Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 2007–2008
29 398
Maatregelen verkeersveiligheid
Nr. 94
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 21 mei 2008 De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Verkeer en Waterstaat over het functioneren van het CBR en de RDW. De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 20 mei 2008. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Roland Kortenhorst De griffier van de commissie Sneep
1
Samenstelling: Leden: Van der Staaij (SGP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), voorzitter, Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Jansen (SP), Cramer (CU), Roemer (SP), Koppejan (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ten Broeke (VVD), ondervoorzitter, Ouwehand (PvdD), Polderman (SP), Tang (PvdA) en De Rouwe (CDA). Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Van Gent (GL), Hessels (CDA), Jager (CDA), Van Bommel (SP), Kos¸er Kaya (D66), Neppérus (VVD), Van Gennip (CDA), Aptroot (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Jacobi (PvdA), Besselink (PvdA), Vacature (algemeen), Anker (CU), Van Leeuwen (SP), Knops (CDA), Depla (PvdA), Agema (PVV), Verdonk (Verdonk), Thieme (PvdD), Lempens (SP), Waalkens (PvdA) en Van Heugten (CDA).
KST119088 0708tkkst29398-94 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2008
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 398, nr. 94
1
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat naar aanleiding van het Algemeen Overleg inzake het functioneren van het CBR en de RDW. De eerste 23 vragen borduren voor een deel voort op reeds eerder door u gestelde vragen over het bloedonderzoek bij alcoholgebruik en bewaartermijnen. Hieruit blijkt mede de complexiteit van dit onderwerp. Ik begrijp ook uit de nadere vraagstelling dat dit onderwerp de Tweede Kamer zeer ter harte gaat. Graag informeer ik de Tweede Kamer dan ook zodanig dat dit geen verdere vragen meer oproept. Mij is gebleken dat voor het bereiken van dit doel er meer tijd benodigd is. Voor de beantwoording van de eerste set van 23 vragen kom ik dan ook graag later bij u terug. 24 Bent u bekend met het feit dat de psychologische testen in de vorderingsprocedure in de praktijk worden uitgevoerd door basisartsen die onder supervisie staan van een psychiater? Ja, het is mij bekend dat dit bij ongeveer de helft van de psychiatrische onderzoeken het geval is. 25 Vindt u dat het psychiatrisch onderzoek alleen uitgevoerd mag worden door een psychiater en niet door een basisarts, mede in het licht van het feit dat in de regelgeving van de vorderingsprocedure is opgenomen dat alcoholmisbruik een psychiatrische stoornis is en dus onderzocht dient te worden door een psychiater? Nee. In de (verkeers)regelgeving staat uitsluitend vermeld dat het onderzoek wordt verricht door een daartoe door het CBR aangewezen deskundige (art 131, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994). Ik stel mij vervolgens op het standpunt dat het aan de keurend specialist is om te bepalen op welke wijze een onderzoek op zijn specialisme dient te worden ingericht. Dit is «lege artis», oftewel naar de regelen van de geneeskunst, en staat ter beoordeling van de arts, en valt onder de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de arts. Binnen de medische praktijk is het zeer gebruikelijk dat de medicus bepaalde onderdelen van het onderzoek niet zelf verricht, maar onder zijn supervisie laat uitvoeren door anderen. 26 Bent u bekend met het artikel CBR-psychiater keurt op Zaterdag? (Telegraaf, 19 oktober 2007) Ja. 27 Is het waar dat keuringen veelvuldig op zaterdag plaatsvinden? Ja, in de vorderingsprocedure vindt ongeveer de helft van de keuringen op zaterdag plaats. 28 Bent u bekend met het feit dat in de praktijk deze keuringen soms maar 10 minuten (of zelfs korter) duren als gevolg van de lange wachtlijsten en de volle wachtkamers? Nee, daar ben ik niet bekend mee.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 398, nr. 94
