Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1996–1997
21 501-08
Milieuraad
Nr. 63
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 26 juni 1997 De vaste commissie voor Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 12 juni 1997 overleg gevoerd met minister De Boer van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over: – het verslag van de Milieuraad van 3 en 5 maart 1997 (21 501-08, nr. 59); – het verslag van de informele Milieuraad van 18, 19 en 20 april 1997 te Amsterdam (EU-97/115, VROM-97/384); – de agenda van de Milieuraad van 19 en 20 juni 1997 (EU-97/ 142). Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie
1
Samenstelling: Leden: Lansink (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van den Berg (SGP), M. M. van der Burg (PvdA), Versnel-Schmitz (D66), voorzitter, Van Gijzel (PvdA), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Gabor (CDA), ondervoorzitter, Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels), Poppe (SP), AugusteijnEsser (D66), Duivesteijn (PvdA), Giskes (D66), Stellingwerf (RPF), Crone (PvdA), M. B. Vos (GroenLinks), Dijksma (PvdA), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), Assen (CDA), Jeekel (D66), Th. A. M. Meijer (CDA), Visser-van Doorn (CDA). Plv. leden: Biesheuvel (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Van Middelkoop (GPV), Verspaget (PvdA), Jorritsma-van Oosten (D66), Valk (PvdA), Houda (PvdA), Van Blerck-Woerdman (VVD), Leers (CDA), Hendriks, Reitsma (CDA), Huys (PvdA), De Graaf (D66), Leerkes (Unie 55+), Swildens-Rozendaal (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Witteveen-Hevinga (PvdA), Keur (VVD), H. G. J. Kamp (VVD), Ten Hoopen (CDA), Van ’t Riet (D66), Van de Camp (CDA), De Haan (CDA), Blauw (VVD).
7K2464 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
De heer Feenstra (PvdA) merkte op dat de minister een ontwerpraadsresolutie heeft opgesteld, die gericht is op verbetering van kwaliteit van regelgeving, van inspecties en van monitoring en op het versterken van IMPEL. Is het mogelijk dat deze resolutie in de volgende Raad aangenomen wordt? Het auto- en olieprogramma moet leiden tot reductie van de emissies met 50% tot 70% in 2010. In het Nederlandse compromisvoorstel is rekening gehouden met de eerste lezing in het Europees Parlement. Welke elementen hebben daadwerkelijk draagvlak en welke elementen zijn niet overgenomen? Het programma is een betekenisvol Europees minimumpakket waarop de lidstaten aanvullende maatregelen kunnen nemen. Zijn veel lidstaten dit ook van plan? Is het mogelijk om de indicatieve eisen voor 2005 een «hardere» status te geven? De klimaatstrategie is wellicht het belangrijkste onderdeel van dit dossier. De Berlijnse verdragsverplichtingen worden voor Kyoto aangescherpt. In de Raad zal gesproken worden over de min 15 (de onderhandelingsinzet) en de min 10 (de overeengekomen lastenverdeling). Het is van buitengewoon groot belang dat de twaalf in Kyoto een gezamenlijk standpunt innemen, bij voorkeur zo veel mogelijk in de richting van min 15. De Britse milieuminister heeft aangegeven dat de inzet van de nieuwe Engelse regering een reductie van de CO2-uitstoot met 20% is. Hij verwacht op dit punt het nodige van de Raad. Is hiermee
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-08, nr. 63
1
de zwakste schakel versterkt of zitten er nog meer zwakke schakels in dit dossier? In het kader van de strategie tot bescherming van de ozonlaag wordt voor Montréal een gezamenlijk EU-standpunt voorbereid. Nederland heeft zijn positie hierin bepaald, maar het is nog onduidelijk waar de andere lidstaten op inzetten. Kan hierin inzicht geboden worden? Een aantal elementen uit de drinkwaterrichtlijn is opnieuw in discussie gebracht. Dit geldt ook voor de nitraatnormering, maar die is niet gekwantificeerd. Wordt de bestaande normering gehandhaafd? Dat houdt voor Nederland overigens een zware opdracht in. Vanwege een waterstaatsbelang vroeg de heer Feenstra aandacht voor de kaderovereenkomst inzake de humane vangstmethoden. In Nederland wordt de muskusrat intensief bestreden. Hier wordt vaak lacherig over gedaan, maar dat mag er niet toe leiden dat dit probleem veronachtzaamd wordt. Er is veel discussie geweest over het al dan niet gemengd storten van gevaarlijk afval en