Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1991-1992
22 300 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van hoofdstuk XI (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) voor het jaar 1992
Nr. 4 Herdruk1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 18 september 1991 1. Inleiding Bij brief van 20 februari 1991, 21 800 XI, nr. 54, heb ik de Kamer ingelicht over de kasontwikkeling bij de subsidiëring van huurwoningen, die vanaf 1975 tot en met 1991 met toepassing van het dynamische kostprijs stelsel zijn, respectievelijk worden gebouwd. Over deze brief is een Mondeling Overleg gevoerd op 18 april jl. Met deze brief geef ik gevolg aan de toezeggingen, die ik in mijn brief van 20 februari 1991 en in het Mondeling Overleg heb gedaan. Het betreft hier de vraag wat het niveau is van de kasuitgaven voor deze woningen en hoe deze uitgaven in de tijd gespreid zullen zijn. Deze kasuitgaven zijn niet alleen afhankelijk van de kosten van de woningen zelf en van het tijdstip van vaststelling daarvan, maar ook van de (ontwik– keling van de) rente, de variabele lasten en de huren gedurende de exploitatie. Het betreft in totaal ruim 830 000 woningen. Met ingang van 1992 wordt, zoals bekend, een nieuwe subsidieme– thode, op basis van netto contante waarde-berekening, ingevoerd. De meerjarenraming voor het DKP-begrotingsartikel (artikel 03.62 jaarlijkse bijdragen huurwoningen DKP-systeem) in de ontwerp– begroting 1992 luidt als volgt: begroting '92 en meerjarenraming DKP-uitgaven (in f mln)
In verband tnet correctie hoofdnummer.
114694F ISSN0921 7371 Sdu Uitgeverij Plantijnstraat 's Gravenhage 1991
1992
1993
1994
1995
1996
4 142
4650
4763
4974
4998
Op de betrouwbaarheid van deze reeks en op het meerjarig perspectief op de langere termijn ga ik in het navolgende in. Eerst echter wijs ik op de plaats van deze reeks in het totaal van de volkshuisvestingsbegroting. De volkshuisvestingsbegroting heeft een specifiek karakter dat tot
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XI, nr. 4
uitdrukking kan worden gebracht door zichtbaar te maken welk deel van de uitgaven voortvloeit uit nog aan te gane verplichtingen (algemeen en aktief deel), en een niet aktief deel, omvattende de artikelen waarop met ingang van het begrotingsjaar alleen uitgaven worden verantwoord op basis van tot en met 1991 aangegane verplichtingen. Het overigens dalend niet aktieve deel bestaat voor een sterk groeiend gedeelte uit de uitgaven op het Dynamische Kostprijshuurartikel (artikel 03.62 Jaarlijkse Bijdragen Huurwoningen DKP-systeem). Kasbedragen (in mld)
1992 (%totaal)
1996 (%totaal)
- algemeen en aktief deel - niet aktief deel waarvan huurwoningen DKP in % van het niet-aktieve deel
4,4 8,4 4,1 49%
5,8 6,6 5 76%
67%
53%
Hoewel op het niet-aktieve deel geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan, is de omvang van de reeds aangegane verplichtingen sterk afhankelijk van (deels externe) parameters, met name de huurontwik– keling, de rente en de lastenstijging. Zulks hangt samen met het feit dat in de tot nu toe gehanteerde subsidiesystemen de effecten van kostprijs– mutaties voor rekening van het rijk werden gebracht. 2. Betrouwbaarheid van de meerjarenraming In mijn brief van 20 februari 1991 heb ik de inzichten genoemd van dat moment (peildatum 14 februari 1991) in de betrouwbaarheid van de meerjarenraming. Zulks op basis van het onderzoek, dat op dat moment liep naar de uitvoering van de begroting en naar de juistheid van het ramingsmodel. Omdat de doorlichting van het ramingsmodel niet geheel was afgerond heb ik meegedeeld, dat wijziging van het inzicht nog mogelijk was. Door een betere aansluiting op de gegevens in de behan– delingssystemen en door vergaande automatisering is nu een ramings– model beschikbaar waarmee de budgettaire effecten - gegeven bepaalde veronderstellingen t.a.v. de parameters - goed in beeld kunnen worden gebracht. De hierboven genoemde reeks in de meerjarenraming bij de begroting 1992 is op dit nieuwe ramingsmodel gebaseerd. Het verschil tussen deze definitieve reeks en de voorlopige reeks in de brief gemelde reeks is weergegeven in de artikelgewijze toelichting bij de ontwerpbe– groting voor 1992. Ter vergroting van de zekerheid omtrent de juistheid van de meerjaren– raming heb ik een extern accountantsbureau opdracht verleend een contra-expertise uit te voeren. Het accountantsbureau heeft inmiddels meegedeeld, dat de toekomstverwachtingen op aanvaardbare wijze tot stand zijn gekomen en een toereikende weergave geven van de te verwachten betalingen. 