Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986
2
Rijksbegroting voor het jaar 1986
19200 Hoofdstuk V Ministerie van Buitenlandse Zaken
Nr. 101
BRIEF V A N DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-Gravenhage, 2 juli 1986 In bijlage dezes moge ik u doen toekomen de conclusies van het voorzitterschap naar aanleiding van de op 26 en 27 juni 1986 te 's-Gravenhage gehouden bijeenkomst van de Europese Raad, alsmede de door de Raad goedgekeurde verklaring inzake Zuid-Afrika. Zoals gebruikelijk, weerspiegelen de conclusies de consensus die in de vergadering werd bereikt, doch is hun exacte formulering overgelaten aan het voorzitterschap. Ter toelichting diene het volgende. Algemeen Hoewel de politieke aandacht van de Europese Raad in belangrijke mate in beslag werd genomen door de discussie met betrekking tot Zuid-Afrika, besteedde de Raad in feite het grootste gedeelte van zijn tijd aan de behandeling van communautaire onderwerpen. Daarbij werd met name ingegaan op de sociaal-economische situatie in de Gemeenschap, op de interne markt en op het beleid ten aanzien van kernenergie in het licht van het ongeluk met een kernreactor in de SU. Ook over de landbouwpolitiek en over het misbruik van verdovende middelen werd een substantiële discussie gevoerd. Naar mijn mening zijn de op de verschillende deelgebieden bereikte conclusies inhoudelijk van betekenis en bieden zij goede aanknopingspunten voor toekomstige beleidsvorming. Het feit dat er geen acute crisissituatie, de Europese Gemeenschap betreffende, behoefde te worden behandeld, stelde de Europese Raad in staat te functioneren in de oorspronkelijk voorziene rol van een bijeenkomst op het hoogste niveau die algemene beleidsoriëntaties vaststelt. Ook het terugbrengen van de vergaderfrequentie van de Europese Raad, en met name het laten vallen van de tot dusver gebruikelijke zitting in maart, droeg bij tot diepgang van de besprekingen die thans hebben plaatsgevonden en vergemakkelijkte het functioneren van het voorzitterschap gedurende de eerste helft van het jaar.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
1
Sociale en economische situatie In de tekst van de conclusies komt de tweeledige consensus tot uitdrukking, dat enerzijds het op structurele verbetering van de economie gerichte beleid krachtig moet worden voortgezet en dat anderzijds nieuwe inspanningen nodig zijn om de werkgelegenheid te bevorderen. Met name is daarbij ditmaal de aandacht gericht op de langdurige werkloosheid, mede naar aanleiding van een desbetreffend werkdocument dat van Nederlandse kant in de Gemeenschap is ingediend. De impulsen gegeven aan de technologische samenwerking en aan de liberalisatie van de kapitaalmarkt zullen, naar mag worden verwacht, een positieve uitwerking hebben op de besluitvorming over deze onderwerpen in Gemeenschapskader. Interne markt Hier ging het voornamelijk om een kennisneming van de bereikte voortgang en om het verschaffen van een nieuwe politieke impuls, gericht op een versnelling van de werkzaamheden die in 1992 tot een voltooide interne markt moeten leiden. Vermelding verdient ook de omschrijving van de aan komende voorzitterschappen aanbevolen werkwijze, welke is gebaseerd op de Nederlandse ervaringen. De afzonderlijke conclusies ten aanzien van een drietal aandachtsgebieden, te weten het vervoer, de fiscale belemmeringen en de liberalisatie van overheidsopdrachten, zullen welkome steun bieden bij komende voortgangscontrole. Europa van de Burgers In deze context werd een vijftal dossiers aangewezen waar de Europese Raad in de komende maanden voortgang verwacht, conform Nederlandse suggesties terzake. Een voortgangscontrole is voorzien in de zitting van de Europese Raad aan het einde van het lopende jaar. Het landbouwbeleid in internationale
context
Uitgaande van recente Raadsbeslissingen over de landbouwprijzen, de behandeling van de landbouw in de komende GATT-onderhandelingen en met betrekking tot de dreiging van handelspolitieke maatregelen van de kant van de VS, heeft de Europese Raad zich gebogen over de structurele vraagstukken waarmee het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt geconfronteerd. De duidelijke uitspraak dat de Gemeenschap dient te komen tot een betere beheersing van de totale produktie biedt een belangrijk houvast voor komende besprekingen. Van belang is tevens de constatering dat dezelfde soort aanpassingsproblemen zich ook voordoen buiten de Gemeenschap en dat multilateraal en