Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1995–1996
24 205
Privatisering van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds (Wet privatisering ABP)
Nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 17 oktober 1995 In het wetsvoorstel worden de volgende wijzigingen aangebracht. 1. Artikel 2 1.1. In het eerste lid, onderdeel b, onder 3°, wordt de zinsnede «of bijzonder speciaal en voortgezet speciaal onderwijs» vervangen door: of een Nederlandse school of instelling voor bijzonder speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. 1.2. In het tweede lid, wordt: a. in onderdeel c de zinsnede «tenzij zij vanwege het vervullen van die functie, anders dan per dienstverrichting of bij wijze van incidentele vergoeding, bezoldigd of beloond worden» vervangen door: tenzij de aan hun functie verbonden werkzaamheden een dagtaak vormen en zij deswege bezoldigd of beloond worden; b. in onderdeel d de zinsnede «tenzij zij vanwege het vervullen daarvan, anders dan per dienstverrichting of bij wijze van incidentele vergoeding, bezoldigd of beloond worden» vervangen door: tenzij de aan hun functie verbonden werkzaamheden een dagtaak vormen en zij deswege bezoldigd of beloond worden. 2. Artikel 11 In het eerste lid wordt de zinsnede «gelegen voor 1 januari 1995» vervangen door: gelegen voor 1 januari 1996. 3. Artikel 22 In het derde lid wordt na onderdeel c een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende: d. de nabestaanden van de in de onderdelen a, b en c bedoelde werknemers;.
5K2798 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat ’s-Gravenhage 1995
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
1
4. Artikel 32 4.1. Het eerste lid komt te luiden: 1. De artikelen 2a, 2b, 7b, 12, 13, 14, eerste lid, 15 tot en met 17, uitgezonderd artikel 17, derde lid, hoofdstuk II en de artikelen 80, 88, 89 en 92 tot en met 98c van de WAO en de daarop berustende bepalingen, alsmede de artikelen 57 tot en met 58 juncto 14, 16 tot en met 20, 48 en 78 van de AAW en de op de artikelen 57 tot en met 58 van die wet berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op: a. overheidswerknemers; b. overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers die recht hebben op een WAO-conforme uitkering; c. gewezen overheidswerknemers die op 31 december 1995 recht hebben op een wachtgeld als bedoeld in artikel A 1, onderdeel i, van de Abp-wet of een daarmee gelijkgestelde uitkering als bedoeld in artikel A 4 van die wet, zoals die wet op die datum luidde, niet zijnde een uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag of vrijwillig vervroegd uittreden, welk recht op wachtgeld na die datum voortduurt; d. gewezen overheidswerknemers die met ingang van 1 januari 1996 of een latere datum zijn ontslagen en in verband daarmee recht op een ontslaguitkering hebben, niet zijnde een uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag of vrijwillig vervroegd uittreden; e. gewezen overheidswerknemers die recht hebben op bezoldiging of uitkering ingeval van verhindering wegens ziekte; f. gewezen overheidswerknemers die recht hebben op een uitkering overeenkomstig de normen van de WAO als bedoeld in artikel 43, eerste lid; g. de gewezen overheidswerknemers, bedoeld in artikel 17, eerste lid, die recht hebben op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 37, eerste lid. 4.2. In het tweede lid wordt: a. de zinsnede «de in het eerste lid, onderdelen a, b en c, bedoelde overheidswerknemers» vervangen door: de in het eerste lid, onderdelen a, c, d en e, bedoelde overheidswerknemers; b. de zinsnede «de in het eerste lid, onderdelen d en e, bedoelde gewezen overheidswerknemers» vervangen door: de in het eerste lid, onderdelen b, f en g, bedoelde overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers. 4.3. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, wordt na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende: 4. Het FAOP stelt met betrekking tot de vaststelling van het dagloon overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de WAO nadere regels, die voor categoriee¨n van overheidswerknemers kunnen verschillen. De in de eerste volzin bedoelde regels kunnen inhouden dat, in afwijking van het eerste lid juncto artikel 14, eerste lid, van de WAO een andere berekeningsgrondslag dan het dagloon voor de uitkering ingevolge het eerste lid wordt gehanteerd. De door het FAOP krachtens de eerste volzin gestelde regels behoeven goedkeuring van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alvorens zij in werking kunnen treden. De door het FAOP krachtens de eerste volzin gestelde regels worden, nadat de vorenbedoelde goedkeuring van Onze Minister is verkregen, gepubliceerd in de Staatscourant. 4.4. Het tot zevende lid vernummerde zesde lid (oud) komt te luiden: 7. Met het oog op de overeenkomstige toepassing van de in het eerste lid bedoelde bepalingen van de WAO en van de AAW wordt het FAOP als bedrijfsvereniging aangemerkt.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
2
5. Artikel 37 5.1. In het derde lid wordt de zinsnede «die recht heeft op een invaliditeitspensioen, geldt als dagloon in de zin van de WAO de door 261 gedeelde middelsom» vervangen door: die recht heeft op een invaliditeitspensioen dat is vastgesteld op grond van een dienstlijn die is aangevangen na 31 december 1994, geldt als dagloon in de zin van de WAO het bedrag van de door 261 gedeelde middelsom. 5.2. Onder vernummering van het vierde tot en met het achtste lid tot vijfde tot en met negende, wordt na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende: 4. Voor de eerste vaststelling van de in het eerste lid bedoelde WAO-conforme uitkering voor de in het eerste lid bedoelde belanghebbende die recht heeft op een invaliditeitspensioen dat is vastgesteld op grond van een dienstlijn die is aangevangen in de periode van 1 januari 1986 tot en met 31 december 1994, geldt als dagloon het bedrag van de door 261 gedeelde middelsom, bedoeld in artikel F 6 van de Abp-wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1995, en tot 1 januari 1996 aangepast overeenkomstig artikel A 8 van die wet, welk bedrag wordt aangepast met het percentage waarmee het salaris dat overeenkomt met de aangepaste middelsom ingevolge artikel 34 van de Wet FVP/ABP is aangepast. 5.3. Het tot vijfde lid vernummerde vierde lid (oud) komt te luiden: 5. Voor de eerste vaststelling van de in het eerste lid bedoelde WAO-conforme uitkering voor de in het eerste lid bedoelde belanghebbende die recht heeft op een invaliditeitspensioen dat is vastgesteld op grond van een dienstlijn die is aangevangen voor 1 januari 1986, geldt als dagloon het bedrag van de door 261 gedeelde middelsom, bedoeld in artikel F 6 van de Abp-wet, en tot 1 januari 1996 aangepast overeenkomstig artikel A 8 van die wet, welke middelsom met inachtneming van artikel F 9a, eerste en tweede lid, van de Abp-wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 1995, is verhoogd met tien procent doch niet meer dan met f 7 276,82, welk eerstbedoelde bedrag wordt aangepast met het percentage waarmee het salaris dat overeenkomt met de aangepaste middelsom ingevolge artikel 34 van de Wet FVP/ABP is aangepast. 5.4. In het tot zevende lid vernummerde zesde lid (oud) wordt de zinsnede «geldt in afwijking van het derde of vijfde lid als dagloon het bedrag dat wordt verkregen door de daar bedoelde middelsom, onderscheidenlijk het daar bedoelde ambtelijk inkomen te delen door 261 en vervolgens te vermenigvuldigen met de deeltijdfactor» vervangen door: geldt in afwijking van het derde, vierde of zesde lid als dagloon het bedrag dat overeenkomstig die bepalingen wordt verkregen en vervolgens is vermenigvuldigd met de deeltijdfactor. 5.5. In het tot achtste lid vernummerde zevende lid (oud) wordt de zinsnede «het dagloon ingevolge het derde tot en met het zesde lid» vervangen door: het dagloon ingevolge het derde tot en met het zevende lid. 6. Artikel 47 Aan artikel 47 wordt een lid toegevoegd, luidende: 4. Het eerste tot en met het derde lid is niet van toepassing indien belanghebbende naast een WAO-conforme uitkering een of meer naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen in verband met een dienstbetrekking als overheidswerknemer ontvangt. In de in de eerste volzin bedoelde situatie geschiedt de uitbetaling van de WAO-conforme