3. Perspectief op langere termijn Over de ontwikkeling van de uitgaven op langere termijn zijn in het mondeling overleg van 18 april 1991 vragen gesteld door de heer Tuinstra. Ik heb toegezegd daarop bij brief te zullen reageren. Samen– gevat hielden deze vragen in: - Wat zijn de financiële gevolgen in de komende tien jaar van omzetting van DKP-verplichtingen in annuïteiten en wat zijn deze voor de volledige looptijd van de aangegane DKP-verplichtingen (40 a 50 jaar), waarbij het er vooral om gaat of daardoor lasten naar voren worden geschoven, dan wel juist naar latere jaren worden verschoven.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XI, nr. 4
- Gevraagd werd naar een overzicht van de budgettaire gevolgen van het verschil tussen renteniveau en niveau van de jaarlijkse huurstijging van 0, resp. 1, 2, 3, 4 of 5 procent. Voor een goed beeld van de bedoelde langere-termijn uitgaven is het nuttig voor ogen te houden dat het toenmalige kabinet in 1987 heeft besloten het dynamische subsidiestelsel van zijn dynamische karakter te ontdoen. Dit besluit is stapsgewijs uitgevoerd. Met ingang van het jaar 1988 is voor de nieuwbouw overgestapt op annuïtaire calculatie door de zogenaamde kostprijshuur-parameter voor de nieuwbouw op nul te stellen. De essentie van dit besluit was, dat voor nieuw te bouwen woningen niet meer werd gerekend met in de toekomst te verwachten huuropbrengsten. Daardoor moeten de lasten in sterkere mate in het heden worden gedekt. Dit betekende dus het in de tijd naar voren halen van subsidies. Vervolgens is met ingang van 1989 de huurparameter ook op nul gesteld voor het tweede exploitatie-tijdvak van reeds gebouwde, dynamisch gesubsidieerde woningen, die met rijksleningen zijn gefinan– cierd. Ook voor deze woningen wordt dus vanaf het elfde exploitatiejaar niet meer gerekend met toekomstige huurstijgingen. Ook hier is het effect, dat vanaf het elfde jaar de subsidies hoger zijn dan bij dynamische calculatie, doch op termijn lager. Ten slotte is er nog de groep dynamisch gesubsidieerde woningen, die niet met rijksleningen is gefinancierd. Voor deze groep is het op nul stellen van de huurparameter voor het tweede tijdvak budgettair pas mogelijk per 1 januari 1993 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 21 800 XI, nr. 54). De budgettaire ruimte voor het ontdynamiseren werd gevonden in het afschaffen van de rijksleningen voor de nieuwbouw. Uit het vorenstaande volgt dat bij de vooruitberekening van de uitgaven voor de langere termijn nog onderscheid gemaakt moet worden tussen het uitgavenverloop voor de woningen waarvoor reeds met nul parameter wordt gerekend en de groep waarvoor dit pas vanaf 1993 het geval zal zijn. 3.1. De reeds omgezette woningen Afbeelding 1 geeft het verloop weer van de subsidies in de tijd, zoals dit verloop werd geprognotiseerd ten tijde van de besluitvorming tot omzetting van de dynamische calculatie in een annuïtaire, voor de met rijksleningen gefinancierde woningen (ca. 380 000 woningen). Duideüjk zichtbaar is dat de omzetting leidde tot het in de tijd naar voren halen van de bijdragen. Ruwweg is een verkorting zichtbaar van de totale subsidieperiode met ca. 10 jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XI, nr. 4
Vexloop laming jaazlijkse bijdzagen DKP
Legenda
1
""ffib
Huurparameter varianten
Annuïtair - - - Dynamisch
«00
4000 9600 3000
2000
Variabelen vanaf 1989 in %
v^^
1500
1000-
V^
^sv^.---""
"
'v^
]"" ^-^
500
0
1991
1996
2001
2008
2011
2016 2021
202B
2031
2039
rente huurtrend lastenstljging Dynaraische Huurparameter
6.0 3.0 2.0 3.0
Afbeelding 1 jaarlijkse bijdragen DKP van (oorspronkelijk) met rijksleningen gefinancierde woningen (in mln.)
