Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1985-1986
19 355
Compensatiehandel
Nr. 2
NOTITIE Inleiding Compensatieverplichtingen die westerse exporteurs worden opgelegd, betekenen in veel gevallen een additionele complicatie bij het handeldrijven. De onderhandelingen zijn veelal gecompliceerd en nemen veel tijd in beslag terwijl de af te nemen produkten voor de betrokken ondernemingen dikwijls branche vreemd zijn. Vooral ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf ondervinden problemen bij compensatietransacties omdat zij vaak onvoldoende zijn toegerust dergelijke transacties uit te voeren. Op grond van de handelsbelemmerende werking die uitgaat van compensatieeisen acht ik, zoals vermeld in mijn brief aan de Tweede Kamer nr. 93 dd. 17 februari 1984, deze vorm van handeldrijven niet in het belang van een zo ongestoord mogelijke ontwikkeling van de internationale handel. Voorts dient te worden opgemerkt dat ook het compensatie-eisende land nadelen van deze handelspraktijk ondervindt. In veel gevallen gaat van het stellen van compensatie-eisen namelijk een prijs-opdrijvend effect uit op de importprijzen, omdat de westerse exporteur de additionele kosten zal trachten terug te vinden in zijn exportprijs. Indien hij daarin niet slaagt, betekent het een verhoging van zijn kosten. Op langere termijn verkrijgen deze landen niet de benodigde kennis op het terrein van de marketing en afzettechnieken voor hun eigen exportprodukten. In de Oosteuropese landen heeft de compensatiehandel voornamelijk structurele kenmerken die echter als gevolg van de slechte financiële positie van deze landen worden versterkt door conjuncturele elementen. Wat betreft ontwikkelings- en OPEC-landen kan worden gesteld dat de compensatiehandel daar voornamelijk een conjuncturele aangelegenheid is. Vooralsnog neemt het verschijnsel toe in alle genoemde regio's. De aangeboden produkten kunnen zowel grondstoffen, halffabrikaten als eindprodukten zijn waarbij in Oosteuropa veelal de laatste categorie wordt aangeboden. Als belangrijke vorm kan de gerelateerde koop en verkoop (counter purchase) worden genoemd. I. Oostenrijk De geografische positie van Oostenrijk en de historische banden met Oosteuropese landen hebben ertoe geleid dat Oostenrijk een niet onbelangrijke rol speelt in Oost-Westhandel. Gemiddeld exporteert Oostenrijk 14,6% van zijn totale uitvoer naar Oost-Europa, terwijl 11,9% (periode 1980-1984) van zijn invoer uit Oosteuropese landen wordt betrokken.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 355, nrs. 1-2
3
Daarnaast vervult Oostenrijk een rol in de transitohandel tussen Oost en West. Het feit dat een deel van de handel tussen Oostenrijk en Oost-Europa wordt afgewikkeld door middel van compensatietransacties heeft als gevolg dat kennis en expertise over deze wijze van handeldrijven bij verschillende Oostenrijkse ondernemingen in de loop der tijd is opgebouwd. Een relatief groot aantal ondernemingen, banken en intermediairs op dit terrein heeft zich gevestigd in Oostenrijk en heeft activiteiten op de gespecialiseerde markt van compensatietransacties ontwikkeld. Door deze expertise lijken enkele van deze ondernemingen in staat wereldwijd te opereren en lijken zij niet zonder succes te kunnen inspelen op compensatie-eisen uit enkele olielanden en verschillende ontwikkelingslanden. Een belangrijke tussenschakel voor de Oostenrijkse exporteurs wordt gevormd door «die Kammer für gewerbliche Wirtschaft». Dit is een publiekrechtelijke organisatie die exportbevorderende activiteiten ontwikkelt. Zij beschikt over een groot aantal buitenlandse handelsvertegenwoordigers die voor de Oostenrijkse exporteur mogelijkheden sonderen en hem advies en informatie verschaffen. In Oosteuropese landen beschikken deze vertegenwoordigers over een