2
29 Bent u van mening dat op basis van een onderzoek van 10 minuten geen gedegen en betrouwbaar rapport over een cliënt kan worden opgesteld? Zo neen, waarom niet? Het CBR wijst de deskundige aan die het onderzoek uitvoert. Dit onderzoek behelst naast een psychiatrisch medisch onderzoek, een lichamelijk onderzoek en het beoordelen/interpreteren van laboratoriumbepalingen ook het opstellen van een gedegen en betrouwbaar rapport. Navraag leert mij dat het CBR geen reden heeft de gedegenheid en betrouwbaarheid van de door hen ontvangen rapporten te betwijfelen, dit mede gelet op het feit dat in 5 tot hooguit 10% van de beroepsprocedures het CBR aan het kortste eind trekt. 30 Bent u ermee bekend dat een medisch rapport wettelijk altijd eerst aan de cliënt ter inzage moet worden voorgelegd alvorens het naar het CBR wordt verstuurd? Ik ben bekend met het fenomeen dat op grond van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) de arts de plicht heeft om de keurling als eerste op de hoogte te stellen van de uitslag van het onderzoek. 31 Bent u daarnaast ook bekend met het feit dat de wet niet wordt nagekomen, aangezien het psychiatrisch rapport, na verschijning direct naar het CBR wordt verstuurd, zonder dat cliënten vooraf inzicht verkrijgen in het eigen rapport? De WGBO betreft het handelen van artsen. Het is geen taak van het CBR na te gaan of keurend artsen hun rapportage eerst aan de patiënt aanbieden. 32 Bent u ook bekend met het feit dat er in de praktijk feitelijke onwaarheden in de psychiatrische rapporten worden vermeld, die voor de cliënt nadelige consequenties kunnen hebben? Nee. 33 Bent u bereid om nader onderzoek te verrichten naar de problemen met psychiatrische testen in de vorderingsprocedure en vervolgens tot maatregelen te komen? Zo nee, waarom niet? Ik zie daar geen aanleiding toe, daar ik alle vertrouwen heb in de zorgvuldige manier waarop deze beroepsgroep haar vak uitoefent. Het CBR kijkt natuurlijk wel mee en neemt zijn beslissing op basis van de geleverde informatie. Vragen naar aanleiding van de stand van zaken inzake het tekort aan keuringsartsen 34 In hoeverre zijn de wachtlijsten, in verband met het tekort aan keuringsartsen, reeds teruggedrongen? Het CBR heeft aangegeven dat er geen tekort is aan keurend artsen inzake alcoholmisbruik. Op het gebied van onderzoeken die verricht moeten
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 398, nr. 94
3
worden door andere medisch specialisten onderneemt het CBR maatregelen om extra capaciteit van specialisten te verkrijgen. Zo zal het CBR binnenkort verspreid over Nederland een aantal ziekenhuizen benaderen voor inzet van meer specialisten. Ook zal het CBR bezien of via andere maatregelen de totale doorlooptijd kan worden teruggebracht. Vragen naar aanleiding van rijvaardigheidstesten CBR 35 Bent u bekend met de zogenaamde rijvaardigheidstest van het CBR, die aanvullend op de eigen verklaring wordt afgenomen? In het kader van het (weer) verkrijgen van het rijbewijs via de Eigen verklaring worden geen rijvaardigheidstests afgenomen, ook niet als aanvulling. De Eigen verklaring heeft slechts betrekking op de medische geschiktheid van de aanvrager. Wel kan een rijvaardigheidstest worden afgenomen als middel om de rijvaardigheid van een bestuurder vast te stellen. 36 Bent u bekend met de praktijk dat mensen veelal een half jaar moeten wachten totdat zij de rijvaardigheidstest kunnen doen? Het is mij bekend dat in een enkel geval de afstemming van de agenda van betrokkenen en de agenda van rijvaardigheidsdeskundigen er toe heeft geleid dat het meer dan een half jaar heeft geduurd voordat een rijvaardigheidsonderzoek kon plaatsvinden. Het gaat hierbij om rijvaardigheidsonderzoeken in het kader van de vorderingsprocedure naar aanleiding van een vermoeden bij de politie dat betrokkene niet rijvaardig is. Het CBR is thans bezig in verband daarmee de planning van de rijvaardigheidsonderzoeken strakker te maken. 