grote steden terecht bij één loket van de Belastingdienst. In het afgelopen jaar
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
49
Algemene toelichting bij de rekening
zijn voorbereidingen getroffen voor deze gecombineerde klantendiensten. De nieuwe klantendienst is toegankelijk voor klanten van eenheden particulieren, ondernemingen en grote ondernemingen. In de klantendienst komen alle vragen (balie, telefoon en schriftelijk) binnen. Vragen worden direct beantwoord, of doorgeleid naar de juiste eenheid of afdeling. Dit betekent dat de klant zich niet meer hoeft af te vragen waar bij welke eenheid, op welk telefoonnummer en bij welke afdeling hij terecht kan. In Noord-Holland is in 2001 een start gemaakt met één telefonisch loket voor drie eenheden. Een klant die belt wordt automatisch doorverbonden met een voor de beantwoording van de vraag geselecteerde medewerker van één van de drie eenheden. Het effect hiervan is dat de wachttijd voor de klant wordt verkort; hij krijgt antwoord van de eerst beschikbare medewerker en hoeft niet meer te wachten tot een medewerker van de eenheid die hij belt beschikbaar is.
6.3.2 Intensief toezicht en opsporing Het toezichtsproces is erop gericht alle fiscaal relevante feiten tijdig en op de juiste wijze in de behandeling te betrekken. Toezicht- en opsporing vindt dus zoveel mogelijk in de actualiteit plaats. De aanpak wordt daarbij afgestemd op het fiscaal belang en risico van de te behandelen entiteiten. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de verhoging van de compliance. Kenmerkend voor het toezicht- en opsporingsproces is een proportionele rechtshandhaving over de doelgroepen en middelen heen. Een adequaat en zo mogelijk zelfs verhoogd niveau van rechtshandhaving in een sterk veranderende samenleving vereisen constant aanpassingen in de aanpak van intensief toezicht en opsporing. In de afgelopen periode heeft de nadruk gelegen op: – het verbeteren van de risicobeheersing; – geven van een kwaliteitsimpuls aan doelgroepadoptie; – eerste stap naar klantbehandeling via digitaal dossier; – voorbereiden van een elektronische winstaangifte; – verbeteren van de samenwerking tussen Douane en (Grote) Ondernemingen; – intensivering van de fraudebestrijding. Het project Risicobeheersing beoogt het verbeteren van risicobeheersing door de Belastingkantoren en het beter organiseren en methodisch ondersteunen van het risicobeheersingsproces. Risico’s worden gesignaleerd («uitgeworpen» voor intensief toezicht) door selectiemodules waarin aangiftebiljetten en andere berichten worden beoordeeld. Daarmee wordt overal in het land de aandacht gericht op dezelfde risico’s (eenheid van beleid en uitvoering). Bij de inrichting van de Selectiemodules wordt rekening gehouden met alle relevante factoren: politiek-maatschappelijke prioriteiten, evenwichtige aanpak over de verschillende doelgroepen heen (particulieren, (grote) ondernemers), evenwichtige verdeling over belastingmiddelen enz. Binnen het project zijn de selectieregels op basis waarvan de selectiemodules worden gebouwd uitgewerkt; het eerste resultaat ervan wordt begin 2002 verwacht. Daarnaast zijn in 2001 selectieregels opgesteld die de risicogerichte behandeling van de nieuwe belastingwetgeving IB 2001 mogelijk moeten maken. Om een kwaliteitsimpuls aan doelgroepadoptie te geven zijn in 2001 binnen 4 pilots ervaringen opgedaan met een nieuwe aanpak. De resul-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
50
Algemene toelichting bij de rekening
taten ervan zullen de basis vormen voor de inrichting in 2002 van risicokennisgroepen welke de doelgroepadoptie vervangen. In 2001 is de richting bepaald waarin de Belastingdienst zich op het gebied van het digitaal dossier zal gaan ontwikkelen. Realisatie van een compleet digitaal dossier zal nog een aantal jaren vergen. Het project winstaangifte heeft als doel om, in samenwerking met belastingadviseurs/ ondernemers, te komen tot een gestructureerde winstaangifte die langs elektronische weg van de ondernemer of diens adviseur naar de Belastingdienst wordt gezonden. Dit zal de administratieve lasten van ondernemers verlichten en de eigen processen efficiënter laten verlopen. In 2001 heeft een kleine proef plaatsgevonden, waarbij belastingadviseurs met toepassing van een speciaal softwarepakket aangiften van enkele cliënten inleveren bij de Belastingdienst. Aan het eind van het jaar waren ruim 300 aangiften ingeleverd (zowel inkomstenbelasting als vennootschapsbelasting) door 32 verschillende belastingadviseurs. Deze aantallen zijn lager dan beoogd. Het heeft meer tijd gekost om de software te ontwikkelen en te operationaliseren dan werd verwacht. De ervaringen van de deelnemers zijn positief, evenals de ervaringen binnen de laboratoriumeenheid met de verwerking van de op deze manier ingeleverde aangiftebiljetten. De samenwerking tussen de eenheden (Grote) Ondernemingen en Douane heeft geleid tot de vervaardiging van gezamenlijke klantbeelden en risico-analyses voor ruim honderd klanten. Op het intranet van de Belastingdienst zijn 17 cases opgenomen over de toegevoegde waarde van het wederzijds gebruik maken van elkaars informatie, expertise en capaciteit. In het kader van de Fraudenota 1998–2002 zijn in 2001 vier zoeklichten gehouden, gericht op een risico in een branche (één afronding uit 2000 en één loopt door in 2002). Totale opbrengst uit correcties € 34 mln. en uit de voorlopige aanslagregeling € 165 mln. Van de ruim tien landelijke acties, waaronder bijvoorbeeld de opsporing en bestrijding van sofifraude, bedroeg de correctie-opbrengst tot nu toe ruim € 19 mln., een aantal acties lopen door in 2002. Een belangrijke doelstelling bij deze landelijke acties is ook het realiseren van een gedragsverandering, bijvoorbeeld naleving van de factureringsplicht. In 2001 zijn twee multilaterale controles op initiatief van de Belastingdienst uitgevoerd. Daarnaast is geparticipeerd in dertien multilaterale controles. Een omvangrijke multilaterale controle die de belastingdienst samen met België heeft uitgevoerd, heeft tot een correctie geleid van ca. € 12 mln., waarvan 40% aan Nederland is toe te rekenen. In samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken, Justitie en de Vereniging Nederlanse Gemeenten, zijn in 2001 28 illegale casino’s gesloten en aanslagen opgelegd tot een bedrag van ruim € 9 mln. Het kabinet heeft besloten te komen tot vier bijzondere opsporingsdiensten (BOD) en elf inspecties met een beperkte opsporingsbevoegdheid. De FIOD-ECD is één van die vier BOD-en. Met ingang van 1 januari 2002 is er één geïntegreerde bijzondere opsporingsdienst FIOD-ECD met één leiding en één ondernemingsraad. In de komende periode zal gefaseerd en op taakgebieden waarop dit mogelijk is de geïntegreerde behandeling van fiscale, financiële en economische fraude door één bijzondere opsporingsdienst verder worden ontwikkeld en geïmplementeerd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
51
Algemene toelichting bij de rekening
Met het Openbaar Ministerie (OM) en (onderdelen van) de politie is in 2001 op verschillende niveaus vanuit een integrale ketenbenadering intensief samengewerkt. De gebeurtenissen op 11 september 2001 waren voor het kabinet aanleiding de handhaving op het aandachtsgebied financiële integriteit, terrorismebestrijding en veiligheid in de komende periode verder te versterken. De FIOD-ECD heeft hiertoe in de laatste drie maanden van 2001 een groot aantal toezichtsonderzoeken verricht in de chemische sector en op het gebied van strategische goederen en sancties.
6.3.3 Massaal proces Alle processen in de organisatie waarin substantiële informatiestromen verwerkt worden, behalve daar waar fiscale kennis nodig is voor de behandeling van de informatiestroom, worden tot de massale processen gerekend. Door een efficiënte verwerking en selectie van informatie in de massale processen en waar mogelijk geautomatiseerde afhandeling van aangiften ontstaat meer ruimte voor gericht toezicht en een goede dienstverlening. In de afgelopen periode heeft de nadruk gelegen op de volgende zaken: – Het verbeteren van de massale processen; – Een eerste stap naar vernieuwing van het massale inningsproces; – Een betere gegevensuitwisseling. Zowel door verdere optimalisatie van de programmatuur en scanapparatuur als door de inspanningen van de eenheid Centrale Invoer, onderdeel van de nieuwe eenheid Belastingdienst/Centrale Administratie, zijn in 2001 belangrijke bijdragen geleverd aan de verbetering van de massale processen door de concentratie van de invoer. Alle Voorlopige Teruggaaf (VT)-formulieren zijn centraal verwerkt, waarvan 1,4 miljoen met behulp van scanapparatuur en 777 000 door data-entry. Daarnaast neemt het aantal digitaal aangeleverde VT-verzoeken toe; totaal werden 287 000 verzoeken per modem ontvangen en 174 000 op diskette.Van de circa 8 miljoen te verwachten IB-aangiften zijn 1,0 miljoen via het modem ontvangen, 0,8 miljoen diskettes en zijn 0,8 miljoen biljetten centraal verwerkt door middel van data-entry. Door middel van aan Gemeentelijke Sociale Diensten beschikbaar gestelde programmatuur werden circa 50 000 VT-verzoeken in digitale vorm aangeleverd. Van de aangiften voor de loon- en omzetbelasting werden vanaf september de aangiften van 11 belastingeenheden volledig met de scanapparatuur verwerkt. Op jaarbasis betreft dit 2,3 miljoen aangiften. In 2001 is gestart met een onderzoek naar de mogelijkheden van vernieuwing en het eenduidig inrichten van het procesontwerp en de ondersteuning van de aangiftebelastingen en de vele teruggaafen subsidieregelingen. Het herontwerp van de processen voor de aanslagbelastingen is in het verslagjaar voortgezet met de ontwikkeling van programmatuur voor de geautomatiseerde verwerking (Aanslagbelastingen Systeem – ABS). In de vervolgtrajecten ten aanzien van aangiftebelastingen en teruggaafregelingen wordt gestreefd naar hergebruik van ontwerpen en gemeenschappelijk gebruik van programmatuuronderdelen. Ten aanzien van uitwisseling van berichten via het RINIS-netwerk (Routeringsinstituut voor nationale informatiestromen) is vastgesteld dat
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
52
Algemene toelichting bij de rekening
gebruik voor alle informatiestromen tussen de deelnemende ministeries en organisaties in de sociale zekerheid mogelijk en gewenst is. Een opdracht tot ontwerp en inrichting van deze voorzieningen zal in het eerste kwartaal 2002 worden gegeven. In 2001 is besloten over te gaan tot implementatie van het basisbedrijvenregister (BBR). De uitvoering zal starten in 2002.Vooruitgang is geboekt bij de gegevensuitwisseling ten behoeve van automatische verlenging van de toekenning van huursubsidie door het ministerie van VROM. Werd in het jaar 2000 automatische verlenging van de huursubsidie van 100 000 personen bewerkstelligd, in 2001 werd circa 50% (400 000) van alle verlengingen gerealiseerd door op basis van ontvangst van fi-nummers inkomensgegevens te verstrekken aan VROM.
6.3.4 Douane Halverwege het jaar was de Douane genoodzaakt een aantal kwantitatieve doelstellingen voor 2001 naar beneden bij te stellen door de inzet van capaciteit voor de bestrijding van de MKZ-crisis. De Douane heeft de meeste doelstellingen vervolgens gerealiseerd. Ondanks de noodzakelijke neerwaartse bijstelling van de doelstellingen, is de verwachting dat de beoogde doelstellingen voor het streefjaar 2005 uit het Beleidsplan Douane nog steeds realiseerbaar zijn. In het Beheersverslag van de Belastingdienst wordt nader ingegaan op de operationele resultaten van de Douane. De controles in verband met de mond- en klauwzeerepidemie en 11 september. Tussen 21 maart en 2 juni 2001 heeft de Douane op verzoek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een groot deel van zijn capaciteit benut voor controles in verband met de monden klauwzeerepidemie. Vóór de uitbraak van MKZ in Nederland stelde de Douane al controles in op goederen met een MKZ-risico uit een aantal landen. Ook na de crisisperiode zijn goederen uit het Verenigd Koninkrijk nog lang op MKZ gecontroleerd. De controles zijn ingepast in de normale werkwijze van de Douane bij het toezicht op het binnenbrengen van goederen in de Europese Unie via Nederland. Na de uitbraak van de epidemie in Nederland ging het primair om het voorkomen van de verspreiding van het virus vanuit Nederland naar andere landen van de Europese Unie en naar derde landen. Dit vergde een zeer omvangrijke controle-intensiteit en bovendien een andere aanpak omdat douanecontroles normaal in hoofdzaak zijn gericht op de buitengrens van de Unie. Aanvankelijk is dan ook vrijwel alle beschikbare controlecapaciteit ingezet voor de MKZ-controles. Alleen de controles op grond van de Europese verplichtingen en die gericht op drugs en wapens werden normaal gecontinueerd. Na enkele weken is de inzet verminderd omdat circa vierhonderd medewerkers van Defensie konden worden ingeschakeld. In de gehele periode van de MKZ-crisis in Nederland heeft het douanepersoneel 226 000 uren besteed aan de MKZ-controles. Dit betreft zowel het feitelijke controlewerk als leiding en staftaken. De bijdrage van het defensiepersoneel was 74 000 uren. Tezamen komt dit overeen met 160 mensjaar. De tijdsbesteding in uren is voor de grafiek omgerekend in full time-equivalenten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
53
Algemene toelichting bij de rekening
Grafiek 6.1: Ingezette capaciteit voor MKZ-controles
1200
1000
800
600
400
200
0 12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
Tijdens de crisis zijn 2,4 miljoen controles gericht op MKZ ingesteld, bij zowel vracht als personen, inkomend en uitgaand. Naar aanleiding van de MKZ-controles is 157 000 kg goederen in beslag genomen. Ook de septemberaanslagen in de VS vroegen extra aandacht van de Douane. De in het jaar 2000 aangeschafte ladingscans op Schiphol zijn, behalve voor de reguliere controles op invoer, ingezet voor het onderzoeken van uitgaande luchtvracht op de aanwezigheid van wapens en munitie. Het ging om 300 controles in 2001.
6.3.5 Resultaten Fiscale Monitor Voor een klantgerichte behandeling is het van belang te weten hoe belastingplichtigen denken over de uitvoering van fiscale wet- en regelgeving. De Belastingdienst brengt meningen, wensen en behoeften van belastingplichtigen op dit terrein actief in kaart. Dit gebeurt onder andere door middel van het periodieke onderzoek de Fiscale Monitor. Het onderzoek richt zich op de doelgroepen ondernemingen, grote ondernemingen, particulieren en douaneklanten en op de intermediaire doelgroep fiscaal adviseurs.
Het functioneren van de Belastingdienst in het algemeen Uit de fiscale monitor blijkt dat de contacten met de Belastingdienst positief verlopen, en dat dit oordeel door de jaren heen weinig verandert. Ook zijn alle doelgroepen tevreden over de manier waarop de Belastingdienst toezeggingen, zoals terugbellen of het toesturen van informatie, nakomt. De tevredenheid hierover bedraagt tussen de 82 en 84%, afhankelijk van de doelgroep. Een ruime meerderheid van de belastingplichtigen vindt dat de Belastingdienst hen min of meer «normaal» behandelt. Een percentage variërend van 17% (Douane) tot 47% (fiscaal adviseurs) vindt de behandeling door de Belastingdienst iets te streng of veel te streng. Alle doelgroepen zijn de Belastingdienst in 2001 wat strenger gaan vinden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
54
Algemene toelichting bij de rekening
Gemiddeld beoordeelt 55% van de ondervraagde belastingplichtigen het algehele functioneren van de Belastingdienst als (zeer) positief. Een kleine 8% van de ondervraagden heeft hierover een tamelijk negatief oordeel. Particulieren zijn in 2001 iets positiever geworden, de overige doelgroepen iets negatiever ten opzichte van het gemiddelde door de jaren heen.
Communicatie, dienstverlening en processen Eenheden zijn volgens 60% van de belastingplichtigen (tamelijk) gemakkelijk telefonisch te bereiken. Het oordeel van douaneklanten is constant gebleven, bij de overige groepen daalt de tevredenheid op dit punt. De dalende tendens is onder meer de aanleiding geweest om extra te investeren in telefonische bereikbaarheid in 2001. In elke doelgroep vindt minimaal tweederde van de belastingplichtigen dat de Belastingdienst aangiften tamelijk of zeer snel afhandelt. Dat geldt ook voor de termijn die de Belastingdienst nodig heeft om geld terug te storten. De stijgende lijn in de waardering van de snelheid van processen lijkt zich langzamerhand te stabiliseren. Belastingherziening 2001 De Belastingdienst heeft in 2001 de eerste onderdelen van de Belastingherziening 2001 uitgevoerd. In januari kregen 2,5 miljoen mensen een voorlopige teruggaaf. Veel aandacht is besteed aan communicatie, met name in de voorbereiding van de aangiftecampagne 2002. Bovendien ontvangen alle particuliere belastingplichtigen die tot nu toe een aangiftebiljet invulden in 2002 per huishouden een aangiftediskette. Hiermee wordt het invullen van de aangifte gemakkelijker gemaakt. Euro-ontwikkelingen De Belastingdienst heeft in 2001 de geautomatiseerde systemen succesvol aangepast aan de invoering van de Euro. Veel werk was al enkele jaren eerder gedaan, bij de invoering van de girale Euro. De aanpassingen in 2001 betroffen echter zeer belangrijke systemen, met name op het gebied van het geldverkeer en de administratie. De Belastingdienst heeft adressenbestanden geleverd ten behoeve van de verspreiding van de coupons waarmee burgers de Eurokits konden afhalen. Daarbij bleek dat deze adressenbestanden bijzonder weinig fouten bevatten; slechts 0,25% van de coupons is als onbestelbaar geretourneerd. Betaald Rijden Het project Betaald rijden is in juli 2001 gestopt na de politieke besluitvorming over dit onderwerp. De Belastingdienst heeft de met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat overeengekomen producten opgeleverd. De projectresultaten zijn zorgvuldig vastgelegd in verband met mogelijk hergebruik bij de Kilometerheffing. 6.4 Administratieve lastenverlichting
6.4.1 Kwantificering administratieve lasten fiscaal Voor de kwantificering van de administratieve lasten zijn sinds eind 2001 kostenmodellen beschikbaar voor alle relevante fiscale domeinen. Deze kostenmodellen maken het mogelijk per wetgevingsdomein de totale administratieve lasten aan te geven alsmede de administratieve lastenverlichting of -verzwaring van maatregelen te berekenen. De modellen worden periodiek geactualiseerd voor volume-, prijs- en beleidsontwikke-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
55
Algemene toelichting bij de rekening
lingen. Voor de belangrijkste terreinen (loon- en omzetbelasting, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting, dividendbelasting en douanebepalingen/accijnzen) is vanaf 1995 een vergelijking van de ontwikkeling van de administratieve lasten mogelijk.
Ontwikkeling administratieve lasten en beleidsdoel Hieronder wordt – voor zover mogelijk – een kwantitatief overzicht gegeven van de ontwikkelingen in de administratieve lasten op fiscaal terrein vanaf 1995. Samen met de aangekondigde acties, vooral de inzet van ICT, zal ten opzichte van 1995 de verwachte afname in de periode tot 2005 op circa 25% uitkomen. Tabel 6.3 Ontwikkeling in administratieve lasten op fiscaal terrein
Administratieve lasten in 1995 Toename/afname 1995–2001 Stand per ultimo 2001 Toename/afname in 2002 Stand per ultimo 2002 Verwachte toename/afname 2003–2005 Streefbeeld per 2005
Administratieve lasten (in € mld.)
Idem in% (1995 = 100%)
1,81 –/- 0,27 1,54 –/- 0,02 1,52 –/- 0,16 1,36
100 –/- 15 85 –/- 1,25 83,75 –/- 8,75 75
In 2001 zijn met name in de sfeer van de wetgeving verschillende effecten opgetreden voor de administratieve lasten. Het betreft hier enerzijds een verhoging van de administratieve lasten, o.a. als gevolg van de introductie van een fiscale regeling voor verlofsparen, en anderzijds een verlaging door de set van maatregelen in het kader van het belastingplan 2002. Per saldo is de hoogte van de administratieve lasten in 2001 grosso modo gelijk gebleven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
56
Algemene toelichting bij de rekening
De lopende beleidsontwikkelingen zijn: – Uitwerking voorstellen onderzoek administratieve verplichtingen uitvoeringsbesluiten/-regelingen. Het complex van fiscale uitvoeringsbesluiten en -regelingen is in 2001 bezien op vereenvoudiging en terugdringing van administratieve lasten. De resultaten van deze exercitie zijn inmiddels aan de Tweede Kamer gemeld. De voorstellen zullen zoveel als mogelijk in de loop van 2002 worden gerealiseerd. – Stroomlijning loonheffing en werknemersverzekeringen. De invulling van de voorgenomen stroomlijning van de heffingsgrondslag tussen de loonheffing en de werknemersverzekeringen bevindt zich in de wetgevende fase. Een wetsvoorstel voor de invulling op fiscaal terrein wordt in het voorjaar van 2002 aan de Tweede Kamer toegezonden. – Gebruik van informatie- en communicatietechnologie. Via inrichting van het project «frontoffice» en door uitrol van de producten van het project Elektronische Heerendiensten wordt gewerkt aan vergemakkelijking en versnelling van het proces van aangifte doen en betalen van omzet- en loonbelasting en aan de inrichting van een elektronische dienst voor informatievragen van ondernemers. Het betreft hier een meerjarenproject, waarvan naar verwachting in 2002 de eerste resultaten bij ondernemers zichtbaar worden.
6.4.2 Kwantificering administratieve lasten niet-fiscaal Het voornemen is om begin 2002 een onderzoek uit te voeren naar de administratieve lasten voor banken onder meer voortvloeiend uit de Wet toezicht kredietwezen. Hierover is nauw overleg gaande met De Nederlandse Bank (DNB). In samenwerking met DNB en een extern onderzoeksbureau zal een nulmeting worden gemaakt en een rekenmodel worden ontwikkeld teneinde ook de administratieve lasten van nieuwe wet- en regelgeving te kunnen kwantificeren.