diplomatieke status. De financiering vindt plaats door middel van een bij de wet ingestelde heffing op alle invoer- en uitvoerrestricties. Ofschoon deze instelling is gericht op dienstverlening aan de Oostenrijkse exporteur voor reguliere transacties, verleent zij ook informatie en advies aan ondernemers die worden geconfronteerd met compensatie-eisen. Bij de afwikkeling van compensatietransacties speelt de handelsvertegenwoordiger echter een bescheiden rol. Bij het zoeken naar afnemers van in compensatie aangeboden goederen maakt hij gebruik van de in Wenen gevestigde particuliere gespecialiseerde compensatiehandelbureaus. Naast deze particuliere compensatiehandelbureaus worden ook op grote schaal activiteiten op het terrein van de compensatiehandel ontwikkeld door de firma Voest Alpine Intertrading. Deze onderneming is een 100% dochteronderneming van het staatsstaalbedrijf Voest-Alpine. Ook op het terrein van olieruiltransacties is deze onderneming actief. Voest-Alpine is in staat zeer grote bartertransacties te realiseren. Nederlandse exporteurs worden door olieproducerende landen (vooral Iran), die hun import gedeeltelijk met olie willen betalen, naar deze onderneming verwezen. Evenals de Nederlandse overheid staat de Oostenrijkse overheid afwijzend tegenover gedwongen compensatie-eisen. Van actief overheidsoptreden bijv. in de vorm van bemiddeling en financiële ondersteuning is dan ook geen sprake. Op het terrein van de informatie-voorziening spelen de buitenlandse handelsvertegenwoordigingen een rol en gezien de structuur van deze organisaties zou men kunnen spreken van overheidsbetrokkenheid. II. De Japanse handelshuizen De Japanse handelshuizen (Sogo Shosha) vervullen voor de Japanse volkshuishouding een belangrijke rol. Niet alleen verzorgen zij een aanzienlijk deel van de Japanse export- en importstromen, ook spelen zij als distributeurs van goederen op de Japanse lokale markt een rol van betekenis. De Sogo Shosha zijn ontstaan in de periode 1850-1870 toen Japan het zichzelf opgelegde isolationisme verliet en handelsrelaties aanknoopte. Als gevolg van het langdurige isolationisme ontbrak de kennis en expertise op het terrein van de handel en was specialisatie noodzakelijk om handelsstromen te effectueren. Deze handelsactiviteiten zijn uitgegroeid tot substantiële omvang. Zo verzorgen de Sogo Shosha 50% van de Japanse export, terwijl zij 65% van de import van Japan voor hun rekening nemen. De handelshuizen zijn gelieerd aan industriële conglomeraten die een grote variatie aan produkten voeren. Naast het eigenlijke handeldrijven wordt door de Sogo Shosha een verscheidenheid aan andere activiteiten ondernomen, bij voorbeeld op het gebied van financiering, verzekeringen en
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,19355, nrs. 1-2
4
juridische bijstand. Deze worden evenwel ondernomen om de eigenlijke activiteiten, te weten het drijven van handel, te bevorderen. De traditionele handelsfunctie wordt in belangrijke mate ondersteund door het zeer geavanceerde communicatie-netwerk waarover deze handelshuizen beschikken. Een veelheid aan berichten over de marktontwikkelingen in derde landen, verkregen van een groot aantal vestigingen, stelt de Sogo Shosha in staat marktveranderingen nauwlettend te volgen. Dit informatie-netwerk staat niet alleen ten dienste van de Japanse imen export maar wordt in toenemende mate aangewend om een nieuwe activiteit op het gebied van handeldrijven te ontwikkelen, namelijk de derde markt-handel of «offshore trade». Het verzorgen van handelsstromen tussen landen zonder dat Japan daarbij is betrokken, wordt inmiddels aangemerkt als één van de belangrijkste activiteiten waarop de Sogo Shosha zich gaan richten. Op dit moment bedraagt de offshore trade ongeveer 15% van de handelsactiviteiten