niet-gevaarlijk huishoudelijk afval. Er is ook over deponeren in diepe zoutlagen gesproken. De Commissie zal tijdens de Raad een nieuw voorstel presenteren. Wat is de inzet van het Nederlandse voorzitterschap en wat willen de andere lidstaten op dit punt? Wordt in Europees verband vastgehouden aan een soort communautaire variant van de ladder van Lansink? Wordt bij het onderzoek naar deponeren in diepe zoutlagen ook gedacht aan de mogelijkheid, deze stort opnieuw te kunnen bereiken? De heer Klein Molekamp (VVD) vroeg zich in het kader van de implementatie en de handhaving af hoe het staat met de afstemming van de Nederlandse regeling op de Europese richtlijn. Hierbij zijn vooral de definities van belang. Voor de handhaving in Europees verband is het nodig dat er een eenduidige systematiek wordt ontwikkeld. In het Europees Parlement is terzake van het auto- en olieprogramma een motie aangenomen die verder gaat dat de ministers voorstaan. Op welke wijze wordt deze motie uitgevoerd en welke consequenties heeft een en ander voor de CO2-uitstoot? Vanaf het jaar 2000 wordt het gebruik van loodhoudende benzine verboden. De heer Klein Molekamp nam aan dat er dan een loodvervanger geïntroduceerd zal worden. Wat is precies de gang van zaken? Wat is de betekenis van de kaderrichtlijn water voor de Maas en de Schelde? Ten aanzien van het klimaat schrijft de minister dat het voorzitterschap voorshands heeft afgezien van initiatieven om voor 2005 tot een internelastenverdeling te komen. In het verslag van maart staat dat er wel voor 2010 een internelastenverdeling gerealiseerd wordt. Wat betekent dit in de praktijk? Wat is de stand van zaken na de vergadering van maart jl.? Uit de notitie over de richtlijn vluchtige stoffen blijkt dat Nederland redelijk aan de normen voldoet. Er zal een andere systematiek worden gehanteerd. De lidstaten kunnen uit drie methoden kiezen, namelijk emissie-eisen voor puntbronnen en diffuse emissie-eisen, een reductieplan waarin oplosmiddelhoudende producten worden vervangen door oplosmiddelarme producten en een nationaal plan bestaande uit een set van wettelijke maatregelen. Wat zijn de consequenties voor Nederland? Voorkomen moet worden dat, zoals op het terrein van de verpakkingen dreigde te gebeuren, aanpassing van de systematiek aan de Europese richtlijn tot een verslechtering leidt. De minister is in het kader van de bescherming van de ozonlaag voorstander van versnelde uitfasering van methylbromide. Deze stof is als vervanging voor CFK’s gebruikt. Wat zijn de gevolgen voor degenen die methylbromide toepassen? De loodwaarden in de drinkwaterrichtlijn zijn aangescherpt. Zijn er gevolgen voor de loden binnenleidingen in Nederlandse huizen?
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-08, nr. 63
2
De Nederlandse voorzitter van de milieuraad heeft deelgenomen aan de Ontwikkelingssamenwerkingsraad van 5 juni jl. Het is nog steeds niet bekend op welke wijze de 0,1% internationale milieugelden besteed worden. Is dit tijdens dat overleg aan de orde geweest? Het groenboek geluidhinder mag er niet toe leiden dat het Nederlandse beleid terzake wordt afgezwakt. Kan de minister bevestigen dat de wijzigingen in ons land niet tot vertragingen leiden? Kan de minister de milieuparagrafen in het Verdrag van Amsterdam toelichten? Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) constateerde dat ten aanzien van het klimaat tijdens de meest recent Milieuraad het principe van burden sharing is onderschreven. Het is van belang dat de EU voor Kyoto de overeengekomen ambitieuze doelstellingen handhaaft. Kan de minister dit bevestigen? Het is ontzettend jammer dat er geen Europees importverbod wordt ingesteld voor bont uit landen waar de wildklem wordt gebruikt. Handelsbelangen blijken zwaarder te wegen dan het welzijn van dieren en democratische principes. De overeenkomsten met Canada en Rusland stellen inhoudelijk niet veel voor. Het is te betreuren dat de Europese Commissie geen voorstellen heeft gedaan voor een beleidsstrategie ten aanzien van biodiversiteit. Als een van de ondertekenaars van het biodiversiteitsverdrag is de EU daartoe verplicht. Wat denkt de minister van een kaderrichtlijn geluidhinder? Er zijn Europese regels voor het maximale geluidsniveau van veel apparaten. Wat zijn de gevolgen voor het