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
3
uitkering door de uitvoeringsinstelling die tevens die andere uitkering of die andere uitkeringen, bedoeld in die volzin, betaalbaar stelt. 7. Artikel 48 Aan artikel 48 worden zes nieuwe leden toegevoegd, luidende: 4. De artikelen 91 tot en met 95 van de Organisatiewet sociale verzekeringen zijn van overeenkomstige toepassing op de overheidswerkgever en de overheidswerknemer, alsmede de in artikel 32 bedoelde gewezen overheidswerknemer, in verband met de uitvoering van de paragrafen 9 en 10, met inachtneming van het vijfde tot en met negende lid. 5. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 92 van de Organisatiewet sociale verzekeringen wordt: 1°. in het eerste en tweede lid voor de woorden «de bedrijfsvereniging» telkens gelezen: het FAOP; 2°. in het eerste lid voor de woorden «ingevolge artikel 59» gelezen: ingevolge artikel 67 van de Wet privatisering ABP overeenkomstig artikel 59. 6. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 93 van de Organisatiewet sociale verzekeringen wordt voor de woorden «de bedrijfsvereniging of uitvoeringsinstelling» gelezen: het FAOP of de Stichting USZO/AOV. 7. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 94, derde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen wordt voor de woorden «de bedrijfsvereniging» gelezen: het FAOP. 8. Voor de overeenkomstige toepassing van artikel 95 van de Organisatiewet sociale verzekeringen wordt: 1°. in het eerste en tweede lid voor woorden «de bedrijfsvereniging of de uitvoeringsinstelling» telkens gelezen: het FAOP of de Stichting USZO/AOV; 2°. in het derde lid voor de woorden «de bedrijfsvereniging» gelezen: het FAOP. 9. Het FAOP kan bij het in het eerste lid bedoelde uitvoeringsreglement nadere regels stellen met betrekking tot de overeenkomstige toepassing van de artikelen 91 tot en met 95 van de Organisatiewet sociale verzekeringen, bedoeld in het vierde lid. 8. Artikel 50 Artikel 50 vervalt. 9. Artikel 53 In het eerste lid worden de woorden «Bij ministerie¨le regeling worden regels gesteld» vervangen door: Bij ministerie¨le regeling worden, zo nodig van de artikelen 37, 39, 42 en 43 afwijkende, regels gesteld. 10. Artikel 67 Artikel 67 komt te luiden: Artikel 67 De Organisatiewet sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 1, onderdeel l, vervalt, onder lettering van de onderdelen m, n en o tot l, m en n. B. Hoofdstuk V, § 5, komt te luiden:
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
4
§ 5. De uitvoering van arbeidsongeschiktheidsregelingen in de overheidssector Artikel 68 1. Voor de toepassing van de artikelen 10, 12, aanhef en onderdeel a, 13, 16, 17, eerste en tweede lid, 36, aanhef en onderdelen a en b, 38, 75, 78, eerste, vierde en vijfde lid, alsmede de artikelen in hoofdstuk VI, § 2 en § 3, worden het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financie¨le voorzieningen privatisering ABP, en Onze Minister van Defensie, voor zover zij artikel 8, derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet uitvoeren, gelijkgesteld met bedrijfsverenigingen, alsmede wordt de Stichting USZO/AOV, bedoeld in artikel 54 van de Wet privatisering ABP, voor zover zij in opdracht van het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel en Onze Minister van Defensie werkzaamheden op grond van artikel 8, derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet uitvoert, gelijkgesteld met een uitvoeringsinstelling. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Defensie, nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld worden met betrekking tot het eerste lid. Artikel 68a 1. Voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen 10, 12, 13, 15, 16, 17, eerste en tweede lid, 18, 19, 36, aanhef en onderdelen a en b, 37, aanhef en onder b, c en d, 38, 59, 60, 78, eerste en derde lid, de artikelen in hoofdstuk VI, § 2 en § 3, en de artikelen 91, 97, 102 en 103, wordt het Fonds arbeidsongeschiktheidsverzekering overheidspersoneel, bedoeld in artikel 21 van de Wet financie¨le voorzieningen privatisering ABP, bij de uitvoering van de in artikel 46, eerste lid, van de Wet privatisering ABP omschreven taak, onverminderd artikel 68, gelijkgesteld met een bedrijfsvereniging, alsmede wordt de Stichting USZO/AOV, bedoeld in artikel 54 van de Wet privatisering ABP, bij de uitvoering van de overeenkomst, bedoeld in artikel 46, tweede lid, van die wet, onverminderd artikel 68, gelijkgesteld met een uitvoeringsinstelling. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt, voor zover in de in dat lid genoemde artikelen de aanduiding «Onze Minister» voorkomt, deze vervangen door: Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken. 3. Aanwijzingen betreffende de uitoefening van taken met betrekking tot de toepassing van het eerste lid, worden gegeven door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken. 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, op voordracht van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken, nadere en zo nodig afwijkende regels gesteld worden met betrekking tot het eerste lid. 11. Artikel 69 11.1. Onderdeel B komt te luiden: B. Artikel 21, tweede lid, komt te luiden: 2. Het FAOP heeft tot doel: a. zorg te dragen voor de uitvoering van de paragrafen 9 en 10 van de Wet privatisering ABP, alsmede de artikelen 65 en 68 van die wet; b. zorg te dragen voor de uitvoering van de AAW, bedoeld in artikel 8, derde lid, van die wet; c. de middelen bijeen te brengen en te beheren die nodig zijn voor de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
5