37 Vindt u het, met het oog op de verkeersveiligheid, onwenselijk dat mensen zo lang moeten wachten voordat zij op kunnen voor deze test? Zo neen, waarom niet? Ja. Mensen, die een rijvaardigheidsonderzoek moeten ondergaan, behouden in veel gevallen in afwachting van de uitslag van het rijvaardigheidsonderzoek hun rijbewijs. Dit bekent dat deze bestuurders, die door de politie vanwege hun vermoeden van niet rijvaardig-zijn, zijn gemeld bij het CBR, blijven rijden. Ik vind het daarom uit oogpunt van verkeersveiligheid onwenselijk dat er veel tijd zit tussen de mededeling van de politie aan het CBR en het rijvaardigheidsonderzoek. 38 Bent u bereid maatregelen te nemen om de wachttijd voor rijvaardigheidstests terug te dringen? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet? Ik ben hierover al in overleg getreden met het CBR en het CBR streeft naar een rijvaardigheidsonderzoek binnen 20 weken. Dat betekent dat, met uitzondering van rijvaardigheidsonderzoeken van bijzondere categorieën (bijvoorbeeld C), rijvaardigheidsonderzoeken binnen vier maanden kunnen plaatsvinden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 398, nr. 94
4
Vragen naar aanleiding van de dreigende sluiting van het CBR kantoor in Spijkenisse 39 Bent u bekend met het artikel «Rijles straks onbetaalbaar»? Ja. 40 Vindt u dat de sluiting van het CBR centrum te Spijkenisse tot onwenselijke situaties leidt als gevolg van de kostenstijging voor rijlessen en de toegenomen reistijden? Zo neen, waarom niet? De keuze van de examenlocaties behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van het CBR. Het CBR hanteert in de keuze van examenlocaties als uitgangspunt dat op die locaties een betrouwbaar examen, waarbij de rijvaardigheid en rijgeschiktheid op een adequate en landelijk uniforme wijze wordt getoetst, binnen een verantwoorde bedrijfsvoering moet kunnen worden afgenomen. Dat uitgangspunt onderschrijf ik. Ik heb van het CBR vernomen dat momenteel een evaluatie van het landelijk locatiebeleid plaatsvindt en dat nog geen besluit is genomen ten aanzien van het examencentrum Spijkenisse. Ik heb vernomen dat bij de afweging over de examenlocaties ook de consequenties voor de reisafstanden van kandidaten in de besluitvorming worden meegenomen. Het CBR zal de uitkomsten van het onderzoek met de rijschoolbranche bespreken. 41 Klopt het signaal dat het CBR het centrum te Spijkenisse onder meer wil verplaatsen vanwege de verminderde bereikbaarheid door de fileproblematiek op de A15? Zo ja, vindt u dat het CBR een oplossing kan bieden door flexibeler met examentijden om te gaan? Zoals in mijn antwoord op vraag 40 is aangegeven, heeft het CBR nog geen besluit genomen ten aanzien van de examenlocatie in Spijkenisse. 42 Vindt u dat het CBR goed bereikbaar moet zijn voor de bijna 255 000 inwoners van het gebied Voorne, Putten en Rozenburg en Goeree-Overflakkee? Zo neen, waarom niet? Ik ben van mening dat er sprake moet zijn van een economische en maatschappelijk acceptabele spreiding van de examenlocaties van het CBR over het land. Uiteraard moeten deze locaties adequate examenplaatsen zijn, zodat door het CBR kwalitatief volwaardige en vergelijkbare examens kunnen worden afgenomen. Zoals in mijn antwoord op vraag 40 is aangegeven, is de definitieve keuze van een examenlocatie voorbehouden aan het CBR. 43 Bent u bereid om stappen te nemen, die moeten leiden tot het behoud van een voor deze regio goed bereikbaar CBR-centrum, zodat de kosten voor rijlessen en reistijden niet zullen stijgen? Zo neen, waarom niet? Ik stel voor de resultaten van de evaluatie van het locatiebeleid en de uitkomsten van het overleg tussen het CBR en de rijschoolbranche af te wachten, voordat ik hierover een uitspraak doe.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 398, nr. 94