dichtbevolkte Nederland als er algemene afspraken worden gemaakt over geluidsoverlast? In verband met het Europees ruimtelijk ontwikkelingsperspectief merkte mevrouw Augusteijn op dat de implementatie van de Europese habitatrichtlijn slecht vordert. Frankrijk heeft afgelopen zomer laten weten dat het de richtlijn niet zal uitvoeren. Kan Natura 2000 worden betrokken bij het EROP? Hoe ziet de minister de ontwikkelingen op dit punt? De heer Ten Hoopen (CDA) wees erop dat het van belang is dat het MKB bij het milieubeleid betrokken wordt. Er zou een strategisch document terzake worden opgesteld, maar daarvan is niets terug te vinden in de agenda. Kan de minister aangeven op welke wijze voortgang op dit punt wordt geboekt? In het auto- en olieprogramma is een voorstel over fiscale stimulering opgenomen. Zijn dit Europese of nationale maatregelen? De Europese doelstellingen inzake het klimaat – die nog wel een stapje verder mogen gaan – dienen eenduidig in Kyoto naar voren gebracht te worden. De minister ziet echter van verdere initiatieven op dit punt af omdat de lastenverdeling een moeilijk punt blijft. Blijkbaar komt een en ander in Luxemburg aan de orde. Desgevraagd merkte de heer Ten Hoopen op dat initiatieven van het bedrijfsleven uiteraard van harte gesteund moeten worden, maar dat de minister van milieubeheer haar eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van reductienormen. In het kader van de discussie over de nota inzake economie en ecologie komt een en ander nader aan de orde. Er wordt in Europa gedacht aan belasting op energieproducten. Is het de bedoeling, de lasten te verschuiven van arbeid naar energie? Is met het oog hierop een zekere convergentie van de diverse belastingstelsels noodzakelijk? De heer Ten Hoopen sloot zich aan bij de vragen van de heer Klein Molekamp over de vluchtige stoffen. Het CDA is geen voorstander van gemengd storten. In Nederland zijn er goede, gespecialiseerde vuilverbranders.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-08, nr. 63
3
Er wordt gesproken over harmonisatie van geluidsnormen. Wordt voor de systematiek van de piekbelasting gekozen? Hoe verhoudt een en ander zich tot het streven naar decentralisatie op dit punt? Het antwoord van de minister van VROM De minister verwachtte dat de raadsresolutie inzake de handhaving – waarschijnlijk unaniem – wordt aangenomen. Nederland is zeer tevreden met het concept. Het vooroverleg heeft duidelijk gemaakt dat de andere lidstaten geen problemen met deze resolutie hebben. Hooguit zullen er nog enkele nuances worden aangebracht. De definities van gevaarlijke stoffen vormen een lastig probleem. Er wordt voortdurend getracht, hierin verbetering aan te brengen. Als de definities en de regelgeving niet duidelijk zijn, wordt de handhaving buitengewoon moeilijk. Het IMPEL-netwerk is inmiddels aanvaard in de EU. Dit zal een belangrijk onderdeel van de Europese organisatie uitmaken. Het gaat overigens niet om een Europese inspectie. Ten aanzien van het auto- en olieprogramma is er sprake van een noord-zuidtegenstelling. Vooral de Scandinavische landen vinden het voorstel van de Commissie niet ver genoeg gaan. De zuidelijke landen menen daarentegen dat de Commissie veel te ver gaat. De voorzitter probeert wijze standpunten in te nemen die vervolgens aangenomen kunnen worden. Het Europees Parlement heeft uitspraken gedaan die substantieel verder strekken dan het voorstel van de Commissie. De minister wees erop dat zij met de zuidelijke lidstaten in overleg is om het voorstel verder te kunnen aanscherpen. Haar nieuwe Franse collega is het volstrekt met haar eens, maar is met handen en voeten gebonden vanwege de problemen met de Franse autoindustrie en met de Franse olie-industrie. Er zal aanstaand weekend met Spanje gesproken worden. Eén van deze twee landen moet over de streep getrokken worden om meer te kunnen realiseren dan het huidige voorstel. De minister zegde toe dat zij alles op alles zal zetten om steun te krijgen voor een verdergaand voorstel dat indicatieve normen voor het jaar 2005 bevat. Er wordt daartoe met alle lidstaten bilateraal overleg gevoerd. Het onderdeel inzake de fiscale stimulering wordt door de drie zuidelijke landen als buitengewoon ongewenst gezien. Als dit uit het voorstel wordt gehaald, zal elk land