Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1986-1987
19243
Alcohol en samenleving
Nr. 4
LIJST VAN VRAGEN Vastgesteld 25 mei 1987 De Bijzondere Commissie nota alcohol en samenleving (19 243) 1 heeft ter voorbereiding van de behandeling van de nota Alcohol en samenleving (19 243, nr. 2) in een uitgebreide commissievergadering onderstaande vragen aan de regering ter beantwoording voorgelegd.
BEGELEIDENDE BRIEF Bladzijde 1 1 Kan een overzicht worden gegeven van die privaat- en publiekrechtelijke organisaties op het terrein van produktie en distributie van alcoholhoudende dranken, alsmede van overige maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij de alcoholproblematiek, waarvan de regering niet alleen een commentaar heeft ontvangen op de concept-nota, maar met wie tevens overleg is gevoerd over het beleid, verwoord in deze nota? 1 Samenstelling: Leden: Nypels (D66), Haas Berger (PvdA), Kosto (PvdA), Roethof (PvdA), Beckers de Bruijn (PPR), Gualthérie van Weezel (CDA), Castricum (PvdA), Van Erp (VVD), Buurmeijer (PvdA), Pronk (PvdA), Schartman (CDA), Van der Heijden (CDA), Franssen (VVD), Jorritsma-Lebbink (VVD), voorzitter. Kamp (VVD), Schaefer (PvdA), De Kok (CDA), VriensAuerbach (CDA), Wolffensperger (D66), Esselink (CDA), Duyn (CDA), Koetje (CDA), Van Otterloo (PvdA). Plv. leden: Kohnstamm (D66), Müller-van Ast (PvdA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Stoffelen (PvdA), Van Es (PSP), Van der Burg (CDA), Zijlstra (PvdA), Keja (VVD), Ter Veld (PvdA), Vos (PvdA), Van Muiden (CDA), Oomen Ruijten (CDA), Hermans (VVD), Leerling (RPF), De Grave (VVD), Kombrink (PvdA), Laning-Boersema (CDA), Van der Vlies (SGP), Tommei (D66), Hennekam (CDA), Janmaat Abee (CDA), Doelman-Pel (CDA), Schutte (GPV).
Wat is de reden dat met bepaalde organisaties geen overleg is gevoerd? I Inleiding Bladzijde 5 3 Kan worden ingegaan op de uitkomsten (en vooral met betrekking tot het alcoholgebruik) van het onderzoek van de Rijksuniversiteit Limburg naar alcoholgebruik?
Kunnen de stellingen over het vaker en meer per keer gaan drinken en over de consumptie door de 20% zwaarste drinkers van 75% van alle alcohol, cijfermatig worden toegelicht?
Kan een profielschets worden gegeven van «de zwaarste drinker»?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
1
II Alcoholgebruik en problemen Bladzijde 6 a. Alcohol 6 Bestaat een streefcijfer voor de totale energie-opname uit de consumptie van alcohol door een gemiddelde volwassene? En zo ja, wat is het percentage? b.
Alcoholgebruik
7 Op welke gegevens dan wel onderzoeken berust de stelling dat het «enige positieve effect op de gezondheid waarmee tot voor kort matig drankgebruik werd aangeprezen - minder hartinfarcten - veel twijfelachtiger (blijkt) te zijn dan sommige onderzoekers en voorlichters suggereren»? 8 Kan een nadere toelichting worden gegeven op het verband tussen alcoholgebruik en het aantal hartinfarcten? Bladzijde 7
9 Waarop berust de theorie dat bij een stijgend alcoholverbruik per hoofd van de bevolking steeds meer drinkers in hun eigen risico-gebied terecht zullen komen? 10 Waarom wordt prioriteit gegeven aan acties zoals «Alcohol en Werk», als uit onderzoek blijkt dat werklozen en arbeidsongeschikten meer problematisch drinkgedrag vertonen dan werkenden? 11 Is bekend of alleenstaanden - die meer zouden drinken dan personen van dezelfde leeftijd die in gezinsverband leven - meer thuis of meer buitenshuis consumeren? Bladzijde 8 12 Kan figuur 1, waarin de relatieve prijsindex van de alcoholhoudende dranken is geschetst, weergegeven worden per onderdeel: bier, wijn en gedistilleerd? 13 Kan een overzicht worden gegeven van het gebruik van bier, wijn en gedistilleerde dranken over de periode 1975-1987 en kan iets worden meegedeeld over de vooruitzichten voor 1987? 14 Hoe verhoudt de prijsontwikkeling van bier, wijn en gedistilleerde dranken zich met de prijsindex voor de gezinsconsumptie vanaf 1975? 15 In hoeverre spreken vooronderstellingen elkaar tegen, zoals - in de achter ons liggende periode was voor de meeste consumenten nauwelijks een financiële rem aanwezig op een toenemend alcoholgebruik, en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
2
- het is zeer aannemelijk dat de afgenomen koopkracht hierbij een belangrijke rol heeft gespeeld? 16 Indien bij een ether-reclameverbod voor alcoholhoudende dranken de vrijkomende middelen gebruikt zouden gaan worden voor een versterkte prijsconcurrentie, welke gevolgen zijn dan voor het alcoholgebruik te verwachten?