bilateraal overleg dienaangaande wordt verwelkomd, De oproep tot bilateraal overleg is met name gericht tot de VS. De situatie na Tsjernobyl Terzake vond een uitvoerige discussie plaats. De verschillen van opvatting die uit de aard van de zaak bestaan tussen de lidstaten met omvangrijke kernenergieprogramma's en andere lidstaten, verhinderden niet dat overeenstemming kon worden bereikt over een algemene benadering over het optreden zowel naar buiten, met name in het kader van het IAEA, als naar binnen, in het kader van EURATOM. Het werkprogramma dat de Europese Commissie in dit opzicht heeft geproduceerd, werd met grote belangstelling ontvangen. Voor de behandeling van dit
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
2
werkprogramma verschaffen de conclusies van de Europese Raad een goed uitgangspunt. Verdovende middelen Het Nederlands initiatief, dit punt door de Europese Raad te doen bespreken, werd algemeen begroet. Er bestond overeenstemming over dat in geen geval werk zou moeten worden gedupliceerd dat elders reeds, bij voorbeeld in het kader van de Raad van Europa of de Verenigde Naties, wordt gedaan, doch men had de indruk dat afzonderlijk overleg binnen de kring van de Europese Gemeenschap tevens aangewezen is. Aan het Engelse voorzitterschap is overgelaten een ad hoe-bijeenkomst van deze aard te convoceren, mede om na te gaan welke bijdrage eventueel zou worden geleverd aan de in 1987 te houden VN-conferentie over verdovende middelen. Latijns-Amerika De onder dit punt overeengekomen tekst gaat terug op de verklaring die gehecht is aan het toetredingsverdrag Spanje. Er vond terzake geen diepgaande discussie plaats. Met betrekking tot de Europese Politieke Samenwerking moge ik het volgende opmerken. Zuid-Afrika Tijdens de Europese Raad is indringend overleg gepleegd over de problemen in Zuid-Afrika en over de wijze waarop de Twaalf kunnen bijdragen aan het beëindigen van de apartheid aldaar. Zoals bekend is zowel in de verklaring van de Twaalf, uitgegeven op 10 september 1985 te Luxemburg, als in het gezamenlijk communiqué van de Twaalf en de Frontlijnstaten van 4 februari 1 986 gesteld, dat bij het ontbreken van voldoende voortgang in het afschaffen van de apartheid in Zuid-Afrika de Twaalf nadere maatregelen zouden overwegen. Het Nederlands voorzitterschap was na zorgvuldige bestudering van de ontwikkelingen in Zuid-Afrika en gelet op het rapport van de Groep van Eminente Personen, van het Gemenebest, tot de conclusie gekomen dat de tot nu toe door president Botha aangekondigde hervormingen onvoldoende uitzicht boden op spoedige afschaffing van de apartheid. Derhalve achtte het voorzitterschap het noodzakelijk een krachtig politiek signaal van de Twaalf aan de Zuidafrikaanse regering te zenden. Het heeft derhalve voorgesteld dat de Twaalf de politieke en economische druk op de Zuidafrikaanse regering zouden verhogen door het treffen van importbeperkende maatregelen, waarbij met name maatregelen met betrekking tot fruit, groenten, wijn, kolen, staal, ijzer en gouden munten zijn genoemd. Voorts had overleg met de partners door het treffen van aanvullende positieve maatregelen ertoe geleid dat het Nederlands voorzitterschap maatregelen voorstelde om de hulp aan de slachtoffers van de apartheid in Europees verband te intensiveren door de instelling van een Europees programma voor slachtoffers van de apartheid en om in het bijzonder aandacht te besteden aan diegenen die in verband met de recente afkondiging van de noodtoestand gearresteerd zijn, alsmede aan de slachtoffers van de onlusten in Crossroads. Tijdens de Europese Raad werd voorts het voorstel gedaan om het a.s. voorzitterschap naar Zuidelijk Afrika te doen reizen om te trachten het ontstaan van een dialoog tussen de Zuidafrikaanse regering en de vertegenwoordigers van de zwarte bevolking op gang te brengen. Op de Europese Raad bleek overeenstemming te bestaan over het doel dat de Raad zich zou moeten stellen, te weten een totale afschaffing van het
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
3
