Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2006–2007
21 501-30
Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 150
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 13 oktober 2006 Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken wordt u hierbij het verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 september 2006 aangeboden. Nederland werd tijdens deze Raad vertegenwoordigd door de Staatssecretaris van Economische Zaken. Eén van de hoofdthema’s van deze Raad was de innovatiekracht van de Europese economie. De aanpak zoals voorgesteld door de Europese Commissie (brede aanpak gericht op zowel de aanbodzijde als de vraagzijde van innovatie) kreeg brede steun. Ook Nederland sprak zich positief uit over de mededeling van de Commissie. Nederland heeft daarbij gewezen op het belang van strategische clusters, de noodzaak tot verbetering van het octrooisysteem, het belang van kennisvalorisatie, het stimuleren van innovatie bij het MKB door overheidsaanbestedingen (gebaseerd op het Amerikaanse programma «Small Business Innovation and Research Programme») en het belang van kenniswerkers. In het verlengde van deze punten verzocht Nederland de Europese Commissie de mogelijkheden te onderzoeken voor een Europese innovatievoucher. De bespreking in de Raad geldt als input voor de informele Europese Raad te Lahti van 19 en 20 oktober as., waar innovatie één van de twee hoofdthema’s zal zijn. Daarna komt het onderwerp terug op de agenda van de Raad voor Concurrentievermogen in december, waarbij de Commissie voor de uitdaging staat om de analyse over wenselijk innovatiebeleid om te zetten in concrete vervolgstappen. Daarnaast sprak de Raad over de vraag waar het interne marktbeleid zich de komende jaren op moet richten. Na jarenlang intensief te hebben gebouwd aan de totstandkoming van de interne markt, is nu de tijd gekomen voor bezinning; welke sectoren en aspecten van de interne markt verdienen nu de aandacht om de interne markt te vervolmaken? Nederland heeft in dat licht gewezen op de noodzaak de effectiviteit en de efficiëntie van bestaande regelgeving onder de loep te nemen. Het is de vraag of de huidige instrumenten nog voldoen gezien de veranderde
KST101848 0607tkkst21501-30-150 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-30, nr. 150
1
samenstelling van de EU sinds de beginfase van de interne markt. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de doelstellingen van «Betere regelgeving». Een succesvolle invulling van deze doelstellingen vergt politieke wil en moed van de lidstaten om concrete stappen te zetten. Het voorzitterschap werd van Nederlandse zijde verzocht de discussie over de interne markt in een volgende Raad voort te zetten. Na dit oriënterend debat over de richting van het interne marktbeleid, kondigde de Commissie aan in een later stadium concrete voorstellen te zullen presenteren. Ook kwam de Raad tot besluitvorming op een tweetal wetgevingsdossiers: zo werd een politiek akkoord bereikt over de Richtlijn Nominale hoeveelheden van voorverpakte producten. Deze richtlijn bewerkstelligt dat, op enkele uitzonderingen na, verpakkingsmaten in de EU worden vrijgegeven. Voor boter, melk, pasta en koffie geldt een overgangstermijn van 3,5 jaar, voor witte suiker 4,5 jaar. Bevestigd is dat deze uitzonderingen geen gevolgen hebben voor invoer vanuit lidstaten die geen gebruik maken van de uitzonderingen, zoals Nederland. Voor wijn en gedistilleerde dranken bestaan momenteel nog verplichte verpakkingsmaten voor de gehele EU. Deze zullen binnen een termijn van twintig jaar moeten worden afgeschaft. Dit betekent een grotere keuzevrijheid voor consumenten en minder beperkingen voor het bedrijfsleven. Tevens bereikte de Raad een politiek akkoord over het actieprogramma consumentenbeleid en bijbehorend budget van € 156 miljoen. Met dit actieprogramma wordt de bescherming van de consument op grensoverschrijdend niveau bevorderd. Zoals verwacht is tijdens deze Raad als hamerstuk de definitieve tekst van het gemeenschappelijk standpunt vastgesteld over het Zevende Kaderprogramma (KP7). Dit zal nu voor tweede lezing aan het Europees Parlement worden voorgelegd. De eerstvolgende Raad zal plaatsvinden op 4 en 5 december aanstaande. De Minister van Economische Zaken, J. G. Wijn
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-30, nr. 150
2
VERSLAG RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN 25 SEPTEMBER 2006 Innovatie