17 Op welke wijze worden in andere (Europese) landen alcoholmisbruik bestreden en met welk resultaat? 18 Zijn onderzoeksresultaten bekend waaruit aantoonbaar blijkt dat het verzadigingspunt in ons land in beginsel nog niet is bereikt, en zo ja, hoe luiden die? Bladzijde 10 19 Kunnen meer gegevens worden verstrekt over de gevolgen van de maatregelen in de Verenigde Staten om de leeftijdsgrens voor alcoholverkoop te verhogen van 18 jaar naar 21 jaar? 20 Waarom wordt, als uit onderzoek onder jongeren blijkt dat drinkgedrag en houding niet met elkaar in overeenstemming zijn, in het beleid voorrang gegeven aan voorlichting? 21 Hoeveel werd in de jaren 1983, 1984, 1985 en 1986 uitgegeven aan bier, wijn en gedistilleerd per hoofd van de bevolking, en per gemiddelde drinker? Bladzijde 11 22 Hoe is de schatting van het alcoholgebruik in de sociaal-culturele sector tot stand gekomen? 23 Welke marge moet bij het hanteren van deze cijfers in acht worden genomen? 24 Is bekend of er ook een verband is tussen de toegenomen beschikbaarheid van alcoholhoudende dranken in sport- en sociaal-culturele sector en het kunnen blijven exploiteren van deze voorzieningen? 25 De consumptie van bier en wijn is het sterkst gestegen, zowel door de toeneming van de beschikbaarheid als door de relatief grote prijsdaling. Hoe groot is de invloed van beide factoren in onderlinge verhouding? 26 Kan het relatieve prijsniveau tussen 1960 en 1985 van bier, wijn en gedistilleerd worden aangegeven?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
3
Bladzijde 12 27 Een omzetverschuiving heeft zich voorgedaan van het kleinwinkelbedrijf ten gunste van het grootwinkelbedrijf (was 60-40% en is nu 40-60%). Hoe verhoudt zich het stijgingspercentage van de omzet van alcoholhoudende dranken tot de gehele omzetverschuiving? 28 Waarom wordt in tabel 3 de Nielsen-definitie van levensmiddelenzaken gebruikt? Kunt u nauwkeuriger informatie verschaffen over het aantal verkooppunten in de detailhandel?
29 Waarom zijn, gezien tabel 3, geen gegevens over de sociaal-culturele sector beschikbaar met betrekking tot 1981 en volgende jaren? C.
Alcoholproblemen
30 Kan de stelling worden toegelicht dat er een verband bestaat tussen het gemiddelde alcoholverbruik en de omvang van het misbruik in een bevolking? Dit tegen de achtergrond van de stelling dat de 20% zware drinkers 75% van alle alcohol consumeren. Welke zijn precies de oorzakelijke verbanden? Welke andere effecten spelen een belangrijke rol? 31 Welke neveneffecten treden op bij een algemeen dalend alcoholconsumptieniveau? 32 Wat zijn de mogelijkheden om meer specifiek het misbruik aan te pakken zonder niet-overmatig gebruik te belemmeren? Bladzijde 13 33 Wat is de mening van de regering over de kritiek die door onderzoekers van de Rijksuniversiteit Limburg is geuit op de hantering van het zogenaamde Ledermann-model voor de vaststelling van de alcoholconsumptie? Blijkens het onderzoek «Het Ledermann-model nader bezien» is een aantal basisuitgangspunten van het ministerie van Wetenschappen, Volksgezondheid en Cultuur onjuist en wordt de omvang van excessief alcoholgebruik in Nederland, waarop het regeringsbeleid berust, sterk overschat. 34 Welke prijselasticiteit van de vraag heeft men ten aanzien van accijnsdan wel prijsverhogingen in het Verenigd Koninkrijk geconstateerd in de periode 1979-1981? Bladzijde 15 35 Is bekend welk verband bestaat tussen het verhogen van de pakkans en het afnemen van het rijden onder invloed? 36 Hoe is uit tabel 4 op te maken dat het aantal verkeersongevallen met letsel en met dodelijke afloop na alcoholgebruik is toegenomen in aanmerking genomen dat het cijfermatige verloop, weergegeven in bedoelde tabel, deze bewering niet kan steunen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
4
Bladzijde 16 37 Is bekend of de schriftelijke waarschuwing «Pas op bij alcohol» op bepaalde geneesmiddelen doeltreffend is? 38 Hoe vaak zal levercirrose in de komende jaren tot aan het jaar 2000 naar schatting voorkomen? Bladzijde 17