dekking van de uitgaven van het FAOP ter zake van de WAO-conforme uitkeringen, met inbegrip van de uitvoeringskosten ter zake. 11.2. Na onderdeel B wordt, onder lettering van de onderdelen C tot en met H, I en J tot D tot en met I, K en L, een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende: C. Na artikel 21 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende: Artikel 21a Ten laste van het FAOP komen de uitgaven, met inbegrip van de uitvoeringskosten ter zake, met betrekking tot: a. de WAO-conforme uitkeringen die zijn toegekend ingevolge paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP; b. de uitvoering van de artikelen 65 en 68 van de Wet privatisering ABP; voor zover deze uitgaven door het FAOP niet worden gedeclareerd bij het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds, bedoeld in artikel 34 van de Wet financiering volksverzekeringen. 11.3. In onderdeel D (oud onderdeel C) wordt in het voorgestelde tweede lid van artikel 22 van de Wet FVP/ABP de puntkomma achter onderdeel a vervangen door een komma, waarna de volgende zinsnede wordt toegevoegd: en de inhoudingen, bedoeld in de artikelen 30, 31 en 32;. 11.4. In onderdeel H (oud onderdeel G) wordt in het voorgestelde tweede lid van artikel 28 van de Wet FVP/ABP de puntkomma achter onderdeel a vervangen door een komma, waarna de volgende zinsnede wordt toegevoegd: het invaliditeitspensioen en de herplaatsingstoelage van de militair, bedoeld in het eerste lid, onder 3°, en de inhoudingen, bedoeld in de artikelen 30, 31 en 32;. 11.5. In onderdeel I (oud onderdeel H) worden in het voorgestelde artikel 32a van de Wet FVP/ABP in het eerste en tweede lid de woorden «dit hoofdstuk» vervangen door: deze paragraaf. 11.6. Na onderdeel I wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende: J. Artikel 39 vervalt. 11.7. Onderdeel K (oud onderdeel I) komt te luiden: K. Artikel 50 vervalt. 12. Nieuwe artikelen na artikel 69 Na artikel 69 worden vier nieuwe artikelen ingevoegd, luidende: Artikel 69a Indien het bij koninklijke boodschap van 15 juni 1995 ingediende voorstel van wet afschaffing malus en bevordering reı¨ntegratie (Kamerstukken II 1994/95, 24 221, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven, wordt de Wet privatisering ABP als volgt gewijzigd: A. In artikel 32, eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede «De artikelen 2a, 2b, 7b, 12, 13, 14, eerste lid, 15 tot en met 17, uitgezonderd artikel 17, derde lid, hoofdstuk II en de artikelen 80, 88, 89 en 92 tot en met 98c van de WAO» vervangen door: De artikelen 2a, 2b, 7b, 12, 13, 14, eerste lid, 15 tot en met 17, uitgezonderd artikel 17, derde lid, de hoofdstukken II en IIA en de artikelen 80, 88, 89 en 92 tot en met 98c van de WAO.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
6
B. De punt achter artikel 52, onderdeel c, wordt vervangen door een puntkomma, waarna een nieuw onderdeel wordt toegevoegd, luidende: d. de overeenkomstige toepassing van Hoofdstuk IIA van de WAO en de daarop berustende bepalingen, bedoeld in artikel K 10 van de Abp-wet. C. Artikel 65 vervalt. Artikel 69b Indien het bij koninklijke boodschap van 15 juni 1995 ingediende voorstel van wet afschaffing malus en bevordering reı¨ntegratie (Kamerstukken II 1994/95, 24 221, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven, wordt de Wet financie¨le voorzieningen privatisering ABP als volgt gewijzigd: A. De punt aan het slot van artikel 21, tweede lid, onderdeel c, wordt vervangen door een puntkomma, waarna een nieuw onderdeel wordt toegevoegd, luidende: d. de middelen bijeen te brengen en te beheren, die nodig zijn voor de dekking van de uitgaven van het FAOP ter zake van de overeenkomstige toepassing van hoofdstuk IIA van de WAO en de daarop berustende bepalingen, met inbegrip van de uitvoeringskosten ter zake. B. In artikel 21a wordt na onderdeel b een nieuw onderdeel wordt ingevoegd, luidende: c. de overeenkomstige toepassing van hoofdstuk IIA van de WAO en de daarop berustende bepalingen;. Artikel 69c Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 1995 ingediende voorstel van wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Kamerstukken II 1995/96, 24 439, nrs. 1–2) tot wet wordt verheven, wordt de Wet financie¨le voorzieningen privatisering ABP als volgt gewijzigd: A. In artikel 22, tweede lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «en de inhoudingen, bedoeld in de artikelen 30, 31 en 32» vervangen door: en de inhoudingen, bedoeld in de artikelen 30 en 31. B. In artikel 28, tweede lid, onderdeel a, wordt de zinsnede «en de inhoudingen, bedoeld in de artikelen 30, 31 en 32» vervangen door: en de inhoudingen, bedoeld in de artikelen 30 en 31. C. In artikel 32b wordt de zinsnede «de inhouding op het loon inzake arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en ziekte» vervangen door: de inhouding op het loon inzake arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Artikel 69d Indien de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden niet voor of op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet is ingetrokken, wordt die wet gewijzigd als volgt: A. Artikel 1, onderdeel b, komt te luiden: b. fonds: de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel, bedoeld in artikel 11 van de Wet financie¨le voorzieningen privatisering ABP;. B. Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden: c. bestuur: het bestuur van het fonds;.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
7
Toelichting Artikel 2 Met de wijziging van het eerste lid, onderdeel b, onder 3°, wordt het voorstel inzake de Wet privatisering ABP aangepast aan de schoolsoort onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen zoals die ingevolge de wet van 31 mei 1995, houdende wijziging van de Interimwet op speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en van enkele andere wetten inzake samenvoeging van de schoolsoorten onderwijs aan blinde kinderen en onderwijs aan slechtziende kinderen tot de schoolsoort onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen (Stb. 1995, 319), is ontstaan door samenvoeging van de schoolsoort onderwijs aan blinde kinderen en de schoolsoort onderwijs aan slechtziende kinderen tot de genoemde nieuwe schoolsoort. Aangezien deze nieuwe schoolsoort wordt gegeven in instellingen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan visueel gehandicapte kinderen, is de opsomming in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder 3°, aangevuld met «instellingen». De wijzigingen van het tweede lid, onderdeel c en d, houden verband met een wijziging van de Regeling beperking en uitbreiding van het ambtenaarschap in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stcrt. 1994, 98) met terugwerkende kracht tot en met 1 mei 1994. Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, komt de definie¨ring van de term «overheidswerknemer» in het wetsvoorstel overeen met de definie¨ring van het begrip «ambtenaar» in de Algemene burgerlijke pensioenwet (Abp-wet), met inachtneming van de nadere invulling die daaraan in uitbreidende zin is gegeven in de genoemde regeling. Die regeling is met terugwerkende kracht gewijzigd in verband met het gegeven dat de daarin getroffen regeling ten aanzien van de voorzitters en leden van besturen van waterschappen (artikel B 1, tweede lid, onderdeel b, van de Abp-wet) en de voorzitters en leden van andere publiekrechtelijke lichamen (artikel B 1, tweede lid, onderdeel c, van de Abp-wet), nader bezien onjuist was. Deze wijziging van de Regeling beperking en uitbreiding van het ambtenaarschap in de zin van de Abp-wet leidt derhalve ook tot aanpassing van het wetsvoorstel. Artikel 11 Tijdens het overleg over het pensioenreglement van de op te richten Stichting Pensioenfonds ABP is door de sociale partners overeenstemming bereikt over een gewijzigde berekening van het ouderdomspensioen over diensttijd waarin twee of meer (deeltijd)functies gelijktijdig worden vervuld. In de Abp-wet