Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1991-1992
22152
Voorlichtingscampagnes van het Rijk
Nr. 3
VERSLAG
Vastgesteld 11 oktober 1991 De Commissie voor de Rijksuitgaven1 legt over dit rapport de volgende vragen aan de Regering voor. Met de beantwoording van deze vragen (en van de vragen aan de Algemene Rekenkamer) acht zij de behandeling genoegzaam voorbereid. Inleiding
1 Wat is het totale bedrag dat gemoeid is met de voorlichting door de rijksoverheid (dus inclusief defensie)? Hoe hebben zich de rijksuitgaven ten behoeve van de overheidsvoorlichting sinds de schatting van 1984 van de werkgroep Heroverweging ontwikkeld?
1
Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), Koning (VVD) Frinking (CDA), De Korte (VVD), Tommel (D66), Van Rey (VVD), Vermeend (PvdA), voorzitter, Brouwer (Groen Links), Melkert (PvdA), Smits (CDA) Reitsma (CDA), Boers– Wijnberg (CDA), ondervoorzitter, Vreug– denhil (CDA), Vriens-Auerbach (CDA), Van Rijn-Vellekoop (PvdA), Van der Vaart (PvdA), G. de Jong (CDA), Schoots (PvdA), Ybema (D66), A. de Jong (PvdA), Kersten (PvdA), Leers (CDA) en Van Heemst (PvdA). Plv. leden: Schutte (GPV) Van Erp (WD), Lansink (CDA), Blaauw (VVD), Ter Veer (D66), Linschoten (VVD), De Pree (PvdA), Rosenmöller (Groen Links), Stemerdink (PvdA), Schartman (CDA), Gerritse (CDA), Van de Camp (CDA), Tuinstra (CDA). G. H. Terpstra (CDA), Van Traa (PvdA), Leerling (RPF), Paulis (CDA), Van Otterloo (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Vacature PvdA, Vliegenthart (PvdA), Van Houwelingen (CDA) en Vacature PvdA.
114916F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeveri) Plantijnstraat 's Gravenhage 1991
Onderschrijft de regering nog steeds de uit 1946 daterende, door de Rekenkamer aangehaalde drie voorwaarden waaronder instrumentele voorlichting acceptabel is? Op basis van welke criteria moet worden beoordeeld of een onderwerp te controversieel is? Wiens oordeel (parlement, bevolking, belang– hebbend bedrijfsleven, enz.) is hier relevant? Welke vooraankondiging c.q. voorbereiding en bespreking van een instrumentele campagne in het parlement acht de regering wenselijk? 2. Vraagstelling en aanpak van het onderzoek. Reactie bewindspersonen
blz. 7 De regering constateert dat voorlichting een onderdeel vormt van een
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 152, nr. 3
mix van beleidsinstrumenten. Van een zinvolle beoordeling van de inzet van voorlichting kan volgens de minister president alleen sprake zijn wanneer daarbij ook de andere onderdeien van het beleidsproces betrokken worden. 6
Is de strekking van de woorden van de minister-president dat houdings– en gedragsverandering het meeste kans maakt bereikt te worden bij doelgroep(en) van beleid, wanneer niet alleen communica– tieve beleidsinstrumenten, maar ook juridische en economische beleids– instrumenten als een geheel van beleidsmaatregelen moet worden ingezet en geëvalueerd, en dat in zijn ogen een geïsoleerde beoordeling niet mogelijk is? 7
Op welke wijze is de minister-president van plan te bevorderen dat de onderzochte overheidscampagnes in relatie met de overige beleidsmaat– regelen die bij de betreffende onderwerpen behoren, te laten bestuderen en als één geheel te laten onderzoeken en evalueren? blz. 8
8
De minister-president stelt: «.... het ontbreken van «burgerzin»», het teruglopende normbesef en de voortschrijdende individualisering medebepalende factoren zijn voor de beoordeling van de (effectiviteit van) instrumentele voorlichting». (blz. 8) Betekent dit de introductie van een nieuw criterium voor de beoordeling van instrumentele voorlichting? Waarom acht de regering de invoering van dit criterium nuttig en noodzakelijk? Op welke wijze worden de door de minister-president geduide belangrijke ontwikkelingen in de samenleving bij de beoordeling van de effectiviteit in de nu lopende voorlichtingscampagnes betrokken? 3. Organisatie van de overheidsvoorlichting Financiële informatie
9 Hoe en in welk tijdschema zal de financiële informatie over de voorlichtingsuitgaven worden verbeterd? Welke voorschriften heeft de minister van Financiën uitgevaardigd voor het afzonderlijk zichtbaar maken van de voorlichtingsuitgaven in de begroting 1992? blz. 10
10 Kan op basis van de begroting 1992 alsnog een behoorlijk overzicht worden gegeven per departement van de personele en materiële budgetten voor voorlichting? Kan daarbij worden aangegeven welk deel daarvan bij benadering van instrumentele voorlichting is uitgetrokken? Kan bovendien worden aangegeven welke departementen in welke mate in 1992 geld hebben gereserveerd voor evaluatie-onderzoek? 11 Welke stappen zijn of worden gezet om de positie van de Voorlich– tingsraad te versterken gezien de constateringen van de ARK?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 152, nr. 3
blz. 11
12 Geldt de mening van de minister van Landbouw (blz. 11) dat van een geformaliseerde centrale rol van de RVD thans geen sprake is, en dat het de departementen vrij staat de adviserende, ondersteunende en bemid– delende functie van de RVD al dan niet in te schakelen, voor alle minis– teries? Welke formele maatregelen zijn of worden getroffen om een dergelijke rol wel te verzekeren?