apartheidssysteem en te dien einde de noodzaak van het tot stand komen van de hierboven vermelde dialoog. Wilde deze dialoog tot stand komen, dan was, volgens de deelnemers aan de Europese Raad, een aantal maatregelen van de Zuidafrikaanse regering nodig, met name onvoorwaardelijke vrijlating van Nelson Mandela en andere politieke gevangenen en het opheffen van de ban op het Afrikaanse Nationaal Congres (ANC) en het Pan-Afrikaanse Congres van Azanië (PAC) en andere politieke partijen. Er bestond echter verschil van taxatie over de beste methode om een en ander te bereiken. Sommigen deelden de inschatting van het voorzitterschap dat, ter wille van een krachtig signaal naar Zuid-Afrika, thans een aantal sanctiemaatregelen moest worden genomen, anderen waren van mening, dat het nemen van economische maatregelen nu niet het beste middel zou zijn om bovengenoemd doel te bereiken. Het voorzitterschap heeft onder die omstandigheden gewerkt aan het tot stand komen van het u bekende compromis, in de mening dat eenheid van de Twaalf van het grootste gewicht is voor de effectiviteit van de te ondernemen actie. Rechten van de Mens De Europese Raad heeft op voorstel van Nederland besloten een openbare verklaring uit te geven waarin de beginselen worden neergelegd voor een mensenrechtenbeleid van de Europese Gemeenschap en haar lid-staten. De Raad heeft de Ministers van Buitenlandse Zaken verzocht de tekst te finaliseren. De Minister van Buitenlandse Zaken, H. van den Broek
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
4
EUROPESE RAAD Den Haag, 26/27 juni 1986
CONCLUSIES VAN HET VOORZITTERSCHAP De sociale en economische situatie Algemeen De Europese Raad besprak de economische en sociale situatie in de Europese Gemeenschap en concludeerde dat ondanks de flinke vooruitgang die is geboekt bij het creëren van gezondere structurele voorwaarden voor economische groei, de huidige niveaus van economische prestaties en investeringen als zodanig een verdere aanzienlijke verlaging van de werkloosheid onwaarschijnlijk maken. Daarom bevestigde de Raad de noodzaak het macro- en micro-economische beleid dat gericht is op structurele verbetering voort te zetten en te combineren met extra inspanningen voor het creëren van bezoldigde arbeid. De Raad sprak als zijn mening uit dat economische groei niet alleen de verantwoordelijkheid is van de individuele Lid-Staten, maar ook van de Gemeenschap als geheel. De Europese Raad was het erover eens dat de mogelijkheden die geboden worden door de lagere olieprijzen zoveel mogelijk moeten worden vertaald in extra economische groei. Hij verzocht de Raad (ECOFIN) nauwgezet de vooruitgang te volgen die wordt geboekt in het kader van de gezamenlijke groeistrategie waarover eind 1985 een akkoord werd bereikt. De Raad kwam voorts overeen dat op communautair niveau maatregelen moeten worden genomen om de zakenwereld in staat te stellen haar vermogen tot het creëren van welvaart en werkgelegenheid tot het uiterste te benutten, onder meer door de mogelijkheden te onderzoeken voor een verbetering van de toegang tot nieuwe vormen van risicodragend kapitaal en door de inspanningen van de Europese lnvesteringsbank, en betoonde zich verheugd over de op communautair en nationaal niveau ingevoerde maatregelen om de last van de wetgeving te verminderen. De Europese Raad pleitte tevens voor een met de sociale partners te bespreken gemeenschappelijke strategie voor het bevorderen van de ondernemingszin en flexibele werkgelegenheidspatronen en voor het vinden van banen voor langdurig werklozen. De Europese Raad was het erover eens dat permanente scholing en herscholing een noodzaak zijn geworden. Hij wees er tevens op dat de dienstensector en het midden- en kleinbedrijf belangrijke bronnen vormen voor groei van de werkgelegenheid. In deze context verwelkomde de Europese Raad het voornemen van de Commissie om in de naaste toekomst concrete voorstellen in te dienen, met name ter vereenvoudiging van de fiscale voorschriften voor het midden- en kleinbedrijf. De Europese Raad verzocht de Commissie om, in het kader van studies inzake de oorzaken, de aard en de mate van de werkloosheid, een diepgaande analyse te maken van de verschijnselen van verborgen economische bedrijvigheid en zwart werk, om tot intensieve en gecoördineerde acties ten dienste van het arbeidsmarktbeleid te komen. Langdurige werkloosheid Om een convergerend Europees beleid inzake de terugkeer van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt te steunen, sprak de Europese Raad zijn waardering uit voor de Commissievoorstellen over de uitwisseling van informatie betreffende positieve nationale ervaringen, over de uitvoering van proefprojecten in het kader van het Europees Sociaal
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
5