Ontwikkelingen in 2001 Binnen het beleidsproces is het bewustzijn voor administratieve lasten voortvloeiende uit beleid en wet- en regelgeving een integraal onderdeel. De wijze waarop het beleidsproces is ingericht, met een vaste consultatie van onder meer de representatieve organisaties van de marktpartijen, waarborgt dat signalen over het niveau van administratieve lasten serieus worden meegewogen bij het vormgeven van het beleid. Bij het ontwerpen van nieuwe toezichtwet- en regelgeving is in 2001 aandacht besteed aan de omvang van de daaruit voortvloeiende administratieve lasten. Voorbeelden van wet- en regelgeving die door Actal zijn doorgelicht op administratieve lasten zijn: – Financiële bijsluiter (stroomlijning informatiebepalingen Wtk 1992 en Wck) – Implementatie aanbevelingen werkgroep Traas – Wet op de geldtransactiekantoren – Wijziging Wet MOT/Wif 1993 in verband met meldplicht handelaren in goederen van grote waarde – Actualisatie en harmonisatie financiële toezichtwetten – Wetsvoorstel effectentypisch toezicht – Wetsvoorstel transparantie bezoldiging en effectenbezit bestuurders en commissarissen – Bedrijfseconomisch toezicht op instellingen die elektronisch geld uitgeven
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
57
Algemene toelichting bij de rekening
–
Wijziging jaarverslaggeving verzekeraars
De beleidsvoornemens voor 2002 en verder zijn: – De hervorming van de institutionele organisatie van het financieel toezicht. Na instemming van de Tweede Kamer met het hervormingsvoorstel van het Kabinet, zal in 2002 het sectorale toezichtmodel worden omgezet in een zogenaamd functioneel toezichtmodel (één toezichthouder richt zich óf op de soliditeit van onder toezicht staande instellingen óf op hun gedrag in de markt en ten opzichte van de consument). In 2002 zal in dit kader het plan worden gepresenteerd van de gelieerde toekomstige juridische aanpassingen. – Het functionele toezichtmodel dient de doeltreffendheid van het toezicht. Overlap in werkzaamheden van toezichthouders en bijbehorende administratieve lasten kunnen in dit model worden vermeden (voorbeeld: de Nederlandse Bank en de Pensioen- & Verzekeringskamer zullen nauw samenwerken op prudentieel terrein en in dat verband gezamenlijk optreden richting financiële conglomeraten). – In het kader van de brede herziening van de Wet melding zeggenschap worden de bestaande meldingplichten kritisch bezien en worden meldingen vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien hoe het one-stop meldingssyteem, waarbij meldingen onder de ene wet tevens dienst doen als meldingen onder de andere wet, en het gebruik van ICT-mogelijkheden verder kunnen worden ontwikkeld. – Voor het houden, verwerven of vergroten van een gekwalificeerde deelneming in of door een kredietinstelling, en in een verzekeraar of effecteninstelling is een verklaring van geen bezwaar benodigd. In 2002 zal worden bezien worden in welke gevallen dit niet langer noodzakelijk is, waarmee een aanzienlijk lastenverlichting voor financiële instellingen kan worden gerealiseerd. – Voorts zal in 2002 een blijvende aandacht zijn voor toezichthouderoverstijgende onderwerpen en consistentie via de Raad van Financiële Toezichthouders. Deze Raad zal, als gevolg van de intrede van het functionele toezichtmodel, in 2002 te maken krijgen met een duidelijk beperktere rol.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
58
Algemene toelichting bij de rekening
7 BEDRIJFSVOERING 7.1 Personeel
7.1.1 Kernministerie Ziekteverzuim Tabel 7.1: Doelstelling en realisaties 2001 ziekteverzuim kernministerie (in%)
Ziekteverzuim
Doel
Realisatie
–
5,0%
Tabel 7.2: Realisaties 1997–2001 ziekteverzuim en meldingsfrequentie kernministerie
Ziekteverzuim (%) Meldingsfrequentie (per jaar)
1997
1998
1999
2000
2001
4,2 1,78
4,8 1,86
5,4 1,64
5,9 1,62
5,0 1,54
In 2001 is voor de sector rijk het zogenaamde ARBO-convenant afgesloten. Daarin zijn belangrijke taakstellingen opgenomen op het gebied van intensivering van preventie van ziekteverzuim en reïntegratie van zieke medewerkers binnen departementen. Met inachtneming daarvan is binnen het kerndepartement in 2001 een departement-breed plan van aanpak Risico Inventarisatie- en Evaluatie (RI&E) opgesteld waarin maatregelen zijn opgenomen om deze taakstellingen te realiseren. De speerpunten daarin zijn: – inzet reïntegratiebegeleiding om langdurig zieken sneller en gerichter te kunnen reïntegreren (aantrekken reïntegratiemanager; realisatie begin 2002; kosten gedekt door BZK); – follow-up RSI-beleid: realisatie RSI-site en ontwikkelen meerjarenplan RSI (kosten 2001: inzet extern bureau, meer kosten volgen in 2002); – Ongewenste omgangsvormen. Per directoraat is overigens ook een plan van aanpak RI&E gerealiseerd. Daarin wordt ingespeeld op knelpunten per directoraat.
Emancipatie Tabel 7.3: Doelstelling en realisaties 2001 emancipatie kernministerie (in%)
Emancipatie Vrouwen in personeelsbestand Vrouwen in schaal 10 en hoger Vrouwen in schaal 12 en hoger
Doel
Realisatie
33% 20% –
36% 27% 22%
In 2001 is de aandacht vooral gericht geweest op de aanpak van de gendermainstreaming van het reguliere beleid. In dat verband is onder meer aangevangen met het zoeken naar mogelijkheden om de genderdeskundigheid binnen Financiën te vergroten. Daarnaast heeft Financiën zichzelf voor deze kabinetsperiode een nieuwe, 5e emancipatietaakstelling
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
59
Algemene toelichting bij de rekening
opgelegd: de uitvoering van een emancipatie-effectrapportage (EER) op de Verkenning belasting- en premieheffing. Tot de uitvoering van deze EER is eind 2001 de opdracht verleend aan de Universiteit van Amsterdam. Naar verwachting zal de EER eind april 2002 afgerond zijn. Ook heeft een herijking plaatsgevonden van de structuur en opzet van de emancipatiecommissie. De organisatie en taak van de commissie is volledig in lijn gebracht met het advies van de Interdepartementale Werkgroep Mainstreaming van juni 2001. Begin 2002 is een vernieuwde emancipatiecommissie van start gegaan, die het proces van mainstreaming mede begeleidt en bewaakt. Per 31 december 2001 was het aandeel vrouwen 36% in het totale personeelsbestand en voor medewerkers in schaal 10 en hoger was het aandeel vrouwen 27%. Werken in deeltijd wordt voor zowel mannen als vrouwen gefaciliteerd en er wordt kinderopvang aangeboden. Het percentage medewerkers dat in deeltijd werkt bedraagt in 2001 17,5%. Dat percentage is min of meer gelijk aan dat van het jaar 2000. Het aantal medewerkers dat gebruik maakt van kinderopvang is gestegen van 135 naar 176. Het aantal kinderen waarvoor kinderopvang is aangevraagd is gestegen. In totaal gaat het om 294 kinderen, verdeeld over 186 plaatsen in kinderdagverblijven, 16 buitenschoolse en 83 naschoolse opvangplaatsen en 29 plaatsen in gastoudergezinnen. Er zijn 20 kinderen die gebruik maken van een kinderdagverblijf en buitenschoolse/naschoolse opvang of gastoudergezin.
Gehandicaptenbeleid Per 1 januari 1998 is de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (REA) van kracht geworden. Op grond van deze wet is het streefpercentage gehandicapten verlaten. Het kernministerie onderneemt inspanningen om in samenwerking met de Arbo-dienst zieke medewerkers te reïntegreren in het arbeidsproces. Een en ander conform de wet REA. Allochtonenbeleid Doel van de Wet SAMEN (Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden) is het terugdringen van de onevenredig grote werkloosheid onder minderheden. De wet vereist dat een afzonderlijke personeelsregistratie op dit terrein wordt gevoerd en dat het jaarverslag wordt voorgelegd aan de ondernemingsraden en vervolgens wordt gedeponeerd bij het Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening (RBA). Binnen Financiën is gekozen voor de registratiemethode van het geboortelandprincipe. Tabel 7.4: Doelstellingen en realisatie arbeidsdeelname allochtonen kernministerie *
Schaal 1–2 Schaal 3–5 Schaal 6–8 Schaal 9 en hoger
Doel evenredige Arbeidsdeelname**
Realisatie 1999
Realisatie 2000
39% 20% 12% 7%
n.v.t. 17% 12% 7%
n.v.t. 16% 15% 6%
* Betreft realisatiecijfers 2000; cijfers over 2001 zijn niet voor medio 2002 beschikbaar. ** Bron percentages: Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening Haaglanden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
60
Algemene toelichting bij de rekening
Aangezien er bij het kernministerie geen medewerkers in de schaal 1–2 werkzaam zijn, is het niet mogelijk de RBA-norm toe te passen. In de schalen 3–5 blijft Financiën 4% onder de gestelde norm. In de schalen 6–8 scoort Financiën daarentegen 3% hoger dan de norm.
Arbeidsmarkt In 2001 is het arbeidsmarktbeleid van Financiën verder geprofessionaliseerd. Er is een nieuwe strategie opgesteld met als doel het ministerie eenduidig en als een aantrekkelijke werkgever te positioneren. Conform de strategie en de huisstijl is in samenwerking met een communicatiebureau een nieuwe, meer eigentijdse, arbeidsmarktcampagne ontwikkeld. Hierin staat de informatiebehoefte van de doelgroepen centraal. De lijn bevat naast advertenties, een bedrijfsprofiel, doelgroepenfolders en een nieuwe stand voor bedrijven- en banendagen. De internetsite zal begin 2002 worden aangepast. Eind 2001 is ook de rijksbrede imagocampagne van BZK van start gegaan, die het werken bij het rijk in algemene zin promoot. Financiën is hier in de afstemmingsfase bij betrokken geweest. Begin 2001 zijn drie recruiters in dienst getreden, zij hebben de contacten met universiteiten, studie- en studentenverenigingen geïntensiveerd. Ook hebben zij tientallen banendagen bezocht en inhousedagen georganiseerd. Verder spelen zij een belangrijke rol in de open sollicitatieprocedure, die medio 2001 is herzien. Financiën heeft in 2001 twee open dagen georganiseerd. Naast de jaarlijkse open dag in oktober vond in mei de FinanciënEconomische Zaken dag plaats. 60 studenten hebben deze dag bezocht. In december is voor de tweede keer de Grote Financiënprijs uitgereikt aan de student met de beste scriptie op financieel-economisch terrein. De arbeidsmarktactiviteiten hebben ertoe geleid dat in 2001 in totaal 268 medewerkers in dienst en 161 medewerkers uit dienst zijn getreden. De bezetting ultimo 2001 bedroeg 1735 fte.
Leeftijdsbewust personeelsbeleid Het ministerie van Financiën neemt deel aan de projectgroep «40+ werkt». Het «project 40+ werkt» heeft als doel ervaring op te doen wat betreft de bevordering van arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Zo kan worden bekeken welke kansen en knelpunten zich voordoen bij het toepassen van bepaalde instrumenten. Eén van de onderdelen van dit project is gericht op het bevorderen van de mobiliteit van ouderen: het zgn. «mobiliteitsplan 40 +». Het gaat bij dit project niet alleen om het realiseren van (een hogere) mobiliteit van oudere werknemers binnen de rijksoverheid, maar ook om het opdoen van ervaringen met het mobiel maken van oudere werknemers. Inmiddels zijn zowel de decentrale P&O-afdelingen als de medewerkers voorgelicht over het bestaan van het mobiliteitsplan 40+. Het project wordt in 2002 vervolgd. Integriteit Binnen het ministerie van Financiën worden op verzoek, doorlichtingen op kwetsbare functies met betrekking tot integriteitaantastingen (met name fraude en corruptie) bij dienstonderdelen verricht. Beoordelen en belonen In 2001 is het beloningsbeleid vernieuwd. In het nieuwe beloningsbeleid wordt een directe relatie gelegd tussen de beoordeling en de jaarlijkse beloningsbeslissing. De relatie houdt in dat er een beoordeling ten grondslag moet liggen aan de beloningsbeslissing. Voorts houdt de relatie in dat de uitkomst van de beoordeling bepalend is voor het al dan niet
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
61
Algemene toelichting bij de rekening
krijgen van een beloning, waaronder nu ook de periodiek wordt geschaard. Daarnaast zijn de specifieke werkcontext (bijzondere inzet/ resultaten) en arbeidsmarktpositie van de betrokkene relevant. Dit zal de transparantie van het beloningsbeleid bevorderen. Of daadwerkelijk een beloning wordt toegekend, is een beslissing van het bevoegd gezag.
7.1.2 Belastingdienst Het personeelsbeleid is erop gericht te bewerkstelligen dat de Belastingdienst voortdurend beschikt over voldoende, deskundige en betrokken medewerkers. Een juiste inzet van mensen en middelen moet resulteren in een effectieve bedrijfsvoering. De doelstellingen voor het jaar 2001 voor personeelsbeleid: – Het verwerven en behouden van een concurrerende positie op de arbeidsmarkt; – Het onderhouden, verder ontwikkelen en verbreden van competenties van medewerkers; – Het decentraliseren en differentiëren van de arbeidsvoorwaarden; – Het realiseren van een efficiënte inzet van het personeel; – Het bevorderen van personeelsmotivatie; – Goed functionerend medezeggenschap.
Het verwerven en behouden van een concurrerende positie op de arbeidsmarkt Dit gebeurt door middel van actieve arbeidsmarktcommunicatie en het bieden van concurrerende arbeidsvoorwaarden. De campagne «werk waar je trots op bent» is succesvol. Het afgelopen jaar kon een groot aantal vacatures 82,6% tijdig, d.w.z. binnen 3 maanden worden bezet. Een arbeidsmarktpositie kan echter alleen behouden blijven als er een continue instroom van nieuw personeel plaatsvindt. Om die reden wordt voor een aantal functies continu geworven. De Belastingdienst is nauw betrokken bij de arbeidsmarktcampagne van de sector rijk. Via de websites www.werkenbijdeoverheid.nl en www.werkenbijhetrijk.nl zijn alle vacatures binnen de Belastingdienst raadpleegbaar. Sturen op competenties en de kwaliteit van het personeel De Belastingdienst stimuleert medewerkers over de grenzen van de huidige functie heen te kijken en deskundigheden (competenties) te onderhouden en te ontwikkelen. Uitgangspunt hierbij is dat de medewerker architect van de eigen loopbaan is. Ook wordt gestreefd naar het bevorderen van dynamiek in de personeelsbezetting. Aan interne mobiliteit en passende opleidingsprogramma’s wordt daarbij een zwaardere betekenis toegekend dan aan uitstroombeleid. De kwaliteit wordt bewaakt met personeelsbeoordelingen (inclusief inschatting potentieel en loopbaanmogelijkheden) en het stimuleren van permanente educatie/ personeelsontwikkeling, onder meer door het bieden van studiefaciliteiten. De studiefaciliteiten zijn aanzienlijk verruimd. Medewerkers kunnen, onder voorwaarden, tot 100% van de gemaakte studiekosten vergoed krijgen. Mobiliteit wordt bevorderd door Belastingdienstmedewerkers de mogelijkheid te bieden om te solliciteren naar functies, ook wanneer niet wordt voldaan aan de formele opleidingseis in de vorm van een diploma.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
62
Algemene toelichting bij de rekening
Decentralisatie en differentiatie van de arbeidsvoorwaarden De Belastingdienst vormt een onderdeel van de sector rijk. Bevoegdheden voor het toepassen van arbeidsvoorwaarden worden stelselmatig zo laag mogelijk in de organisatie neergelegd. In 2001 is een impuls gegeven aan het bijzonder belonen. Dit houdt in een verruiming van het budget voor flexibele beloning, de doelgroep en de beloningsvarianten. Het realiseren van een efficiënte inzet van het personeel Dit gebeurt door het sturen op tijdsbesteding en gerealiseerde resultaten, door bestrijding van vermijdbaar ziekteverzuim, door het snel opvullen van vacatures en door het stimuleren van onderlinge uitlening van personeel, dan wel het flexibel inzetten van personeel. Toch blijkt het niet overal mogelijk om vacatures tijdig en adequaat te bezetten. In die situaties biedt het verplaatsen van werk naar organisatieonderdelen waar een adequate bezetting is een oplossing. Ziekteverzuim De Belastingdienst moet zich profileren als een organisatie die in het optimaliseren van de arbeidsomstandighedenzorg verder gaat dan uitsluitend het zorgen voor veiligheid, gezondheid en welzijn van de medewerkers op de werkplek. Preventie blijft een belangrijk sleutelwoord. In de komende periode wordt de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid verder bij de eenheden en de directies neergelegd. Tabel 7.5: Kengetallen Ziekteverzuim
Ziekteverzuim
1997
1998
1999
2000
2001
5,6%
6,6%
7,1%
7,4%
7,4%
Het ziekteverzuim in de Belastingdienst is in 2001 stabiel gebleven op 7,4%. Als algemene doelstelling voor 2001 was geformuleerd dat het verzuimpercentage 0,5 procentpunt lager moest liggen dan het jaar daarvoor. De doelstelling is daarmee niet gehaald. In het afgelopen jaar is kritisch gekeken naar mogelijke verbeteringen en aanvullingen op het verzuimbeleid van de Belastingdienst. Uit intern onderzoek is gebleken dat het beleid enkele aanpassingen behoeft. Het verzuimbeleid moet nadrukkelijker worden verbonden met het reguliere personeelsbeleid. In het komende jaar zal dit in de organisatie worden ingebed. Op lokaal niveau zijn projecten gestart voor preventie en een versnelde reïntegratie van (langdurig) zieke medewerkers. Hiervoor zijn in het kader van het Arboconvenant sector Rijk middelen beschikbaar gesteld. In 2001 heeft een nulmeting werkdruk plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan zijn op lokaal niveau afspraken gemaakt inzake de beheersing van de werkdruk. Begin 2002 zal opnieuw een werkdrukmeting worden gehouden om de voortgang te beoordelen. Ook heeft voor alle medewerkers een voorlichtingscampagne over RSI plaatsgevonden Er zijn instrumenten ontwikkeld om klachten en uitval door RSI tot een minimum te beperken. Begin 2002 wordt een pauzesoftwareprogramma geïntroduceerd.
Gehandicapten (REA) In het kader van het arboconvenant sector rijk zijn in 2001 acties ondernomen om te komen tot versnelde reïntegratie van zieke medewerkers en arbeidsgehandicapten. Daartoe is Rijksbreed een contract afgesloten met
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
63
Algemene toelichting bij de rekening
een reïntegratiebedrijf (Loyalis). Het reïntegratiebedrijf zal ook voor de Belastingdienst een aantal cases in behandeling nemen, betreffende medewerkers die langer dan 3 maanden ziek zijn en niet enkel somatische klachten hebben. Het in behandeling nemen houdt in dat het reïntegratiebedrijf per casus een reïntegratieplan opstelt en, indien van toepassing, de subsidieaanvraag op grond van de wet REA verzorgt. Het doel is om de medewerkers in korte tijd te laten reïntegreren op de eigen werkplek, elders in de organisatie of buiten de organisatie. Het project is in het vierde kwartaal van 2001 gestart en zal in 2002 doorgang vinden. Resultaten zijn nog niet bekend.
Het bevorderen van de personeelsmotivatie Zorg voor de motivatie van medewerkers is van groot belang voor het succesvol opereren van de organisatie. Dit vraagt om aandacht voor de behoeften, waarden en doelen van de individuele medewerker. In het afgelopen jaar is onderzocht wat (potentiële) medewerkers van de Belastingdienst boeit en bindt. In 2001 zijn onder de noemer «I ? Tax» drie dagen georganiseerd waarin medewerkers de plussen en minnen van het werken bij de Belastingdienst hebben besproken met de dienstleiding. Deze dagen hebben geresulteerd in een «top 10» van knelpunten. De dienstleiding heeft een actieplan opgezet om deze knelpunten snel weg te nemen. Medezeggenschap Het goed functioneren van de medezeggenschap moet in principe in de dagelijkse praktijk een punt van aandacht zijn van alle betrokken partijen. Het onderhouden van de betrokkenheid van de medewerkers vraagt om het consequent voeren van werkoverleg en het ruimte geven aan medezeggenschap. In 2001 heeft dit onderwerp geen extra aandacht gevraagd. Wel is een start gemaakt met de gedachtevorming over een nieuwe medezeggenschapstructuur per 2003, die past bij de nieuwe organisatie. In 2002 zal hierover besluitvorming plaatsvinden. Emancipatie Tabel 7.6: emancipatie
Emancipatie: – vrouwen in personeelsbestand – vrouwen in schaal 10> – vrouwen in schaal 12>
1997
1998
1999
2000
2001
27,5% 13,0%
28,0% 13,9%
28,1% 14,4%
29,0% 14,5% 6,1%
30,4% 14,4% 6,0%
In 2001 zijn op dit gebied binnen de Belastingdienst vooral op lokaal niveau initiatieven ontplooid. Het betreft hier activiteiten als loopbaantrainingen voor vrouwen, het creëren van duobanen en het organiseren van en/ of deelnemen aan vrouwennetwerkdagen en -congressen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
64
Algemene toelichting bij de rekening
Etnische minderheden (SAMEN) Tabel 7.7: Etnische minderheden 1997 Etnische minderheden (SAMEN)
1998
1999
2000
2001
6,0%
6,3%
6,9%
7,1%
In 2001 is het project «Interculturalisatie Belastingdienst/ communicatie en opleidingen» gestart. Dit project, dat loopt van 1 september 2001 tot 1 september 2004, is het vervolg op het project allochtonenbeleid. Doelstelling van het (vervolg)project is o.a. het ontwikkelen en beschikbaar stellen van instrumenten en methoden die de (nieuwe) allochtone medewerkers van de Belastingdienst ondersteunen en stimuleren, ter voorkoming en bestrijding van een eventuele achterstandspositie. Concrete deelprojecten zijn: – Werkbelevingsonderzoek onder allochtone medewerkers – Werving, selectie en loopbaanadvies allochtonen – Interculturaliseren producten en diensten B/CKC – Standaardmodules Interculturalisatie – Interne berichtgeving over de multiculturele Belastingdienst. In 2001 is het boek «Met andere ogen; wonen en werken in multicultureel Nederland» (Coen Heijes) verschenen, waarin allochtone medewerkers van de Belastingdienst hun beeld geven van de Nederlandse samenleving in het algemeen en werken bij de Belastingdienst in het bijzonder. 7.2 Organisatie
7.2.1 Kernministerie & Domeinen Als uitvloeisel van het veranderproces zijn in 2001 de nieuwe organisatie en formatie voor Domeinen vastgesteld. Doel is Domeinen te transformeren naar een professionele organisatie en de vanzelfsprekende partner voor overheidsorganisaties te laten worden op het gebied van vastgoed en bij de verkoop en bewaring van roerende goederen. De sturing is gericht op het laten aansluiten van de producten en diensten bij de wensen van de klant. De volgende stap is om Domeinen met ingang van 1 januari 2004 om te vormen tot baten-lastendienst. Deze manier van werken biedt kansen om meer resultaatgericht te werken door een beter inzicht in kosten en opbrengsten per product. Ter voorbereiding is onder meer eind 2001 de aanbesteding afgerond van een nieuw geautomatiseerd bedrijfsinformatiesysteem, dat de bedrijfsprocessen van Domeinen, zoals het beheren en registreren van de eigendommen van de staat en het verkopen van overtollige roerende en onroerende zaken, beter ondersteunt. Doelstelling is om per 1 januari 2003 proef te draaien als batenlastendienst.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
65
Algemene toelichting bij de rekening
7.2.2 Belastingdienst Straks De reorganisatie van de Belastingdienst in het begin van de jaren negentig heeft geleid tot een inrichting waarbij de integrale klantbehandeling van doelgroepen het uitgangspunt is. In 1997 is binnen de Belastingdienst het zogenoemde Strax traject ingezet. Hiermee is een geleidelijke vorm van organisatieverandering ingezet. Het Strax traject heeft vanaf 1998 onder meer geresulteerd in een aantal samenwerkingsprojecten op operationeel niveau waaronder pilots voor een gecombineerde klantendienst en het instellen van kennisgroepen in de fiscaal-technische sfeer – ter borging van de eenheid van beleid en uitvoering. Ook is per 1 januari 2000 het Belastingdienst/Centrum voor Proces- en productontwikkeling ingesteld, met als hoofdtaak het gecoördineerd ontwerpen van informatiesystemen en werkmethoden voor de Belastingdienst. Per 1 januari 2002 kunnen alle soorten belastingplichtigen in negen grote steden terecht bij één loket van de Belastingdienst voor eerste-lijns dienstverlening. In het afgelopen jaar zijn voorbereidingen getroffen voor deze gecombineerde klantendiensten. In 2001 zijn voorbereidingen getroffen voor een nieuwe bestuurlijke structuur die vanaf 2003 operationeel zal zijn. Hoofdlijn van de nieuwe structuur is de bestuurlijke opschaling, die ontstaat door een fusie van huidige eenheden tot kantoren met een gemiddelde omvang van 1500 medewerkers én met een regionale spreiding over het land. Tevens worden de taken van de huidige doelgroepdirecties grotendeels belegd bij de kantoren. Het gevolg is, dat de doelgroepdirecties worden opgeheven. De leiding van de Belastingdienst komt te liggen bij de Groepsraad. Daarin participeren het Managementteam Belastingdienst en de managementteams van de 17 belasting-/ douanekantoren en de 6 overige kantoren/facilitaire bedrijven. De dagelijkse leiding van de Belastingdienst ligt bij het managementteam. Het doel van deze veranderingen in de bestuurlijke structuur is om de slagkracht van de organisatie zowel in het operationele proces als in de innovatie van werkmethoden, klantbehandeling en informatiesystemen te verhogen. Integrale en risicogerichte klantbehandeling – de één-loketgedachte – en evenredige aandacht voor de doelgroepen particulieren, ondernemingen, zeer grote ondernemingen en douane blijven de uitgangspunten bij de inrichting van de belasting- en douanekantoren. Het Automatiseringscentrum (B/AC) en de Centrale Beheereenheden in Apeldoorn ondersteunen en adviseren de Belastingdienst op ICT-gebied. In 2001 is een reorganisatie van deze organisatieonderdelen voorbereid. Vanaf 1 november 2001 is het migratietraject gestart. Formeel zijn het B/AC en delen van de Centrale Beheereenheden per 1 januari 2002 ondergebracht in het nieuwe Centrum voor Informatie- en Communicatietechnologie (B/CICT). Hiermee zijn de ontwikkeling en de exploitatie van automatiseringssystemen in één organisatie ondergebracht. De resterende delen van de Centrale Beheereenheden gaan per 1 juli 2002 op in het nieuwe kantoor Centrale administratie (B/CA), dat de uitvoering van de Massale Processen van de Belastingdienst gaat verzorgen.