wordt in een dergelijk geval uitgegaan van het hoogste inkomen in de gelijktijdig vervulde functies. Heeft de ambtenaar naast een deeltijdbetrekking van 0,8 volledige betrekking, waarvoor een voltijds inkomen van f 60 000 per jaar geldt, een deeltijdbetrekking van 0,2 volledige betrekking met een voltijds inkomen van f 80 000, dan wordt voor de berekening van het ouderdomspensioen in de Abp-wet uitgegaan van het voltijdse inkomen van f 80 000 voor het totaal van de diensttijd. Deze systematiek leidt tot onevenwichtige uitkomsten, zodat voor het pensioenreglement is gekozen voor een berekening op basis van het gewogen gemiddelde inkomen. In het gegeven voorbeeld is dat 0,8 x f 60 000 + 0,2 x f 80 000 = f 64 000. Een en ander houdt in dat per 1 januari 1996 in dit opzicht sprake zal zijn van een gewijzigd pensioensysteem. Dit maakt het gewenst om bij de berekening van de correctiefactoren ten aanzien van de berekeningsgrondslag en de franchise, welke correctiefactoren het mogelijk maken om de pensioenaanspraken over diensttijd voor 1 januari 1995 te berekenen op basis van de berekeningsgrondslag en de uniforme
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
8
franchise die met ingang van die datum dienen te worden gehanteerd, alsnog tevens het jaar 1995 te betrekken. Daardoor kunnen alle pensioenaanspraken ingevolge de Abp-wet na de privatisering worden behandeld alsof zij zijn opgebouwd onder vigeur van het vorenbedoelde reglement. Artikel 22 Zoals in de memorie van toelichting is uiteengezet, is artikel 22 er op gericht de pensioenlasten ter zake van de welvaartsvastheid in voorkomend geval op een evenwichtige wijze te verdelen over de nog in dienst zijnde werknemers. Abusievelijk zijn in het wetsvoorstel de pensioenen van de nagelaten betrekkingen niet vermeld. Deze omissie wordt hersteld. Artikel 32 Dit artikel regelt in het eerste lid de overeenkomstige toepassing van onderdelen van de WAO ten aanzien van overheidswerknemers en groepen gewezen overheidswerknemers. Bij die onderdelen gaat het in hoofdzaak om wat omschreven kan worden als de «verzekeringsvoorwaarden» van de WAO, dat wil zeggen de voorwaarden betreffende het recht op uitkering, alsmede de hoogte en de duur daarvan. Het is gewenst gebleken enkele wijzigingen in dit lid aan te brengen. Met het oog op de eenvoud wordt voorgesteld de tekst van het eerste lid te vervangen door een nieuwe. De in het eerste lid van het onderhavige artikel aangebrachte wijzigingen betreffen de opsomming van de artikelen van de WAO en AAW die van overeenkomstige toepassing zijn, de invoeging van een nieuw onderdeel b, de splitsing van oud onderdeel b in de nieuwe onderdelen c en d, alsmede een aanscherping van de tekst van de onderdelen f en g (oud d en e). Deze wijzigingen worden onderstaand toegelicht. Wat betreft de opsomming van de artikelen van de WAO die van overeenkomstige toepassing zijn, dient in de eerste plaats te worden opgemerkt dat de verwijzing naar artikel 14 van de WAO is beperkt tot het eerste lid van dat artikel. Deze beperking is aangebracht omdat de behoefte is gebleken aan de mogelijkheid van een eigen, door het FAOP op te stellen WAO-conform dagloonbesluit. Het nieuwe vierde lid voorziet in die mogelijkheid. Gelet op het nieuwe vierde lid dienen het tweede en derde lid van artikel 14 van de WAO, die de grondslag vormen voor het WAO-dagloonbesluit van het Tica, niet van overeenkomstige toepassing verklaard te worden. In de opsomming van de artikelen van de AAW die van overeenkomstige toepassing zijn, zijn de artikelen 14, 16 tot en met 20, 48 en 78 toegevoegd ten einde de overeenkomstige toepassing van de artikelen 57 en 58 van die wet mogelijk te maken. Het gaat hierbij om bepalingen van de AAW van procedurele aard, die noodzakelijk zijn voor het kunnen vaststellen van het recht op voorzieningen. Artikel 48 van de AAW is de sanctiebepaling en artikel 78 van die wet bevat de verplichting voor betrokkene om inlichtingen te verstrekken. Door de nieuw opgenomen artikelen verkrijgt het FAOP met betrekking tot de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 57 en 58 van de AAW, overeenkomstige bevoegdheden als bedrijfsverenigingen. De invoeging van het nieuwe onderdeel b in het eerste lid houdt verband met het gegeven dat werknemers en gewezen werknemers die een WAO-uitkering ontvangen, in het kader van de WAO verzekerd zijn. Dienovereenkomstig dient te gelden dat overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers die een WAO-conforme uitkering
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
9
genieten, als zodanig verzekerd zijn in het kader van de WAO-conforme regeling. Het oude onderdeel b keert in de nieuwe tekst terug in de vorm van de onderdelen c en d. Gebleken is dat het oude onderdeel b leidt tot vragen bij de uitvoering vanwege de hantering van de term «wachtgeld als bedoeld in artikel A 1, onderdeel i, van de Abp-wet». Thans is in het nieuwe onderdeel c aangegeven dat de WAO-conforme regeling van toepassing is op degenen die op 31 december 1995 reeds een wachtgeld ontvangen en wiens recht op wachtgeld na die datum voortduurt. Het nieuwe onderdeel d heeft dan betrekking op degenen die met ingang van 1 januari 1996 of een latere datum recht op een ontslaguitkering hebben, niet zijnde een uitkering in verband met functioneel leeftijdsontslag of vrijwillig vervroegd uittreden. Aan onderdeel f (oud onderdeel d) is de zinsnede «als bedoeld in artikel 43, eerste lid» toegevoegd. Dit om te verduidelijken dat de in dit onderdeel genoemde categorie bestaat uit de belanghebbenden, bedoeld in artikel 43 van het wetsvoorstel. Aan onderdeel g (oud onderdeel e) is de zinsnede «die recht hebben op een WAO-conforme uitkering als bedoeld in artikel 37, eerste lid» toegevoegd. Deze toevoeging dient ter verduidelijking; niet alle belanghebbenden, bedoeld in artikel 17, eerste lid, verkrijgen recht op een WAOconforme uitkering (zie artikel 37). De WAO-conforme regeling geldt alleen voor de in artikel 17 bedoelde belanghebbenden die ingevolge artikel 37 een WAO-conforme uitkering verkrijgen. De wijzigingen van het tweede lid betreffen de aanpassing van dat lid aan de gewijzigde tekst van het eerste lid. Het nieuwe vierde lid biedt de basis om een eigen dagloonbesluit van het FAOP voor de WAO-conforme uitkering vast te stellen. Ofschoon dit besluit naar verwachting voor een groot deel zal kunnen overeenkomen met het voor de WAO geldende dagloonbesluit van het Tica, bestaat toch behoefte aan een eigen regeling. Dit omdat op onderdelen een eigen invulling aan het WAO-conforme dagloon moet kunnen worden gegeven vanwege de soms van de marktregeling afwijkende bezoldigingsregelingen van het overheidspersoneel. Ten einde een heldere regel voor de uitvoeringspraktijk te scheppen en discussies te voorkomen of een bepaald inkomensbestanddeel van een overheidswerknemer nu wel of niet tot het dagloon dient te worden gerekend, zal in het dagloonbesluit van het FAOP op basis van het nieuwe vierde lid onder meer worden geregeld dat bedoelde afwijkende bezoldigingselementen tot het dagloon voor de WAO-conforme uitkering behoren dan wel dat zij niet daartoe behoren. Bij de invulling van deze dagloonregels zal geput kunnen worden uit de kennis en ervaring die bij de verschillende administraties is