Volledigheidshalve moet ik hierbij ook wijzen op de effecten voor de ontvangsten bij rijksleningen. Bij dynamische calculatie ontstaan aanvan– kelijk exploitatietekorten bij de corporaties die worden bijgeleend. Later worden deze additionele leningen met rente door de corporaties terugbe– taald. Het effect van de liquiditeitstekorten te zamen met de daaruit voortvloeiende ontvangsten in netto contante waarde is nihil. In termen van verplichtingen heffen beide componenten elkaar op. In de verdere analyse is daarom aan deze effecten voorbij gegaan. Afbeelding 2 laat voor dezelfde groep woningen als in afbeelding 1 zien wat het gevolg is van het rekenen met andere parameters voor wat betreft de omzetting naar annuïtaire calculatie. Dit betreft de rekenrente, die thans 8,75% bedraagt, terwijl de huurstijging conform de begroting 1992 op 5,5% is gesteld. Verloop taming jaarlijkse bijdragen DKP (rmK)
5000
Huurparameter varianten
Legenda Annuïtair - - Dynamisch
«00
4000 3600 3000-
26n>. 2000
1600-
^-^\ \ \
1000-
500
o 1991
Xx
~
Variabelen vanaf 1992 in ï
^""~^^^\ >v
v–"''"
X
"~% — ~^\V^_
\\
, , . ^ , , , , t , . . . t . . . . t . . . . t .... t . . . . t , . . . r ,,, t . . . 1998
2001 2008
2011 2018 2021
2028
2031 2038
J«""
rente huurtrend lastenst ijging Dynamische Huurparameter
8.75 5.5 3.0 5.5
Afbeelding 2 jaarlijkse bijdragen DKP van (oorspronkelijk) met rijksleningen gefinancierde woningen (in mln.)
Uit een vergelijking tussen de getrokken en de onderbroken lijn in de grafiek blijkt dat de trendmatige huurverhoging van 5,5% op zichzelf een forse bijdrage levert tot een verkorting van de subsidieperiode. Het effect van de trendmatige huurstijging van 5,5% gecombineerd met de omzetting in annuïtaire calculatie brengt de subsidieperiode terug van de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XI, nr. 4
oorspronkelijke einddatum van circa 2035 tot circa 2015, dus met circa twintig jaar. 3.2. De woningen waarvoor de omzetting nog moet plaatsvinden Voor meer dan de helft van de voorraad DKP woningen (circa 450 000 van de circa 830.000 woningen) moet de omzetting naar annuïtaire calculatie nog plaatsvinden. Het gaat daarbij om de op de kapitaalmarkt gefinancierde woningen. In de memorie van toelichting bij de begroting voor 1992 is aangekondigd, dat dit vanaf 1 januari 1993 zal gaan plaats– vinden voor de woningen van deze groep, waarvoor nadien het tweede tijdvak aanvangt. Het verloop van de uitgaven op het artikel Huurwoningen DKP bij het vanaf 1 januari 1993 op nul zetten van de desbetreffende parameters wordt in afbeelding 3 weergegeven. De onderbroken lijn geeft het verloop aan bij dynamische calculatie. Met de doorgetrokken lijn is het subsidieverloop bij annuïtaire calculatie weergegeven. De maximale looptijd van de subsidiering wordt teruggebracht tot circa 2015, dus wederom (gelijk de met rijksleningen gefinancierde woningen) met circa twintig jaar. V eiloop
zaiaing jaarlijkse bijdzagen DKP
(h mh.)