Operationele structuur Registratie en Successie (R&S) Op 1 januari 2001 zijn de werkstromen van de R&S eenheden overgegaan naar de eenheden Particulieren en (Grote) Ondernemingen. Vooral in de eerste maanden heeft de overgang van de geautomatiseerde systemen tot de nodige uitvoeringsproblemen geleid. Daarnaast waren er bezettings-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
66
Algemene toelichting bij de rekening
problemen op de eenheden. De problemen leidden tot achterstanden in het opleggen van aanslagen successie- en schenkingsrecht. Door extra inspanningen in het laatste kwartaal is deze gedeeltelijk ingelopen. De achterstand heeft geleid tot een lagere kasopbrengst successierecht in 2001. De verwachting is dat deze in 2002 zal worden ingelopen.
Comptabiliteit Begin januari 2001 werd de comptabiliteit geconcentreerd in 15 regionale afdelingen. In het eerste halfjaar ontstonden achterstanden in de behandeling van het bank- en giroverkeer. Oorzaak was de kwantitatief en kwalitatief magere bezetting, doordat niet altijd vanuit de donoreenheden de ervaren medewerkers zijn mee overgekomen. Ook de uitvoering van de interne controle, zowel kwalitatief als kwantitatief, bleef achter. Er wordt nu gewerkt om de interne controle op het gewenste niveau te brengen ten aanzien van frequentie, onafhankelijke uitvoering en audittrail. 7.2.3 Resultaten primaire processen Belastingdienst Resultaten 2001 in kengetallen In deze paragraaf wordt de effectiviteit en de doelmatigheid van het primair proces van de Belastingdienst toegelicht aan de hand van drie strategische kengetallen. Deze kengetallen geven de ontwikkelingen van het primaire proces op hoofdlijnen aan. Hierbij wordt aangesloten bij de indeling van het primaire proces in drie hoofdprocessen: – dienstverlening. Het doel voor dienstverlening is «snel en op maat»; – intensief toezicht en opsporing. Het doel is precies die aandacht per klant als nodig is gelet op fiscaal belang en risico; – massale, logistieke processen. Het doel is een snelle en foutloze afhandeling, een goede selectie van aangiften voor behandeling in het proces intensief toezicht en een procesgang tegen de laagste kosten. In aansluiting op deze driedeling is de naam van het kengetal bedrijfsprocessen gewijzigd in kengetal massale processen. Hoewel in dit kengetal ook onderdelen zijn meegenomen die betrekking hebben op de andere processen, wordt de uitkomst voor het grootste deel bepaald door de massale processen. Na invoering van het baten- en lastenstelsel zullen alle kengetallen worden geëvalueerd. Grafiek 7.1 geeft de ontwikkeling weer van de kengetallen dienstverlening, toezicht en opsporing en massale processen. De cijfers van de kengetallen zijn geïndexeerd, waarbij 1995 het basisjaar is. De uitkomsten worden in de tabellen vergeleken met de uitkomsten van het jaar 2000. Met pijlen wordt aangegeven of de waarden hoger of later uitkomen dan in 2000. De Belastingdienst heeft voor het jaar 2001 geen gewenste streefwaarden geformuleerd voor de kengetallen. Wel zijn in het Bedrijfsplan 2002–2006 van de Belastingdienst voor het eerst ramingen opgenomen voor de uitkomst van deze kengetallen voor het jaar 2001. Deze ramingen zijn als vergelijking in de laatste kolom van de tabel weergegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
67
Algemene toelichting bij de rekening
Grafiek 7.1: Strategische kengetallen
120
115
110
105
100
95
90 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Uit de grafiek blijkt dat de resultaten van toezicht en opsporing zijn verbeterd. Dat is te danken aan betere selectie en aan de effecten van extra investeringen in en een verdere intensivering van de fraudebestrijding. Bij het kengetal dienstverlening is sprake van een daling. Die doet zich voor in de ervaren bereikbaarheid en het percentage afgehandelde telefoongesprekken. Een belangrijke oorzaak is de toename van het telefoonverkeer als gevolg van de Belastingherziening 2001. Het kengetal massale processen geeft de productiviteit en de snelheid van de Belastingdienst weer. Dit kengetal is licht gedaald in 2001. Gezien de extra inspanningen die geleverd zijn op het gebied van opleiding en voorlichting om de Belastingherziening 2001 te doen slagen is dit een bevredigend resultaat. Tabel 7.9: Geïndexeerde ontwikkeling aantal belastingplichtigen
Belastingplichtigen w.v. Particulieren w.v. Ondernemingen
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
100 100 100
107 107 106
112 112 111
114 112 115
114 111 120
119 116 124
125 121 132
Na het kengetal compliance wordt nader ingegaan op deze kengetallen.
Kengetal compliance Welk deel van de belastingontvangsten komt binnen zonder bemoeienis van de Belastingdienst? Met andere woorden: in welke mate leven burgers en bedrijfsleven vrijwillig de fiscale verplichtingen na? De Belastingdienst rekent het bevorderen van de compliance tot zijn kerntaak. Daarom is een kengetal in ontwikkeling om de mate van compliance inzichtelijk te maken. Aangezien geen betrouwbare metingen bestaan over de omvang van misbruik en oneigenlijk gebruik ( M&O), is het kengetal
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
68
Algemene toelichting bij de rekening
beperkt tot de bij de Belastingdienst bekende gegevens. Over 2001 is begonnen met de berekening voor de financieel belangrijkste middelen, de loonheffing en de omzetbelasting. Dit betreft een groot deel van de ontvangsten. Compliance valt in drie delen uiteen: het aangiftegedrag, het invulgedrag en het betaalgedrag1. In 2001 deed 96,3% van de belastingplichtigen op tijd aangifte voor de genoemde middelen. Van alle bedragen in de aangiften was 99,3% correct ingevuld. Ten slotte is van alle betalingen 96,6% op tijd binnen. De compliance wordt hieruit berekend door de drie onderdelen met elkaar te vermenigvuldigen: compliance = aangiftegedrag x invulgedrag x betaalgedrag. In de onderstaande grafiek wordt de mate van non-compliance op de drie genoemde onderdelen weergegeven. Als bijvoorbeeld de compliance op betaalgedrag 96,5% is, dan is de non-compliance 3,5%, namelijk 100% (het maximum haalbare) min 96,5%. Dit wordt in de grafiek voor alle drie de onderdelen weergegeven. De totale oppervlakte van de grafiek geeft een idee van de omvang van de non-compliance: hoe groter het oppervlak, hoe groter de non-compliance, en dus hoe slechter de compliance. Grafiek 7.2: Compliance voor de LH en OB
Invulgedrag 0,04 000 00
0,04 Aangiftegedrag
0,04 Betaalgedrag
De score voor de compliance bedraagt voor de LH en de OB samen 92,4% (2000: 92,8%). Op alle drie de componenten vertonen de cijfers slechts marginale wijzigingen ten opzichte van het voorgaand jaar. Ook de berekeningen per middel vertonen slechts geringe fluctuaties.
1
aangiftegedrag d.w.z. welk deel van de aangiften wordt tijdig ingediend; invulgedrag d.w.z. welk deel van de aangegeven bedragen is juist; en betaalgedrag d.w.z. welk deel van de betalingen komt tijdig binnen.
Kerncijfers dienstverlening De kerncijfers dienstverlening schetsen een beeld van de prestaties van de Belastingdienst op terrein van dienstverlening. De doelstelling dienstverlening snel en op maat – wordt gemeten met behulp van zes kerncijfers: ervaren snelheid, (telefonische) bereikbaarheid, nakomen van afspraken, duidelijkheid van correspondentie, het aantal afgehandelde telefoongesprekken ten opzichte van het aantal aangeboden telefoongesprekken en het tijdig afdoen van aangiften en bezwaarschriften. De gegevens voor de eerste vier kerncijfers worden ontleend aan de resultaten van enquêtes die jaarlijks onder belastingplichtigen worden gehouden (Fiscale Monitor).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
69
Algemene toelichting bij de rekening
De overige twee cijfers zijn afkomstig uit interne registraties. De zes kerncijfers zijn geïndexeerd, waarbij 1995 het basisjaar vormt. De index dienstverlening is opgebouwd uit het gemiddelde van de zes kerncijfers. Tabel 7.10: Index dienstverlening
Ervaren snelheid Bereikbaarheid Nakomen afspraken % afgehandelde telefoongesprekken Tijdigheid afdoen aangiften en bezwaarschriften Duidelijkheid correspondentie Index
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Raming 2001
100 100 100
109 104 108
117 107 108
125 101 109
130 106 109
131 99 105
132 91 102
133 103 109
100
76
47
33
79
85
76
82
100
102
107
111
111
111
111
110
100 100
106 100
107 97
98 97
108 107
106 106
109 104
107 107
Het indexcijfer dienstverlening is 2 punten gedaald. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de kerncijfers voor dienstverlening. Daaruit blijkt dat de daling zich vooral voordoet bij de ervaren bereikbaarheid en het percentage afgehandelde telefoongesprekken. Het aspect ervaren snelheid blijft onveranderd hoog. In het vervolg wordt puntgewijs op de scores ingegaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
70
Algemene toelichting bij de rekening
Grafiek 7.3: Kerncijfers dienstverlening1
Ervaren snelheid 140 10 100 0
Duidelijkheid correspondentie
Bereikbaarheid
0 40 0 1
0
001
Tijdigheid afdoen aangiften en bezwaarschriften
Nakomen afspraken
% afgehandelde telefoongesprekken
1
De resultaten van de enquêtes die zijn gehouden onder particulieren, ondernemingen en douaneklanten zijn als één resultaat gepresenteerd.
–
De duidelijkheid van aangiftebiljetten, aanslagen en brieven De duidelijkheid van de correspondentie is enigszins toegenomen. Voor 80% tot 90% van de belastingplichtigen is het aangiftebiljet duidelijk. De biljetten leveren voor grote ondernemingen de minste problemen op (9% vindt ze niet zo duidelijk). Ondernemingen hebben relatief de meeste problemen met de duidelijkheid van het aangiftebiljet, 22% vindt het niet zo duidelijk. De aanslagen zijn voor 84% van de belastingplichtigen zeer of tamelijk duidelijk. De verschillende doelgroepen ontlopen elkaar hierin nauwelijks. De duidelijkheid van overige correspondentie beoordeelt ruim 75% van de ondervraagde belastingplichtigen positief.
–
Ervaren snelheid In elke doelgroep vindt minimaal twee derde van de belastingplichtigen dat de Belastingdienst aangiften tamelijk of zeer snel afhandelt. Hoewel de stijgende lijn op dit punt nog steeds in lichte mate doorzet, lijkt het zich langzamerhand te gaan stabiliseren. Het meest positief zijn de particuliere belastingplichtigen (81% vindt het tamelijk of zeer snel), het minst de ondernemingen (68% is deze mening toegedaan). Fiscaal adviseurs blijven wat negatiever gestemd: 58% is tevreden over het tempo. Over de termijn die de Belastingdienst nodig heeft om geld terug te storten, zijn met name particulieren en fiscaal adviseurs zeer tevreden (respectievelijk 90 en 83%). Ondernemingen, grote ondernemingen en douaneklanten zijn eveneens redelijk te spreken over het tempo: ongeveer tweederde van hen is tevreden. Ruim 60% (ondernemingen) tot ruim 70% (douaneklanten) van de doelgroepen beoordeelt de snelheid waarmee de Belastingdienst een vraag beantwoordt als tamelijk of zeer hoog. Fiscaal adviseurs houden er hieromtrent een minder positieve mening op na: 52% is tevreden. Het percentage
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
71
Algemene toelichting bij de rekening
belastingplichtigen met een positief oordeel over de snelheid waarmee vragen worden beantwoord is bij alle doelgroepen enigszins teruggelopen. –
Percentage afgehandelde telefoongesprekken Het aantal binnenkomende telefoongesprekken is met 1,1 mln. gestegen. Het percentage afgehandelde telefoongesprekken is gedaald van 66,7% (2000) naar 60,3%. In het begin van het jaar is de vraag naar telefonische informatie sterk gestegen, mede door de publiciteit over het nieuwe belastingstelsel. Met de op dat moment beschikbare menskracht en infrastructuur konden de eenheden niet aan deze vraag voldoen. Vooral in de piekperiode tot en met mei was de bereikbaarheid onder de maat. Voor de klantendiensten zijn extra middelen vrijgemaakt om deze stijging in de vraag op te vangen. Deze konden echter tijdens de piek in het eerste halfjaar nog niet worden ingezet. De verbetering van de bereikbaarheid in het tweede halfjaar was niet voldoende om de achterstand die in het eerste halfjaar was ontstaan, in te lopen.
In de loop van het jaar is verder een aantal verouderde telefooncentrales vervangen omdat deze niet voldoende mogelijkheden bieden voor de beheersing van een call center. Het aantal bellers van de Belastingtelefoon is toegenomen met 16%. Terwijl in 2000 het zwaartepunt in het laatste kwartaal zat (invoering VT2001), werd de Belastingtelefoon dit jaar juist in de aangiftecampagne gebeld. Tabel 7.11: Afgehandelde telefoongesprekken (exclusief Douane, in miljoenen) Telefoongesprekken Eenheden particulieren CBM Belastingtelefoon Totaal
Aanbod
Behandeld
Percentage
5,65 1,49 4,77
3,37 0,85 2,96
59,6 57,0 62,1
11,91
7,18
60,3
–
Telefonische bereikbaarheid Eenheden zijn volgens ruim 60% van de belastingplichtigen (tamelijk) makkelijk telefonisch te bereiken. Het meest tevreden hierover zijn douaneklanten (bijna 75% is tevreden), het minst de ondernemers (51% is tevreden). Het oordeel van grote ondernemingen, ondernemingen en particulieren over de telefonische bereikbaarheid is ten opzichte van eerdere metingen afgenomen. Bij douaneklanten is het oordeel al een aantal jaren constant. Fiscaal adviseurs blijven met 68% ontevreden het meest negatief in hun oordeel over de telefonische bereikbaarheid.
–
Nakomen afspraken Alle doelgroepen zijn positief over de manier waarop de Belastingdienst toezeggingen, zoals terugbellen of het toesturen van informatie, nakomt. De tevredenheid hierover varieert van 82% bij ondernemingen en douaneklanten tot 84% bij particulieren. Wanneer het gaat om het nakomen van meer inhoudelijke afspraken, is gemiddeld rond 90% van de belastingplichtigen tevreden. Zij vinden dat de Belastingdienst er goed in slaagt om afspraken na te komen. De
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
72
Algemene toelichting bij de rekening
grote ondernemers zijn met 93% het meest positief. In vergelijking met vorig jaar is de tevredenheid over het nakomen van afspraken iets afgenomen. –
Tijdigheid afgehandelde aangiften en bezwaarschriften Het percentage tijdig afgedane aangiften is fractioneel gestegen ten opzichte van 2000. In de tabel is dit door afrondingsverschillen niet zichtbaar. Van alle bezwaarschriften is 91% afgedaan binnen de gestelde termijn van zes weken.
Kerncijfers toezicht en opsporing De onderstaande figuur geeft inzicht in de ontwikkeling van de inspanningen en effecten op het gebied van toezicht en opsporing in de periode 1995–2001. Het basisjaar (1995) heeft de indexwaarde 100. Grafiek 7.4: Toezicht en opsporing
Aantal verwerkte renterenseignementen IH
Aantal correcties IB (excl. ambtshalve aanslagen)
Aantal administratieve controles Douane
Totaal gecorrigeerd belastingbedrag (IB, VpB, LB en OB
Aantal fysieke en scancontroles bij invoer en uitvoer
Aantal bekeuringen Douane
Aantal processen verbaal fiscale en douanezaken
Aantal veldtoetsingen
Aantal definitieve aanslagen IH
Invordering
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
73
Algemene toelichting bij de rekening
Uitgesplitst naar jaar is de ontwikkeling als volgt: Tabel 7.12: Kengetallen intensief toezicht en opsporing
Aantal correcties IB (excl. ambtshalve aanslagen) Totaal gecorrigeerd belastingbedrag (IB, VpB, LB en OB) Aantal bekeuringen Douane Aantal processen-verbaal fiscale en douane zaken Invordering Aantal definitieve aanslagen IH Aantal veldtoetsingen Aantal fysieke en scancontroles bij invoer en uitvoer* Aantal administratieve controles Douane Aantal verwerkte renterenseignementen IH Index
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Raming 2001
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
77 90 99 86 104 98 84 108 123 100 97
81 93 145 75 103 105 79 105 127 104 102
84 110 171 109 110 108 75 106 117 104 109
77 111 196 108 100 102 73 71 101 100 104
93 145 176 113 76 117 68 76 101 104 107
101 153 149 116 75 125 57 101 85 108 107
95 146 175 82 70 119 68 90 95 104 104
* Vanaf 1999 inclusief controles met de containerscanners.
Het totaal indexcijfer voor toezicht en opsporing is constant gebleven. Een daling vertonen de kencijfers «aantal bekeuringen Douane», «invordering», «aantal veldtoetsingen» en het «aantal administratieve controles Douane». Deze dalingen worden gecompenseerd door de stijgingen op de overige kengetallen. De grootste stijging deed zich voor bij het «aantal fysieke- en scancontroles bij invoer en uitvoer». Hieronder worden de belangrijkste ontwikkelingen beknopt in samenhang beschreven. Het aantal veldtoetsingen is in 2001 afgenomen. Veel energie is gestoken in opleidingen voor de nieuwe belastingwetgeving 2001. Daarnaast is prioriteit gegeven aan het wegwerken en voorkomen van voorraden in de aanslagregeling inkomensheffing. Mede daardoor is het aantal opgelegde definitieve aanslagen inkomensheffing gestegen, evenals het aantal correcties. Door een goede selectie vertonen de resultaten uit veldtoetsing een stijgende lijn. Het aantal onderzoeken dat niet uitmondt in een correctie is bij de eenheden ondernemingen afgenomen. Mede daardoor is het totaal gecorrigeerd belastingbedrag opnieuw toegenomen, ondanks de danig van de aantallen uitgevoerde veldtoetsingen. In 2001 heeft de FIOD-ECD meer zaken afgedaan in zwaardere fraudecategorieën. Ook het aantal verdachten is toegenomen. Dit heeft geresulteerd in een toename van het aantal processenverbaal. Het aantal administratieve controles bij de Douane is enigszins achtergebleven bij de planning. Ook is het aantal bekeuringen Douane verder afgenomen. Het kengetal aantal fysieke en scancontroles bij invoer en uitvoer is toegenomen. Het aantal fysieke controles bij invoer en uitvoer is gestegen. De ladingsscans op Schiphol zijn in oktober 2000 in gebruik genomen. Doordat deze scans in 2001 het hele jaar operationeel zijn geweest, is het aantal scancontroles gestegen. De Douane heeft ingezet op verbetering van de resultaten op dit gebied. Het kengetal achterstand invordering is licht afgenomen. Voornaamste oorzaak is de toename van het bedrag aan aanslagen waartegen bezwaar is ingediend of beroep is ingesteld. Geschoond voor deze ontwikkeling daalt het percentage achterstand invordering licht van 2,8 naar 2,7. Renterenseignementen onder een gering bedrag worden sinds 1999 niet meer verwerkt. Desondanks zijn de aantallen verwerkte renseignementen inkomensheffing toegenomen, waardoor het betreffende kengetal stijgt van 104 naar 108.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
74
Algemene toelichting bij de rekening
Resultaten massale processen –
Kerncijfers Hieronder wordt een beeld geschetst van de prestaties van de Belastingdienst bij de massale processen. Het kengetal is opgebouwd uit de drie aspecten volumeproductiviteit, arbeidsproductiviteit en tempo kasstroom. De dubbele presentatie van de volumeproductiviteit (zowel het niet-geschoonde cijfer als het geschoonde cijfer) is teruggebracht tot een enkele presentatie van het geschoonde cijfer1. Om de uitkomsten in de tijd te kunnen vergelijken zijn de cijfers over oudere jaren herrekend. Het kengetal (index) voor massale processen is in 2001 fractioneel afgenomen, van 115 tot 114. In de onderstaande figuur worden deze aspecten grafisch weergegeven. De bijbehorende tabel geeft de ontwikkeling van de aspecten vanaf 1995 weer.
Grafiek 7.5: massale processen
B B
B
B
1
In het verleden bleek de presentatie van beide cijfers tot verwarring te leiden. Het geschoonde cijfers bevat correcties voor de invloed van loonen prijscorrecties, uitvoering van nieuwe of gewijzigde wetgeving, de intensivering van de fraudebestrijding en technische correcties. Voor de vergelijkbaarheid zijn ook de vergelijkende cijfers over voorgaande jaren op dezelfde manier berekend.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
75
Algemene toelichting bij de rekening
Tabel 7.13: Kengetallen massale processen Verloop basisgegevens
Productievolume Apparaatsuitgaven* Bezetting Kengetallen Arbeidsproductiviteit Volumeproductiviteit Tempo kasstroom Index*
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
Raming 2001
100 100 100
101 101 99
106 103 98
108 104 101
119 106 102
128 111 103
132 116 107
nvt nvt nvt
100 100 100 100
102 100 100 103
108 103 102 104
108 104 104 105
116 112 104 111
124 116 105 115
124 114 103 114
124 113 99 108
** De apparaatsuitgaven zijn geschoond voor de invloed van loon- en prijscorrecties, uitvoering van nieuwe of gewijzigde wetgeving, de intensivering van de fraudebestrijding en technische correcties. Voor de vergelijkbaarheid zijn ook de vergelijkende cijfers over voorgaande jaren op dezelfde manier berekend.