opgedaan in het kader van de toepassing van het loonbegrip van de Coo¨rdinatiewet Sociale Verzekering als grondslag voor de invaliditeitspremie van het FAOP en de inhoudingen, bedoeld in paragraaf 5 van de Wet financie¨le voorzieningen privatisering ABP (Wet FVP/ABP). Een mogelijk ander onderdeel van het dagloonbesluit van het FAOP kan betrekking hebben op de systematiek van «loon per dag». Dezerzijds wordt ervan uitgegaan dat het voor de personeels- en salarisadministraties uitvoerbaar zal zijn om per 1 januari 1996 van iedere overheidswerknemer vast te leggen en bij te houden wat diens «loon per dag» is. Dit houdt in dat van iedere werknemer geregistreerd zal moeten kunnen worden op welke dagen van de week arbeid wordt verricht. De genoemde administraties hebben ter zake echter geen garantie kunnen afgeven, zodat het niet geheel uit te sluiten is dat het voor die administraties of een deel daarvan niet mogelijk zal zijn om de dagloonsystematiek reeds per genoemde datum te implementeren in hun systemen. Dit doet de behoefte ontstaat aan de mogelijkheid om in het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
10
dagloonbesluit van het FAOP te bepalen dat het loon in voorkomend geval niet per dag maar per andere tijdseenheid wordt vastgesteld. De door het FAOP gestelde dagloonregels behoeven, alvorens zij in werking kunnen treden, de goedkeuring van de Minister van Binnenlandse Zaken. Deze minister zal, na overleg met zijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband met de afstemming op de WAO, beslissen over die goedkeuring. De goedgekeurde regeling dient met het oog op de kenbaarheid voor de uitvoeringsorganisatie alsmede voor de werkgevers en werknemers, te worden gepubliceerd in de Staatscourant. De redactie van het zevende lid is aangescherpt. Door de verwijzing in de nieuwe redactie naar de in het eerste lid bedoelde bepalingen van de WAO en de AAW is verduidelijkt waarop de gelijkstelling van het FAOP met een bedrijfsvereniging betrekking heeft. Overigens wordt verwezen naar de voorgestelde nieuwe tekst van artikel 67, dat onder meer het nieuwe artikel 68a van de Organisatiewet sociale verzekeringen (Osv) omvat, betreffende de gelijkstelling van het FAOP met een bedrijfsvereniging voor de overeenkomstige toepassing van de daarin aangeduide artikelen van de Osv. Artikel 37 Ingevolge de Wet FVP/ABP zijn de salarissen van het overheidspersoneel per 1 januari 1995 aangepast. Deze aanpassing hield verband met de introductie van een marktconform bruto-netto-traject. Bij gelijkblijvende netto-salarissen zijn de bruto-salarissen aan het nieuwe bruto-netto-traject aangepast. Hierdoor zijn de salarissen van het overheidspersoneel direkt vergelijkbaar geworden met de salarissen van werknemers in de marktsector. Omdat deze salarisaanpassing geen gevolgen mocht hebben voor de pensioenen, zijn de middelsommen op basis waarvan de hoogte van de pensioenen wordt bepaald, niet aangepast. Deze benaderingswijze hield in beginsel in dat de hoogte van de invaliditeitspensioenen evenmin aan het nieuwe bruto-netto-traject werd aangepast. Dezelfde middelsom die voor de berekening van het invaliditeitspensioen wordt gehanteerd, vormt immers ook de basis voor de berekening van het ouderdomspensioen. Omdat de invaliditeitsgepensioneerden toch werden geconfronteerd met inkomensgevolgen in verband met het nieuwe bruto-netto-traject, hebben zij ingevolge artikel 83 van de Wet FVP/ABP door middel van een toeslag compensatie daarvoor gekregen. Nu evenwel de omzetting van de invaliditeitspensioenen naar een WAO-conforme uitkering aan de orde is, dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat de middelsom waarvan het invaliditeitspensioen is afgeleid, in het merendeel van de gevallen nog niet is afgeleid van salarissen die een marktconform bruto-netto-traject kenden. Voor de vaststelling van het dagloon dienen die middelsommen derhalve alsnog te worden gecorrigeerd overeenkomstig de aanpassing van de salarissen van het overheidspersoneel per 1 januari 1995 ingevolge artikel 34 van de Wet FVP/ABP. Wat betreft de middelsom van invaliditeitspensioenen zijn drie soorten van gevallen te onderkennen, die samenhangen met de systeemwijzigingen die zijn aangebracht in de Abp-wet met ingang van 1 januari 1986 en 1 januari 1995. Met ingang van 1 januari 1986 is overgestapt van het systeem waarin het AOW-pensioen werd ingebouwd in het ouderdomspensioen ingevolge de Abp-wet, naar het franchisesysteem met een naar de hoogte van de onderscheiden AOW-pensioenbedragen gedifferentieerde franchise voor enerzijds gehuwden en niet-gehuwd samenwonenden en anderzijds alleenstaanden of gehuwden die duurzaam gescheiden leven. Met ingang van 1 januari 1995 is de gedifferentieerde
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
11
franchise vervangen door de uniforme franchise. Deze systeemwijzigingen leiden tot aparte dienstlijnen voor de onderscheiden perioden, waarover de ouderdomspensioenen op verschillende manieren worden berekend. Indien het evenwel gaat om een invaliditeitspensioen wordt ingevolge artikel F 8b, eerste lid, in beginsel uitgegaan van de laatste dienstlijn. De vorenbedoelde drie soorten van gevallen zijn de volgende. In de eerste plaats kan er sprake zijn van een invaliditeitspensioen waarvan de berekening is gebaseerd op een dienstlijn die na 31 december 1994 is aangevangen. In dat geval is de pensioenberekening gebaseerd op salarissen die overeenkomstig artikel 34 van de Wet FVP/ABP per 1 januari 1995 zijn aangepast. Een correctie van de middelsom is dus niet aan de orde. Dit wordt in de gewijzigde tekst van artikel 37, derde lid, van het wetsvoorstel aangegeven. In de tweede plaats zijn er invaliditeitspensioenen die zijn berekend naar een dienstlijn die is aangevangen na 31 december 1985, maar voor 1 januari 1995. De middelsommen van die pensioenen dienen te worden gecorrigeerd in verband met de salarisaanpassingen per 1 januari 1995. Hiertoe strekt het nieuwe vierde lid van artikel 37. Ten slotte zijn er invaliditeitspensioenen die zijn gebaseerd op een dienstlijn die is aangevangen voor 1 januari 1986. Zoals reeds was aangegeven in het oude vierde lid van artikel 37, dient de middelsom van die pensioenen te worden verhoogd met in beginsel tien procent in verband met de systeemwijziging per 1 januari 1986. Daardoor is die middelsom vergelijkbaar met de middelsommen van pensioenen die zijn gebaseerd op een dienstlijn in de periode 1 januari 1986 tot en met 31 december 1994. Vervolgens dient te worden gecorrigeerd in verband met de salarisaanpassingen per 1 januari 1995. De tekst van het tot vijfde lid vernummerde oorspronkelijke vierde lid is in die zin aangepast. Benadrukt wordt dat de correctie van de middelsommen in het nieuwe vierde en vijfde lid van artikel 37 niet leidt tot een wijziging van de middelsommen zelf. Het bedrag dat resulteert uit de deling van de middelsom door 261 wordt aangepast overeenkomstig de salarisaanpassing per 1 januari 1995. Deze correctie geldt derhalve uitsluitend de vaststelling van de daglonen. De pensioenaanspraken blijven dientengevolge ongewijzigd, overeenkomstig de strekking van de Wet FVP/ABP. Voorts wordt aangetekend dat door de vorenbedoelde correctie het totaal van de aanspraken van de invaliditeitsgepensioneerde geen