sooo
Huurparameter varianten
Legenda Annuïtair
«00
4000 3600 3000 2600
Variabelen vanaf 1993 in I
~^
N
1000
v
500
''"
\ –" \\ ~
' l
\
>— 1M1
19W
2001
2008
2011
2016
i
V
V 2021
2028
2031
2038
J««n
rente huurtrend lastenstijging Dynamische Huurpararaeter
8.75 5.5 3.0 5.5
Afbeelding 3 jaarlijkse bijdragen DKP van op de kapitaalmarkt gefinancierde woningen (in mln.)
4. Gevoeligheidsanalyse Rente-Huurtrend Bij de zogenaamde niet aktieve regelingen is de omvang van de verplichtingen in beginsel vooruit calculeerbaar. Die verplichting is op verschillende manieren uit te drukken. Voor een overzichtelijke waardering van de verplichtingen als balansgrootheid in termen van «welk bedrag moet thans opzij gezet worden om toekomstige subsidies te kunnen betalen» kan de contante waarde van de subsidieverplich– tingen (in miljarden guldens aangegeven) worden berekend. Dat bedrag varieert in de eerste plaats met de renteontwikkeling en de ontwikkeling van de variabele lasten. Het gaat hierbij om kostprijsmute– rende grootheden die niet kunnen worden beïnvloed. In de tweede plaats varieert dit bedrag met de hoogte van de trendmatige huurverhoging.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XI, nr. 4
Het gaat daarbij om een verdeling van de kosten tussen overheid en burgers. Dat is een beleidsvariabele, welke wel kan worden belnvloed. In antwoord op het verzoek van de Kamer wordt in de bijlage het verschil tussen renteniveau en het niveau van huurstijging weergegeven, waarbij het verschil tussen deze variabelen oploopt van 0 tot 5 procent. Naast de netto contante waarde is in de bijlage ook het niveau van de jaarlijkse bijdragen in het jaar 2000 en 2010 weergegeven. Het jaar 2000 is gekozen omdat rond dat jaar het budgettaire niveau (kasverloop) in ieder geval dalend is. Deze daling zet min of meer rechtlijnig tot het jaar 2010 door. Om het beeld te verduidelijken is in de afbeeldingen 4 en 5 het volledige verloop van de jaarlijkse bijdragen bij een aantal varianten weergegeven.
Raming Huurwoningen 75 10000 i
Rentevarianten (huurtrend - 3%)
90008000-
I - - II . .. III . –. IV
rente rente rente rente
6Z 7,5 I 8,75 I 10 ï
%
'"'--\
7000«000-
'
••''
–N.
'•.
^
^^\N\ '"'•.
«00-
Vv
' v
Variabelen vanaf 1992 in 1.
\ x%"\ 'x
4000 3000-
\.
'Xx
^^xJ^O
2000"
s
'-x
1000-
0
Legenda
_£^^X
,.,,,,,.,,....,....,....,.... | ........ ^.,,
1991
1996
Afbeelding 4
(Inmln.) 10000-]
2001
2006
2011
2016
2021
2028
2031
2036
rente I rente II rente III rente IV huurtrend lastenstijging Huurpararaeter
6,0 7,5 8,75 10,0
3,0 3,0 0,0
Jaarlijkse bijdragen DKP bij een huurtrend van 3% (in mln.)