De arbeidsproductiviteit geeft de relatie weer tussen het productievolume en de personele bezetting. In 2001 is de arbeidsproductiviteit constant gebleven. De groei van de bezetting houdt gelijke tred met de toename van het productievolume. Gezien de extra inspanningen die geleverd zijn op het gebied van opleiding en voorlichting (belastingherziening 2001) is dit een bevredigend resultaat. Dankzij de forse inzet van automatisering is sinds 1995 de arbeidsproductiviteit gestegen met gemiddeld 3,7% per jaar. In het aspect volumeproductiviteit wordt gemeten hoe het productievolume en de apparaatsuitgaven zich tot elkaar verhouden. Het productievolume omvat onder meer de voorlopige en definitieve aanslagen, naheffingsaanslagen en dwangbevelen. Ten opzichte van 1995 is het productievolume gestegen met 32%. Deze stijging hangt voor een belangrijk deel samen met de groei van het aantal belastingplichtigen en de sterke toename van het aantal voorlopige aanslagen, waaronder de voorlopige teruggaaf. De in de tabel vermelde apparaatsuitgaven zijn geschoond voor de invloed van loon- en prijscorrecties, uitvoering van nieuwe of gewijzigde wetgeving, de intensivering van de fraudebestrijding en technische correcties. De volumeproductiviteit is gerekend vanaf 1995 gestegen met 14%. In 2001 is het cijfer licht afgenomen. Het tempo kasstroom geeft aan in welke mate de Belastingdienst erin slaagt de over een belastingjaar verschuldigde belasting al binnen dat jaar te innen. Daartoe wordt de som van de kasopbrengsten van de belastingheffingen inkomensheffing (IH), vennootschapsbelasting (VpB), loonheffing (LH) en omzetbelasting (OB) uitgedrukt in een percentage van de som van de transactieramingen voor hetzelfde jaar. Kaseffecten van oudere belastingjaren hebben geen effect op het tempo kasstroom 2001. Ten opzichte van 2000 is de index van het tempo kasstroom gedaald van 104,7 naar 102,6. Dit hangt mede samen met te optimistische (transactie)ramingen. 7.3 Automatisering
7.3.1 Kernministerie Voor 2001 waren vier grote ICT-projecten gepland die moesten leiden tot een kwaliteitsinjectie van de technische infrastructuur van het ministerie
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
76
Algemene toelichting bij de rekening
van Financiën. Het ging om het optimaliseren van de bekabelingsinfrastructuur, het vernieuwen van het serverpark inclusief uitbreiding van de opslagcapaciteit, het vervangen van de telefooncentrale en het vernieuwen van de kantoorautomatiseringsomgeving (door invoering van Windows2000 en Office XP). Met uitzondering van het laatste project zijn deze projecten daadwerkelijk in 2001 gerealiseerd. Om een mogelijke cumulatie met de invoering van de euro te voorkomen is de vernieuwing van de kantoorautomatiseringsomgeving uitgesteld tot het eerste kwartaal van 2002. In 2001 is een begin gemaakt om de informatieplanning van het kernministerie een duidelijke kwaliteitsimpuls te geven. Hiertoe is een aparte afdeling Informatiemanagement ingesteld. Daarnaast is een begin gemaakt met het actualiseren van het beveiligingsplan. In 2002 zullen zowel het I-plan als het beveiligingsplan verder worden geconcretiseerd.
7.3.2 Belastingdienst Het Automatiseringscentrum (B/AC) en de Centrale Beheereenheden in Apeldoorn ondersteunen en adviseren de Belastingdienst op ICT-gebied. Deze organisaties ontwerpen, bouwen, verwerven en onderhouden de applicaties en de technische infrastructuur en doen dit in samenwerking met de opdrachtgevers en de gebruikers binnen de Belastingdienst. Ook beheert het Automatiseringscentrum het landelijke computernetwerk en is het verantwoordelijk voor het beheer van de elektronische communicatiefaciliteiten. Informatie- en communicatietechnologie (ICT) neemt in de Belastingdienst een belangrijke plaats in. Het primaire proces van de Belastingdienst het heffen, innen en controleren van belastingen en de uitvoering van de (niet-fiscale) Douane-takenwordt steeds intensiever ondersteund vanuit de ICT. Deze processen zijn in toenemende mate gebaseerd op geautomatiseerde ICT-voorzieningen. De innovatie, beschikbaarheid en integriteit hiervan zijn van vitaal belang voor de continuïteit van de bedrijfsvoering van de Belastingdienst. De volgende kerncijfers geven een beeld van de schaal en de complexiteit die de ICT-voorzieningen inmiddels hebben bereikt: – Zo’n 2000 servers, 36 000 pc’s en ppc’s en 6 000 printers staan in de Belastingdienst opgesteld. – 20 000 productieopdrachten worden jaarlijks verwerkt en 100 miljoen bescheiden gegenereerd. – 650 verschillende applicaties worden onderhouden en 100 grote releases en 300 kleine releases worden verzorgd. – Ongeveer 33 000 vaste telefoons en 4 000 mobiele telefoons zijn in gebruik. – Ruim 4 000 medewerkers zijn in de Apeldoornse eenheden en de decentrale vestigingen ervan werkzaam.
Reorganisatie B/AC en delen van de Centrale Beheereenheden In 1999 is door het B/AC en de centrale beheereenheden een veranderproces gestart. Dit heeft ertoe geleid dat de automatiseringsprocessen ingrijpend op een andere wijze zijn vormgegeven. Zo is de hele procesketen van het ontwerpen, bouwen, implementeren en exploiteren van automatiserings-systemen in één organisatie ondergebracht. Daarnaast ontstaat een «fabriek» voor het massaal – dat wil zeggen volledig op geautomatiseerde wijze verwerken van aangiftegegevens. Per 1 januari 2002 is het B/CICT ingesteld. Aanleiding voor de veranderingen was dat in
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
77
Algemene toelichting bij de rekening
de loop van de tijd knelpunten zijn ontstaan die de ontwikkeling naar een verdere verbetering van de ICT-functie in de weg staan. De instelling van B/CICT streeft naar een ICT-dienstverlening die beter, sneller, goedkoper, transparanter en meer klantgericht is.
Beheer- en exploitatieproces De grootste kostenpost in continuïteit is het beheer van bestaande systemen. Verlaging van de kosten van continuïteit wordt voor wat betreft de huidige systemen en bestaande functionaliteit bereikt door concentratie en consolidatie van decentrale systemen. De concentratie operatie – het terugdringen van het aantal te beheren computerruimten – is voltooid. Daarnaast tracht het B/AC zoveel mogelijk generieke componenten in te zetten zodat zowel de ontwikkel- als de beheerkosten niet onnodig stijgen. Beheer- en exploitatieproces en de Third Party Mededeling Het Automatiseringscentrum werkt sinds een aantal jaren aan de verbetering van de procesinrichting van het beheer- en exploitatieproces. Aan deze verbetering is het Third Party Mededeling (TPM)-traject verbonden. Dit moet leiden tot goedkeurende mededelingen over de opzet, het bestaan en de werking van deze processen. Omtrent de mate van beheersing van de 10 beheer- en exploitatieprocessen heeft de IAB als onafhankelijke partij inmiddels voor de periode tot en met oktober 2001 een Third Party Mededeling afgegeven. Dit komt overeen met de doelstelling van het Auditcommittee Belastingdienst in maart 2001. Het automatiseringsprogramma 2001 In 2001 heeft bij de totstandkoming van het automatiseringsprogramma 2001 de continuïteit van de bedrijfsprocessen voorop gestaan. Dit betreft zaken als jaaraanpassingen, aanpassingen naar aanleiding van (reguliere) wetswijzigingen, herstel van fouten en productieverstoringen en de invoering van de Euro. Voorts zijn alle Belastingdienstmedewerkers in het afgelopen jaar geconfronteerd met de projecten Foxtrot en Lotus Notes. Foxtrot is medio juli 2001 in het leven geroepen om bestaande performanceproblemen op de werkplek het hoofd te bieden. Doelstelling van dit project is het upgraden van alle werkplekken naar 256 MB intern geheugen. Voor de eenheden van de Belastingdienst is Foxtrot afgerond. Daarnaast is het groupwarepakket Lotus Notes binnen de gehele Belastingdienst ingevoerd. In eerste instantie betreft dit de ontsluiting van de functionaliteiten interne e-mail en agendabeheer. Voor een beperkte groep medewerkers (buiten het primaire proces) biedt Notes bij wijze van pilot ook externe e-mailmogelijkheden. De Belastingdienst heeft zich wat de telefonie betreft gecommitteerd aan het Overheidsinitiatief ON21. Uit de beschikbare mogelijkheden is de keuze gemaakt voor de leveranciers KPN (vaste telefonie), Dutchtone (mobiele telefonie) en Versatel (bijzondere diensten). De implementatie van deze keuze is in 2001 nagenoeg afgerond. De Belastingdienst behoort met deze implementatie tot de koplopers binnen het Overheidsinitiatief. Behalve voor continuïteit is automatiseringscapaciteit ook ingezet voor innovatie en grote wetgevingstrajecten. Het laatste betreft aanpassingen in het kader van het nieuwe belastingstelsel zoals bijvoorbeeld de aanmaak van nieuwe aangiftebiljetten inkomstenbelasting 2001. Wat innovatie betreft is voorrang verleend aan projecten die noodzakelijk zijn voor een ongestoord verloop van de primaire processen zoals de bouw
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
78
Algemene toelichting bij de rekening
van ABS: het aanslagbelastingensysteem. Dit systeem neemt op termijn de functionaliteiten over van het inkomstenbelastingsysteem. Voorts zijn innovatieve projecten gericht op de transformatie van de Belastingsdienst van een documentgeoriënteerde naar een elektronisch georiënteerde dienst. Met name op het gebied van dienstverlening zijn hierin stappen gezet. Evenals in voorgaande jaren zijn in 2001 de elektronische varianten van de Aangifte Inkomstenbelasting (IB 2001) en de Voorlopige Teruggaaf (VT 2002) ontwikkeld.
Informatiebeveiliging en integriteit –
Basisbeveiligingsniveau In het kader van het beveiligingsprogramma «Aandacht voor risicobeheersing, gegevensbeveiliging en integriteit (ARGI) is in het voorjaar van 2001 de normatiek voor de beveiliging en integriteit op eenheidsniveau vastgesteld en van kracht geworden. Voor elk ondersteunend dienstonderdeel geldt daarbij nog een eigen normenset voor beveiliging en integriteitsaspecten, gerelateerd aan hun taak in de interne dienstverlening. Dit traject zal in 2002 afgerond zijn. Uitgaande van het ontwikkelde basisbeveiligingsniveau is een toetsingskader opgesteld en is een werkwijze vastgesteld voor de certificeringsonderzoeken. In deze onderzoeken worden eenheden getoetst op het voldoen aan de vastgestelde normatiek in deze. Na een traject van voorlichting, scholing van auditoren en vooronderzoeken op eenheden is in het najaar een start gemaakt met de certificeringsonderzoeken. De onderzoeken voor opzet en bestaan (eerste fase) kennen een doorloop in 2002. Dan zijn alle belastingdiensteenheden in een certificeringsonderzoek betrokken geweest.
–
Fysieke beveiliging In het kader van fysieke beveiliging is in 2001 in één van de gebouwen van de Belastingdienst een pilot smartcard gehouden. De resultaten van deze pilot zijn meegenomen voor een Belastingdienstbrede uitrol van een zogenaamde Belastingdienstkaart. De uitrol van deze kaart zal vanaf begin 2002 plaatsvinden. Er is een meerjarenplan opgesteld voor de verdere verbetering van de fysieke toegangsbeveiliging van Belastingdienstgebouwen. In concreto gaat het om verbeteringen die betrekking hebben op de beveiliging van de «buitenschil» van de gebouwen en op een beter beheer van de toegang in die panden. In 2002 wordt gestart met de uitvoering van dit plan.
–
Beveiligde koppelingen Binnen informatiebeveiliging wordt momenteel uitgegaan van het concept «logisch gesloten technische infrastructuur». De behoefte aan gegevensuitwisseling met derden, zowel klanten, intermediairs als andere overheidsdiensten, neemt toe. In 2001 is onderzoek verricht naar een nieuw dan wel gewijzigd concept, inclusief de daarbij behorende te treffen maatregelen, om in deze behoefte te voorzien. De autorisatie van gebruikers is een belangrijk onderdeel in de informatiebeveiliging. In 2001 zijn diverse verbeteringen, waaronder een aanzienlijke versnelling, van het aanvraagproces voor autorisaties geïmplementeerd.
–
Continuïteit In 2001 is een onderzoek afgerond naar calamiteitenbeheersing. In dit onderzoek is voor alle processen van de Belastingdienst de zoge-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
79
Algemene toelichting bij de rekening
naamde toegestane maximale uitvalsduur vastgesteld. Maatregelen op zowel fysiek, organisatorisch als automatiseringsvlak zijn voorgesteld om er voor te zorgen dat bij een calamiteit de uitvalsduur daadwerkelijk binnen de norm (het toegestane maximum) blijft. In 2002 wordt een start gemaakt met het implementeren van de maatregelen. –
Testteam Het Testteam Beveiliging van de Interne Accountantsdienst Belastingen (IAB) is ingesteld met als doel, aanvullend op bestaande testen en controles, regelmatig de werking en effectiviteit van zowel de fysieke als de logische toegangsbeveiliging te testen. Evenals in 2000 is in de bepaling van de te testen objecten het externe afbreukrisico primair gesteld. Per pilot fysieke toegangsbeveiliging is een Begeleidingsgroep ingesteld, waarin het management en de medezeggenschap in vertegenwoordigd zijn. De ervaringen tot nu in de pilots hebben ertoe geleid dat in de vorm van een testprotocol de kwaliteit van de uit te voeren testen, de bescherming van de te testen objecten en de privacybescherming geborgd zal worden. Voorzien is dat dit protocol in het voorjaar van 2002 gereed is.
–
Integriteit Het project Integriteit richt zich op de versterking van de integriteit van de individuele medewerker en de organisatie. In samenhang wordt aandacht gegeven aan de dimensies «normstelling», «regelhandhaving en control», «cultuur- en gedragsbeïnvloeding», «training en opleiding» en «communicatie». Hiervoor is onder andere aan alle medewerkers van de Belastingdienst een brochure «Spelregels integriteit Belastingdienst» uitgereikt. Er zijn 38 extra vertrouwenspersonen integriteit aangesteld en opgeleid en een groot aantal leidinggevenden heeft in 2001 extra trainingen «managen van integriteit» gevolgd.
–
Communicatie over gegevensbeveiliging en integriteit Om de doelen op het gebied van informatiebeveiliging en integriteit te kunnen realiseren, gaat het naast technische maatregelen vooral om het bewerkstelligen van gewenst gedrag. Leidinggevenden hebben een belangrijke rol hierin. Zij krijgen periodiek gerichte informatie over nieuwe producten en actuele thema’s en handreikingen voor hun communicatie met medewerkers hierover. Daarnaast is in april een belastingdienstbrede communicatiecampagne gestart onder de titel «Het jaar van de boemerang». De boemerang verbeeldt daarbij de gedachte dat alles wat je doet , terugslaat op jezelf, je collega’s of de organisatie. Deze gedachtelijn is uitgewerkt in drie «gouden worpen»: «ik bescherm mezelf», «ik bescherm mijn collega’s» en «ik bescherm de belastingbetaler». De volgende campagne-acties zijn in 2001 in de Belastingdienst uitgevoerd: aandacht voor de «boermerang-gedachte»; aandacht voor «clean-desk»; en aandacht voor «het raadplegen van en communiceren over vertrouwelijke gegevens». Het «Jaar van de boemerang» loopt door tot mei 2002.
7.4 Planning en control
7.4.1 Kernministerie Binnen het kernministerie verschijnt om de paar jaar een planning- en controlnota. In een planning- en controlnota wordt zo nauwkeurig mogelijk inzicht gegeven in het feitelijk gebruik van het de diverse planning- en
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
80
Algemene toelichting bij de rekening
controlinstrumenten bij Financiën (kengetallen, beleidsevaluaties, jaarplan en -verslag, doorlichtingen, administratieve organisatie, tijdwerkregistratie, e.d.). Eind 2001 is de 5de planning- en controlnota, getiteld «Nota kwaliteitsborging», verschenen. Naast de inventarisatie van de planningen controlinstrumenten die binnen Financiën worden gebruikt, is in deze Nota voor een meer integrale benadering gekozen en zijn alle instrumenten geïnventariseerd, die binnen het departement worden gehanteerd om de kwaliteit te waarborgen. Daarbij is ook ingegaan op een aantal ontwikkelingen in het kader van VBTB, die invloed (zullen) hebben op de kwaliteit van de bedrijfsvoering binnen het departement. Het betrof de inwerkingtreding van de Regeling Prestatiegegevens en evaluatieonderzoek Rijksoverheid, de ontwikkeling en invoering van het «Geautomatiseerd Format Planning en Control», de invoering van de bedrijfsvoeringsmonitor en het Management InformatieSysteem. Ten aanzien van de ontwikkeling en invoering van het «Geautomatiseerd Format Planning en Control» kan gemeld worden dat in 2001 is gestart met de bouw van een applicatie voor de informatievoorziening rondom de nieuwe planning- en controlcyclus, waarbij meer dan vóór de invoering van VBTB, aansluiting in de tijd is gezocht tussen de externe begrotingscyclus en de interne planning- en controlcyclus.
7.4.2 Belastingdienst Ontwerp van een resultaatgericht besturingmodel In het afgelopen jaar is een nieuw besturingsmodel ontwikkeld. In dit besturingsmodel staat sturen op resultaat centraal. Deze wijze van sturing past in de ontwikkeling waarin de Belastingdienst per 1 januari 2003 een baten-lastendienst wordt. Deze ontwikkeling past ook in het VBTB traject waarin door het hanteren van dit besturingsmodel en het daarbij ontwikkelde instrumentarium een relatie kan worden gelegd tussen de beoogde effecten, de resultaten en de inzet van mensen en middelen. In 2001 hebben een aantal pilots op dit gebied al de eerste resultaten opgeleverd. De Douane is gestart met het werken met een resultaatgericht besturingsmodel. In 2002 wordt gewerkt worden aan een verdere verbreding en uitrol van de resultaten. Het kenmerkende van een resultaatgericht besturingsmodel is dat in de besturing de focus van buiten naar binnen gericht is; de sturing richt zich op het realiseren van effecten die door de relevante buitenwereld, de belanghebbenden, worden verwacht. Deze effecten worden vertaald in concerndoelstellingen, die op hun beurt worden uitgewerkt in operationele doelen. De realisatie wordt gevolgd via een stelsel van managementcontracten en bijbehorende rapportages. De verdere uitwerking van het resultaatgerichte besturingsmodel vindt in 2002 en 2003 plaats. Deze uitwerking loopt parallel aan de verdere uitwerking en invoering van het thans lopende traject «Belastingdienst Straks». In samenwerking met de nieuwe Belastingkantoren en facilitaire diensten wordt thans al invulling gegeven aan dit nieuwe besturingsmodel teneinde het instrumentarium in 2003 bij de start van deze nieuwe organisaties gereed te hebben.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
81
Algemene toelichting bij de rekening
Voorbereiding baten-lastenstelsel De introductie van het baten- en lastenstelsel in 2003 ondersteunt het resultaatgericht sturen. Het baten- en lastenstelsel biedt de faciliteiten om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen kosten en activiteiten, diensten en producten. Daardoor kan het een betere ondersteuning bieden bij de onderbouwing van budgetaanvragen. De invoering van het baten-lastenstelsel heeft gevolgen voor de wijze van boekhouden, de inrichting van registraties en voor de interne rapportage. In 2001 is de introductie van het baten-lastenstelsel voorbereid. Verschillende projectgroepen zijn onder meer bezig geweest met de inrichting van de boekhouding en het rekeningenstelsel en het samenstellen van een openingsbalans van de Belastingdienst. 7.5 Beleid inzake misbruik en oneigenlijk gebruik De gevoeligheid van geldstromen voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) wordt in beginsel veroorzaakt door de wet- en regelgeving waarop deze geldstromen zijn gebaseerd. Er is sprake van M&O-gevoeligheid zodra: – er sprake is van een (aanspraak op een) financiële uitkering aan of een heffing ten laste van een belanghebbende anders dan als betaling voor aan het Rijk geleverde goederen of diensten; en – de hoogte van de uitkering of heffing afhangt van gegevens die door deze belanghebbende verstrekt moeten worden. Wanneer er echter een adequaat controle- en sanctiebeleid wordt gevoerd, blijven de regelingen in principe wel M&O-gevoelig, maar wordt het risico van misbruik en oneigenlijk gebruik in voldoende mate beperkt. Wat het ministerie van Financiën betreft zijn – naast de fiscale wet- en regelgeving – de volgende regelingen in beginsel als M&O-gevoelig aangemerkt: de regeling Bijzondere Financiering (BF), de Exportkredietverzekering (EKI), de tegoeden Tweede Wereldoorlog, enkele personele uitgaven (o.a. het Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Rijkspersoneel) en de garantieregeling luchtvaartverzekering.
7.5.1 Kernministerie Het M&O-beleid, met name het controle- en sanctiebeleid, is ingebed in een stelsel van organisatorische maatregelen. Dit beleid omvat dus ook het nemen van aanvullende controlemaatregelen ten aanzien van M&O-gevoelige regelingen, indien dit noodzakelijk wordt geacht. Maatregelen ter voorkoming van M&O-problematiek vormen zodoende een belangrijk en integraal onderdeel van de beheersingswerkzaamheden op het ministerie. Enkele algemene aandachtspunten met betrekking tot de diverse aspecten van het M&O-beleid (voor niet belastinguitgaven) zijn vastgelegd in een beknopte procedure-beschrijving. Daarmee is binnen het Ministerie van Financiën een algemeen kader geschetst voor het opstellen en/of aanpassen van M&O-gevoelige regelingen. Het M&O-beleid is in 2001 grotendeels niet gewijzigd ten opzichte van het beleid in eerdere jaren. Voor een beschrijving van dit beleid wordt dan ook verwezen naar financiële verantwoordingen van eerdere jaren: 1994 (Kamerstukken II 1994/95, 24 304, nr. 2), 1997 voor de BTZR (Kamerstukken II 1997/98, 26 025, nr. 33) en 2000 voor de tegoeden Tweede Wereldoorlog (Kamerstukken II 2000/01, 27 700, nr. 20).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
82
Algemene toelichting bij de rekening
In 2001 is de garantieregeling luchtvaart van kracht gegaan. Als gevolg van de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten hebben verzekeraars wereldwijd de molestdekking voor aansprakelijkheidsschade aan derden grotendeels opgezegd. De Staat heeft voor luchtvaartmaatschappijen op basis van de Zee- en luchtvaartverzekeringswet 1939 de dekking van de markt overgenomen. Ten aanzien van de potentiële verplichtingen die de Staat op zich heeft genomen, geldt dat de schade voortvloeiend uit molestaansprakelijkheid aan derden, niet zijnde passagiers, door onafhankelijke schade-experts wordt vastgesteld. Daar de verzekeringsmarkt schade tot $50 miljoen voor haar rekening neemt, kan voor eventuele verplichtingen voor de Staat worden aangesloten bij de schattingen op basis waarvan commerciële verzekeraars tot betalingen genoodzaakt zijn. Door de eerste tranche bij de markt te laten wordt fraudegevoeligheid ondervangen. De verzekeraars hebben evengoed als de Staat een financieel belang bij een correcte vaststelling van schadeverplichtingen. Voor de inkomsten voor de Staat geldt dat de luchtvaartmaatschappijen een bedrag per passagier betalen. Om foutieve opgave van passagiersaantallen te vermijden, verlangt de Staat de ontvangst van een goedkeurende accountantsverklaring bij een door de maatschappij op te stellen gespecificeerd jaaroverzicht van passagiersaantallen over de verzekerde perioden. Daarnaast heeft de Staat controlemogelijkheden via de passagierslijsten van de luchthavens.