wijziging ondergaat. De WAO-conforme uitkering blijft door het aanvullend invaliditeitspensioen ingevolge het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP aangevuld worden tot het oorspronkelijke niveau van het invaliditeitspensioen ingevolge de Abp-wet. Indien derhalve de WAO-conforme uitkering ten gevolge van de gewijzigde tekst van onderhavig artikel op een hoger niveau wordt vastgesteld dan ingevolge de oorspronkelijke tekst het geval zou zijn geweest, leidt dit tot een verlaging van het aanvullend invaliditeitspensioen. In de nieuwe tekst van het vijfde lid is tevens het oorspronkelijk daar genoemde bedrag van f 5 616,37 gewijzigd in f 7 276,82. Dit omdat het de bedoeling was bij de toepassing van de onderhavige bepaling het bedrag van f 5 616,37 aan te passen overeenkomstig de aanpassingen ingevolge artikel A 8 van de Abp-wet. Doordat in het vijfde lid evenwel eerst wordt aangegeven dat de middelsommen dienen te worden aangepast overeenkomstig artikel A 8 van de Abp-wet, waarna vervolgens het maximumbedrag van de verhoging van de middelsom wordt genoemd, houdt de tekst niet de aanwijzing in dat het genoemde bedrag nog zou moeten worden aangepast. Omdat reeds thans bekend is wat de hoogte van het bedoelde bedrag zal zijn per 31 december 1995, wordt deze onduidelijkheid van de tekst ondervangen door het bedrag dat op die datum zal gelden, zijnde f 7 276,82, te vermelden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
12
De overige wijzigingen van artikel 37 zijn redactionele aanpassingen in verband met de hierboven toegelichte wijzigingen. Artikel 47 Indien een WAO-conforme uitkeringsgerechtigde overheidswerknemer van zijn werkgever doorbetaling van zijn bezoldiging wegens ziekte ontvangt, betaalt die werkgever ingevolge artikel 47 van het wetsvoorstel de WAO-conforme uitkering aan betrokkene uit. Dit in naam en voor rekening van het FAOP. De uitbetaling van de WAO-conforme uitkering dient evenwel niet te geschieden door tussenkomst van bedoelde werkgever, indien de werknemer aanspraak heeft op een bovenwettelijke uitkering in aanvulling op zijn WAO-conforme uitkering. Hierbij kan in het bijzonder worden gedacht aan een uitkering ingevolge het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP (bedoeld is een bovenwettelijk invaliditeitspensioen en een herplaatsingstoelage), in de situatie dat er nog sprake is van een dienstverband. Uitbetaling door de werkgever van meerdere bovenwettelijke uitkeringen naast de WAO-conforme uitkering, is uitvoeringstechnisch ingrijpend en bezwarend. De regering geeft er dan ook de voorkeur aan de uitbetaling van de WAO-conforme uitkering in een dergelijk geval te laten geschieden door de uitvoeringsinstelling die ook het invaliditeitspensioen of de herplaatsingstoelage op grond van het pensioenreglement van genoemd pensioenfonds verzorgt. Artikel 48 Het FAOP dient voor de uitvoering van de WAO-conforme regeling te beschikken over gegevens betreffende overheidswerkgevers en overheidswerknemers. Om te verzekeren dat het FAOP de benodigde gegevens en inlichtingen zal verkrijgen, wordt voorgesteld een nieuw vierde lid op te nemen waarin bepalingen van de Osv betreffende de verstrekking van gegevens en inlichtingen aan uitvoeringsorganen van de sociale verzekeringen van overeenkomstige toepassing worden verklaard op bedoelde overheidswerkgevers en overheidswerknemers. Het gaat hierbij in de eerste plaats om de verplichting van de overheidswerkgevers en overheidswerknemers om het FAOP te voorzien van alle gegevens en inlichtingen die het FAOP in het kader van zijn taakuitoefening nodig heeft (artikel 91 van de Osv). Voorts gaat het om de eisen die aan de overheidswerkgevers kunnen worden gesteld met betrekking tot de inrichting van hun administratie met het oog op de verstrekking van gegevens en inlichtingen aan het FAOP (artikel 92 van de Osv). Ten derde dient te zijn gewaarborgd dat de overheidswerkgever aan het FAOP mededeling doet van het begin en het einde van een dienstbetrekking van een overheidswerknemer die ingevolge de WAO-conforme regeling verzekerd is (artikel 93 van de Osv). Verder is er de verplichting voor de verzekerde overheidswerknemer om de door de overheidswerkgever op grond van artikel 92, tweede lid, van de Osv verlangde gegevens en inlichtingen aan deze te verstrekken (artikel 94 van de Osv). Ten slotte dient het FAOP of de Stichting USZO/AOV in voorkomend geval door de uitkeringsgerechtigde of verzekerde te worden geı¨nformeerd, dat het overzicht van op hem betrekking hebbende gegevens in de administratie van het FAOP onjuist of onvolledig is (artikel 95 van de Osv). In het nieuwe negende lid van artikel 48 wordt het FAOP de bevoegdheid gegeven om in zijn uitvoeringsreglement, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, nadere regels te stellen met betrekking tot de overeenkomstige toepassing van de genoemde bepalingen van de Osv. Daarbij kan bij voorbeeld worden gedacht aan de eisen waaraan de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
13
inrichting van de administratie minimaal moet voldoen en het tijdstip waarop dat het geval dient te zijn. Artikel 50 Aan deze bepaling bestaat geen behoefte meer, aangezien voorgesteld wordt de overeenkomstige toepassing van de artikelen 59, 60, 91, 97, 102 en 103 van de Osv ten aanzien van het FAOP als «bedrijfsvereniging» voor de WAO-conforme uitkering, te regelen door middel van het voorgestelde nieuwe artikel 68a van de Osv. Verwezen wordt naar de voorgestelde nieuwe tekst van artikel 67 van het voorliggende wetsvoorstel. Artikel 53 De voorgestelde wijziging van het eerste lid vloeit voort uit de alsnog onderkende noodzaak om bij de in dat lid bedoelde regels wat betreft de dagloonvaststelling ingeval van samenloop van uitkeringen, in voorkomend geval te kunnen afwijken van de artikelen 37, 39, 42 en 43 van het voorliggende wetsvoorstel. Artikel 67 In onderdeel A van artikel 67 wordt voorgesteld artikel 1 van de Osv te wijzigen. In onderdeel l van dat artikel is de omschrijving van het begrip «overheidspensioenlichamen» neergelegd. Aan die omschrijving is geen behoefte meer gezien de nieuwe redactie van artikel 68 van de Osv, die wordt voorgesteld in onderdeel B, zodat die omschrijving kan vervallen. Onderdeel B van artikel 67, waarin een nieuwe tekst voor hoofdstuk V, paragraaf 5, van de Osv wordt voorgesteld, houdt verband met de wijzigingen die per 1 januari 1996 zullen optreden inzake de uitvoering van de AAW ten aanzien van het overheidspersoneel. Het gaat hierbij om de vervanging van het ABP wat betreft zijn rol als «bedrijfsvereniging» door het FAOP, alsook de vervanging van het ABP wat betreft zijn rol als uitvoeringsinstelling in de zin van de Osv door de Stichting USZO/AOV. Bij dit laatste wordt aangetekend dat de Stichting USZO/AOV zowel voor het FAOP als voor de Minister van Defensie zal fungeren als uitvoeringsinstelling. Artikel 68 van de Osv is vanwege deze wijzigingen redactioneel aangepast. Er wordt materieel geen wijziging aangebracht in de toepassing van de Osv ten aanzien van de uitvoering van de AAW voor overheidspersoneel. De achtergrond van het voorgestelde nieuwe artikel 68a van de Osv is de volgende. Op grond van artikel 50 van de Wet FVP/ABP houdt de Minister van Binnenlandse Zaken momenteel toezicht op het FAOP. Het betreft in hoofdzaak financieel toezicht, omdat het FAOP thans als voornaamste taak heeft de financiering van het met de WAO overeenkomende deel in het invaliditeitspensioen van de Abp-wet. Per 1 januari 1996 krijgt het FAOP er een taak met een inhoudelijk karakter bij, namelijk de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WAO-conforme regeling als ware het een bedrijfsvereniging. Omdat die regeling in beginsel de reguliere WAO op de voet volgt, ligt het voor de hand het toezicht op die WAO-conforme regeling op te dragen aan hetzelfde orgaan dat toezicht uitoefent op de reguliere WAO-uitvoering, het Ctsv. Handhaving daarnaast van het bestaande toezicht van de Minister van Binnenlandse Zaken verdient dan geen aanbeveling. Het Ctsv zal derhalve toezicht houden op de uitvoering en financiering van de WAO-conforme regeling. Het nieuwe artikel 68a voorziet in de bedoelde taakopdracht aan het Ctsv.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