39 Kan de regering aangeven welke algemene preventieve maatregelen de horecaondernemers met het oog op de criminaliteit moeten treffen volgens het advies van het Bedrijfschap Horeca? Bladzijde 18 40 Kan iets meer worden gezegd over de alcoholdiagnoses bij de overheid en de semi-overheidssector naast de opmerking dat zij veel voorkomen? Kan de regering de semi-overheidssector nader omschrijven? 41 Blijkens de nota is het produktieverlies wegens overmatig alcoholgebruik een van de belangrijkste kostencategorieën van de alcoholproblematiek. Er wordt verwezen naar twee buitenlandse onderzoeken. Kan de regering deze stelling staven met cijfermateriaal dat van toepassing is in ons land? 42 Hoe hoog schat men - ook op grond van buitenlandse onderzoeken het produktieverlies als gevolg van de alcoholproblematiek? Bladzijde 19
III. Alcoholmatigingsbeleid a. Inleiding 43 Kan een financiële onderbouwing bij het voorgenomen beleid gegeven worden? 44 Kan meer concreet de samenhang in het voorgenomen matigingsbeleid worden aangegeven? 45 Wanneer wordt de nadere studie naar het effect van accijnsverhoging op het alcoholgebruik afgerond? Wanneer heeft de regering naar verwachting het definitieve standpunt inzake het prijs- en accijnsinstrument? 46 Zijn gegevens bekend over het drankgebruik onder jongeren op school? 47 Kan worden verklaard waarom het Limburgse onderzoek het aantal probleemdrinkers zoveel lager schat?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
5
48 Hoeveel mensen gebruiken tussen de 4 en 8 glazen per dag? 49 Kan de regering aangeven uit welke onderzoekingen blijkt dat tussen de 500000 en 700000 mensen in ons land grote problemen hebben met de beheersing van hun alcoholgebruik? Bladzijde 20 b. Voorlichting en preventie 50 Waarom is in het bijzonder het Bureau Alcohol Voorlichtingsplan ondergebracht bij het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en niet bij een privaatrechtelijke onderneming? 51 Kan naast de structuur van gvo geschetst onder punt b.1. ook weergegeven worden hoe de prioriteiten in, en de beleidsdoeleinden van gvo luiden? 52 Welke prioriteit zal alcoholvoorlichting kunnen krijgen ten opzichte van de vele andere taken die aan gvo worden opgedragen in verband met de zeer geringe middelen die gvo ter beschikking heeft? 53 Kan nader worden ingegaan op de medewerking van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen aan de integratie van gvo in het onderwijs? 54 Waarom is voor een wettelijke ondersteuning van gvo in het onderwijs eerst gekozen voor het basisonderwijs en niet voor het voortgezet onderwijs? 55 In hoeverre bestaat voor het bevorderen van gezond gedrag ruimte in het lessenpakket? Heeft deze voorlichting een verplichtend karakter? Bladzijde 21 56 Hoe wordt in het beleid vorm gegeven aan de belangrijke rol van de eerstelijnszorg bij gvo? 57 Kan nader worden ingegaan op de taken en positie van de categoriale zorg op (middel-)lange termijn, in relatie tot de taken en positie van de algemene gezondheidzorg? 58 In hoeverre is de - ook in de voorlichtingscampagne zozeer van belang geachte - coördinatie van landelijke en regionale aanpak van drankmisbruik tot stand gekomen? 59 Kan van de «groepen met een verhoogd risico op overmatig alcoholgebruik» een nadere profielschets worden gegeven?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
6
60 Hoe wordt bewaakt dat de consultatiebureaus voor Alcohol en Drugs (CAD's) ook werkelijk hun voorlichtende taak vervullen? Hebben alle CAD's daar structureel tijd voor vrijgemaakt? 61 Aan welke termijn wordt gedacht voor het integreren van preventiemodellen in de beroepsopleidingen op langere termijn? 62 Waarom is de afgelopen jaren het accent verlegd van rechtstreekse voorlichting aan leerlingen naar het informeren van leerlingen via intermediairs? Kan aangegeven worden of deze methode meer succesvol is gebleken? In hoeverre is daar voldoende landelijk te gebruiken lesmateriaal, gericht op deze leeftijdsgroepen, voor? Bladzijde 22 63 Is bekend of juist werkloze jongeren vakere bezoeker zijn van sociaalculturele instellingen dan van andere uitgaansgelegenheden? 64 Kan een profielschets worden gegeven van de bezoeker dan wel gebruiker van de sociaal-culturele instellingen? Bladzijde 23 65 In de nota wordt gesproken van een verhoogde kans op sportblessures als direct risico van drinken a) tijdens en b) na sportactiviteiten. Zijn er cijfermatige gegevens over het drinken tijdens sportactiviteiten? Moet bij drinken na sportactiviteiten gedacht worden aan de bekende sportblessures, en zo ja, hoe komen deze dan als rechtstreeks gevolg van alcoholgebruik tot stand? 