7.5.2 Belastingdienst De Belastingdienst onderkent bij de rechtshandhaving van fiscale taken meerdere aspecten. Rechtshandhaving begint met de wetgevingstoets op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid voor de nieuwe wetten. Voor reeds ingevoerde wetten wordt het toezicht op gedifferentieerde wijze uitgevoerd. Het beleid wordt vormgegeven in dienstverlening, algemeen toezicht en opsporing. De fiscale opsporing vormt daarbij het sluitstuk van het toezicht. De uitvoering van het beleid en met name het toezicht zijn gebaseerd op risico-analyse. In deze analyse worden risico’s gewogen op fiscaal belang. Detectie van risico’s en de afdekking daarvan is een continu proces, dat in de gehele organisatie van de Belastingdienst plaatsvindt. Het instellen van kennisgroepen, het organiseren van meldpunten, het gebruik van contrainformatie, de samenwerking en gegevensuitwisseling met andere instanties zijn voorbeelden van activiteiten die bijdragen aan detectie (en daaropvolgend afdekking) van risico’s. Op de uitvoering van het algemeen toezicht wordt vaktechnisch toezicht uitgeoefend. Op eenheidsniveau wordt die taak vervuld door vakgroepcoördinatoren en het vaktechnisch overleg. Het sanctiebeleid is wettelijk geregeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en verder uitgewerkt in het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (Stb. 1999, 179). Over het rechtshandhavingsbeleid verantwoordt de Belastingdienst zich nader in het Beheersverslag van de Belastingdienst. 7.6 Rechtmatigheidonderzoek Algemene Rekenkamer over 2000
7.6.1 Kernministerie Domeinen In 2000 waren er weinig interne controles en daarmee samenhangende inventarisaties uitgevoerd bij de regio-eenheden (opslagplaatsen) van Domeinen. De controle-activiteiten hebben plaatsgevonden volgens het
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
83
Algemene toelichting bij de rekening
interne controleplan. Door tijdsdruk kon op onderdelen minder aandacht worden besteed aan de kwaliteit van de vastlegging en de rapportage van de bevindingen. Er zijn ook inventarisaties geweest volgens het interne controleplan, evenals een inventarisatie van kostbaarheden. Voorts is een actieplan opgesteld om over een tijdsperiode van 3 jaar de gehele voorraad roerende zaken bij alle regio-eenheden te inventariseren. De uitvoering van dit actieplan is gestart.
7.6.2 Belastingdienst Voorschrift informatiebeveiliging Belastingdienst Bij de Belastingdienst is verdere voortgang geboekt op het gebied van de informatiebeveiliging. Naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer over de informatiebeveiliging bij de Belastingdienst, is de Belastingdienst eind 1999 een verbeterproject gestart onder de naam Aandacht voor Risicobeheersing, Gegevensbeveiliging en Integriteit (ARGI), dat een looptijd heeft van minstens twee jaar. Over dit programma wordt onder paragraaf 7.3.2 gerapporteerd. Automatisering (A&K-analyses) Op basis van de uitkomsten van de in 1999 uitgevoerde Afhankelijksheids& Kwetsbaarheidsanalyses (A&K-analyses) heeft de Belastingdienst ervoor gekozen om voor alle eenheden in het primaire proces (de décentrale eenheden) één basisbeveiligingsniveau te formuleren. Dit omdat nagenoeg alle informatiesystemen bij de Belastingdienst een grote gelijkenis vertonen. Voor de afzonderlijke facilitaire bedrijven, alsmede voor het Belastingdienst Automatiseringscentrum, zijn eveneens basisbeveiligingsniveaus ontwikkeld met de bedoeling deze te certificeren. In 2001 is begonnen met de uitvoering van proefcertificeringen bij de centrale eenheden. M & O-beleid Douane De Rekenkamer heeft in 2001 de staatssecretaris geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek op het beoordelen van het beleid van de Douane ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik. De conclusie was dat de Douane nog niet in voldoende mate vorm en inhoud geeft aan het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik bij de uitvoering van de fiscale wet- en regelgeving. De risiscoanalyse komt nog onvoldoende tot zijn recht en volgens de Rekenkamer is de Douane nog niet in staat te bepalen of de gekozen maatregelen wel de juiste zijn en of de uitvoering ervan effectief is geweest. De Douane heeft veel inspanningen gepleegd om te komen tot verbeteringen in de uitvoering van fiscale taken. De staatssecretaris heeft de aanbevelingen van de Rekenkamer overgenomen en de uitvoering van een aantal maatregelingen is gestart of zijn al gerealiseerd. Overigens is de staatssecretaris van mening dat in het algemeen niet kan worden gesteld dat de Douane onvoldoende inhoud en vorm geeft aan de bestrijding van het M & O-gebruik en dat risico’s worden gelopen bij de kwaliteit van de rechtshandhaving. Hij wees daarbij op de jarenlange ervaring van de Douane bij de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik en het in de loop van de jaren aanpassen van de controlestrategie aan nieuwe ontwikkelingen en inzichten. M & O-beleid Belastingdienst Nu de Rekenkamer vanaf 1995 tot 2001 een reeks van onderzoeken bij de Belastingdienst heeft ingesteld naar het M & O-beleid zal zij als sluitstuk een afrondend onderzoek uitvoeren naar het beleid van de Belastingdienst
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
84
Algemene toelichting bij de rekening
als geheel. Hierin worden de bevindingen van de verschillende onderzoeksactiviteiten in samenhang bekeken en in verband waarmee een toetsingskader zal worden ontwikkeld. 7.7 Professionalisering inkoop
7.7.1 Kernministerie In 2001 is een inkoopactieplan voor 2001 en verdere jaren opgesteld om de inkoopfunctie verder te professionaliseren. Op grond van de kwantitatieve analyse zijn acties in gang gezet om het aandeel van de ondersteuning van Bureau Inkoop in het totaal inkoopvolume van het kerndepartement te verhogen. In combinatie met de bestedingsplannen van de budgethouders biedt dit de mogelijkheden om het inkoopbeleid te effectueren. De interdepartementale projectorganisatie PIA ( Professionalisering van Inkoop en Aanbestedingen) heeft als doel de inkoopfunctie voor de overheid te verbeteren. Dit project verkeerde in 2001 in een opstartfase. Het kernministerie neemt hierin actief deel. Op het gebied van Europese Aanbestedingen, E-procurement en elektronische bestellen worden in PIA-verband activiteiten voorbereid die in 2002 en daarna geëffectueerd zullen worden.
7.7.2 Belastingdienst In 1993 is binnen de Belastingdienst de professionalisering van inkoop en aanbesteding in gang gezet. Met het Actieplan PIA wordt sinds eind 1999 de ingezette lijn van professionalisering aangescherpt voortgezet. Binnen de Belastingdienst is de Coördinerend Directeur Aanschaffingen verantwoordelijk voor de uitvoering van het Actieplan. In het kader van informatie-uitwisseling wordt deelgenomen aan het interdepartementaal project PIA. Er zijn algemene uitgangspunten geformuleerd waaraan het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de Belastingdienst moet voldoen. Voor aanbestedingen geldt dat deze volgens de lijn van de Europese aanbestedingsvoorschriften geschieden. Aan de hand van de onderzoeksresultaten en andere bronnen wordt onder meer beoordeeld in hoeverre verdergaande uitbesteding mogelijk is en welke productgroepen aanbestedingsplichtig zijn. Daarnaast probeert de Belastingdienst zoveel mogelijk in te spelen op de ontwikkelingen op terrein van elektronische en innovatieve aanbestedingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
85
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING VERPLICHTINGEN EN UITGAVEN 01.01 Personeel en materieel kernministerie
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Ambtelijk personeel Overige personele uitgaven Postactieven Materiële uitgaven
Begroting
Realisatie
Verschil
90 354 2 291 3 197 97 420
92 445 5 733 3 738 106 914
+ 2 091 + 3 442 + 541 + 9 494
193 262
208 830
+ 15 568
Voor een toelichting op het verschil tussen begroting en realisatie wordt verwezen naar de toelichting bij de uitgaven. Het verschil tussen de aangegane verplichtingen en de gerealiseerde uitgaven van ca. € 3,7 mln. wordt voornamelijk verklaard door in 2001 aangegane verplichtingen die in 2002 tot uitbetaling komen.
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
Ambtelijk personeel Overige personele uitgaven Postactieven Materiële uitgaven
Begroting
Realisatie
Verschil
90 354 2 291 3 197 97 420
92 453 5 343 3 738 103 596
+ 2 099 + 3 052 + 541 + 6 176
193 262
205 130
+ 11 868
Personeel De overschrijding bij ambtelijk personeel kan verklaard worden door een stijging van de gemiddelde loonkosten waarvoor bij 2e suppletore begroting compensatie is verkregen door middel van loonbijstelling (€ 4,5 mln.). Een deel van de begrotingssterkte is ingevuld met niet-ambtelijk personeel waarvan de uitgaven vermeld zijn onder overige personele uitgaven. Materiële uitgaven In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de materiële uitgaven van het kernministerie naar clusters van gelijksoortige uitgaven over 2000 en 2001. De belangrijkste verschillen zijn toegelicht. Daarnaast geldt als algemene verklaring de nominale ontwikkeling waarvoor bij 2e suppletore begroting compensatie is verkregen via prijsbijstelling (€ 3,6 mln.).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
86
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Materiële uitgaven naar cluster (x € 1000) Realisatie 2000
Begroting 2001
Realisatie 2001
Huisvesting RGD Huisvesting overig Bureaukosten Communicatie euro Communicatie overig Reis- en verblijfkosten Personeelsontwikkeling Bedrijfsmiddelen Automatisering Overig
10 632 5 074 2 416 18 332 2 009 3 718 6 207 977 12 465 11 340
11 438 8 437 1 909 38 345 2 136 3 776 6 609 761 10 604 13 405
11 520 5 851 2 913 35 472 1 938 4 147 6 322 1 382 20 605 13 446
Totaal
73 170
97 420
103 596
Ten opzichte van de realisatie 2000 hebben zich, afgezien van de toegenomen uitgaven voor eurovoorlichting en automatisering, geen substantiële wijzigingen op clusterniveau voorgedaan. Afgezet tegen de ontwerp-begroting 2001 betreffen de afwijkingen vooral de clusters huisvesting overig, communicatie euro en automatisering. Voor zowel huisvesting overig als eurovoorlichting is onderuitputting ontstaan doordat een aantal betalingen pas in 2002 zal plaatsvinden. Extra uitgaven inzake ICT zijn gedaan om een kwaliteitsverbetering te bereiken van interne automatisering, telefooncentrale, internetsites en pakketselectie Domeinen, waarmee in de ontwerp-begroting geen rekening was gehouden en waarvoor in de 1e suppletore begroting extra middelen beschikbaar zijn gekomen.
Kengetallen In onderstaande tabel zijn kengetallen opgenomen over het volume (in fte) van het ambtelijke en het postactieve personeel, naast uitgaven per fte voor ambtelijk personeel, postactieven en materieel (in duizenden euro’s per fte). Kengetallen personeel en materieel (Volume in fte; bedragen x € 1000)
Volume Ambtelijk personeel Post-actieven Gemiddelde uitgaven Ambtelijk personeel Post-actieven Materieel
Realisatie 2000
Begroting 2001
Realisatie 2001
1 620 121
1 728 118
1 674 120
51,6 27,7 45,2
52,3 27,1 56,4
55,2 31,1 61,9
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
87
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
01.03 Loonbijstelling
Verplichtingen en uitgaven Via dit artikel worden de centraal toegevoegde middelen voor loonbijstelling verdeeld naar de artikelen met loongevoelige uitgaven, de artikelen personeel en materieel kernministerie en Belastingdienst. De toegedeelde bedragen dienen ter compensatie van de incidentele loonontwikkeling, de specifieke salariswijzigingen in het kader van de arbeidsvoorwaarden 2000–2001 en de mutaties in de premies sociale zekerheid. Bij de 1e suppletore begroting is uit de aanvullende post voor loonbijstelling een bedrag van € 68 021 000 toegedeeld. Dit bedrag is bij de 2e suppletore begroting overgeboekt naar de loongevoelige artikelen volgens onderstaande verdeling. Verdeling loonbijstelling (x € 1000) Artikel
Omschrijving
01.01 04.01
Personeel en materieel kernministerie Personeel en materieel Belastingdienst
Bedrag 4 562 63 459 68 021
01.04 Prijsbijstelling
Verplichtingen en uitgaven Via dit artikel worden de centraal toegevoegde middelen voor prijsbijstelling verdeeld naar de prijsgevoelige uitgavenartikelen. Het bij 1e suppletore begroting uit de aanvullende post voor prijsbijstelling toegedeeld bedrag van € 44 925 000 is (na verwerking van een bedrag van – € 4 379 000 amendement Bakker) bij 2e suppletore begroting overgeboekt naar de prijsgevoelige artikelen volgens onderstaande verdeling (totaal € 40 544 000). Verdeling prijsbijstelling (x € 1000) Artikel
Omschrijving
01.01 01.11 01.12 02.01 03.10 04.01 04.08 04.09
Personeel en materieel kernministerie Uitvoering van werken door Domeinen Lasten en overige uitgaven van Domeinen Muntwezen Exportkredietverzekering Personeel en materieel Belastingdienst Vergoeding proceskosten Wet waardering onroerende zaken
Bedrag 3 824 350 1 947 1 516 465 31 101 120 1 221 40 544
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
88
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
01.05 Onvoorzien
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
5 103
0
– 5 103
Begroting
Realisatie
Verschil
5 103
0
– 5 103
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
In 2001 is geen beroep gedaan op dit artikel dat dient ter oplossing van eventuele knelpunten; het begrote bedrag is derhalve vrijgevallen. 01.11 Uitvoering van werken door Domeinen
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Onderhoud gronden en gebouwen Kapitaalinvesteringen Beheerskosten Activabeheer
Begroting
Realisatie
Verschil
4 008 795 3 849 22 689
2 977 3 000 3 239 2 355
– 1 031 + 2 205 – 610 – 20 334
31 341
11 571
– 19 770
Voor een toelichting op het verschil tussen begroting en realisatie wordt verwezen naar de toelichting bij de uitgaven. Het verschil tussen de aangegane verplichtingen en de gerealiseerde uitgaven wordt grotendeels verklaard door openstaande betalingsverplichtingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
89
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
Onderhoud gronden en gebouwen Kapitaalinvesteringen Beheerskosten Activabeheer
Begroting
Realisatie
Verschil
4 008 795 3 849 22 689
3 199 3 031 3 239 2 356
– 809 + 2 236 – 610 – 20 333
31 341
11 825
– 19 516
Activabeheer Voor anticiperende aankopen is in de ontwerp-begroting een bedrag van € 22,7 mln. opgenomen. Op basis van de door de departementen initieel aangemelde projecten is bij 1e suppletore begroting 2001 een extra bedrag van € 18,2 mln. beschikbaar gesteld, zodat totaal € 40,8 mln. beschikbaar kwam. Een aantal van de oorspronkelijk aangemelde projecten is niet doorgegaan. Daarnaast bleken departementen projecten op andere wijze te kunnen financieren. De raming van uitgaven voor anticiperende aankopen is inherent onzeker omdat mogelijkheden voor deze aankopen mede afhangen van onverwachte marktkansen. Het bekend worden van het nieuwe beleid van anticiperend aankopen binnen de departementen heeft ook tijd nodig gehad. Tevens is de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR), het coördinerend orgaan voor anticiperende aankopen, pas 15 oktober van start gegaan. Het aanmelden van nieuwe projecten is pas aan het einde van het jaar op gang gekomen. Overige mutaties Als gevolg van de MKZ-crisis is onderhoud in de IJsselmeerpolders later in de tijd gestart dan gepland waardoor uitgaven niet meer in 2001 kunnen plaatsvinden (- € 0,8 mln.). De hogere kapitaalinvesteringen hangen samen met de afkoop van pachtrechten om agrarische bedrijven te verplaatsen (+ € 2,2 mln.). 01.12 Lasten en overige uitgaven van Domeinen
Verplichtingen en uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
Waterschapslasten Gemeentelasten Ruilverkavelingslasten Overneming onroerende zaken Teruggave onbeheerde nalatenschappen
Begroting
Realisatie
Verschil
10 197 31 891 141 0 0
6 844 27 729 76 0 0
– 3 353 – 4 162 – 65 0 0
42 229
34 649
– 7 580
Het uitgavenniveau voor zowel de waterschapslasten als de gemeentelasten is achtergebleven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
90
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
In het kader van de WOZ is de waarde van onroerend goed met 1 januari 2001 voor een nieuwe periode van vier jaar vastgesteld. Ondanks de stijging van de lasten door de hogere WOZ-waarde, bleven de gemeentelasten achter bij de raming doordat diverse gemeenten, in verband met de overgang van gemeentelijke administraties van gulden naar euro, vroeg gestopt zijn met het opleggen van aanslagen 2001. De waterschaplasten bleven hierdoor eveneens achter bij de raming, omdat de waterschappen bij het opleggen van aanslagen afhankelijk zijn van de herziene WOZ-beschikkingen van de gemeenten. 01.14 Diverse uitgaven
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
128
24 565
+ 24 437
Voor een toelichting op het verschil tussen begroting en realisatie wordt verwezen naar de toelichting bij de uitgaven.
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
128
24 565
+ 24 437
Het verschil tussen begroting en realisatie wordt grotendeels veroorzaakt door uitgaven aan de Gemeentelijke Kredietbanken (+ € 17,3 mln.) en door vergoeding van de uitvoeringskosten WO II (+ € 6,9 mln.). Om de nadelige effecten van invoering van de wet Fido voor sociale activiteiten van Gemeentelijke Kredietbanken (GKB’s) weg te nemen zijn de GKB’s gecompenseerd voor gederfde opbrengsten uit af te bouwen commerciële activiteiten. De uitgave voor de uitvoeringskosten WO II betreffen de kosten die worden gemaakt bij de beoordeling van de aanvragen en de toekenning van gelden in verband met de € 182 mln. die in 2000 door het kabinet aan de joodse gemeenschap ter beschikking is gesteld in het kader van Tegoeden WOII. Het verschil tussen de aangegane verplichtingen en gerealiseerde uitgaven wordt grotendeels verklaard door overlopende verplichting voor uitvoeringskosten WOII.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
91
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
02.01 Muntwezen
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Guldens: – Kosten grondstoffen – Muntslag en overige kosten Afname circulatiemunten Afname bijzondere munten Euro’s: – Kosten grondstoffen – Muntslag en overige kosten Muntmuseum
Begroting
Realisatie
Verschil
4 744 4 018 726
7 775 6 007 1 768
+ 3 031 + 1 989 + 1 042
0 0
47 666 3 815
+ 47 666 + 3 815
5 056 0 5 056
19 051 11 722 7 329
+ 13 995 + 11 722 + 2 273
828
227
– 601
10 628
78 534
+ 67 906
In 2001 zijn voor het eerst weer sinds 1998 extra verplichtingen voor de euro’s aangegaan omdat enerzijds de kosten van de grondstoffen duurder zijn uitgevallen dan in 1998 zijn begroot, anderzijds omdat een deel van de voor 2002 geplande productie in 2001 is gerealiseerd. Voor de overige posten wordt verwezen naar de toelichting bij de uitgaven.
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
Guldens: – Kosten grondstoffen – Muntslag en overige kosten Afname circulatiemunten Afname bijzondere munten Euro’s: – Kosten grondstoffen – Muntslag en overige kosten Muntmuseum
Begroting
Realisatie
Verschil
4 744 4 018 726
7 893 6 028 1 865
+ 3 150 + 2 010 + 1 140
0 0
47 666 3 815
+ 47 666 + 3 815
34 325 24 619 9 706
49 441 37 319 12 122
+ 15 116 + 12 699 + 2 417
828
578
– 251
39 897
109 394
+ 69 497
Het verschil wordt voornamelijk verklaard door de hogere muntproductie, van zowel guldens als euro’s. De extra uitgaven voor de guldens hebben vrijwel geheel betrekking op de uitgifte van de 16 mln. stuks «laatste guldens». In de ontwerpbegroting was nog geen rekening gehouden met de uitgaven verbonden aan de uitgifte van deze munt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
92
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
De extra uitgaven voor de euro’s hebben enerzijds betrekking op een hogere productie van de relatief dure hogere denominaties. Het betreft hier voornamelijk het inlopen van de in 2000 ontstane achterstand bij de productie van de 2-euromunten. De begrote productie voor 2001 bedroeg 60,6 mln. stuks 2-euromunten; de productieachterstand betrof 76,5 mln. stuks 2-euromunten, derhalve dienden in 2001 ten minste 137,1 mln. 2-euromunten te worden geproduceerd. Verder is een deel van de voor 2002 geplande productie in 2001 gerealiseerd. Daarnaast is de muntloonvergoeding voor De Koninklijke Nederlandse Munt NV naar boven bijgesteld. Het verbeterplan van Het Nederlands Muntmuseum is uitgesteld. Het verbeterplan zal onderdeel uitmaken van de verbouwingen en aanpassingen in het kader van het Geld- en Bankmuseum. Hierdoor vallen de voorziene uitgaven in 2001 lager uit. Daarnaast vallen in verband met onderbezetting de uitgaven voor de registratie van de collectie in 2001 lager uit. Bij de opstelling van de begroting is ervan uitgegaan, dat de vraag naar guldenmunten zich volgens het normale patroon van de voorgaande jaren zou ontwikkelen. In de aanloop naar de introductie van de euro is het publiek, eerder dan verwacht, begonnen met het afstoten van «overtollig» muntgeld, met als gevolg dat de vraag naar circulatiemunten in 2001 negatief is geweest. Per saldo zijn hierdoor zowel circulatiemunten als bijzondere munten uit de circulatie teruggevloeid naar DNB, die de nominale waarde verrekent met de Staat. Het negatieve saldo dat hierdoor is ontstaan bij de ontvangsten op de artikelonderdelen 02.03 en 02.04 is conform comptabele voorschriften als uitgave verantwoord op artikel 02.01.
Volume- en prestatiegegevens In onderstaande tabel wordt de muntontwikkeling in 2001 weergegeven. Voorraadverloop muntdepot in 2001 (aantallen x 1 000) Munt
Vijfgulden Rijksdaalder Gulden Kwartje Dubbeltje Stuiver
Vijftiggulden Tiengulden Vijfgulden Laatste gulden Setjes
Beginvoorraad
Productie
In circulatie (per saldo)
Verschrot
Eindvoorraad
15 103 9 979 23 868 21 904 13 721 10 896
210 370 36 600 29 410 26 250 19 694
– 9 107 – 8 653 – 15 279 4 403 – 28 511 – 31 402
40 62 264 320 379 159
24 380 18 940 71 483 46 591 68 103 61 833
95 471
108 534
– 88 549
1 224
291 330
70 127 4 0 32
0 0 0 95 247
– 396 – 792 4 78 272
466 917 0 0 0
0 2 0 13 7
De voorraden in het muntdepot bestaan uit de muntvoorraad bij De Nederlandsche Bank NV en de muntvoorraad bij KNM. Uit bovenstaande
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
93
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
tabel blijkt, dat de productie (109 mln. stuks) beduidend hoger was dan de (negatieve) muntvraag (– 86 mln. stuks), zodat per saldo de voorraad is toegenomen. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de muntvraag en de muntproductie in de jaren 1998 tot en met 2001. Muntvraag en muntproductie 1998–2001 (x 1000 stuks)
Muntvraag Muntproductie
1998
1999
2000
2001
160 024 179 724
62 220 85 797
205 644 158 067
– 88 549 108 534
In onderstaande tabel wordt de euromuntontwikkeling in 2001 weergegeven. Voorraadverloop euromunten in 2001 (aantallen x mln. stuks) Eurodenominatie 2 1 0,50 0,20 0,10 0,05 0,02 0,01 Totaal
Beginvoorraad
Productie 2001
Eindvoorraad
34,3 127,4 186,7 154,1 297,8 397,2 230,6 324,1
146,5 66,2 78,9 92,2 202,8 206,4 142,5 180,3
180,8 193,6 265,6 246,3 500,6 603,6 373,1 504,4
1 752,2
1 115,8
2 868,0
Ten opzichte van de geplande productie uit de ontwerp-begroting 2001 (1 012 mln. stuks) zijn in 2001 1 115,8 mln. stuks euromunten geproduceerd, inclusief het naar voren halen van een deel van de productie 2002. Begrote en werkelijke productie euromunten 2001 (aantallen x 1 mln.) Eurodenominatie 2 1 0,50 0,20 0,10 0,05 0,02 0,01 Totaal
Begroot
Gerealiseerd
Verschil
60,6 42,8 75,2 59,2 197,4 183,0 166,9 226,9
146,5 66,2 78,9 92,2 202,8 206,4 142,5 180,3
+ 85,9 + 23,4 + 3,7 + 33,0 + 5,4 + 23,4 – 24,4 – 46,6
1 012,0
1 115,8
+ 103,8
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
94
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
02.07 Regeling Bijzondere Financiering
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
AA-kredieten B-kredieten Overig
Begroting
Realisatie
Verschil
68 067 11 345 0
15 647 0 0
– 52 420 – 11 345 0
79 412
15 647
– 63 765
In 2001 is een bedrag van € 15,7 mln. aan BF-kredieten verstrekt. Hiermee is het plafond van € 79,4 mln. niet gehaald. Mogelijke reden hiervoor is de hoogconjunctuur in 2000 en begin 2001. Daardoor zou (tijdelijk) minder behoefte kunnen zijn aan een kapitaalmarktinstrument als de Regeling BF.