Fonds en over de coördinatie van acties in het kader van de structurele instrumenten van de Gemeenschap in gebieden waar de industrie moet worden geherstructureerd. In dit verband werd ook de mogelijkheid bepleit van tripartiete verplichtingen van regeringen en sociale partners ten einde te bevorderen dat langdurig werklozen weer aan de slag kunnen. Soortgelijke acties zouden moeten worden ondernomen om het opnemen van schoolverlaters op de arbeidsmarkt te stimuleren. Technologische samenwerking De Europese Raad benadrukte dat technologische samenwerking en innovatie op communautair niveau en in ruimer Europees verband een noodzakelijke bijdrage vormen tot het vermogen van de Europese industrie om te overleven in een wereld van meedogenloze concurrentie. Acties in deze richting moeten nauwkeurig worden afgestemd op de voltooiing van de interne markt, de toepassing van uniforme normen, het openstellen van overheidsopdrachten, de tenuitvoerlegging van specifieke O & O-programma's waarin ook rekening wordt gehouden met de belangen van het midden- en kleinbedrijf, en de noodzaak tot overleg met de sociale partners die in dezen hun eigen verantwoordelijkheden hebben. De Raad deed een beroep op de Commissie en de Raad van Ministers (Industrie/Onderzoek) hun besprekingen over het volgende meerjarenprogramma voor technologische samenwerking in de komende maanden af te ronden en de vaart erin te houden. Kapitaalmarkt De vooruitzichten voor een gestage groei zullen ook worden verbeterd door de instelling van een echt vrije kapitaalmarkt. De Europese Raad verwelkomde de recente voorstellen van de Commissie betreffende de volledige liberalisering van kapitaalmarkten en moedigde de Raad van Ministers aan deze voorstellen bij voorrang te behandelen. Interne markt Algemeen Aangezien het dringend gewenst is dat er op het gebied van de totstandbrenging in 1992 van een ruimte zonder binnengrenzen overeem komstig de Europese Akte vorderingen worden gemaakt, heeft de Europese Raad de Lid-Staten die zulks nog niet gedaan hebben, verzocht alles in het werk te stellen om de Europese Akte op tijd te ratificeren, zodat deze met ingang van 1 januari 1987 volledig kan worden toegepast. De Europese Raad heeft de balans opgemaakt van de huidige situatie inzake de voltooiing van de interne markt en heeft geconcludeerd dat het besluitvormingsproces, dat in de eerste helft van 1986 weliswaar is versneld, toch nog aanzienlijk moet worden verbeterd, als men de voor het lopende jaar gestelde doelen en het einddoel wil bereiken. De Europese Raad is van mening dat de versterking van de economische en sociale samenhang overeenkomstig de Europese Akte absoluut noodzakelijk is met het oog op een correctie van mogelijke onevenwichtigheden en een harmonische ontwikkeling van de Gemeenschap in haar geheel. Hij heeft nota genomen van het voornemen van de Commissie om de Raad vóór het einde van het jaar een verslag en voorstellen voor te leggen inzake de versterking van het structuurbeleid en een betere werking van de structuurfondsen, overeenkomstig de Europese Akte. Werkwijze De Europese Raad heeft geconstateerd dat er tijdens de achtereenvolgende Voorzitterschappen dank zij een gezamenlijke inspanning
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
6
gunstige resultaten zijn behaald en hij heeft de wens uitgesproken dat dergelijke programma's die door opeenvolgende Voorzitterschappen worden uitgevoerd, ook in de toekomst zullen worden toegepast. De leden van de Europese Raad hebben zich ertoe verbonden om hun ministers die zitting hebben in de bevoegde Ministerraad, op te dragen: - een hoge prioriteit te blijven toekennen aan maatregelen van het op het Witboek van de Commissie gebaseerde programma van het Voorzitterschap; - erop toe te zien dat de technische bezwaren tegen harmonisatie van de wetgevingen de vooruitgang niet in de weg staan; - zorg te dragen voor een adequate coördinatie van de zittingen van de Raad in zijn verschillende samenstellingen; - zo nodig speciale zittingen van de Raad bijeen te roepen die uitsluitend of hoofdzakelijk aan de interne markt gewijd zijn. De Voorzitter van de Europese Commissie heeft verklaard dat zijn Instelling alles in het werk zal stellen om haar voorstellen sneller in te dienen, de lopende werkzaamheden te evalueren en nauw samen te werken met de opeenvolgende Voorzitterschappen. Gebieden van speciaal belang De Europese Raad was van mening dat de Raad van Ministers van Vervoer zich extra zou moeten inspannen om de recente problemen op het gebied van de liberalisatie en de harmonisatie van het vervoer