66 Kan nader worden aangegeven hoe en in welke (toenemende) mate gemeenten sociaal-culturele instellingen min of meer verplichten een deel van hun exploitatiekosten te dekken uit de opbrengsten van de bar? In hoeverre hebben subsidietekorten op de sociaal-culturele sector daartoe bijgedragen? 67 Kan worden aangegeven hoe de verhouding tussen subsidiegelden en de barinkomsten bij de sociaal-culturele instellingen respectievelijk de sportverenigingen zich de laatste 10 jaar heeft ontwikkeld? Bladzijde 24 68 Is de Nederlandse Sport Federatie (NSF) bereid de belangrijke rol die haar wordt toebedacht in het alcoholmatigingsbeleid op zich te nemen? 69 Is het specifieke probleem van drankgebruik in combinatie met werk in West-Duitsland, waar het veel grotere vormen heeft aangenomen, onderkend en - doeltreffend - bestreden? Zo ja, hoe?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
7
70 Kunnen voorbeelden worden gegeven van jurisprudentie over alcoholmisbruik als «dringende reden» voor ontslag krachtens het Burgerlijk Wetboek? 71 In welke grote bedrijven lopen die zelfopgezette preventie- en hulpverleningsprojecten? 72 In hoeverre kan op grond van de huidige wetgeving (bij voorbeeld Arbowet) worden bepaald dat personeelskantines alcoholvrij moeten zijn? Welke resultaten mogen daarvan worden verwacht? 73 Bij welke projecten wordt de STIVA nog meer betrokken, aangezien hier alleen wordt genoemd het project «alcohol en werk»? Bladzijde 25 74 Neemt het aantal alcoholvrije personeelskantines toe en zo ja, sinds wanneer? 75 Kan worden aangegeven hoe de invoering van de ademanalyseapparatuur precies zal plaatsvinden (tijdschema en voorlichting)? 76 Een hoe groot deel van de veroordeelde rijders onder invloed pleegt (herhaalde) recidive? 77 Wanneer komt het regeringsstandpunt dan wel het wetsvoorstel over de transactiebevoegdheid bij bepaalde alcoholmisdrijven naar de Kamer? 78 Hoe staat de regering tegenover een algeheel verbod van alcohol in het verkeer? 79 Kan meer informatie worden gegeven over het voorlichtingsproject voor gedetineerden? Bladzijde 26 80 Is bewezen dat in gemeenten waar bepaalde horecagelegenheden over een nachtvergunning beschikken, meer alcoholgerelateerde criminaliteit voorkomt? 81 Overweegt de regering een aanvulling van het Wetboek van Strafrecht in die zin dat het onder invloed verkeren bij het plegen van een misdrijf als strafverzwarende factor zal worden opgenomen? Bladzijde 27 82 Kan meer informatie worden gegeven over de vijf lokale preventie-experimenten? Kan een omschrijving worden gegeven van de vijf lokale
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
8
preventieprojecten die worden gesubsidieerd? In bijlage I bij 18 995, nr. 19 Samenleving en criminaliteit staan slechts drie lokale proefprojecten opgenomen die gesitueerd zijn in Den Haag, Steenbergen en Veldhoven. 83 Wat is (zijn) de reden(en) dot in het kader van het alcoholmatigingsbeleid geen werkelijke dialoog heeft plaatsgevonden tussen het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de alcoholbranche? 84 Welke initiatieven zijn ontwikkeld? 85 Waarop berust de terughoudendheid van de regering ten aanzien van de samenwerking met de alcoholindustrie over het matigingsbeleid? 86 Wat moet worden verstaan onder het wegvallen van sociale-controlemechanismen als bekend is dat de consumptie van alcohol binnenshuis groter is dan buitenshuis? 87 In hoeverre is onderzocht of is bekend dat het propageren van matiging het gedrag werkelijk verandert? Bladzijde 28 88 Met welke argumenten is de bewering te weerleggen dat het motto van de campagne «Drank maakt meer kapot dan je lief is» onevenredig nadruk legt op sterk-alcoholische drank? 89 Is bekend of bij de doelgroep van sociale en frequente drinkers de slogan «Drank maakt meer kapot dan je lief is» heeft geleid tot herkenning van hun drinkprobleem? 90 In hoeverre is bekend of «drank» alleen met gedistilleerde dranken wordt geassocieerd? 91 Is de gedachte dat de stevige drinker het meest gevoelig zal zijn voor sancties uit zijn directe omgeving gebaseerd op een vooronderstelling of niet?