van de Sogo Shosha. De capaciteit tot adequate informatie-verwerking, gekoppeld aan de grote expertise die is opgebouwd op het terrein van de export en import en het feit dat een zeer groot aantal verschillende produkten wordt verhandeld, zou het de Japanse handelshuizen mogelijk moeten maken goed in te spelen op compensatie-eisen. Deze veronderstelling wordt versterkt door het feit dat de Sogo Shosha in een toenemend aantal landen handelsactiviteiten gaan ontwikkelen. Ten einde na te gaan in hoeverre de Japanse handelshuizen activiteiten op het gebied van de compensatiehandel ontwikkelen en welke de rol van deze activiteiten in de toekomst zal zijn, zijn vragenlijsten gestuurd naar onze ambassades in Oost- en Westeuropese landen en in ontwikkelingslanden. Tevens hebben gesprekken plaatsgevonden met vertegenwoordigers van Japanse handelshuizen en Japanse overheidsinstellingen en is literatuurstudie verricht. Hierbij is tevens nagegaan of er sprake is van een voorsprong op Westeuropese en meer specifiek Nederlandse ondernemingen die actief zijn op dat terrein. Gezien de hierboven genoemde kenmerken van de Sogo Shosha en de hieruit voortvloeiende voordelen zijn de resultaten van dit onderzoek opmerkelijk te noemen. Gebleken is dat de Japanse handelshuizen op het terrein van de compensatiehandel wereldwijd activiteiten ontwikkelen. Ofschoon de Sogo Shosha beschikken over veel vestigingen in een groot aantal landen, worden deze handelshuizen met dezelfde en in sommige opzichten vergrote problematiek geconfronteerd als de Westeuropese ondernemingen die actief zijn op het gebied van de compensatiehandel. Onderscheid dient gemaakt te worden tussen de buy-back overeenkomst en de gerelateerde koop- en verkooptransactie. Bij de buy-back overeenkomst wordt een fabriek of installatie geleverd die wordt terugbetaald met de door de fabriek of installatie geproduceerde goederen. Bij deze transacties worden door het andere land produkten (veelal bulkprodukten en halffabrikaten) geleverd die in beginsel goed verhandelbaar zijn en die ofwel door Japan zelf kunnen worden geabsorbeerd ofwel op derde markten door de Sogo Shosha kunnen worden afgezet. Bij dergelijke transacties zijn de betrokken bedragen substantieel en zijn derhalve de met de compensatie-eisen samenhangende extra kosten relatief gering. Bij de tweede vorm van compensatietransacties, t.w. de gerelateerde koop- en verkooptransactie, gaat het bij de tegenkoop in veel gevallen om produkten van matige kwaliteit en is de omvang geringer. De kostenfactor bij dergelijke transacties is derhalve relatief groot, temeer daar het hier in een aantal gevallen om eindprodukten gaat, die moeilijker zijn te verhandelen. Op het terrein van de buy-back operaties verzorgen de Sogo Shosha voor een belangrijk deel de toelevering en afzet van de voor produktie benodigde produktiemiddelen c.q. geproduceerde goederen. In een zeer
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 355, nrs. 1-2
5
groot aantal landen heeft Japan dergelijke transacties afgesloten. In de Sowjet-Unie zijn ze in de jaren zeventig actief geweest bij grote compensatieprojecten in ruil voor kolen, olie en hout, waarbij zij ter verkrijging van de produkten de daarvoor benodigde industriële uitrusting leverden. Ook in Bulgarije, Oost-Duitsland en Hongarije zijn verschillende buy-back overeenkomsten afgesloten. Daarbij ging het onder meer om levering van een chemische polypropyleen producerende fabriek in Bulgarije, petrochemische industrie in de DDR en een aluminiumfolie-fabriek in Hongarije. Voor de gevallen waar geen sprake is van een echte buy-back verhouding maar van de levering van een project of van grote investeringsgoederen is in bijna alle gevallen sprake van terugkoop van grondstoffen. Japan is actief betrokken bij