over land, het zee- en luchtvervoer op te lossen, zulks met inachtneming van de arresten ter zake van het Europese Hof van Justitie. Wat het luchtvervoer betreft, moet de Raad van Ministers onverwijld de passende besluiten aannemen betreffende de luchtvaarttarieven, de capaciteit en de toegang tot de markten, waarbij de mededingingsregels van het Verdrag in acht moeten worden genomen. De Europese Raad bevestigde dat er met betrekking tot de opheffing van de fiscale barrières aan de grenzen snel een aantal basisbesluiten moet worden genomen ten einde de voor 1992 gestelde doelen te bereiken; hij prees het hiertoe door de Commissie voorgestelde werkprogramma dat door de Raad van Ministers van Financiën is goedgekeurd. De Europese Raad was van mening dat overheidsopdrachten een essentieel onderdeel van de interne markt vormen en dat de liberalisatie van deze opdrachten derhalve een voorwaarde is voor de voltooiing van deze markt in 1992. Overheidsopdrachten zullen tevens een uiterst belangrijke rol moeten spelen bij de stimulering van de industriële en technische prestaties van de Europese Gemeenschap. Daarom acht de Raad het van belang dat er sneller vooruitgang wordt geboekt op dit gebied en heeft hij de Raad verzocht het verslag en de voorstellen ter zake van de Commissie spoedig te behandelen. Gezien het fundamentele belang dat de Europese Raad aan deze kwestie hecht, heeft hij besloten de vorderingen die in alle genoemde sectoren zijn gemaakt, tijdens zijn volgende zitting te evalueren. Het Europa van de Burgers De Europese Raad was van mening dat de tenuitvoerlegging van het verslag over het Europa van de Burgers (verslag ADONNINO) duidelijk trager loopt dan werd verwacht. De Raad van Ministers werd verzocht extra aandacht te besteden aan de uitvoering van de aanbevelingen van dit verslag en in de volgende zitting van de Europese Raad een rapport in te dienen over de vordering van de werkzaamheden. Met name op de volgende gebieden werd vooruitgang wenselijk geacht: - de versoepeling van het grensverkeer van reizigers, - het verblijfsrecht, - een algemeen stelsel voor de wederzijdse erkenning van diploma's.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
7
Bovendien verzocht de Europese Raad de Raad van Ministers om in de nabije toekomst tot een akkoord te komen inzake programma's ter bevordering van: - samenwerking op het gebied van de volksgezondheid (actieprogramma tegen kanker) en - intracommunautaire contacten tussen studenten en universiteiten (Erasmus). Er moet op worden toegezien dat de middelen die voor dit type programma's worden uitgetrokken zoveel mogelijk mensen ten goede komen en dat de bureaucratie tot een absoluut minimum wordt beperkt. Het landbouwbeleid in de internationale context Algemeen De Europese Raad constateerde met voldoening dat dit jaar tijdig besluiten zijn genomen op het gebied van de prijzen en bijbehorende maatregelen en dat de Raad van Ministers onlangs een constructief standpunt heeft ingenomen ten aanzien van de mogelijkheid van handelspolitieke maatregelen van de Verenigde Staten tegen de Gemeenschap. Ook verwelkomde de Europese Raad het besluit van de Raad van Ministers om een algemene benadering voor de komende multilaterale handelsbesprekingen aan te nemen, die mede de landbouw betreffen, overeenkomstig de eerder in de GATT, de OESO en de Top van Tokio aangenomen standpunten. Hij constateerde dat de Gemeenschap aldus goed is voorbereid om bij de besprekingen die weldra zullen aanvangen de problematiek van het landbouwbeleid op een evenwichtige en over en weer gunstige basis te behandelen. Structurele
problemen
Gezien het belang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid als integrerende factor voor de Europese Gemeenschap besprak de Europese Raad de verschillende vormen van landbouwbeleid die thans in de wereld worden toegepast. Hij constateerde dat dit beleid nog steeds wordt gehinderd door tegenstrijdigheden, zoals het naast elkaar bestaan van een grote, onbevredigde vraag in bepaalde ontwikkelingslanden en enorme overschotten in ontwikkelde landen; het versnelde tempo van de technologische innovaties die een groei van de produktiviteit meebrengen, terwijl de inkomens van de kleine landbouwers in bepaalde plattelandsgebieden teleurstellend blijven. De Europese Raad was van mening dat een verdere aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan de nieuwe omstandigheden voor de Europese Gemeenschap een noodzaak is. Terwijl