Raming Huurwoningen 75 Rentevarlanten (huurtrend - 5,5%)
9000 9000
Legenda I - - II . . . III .-. IV
rente rcsnte rente rente
6 \ 7,5 I 8,75 l 10 I
7000 6000 «000
Variabelen vanaf 1992 in I
4000 3000
1000
1991
1996
2001 2008
2011 2016 2021
2026
2031 2038
rente I rente II rente III rente IV huurtrend lastenst ij ging Huurparameter
6,0 7,5 8,75 10,0
5,5
3,0 0,0
Afbeelding 5 Jaarlijkse bijdragen DKP bij een huurtrend van 5,5% (in mln.)
In het overzicht is het effect van 1% extra variabele lastenstijging niet
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XI, nr. 4
aangegeven. Het effect daarvan blijkt namelijk in alle gevallen min of meer gelijk te zijn en komt neer op een verschil in Contante Waarde over de gehele periode van circa 1 miljard. Zoals uit de afbeeldingen 4 en 5 blijkt is de combinatie van rente-huurtrend van doorslaggevend belang voor het tijdstip waarop de subsidies kunnen worden beëindigd. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. Heerma
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XI, nr. 4
Bijlage 1
Overzicht van DKP varianten met een vaste rente/trend verhoudïng 0
rente trend
6 6
NCW
32,1
31,2
30,4
29,6
28,9
28,2
28,0
3,1 0,0
3,1 0,0
3,0 0,0
2,9 0,0
2,9 0,0
2,8 0,0
2,8 0,0
2000 2010 eindjr.
1
2006
8 8
2006
10 10
8,5 8,5
2006
2005
NCW
35,9
34,8
33,8
32,8
31,9
31,0
30,2
3,7 0,3
3,7 0,2
3,7 0,1
3,6 0,6
3,6 0,0
3.5 0.0
3,5 0,0
2011
6,5 5,5
2010
7 6
2010
7,5 6,5
2009
8 7
2008
10 9
8,5 7,5
2008
2007
rente trend
6 4
NCW
41,1
39,5
38,1
36,8
35,6
34,5
32,9
4,3 0,9
4,3 0,7
4,3 0,6
4,3 0,4
4,3 0,3
4,2 0,2
4,2 0,0
2016
rente trend
6 3
NCW
48,2
2000 2010 eindjr.
4
2007
7,5 7,5
6 5
2000 2010 eindjr.
3
2007
7 7
rente trend 2000 2010 eindjr.
2
2008
6,5 6,5
4,9 2,0
2025
rente trend
7 3
NCW
51 ,2 5 ,5 2 ,9
2000 2010 eindjr.
2027
6,5 4,5
2014
6,5 3,5
7 5
2013
7 4
7,5 5,5
2012
7,5 4,5
8 6
2011
8 5
10 8
8,5 6,5
2010
2009
10 7
8,5 5,5
45,8 43,7 41,9 40,2 38,7 36,1 4,9 4,9 4,9 4,9 4,9 4,9 1,8 1,5 1,3 1,0 0,8 0,1 2021 2019 2016 2015 2013 2011
7,5 3,5
8 4
8,5 4,5
10 6
48,4
46,0
44,0
39,9
5,5 2,6
5,5 2,3
5,5 2,0
5,6 0,6
2023
2021
2018
2014
Uitgangspunten begroting 1992 5
rente trend
8 3
NCW
53,4
50,5
44,5
39,3
6,1 4,0
6,1 3,7
6,3 2,0
5,1 0,9
2000 2010 eindjr.
2030
8,5 3,5
2025
8,75
10 5
2019
5,5
2014
NCW = Netto kontante waarden van de uitstaande subsidie verplichting in miljarden guldens 2000 = Uitgaven op kasbasis in het jaar 2000 2010 = Uitgaven op kasbasis in het jaar 2010. eindjr = Laatste jaar waarin op dit artikel uitgaven worden gedaan.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 300 XI, nr. 4
8