Gedachtenwisseling De Raad discussieerde naar aanleiding van de recente mededeling van de Europese Commissie over een brede strategie voor innovatie. Tijdens de Informele Raad voor Concurrentievermogen in Jyväskylä op 10 en 11 juli jl. werd reeds uitgebreid gediscussieerd over innovatie. De mededeling van de Commissie en de brede strategie die hierin wordt verwoord is mede gebaseerd op de uitkomsten van dat debat. In deze brede strategie wordt, naast de aanbodzijde, ook de vraagzijde van innovatie betrokken. Het gaat hierbij om het creëren van randvoorwaarden om innovatie te stimuleren, zoals een goed onderwijssysteem, kennisoverdracht en toegang tot kapitaal, het identificeren van sleutelgebieden (lead markets), een effectieve en concurrerende interne markt en een adequaat juridisch kader. De mededeling kon op brede steun van de lidstaten rekenen. Het belang van clustersamenwerking voor het stimuleren van innovatie, o.a. opgebracht door Nederland, werd breed gedragen. Het initiatief tot deze samenwerking zou dan wel uit de markt zelf moeten komen (bottum up clustervorming). Het element van de lead markets werd voorzichtig positief ontvangen. De Commissie gaf aan dat het hierbij niet ging om het creëren van winners, maar om het identificeren van knelpunten die de ontwikkeling van deze markten belemmeren. Elementen die de bijzondere belangstelling van de Raad hadden, betroffen de samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven om onderzoek beter op de markt te laten aansluiten; een adequaat staatssteunkader voor R&D en innovatie; mogelijkheden om innovatie bij het MKB te bevorderen; en de mogelijkheden voor een verbeterde kennisbescherming binnen de EU. Een groot aantal lidstaten deed in dat verband een oproep tot een verbetering van het huidig octrooisysteem te komen. De Commissie zal dit opnemen in de nieuwe strategie voor patenten die zij naar verwachting nog in 2006 zal uitbrengen. Het betoog dat de Commissie hield ten faveure van het European Technology Institute (EIT) kon slechts rekenen op lauwe reacties van de lidstaten; deze wensten de concrete voorstellen van de Commissie af te wachten alvorens zich inhoudelijk uit te spreken. Bij een aantal lidstaten bleek niettemin een duidelijke voorkeur voor een faciliterend netwerk boven een fysieke instelling die graden en diploma’s kan verstrekken. Nederland heeft zijn steun uitgesproken voor de mededeling van de Commissie. Het belang van innovatie, als intrinsiek onderdeel van de Lissabon-agenda, komt in Nederland tot uitdrukking in een breed scala aan initiatieven, zoals de innovatievouchers waarmee ondernemingen kennis kunnen inkopen bij universiteiten en kennisinstellingen. Nederland heeft de Commissie verzocht te onderzoeken of dit succesvolle voorbeeld van kennisvalorisatie ook op Europees niveau kan worden ingevoerd. Wat betreft kennisbescherming in de EU, heeft Nederland aangegeven elke maatregel ter verbetering hiervan krachtig te zullen ondersteunen. Nederland heeft daarnaast gewezen op het belang van strategische clusters, het stimuleren van innovatie bij het MKB door overheidsaanbestedingen en het belang van kenniswerkers. Lidstaten bleken geen behoefte te hebben aan het opzetten van nieuwe structuren om innovatie te stimuleren. De bestaande structuren, zoals die
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-30, nr. 150
3
in het kader van het Lissabonproces in het leven zijn geroepen, kunnen volstaan. Het debat over innovatie zal worden vervolgd tijdens de Informele Europese Raad te Lahti van 19 en 20 oktober aanstaande en de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 december aanstaande. Inzet van het Finse voorzitterschap is te komen tot concrete aanbevelingen bij de Europese Raad in december. Richtlijn Nominale hoeveelheden voor voorverpakte materialen
Politiek akkoord De Raad stemde in met een compromisvoorstel om de verpakkingsmaten van voorverpakte producten binnen de EU vrij te geven. Op grond van de huidige regelgeving hebben lidstaten nog de mogelijkheid om voor de nationale markt de bestaande nationale voorschriften te handhaven. Omdat inmiddels geen dwingende noodzaak meer bestaat voor dergelijke voorschriften die de werking van de interne markt verstoren, heeft de Commissie voorgesteld de betreffende richtlijnen (75/106/EEG en 80/232/ EEG) in te trekken. De Raad stemde uiteindelijk in met een compromisvoorstel van het voorzitterschap, waarin voor bepaalde producten in een overgangstermijn wordt voorzien. Voor boter, melk, pasta en koffie is dat een periode van 3,5 jaar, voor witte suiker 4,5 jaar. De overgangstermijnen stelt producenten in staat hun productiematerieel aan te passen. Voor wijn en gedistilleerde dranken bestaan momenteel nog verplichte verpakkingsmaten voor de gehele EU. Deze zullen binnen een termijn van