de olieruilhandel. In het algemeen gaat het hier om buy-back projecten (Japan levert dan de apparatuur voor winning van olie), maar ook om levering van kapitaalgoederen of van projecten, die niet gerelateerd zijn aan de oliewinning. Met veel olieproducerende landen heeft Japan dergelijke overeenkomsten afgesloten. De bereidheid aan Japanse zijde voor het afsluiten van dergelijke bartertransacties lijkt groot. Dit kan worden verklaard uit het feit dat de Japanse afhankelijkheid van olie groot is. In het algemeen kan worden gesteld dat indien Japanse leveranties moeten worden gecompenseerd, Japan dit tracht te doen met voor dat land noodzakelijke grondstoffen. Bij de gerelateerde koop- en verkooptransacties ontstaat een ander beeld. In veel gevallen is Japan niet in staat de produkten van minder kwaliteit te absorberen omdat enerzijds de Japanse markt geen ruimte biedt voor dergelijke produkten en anderzijds de transportkosten grenzen stellen. Illustratief is de ongekend felle reactie van het MITI op de invoering van compensatiehandel in Indonesië. Van Japanse zijde is toen zeer sterk aangedrongen om in ieder geval de eis te laten vallen dat de afgenomen produkten uitsluitend in Japan mogen worden afgezet. Deze reactie was mede zo scherp omdat Japan vreesde dat verschillende andere landen zouden overgaan tot dergelijke compensatie-elementen in hun handel. Voorts kan erop worden gewezen dat de Japanse activiteiten in OostEuropa in vergelijking met de jaren zeventig zijn teruggelopen. Er was toen nog sprake van een substantiële jaarlijkse groei van de handel, maar de volgende cijfers illustreren een duidelijke teruggang in de jaren '80. Expoilontwikkeliny van OESO-lid-staten naar Oosteuropese landen Exportontwikkeling van Japan naar Oosteuropese landen Importontwikkeling van OESO-lid-staten uit Oosteuropese landen Importontwikkeling van Japan uit Oosteuropese landen
1983:
-
0,6%
1984:
-
2,3 %
1983:
-
20,2%
1984:
-
15,9 %
1983:
-
3,7%
1984:
+
7,45%
1983:
-
5,2%
1984:
+
3,3 %
In een aantal gevallen heeft dit geresulteerd in het sluiten van vestigingen van de Sogo Shosha. Niet met zekerheid kan worden vastgesteld in hoeverre compensatie-eisen hierbij een rol speelden. Toekomst Het ligt in de verwachting dat de derde markt-activiteiten door de Japanse Sogo Shosha aan betekenis zullen winnen. In 1979 bedroeg het percentage van deze activiteit in ve/houding tot de andere activiteiten 10, nu schommelt het reeds rond de 15. Voorts zullen reeds nu geïnitieerde buy-back projecten in China in de toekomst worden voortgezet en valt te verwachten dat meer aandacht op Afrika en Latijns-Amerika wordt gericht. Voor de verhandelbaarheid van moeilijk in de markt liggende produkten is het communicatie-netwerk een niet onbelangrijk voordeel. De kwaliteit van de betrokken produkten stelt evenwel grenzen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19355, nrs. 1-2
III. De financiële afwikkeling van compensatietransacties: het gebruik van kredietverzekeringsfaciliteiten Uitgangspunt en praktijk tot nu toe In het spanningsveld van enerzijds de gereserveerde houding van de Nederlandse regering ten opzichte van compensatiehandel en anderzijds het belang van Nederlandse exporteurs bij mogelijkheden tot deelname aan ruilhandeltransacties is door de Staat tot nu toe als uitgangspunt gehanteerd dat verzekering van ruilhandel mogelijk is, indien verzekeringstechnisch verantwoord en indien niet in strijd met algemene overwegingen van het kredietverzekeringsbeleid. Aan de verzekering van ruilhandeltransacties worden derhalve soortgelijke voorwaarden gesteld als aan het in dekking nemen van door middel van valuta afgewikkelde exportorders. Bij het stellen van voorwaarden ten aanzien van compensatietransacties wordt uiteraard rekening gehouden met de aard van