92 Is vanuit hulpverlenende instellingen systematisch materiaal verzameld, en zo ja welk, dat als uitgangspunt zou kunnen dienen voor voorlichtingscampagnes? 93 Hoe kan uit het aanvragen van een folder afgeleid worden dat er meer over alcoholproblemen gesproken wordt, alsmede dat de campagne als geslaag kan worden beschouwd? 94 Is na deze introductiecampagne het verschil in gebruik van alcohol gemeten, en zo ja, wat was het resultaat?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
9
Bladzijde 29
95 Hoe wordt ervoor gezorgd dat in allerlei initiatieven dezelfde boodschap wordt uitgedragen zodat sprake is van een sneeuwbaleffect? 96 Welke 19 instellingen zijn dat, en waar bevinden die zich? Is de aansluiting tussen het project Alcohol Voorlichtings Plan en de hulpverleningsinstellingen voldoende gewaarborgd? Zo ja, hoe?
97 Wat leverde de peiling medio 1986 op over de kennis, houding en het gedrag van de bevolking ten aanzien van alcohol? Bladzijde 30 c. Alcoholhulpverlening dienstverlening
in de gezondheidszorg en de
maatschappelijke
98 Wat is bij de schoolgezondheidszorg dan wel basisgezondheidsdiensten bekend over alcoholverslaving bij schoolgaande jongeren? Bladzijde 31
99 Zijn meer gegevens bekend dan alleen van de GG en GD Rotterdam over acute psychiatrische problemen voortvloeiend uit alcoholmisbruik? 100 Waaruit leidt de regering af dat een gemiddelde huisartsenpraktijk ruim 150 problematische drinkers heeft? Is hierbij verschil tussen de huisartsenpraktijk in de stad en die op het platteland? Bladzijde 32 101 Hoe denkt de regering de doelstelling «een meer evenwichtige, op de omvang van de problemen afgestemde, verdeling van middelen en mankracht» bij de CAD's tot stand te brengen?
102 Wat is het verschil in effectiviteit van de werkzaamheden van een preventiewerker en van een preventiefunctionaris? Bladzijde 33 103 In hoeverre is het de bedoeling specifieke programma's te ontwikkelen, zowel in de voorlichting als in de hulpverlening, gericht op: - vrouwen tussen 25 en 44 jaar, die én alcohol én bepaalde geneesmiddelen gebruiken. - mensen boven de 65 jaar, waarbij de organisaties voor ouderen worden betrokken? 104 Zijn er al meer recente gegevens over het aantal patiënten met het Wernicke-Korsakow syndroom bekend?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
10
105 Kan tabel 7 worden aangevuld met recente gegevens, omdat volgens gegevens de consumptie tussen '60 en '80 verdrievoudigd is en na 1980 gestabiliseerd? Bladzijde 34
106 Door welke hulpverleningsmethoden kon het gemiddeld aantal verpleegdagen per opname in verslavingsklinieken dalen van 50 in 1979 tot 40 in 1985? Bladzijde 35 107 Worden bestaande zelfhulpgroepen van overheidswege financieel ondersteund, en zo ja, welke, en welk bedrag is hier jaarlijks mee gemoeid? Bladzijde 36
108 Welke stappen zal de ministervan Onderwijs en Wetenschappen ondernemen om inhoud te geven aan de geformuleerde hoge prioriteit van integratie van verslaving in de medische opleiding, respectievelijk andere initiële beroepsopleidingen voor werkers in de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening, alsmede van politiefunctionarissen? Bladzijde 37 109 Bij welke CAD's wordt aan de nascholing meegewerkt en waar zijn die consultatieprojecten voor de eerste lijn gaande? Hoe verlopen die? 110 Zijn al eerste conclusies te trekken uit de eerstelijns experimenten? 111 Waarom sluiten die behandelingsmethodieken niet aan op de interventiemogelijkheden? Bladzijde 38 12 Wat is voor een en ander de consequentie nu de WVG in beginsel niet direct wordt ingevoerd? 113 Hoe zijn die ervaringen in het buitenland? Gaarne wat meer informatie. 114 Als er wat doeltreffendheid betreft niet veel verschil is tussen kortdurende en langdurende behandelprogramma's, waarom worden de langdurende dan niet gestaakt? 115 Verdient het geen overweging eerst de resultaten van het experimentele samenwerkingsverband tussen Veldwijk en CAD-Zwolle af te wachten alvorens nieuwe projecten worden opgezet?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
11
Bladzijde 39 116 Welke methoden van aanpak dan wel hulpverlening van de thuislozenzorg zijn het meest doeltreffend gebleken? 117 Zijn er exacte cijfers over de problemen met alcohol onder etnische minderheden? Bladzijde 40 118 Op welke termijn wordt het onderzoek naar de rol van alcohol bij vrouwenmishandeling begonnen? Bladzijde 41 d.