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
AA-kredieten B-kredieten Overig
Begroting
Realisatie
Verschil
14 067 1 362 0
10 700 5 0
– 3 367 – 1 357 0
15 429
10 705
– 4 724
AA- en B-kredieten De lagere uitgaven bij de AA- en B-kredieten hangen samen met de algemene goede gang van zaken bij ondernemingen die gebruik maken van de Regeling Bijzondere Financiering. De uitgaven betreffen verliesdeclaraties van een aantal bedrijven waaraan een krediet is verstrekt. Volume- en prestatiegegevens Uitgaven en ontvangsten Individuele dossiers kunnen de uitgaven Bijzondere Financiering (BF) in belangrijke mate bepalen, waardoor de uitgaven en ontvangsten jaarlijks fluctueren. De BF-uitgaven bestaan uit verliesdeclaraties. De BF-ontvangsten betreffen de aan de Staat verschuldigde garantieprovisie, alsmede de na afdekking nog ontvangen terugbetalingen door bedrijven. Onderstaand is de meerjarige ontwikkeling van zowel de uitgaven als ontvangsten BF weergegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
95
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Meerjarige ontwikkeling uitgaven en ontvangsten BF (x € 1 mln.)
Uitgaven Ontvangsten Saldo ontvangsten – uitgaven 1
1996
1997
1998
1999
2000
2001
12,9 19,7
5,9 15,9
13,7 13,9
25,0 17,61
4,1 12,6
10,7 12,5
6,8
10,0
0,2
– 7,4
8,5
1,8
Exclusief verkoop aandelen Nedcar.
Garanties Onderstaande tabel geeft een meerjarig overzicht van aantallen en omvang van garanties die onder de regeling BF zijn afgegeven. Aan bedrijven verleende kredieten naar omvang (x € 1 mln.) 1997
1998
1999
2000
2001
bedrag
aantal
bedrag
aantal
bedrag
Aantal
bedrag
aantal
bedrag
aantal
23,0 20,1 94,5
14 5 11
17,9 12,7 110,2
12 7 15
8,7 26,0 53,5
6 1 6
7,5 3,5 45,5
4 1 5
2,0 4,0 11,3
1 1 1
Totaal
137,6
31
140,8
32
88,2
19
56,5
9
17,3
3
Risico NIB Risico Staat
15,8 121,8
€ 0,5–2,3 mln. € 2,4–4,5 mln. >€ 4,5 mln.
16,0 124,8
8,8 79,4
5,7 50,8
1,7 15,6
De gemiddelde kredietomvang in 2000 bedroeg € 4,8 mln. In 2001 was dit € 5,8 mln. 02.12 Publieksets euromunten
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
0
2 496
+ 2 496
Het verschil betreft een aangegane verplichting voor de productie van publieksets euromunten in verband met in de loop van het jaar verkregen inzichten over de omvang van de doelgroep (ingezetenen van 6 jaar en ouder).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
96
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
03.04 Deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Deelneming in het kapitaal van de Internationale Financieringsmaatschappij (IFC) Deelneming in het kapitaal van de Wereldbank Deelneming in het kapitaal van het Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties Deelneming in het kapitaal van Regionale Ontwikkelingsbanken Deelneming in speciale fondsen van Regionale Ontwikkelingsbanken Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA)
Begroting
Realisatie
Verschil
0 0
0 0
0 0
0
0
0
0
934
+ 934
0
0
0
0
4 122
+ 4 122
0
5 056
+ 5 056
Het verschil betreft een administratieve verwerking (positieve bijstelling) van reeds bestaande garantieverplichtingen. De bijstelling is het gevolg van een verschil tussen de wisselkoersen van de US-dollar en SDR per 31-12-2001 en 31-12-2000.
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
Deelneming in het kapitaal van de Internationale Financieringsmaatschappij (IFC) Deelneming in het kapitaal van de Wereldbank Deelneming in het kapitaal van het Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties Deelneming in het kapitaal van Regionale Ontwikkelingsbanken Deelneming in speciale fondsen van Regionale Ontwikkelingsbanken Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA)
Begroting
Realisatie
Verschil
0 0
0 0
0 0
0
0
0
3 091
3 549
+ 458
54 868
55 657
+ 789
144 802
128 543
– 16 259
202 761
187 749
– 15 012
Bijdrage in de middelen van de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA): – € 16,2 mln. In december 2000 en december 2001 zijn betalingen verricht die oorspronkelijk geraamd waren in 2001 respectievelijk 2002. In beide gevallen is in december na het bekend worden van de laatste inzichten in de budget-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
97
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
taire ruimte voor HGIS, op voorstel van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, besloten betalingen van € 45,0 mln. respectievelijk € 26,9 mln. die gepland waren voor januari 2001 resp. 2002 te doen plaatsvinden in december het jaar ervoor. Per saldo is dit een verschil van – € 18,1 mln. Het resterende bedrag (+ € 1,9 mln.) betreft koersverschillen tussen de in de begroting verwerkte koers en de koers waartegen de betalingen zijn verricht.
Overige verschillen: + € 1,2 mln. De overige verschillen zijn koersverschillen tussen de in de begroting verwerkte koers en de koers waartegen de betalingen zijn verricht. 03.05 Garanties inzake deelneming in het kapitaal van multilaterale ontwikkelingsbanken en garanties aan de EIB
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Wereldbank Garantie inzake deelneming in het kapitaal van het MIGA Garantie inzake deelneming in het kapitaal van Regionale Ontwikkelingsbanken Garantie inzake overeenkomst van borgtocht met EIB betreffende de overeenkomst van Lomé
Begroting
Realisatie
Verschil
0
242 527
+ 242 527
0
2 023
+ 2 023
0
55 093
+ 55 093
4 908
4 671
– 237
4 908
304 314
+ 299 406
Garanties inzake deelneming in het kapitaal van de Wereldbank, MIGA en Regionale Ontwikkelingsbanken (+ € 299,6 mln.) Het verschil is een administratieve verwerking (positieve bijstelling) van reeds bestaande verplichtingen, die het gevolg is van een verschil tussen de wisselkoers van de US-dollar per 31-12-2001 en 31-12-2000. Garantie inzake overeenkomst van borgtocht met EIB betreffende de overeenkomst van Lomé (– € 0,2 mln.) In de ontwerp-begroting was een stelpost van € 4,9 mln. opgenomen voor garantieverlening aan de EIB in verband met kredietverlening aan ontwikkelingslanden in het kader van de overeenkomsten van Lomé en Cotonou. Door vertraging in de afwikkeling van de onderhandelingen zullen de verplichtingen niet in 2001 maar in 2002 worden aangegaan. De realisatie heeft betrekking op een administratieve verwerking van reeds bestaande verplichtingen (correctie op de stand van de verplichtingen per 1-1-2001).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
98
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
03.07 Garanties aan De Nederlandsche Bank
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Overeenkomst Staat-DNB inzake deelneming in IMF Overeenkomst Staat-DNB inzake leningen BIB
Begroting
Realisatie
Verschil
0 113 445
256 804 0
+ 256 804 – 113 445
113 445
256 804
+ 143 359
Internationale Monetaire Fonds (+ € 256,8 mln.) Het verschil betreft een administratieve verwerking (positieve bijstelling) van reeds bestaande garantieverplichtingen. De bijstelling is het gevolg van een verschil tussen de wisselkoersen van de SDR per 31-12-2001 en 31-12-2000. Bank voor Internationale Betalingen (- € 113,4 mln.) In de begroting was een stelpost van € 113,4 mln. opgenomen voor garanties in verband met door de Bank voor Internationale Betalingen te verstrekken leningen. In 2001 zijn geen garanties verstrekt. 03.10 Exportkredietverzekering
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Kostenvergoeding NCM Garantieverplichtingen
Begroting
Realisatie
Verschil
12 231 11 332 274
9 367 2 554 329
– 2 864 – 8 777 945
11 344 505
2 563 696
– 8 780 809
De in 2001 afgegeven garanties onder de exportkredietverzekering zijn in 2001 ruim onder de verplichtingenraming gebleven. Het aantal en de bedragen van de jaarlijks afgegeven garanties kunnen sterk fluctueren. Dit is onder andere afhankelijk van het al dan niet afgeven van grote dekkingstoezeggingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
99
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
Kostenvergoeding NCM Schade-uitkeringen
Begroting
Realisatie
Verschil
12 231 78 646
9 367 85 857
– 2 864 + 7 211
90 877
95 224
+ 4 347
De kostenvergoeding voor de Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij was in 2001 lager dan geraamd. Dit wordt mede verklaard doordat een lager dan verwacht aantal dekkingstoezeggingen en polissen is uitgegeven. De schade-uitkeringen zijn hoger dan geraamd. Dit wordt met name verklaard door niet-voorziene schade-uitkeringen op herverzekerde exportkredieten op Ghana. Vergeleken met 2000 zijn de schadeuitkeringen gestegen.
Volume- en prestatiegegevens Ontwikkeling obligo Onderstaande grafiek geeft inzicht in de ontwikkeling van de voorlopige (dekkings)toezeggingen en de definitieve garanties. Met de dekkingstoezeggingen verplicht de Staat zich indien het risico niet verslechtert – over te gaan tot polisafgifte in het geval dat een contract tot stand komt. Deze dekkingstoezeggingen leiden echter niet in alle gevallen tot een verzekeringspolis en daarmee tot een budgettair risico voor de Staat. Ontwikkeling obligo; voorlopige en definitieve garanties
Het totale obligo ultimo 2001 is ten opzichte van ultimo 2000 gedaald. De daling van het totale obligo (definitief en voorlopig) vormt het saldo van de in de 2001 nieuwe aangegane verplichtingen en het in 2001 vervallen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
100
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
obligo. In 2001 zijn de aangegane verplichtingen ten opzichte van 2000 met € 363 mln. gedaald. Bovendien laat het totale obligo een daling zien doordat er in 2001 een hoger bedrag aan obligo is vervallen, dan dat er nieuwe verplichtingen zijn aangegaan. 03.11 Regeling Herverzekering Investeringen
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
453 780
176 975
– 276 805
Het beroep op de Regeling Herverzekering Investeringen bleef achter bij de stelpostraming in de ontwerp-begroting en lag tevens op een lager niveau dan in 2000 (€ 189,7 mln.). 03.17 Garantie inzake deelneming in het kapitaal van de Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
0
2 516
+ 2 516
Het verschil betreft een administratieve verwerking (positieve bijstelling) van reeds bestaande garantieverplichtingen. De bijstelling is het gevolg van een verschil tussen de wisselkoersen van de SDR per 31-12-2001 en 31-12-2000. 04.01 Personeel en materieel Belastingdienst
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Ambtelijk personeel Overige personele uitgaven Post-actieven Materiële uitgaven
Begroting
Realisatie
Verschil
1 273 482 39 239 6 081 859 698
1 360 923 69 512 4 786 944 514
+ 87 441 + 30 273 – 1 295 + 84 816
2 178 500
2 379 735
+ 201 235
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
101
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Voor een verschil tussen de begroting en realisatie wordt verwezen naar de toelichting bij de uitgaven. Het verschil tussen de gerealiseerde verplichtingen en uitgaven betreft het saldo van de ultimo 2001 openstaande verplichtingen (€ 184,8 mln.) en de uitgaven die in 2001 gedaan zijn voor in 2000 aangegane verplichtingen (€ 152,9 mln.). De eind 2001 openstaande verplichtingen zijn het gevolg van afgesloten (mantel)contracten met betrekking tot automatisering, huisvesting en inrichting die in 2002 en volgende jaren tot uitgaven leiden.
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
Ambtelijk personeel Overige personele uitgaven Post-actieven Materiële uitgaven
Begroting
Realisatie
Verschil
1 273 482 39 239 6 081 859 698
1 361 387 68 124 4 786 913 470
+ 87 905 + 28 886 – 1 295 + 53 771
2 178 500
2 347 767
+ 169 267
Personeel Het verschil tussen de begroting en de realisatie van ambtelijk personeel wordt voor een groot deel veroorzaakt door de meerkosten van de CAO 2001–2002 (€ 63,6 mln.), instroom personeel van het DG Belastingen (€ 4,6 mln), uitvoeringskosten van diverse fiscale wetten (€ 18,2 mln.) en diverse overige mutaties zoals desalderingen, van Rijn-gelden etc. (€ 13,7 mln.). Daarnaast hebben er minder uitgaven plaatsgevonden omdat de formatie niet geheel bezet kon worden door de situatie op de arbeidsmarkt. De stijging van de overige personele uitgaven kent twee oorzaken. Ten eerste is meer uitgegeven aan uitzendkrachten (€ 26,4 mln.). Dit komt omdat de Belastingdienst moeite heeft om de formatie te bezetten waardoor werkzaamheden worden verricht door uitzendkrachten. Tevens heeft er een technische tegenvaller plaatsgevonden bij het centraal verwerken van de IB/LB aangiften waardoor handmatig intoetsen door uitzendkrachten noodzakelijk was. Een tweede oorzaak van de stijging van overige personele uitgaven zijn de meeruitgaven (€ 2,3 mln.) voor kinderopvang. Overigens is de Belastingdienst bij 1e en 2e suppletore wet grotendeels gecompenseerd voor deze meeruitgaven. Daarnaast zijn er meerontvangsten gerealiseerd die een directe relatie hebben met de meeruitgaven. Materieel Het verschil tussen begroting en uitgaven op materieel wordt hieronder per cluster uitgesplitst. Per cluster wordt een toelichting gegeven op majeure afwijkingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
102
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Materiële uitgaven naar cluster (x € 1000)
Personeelsmanagement Reis en verblijf Huisvesting Bureau Bedrijfsmiddelen Automatisering en communicatietechnologie Algemeen Dienst Omroepbijdragen
Realisatie 2000
Begroting 2001
Realisatie 2001
50 278 42 558 197 165 101 282 55 529 410 168 69 535 15 582
42 201 39 933 201 313 93 933 57 630 338 520 86 169 0
46 909 44 186 222 781 94 047 55 703 344 712 105 132 0
942 097
859 699
913 470
De realisatie van bovengenoemde clusters valt vanwege prijsontwikkelingen in het algemeen hoger uit dan de begroting. Vanuit deze gedachte vertonen alleen de clusters huisvesting en algemeen een afwijking. Daarom worden alleen deze clusters onderstaand toegelicht. Overigens is de Belastingdienst voor deze meeruitgaven bij 1e en 2e suppletore wet grotendeels gecompenseerd. Daarnaast zijn er meerontvangsten gerealiseerd die een directe relatie hebben met de meer-uitgaven.
Huisvesting Het verschil tussen de realisatie en de begroting van de huisvestingskosten is het gevolg van bovengemiddelde nominale ontwikkelingen, voornamelijk als gevolg van prijsstijgingen op de bouw- en huurmarkt. Daarnaast is er sprake van enkele kleine tegenvallers in de projectkosten. Algemeen Onder het cluster algemeen worden kosten geregistreerd die niet onder de overige clusters geboekt worden. Het verschil tussen de realisatie en de begroting kent drie hoofdoorzaken. Ten eerste zijn hier de meerkosten geboekt voor voorlichting via dagbladen en televisie in het kader van de belastingherziening (€ 7,3 mln.). Ten tweede zijn hier de kosten geboekt voor de ontwikkeling van het internet van de Belastingdienst (€ 4,1 mln.). Een derde kostenpost betreft de restant afbouw van de Dienst Omroepbijdrage (€ 0,9 mln.). Betaald Rijden Voor het project Betaald Rijden is voor 2001 een bedrag van € 19,7 mln. door het ministerie van Verkeer en Waterstaat beschikbaar gesteld. Vanuit het in 2000 ter beschikking gestelde budget is € 5,9 mln. doorgeschoven naar 2001 zodat in totaal € 25,6 mln. beschikbaar was. Medio 2001 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat besloten het Rekeningrijden niet te continueren. In 2001 zijn tot en met juli uitgaven gedaan voor het project. Deze kosten hebben vooral betrekking op het bouwen en het testen van het systeem voor Betaald Rijden. De uitgaven hiervoor bedroegen € 16,4 mln. Het resterende deel ad € 9,2 mln. zal bij slotwet worden teruggeboekt naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
103
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Kengetallen personeel en materieel (Volume in fte; bedragen x € 1000)
Volume Ambtelijk personeel Post-actieven Gemiddelde uitgaven Ambtelijk personeel Post-actieven Materieel
Realisatie 2000
Begroting 2001
Realisatie 2001
29 796 370
30 440 370
30 362 382
41,8 16,1 31,6
41,8 15,9 28,3
44,8 16,7 30,1
Het volume voor ambtelijk personeel was voor 2001 geraamd op 30 440 fte. Deze raming is lopende het jaar uitgebreid als gevolg van mutaties voor aanvullende wetgeving in het kader van de Belastingherziening 2001, zoals kinderkorting en ondernemerspakket (ca. 380 fte). Ondanks de krapte op de arbeidsmarkt is de Belastingdienst er in geslaagd om de bezetting ten opzichte van 2000 met 566 fte te doen stijgen. Desondanks blijft de gemiddelde bezetting voor ambtelijk personeel (30 362) achter bij de begroting 2001. Het verschil tussen de begrotingsformatie 2001 (inclusief aanvulling voor wetgeving) en de realisatie wordt grotendeels bezet door uitzendkrachten. De stijging van de gemiddelde uitgaven aan ambtelijk personeel ten opzichte van de begroting 2001 wordt voornamelijk veroorzaakt door de doorwerking van de CAO’s voor 2000–2001 en 2001–2002. De stijging van de materiële uitgaven ten opzichte van de begroting 2001 hangt samen met de toegenomen materiële uitgaven zoals onder het hoofdstuk materieel is toegelicht. Als belangrijkste posten worden genoemd huisvesting en voorlichting. 04.05 Uitgaven heffings- en invorderingsrente
Verplichtingen en uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
Heffingsrente Invorderingsrente
142 941 72 605
295 627 220 895
+ 152 686 + 148 290
Totaal
215 546
516 522
+ 300 976
De toename van de rente-uitgaven wordt deels veroorzaakt door de in 2001 gemiddeld hogere rentestand. Daarnaast worden de hogere uitgaven heffingsrente veroorzaakt door een gestegen productie van negatieve aanslagen en verminderingen in de inkomensheffing en vennootschapsbelasting. De hogere uitgaven invorderingsrente zijn mede veroorzaakt door een aantal incidentele belastinguitgaven met een hoge rentecomponent.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
104
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
04.08 Vergoeding proceskosten
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
3 161
5 620
+ 2 459
De hogere uitgaven worden veroorzaakt door de introductie van een vergoedingsregeling voor de kosten van het maken van bezwaar tegen voorlopige aanslagen IB/PVV. 04.10 Uitvoering belastingmaatregelen door derden
Verplichtingen Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
18 594
26 613
+ 8 019
Begroting
Realisatie
Verschil
18 437
26 613
+ 8 176
Uitgaven Realisatie-overzicht (x € 1000)
Het verschil wordt verklaard door de hogere uitvoeringskosten van de gezamelijke energiebedrijven. Deze uitvoeringskosten zijn namelijk gekoppeld aan het aantal aangevraagde energiepremies dat relatief fors toeneemt.
Ontvangsten Niet-belastingontvangsten 01.04 Afdracht Staatsloterij Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
107 362
127 064
+ 19 702
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
105
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
In 2001 is de omzet in vergelijking met afgelopen jaren wederom gestegen. Dit komt mede door het succes van Dayzers en de oudejaarsloterij. Door het te verwachten hogere niveau van de omzet is de raming van de afdracht bij 1e suppletore begroting met € 24 mln. verhoogd. De groei van de omzet is evenwel door de verminderde economische omstandigheden lager dan bij eerste suppletore begroting verwacht. Hierdoor is de gerealiseerde afdracht uiteindelijk minder positief geworden dan op basis van de bijgestelde raming bij 1e suppletore begroting verwacht werd. Meerjarige ontwikkeling omzet en afdracht SENS (x € 1 mln.)