zijn eigen beleid op dit punt kunnen ontwikkelen. De minister bracht naar voren dat zij ook op dit terrein naar bevind van zaken zal handelen. De klimaatdoelstellingen zoals omschreven tijdens de milieuraad van maart jl. worden gehandhaafd. Dit betekent een reductie van 15% in 2010. De burden sharing is tot 10% geregeld. Als in Kyoto blijkt dat 10% ook de mondiale reductiedoelstelling wordt, zal Europa de resterende 5% er alsnog aan toevoegen. In maart is nagegaan of het mogelijk was nu al doelstellingen voor 2005 te formuleren. Sommige landen vinden dit noodzakelijk om tijdig druk te kunnen oefenen. Andere landen menen dat de daarmee gepaard gaande technologische vernieuwing niet op korte termijn tot resultaten kan leiden. Na veel bilateraal overleg is gekozen voor de pragmatische aanpak dat in 2005 de helft van de doelstelling voor 2010 moet zijn gerealiseerd, dus een reductie van 7,5%. Burden sharing op dit punt is absoluut onbespreekbaar bij het merendeel van de landen. Het is niet verstandig om de zaak nu hoog op te spelen omdat de resultaten van de discussie van maart dan op losse schroeven kunnen komen te staan. In het najaar zal verder gesproken worden aan de hand van een analyse van de ontwikkeling van maatregelen in de diverse landen. De Britse milieuminister is van mening dat Groot-Brittannië een reductie van 20% kan realiseren. Hij wenst dat er een zeer duidelijk doelstelling wordt vastgelegd. Duitsland zal waarschijnlijk de normreductie van 7,5%
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-08, nr. 63
4
in 2005 veel te laag vinden. De voorzitter moet manoeuvreren tussen enerzijds de standpunten van Duitsland, Engeland, Denemarken en Oostenrijk – uitgesproken voorstanders van hogere reductienormen – en de bekende tegenstanders anderzijds. Nederland kan zich vinden in de globale doelstelling van 7,5% in Europees verband zonder burden sharing. Met een goed compromis is niemand blij en hiermee zal niemand blij zijn. De reductie van 7,5% is op dit moment het enig haalbare voorstel. Na Kyoto kan wellicht verder over burden sharing gesproken worden. Voor Nederland geldt dat er in het protocol van Berlijn is overeengekomen dat er doelstellingen voor 2005, 2010 en 2015 vastgesteld moeten worden. De Europese Commissie was van mening dat eerst de zwemwaterrichtlijn behandeld moest worden en vervolgens pas de kaderrichtlijn. Daartegen heeft de minister haar bezwaren kenbaar gemaakt. De kaderrichtlijn voorziet in een stroomgebiedenbenadering ten aanzien van het waterbeheer. Op de eerste dag van de top zal een openbaar debat aan de kaderrichtlijn water gewijd worden. De nitraatnormen worden gehandhaafd. Overigens betekent de kaderrichtlijn water niet dat de nationale doelstellingen overboord gezet worden. Het ziet ernaar uit dat er volgende week overeenstemming zal kunnen worden bereikt op het punt van de leghold trap. Met Canada en Rusland is een acceptabel onderhandelingsresultaat bereikt. Er is aangegeven wanneer de wildklem uitgefaseerd zal zijn en er zijn sancties uitgewerkt. Na drie jaar mag de wildklem niet meer worden gebruikt. Via certificering kan een en ander zeker worden gesteld. Wat dat betreft kan de CITES-lijst gevolgd worden. De VS voldoen als enige niet aan deze richtlijn en worden als het ware op de zwarte lijst geplaatst. Op een vraag van mevrouw Augusteijn werd toegezegd, dat haar de exacte inhoud van de overeenkomst zal worden aangereikt. Het besluit terzake zal met een gekwalificeerde meerderheid genomen worden, want Engeland en Oostenrijk zullen tegenstemmen. Er is een uitzondering gemaakt voor de muskusrat. Onderzoek heeft uitgewezen dat de activiteiten van de Nederlandse industrie op het punt van het terugdringen van het gebruik van vluchtige stoffen voldoen aan de richtlijn. De implementatie ervan heeft voor Nederland geen ingrijpende beleidswijzigingen tot gevolg. De eigen programma’s kunnen daarbij gevolgd worden en er wordt Nederland geen andere systematiek voorgeschreven. Op 20 en 21 mei is op de conferentie over het groenboek geluid een behoorlijke mate van consensus ontstaan. Er zal geen vertraging optreden. Het subsidiariteitsbeginsel blijft gelden. Nederland kan dus de eigen normen blijven hanteren. De modernisering van het instrumentarium voor het beleid ter bestrijding van de