Alcoholwetgeving
119 Waarom worden winkels in een vaste vestiging anders behandeld dan winkels op wielen? Wordt door deze andere behandeling inbreuk gemaakt op het beginsel «gelijke monniken, gelijke kappen» nu er geen wezenlijk verschil in functioneren lijkt te zijn? 120 Kan uiteengezet worden, vanuit de visie: «alcohol is alcohol», waarom voor de verkoop van bier en wijn voor gebruik elders geen vergunning is vereist? Bladzijde 42 121 Is het beleid van de rijksoverheid ten aanzien van ontheffingen gewijzigd sinds het uitbrengen van de discussienota Alcohol en Samenleving? 122 Kan een overzicht worden gegeven van de verhouding tussen het totaal aantal afgegeven vergunningen en het aantal ontheffingen van rijkswege verstrekt, verdeeld over ontheffingen van de eisen ten aanzien van beheerder of bedrijfsleider enerzijds en de inrichtingen anderzijds? Bladzijde 45 123 Hoe is de wijziging van artikel 43 Drank- en Horecawet - waar de eis van kredietwaardigheid impliciet gehandhaafd wordt - te rijmen met de voorgestelde schrapping van artikel 7 Drank- en Horecawet? 124 Wanneer kan een voorstel alcoholwetgeving de Kamer bereiken? 125 Waarop berust de stelling dat de combinatie van een vergunningenstelsel en een aantal verbodsbepalingen het meest geschikt is?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
12
Bladzijde 46 126 Als de vakbekwaamheidseis ook zou gelden voor distributie van alcohol via de levensmiddelenbranche, zal dit dan leiden tot daling van het aantal verkooppunten? Bladzijde 47 127 Waarom wordt het huidige onderscheid tussen zwak-alcoholische en sterke drank gehandhaafd? In de nota worden geen argumenten genoemd. 128 Aan welke leeftijd wordt gedacht bij het verbod tot het toelaten van jongeren (artikel 16)? 129 Is bekend of onder de huidige wetgeving wordt gecontroleerd op overtreding van het verkoopverbod voor gedistilleerd aan jongeren onder de 18 jaar? Bladzijde 49 130 Acht de regering het een bevredigende situatie dat een 16-jarige aan een 17-jarige moet weigeren gedistilleerd te verkopen? 131 Waarom blijft de leeftijdsgrens voor bedrijfsleiders en beheerders van inrichtingen waar alcohol wordt verstrekt 4 jaar boven de leeftijd liggen waarop mensen volgens de wet volwassen zijn? Is in het verleden gebleken dat mensen van 21 jaar in dit opzicht onvoldoende functioneren? 132 Hoe luidt de interne Defensie-regelgeving ten aanzien van zowel de eisen aan de inrichting en het personeel van de kantines en messes als de regels in verband met de ordehandhaving? Bladzijde 50 133 kan de regering meer concreet aangeven in hoeverre verandering wordt gebracht in de centraal vastgestelde vergunningsvoorwaarden voor het slijten en tappen anders dan om niet van alcoholhoudende drank? 134 Hoe worden «moraliteitseisen» omschreven? 135 Welk doel beoogt de regering met het schrappen van het automatisch vervallen van de vergunning? Zijn hier juist niet zware risicogroepen in het geding? Hoe verhoudt dit zich met de cijfers over de langdurige arbeidsongeschiktheid? (bijna 10% van op 35-44-jarige leeftijd arbeidsongeschikt geworden mannelijke horecamedewerkers heeft een alcoholdiagnose.) Bladzijde 51 136 Kan het belang worden uiteengezet van de bepaling dat de enige toegang tot een slijterij aan de openbare weg moet zijn gelegen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
13