moet worden vastgehouden aan de doelstellingen en beginselen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en rekening moet worden gehouden met de belangen van de Gemeenschap als exporteur, dient de totale produktie beter te worden beheerst, zodat deze produktie beter aan de marktsituatie is aangepast met als gevolg dat het aandeel van de landbouw in de overheidsuitgaven kan worden beperkt. Het behoud van milieu en landschap zou een integrerend deel moeten uitmaken van een soepeler landbouwbeleid dat beter inspeelt op de markt en dynamischer is. Bij de aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet ook rekening worden gehouden met de specifieke aard van het Europese landbouwmodel en met de noodzaak het sociale weefsel van de plattelandsgebieden te behouden. Internationaal overleg De Europese Raad wees erop dat de aanpassingsproblemen zeker niet beperkt zijn tot de Gemeenschap, maar evenzeer bestaan voor de voornaamste OESO-partners, en met name voor de Verenigde Staten.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
8
Daarom staat hij positief tegenover internationaal overleg, zowel op multilateraal als op bilateraal niveau, zodat aanpassingsprocessen en het ontstaan van een nieuw evenwicht worden vergemakkelijkt. De situatie na de catastrofe te Tsjernobyl Gezien de grote bezorgdheid voor de volksgezondheid en de veiligheid en in aanmerking genomen dat kernenergie een in verscheidene landen steeds belangrijker wordende bron van energie vormt, heeft de Europese Raad de werkzaamheden bestudeerd die sinds de catastrofe te Tsjernobyl zijn verricht en heeft hij besloten dat moet worden getracht de coördinatie, zowel internationaal als binnen de Gemeenschap, te verbeteren. Gevolgen op korte termijn Wat de gevolgen van de catastrofe op korte termijn betreft, acht de Europese Raad het van belang dat zeer binnenkort op wetenschappelijke grondslagen algemene tolerantieniveaus voor besmetting worden vastgesteld in het kader van hoofdstuk III van het Euratom-Verdrag, en wel zodanig dat de volksgezondheid wordt veiliggesteld en de eenheid van de interne markt van de Gemeenschap niet in gevaar wordt gebracht. Gevolgen op middellange en lange termijn Wat de aspecten op middellange en lange termijn betreft, is de Europese Raad van mening dat er vooral in het kader van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie vorderingen moeten worden gemaakt, met name door de analyse van het ongeval in Tsjernobyl, en dat de Gemeenschap en de Lid-Staten een actieve bijdrage tot het besluitvormingsproces in dat kader moeten leveren. De Gemeenschap en de Lid-Staten moeten met name bevorderen dat er spoedig internationale overeenkomsten komen waarbij de noodzakelijke uitwisseling van informatie wordt gegarandeerd, de wederzijdse bijstand bij ongevallen wordt geregeld en de Staten hun internationale verantwoordelijkheid op zich nemen. Zij moet tevens een belangrijke bijdrage leveren tot de werkzaamheden met het oog op de internationale conferentie inzake nucleaire veiligheid in september, waarvan het belang door de Europese Raad is onderstreept. De Europese Raad acht het verder mogelijk en wenselijk dat in de Europese Gemeenschap nog meer activiteiten worden ontplooid. De communautaire instellingen en de Lid-Staten moeten elk binnen hun bevoegdheden hun acties zo op elkaar afstemmen dat deze een maximaal effect sorteren. Dit geldt, rekening houdend met het EURATOM-verdrag, met name voor: - de bescherming van de gezondheid en het milieu, - de veiligheid van de installaties en van het gebruik hiervan, - de bij een crisis te volgen procedures, - onderzoek, met inbegrip van de JET. De Europese Raad heeft in dit verband met grote belangstelling kennis genomen van de mededeling van de Europese Commissie van 6 juni 1986 en hij heeft de Raad verzocht het daarin opgenomen werkprogramma met voorrang te bestuderen. Verdovende middelen De Europese Raad heeft zich zeer verontrust betoond over het ernstige probleem van het misbruik van verdovende middelen. Hij merkte op dat er voor bepaalde aspecten van dit vraagstuk een doeltreffende internationale samenwerking bestaat, vooral in de «Groep Pompidou» van de Raad van Europa en in de bevoegde organen van de Verenigde Naties, maar dat voor andere aspecten het internationale overleg, met name voor wat betreft de produktie van verdovende middelen en de handel in en de
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
9