geluidhinder gaat gewoon door. Er is sprake van harmonisatie van geluidsmaten en niet van geluidsnormen. Internationale bronnen zoals vliegtuigen en treinen zullen daar op den duur aan moeten voldoen. De minister zegde toe dat de heer Ten Hoopen schriftelijk geïnformeerd zal worden over de piekbelasting. Er zal in het kader van de richtlijn storten zeker rekening worden gehouden met eventuele herneembaarheid. Bij de verdere behandeling van deze richtlijn – zij bevindt zich nog in de beginfase – zal bezwaar worden gemaakt tegen het verbod op gemengd storten. Voor Nederland ligt dit uiteraard anders. De verplichting tot voorbehandeling zal ook de nodige discussie opleveren, met name omdat niet is aangegeven welke voorbehandelingen toegelaten zijn. In Nederland is er vrijwel altijd sprake van een zekere voorbehandeling, onder andere verbranden. Bij de reductiedoelstelling zullen met name de termijnen en het soort afval ter discussie staan. Het is vervelend dat de strategie ten aanzien van de biodiversiteit nog niet in behandeling kon worden genomen, omdat een en ander zo laat is
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-08, nr. 63
5
ingediend. Het huidige concept lijkt mogelijkheden tot verdere integratie van de doelstellingen van het biodiversiteitsverdrag in het EU-beleid te bieden. Op de informele Raad is aan de Commissie gevraagd om een groenboek voor het MKB op te stellen. Er komt een integraal Europees beleid voor de verbetering van de milieuprestaties van de MKB-bedrijven. In de strategievoorstellen kan de commissaris beschrijven op welke wijze de verschillende instrumenten in elkaar grijpen en elkaar kunnen versterken. De Europese regelgeving zou zich moeten richten op het formuleren van doelen. De uitvoering moet worden overgelaten aan de diverse lidstaten. De situatie van het MKB in Griekenland is bijvoorbeeld volstrekt onvergelijkbaar met die in Zweden. De Commissie heeft gezegd hieraan te zullen werken. Het is duidelijk dat het milieubeleid geen stap verder komt als energie niet duurder gemaakt kan worden en als er geen prijsbeleid ontwikkeld kan worden. De minister was blij dat de heer Ten Hoopen dat geheel met haar eens was. Zij hoopte dat in een volgende kabinetsperiode voorstellen zoals de ecotax niet meer met een buitengewoon nipte meerderheid zullen worden aangenomen. Wellicht is de Kamer dan unaniem van mening dat de belasting op arbeid verschoven moet worden naar belasting op milieuvervuilende activiteiten. In het Nederlandse milieubeleid zal de ecotax in enige vorm een belangrijke rol gaan spelen. De heer Ten Hoopen (CDA) wees erop dat de CDA-fractie tegen de ecotax heeft gestemd omdat deze als een verkapte belasting werd beschouwd. Grote groepen hebben geen compensatie gekregen. Het CDA is voorstander van zo’n belasting als de opbrengst wordt besteed aan het bevorderen van bijvoorbeeld windenergie, zonne-energie of biodiversiteit. De heer Ten Hoopen onderschreef de opmerking van de minister dat er verschuiving van de belastingheffing nodig is. De minister was zeer tevreden met de milieuparagrafen in het Verdrag van Amsterdam. Zij hoopte dat die gehandhaafd worden. Er zijn passages opgenomen over de integraliteit van het milieu, over de mogelijkheid om scherpere milieumaatregelen te nemen dan in Europees verband is overeengekomen en over de meerderheidsbesluitvorming ten aanzien van alle onderwerpen die met milieubelasting te maken hebben. Methylbromide wordt gebruikt voor het schoonmaken van de bodem, maar dat gebeurt in Nederland nauwelijks meer. Er is een brief onderweg over de uitfasering van loden drinkwaterleidingen. Dit wordt een belangrijk punt in de komende drinkwaterrichtlijn die onder het Luxemburgse voorzitterschap zal worden behandeld. Op de Ontwikkelingsamenwerkingsraad is gesproken over mogelijkheden om het GEF-fonds te gebruiken voor de financiering van maatregelen die overeengekomen worden op de Rio-plus-vijf conferentie over twee weken in New York. De Kamer zal het EROP-dossier ontvangen alsmede het verslag van de Raad in Noordwijk. Er zal ongetwijfeld gerefereerd worden aan de habitatrichtlijn en aan Natura 2000. De voorzitter van de commissie, Versnel-Schmitz De griffier van de commissie, De Gier
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 21 501-08, nr. 63
6