14
Aangetekend wordt dat de centrales van overheidspersoneel met het toezicht van het Ctsv op het FAOP hebben ingestemd onder de voorwaarde dat het OOW-project per 1 januari 1998 zal zijn gerealiseerd. Het Ctsv dient toezicht uit te oefenen op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitvoering van de WAO-conforme regeling en wel op basis van de normen van de WAO-conforme regeling alsmede op basis van de in het eerste lid van het voorgestelde artikel 68a van de Osv genoemde bepalingen van de Osv. De uitvoeringsorganisatie van de WAO-conforme regeling zal per 1 januari 1996 nog niet volledig voldoen aan de eisen van de WAO en de Osv en behoeft ook nog niet volledig aan die eisen te voldoen. De regering stelt hierbij een zogenaamd ingroeimodel voor, waarbij in de periode tussen 1 januari 1996 en 1 januari 1998 bepalingen van de Osv of op basis van de Osv van overeenkomstige toepassing worden op het FAOP en de Stichting USZO/AOV, onderscheidenlijk de Stichting USZO, zodra die organisaties daarvoor gereed zijn. De uitvoeringsorganisatie van de WAO-conforme regeling zal uiterlijk per 1 januari 1998, de datum waarop het overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen gebracht zal worden, volledig moeten voldoen aan alle eisen van de WAO en de Osv. Het Ctsv zal bij zijn toezicht dan ook rekening moeten houden met het feit dat het FAOP en de Stichting USZO/AOV, onderscheidenlijk de Stichting USZO, nog niet aan de integrale Osv en evenmin aan de integrale WAO, waaronder begrepen de uitvoeringsvoorschriften van het Tica, behoeven te voldoen per 1 januari 1996. Ten einde het Ctsv in staat te stellen de rechtmatigheid van de uitvoering van de WAO-conforme regeling te beoordelen, zal er zeer concreet aangegeven moeten worden welke normen, met name afkomstig van het Tica, van toepassing zullen zijn in het kader van die uitvoering. Deze concretisering dient vanwege de noodzakelijke en ook gewenste flexibiliteit op een lager niveau dan de wet in formele zin te worden aangebracht. De regering stelt daarom voor de mogelijkheid te scheppen om bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 68a, vierde lid, (nieuw) van de Osv nadere en, zo nodig, afwijkende regels te stellen met betrekking tot de overeenkomstige toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen van de Osv. Het uitgangspunt hierbij is dat de genoemde artikelen van overeenkomstige toepassing zijn tenzij bij de bedoelde algemene maatregel van bestuur een afwijkende regel is gesteld. De gedachten van de regering gaan hierbij onder meer uit naar regels betreffende het tijdstip waarop de in het eerste lid genoemde artikelen en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing worden. De uitvoeringskosten van het Ctsv die verband houden met de uitoefening van het toezicht op de uitvoering van de WAO-conforme regeling, zullen afzonderlijk worden toegerekend aan het FAOP. Dit zal worden bepaald bij ministerie¨le regeling op grond van de overeenkomstige toepassing van artikel 85, eerste lid, van de Osv. Artikel 69 De wijziging van onderdeel B betreft artikel 21, tweede lid, van de Wet FVP/ABP. Daarin wordt de doelomschrijving van het FAOP gegeven. In de oorspronkelijke tekst werd in onderdeel a gesproken over de uitvoering van artikel 64 van het wetsvoorstel. Dit is minder juist, aangezien dat artikel een wijziging van de AAW bevat. Bedoeld werd aan te geven dat het FAOP ook dient zorg te dragen voor de uitvoering van de AAW, bedoeld in artikel 8, derde lid, van die wet. Op grond van het voorgaande is in het voorgestelde artikel 21, tweede lid, van de Wet FVP/ABP in onderdeel a de verwijzing naar artikel 64 van het voorliggende wetsvoorstel vervallen. De zorg voor de uitvoering van
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
15
de AAW is neergelegd in het ingevoegde onderdeel b. Het oude onderdeel b is geletterd tot onderdeel c. Het nieuw ingevoegde onderdeel C betreft de invoeging van een nieuw artikel 21a in de Wet FVP/ABP. Daarin wordt aangegeven welke lasten voor rekening van het FAOP komen. Deze zijn de programma- en uitvoeringskosten van de WAO-conforme regeling ingevolge paragraaf 9 van het voorliggende wetsvoorstel, die kosten betreffende de reı¨ntegratieinstrumenten van hoofdstuk IIIB van de AAW ingevolge artikel 65 van het wetsvoorstel, alsmede die kosten van de Wet arbeid gehandicapte werknemers ingevolge artikel 68 van het wetsvoorstel. Op deze lasten worden echter in mindering gebracht de vergoedingen die het FAOP ontvangt in de sfeer van programma- en uitvoeringskosten van de uitvoering van de AAW voor de overheidswerknemers, welke vergoedingen ten laste komen van het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds. De lasten die na aftrek van deze vergoedingen resteren, komen voor rekening van het FAOP. Dit is conform de regeling voor de marktsector, die er op neerkomt dat het Arbeidsongeschiktheidsfonds de WAO-lasten draagt en daarop in mindering mag brengen wat het van het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds aan vergoedingen ontvangt in verband met het niet tot uitkering komen van AAW-lasten ten gevolge van de toepassing van de WAO. De onderdelen D en H (oud onderdeel C en onderdeel G) betreffen de artikelen 22 en 28 van de Wet FVP/ABP. Ten einde buiten twijfel te stellen dat de inhoudingen ingevolge de artikelen 30, 31 en 32 van die wet, voor de heffing van de invaliditeitspremie bij de werkgevers door het FAOP behoren tot het loon dat is bedoeld in de Coo¨rdinatiewet Sociale Verzekering, is dat loonbegrip in onderdeel a van het voorgestelde artikel 22, tweede lid, van de Wet FVP/ABP aangevuld met de zinsnede: en de inhoudingen, bedoeld in de artikelen 30, 31 en 32. Het overeenkomstige geldt ten aanzien van dezelfde aanpassing van het voorgestelde artikel 28 van de Wet FVP/ABP. Door de voorgestelde wijzigingen wordt invulling gegeven aan de uitdrukkelijke wens en de afspraak van de sociale partners bij de overheid, alsook aan de bedoeling van de wetgever met de Wet FVP/ABP, om de inhoudingen op dezelfde wijze als de echte premies werknemersverzekeringen te behandelen. Dit met het oog op de marktconformiteit van het bruto-netto-traject van overheidswerknemers. Met het oog op de specifieke positie van militairen is in het voorgestelde artikel 28 van de Wet FVP/ABP tevens