vraag naar deze produkten, zeker nog moet worden verbeterd en geïntensiveerd. De Europese Raad achtte het wenselijk een ad hoc overleg tussen de Lid-Staten en de Europese Gemeenschap te organiseren om na te gaan welke initiatieven op dit gebied kunnen worden genomen zonder dat dit een herhaling vormt van het elders verrichte werk. De Europese Raad betuigde zijn instemming met het voornemen van het Voorzitterschap om de Ministers van Binnenlandse Zaken te verzoeken dit vraagstuk in het najaar te bestuderen. Ook zou moeten worden bestudeerd welke bijdrage kan worden geleverd aan de conferentie die in de eerste helft van 1987 onder auspiciën van de VN wordt gehouden. De Europese Raad besloot de behandeling van dit ernstige probleem tijdens zijn volgende zitting te zullen voortzetten. Latijns* Amerika De Europese Raad heeft zich gebogen over de stand van de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en Latijns-Amerika, met name na de uitbreiding van de Gemeenschap met Spanje en Portugal. Hij heeft opnieuw zijn wil bevestigd om deze betrekkingen te versterken en te ontwikkelen, zowel op politiek gebied als op economisch en technisch gebied. De Europese Raad heeft de Commissie daarom verzocht een document in te dienen overeenkomstig de doelstellingen die zijn aangegeven in de aan het Toetredingsverdrag gehechte Verklaring. Tevens heeft hij de Ministers van Buitenlandse Zaken opgedragen dit dossier op de voet te volgen en zo nodig verslag uit te brengen aan de Europese Raad.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
10
BIJLAGE II
EUROPEAN COUNCIL Statement on South Africa 1. The European Council is gravely concerned about the rapid deterioration of the situation and the increasing levels of violence in South Africa. The reimposition of the State of Emergency and the indiscriminate arrest of thousands of South Africans can only further delay the start of a genuine national dialogue on South Africa's future, which is so urgently needed if a peaceful solution of the country's problems is to be found. Futhermore extensive censorship has been imposed on the media. The European Council believes that the present policies of the South African government can only lead to increasing repression, polarisation and bloodshed. 2. Against this background, the European Council has re-examined the Twelve's policy towards South Africa. It reaffirms that the main goal of this policy is the total abolition of apartheid. To support the process of non-violent change in South Africa and to emphasize their deep concern about the recent course of events, the Heads of State and Government have decided to take additional action. 3. The European Council has declared itself in favour of a concerted European programme of assistance to the victims of apartheid, encorrv passing both Community and national action, in order to maximise the effectiveness of Europe's contribution in this field. In this connexion the European Council has agreed on an increase in financial and material assistance to the victims of apartheid, in particular those affected by the disturbances in Crossroads and to political prisoners, including those arrested in connection with the recent reimposition of the State of Emergency. 4. The European Council is convinced that the commencement without delay of a national dialogue with the authentic leaders of the black population is essential to halt a further escalation of violence and allow negotiations leading to a truly democratie and non-racial South Africa. This dialogue cannot take place as long as recognized leaders of the Black community are detained and their organizations are proscribed. In this context the European Council calls on the South African government: - to unconditionally relase Nelson Mandela and other political prisoners; - to lift the ban on the African National Congress, and Pan Africanist Congress of Azania and other political parties. 5. In the meantime in the next three months the Community will enter into consultations with the other industrialized countries on further measures which might be needed covering in particular a ban on new investments, the import of coal, iron, steel and gold coins from South Africa. 6. The European Council decided to ask the future UK Presidency Foreign Minister to visit southern Africa, in a further effort to establish conditions in which the necessary dialogue can commence. The Hague, 26-27 june 1986
Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 200 hoofdstuk V, nr. 101
11