deze transacties. Sinds eind 1983 heeft de Staat slechts een drietal aanvragen tot verzekering van compensatiehandeltransacties van enige omvang bereikt. Over twee van deze transacties is inmiddels, op verzekeringstechnische gronden, negatief beslist. Verzekeringstechnische mogelijkheden en eisen Verzekering van ruilhandeltransacties kan geschieden op basis van een aangepaste versie van een bij de NCM reeds bestaande polisvorm, de zogenaamde Standaard Vooruitbetalingsdekking. Met deze polis is de dekking mogelijk van het risico dat in Nederland te importeren goederen, die door de importeur vooruitbetaald zijn, niet of niet tijdig geleverd worden. Het risico van de levering van goederen van onvoldoende kwaliteit, het risico van een daling van de marktprijs van de te ontvangen goederen, alsmede het afzetrisico van de Nederlandse importeur worden door NCM en de Staat niet gedekt. Dekking van deze risico's behoort niet tot de taken van de kredietverzekeraar. Daling van de opbrengst van de geleverde goederen door middel van valutabewegingen is dan ook niet verzekerbaar. Voor een verantwoorde dekking dient vooraf specificatie plaats te vinden van prijzen, hoeveelheden en tijdstippen van levering van de betreffende goederen. Overname van het afzetrisico door een deskundige derde partij (bij voorbeeld een handelshuis) kan wenselijk zijn om het risico voor de exporteur en daarmee onder andere het regresrisico voor de verzekeraar, te beperken. Tevens behoeft een aantal juridische problemen oplossing. Het is bij voorbeeld wenselijk dat de levering aan de Nederlandse exporteur juridisch onafhankelijk wordt geregeld van de tegenlevering door deze exporteur. Vooralsnog lijkt alleen de gerelateerde koop-terugkoop transactievorm, gebaseerd op afzonderlijke contracten, aan de gestelde eisen te voldoen. Bij deze transactievorm gelden voor de export van de Nederlandse goederen en de import van de buitenlandse goederen aparte betalingsregelingen. Een koersrisico-verzekering voor de export van de Nederlandse goederen behoort dan tot de mogelijkheden. In bepaalde gevallen kan het vooraf nauwkeurig specificeren van hoeveelheden, prijzen en tijdstippen van te leveren goederen voor de betrokken partners problemen opleveren omdat flexibiliteit gewenst is, bijv. indien sprake is van compensatieleveringen over langere termijn. In de praktijk komen raamovereenkomsten voor. Voor de verzekeraar bieden dergelijke raamovereenkomsten echter onvoldoende zekerheid ten aanzien van eventuele toekomstige leveranties, waardoor een te groot, en in ieder geval moeilijk te schatten, en daarom niet aanvaardbaar risico ontstaat. Anderzijds kan ook voor de verzekeraar enige flexibiliteit ten aanzien van de vastlegging van de te leveren goederen gewenst zijn. Een dergelijke
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,19355, nrs. 1-2
7
flexibiliteit zou immers in situaties waarin de overeengekomen goederen niet (tijdig) beschikbaar zijn, kunnen bijdragen aan voorkoming van schade. Per concreet geval zal nader moeten worden onderzocht in hoeverre eisen tot specificatie gekoppeld aan bepalingen inzake boetes, arbitrage en garanties van financiële afwikkeling dan wel de levering van andere aanvaardbare goederen, tot voor de verzekeraar en de commerciële partijen bevredigende oplossingen kunnen leiden. Algemene overwegingen in het geval van schuldenlanden De toename van de compensatiehandel is deels te verklaren door de toegenomen schuldenlast van een aantal ontwikkelingslanden. Problemen met het verkrijgen van nieuwe kredieten evenals de wens de schuldenlast niet verder te doen oplopen kunnen aanleiding zijn voor een land compensatiehandel te bevorderen. Het gevaar is aanwezig dat compensatiehandel bijdraagt tot uitstel van het nemen van noodzakelijke aanpassingsmaatregelen