Omzet SENS Afdracht SENS
1997
1998
1999
2000
2001
472,4 87,6
514,1 96,3
575,4 116,2
595,8 110,6
658,9 127,1
N.B. De afdracht SENS 1999 en 2000 is gecorrigeerd voor een kasontvangst in 2000 die betrekking heeft op loterij-opbrengsten van 1999. De cijfers wijken hierdoor af van de gepresenteerde cijfers in de financiële verantwoording 2000. 01.05 Ontvangsten uit exploitatie Domeinen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Verpachting Erfpacht en opstal Verhuring Verkoop zand Vergunningen en overige rechten Benzinestations
Begroting
Realisatie
Verschil
22 507 21 464 20 440 18 151 2 328 10 301
22 810 22 057 14 733 31 940 3 069 7 311
+ 303 + 593 – 5 707 + 13 789 + 741 – 2 990
95 191
101 920
+ 6 729
Verhuring Deze post heeft betrekking op de huur van gebouwen in tijdelijk beheer en huur musea. In het laatste kwartaal van 2001 zijn gebruiksovereenkomsten tussen de Rijksgebouwendienst en rijksmusea ondertekend en vervallen de overeenkomsten tussen de betreffende musea en Domeinen. De nieuwe overeenkomsten gelden met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 (– € 9,1 mln.). Daarnaast is sprake van hogere opbrengsten voor huur van overige panden betrekking hebbende op de middelenafspraak Defensie (+ € 3,4 mln.). Verkoop zand Door de uitvoering van grote infrastructurele werken zijn de opbrengsten zand toegenomen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
106
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Benzinestations Het ingangsjaar van de wijzing van de gebruiksvergoedingensystematiek is verschoven van 2001 naar 2002. Hierdoor is minder ontvangen dan oorspronkelijk is geraamd. 01.06 Ontvangsten uit verkoop Domeinen Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
79 865
70 541
– 9 324
1 588
4 950
+ 3 362
Onroerende zaken: – Agrarische domeinen – Defensie-objecten
45 287 22 689
25 733 20 629
– 19 554 – 2 060
– Overige overtollige zaken
18 188
108 139
+ 89 951
167 617
229 992
+ 62 375
Roerende zaken: – Defensiezaken – Overige overtollige en verbeurd verklaarde zaken
Roerende zaken Domeinen heeft € 9,3 mln. minder ontvangen uit de verkoop van goederen voor Defensie, omdat een aantal strategische verkopen niet zijn doorgegaan. De realisatie overtollig en verbeurd verklaard bedraagt € 5,0 mln. Deze bestaat voor € 2,1 mln. uit overtollig en verbeurd verklaarde goederen en € 2,8 mln. heeft betrekking op opgelden. Dit zijn gelden die Domeinen ontvangt uit hoofde van haar dienstverlening bij verkopen van overtollige, verbeurd verklaarde en in beslag genomen goederen op opslagplaatsen. Onroerende zaken Aan ontvangsten uit hoofde van verkoop van agrarische domeinen is een bedrag van € 25,7 mln. gerealiseerd. Dit is € 19,5 mln. minder dan geraamd door de verkoopstop die per 1 april 2000 tijdelijk is ingesteld en voor 2001 is gecontinueerd. Daarnaast zijn er grote opbrengsten gerealiseerd in met name de IJsselmeerpolders (Almere € 31,3 mln.) uit hoofde van verkoop van gronden met niet-agrarische bestemmingen. In de ontwerp-begroting was met het tot realisatie komen van grote transacties niet voorzien. Middelenafspraken Op bepaalde ontvangsten van dit artikel zijn middelenafspraken van toepassing. Dit betekent dat de desbetreffende ontvangsten geoormerkt zijn ter dekking van uitgaven door het ministerie waar een middelenafspraak mee gesloten is. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van deze middelenafspraken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
107
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Overzicht middelenafspraken (x € 1 mln.) Begroting
Realisatie
Verschil
22,7 79,9 4,0 0 15,9
20,6 70,5 7,0 – 0,1 9,0
– 2,0 – 9,3 3,0 0,1 – 6,9
122,5
107,2
– 15,3
Defensie (onroerend) Defensie (roerend) Buiza (ambassades) OCW (schoolgebouwen) LNV (onroerend) Totaal middelenafspraken
Kengetallen In onderstaande tabel zijn kengetallen opgenomen inzake de verkoop van agrarische domeinen. Verkochte agrarische domeinen 1997
1998
1999
2000
2001
2 803 35,2
11 346 165,0
7 987 139,7
5 776 121,8
526 10,6
13
15
18
21
20
932 19,9
538 11,4
843 20
430 18,8
335 10,9
21
21
24
44
33
Opbrengst erven en Gebouwen (x € 1 mln.)
21,5
35,8
22,6
17,7
2,5
Opbrengst melkquota (x € 1 mln.)
2,6
3,2
4,3
2,7
1,8
79,3
215,4
186,6
161,0
25,7
Verpacht Oppervlakte (in ha.) Opbrengst (x € 1 mln.) Gemiddelde opbrengst per ha. (x € 1 000) Pachtvrij Oppervlakte (in ha.) Opbrengst (x € 1 mln.) Gemiddelde opbrengst per ha (x € 1 000)
Totaal opbrengst agrarische domeinen (x € 1 mln.)
01.07 Diverse ontvangsten Domeinen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Overdracht van onroerende zaken aan andere Diensten Rente Onbeheerde nalatenschappen Ontvangen OZB Overige ontvangsten
Begroting
Realisatie
Verschil
45 7 941 45 20 960 1 135
240 586 7 646 465 18 427 11 486
+ 240 541 – 295 + 420 – 2 533 + 10 351
30 126
278 610
+ 248 484
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
108
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Overdracht onroerende zaken aan andere diensten De hoge realisatie wordt grotendeels veroorzaakt door een correctie van de RGD op de openingsbalans per 1 januari 1999. Hiermee is een bedrag gemoeid van € 230 mln. Dit bedrag is een correctie op het (per saldo) in 1999 en 2000 van het agentschap Rijksgebouwendienst ontvangen bedrag van € 3.487.652.012. Het betreft het saldo van langlopende activa en langlopende voorzieningen, zoals die op de openingsbalans van de Rijksgebouwendienst zijn opgenomen. De precieze omvang van deze posten op de openingsbalans was bij het opstellen van de financiële verantwoording over 1999 nog niet bekend. Met de correctie van € 230 mln. heeft de vermogensconversie van het agentschap Rijksgebouwendienst definitief zijn beslag gekregen. Een en ander is vastgelegd in de medio 2001 tussen Financiën en het agentschap Rijksgebouwendienst gesloten leningsconvenanten. Daarnaast is sprake van de overdracht van een pand van Justitie naar de RGD. Dit betreft een verrekening (€ 10 mln.). Overige ontvangsten Hogere ontvangsten zijn met name gerealiseerd door de toepassing van het anti-speculatiebeding bij doorverkoop van onroerende zaken. 01.10 Diverse ontvangsten, kernministerie Realisatie-overzicht (x € 1000)
Invaliditeitsuitkeringen Verrichte werkzaamheden kernministerie Overige ontvangsten
Begroting
Realisatie
Verschil
186
289
+ 226
1 870
2 844
+ 975
520
10 114
+ 9 594
2 576
13 298
+ 10 722
Verrichte werkzaamheden kernministerie De hogere ontvangsten worden met name verklaard door hoger dan geraamde ontvangsten uit dienstverlening door de EDP-audit pool en het Facilitair Salaris Bedrijf (FSB) en cursusontvangsten van de Vakopleiding Openbare Financiën (VOF). Overige ontvangsten De hogere ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op ontvangen achterstallige omroepbijdragen over 1999 in het kader van de financiële afwikkeling van de opgeheven Dienst Omroepbijdrage (€ 0,8 mln.), renteontvangsten uit niet geheel saldoloos Rijksbetalingsverkeer ( € 3,6 mln.), terugvordering subsidies tijdelijke regeling tankstations grensstreek Duitsland (€ 2,3 mln., zie uitgavenartikel 02.11), een bijdrage van de Europese Commissie ten behoeve van eurovoorlichting (€ 0,5 mln.), een bijdrage van BZK voor arbeidsmarktcommunicatie (€ 0,2 mln.) en overige mutaties (€ 2,0 mln.)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
109
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
02.01 Winstuitkering De Nederlandsche Bank Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
1 089 073
1 399 466
+ 310 393
Door hogere inkomsten uit beleggingen in dollars als gevolg van een depreciatie van de euro ten opzichte van de dollar en door hogere koerswinsten op de verkochte obligaties als gevolg van een daling van de EMUen VS-rente is de realisatie hoger dan verwacht. 02.02 Rente De Nederlandsche Bank – FMS-account Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
7 397
10 199
+ 2 802
Het verschil is het gevolg van een hoger gemiddeld saldo op de bankrekening, een lager rentepercentage en een fors hogere dollarkoers. 02.04 Toename munten in circulatie Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
20 012
0
20 012
Door de omvangrijke afstoting van circulatiemunten is er geen toename van munten in circulatie (zie ook uitgavenartikel 02.01 muntwezen).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
110
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
02.08 Dividend uit staatsdeelnemingen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Internationale Nederlanden Groep Bank Nederlandse Gemeenten Hollandse Signaalapparaten Haven van Vlissingen Nederlandse Waterschapsbank De Nederlandse Munt Ned. Financierings-Maatschappij voorOntwikkelingslanden Nederlands Inkoopcentrum
Begroting
Realisatie
Verschil
908 35 395 0 0 1 543 90
912 49 911 0 0 2 076 140
+4 + 14 516 0 0 + 533 + 50
0 0
116 403
+ 116 + 403
37 936
53 558
+ 15 622
De hogere dividenduitkeringen zijn met name te verklaren door de hogere dividenduitkering van de Bank Nederlandse Gemeenten (+ € 14,5 mln.) en de Nederlandse Waterschapsbank (+ € 0,5 mln.) in verband met de door deze ondernemingen behaalde hogere winsten en hogere uitkeringspercentages. 02.10 Regeling Bijzondere Financiering en Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen Realisatie-overzicht (x € 1000)
Garantieprovisie BF Restituties BF Restituties PPM
Begroting
Realisatie
Verschil
5 218 4 311 0
5 384 7 176 – 41
+ 166 + 2 865 – 41
9 529
12 519
+ 2 990
Het verschil in ontvangsten wordt met name verklaard door de hogere restituties uit hoofde van de BF-regeling. Op kredieten die reeds afgedekt zijn is in 2001 meer terugbetaald. 03.05 Diverse ontvangsten financiën buitenland Realisatie-overzicht (x € 1000)
Nederlands-Indonesische Overeenkomst Terugontvangsten EIB-Europese Ontwikkelingsfondsen(Speciale EEG-rekening) Ontvangsten IDA Special Action Account
Begroting
Realisatie
Verschil
2 950
2 939
– 11
27 227 922
40 802 819
+ 13 575 – 103
31 099
44 560
+ 13 461
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
111
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Het verschil heeft vrijwel geheel betrekking op ontvangsten betreffende het Nederlandse deel van de speciale EEG-rekening van de EU-lidstaten bij de Europese Investeringsbank. Op deze rekening worden de ontvangen rente en aflossing op het door de EIB verstrekte risico-kapitaal aan landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) en Landen en Gebieden Overzee (LGO) gestort. Een deel van deze rekening komt aan Nederland toe. De incidentele ontvangst lag beduidend hoger dan het bedrag dat in de ontwerpbegroting als stelpostraming was opgenomen. 03.06 Exportkredietverzekering
Ontvangsten Realisatie-overzicht (x € 1000)
Premies Schaderestituties
Begroting
Realisatie
Verschil
34 034 156 554
35 923 375 297
+ 1 889 + 218 743
190 588
411 220
+ 220 632
De schade-restituties waren in 2001 veel hoger dan geraamd. De onverwacht hoge schade-restituties uit Nigeria hebben hier in grote mate aan bijgedragen. Daarnaast hebben ook de andere debiteurlanden een algemeen positief betalingsgedrag laten zien. 04.01 Ontvangsten heffings- en invorderingsrente Realisatie-overzicht (x € 1000)
Heffingsrente Invorderingsrente
Begroting
Realisatie
Verschil
340 335 45 378
608 039 61 802
+ 267 704 + 16 424
385 713
669 841
+ 284 128
De toename van de rente-ontvangsten wordt deels veroorzaakt door de in 2001 gemiddeld hogere rentestand. Daarnaast waren er hogere ontvangsten heffingsrente als gevolg van een gestegen productie van voorlopige en definitieve positieve aanslagen in de vennootschapsbelasting. 04.02 Kosten vervolging Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
55 724
65 547
+ 9 823
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
112
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
Het verschil is een gevolg van een toename van het aantal vervolgingsacties. Ontwikkeling aantallen vervolgingsacties en doorberekende kosten
Aanmaningen (x 1000) Dwangbevelen (x 1000) Beslagopdrachten (x 1000) Tenuitvoerleggingen (x 1000) Doorberekende kosten (x € 1mln.)
1998
1999
2000
2001
2 778 1 379 462 313
2 716 1 310 490 287
2 907 1 400 491 298
2 876 1 535 569 334
52,8
55,4
57,1
65,5
04.04 Bijdrage van de EU in de inningskosten EU-douanerechten Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
183 327
163 574
– 19 753
De lagere ontvangsten houden gelijke tred met de hogere invoerrechten. De bijdrage is namelijk een percentage (in 2001 10%) van de vastgestelde invoerrechten. 04.27 Diverse ontvangsten Belastingdienst Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
Invaliditeitsuitkering Ouderbijdrage kinderopvang A&O-fonds Overige personele ontvangsten Middelenafspraken roerende zaken PC-Privé Overige ontvangsten materieel AIBS Dienst Omroepbijdragen
2 496 4 199 590 1 169 152 2 043 11 249 5 700 0
5 591 4 398 617 4 249 145 3 380 8 900 8 100 0
+ 3 095 + 199 + 27 + 3 080 –7 + 1 337 – 2 349 + 2 400 0
Totaal
27 598
35 380
+ 7 782
De ontvangsten hebben een samenhang met het uitgavenartikel 04.01personeel en materieel Belastingdienst. De hogere ontvangsten voor invaliditeitsuitkeringen zijn een gevolg van hogere ontvangsten voor langdurig zieken. Bij suppletore wetgeving is de begroting 2001 hiervoor reeds aangepast, evenals voor de overige personele ontvangsten (€ 3 mln.) zodat voor deze verzameling van kleine posten een geringe meer-ontvangst van € 1,3 mln. is gerealiseerd. De verzameling overige ontvangsten materieel is suppletoir begroot op € 9,3
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
113
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
mln. zodat ook op dit onderdeel de realisatie nagenoeg gelijk is aan de begroting. De hogere ontvangsten voor Algemene Internationale Bijstand houden direct verband met uitgaven in het kader van een twinning project met Bulgarije (€ 1,8 mln.) en voor extra bijstand aan de Nederlandse Antillen (€ 0,5 mln.). 04.28 Opbrengsten van schikkingen en administratieve boeten Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
Opbrengsten van schikkingen Administratieve boeten
3 176 108 908
3 732 162 010
+ 556 + 53 102
Totaal
112 084
165 742
+ 53 658
De hogere opbrengsten worden veroorzaakt door hogere boete-opbrengsten bij de inkomsten- en omzetbelasting.
Belastingontvangsten De bedragen in de onderstaande realisatie-overzichten zijn na aftrek van de afdrachten aan de Europese Unie. De bedragen in de toelichtingen bij deze overzichten hebben zoals gebruikelijk betrekking op de opbrengst voor aftrek van de afdrachten aan de Europese Unie. Deze bedragen zijn daarmee vergelijkbaar met tabel 2.2. in paragraaf 2.2. van het algemeen deel van de toelichting. 04.06 Vermogensbelasting Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
74 874
101 618
+ 26 744
De vermogensbelasting is in 2001 vervangen door de vermogensrendementsheffing, hetgeen onderdeel is geworden van de inkomstenbelasting. De ontvangsten in 2001 hebben betrekking op belastingjaar 2000 en zijn € 0,03 mld. hoger uitgekomen dan begroot. 04.08 Loon- en inkomstenbelasting Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
24 596 249
23 343 876
– 1 252 373
Bij de loon- en inkomstenbelasting is sprake van een onderschrijding van € 1,23 mld. Deze onderschrijding is het saldo van de hogere doorwerking
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
114
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
van de realisatie over 2000 van € 0,14 mld., de neerwaartse autonome bijstelling van € 1,04 mld. en de neerwaartse endogene bijstelling van € 0,27 mld. De autonome bijstelling komt met name voort uit een tweetal factoren. Ten eerste is sprake geweest van een eenmalige kasschuif tussen belastingen en premies van – € 1,63 mld. Bij de eerste suppletore begroting is de raming hiervoor neerwaarts bijgesteld. Ten tweede zijn door hoger dan verwachte nabetalingen van de Sociale Fondsen aan het Rijk de ontvangsten toegenomen met € 0,52 mld. Bij de tweede suppletore begroting is de raming hiervoor opwaarts bijgesteld. Van de neerwaartse endogene bijstelling is € 0,14 mld. toe te wijzen aan een verschuiving van de kasontvangsten tussen de maanden december en januari. Een deel van de decemberontvangsten is uiteindelijk pas in januari 2002 ontvangen. 04.09 Dividendbelasting Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
2 557 052
4 308 025
+ 1 750 973
Bij de dividendbelasting is sprake van een meevaller van € 1,75 mld. Deze meevaller wordt verklaard uit twee factoren, te weten de hoger dan geraamde winstontwikkeling van beursgenoteerde ondernemingen en de gevolgen van de belastingherziening door wijziging in de fiscale behandeling van vermogensinkomsten. De winstontwikkeling van beursgenoteerde ondernemingen is in 2000 spectaculair gestegen met 76%. De dividenduitkering is hierdoor toegenomen, maar een belangrijk deel van het dividend over het jaar 2000 is echter pas in 2001 betaalbaar gesteld. Dit komt door een behoedzaam dividendbeleid bij ondernemingen, waarbij wordt gestreefd naar stabiel stijgende dividenduitkeringen. Door de gewijzigde fiscale behandeling van vermogensinkomsten hebben zich twee veranderingen voorgedaan. In de eerste plaats was sprake van een switch van stock naar contante dividenduitkeringen. Bij het keuzedividend wordt nu vaker dan voorheen gekozen voor contant in plaats van stockdividend. Dit komt doordat bij de Belastingherziening 2001 contant dividend even aantrekkelijk is geworden als stockdividend, terwijl dit voorheen niet het geval was. In de tweede plaats is door de Belastingherziening 2001 bij Directeur Groot Aandeelhouders (DGA’s) sprake van een andere fiscale behandeling van het in privé aangehouden vermogen. De rente op privé-schulden is bij IB2001 niet langer aftrekbaar tegen het marginale tarief (uitgezonderd voor het eigen huis of ter financiering van de aankoop van aanmerkelijkbelangaandelen). Hierdoor hebben DGA’s er belang bij om schulden af te lossen, hetgeen gefinancierd wordt uit hogere dividenduitkeringen. Daarnaast werd voorheen het rendement op privé vermogen belast tegen het marginale tarief, terwijl bij IB2001 sprake is van een fictief rendement van 4% dat belast wordt tegen 30%. Het VPB-tarief is daarentegen 35%. Daarom is het aantrekkelijk om het vermogen dat niet nodig is voor de activiteiten van de vennootschap in de vorm van dividend uit te keren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
115
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
04.12 Accijns van lichte olie Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
3 410 158
3 146 626
– 263 532
De kasopbrengst van de accijns van lichte olie is € 0,26 mld. lager uitgekomen. Voor € 0,19 mld. is de onderschrijding toe te schrijven aan de doorwerking van de realisatie over 2000. Bij de eerste suppletore begroting is de raming hiervoor neerwaarts bijgesteld. Verder wordt de lagere endogene groei veroorzaakt door de lager dan geraamde volumegroei van de particuliere consumptie. Ten tijde van de ontwerpbegroting werd uitgegaan van een volumegroei van 4,5%, terwijl deze is uitgekomen op 1,3%. 04.13 Accijns van minerale oliën anders dan lichte olie Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
2 363 741
2 076 138
– 287 603
De realisatie van de accijns van minerale oliën valt € 0,29 mld. lager uit. Voor € 0,13 mld. is de onderschrijding toe te schrijven aan de doorwerking van de realisatie over 2000. Voor € 0,03 mld. heeft de onderschrijding betrekking op autonome maatregelen, zoals de versnelde teruggaveregeling laagzwavelige diesel. Bij de eerste suppletore begroting is de raming hiervoor neerwaarts bijgesteld. Verder heeft € 0,17 mld. te maken met een neerwaarts bijgestelde groei van de particuliere consumptie. 04.16 Bieraccijns Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
304 033
278 616
– 25 417
De kasopbrengsten van de bieraccijns zijn € 0,03 mld. lager uitgekomen. Dit is deels het gevolg van de doorwerking van de realisatie over 2000 en deels het gevolg van de neerwaarts bijgestelde groei van de particuliere consumptie.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
116
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
04.18 Tabaksaccijns Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
1 772 012
1 676 918
– 95 094
De opbrengsten van de tabaksaccijns vallen € 0,1 mld. lager uit. Deels heeft dit te maken met de doorwerking van de realisatie over 2000. Verder is sprake van een lager volume van de particuliere consumptie dan geraamd. 04.20 Belasting van personenauto’s en motorrijwielen Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
3 142 428
2 934 853
– 207 575
De belasting van personenauto’s en motorrijwielen is € 0,21 mld. lager uitgekomen. Dit wordt veroorzaakt door lager dan geraamde autoverkopen. Ten tijde van de ontwerp-begroting werd uitgegaan van 600 duizend stuks, maar bij de realisatie bleek dat 530 duizend stuks verkocht zijn. Bij de eerste suppletore begroting is de raming hiervoor reeds aangepast. De tegenvaller werd enigszins getemperd doordat de gemiddelde verkoopprijs iets hoger is uitgekomen dan geraamd. 04.22 Belastingen van rechtsverkeer Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
4 156 627
4 483 953
+ 327 326
De belastingen van rechtsverkeer zijn € 0,33 mld. hoger uitgekomen dan begroot. In de eerste suppletore begroting is aangegeven dat de raming met € 0,18 mld. neerwaarts is bijgesteld. Dit was voornamelijk het gevolg van de doorwerking van de realisaties over 2000. Daar tegenover staat echter een forse meevaller bij de overdrachtsbelasting. Bij de ontwerpbegroting werd uitgegaan van een prijsstijging van onroerend goed van 3,5% en een gelijkblijvend volume. Zowel prijs als volume zijn echter harder gestegen; de gemiddelde prijsstijging is uitgekomen op 9,5% en het volume op 1,2%.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
117
Artikelsgewijze toelichting bij de rekening
04.23 Rechten van successie, van overgang en van schenking Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
1 533 777
1 306 700
– 227 077
De successierechten zijn € 0,23 mld. lager uitgekomen dan was begroot. Bij de eerste suppletore begroting is melding gemaakt van een opwaartse bijstelling van € 0,09 mld. uit hoofde van de structurele doorwerking van realisaties over 2000. De neerwaartse ramingsbijstelling heeft naar schatting voor € 0,32 mld. betrekking op startperikelen na de reorganisatie van het dienstvak Registratie & Successie op het gebied van de automatisering en de personele bezetting. De achterstand is ontstaan in de periode maart t/m november 2001. Vanaf december is het inlopen van de achterstand aangevangen. 04.25 Belastingen op milieugrondslag Realisatie-overzicht (x € 1000) Begroting
Realisatie
Verschil
3 793 603
3 416 318
– 377 285
De belastingen op een milieugrondslag zijn € 0,38 mld. lager uitgekomen dan was begroot. Deze tegenvaller heeft voornamelijk betrekking op de Regulerende Energiebelasting (€ 0,30 mld.). Bij de eerste suppletore begroting is reeds melding gemaakt van een neerwaartse ramingsbijstelling van € 0,18 mld. waarmee de raming voor de opbrengst van de regulerende energiebelasting in overeenstemming is gebracht met de gemiddelde ontwikkeling van de laatste jaren. De tegenvallende ontwikkeling kan waarschijnlijk ook deels worden toegeschreven aan de relatief zachte winter in 2001. Bij de brandstoffenheffing is sprake van een onderschrijding van € 0,10 mld. ten opzichte van de ontwerp-begroting. Dit is toe te schrijven aan een autonome wijziging. Bij de milieubelasting op elektriciteitsopwekking was in 2001 sprake van een omvorming van een input- naar een outputbelasting, hetgeen inhoudt dat elektriciteitscentrales worden vrijgesteld van brandstoffenbelasting. Hierdoor was sprake van een verschuiving tussen de brandstoffenheffing en de Regulerende Energiebelasting.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
118
MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB) SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2001 (BEDRAGEN X € 1000)
DEBET OMSCHRIJVING 1.
3. 4. 5.
Uitgaven t.l.v. de begroting 1999 Uitgaven t.l.v. de begroting 2000 Uitgaven t.l.v. de begroting 2001 Liquide middelen
7.
Rekening-courant RHB Uitgaven buiten begrotingsverband Sub-totaal Openstaande rechten
8.
Extra-comptabele vorderingen
CREDIT 31-12-01
31-12-00
0
0
0
3 674 057
3 673 590
0
2.
6. (2 781) 84 721 492
6 907 77 317 525
2 363 88 394 664
3 048 81 001 537 7a.
20 118 226
17 281 624 8a.
3 199 056 Tegenrekening extracomptabele schulden 10. Voorschotten 11a.1 Tegenrek. openst. garantieverplichtingen 11a.2 Tegenrek. openst. betalingsverplichtingen 12. Deelnemingen Totaal-generaal
OMSCHRIJVING
3 268 798
9a.
9. 0 36 605
17 21 539
50 478 322
53 582 634
10a. 11.1 11.2
903 818 1 145 191 1 447 818 1 425 215 164 578 509 157 726 555
12a.