5
Vragen inzake laadvermogen onder rijbewijs B 44 Vindt u dat onder meer nieuwe technieken, aanpassingen en verbeterde veiligheid van auto’s en bestelbusjes in de laatste decennia, tot een hoger technisch laadvermogen van auto’s heeft geleid? Er is met name bij bestelbussen een trend naar voertuigen met een steeds hogere technische maximum massa (eigen gewicht plus laadvermogen) 45 Klopt het dat het laadvermogen onder rijbewijs B beperkt is tot maximaal 3500 kg? Met een rijbewijs B mag een voertuig bestuurd worden waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg. 46 Vindt u dat het maximale laadvermogen onder rijbewijs B van 3500 kg, door het toegenomen laadvermogen van auto’s in de praktijk tot veel problemen leidt en onder meer met het oog op het grote tekort aan chauffeurs, verhoogd dient te worden conform de huidige technische capaciteit van auto’s? Zo neen, waarom niet? Nee, ik ben geen voorstander van een verhoging van de toegestane maximum massa onder het rijbewijs B, omdat daarmee de verkeersveiligheid niet wordt gediend. Personen die een motorrijtuig zwaarder dan 3500 kg willen gaan besturen, zullen naar mijn mening over een bijbehorende, zwaardere rijbewijs moeten beschikken. Bovendien geldt dat er voor rijbewijscategorieën Europese afspraken zijn gemaakt waarbij de toegestane maximum massa voor het B-rijbewijs ook niet meer dan 3500 kg mag zijn. Wel zal in het kader van de implementatie van richtlijn nr. 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 2006 (PbEU L 403; de derde rijbewijsrichtlijn) een nieuw, lichter vrachtwagenrijbewijs (categorie C1) worden ingevoerd. Met de categorie C1 mogen voertuigen worden bestuurd met een toegestane maximum massa tot ten hoogste 7500 kg. Vraag inzake verlenging rijbewijzen 47 Is het mogelijk om een verklaring te krijgen waarmee de geldigheidsduur van een rijbewijs kan worden verlengd wanneer iemand door omstandigheden niet in de gelegenheid is zijn of haar rijbewijs tijdig te verlengen? Zo neen, waarom niet? Bent u van plan om op dit moment alsnog eenvoudiger en gebruiksvriendelijker beleid te voeren? Het rijbewijs op creditcard formaat is in 2006 ingevoerd om de fraudebestendigheid van rijbewijzen te vergoten. Een tijdelijke verklaring zal betrekkelijk eenvoudig nagemaakt kunnen worden en is naar mijn mening daarmee veel te fraudegevoelig. Uit oogpunt van gebruikersvriendelijkheid ontvangen rijbewijshouders van wie het rijbewijs binnenkort zal verlopen een herinneringsbrief waarin de houder attent wordt gemaakt op de vernieuwingsdatum. Vraag inzake invorderingsprocedure rijbewijzen 48 Klopt het dat de invorderingsprocedure van rijbewijzen nu zo is dat, indien de politieambtenaar een vermoeden van geen ongeschiktheid heeft, er
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 398, nr. 94
6
invordering plaatsvindt, vervolgens het CBR wordt ingeschakeld en men pas na tenminste een maand duidelijkheid krijgt, zonder in de tussentijd over een rijbewijs te beschikken? Vindt u dat er in de invorderingsprocedure van rijbewijzen veel eerder een moment van rechtsbescherming moet bestaan, en dat met name voor die gevallen waarin evident onjuist gehandeld is? Indien bij een politieambtenaar een vermoeden bestaat dat de betrokken rijbewijshouder niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid of geschiktheid en er naar aanleiding van dit vermoeden een mededeling naar het CBR gezonden wordt, heeft het CBR volgens artikel 131 van de Wegenverkeerswet 1994 vier weken de tijd om een beslissing te nemen. Ik ben van mening dat dit een redelijke termijn is om tot een dergelijke beslissing te komen. De minister van Verkeer en Waterstaat, C. M. P. S. Eurlings
Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 398, nr. 94
7