de zinsnede «het invaliditeitspensioen en de herplaatsingstoelage van de militair, bedoeld in het eerste lid, onder 3°» ingevoegd. Voor militairen geldt de WAO-conforme uitkering niet, zodat ten aanzien van hen na 31 december 1995 het huidige loonbegrip van de Wet FVP/ABP dient te worden gehandhaafd. Dit wordt bewerkstelligd door de invoeging van de vorenbedoelde zinsnede. Onderdeel I betreft een redactionele verbetering in het voorgestelde artikel 32a van de Wet FVP/ABP. Ten onrechte werd in de oorspronkelijk voorgestelde tekst gesproken over «dit hoofdstuk»; dit dient «deze paragraaf» te zijn. Onderdeel J betreft artikel 39 van de Wet FVP/ABP, waarin wordt bepaald welk deel van de lasten van het ABP ter zake van arbeidsongeschiktheid ten laste van het FAOP mogen worden gebracht. Met de invoering van de WAO-conforme regeling en financiering kan deze bepaling niet meer gehandhaafd worden. Ten laste van het ABP komen met ingang van 1 januari 1996 immers uitsluitend nog de lasten ter zake van het bovenwettelijk invaliditeitspensioen. Onderdeel J regelt het vervallen van artikel 39.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
16
Volledigheidshalve wordt er aan herinnerd dat in het voorgestelde nieuwe artikel 21a van de Wet FVP/ABP (onderdeel C) apart wordt geregeld welke lasten met ingang van 1 januari 1996 door het FAOP gedragen zullen worden. In onderdeel K (oud onderdeel I) werd in de oorspronkelijk voorgestelde tekst van artikel 50 van de Wet FVP/ABP het toezicht van de Minister van Binnenlandse Zaken op het FAOP geregeld. Aan die regeling is geen behoefte meer, omdat het toezicht op het FAOP zal worden opgedragen aan het Ctsv, ingevolge het nieuwe artikel 68a van de Osv dat in artikel 67 van het voorliggende wetsvoorstel wordt voorgesteld. Artikel 50 van de Wet FVP/ABP kan derhalve vervallen. Artikelen 69a, 69b en 69c Bij de Eerste Kamer is thans aanhangig het wetsvoorstel afschaffing malus en bevordering reı¨ntegratie (Amber). Indien dat wetsvoorstel tot wet wordt verheven, wordt het in de artikelen 59b tot en met 59m van de AAW opgenomen, zogenaamde bonus/malus-stelsel afgeschaft. De in artikel 59n van de AAW opgenomen loonkostensubsidie gaat over naar een nieuw hoofdstuk IIA van de WAO (nieuw artikel 62 van die wet). In dat hoofdstuk IIA van de WAO worden verder nieuwe reı¨ntegratie-instrumenten zoals de loonsuppletie opgenomen. Deze wijzigingen dienen op overeenkomstige wijze door te werken naar het overheidspersoneel. Het reı¨ntegratie-instrumentarium van de artikelen 59b tot en met 59n van de AAW is immers ook op dat personeel van toepassing. Amber voorziet in de bedoelde doorwerking naar het overheidspersoneel door middel van de invoeging van een nieuw artikel in de Abp-wet, artikel K 10, dat de grondslag vormt voor de overeenkomstige toepassing van hoofdstuk IIA van de WAO ten aanzien van het overheidspersoneel dat ambtenaar in de zin van de Abp-wet is. In het onderhavige wetsvoorstel is op een aantal plaatsen nog geen rekening gehouden met Amber. Artikel 69a van het onderhavige wetsvoorstel voorziet alsnog in aanpassing van de artikelen 32, 52 en 65 van het voorliggende wetsvoorstel aan Amber, indien dit laatstgenoemde wetsvoorstel tot wet wordt verheven. In artikel 32, eerste lid, van het voorliggende wetsvoorstel worden aan de opsomming van de van overeenkomstige toepassing zijnde bepalingen van de WAO toegevoegd de artikelen van hoofdstuk IIA van de WAO. Dit komt er op neer dat de met artikel K 10 van de Abp-wet beoogde overeenkomstige toepassing van de reı¨ntegratie-instrumenten van de WAO op het overheidspersoneel, materieel wordt voortgezet wordt als onderdeel van de WAO-conforme regeling. Artikel 52 van het wetsvoorstel betreft de overdracht van per 1 januari 1996 reeds lopende bonus, malus en loonkostensubsidies door het ABP aan het FAOP. Aan de in dit artikel opgenomen opsomming dient een nieuw onderdeel d te worden toegevoegd, betreffende de maatregelen die op grond van artikel K 10 van de Abp-wet met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk IIA van de WAO zijn getroffen voor ambtenaren in de zin van de Abp-wet. Alsdan wordt bereikt dat ook deze maatregelen worden overgedragen aan het FAOP. Artikel 65 van het wetsvoorstel bepaalde dat het FAOP voor het ABP in de plaats treedt voor de toepassing van hoofdstuk IIIB van de AAW. Deze bepaling kan vervallen in verband met het vervallen van hoofdstuk IIIB van de AAW, alsmede in verband met de aanmerking van het FAOP als bedrijfsvereniging voor de overeenkomstige toepassing van het voor
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
17
genoemd hoofdstuk in de plaats tredende hoofdstuk IIA van de WAO, bedoeld in artikel 32, zevende juncto eerste lid. Verder dienen artikel 21, tweede lid, van de Wet FVP/ABP en het in deze nota van wijziging voorgestelde nieuwe artikel 21a van die wet in verband met Amber te worden aangepast, indien Amber tot wet wordt verheven. Aan de taakomschrijving van het FAOP in artikel 21, tweede lid, van de Wet FVP/ABP dient de overeenkomstige toepassing van hoofdstuk IIA van de WAO en de daarop berustende bepalingen te worden toegevoegd. De kosten uit hoofde van de bedoelde toepassing zullen door het FAOP gedragen moeten worden, op dezelfde wijze als de kosten van de toepassing van hoofdstuk IIA van de WAO door de bedrijfsverenigingen gedragen worden door het Arbeidsongeschiktheidsfonds. De bedoelde financiering ten laste van het FAOP wordt geregeld door de aanvulling van artikel 21a met een nieuw onderdeel c, betreffende de overeenkomstige toepassing van hoofdstuk IIA van de WAO en de daarop berustende bepalingen. Bij de Tweede Kamer is verder aanhangig het wetsvoorstel uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte. In dat wetsvoorstel is onder meer het vervallen van de werknemerspremie Ziektewet geregeld. Indien dat wetsvoorstel tot wet wordt verheven, dient de met genoemde werknemerspremie overeenkomende inhouding op het loon van de overheidswerknemer ter zake van ziekte, bedoeld in artikel 32 van de Wet FVP/ABP, eveneens te komen vervallen. Dit omdat bedoelde inhouding beleidsmatig gekoppeld is aan bedoelde werknemerspremie, in verband met de door de Wet FVP/ABP beoogde marktconformiteit van het bruto-netto-traject van overheidswerknemers. De Wet FVP/ABP dient in verband met het vervallen van artikel 32 van die wet verder redactioneel te worden aangepast. Dit in die zin dat de verwijzingen in de artikelen 22, 28 en 32b van die wet naar de bedoelde inhouding worden geschrapt. Artikel 69c voorziet in deze redactionele aanpassingen. Artikel 69d Het voorstel voor een Wet kaderregeling vut overheidspersoneel (Kamerstukken II 1994/95, 24 217, nrs. 1–2) voorziet in de intrekking van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden (Vut-wet). Mocht het tijdstip van intrekking van de Vut-wet onverhoopt later komen te liggen dan het tijdstip van inwerkingtreding als wet van het voorliggende wetsvoorstel, dan dient te zijn verzekerd dat voor het ABP geen wettelijke opdracht meer geldt tot het uitvoeren van de Vut-wet. Om die reden wordt voorzien in de aanwijzing van het Vut-fonds als orgaan dat in dat geval verantwoordelijk zal zijn voor die uitvoering. De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1995–1996, 24 205, nr. 8
18