ter herstel van de kredietwaardigheid. Compensatiehandel kan bovendien leiden tot het wegvallen van reguliere exportopbrengsten van een schuldenland omdat export van bepaalde goederen niet langer in valuta afgewikkeld wordt. Het wegvallen van deze opbrengsten kan leiden tot het doorkruisen van IMF-programma's, alsmede van het benadelen van crediteuren met oude vorderingen die uit de reguliere exportopbrengsten betaald moeten worden. De Staat gaat er in principe vanuit dat geen dekking verleend wordt aan compensatietransacties met bovenomschreven negatieve effecten. Anderzijds verdient bij beslissingen ter zake de overweging aandacht dat een aantal landen met hoge schulden compensatiehandel als middel aanmerken waarmee het in bepaalde gevallen mogelijk is (op termijn) beter deviezen te genereren en zo de kredietwaardigheid van het land te vergroten. Daarbij wordt dan onder andere gewezen op via compensatiehandel te realiseren additionele export alsmede op de mogelijkheid van het continueren van de voor de exportpositie van het betreffende land essentiële import. Overigens kunnen, zoals ook bij verzekering van door middel van valuta afgewikkelde transacties, in meer brede zin overwegingen van handels- en industriepolitieke aard een rol spelen. Zo verdient aandacht dat omvangrijke lange-termijntransacties valse concurrentie op de Nederlandse markt kunnen verooorzaken indien de ruilgoederen «onder de prijs» op de Nederlandse markt verschijnen (dumping). Toekomstig beleid Het aantal aanvragen tot dekking van compensatie-orders is tot nu toe bijzonder gering. Gezien de diversiteit van ruilhandeltransacties is het niet goed mogelijk op voorhand een algemeen toepasbaar verzekeringsinstrumentarium te ontwikkelen. Het voornemen is naar aanleiding van concrete aanvragen mede op basis van bovenstaande overwegingen tot nader beleid te komen. Daarbij zal zowel meer in het algemeen als bij daadwerkelijk ingediende dekkingsaanvragen ook de ervaring van kredietverzekeringsinstellingen in andere landen in aanmerking worden genomen. Overigens zijn geen ontwikkelingen bekend die erop duiden dat verzekering van ruilhandeltransacties elders wel een grote vlucht nemen. IV. Conclusies voor de situatie in Nederland Wat betreft de situatie in Oostenrijk zijn het de geografische ligging en de historische banden met de Oosteuropese landen die ertoe hebben bijgedragen dat Oostenrijkse ondernemingen in de loop der tijd op het terrein van de compensatiehandel expertise hebben opgebouwd.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19355, nrs. 1-2
8
Deze expertise wordt niet alleen aangewend om compensatietransacties af te wikkelen in de Oost-Westsfeer, maar ook om in andere delen van de wereld dergelijke transacties te realiseren. Voor de Nederlandse situatie kan worden opgemerkt dat de gunstige geografische ligging en de goede verbindingen belangrijke comparatieve voordelen bieden. Nederland is in die zin enigszins vergelijkbaar met Oostenrijk. De Sogo Shosha vervullen een belangrijke rol doordat zij op een efficiënte wijze de handel weten te organiseren. Zij zijn in staat door hun omvang en werkwijze ook minder winstgevende activiteiten te ontwikkelen omdat deze activiteiten binnen het handelshuis mogelijk worden gemaakt door andere meer winstgevende activiteiten. Niettemin is komen vast te staan dat zij ondanks het brede en gevarieerde produktenpakket hun geavanceerde communicatie-netwerk slechts voor een deel kunnen aanwenden voor compensatie-eisen. De moeilijke verhandelbaarheid van de aangeboden produkten, en indien de produkten door Japan zelf dienen te worden afgenomen, de grote geografische afstand stellen ook voor deze ondernemingen grenzen. Geconstateerd is ook dat op het terrein van de buy-back transacties en bij compensatie