twintig jaar moeten worden afgeschaft. Overigens is door de Commissie en de Raad een verklaring afgelegd waarin gesteld wordt dat lidstaten tijdens de overgangsperiode de invoer van producten met afwijkende verpakkingsmaten niet mogen tegenhouden. Ook mogen lidstaten die momenteel geen verplichte voorschriften voor de nationale markt kennen, niet alsnog gebruik maken van die mogelijkheid voor de duur van de overgangstermijn. Nederland kon instemmen met het bereikte akkoord. Hoewel Nederland voorstander is van zo min mogelijk uitzonderingen, biedt het akkoord niettemin een grotere keuzevrijheid voor consumenten en minder beperkingen voor het bedrijfleven. Dit dossier is dan ook bij uitstek een voorbeeld van deregulering op communautair niveau. Actieprogramma consumentenbescherming
Politiek akkoord De Raad bereikte een politiek akkoord over het actieprogramma consumentenbescherming. Met dit akkoord keurde de Raad een aantal acties goed die zijn gericht op het vergroten van consumentenbescherming in de Europese Unie. Aan het actieprogramma is een budget van € 156 miljoen verbonden. Het akkoord zal nu voorgelegd worden aan het Europees Parlement (EP) voor tweede lezing. Naar verwachting zal het EP zonder inhoudelijke wijzigingen kunnen instemmen met het in de Raad bereikte akkoord. Ontwikkeling Interne Marktbeleid
Gedachtenwisseling Op de agenda stond een eerste gedachtenwisseling over de Interne Markt Review die de Commissie momenteel uitvoert. Onderdeel van de Review
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-30, nr. 150
4
is een onlangs afgeronde publieke consultatie. Hieruit bleek een grote waardering voor de interne markt, maar ook de noodzaak om de voordelen van de interne markt beter voor het voetlicht te brengen. De Commissie constateerde dat er duidelijk behoefte is aan verbetering van de werking van de interne markt op specifieke terreinen, zoals energie, transport, diensten en de financiële sector. De knelpunten op deze terreinen zijn divers van aard (segmentering, gebrek aan standaardisatie e.d.), hetgeen een gedifferentieerde aanpak vergt. Te denken valt aan een verbeterde samenwerking tussen Commissie en lidstaten, gerichte infractieprocedures en goede toepassing van de mededingings- en staatssteunregels. Waar nodig, moet aanvullende regelgeving worden ontwikkeld. De lidstaten onderschreven de analyse van de Commissie grotendeels. Daarnaast klonk ook in dit debat de roep om een adequaat octrooisysteem. Ook Nederland onderschreef de analyse van de Commissie en wees op het belang van een goed functionerende interne markt als voorwaarde voor de mondiale concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. In dat licht bestaat er een duidelijke noodzaak de effectiviteit en de efficiëntie van bestaande regelgeving onder de loep te nemen. Het is de vraag of de huidige instrumenten nog voldoen gezien de veranderde samenstelling van de EU sinds de beginfase van de interne markt. Om hier een adequaat antwoord op te krijgen, is gedegen onderzoek en analyse naar het functioneren van de interne markt nodig. Gekoppeld aan deze vraag zijn de thema’s van uitvoering en handhaving van het interne markt acquis; de reikwijdte van het interne markt acquis in het licht van een toenemende sectorale regeldruk; en «betere regelgeving». Om hier concrete stappen te zetten, is politieke wil en moed van de lidstaten nodig. Ook bracht Nederland het belang ter sprake van een goede communicatie over de interne markt naar burgers en bedrijfsleven als voorwaarde voor draagvlak voor Europa. Tot slot verzocht Nederland het voorzitterschap de discussie over de interne markt in een volgende Raad voort te zetten. De Commissie streeft ernaar tijdens de volgende Voorjaarstop een interim rapport te presenteren over de voortgang van de Review. Naar verwachting zal de Commissie het definitieve rapport aanbieden aan de Europese Raad in juni 2007. Diversen
Informatiepunten Onder het punt «Diversen» verschaften het voorzitterschap en de Commissie informatie over de voortgang in de besluitvorming over het Zevende Kaderprogramma (KP7); een evaluatierapport over de positie van onderzoekers in de Europese onderzoeksruimte; de uitkomsten van de 6e Euromediterrane Conferentie van Industrieministers van 21 en 22 september jl.; de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van verordening 2006/2004/EG over consumentenbescherming; de mededeling biodiversiteit; en de voorbereiding van een high level seminar van nationale Lissabon-coördinatoren. De Raad nam hiervan zonder verdere discussie kennis.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 21 501-30, nr. 150
5