137 Bestaat al duidelijkheid over de mogelijkheden om op korte termijn te komen tot een meer stringent ontheffingsbeleid betreffende de verstrekking van gedistilleerd rechtstreeks aan niet-vergunninghouders via de zelfbedieningsgroothandels? 138 Op welke zijze is de handhaving van huisregels verzekerd? 139 Hoeveel controlewerkzaamheden van ambtenaren zullen volgens de regering nodig zijn voor de uitvoering van de vestiging/vergunning voor sportkantines en sociaal-culturele instellingen en de zogenaamde huisregels? Bladzijde 52 140 Wanneer is het onderzoek van de VNG met betrekking tot het stellen van huisregels afgerond? 141 In welke gevallen zou bij permanente woonsituaties een uitzondering gemaakt kunnen worden op het verbod van tappen en slijten van alcohol binnen instellingen op het terrein van de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening? Bladzijde 53 142 Hoeveel controle zullen de gemeenten kunnen uitoefenen op de naleving van artikel 18 nieuwe stijl ten opzichte van artikel 18 oude stijl? 143 Kan de regering de verschillen in controlebehoefte in de huidige en in de toekomstige situatie specificeren en kwantificeren? 144 Volgens de nota kan bij algemene maatregel van bestuur een duidelijk kader worden aangegeven waarbinnen de gemeenten de verordening met vergunningsvoorwaarden moeten opstellen. Is het nog onzeker of zo'n algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld, en zo ja, waarom? Kan de regering de inhoud van een dergelijke algemene maatregel van bestuur schetsen gezien het belang daarvan voor de toekomstige beleidsruimte van de gemeenten? In de praktijk blijkt het belang van de mogelijkheid tot het opstellen van de zogenaamde artikel 18-verordening. Blijft de huidige beleidsvrijheid in dit opzicht behouden? Bladzijde 54 145 Kan de regering een aanduiding geven van het effect van een verbod van alcohol-reclame op de consumptie van alcoholhoudende dranken, een en ander in vergelijking met het geldende reclame-verbod voor tabaksartikelen? Is het effect van zo'n verbod op het consumptie-niveau van structurele aard? 146 Kan aangegeven worden of de consumptie daalt in landen waar etherreclame is verboden?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
14
147 Op grond van welke onderzoeksresultaten kan woren aangetoond dat er een duidelijk herkenbaar verband is tussen de beleidsdoelstelling - voorkomen van risico's en alcoholproblemen door middel van alcoholmatiging - en een eventueel ether-reclameverbod voor alcoholhoudende dranken? 148 Overweegt de regering een nadere studie te verrichten naar het effect van een ether-reclameverbod voor alcoholhoudende dranken op het gebruik van alcohol naast de beschikbare gegevens uit binnen- en buitenland? 149 Hoeveel bedraagt naar schatting het verlies van STER-gelden bij een ether-reclameverbod van alcoholhoudende dranken?
150 Verdient de ontwikkeling van een gedragscode voor binnenlandse t.v.-produkties niet meer aandacht dan deze in de nota wordt gegeven gezien de mogelijk aanzienlijke invloed van t.v. programma's? Hoe zou men deze gedragscode kunnen geven? 151 Wie achten de huidige bijzondere gedragsregels voor alcoholreclame via de persmedia onvoldoende? 152 Waaruit blijkt dat de huidige, bijzondere gedragsregels voor alcoholreclame via de persmedia, die zijn opgesteld door de Stichting Reclame Code Commissie, onvoldoende zijn? 153 Wanneer wordt het advies «Informatieve waarde van reclame» van de Commissie voor Consumenten Aangelegenheden van de Sociaal-Economische Raad verwacht?