van turnkey-projecten de Sogo Shosha wereldwijd activiteiten ontwikkelen. Vooralsnog kan het succes waarmee zij op deze markten opereren niet worden toegeschreven aan de specifieke structuur van de handelshuizen. Veeleer speelt de omvang van de handelshuizen hierbij een rol. Grote Westeuropese ondernemingen blijken ook in staat te zijn dergelijke turnkey-projecten op buy-back basis te leveren. De Nederlandse internationaal opererende handelshuizen bezitten samen een markt die de gehele wereld omvat, terwijl een brede kennis van produkten aanwezig is. De derde-markthandel omvat een deel van de door de handelshuizen ondernomen activiteiten. Hiermee lijken ook de voorwaarden te zijn vervuld om te kunnen inspelen op eventuele tegenkoopverplichtingen. Voor buy-back overeenkomsten zijn het de industriële ondernemingen die hier activiteiten kunnen ontplooien. Dit aspect wordt belicht in het kader van het onderzoek «economische samenwerking met Oost-Europa», dat door de BEB thans wordt verricht. Het contactpunt
compensatiehandel
In oktober 1984 werd door mij binnen het Directoraat-Generaal voor de Buitenlandse Economische Betrekkingen een contactpunt compensatiehandel ingesteld, met de volgende taken: 1. het volgen en analyseren van ontwikkelingen op het terrein van de compensatiehandel; 2. het verstrekken van deze informatie aan de verschillende overheidsinstellingen; 3. het voeren van coördinerend overleg over het overheidsbeleid met deze instanties; en 4. het verschaffen van informatie aan en het voeren van overleg met het georganiseerd bedrijfsleven en individuele ondernemingen over de praktijk van de compensatiehandel. De informatieverstrekkende functie beslaat een aantal terreinen. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar informatieverstrekking aan individuele ondernemingen, het geven van voorlichting tijdens bijeenkomsten en het verstrekken van informatie via de media. De informatiebronnen van het contactpunt zijn het bedrijfsleven, de ambassades, literatuur en de contacten met andere departementen. Ettelijke honderden ondernemingen hebben de afgelopen periode het contactpunt voor informatie benaderd. Indien het noodzakelijk werd geacht, werden de opmerkingen en vragen van de ondernemingen voorgelegd aan de Nederlandse ambassades in verschillende landen. Tevens werden door de ambassades gesignaleerde ontwikkelingen gebruikt ten behoeve van de informatie-voorziening aan individuele ondernemingen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19355, nrs. 1-2
9
De aan de ondernemingen verstrekte informatie heeft vooral betrekking op de in het desbetreffende land geformuleerde beleidsuitgangspunten. Indien wet en regelgeving op het terrein van de compensatiehandel bestaan, worden deze desgevraagd aan de Nederlandse ondernemingen doorgegeven. De informatie die door het contactpunt naar buiten wordt gebracht, betrof uit de aard der zaak niet concurrentiegevoelige gegevens. Ter ondersteuning van het afsluiten van transacties heeft het contactpunt de mogelijkheid naar de in deze handel gespecialiseerde ondernemingen te verwijzen. Naast deze meer toegesneden informatie worden tijdens relevante bijeenkomsten de inzichten van de Nederlandse overheid over de mondiale ontwikkelingen op het terrein van de compensatiehandel weergegeven. Voorts wordt in contacten met de media getracht informatie te verschaffen over zowel specifieke als algemene ontwikkelingen op dit gebied. Ofschoon het contactpunt compensatiehandel een bescheiden ondersteunende rol speelt bij de tot standkoming van compensatietransacties, is inmiddels het nut gebleken van de concentratie van kennis terzake bij één punt, zodat ondernemingen gemakkelijker de juiste weg weten te vinden.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986,19 355, nrs. 1-2
10