Ontvangsten t.g.v. de begroting 1999 Ontvangsten t.g.v. de begroting 2000 Ontvangsten t.g.v. de begroting 2001 Ontvangsten buiten begrotingsverband
Sub-totaal Tegenrekening openstaande rechten Tegenrekening extracomptabele vorderingen Extra-comptabele schulden
31-12-01
31-12-00
0
0
0
80 953 742
88 342 570
0
52 094
47 795
88 394 664
81 001 537
20 118 226
17 281 624
3 199 056
3 268 798
0 17 Tegenrekening voorschotten 36 605 21 539 Openstaande garantieverplichtingen 50 478 322 53 582 634 Openstaande betalingsverplichtingen 903 818 1 145 191 Tegenrekening deelnemingen 1 447 818 1 425 215 Totaal-generaal 164 578 509 157 726 555
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
119
Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2001 van het ministerie van Financiën (begroting IXB) Algemene toelichting Alle bedragen zijn opgenomen tegen nominale waarden en vermeld in duizenden euro’s tenzij anders vermeld. In de tabellen zijn specificaties cursief weergegeven. Belangrijke posten worden hieronder nader toegelicht. Hierbij is de nummering van de saldibalans aangehouden. De gehanteerde valutakoersen zijn in onderstaand overzicht samengevat. Valutakoersen t.o.v. de euro
Valuta USD SDR
Ultimo 2001
Ultimo 2000
1,1217 1,41155
1,0613 1,38285
Specifieke toelichting per saldibalanspost
3. Liquide middelen De liquide middelen bestaan uit de saldi op bank- en girorekeningen en de bij kasbeheerders aanwezige kasgelden.
4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding Deze post geeft de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. De bedragen zijn overeenkomstig de opgave van de Rijkshoofdboekhouding ultimo 2001.
5. Uitgaven buiten begrotingsverband De stand ultimo 2001 heeft betrekking op voorschotten en nog te verrekenen posten van Domeinen en met de Nederlandse Credietverzekering Maatschappij (NCM).
6. Ontvangsten buiten begrotingsverband De stand ultimo 2001 heeft grotendeels betrekking op de loonheffing die in december 2001 op de salarissen van het personeel is ingehouden (en in januari 2002 is afgedragen), alsmede op bedragen die de Belastingdienst en Domeinen nog moeten verrekenen met derden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
120
Toelichting bij de saldibalans
7. Openstaande rechten Deze post kan als volgt worden gespecificeerd. Ultimo 2001 Belastingvorderingen • Vorderingen Domeinen: • Defensiegoederen • Overige Overige
Ultimo 2000
19 739 561 16 934 337 372 175 360 964 11 211
333 326 305 055 28 271
6 490
13 961
20 118 226 17 281 624
Toelichting openstaande rechten Belastingvorderingen De belangrijkste vorderingen hebben betrekking op de vennootschapsbelasting (€ 9,3 mld.), inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (€ 3,4 mld.), omzetbelasting (€ 2,5 mld.), loonbelasting/premies volksverzekeringen (€ 1,4 mld.) en de tabaksaccijns (€ 1,0 mld.). De belastingvorderingen zijn voor 62% ontstaan in 2001, voor 18% in 2000, voor 9% in 1999, voor 4% in 1998 en dateren voor 7% van vóór 1998. Over de invorderbaarheid wordt opgemerkt dat van het totale te vorderen bedrag uiteindelijk een aanzienlijk deel niet inbaar zal zijn. Bij 58% van de openstaande vorderingen is de betalingstermijn verstreken. Van deze achterstandsposten bestaat circa 56% uit betwiste rechten, bijvoorbeeld omdat een bezwaarschrift is ingediend. Ook van de niet-betwiste rechten met een betalingsachterstand zal een gedeelte niet of moeilijk inbaar zijn, bijvoorbeeld door faillissementen. Verloop van de belastingvorderingen Ultimo 2000
16 934 337
Ontstane rechten
79 424 882
Vervallen rechten – ontvangsten – verleende verminderingen en negatieve aanslagen – oninbaarlijdingen en kwijtscheldingen Ultimo 2001
– 16 102 718 – 59 881 832 – 635 108 19 739 561
Vorderingen Domeinen De vorderingen van Domeinen houden voornamelijk verband met verkopen van Defensiegoederen aan diverse landen. De boeking van de debiteuren uit verkopen van Defensiegoederen vindt plaats op het moment dat de contracten worden afgesloten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
121
Toelichting bij de saldibalans
Verloop van de vorderingen Domeinen Ultimo 2000
333 326
Ontstane rechten
418 985
Vervallen rechten – ontvangsten – definitieve buiteninverderingstellingen en kwijtscheldingen
– 380 067 – 69
Ultimo 2001
372 175
Van het totale openstaande bedrag is € 4,5 mln. direct opeisbaar en € 368 mln. op termijn opeisbaar. Een bedrag van € 0,7 mln. is voorlopig buiten invordering gesteld, danwel waarschijnlijk niet inbaar.
Niet uit de saldibalans blijkende rechten Door de dalende EUR/US-dollarkoers van de afgelopen jaren is de Maintenance of Value (MOV)-positie van Nederland bij de verschillende Internationale Financiële Instellingen verslechterd. In veel gevallen is deze omgeslagen van een debet- naar een creditpositie. Het totaal van de verschillende MOV-posities bedroeg conform opgave van de diverse instellingen ultimo 2001 € 39,5 mln. 8. Extra-comptabele vorderingen Deze post kan als volgt worden gespecificeerd. Ultimo 2001
Ultimo 2000
2 380 396
2 424 194
Leningen u/g
593 554
597 194
Geconditioneerde vorderingen BF-regeling (NIB)
173 693
167 334
51 413
80 076
3 199 056
3 268 798
Geconditioneerde vorderingen exportkredietverzekering (NCM)
Overige
Toelichting extra-comptabele vorderingen Geconditioneerde vorderingen exportkredietverzekering (NCM) Verreweg het grootste deel van de geconditioneerde vorderingen (excl. consolidatierente) op de NCM ad € 2,4 mld. is opgenomen in consolidatieovereenkomsten in het kader van de Club van Parijs. Vorderingen begrepen in consolidatieregelingen zijn door landen erkende schulden waar een betalingsregeling voor geldt en kunnen derhalve worden beschouwd als recuperabel. Landen zijn echter niet altijd in staat de betalingsverplichtingen uit hoofde van zo’n regeling na te komen. In die gevallen worden doorgaans herconsolidaties afgesloten. Hierdoor verschuift de geplande ontvangst van provenu’s door NCM naar de toekomst. Dit betekent dat de afdracht aan de Staat van ontvangen
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
122
Toelichting bij de saldibalans
provenu’s overeenkomstig verschuift. In de Club van Parijs is gesproken over verdergaande kwijtschelding van schulden van de allerarmste landen (HIPC). Als gevolg hiervan zullen deze landen in aanmerking komen voor verdergaande kwijtschelding van hun schulden uit hoofde van de exportkredietverzekering. Verloop van de geconditioneerde vorderingen exportkredietverzekering (NCM) Ultimo 2000
2 424 194
Ontstane vorderingen (schade-uitkeringen)
+ 83 744
Vervallen vorderingen: – schaderestituties – kwijtscheldingen – buiteninvorderingstellingen – overige mutaties
– 103 512 – 9 701 – 464 – 13 865
Ultimo 2001
2 380 396
Leningen u/g (uitgegeven gelden) In onderstaand overzicht zijn de leningen nader gespecificeerd. Met betrekking tot de ouderdom is het jaar van aangaan van de overeenkomst vermeld. Voorts is het geldende rentepercentage aangegeven.
Postbank NV
Overig
Ultimo 2001
Ultimo 2000
Jaar van aangaan
Rente
589 914 158 823 431 091
589 914 158 823 431 091
1986 1986
6,625% 7,25%
3 640
7 280
1987–1993
div.%
593 554
597 194
De reële waarde kan, afhankelijk van onder meer de leningvoorwaarden, van de nominale waarde afwijken.
Geconditioneerde vorderingen BF-regeling (NIB) De rechten van de Staat jegens derden (te weten de kredietnemers van de NIB) ter zake van reeds afgedekte kredieten in het kader van de BF-regeling worden beschouwd als geconditioneerde vorderingen. Zodra de ondernemingen weer voldoende liquide zijn, moet het door de Staat afgedekte krediet worden terugbetaald. In het verleden is gebleken dat slechts een gering bedrag uiteindelijk wordt gerestitueerd (vanwege faillissement e.d.).
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
123
Toelichting bij de saldibalans
Verloop van de extra-comptabele vorderingen (excl. NCM) Ultimo 2000
844 605
Ontstane vorderingen
+ 2 731 330
Vervallen vorderingen: – ontvangsten – kwijtscheldingen
– 2 743 263 – 14 012
Ultimo 2001
818 660
10. Voorschotten Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.
Personeel en Materieel Overig
Ultimo 2001
Ultimo 2000
30 569
19 444
6 036
2 095
36 605
21 539
Toelichting voorschotten Personeel en Materieel Deze post betreft voornamelijk voorschotten aan leveranciers van de Belastingdienst, aan rijksadvocaten en aan gemeenten inzake de kostenvergoeding ten gevolge van de Wet waardering onroerende zaken. Daarnaast betreft het voorschotten aan de Uitkeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO) en voorschotten aan ambtenaren van het kernministerie en de Belastingdienst voor studiekosten, reis- en verblijfkosten, verhuiskosten, vakantie-uitkeringen e.d. De voorschotten stammen grotendeels uit 2001 en 2000. Voorts betreft het voorschotten inzake materiële uitgaven, die in 2001 zijn ontstaan. Verloop van de voorschotten Ultimo 2000
21 539
Ontstane voorschotten
+ 37 750
Vervallen voorschotten:
– 22 684
Ultimo 2001
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
36 605
124
Toelichting bij de saldibalans
11.1 Openstaande garantieverplichtingen Deze post kan als volgt worden gespecificeerd. Ultimo 2001
Ultimo 2000
Deelnemingen • IMF • Ontwikkelingsbanken/NWB/BNG
23 333 701 12 630 252 10 703 449
22 774 738 12 373 448 10 401 290
Kernongevallen (WAKO)
15 882 307
15 882 307
Herverzekeringen • Exportkredietverzekering • Herverzekering investeringen
8 888 194 7 946 146 942 048
11 720 235 10 950 624 769 611
Overig
2 374 120
3 205 354
50 478 322
53 582 634
Toelichting openstaande garantieverplichtingen Deelnemingen + IMF: DNB neemt namens de Staat, onder Staatsgarantie, deel in het kapitaal van het Internationale Monetaire Fonds (IMF). De stijging ten opzichte van ultimo 2000 is het gevolg van een positieve bijstelling van verleende garanties uit eerdere begrotingsjaren door een stijging van de koers van de SDR (+ € 247 mln.). + Ontwikkelingsbanken (Wereldbank, Regionale Ontwikkelingsbanken, EIB, EBRD, MIGA), NWB en BNG: dit betreft het garantiekapitaal (de niet volgestorte aandelen) inzake de deelneming van de Staat in het kapitaal van de betreffende banken. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd. De stijging ten opzichte van ultimo 2000 is het gevolg van een positieve bijstelling van verleende garanties uit eerdere begrotingsjaren door een stijging van de koers van de USD en SDR. Kernongevallen (WAKO) Op grond van de Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen (WAKO) staat de Staat, voor zover de vergoedingen uit andere hoofde niet toereikend zijn, voor maximaal € 2,27 mld. per vergunning garant ten einde schade ten gevolge van een kernongeval te vergoeden. Het uitstaand risico heeft betrekking op 7 installaties. Herverzekeringen De openstaande verplichting betreft voornamelijk het risico (obligo) van de Staat als herverzekeraar uit hoofde van de door de NCM verzekerde kredieten en koersrisico’s. Daarnaast betreft de openstaande verplichting het risico uit hoofde van de door de NCM verzekerde investeringen in het kader van de regeling Herverzekering Investeringen (RHI incl. WHI). In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de risicoontwikkeling en de aanvaarde nieuwe risico’s vanaf 1991 weergegeven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
125
Toelichting bij de saldibalans
Risico-ontwikkeling ultimo 1995 t/m 2001 en aanvaarde nieuwe risico’s (x € 1 mld.) Jaar (ultimo)
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001
Totale obligo (a)
Obligo van definitieve polissen (b)
(b) in% van (a)
Aanvaarde nieuwe risico’s
16 15 15 12 13 12 9
11 11 11 10 11 10 7
67 75 74 85 82 86 79
4 4 5 3 3 3 3
Uit het overzicht blijkt dat het totale obligo is gedaald van € 12 mld. (ultimo 2000) naar € 9 mld. (ultimo 2001). Het obligo van definitieve polissen neemt af met € 3 mld. tot € 7 mld.
Overige Met betrekking tot enige pro memorieposten wordt het volgende opgemerkt. + Vrijwaringen Verzekeringskamer en Stichting Toezicht Effectenverkeer De Staat heeft aan de Verzekeringskamer en aan de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) vrijwaring verleent tegen de geldelijke gevolgen van een in het kader van de uitoefening van hun toezichtstaken ontstane veroordeling tot schadevergoeding aan derden, die het gevolg is van civielrechtelijke aansprakelijkheid van het toezichtsorgaan, het bestuur, de (leden van de) Raad van Toezicht of een individuele bestuurder. Wat betreft de Verzekeringskamer sluit de vrijwaring aan op een door haar te dragen eigen risico. Ter zake van de aansprakelijkheid van de bestuurders en de leden van de Raad van Toezicht bedraagt het eigen risico € 4,5 mln. en ter zake van de beroepsaansprakelijkheid van de stichting als rechtspersoon € 13,6 mln. Met betrekking tot de STE wordt een analoge regeling voorbereid. In de huidige vrijwaring draagt de STE geen eigen risico. + FMO (Overeenkomst 1991, artikelen 14 en 15) De Staat staat garant voor het risico dat de debiteuren van de FMO niet kunnen voldoen aan hun verplichtingen en het daarvoor bestemde reservefonds van de FMO onvoldoende is. Deze zogenaamde debiteurengarantie is een pro memoriepost, omdat deze afhankelijk is van de omvang van de door de FMO verstrekte en te verstrekken kredieten. + Collectieve garantieregeling en beleggerscompensatieregeling Dit betreft garanties aan DNB door haar rol bij de uitvoering van de richtlijn 94/19 inzake deposito garantiestelsels en richtlijn 97/9 inzake de beleggerscompensatiestelsels. Richtlijn 94/19 heeft betrekking op de Collectieve garantieregeling en richtlijn 97/9 op de Collectieve Garantieregeling van kredietinstellingen voor Terugbetaalde Gelden en Beleggingen alsmede de Beleggerscompensatieregeling van Effecteninstellingen voor Vorderingen van Beleggers.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
126
Toelichting bij de saldibalans
+ Garantieregeling luchtvaartverzekering en luchtvaartgerelateerde activiteiten Als gevolg van de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten hebben verzekeraars wereldwijd de molestdekking voor aansprakelijkheidsschade aan derden grotendeels opgezegd. De Staat heeft op basis van de Zee- en luchtvaartverzekeringswet 1939 de dekking van de markt voor luchtvaartmaatschappijen overgenomen. Tevens is een overheidsgarantie afgegeven voor luchtvaartgerelateerde activiteiten, bijvoorbeeld aan de vliegvelden, die met vergelijkbare verzekeringsproblemen werden geconfronteerd. Ten aanzien van de potentiële verplichtingen die de Staat op zich heeft genomen, geldt dat de verzekering voor de grootste vliegtuigen een dekking biedt van $1,75 mld. tegen schade voortvloeiend uit molestaansprakelijkheid aan derden, niet zijnde passagiers. Slechts in de situatie dat meerdere vliegtuigen tegelijkertijd schade aan derden veroorzaken als gevolg van een terroristische daad, zou de schade hoger uitpakken dan dit grensbedrag. De grootste post voor luchtvaartgerelateerde activiteiten betreft een dekking van € 0,95 mld. voor een aantal vliegvelden. De overheid heeft zich het recht voorbehouden de verzekering bij schade per direct op te zeggen. Het verloop met betrekking tot alle garantieverplichtingen is in het volgende overzicht samengevat. Verloop van de garantieverplichtingen Ultimo 2000
53 582 634
Aangegane verplichtingen
3 310 630
Vervallen/tot betaling gekomen verplichtingen
– 98 278
Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren
– 6 316 664
Ultimo 2001
50 478 322
11.2 Openstaande betalingsverplichtingen Deze post kan als volgt worden gespecificeerd. Ultimo 2001
Ultimo 2000
Deelnemingen ontwikkelingsbanken Overige
639 420 264 398
827 419 317 772
Totaal
903 818
1 145 191
Toelichting openstaande betalingsverplichtingen Deelnemingen ontwikkelingsbanken Zoals reeds toegelicht bij de garantieverplichtingen zijn met de banken en instellingen regelingen getroffen over de betaling van het zogenaamde paid-in capital (te storten kapitaal). De openstaande betalingsverplich-
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
127
Toelichting bij de saldibalans
tingen komen volgens de overeengekomen betalingstermijnen gespreid over een aantal jaren tot betaling. De daling ten opzichte van ultimo 2000 is per saldo eengevolg van positieve bijstellingen van oude verplichtingen door koersontwikkelingen (+ € 6 mln.) en vervallen verplichtingen door uitgaven (- € 194 mln.). De belangrijkste mutatie van per saldo + € 124 mln. deed zich voor bij de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA). Het verloop met betrekking tot alle betalingsverplichtingen is in het volgende overzicht samengevat. Verloop van de betalingsverplichtingen Ultimo 2000
1 145 191
Aangegane verplichtingen
3 340 596
Vervallen/tot betaling gekomen verplichtingen Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren Ultimo 2001
– 3 575 321
– 6 648 903 818
12. Deelnemingen De post deelnemingen bestaat uit de aandelen in Nederlandse ondernemingen en de aandelen in internationale instellingen. De deelnemingen zijn als volgt gewaardeerd: + Nederlandse ondernemingen: op basis van het gestorte kapitaal (oorspronkelijke aankoopprijs). Met uitzondering van de NWB en BNG geldt dat er geen verplichtingen openstaan. Voor de NWB en BNG geldt dat de aandelen B slechts voor 25% volgestort zijn en dat voor de overige 75% een garantieverplichting is verstrekt (deze verplichting is onder saldibalanspost 11 opgenomen). + Internationale instellingen: op basis van het gestorte kapitaal (oorspronkelijke aankoopprijs) en nog te storten kapitaal uit hoofde van een betalingsverplichting (paid-in capital). Voor het restant dat niet als deelneming is opgenomen, is een garantieverplichting verstrekt (callable capital), die onder saldibalanspost 11.1 is opgenomen. De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. In de laatste kolom van het overzicht is het deelnemingspercentage ultimo 2000 vermeld.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
128
Toelichting bij de saldibalans
Ultimo 2001
Ultimo 2000
Aandeel in%
Nederlandse ondernemingen De Nederlandsche Bank (DNB) Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) Nationale Investeringsbank (NIB) Overige
500 000 63 178 11 472 19 683
500 000 63 178 11 472 19 683
100 50 14,7 div.
Subtotaal
594 333
594 333
297 026 228 202
281 045 228 202
2,3 4,92
130 200 62 962 135 095
130 200 59 575 131 860
2,71 2,4 Div
853 485
830 882
1 447 818
1 425 215
Internationale instellingen Wereldbank (IBRD) Europese Investeringsbank (EIB) Europese Bank voor Wederopbouwen Ontwikkeling (EBRD) Internationale Financieringsmij. (IFC) Overige Subtotaal Totaal
Toelichting deelnemingen De stijging ten opzichte van ultimo 2000 is het gevolg van aangegane verplichtingen ten gevolge van kapitaalverhogingen bij internationale instellingen, voornamelijk bij de Wereldbank.
Niet uit de saldibalans blijkende deelneming Tot de deelnemingen kan ook de SENS worden gerekend. De relatie tussen het ministerie van Financiën en de SENS is voornamelijk financieel van aard.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
129
BIJLAGE
Lijst met gebruikte afkortingen
A&K AEX AfDB AfDF ARGI AsDB AsDF B/AC BBN BF BNP BOD BTW BTZR BuZa CDV CPB DIP DOB DNB DWE EBRD ECD EIA EIB EKI EU FARBO Fido Filo FIOD FSAP FSO HGIS HIPC HSL IB IAB IBO IBRD ICT IDA IDB IFC IIC IMF LNV M&O MATRA MDW
Afhankelijkheid en kwetsbaarheid Amsterdam Exchanges Afrikaanse Ontwikkelingsbank Afrikaanse Ontwikkelingsfonds Aandacht voor Risicobeheersing, Gegevensbeveiliging en Integriteit Aziatische Ontwikkelingsbank Aziatische Ontwikkelingsfonds Belastingdienst Automatiseringscentrum Basisbeveiligingsniveau Bijzondere Financiering Bruto Nationaal Produkt Bijzondere Opsporingsdienst Belasting toegevoegde waarde Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel Buitenlandse Zaken Competitieve Dienstverlening Centraal Plan Bureau Departementale Initiatieven Pre-accessie Dienst Omroepbijdragen De Nederlandsche Bank Departementale Werkgroep Euro Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling Economische Controledienst Energie-investeringsaftrek Europse Investeringsbank Exportkredietverzekering- en investeringen Europese Unie Fiscale regeling voor ARBO-bedrijfsmiddelen Financiering decentrale overheden Financiering lagere overheden Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Financial Sector Assesment Program Fonds voor Speciale Operaties Homogene Groep Internationale Samenwerking Heavily indebted poor countries Hoge Snelheidslijn Inkomstenbelasting Interne Accountantsdienst Belastingen Interdepartementaal beleidsonderzoek International Bank for Reconstruction and Development (Wereldbank) Informatie en Communicatietechnologie Internationale Ontwikkelingsassociatie Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank International Finance Corporation Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij Internationaal Monetair Fonds Landbouw Natuurbeheer en Visserij Misbruik en oneigenlijk gebruik Maatschappelijke Transformatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
130
Lijst met gebruikte afkortingen
MENAbank MIF MIGA NAB NCM NEI NFD NFE NIB NIDI nr OC&W ODA OESO OS PAGO PIA PMO PPS PRGF R&S RBA REA RFT RGD Rhi SAMEN SDR SENS SER SMO SPAK SPB Stb STE TEN TPM USD VAMIL VBTB VLW VN VT VWS WABB WcK WOII
Ontwikkelingsbank voor het Midden-Oosten en NoordAfrika Multilateraal Investeringsfonds Multilateral Investment Guarantee Agency New Arrangements to Borrow Nederlandsche Credietverzekeringmaatschappij Nederlands Economisch Instituut Niet-fiscale douanetaken Nationaal Forum voor de introductie van de euro Nationale Investeringsbank Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut nummer Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Official Development Assistance Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking Periodiek Arbeidsgezondheids Onderzoek Professioneel inkopen en aanbesteden Preventief Medisch Onderzoek Publiek-private samenwerking Poverty Reduction and Growth Facility Registratie en Successie Regionaal Bureau Arbeidsvoorziening Reïntegratie Arbeidsgehandicapten Raad van Financiële Toezichthouders Rijksgebouwendienst Regeling herverzekering investeringen Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden Special Drawing Rights Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij Sociaal Economische Raad Stichting Maror-gelden Overheid Afdracht- en doorstroomafdrachtvermindering lage lonen Systeem van Prijsbeheer Staatsblad Stichting Toezicht Effectenverkeer Trans-europese verkeersverbindingen Third Party Mededeling United States Dollars Vrije Afschrijving Milieu-Investeringen Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording Afdrachtverminderingen langdurig werklozen Verenigde Naties Voorlopige Teruggaaf Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet assurantiebemiddelingsbedrijf Wet op het Consumentenkrediet Tweede Wereldoorlog
Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 28 380, nr. 19
131