4. Beschrijving van de onderzochte voorlichtingscampagnes Kenmerken van de voorlichtingscampagnes 13 Vraag 4. Hoe kan bereikt wordt dat het «bereik» bij brochures wordt verhoogd. 14 Op welke wijze wordt gestreefd naar terugdringing van het grote aantal overblijvende Postbus 51-folders? 15 Worden de subsidies aan maatschappelijke instellingen, die voorlichting (mede)financieren toegekend en getoetst aan een campag– neplan en campagne-evaluatie?
5. Bereik, effecten en effectiviteit van voorlichtingscampagnes
blz. 18 16 Kan een verklaring worden gegeven voor het relatief (ten opzichte van totale bereik) lage percentage bereik van de tv-spot «stop zure regen»?
blz. 20 17 Kan nader worden ingegaan op de redenen waarom de duurste campagne uit het onderzoek ,,«stop zure regen», een cijfer van 0% scoort voor verandering in houding en gedrag? 18 Hoe beoordeelt de regering de hoogte van de in tabel 3 genoemde percentages? Bij welk percentage ligt het «tevredenheidsniveau» voor een intensieve campagne gericht op verandering in kennis, resp. houding, resp. gedrag?
blz. 21 19 Bestaan bij enig departement voornemens om ook de effecten op langere termijn van een campagne te evalueren? Zo ja, welke?
blz. 22
20 Wordt de door de RVD te ontwikkelen standaardmethode voor evaluatie verplichtend opgelegd aan alle departementen, en zo ja, in welke vorm? Wanneer zal dit het geval zijn?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 152, nr. 3
21 Welk onderzoek wordt door de Rijksvoorlichtingsdienst verricht op het gebied van bereik, effecten en effectiviteit van de overheidsvoorlichting? Op welke punten wijken de resultaten van dit onderzoek af van de bevin– dingen van de ARK? 22 Volgens welk tijdschema zal toepassing van ex-postevaluatie worden bevorderd en hoe worden de reacties op dit punt van de verschillende ministers op één spoor gebracht? 6. Planmatige voorbereiding, uitvoering en evaluatie van voorlichting
23 Wanneer heeft de minsiter van VROM meegedeeld zich niet te kunnen vinden in de keuze van de Rekenkamer om de campagne isolatie aan een nader onderzoek te onderwerpen. 24 Welke reactie heeft de minsiter van VROM op de tekortkomingen bij de campagne «Isolatie»? 7. Conclusies en aanbevelingen
25 Bent u bereid de werkelijke uitgaven ten behoeve van «Voorlichting» zichtbaar in de departementale begrotingen op te nemen? 26 Is de aanbeveling over de organisatie van de voorlichting: «meer inhoudelijk overleg tussen beleidsdirecties en voorlichtingsdirecties» nog aanleiding voor andere en meer structurele wijzigingen? 27 Kan een overzicht worden gegeven van de stand van zaken per depar– tement op het gebied van planmatige voorbereiding, uitvoering en evaluatie van voorlichtingsactiviteiten? blz. 35
28 Waarop doelt de minister-president in concreto waar hij zegt te betreuren dat de Rekenkamer «niet nader ingaat op de voorwaarden om tot een systematische ontwikkeling van beleid en voorlichting, de planmatige uitvoering daarvan en een behoorlijke evaluatie te kunnen komen»? Welk type aanbevelingen mist hij vanuit deze treurnis? Wil de regering zelf aangeven aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om tot verbetering van beleid te komen, nu wordt betreurd, dat de ARK daar niet op is ingegaan? 29 Welke voorlichtingsactiviteiten van uit het departement van Justitie zijn wegens tijdsdruk en acute noodsituaties verstoken gebleven van onderzoek en pre-tests?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 152, nr. 3
8. Slotbeschouwing 30 Op welke wijze denkt de regenng voorlichting bij de operatie Grote Efficiency te betrekken nu is gebleken, dat tot nu toe efficientie en effec– tiviteit onvoldoende is onderzocht en door de regering zelf wordt getwijfeld aan de mogelijkheid voorlichting te isoleren van de overige beleidsprocessen? Welke opties worden onderzocht? De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven Vermeend De griffier van die commissie Hubert
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 152, nr. 3