154 Hoe hebben de met alcohol vergelijkbare consumptie/genotmiddelen zich wat omzet betreft ontwikkeld in de periode 1980-1986? 155 Bij het beperken van afzetbevorderende activiteiten moet volgens de nota worden gedacht aan het tegengaan van agressieve verkoopmethoden op detailhandelsniveau, inclusief bepaalde vormen van zelfbediening. Wat wordt bedoeld met bepaalde vormen van zelfbediening? Bladzijde 55 156 Aan welke regels wordt gedacht bij het gratis ter beschikking stellen van tapapparatuur en dergelijke? Hoe zullen de betrokken organisaties de financiële gevolgen van dergelijke beperkingen volgens de regering kunnen opvangen? 157 Als de regering besluit tot het overgaan op een ontmoedigingsbeleid voor alcoholverkoop en -consumptie), en als dat beleid tot gevolg heeft dat detailhandelaren (kleine zelfstandigen) door een daarmee rechtstreeks verband houdende omzetdaling gedwongen zijn hun nering te staken, zal de regering dan overgaan tot een beleid dat deze mensen mogelijk maakt in een andere bedrijfstak als zelfstandige te kunnen voortgaan?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
15
158 Waarom worden geen concrete voorstellen gedaan voor de aanpassing van de bestaande Defensie-regelgeving? 159 Kan met cijfers worden aangetoond dat mag worden aangenomen dat alcoholmisbruik bij defensiepersoneel niet anders is dan elders in de samenleving? Hoe hoog of laag wordt het gebruik geschat? Bladzijde 56 160 Geldt artikel 6 van het Algemeen Reglement Vervoer alleen voor sterk alcoholische dranken? Bladzijde 57 161 Kan de regering inlichtingen geven over de te treffen maatregelen voor een passend toezicht op de verkoop van bier en wijn via de niet aan auto-snelwegen gelegen tankstations? 162 Houdt passend toezicht van de Staatssecretaris van Economische Zaken op zichzelf al een verbod in of moet dat verbod in dat toezicht worden ondergebracht? 163 Zou een verbod van verkoop van alcoholhoudende dranken in de avond- en nachtelijke uren niet slechts effectief zijn in een situatie waarin in de avond- en zondagswinkels in het geheel geen alcohol mag worden verkocht? 164 Wat is de precieze strekking van het beroep van het kabinet op gemeentebesturen met betrekking tot het afschaffen van sluitingstijden? 165 Kan aangegeven worden waarom een vraagteken wordt gezet bij het afschaffen van sluitingstijden voor vooral horeca-inrichtingen? Bladzijde 58 e. Prijs- en accijnsbeleid 166 Wat is het bedgettaire effect van een daling van het alcoholverbruik bij een ongewijzigde accijnsregime? Bladzijde 60 167 Hoe kan worden verklaard dat de opbrengsten van de accijnzen voor gedistilleerde dranken structureel achterblijven bij de ramingen? 168 Kan nader worden uiteengezet welke gevolgen de voorstellen van de Commissie-Dekker specifiek zouden hebben voor de accijsinkomsten en voor de sectoren die afhankelijk zijn van alcoholproduktie en verkoop, alsmede voor de alcoholproblematiek?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
16
169 Kan naar aanleiding van de schatting van de prijselasticiteit van de vraag nog een indicatie gegeven worden in hoeverre tussen leeftijdsgroepen verschillen bestaan (zie ook M.C. betreffende tabaksverbruik)? 170 Wanneer kan de Kamer de resultaten van de nadere studie naar het effect van accijnsverhoging op het gebruik van alcohol tegemoet zien? 171 Wat dient te worden begrepen onder «onaanvaardbare neveneffecten» van een accijnsmaatregel? Bladzijde 61 172 Is in het overleg met het bedrijfsleven de mogelijkheid van het invoeren van een banderolle-systeem besproken en wat was het resultaat? 173 Kan een nadere toelichting worden gegeven over de uitvoeringsproblemen van een banderrollesysteem en de daarmee samenhangende perceptiekosten? 174 Zouden de uitvoeringsproblemen van een banderrollesysteem groter zijn in de alcoholindustrie dan in de tabaksindustrie? 175 Kan uit de zinsnede «dat de alcoholproblematiek in de Scandinavische landen minder is dan in Nederland, mede wegens de lagere waarden van de indicatoren van alcoholmisbruik» worden afgeleid dat internationaal op dezelfde manier alcoholmisbruik wordt gedefinieerd waardoor vergelijkingen wetenschappelijk betrouwbaar zijn? IV Paracommercialisme Bladzijde 63 176 Hoever is het onderzoek van de VNG gevorderd en wanneer zou de Kamer daar kennis van kunnen nemen? Bladzijde 64 177 Wanneer zullen de betrokken bewindslieden hun standpunt hebben bepaald en wanneer kan de Kamer daar kennis van nemen? V Internationale aspecten Bladzijde 66 178 Is de regering bereid in het kader van het alcoholmatigingsbeleid het Benelux-accijnsverdrag te wijzigen dan wel op te zeggen om verhoging van de wijnaccijns mogelijk te maken?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
17
V I Alcoholonderzoek Bladzijde 68 179 Kunnen de onderzoeksbehoeften naar prioriteit worden gerangschikt? 180 Bij welke onderzoeken zal het bedrijfsleven worden betrokken?
181 Welk bedrag zou gemoeid zijn met het verwezenlijken van genoemde onderzoeken? Wat is het jaarlijks onderzoeksbudget? Bladzijde 69 182 Verwacht de regering dat het bepalen van het bloedalcoholgehalte van patiënten in algemene ziekenhuizen beschouwd zal kunnen worden als inbreuk op de lichamelijke integriteit van de patiënt, als zijnde niet noodzakelijk voor de behandeling waaraan de patiënt zich vrijwillig onderwerpt, en dus afhankelijk van diens toestemming? De voorzitter van de commissie, Jorritsma-Lebbink De griffier van de commissie, De Gier
Tweede Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 243, nr. 4
18