Tweede Kamer der Staten-Generaal
2
Vergaderjaar 1996–1997
23 432
De situatie in het Midden-Oosten
Nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 25 februari 1997 Met verwijzing naar de brief van de griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 29 januari 1997, (zie bijlage), waarin mij werd gevraagd de Kamer te informeren over de inhoud van de taak van de speciale afgezant van de EU, de Heer Moratinos, en diens rol bij de totstandkoming van het Hebron akkoord, alsmede een uitgebreide analyse te verstrekken van de situatie in het Midden-Oosten na afsluiting van het akkoord, moge, in aansluiting op mijn brief van 7 oktober jl aan de voorzitter van de Tweede Kamer (21 501–20/23 432, nr. 49), en het Algemeen Overleg over het vredesproces in het Midden-Oosten op 10 oktober 1996 (23 432, nr. 15), het volgende dienen. Het uitblijven van volledige uitvoering van de in september 1995 tussen de Israëlische regering en de Palestijnen gesloten overeenkomst, waaronder over de hergroepering van de Israëlische strijdkrachten in Hebron, leidde in de tweede helft van het vorige jaar tot een verharding van de politieke standpunten, die zich ondermeer uitte in een reeks ernstige incidenten. Onder deze omstandigheden kon Hebron uitgroeien tot een kwestie met grote politieke lading, die bepalend was voor de vooruitzichten van het vredesproces. Bezorgdheid over de toekomst van het vredesproces en over de situatie met betrekking tot Hebron kwam ondermeer tot uiting in een verklaring van de Europese Raad van 13 en 14 december 1996. Voordien had, eind oktober 1996, de Algemene Raad besloten de ondersteuning van het vredesproces door de EU te intensiveren door hiertoe, in de persoon van de Spaanse diplomaat Miguel Angel Moratinos, een Speciale Afgezant te benoemen. Deze benoeming riep in eerste aanleg aarzeling op bij Israël en bij de Verenigde Staten, die intensief betrokken waren bij pogingen het vredesproces weer op gang te brengen. Deze aanvankelijke terughoudendheid is echter overwonnen nadat alle partijen ervan konden worden overtuigd dat het de Unie ernst was met de
7K0780 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 1997
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 23 432, nr. 16
1
herhaaldelijk uitgesproken beleidslijn, de VS-inspanningen niet te willen doorkruisen, maar in overleg met de VS een complementair optreden voor te staan. Een en ander komt ook tot uitdrukking in bijgevoegd mandaat van de Speciale Afgezant: met alle partijen bij het vredesproces zal hij in contact dienen te blijven en voor hen beschikbaar te zijn. Voor het overige zal hij de Raad van Ministers van de EU op de hoogte houden van relevante ontwikkelingen. Voorts zal hij de Raad beleidsaanbevelingen kunnen doen. De Speciale Vertegenwoordiger functioneert onder het gezag van het Voorzitterschap. In overeenstemming met zijn mandaat heeft Ambassadeur Moratinos partijen laten weten dat op zijn diensten te allen tijde een beroep kan worden gedaan. Bij het eigenlijke onderhandelingsproces over Hebron is hij overigens niet betrokken geweest. Toen begin vorige maand de spanning in de eindfase van de onderhandelingen hoog was opgelopen, heeft Ambassadeur Moratinos de wens van President Arafat om, naast een reeds toegezegde Amerikaanse «Letter of Assurances», ook een dergelijke brief van de EU te ontvangen, aan mij als EU-voorzitter overgebracht. Op mijn verzoek heeft de Speciale Afgezant terzake met de VS, Israël en de Palestijnen overleg gepleegd. Na mij overtuigd te hebben van de positieve invloed die het afgeven van een dergelijke brief naar de mening van alle betrokken partijen zou hebben op het bereiken van een akkoord, heb ik besloten tot het zenden, namens de EU, van deze brief. Daarin is aangegeven dat de Unie haar politieke en morele gewicht zal aanwenden voor de verdere uitvoering door beide zijden van de in het kader van het vredesproces reeds gesloten akkoorden. Door alle partijen is de positieve rol die Ambassadeur Moratinos en de EU hebben gespeeld bij de totstandkoming van dit akkoord, onderschreven. Het Hebron-akkoord zelf bestaat uit een aantal elementen: het «Protocol concerning the redeployment in Hebron»; een door de VS afgegeven «Note for the Record», alsmede een zgn.«Agreed Minute». Daarnaast heeft de toenmalige Amerikaanse Secretary of State Christopher, als was toegezegd, een «Letter of Assurances» afgegeven aan President Arafat – welke niet openbaar is gemaakt – en een brief aan Premier Netanyahu, waarvan de inhoud inmiddels bekend is geworden. Voor de verdere voortgang in het Israëlisch-Palestijnse spoor van het vredesproces is met name de «Note for the Record» van belang omdat hierin wederzijdse verplichtingen worden opgesomd. Onder het hoofdstuk «Israeli responsibilities» wordt o.a. overeengekomen dat de eerste fase van de verdere hergroeperingen van de Israëlische strijdkrachten in de eerste week van maart zullen plaatsvinden. Verder wordt gesteld dat onderhandelingen over een aantal uitstaande kwesties, te weten een veilige landverbinding tussen de Gaza-strook en de Westelijke Jordaanoever, de Gaza-haven en het Gaza-vliegveld, grensovergangen, economische, financiële, bestuurlijke en veiligheidsaangelegenheden en rechtstreekse contacten tussen Palestijnen en Israeli’s, onmiddellijk zullen worden hervat. Ook wordt gesteld dat de permanente status onderhandelingen zullen worden hervat binnen twee maanden na de tenuitvoerlegging van het Hebron-akkoord. Aan Palestijnse zijde verplicht men zich ondermeer tot de voltooiing van de herziening van het Palestijns Nationaal Handvest, bestrijding van terreur en het voorkomen van geweld. De tekst is zodanig geformuleerd dat daaruit valt af te leiden dat reeds een enkele niet-nakoming van een aangegane verplichting oorzaak kan zijn van hernieuwde stagnatie in het vredesproces. Het vredesproces in zijn geheel zal ook kunnen worden aangetast door voldongen feiten, zoals voortzetting van de nederzettingenactiviteiten en verdere inbreuken op de status van Jeruzalem, zolang de onderhandelingen daarover niet zijn voltooid.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 23 432, nr. 16
2
De huidige Israëlische regering heeft met de ondertekening van het Hebron-akkoord duidelijk gemaakt hoe zij invulling zal geven aan het vredesproces met de Palestijnen, namelijk door uitvoering van de door het vorige kabinet gesloten akkoorden. Dat ook de Knesset in grote meerderheid vóór het Hebron-akkoord stemde, geeft aan hoe breed een dergelijke vredespolitiek thans in Israël wordt gedragen. Het aanvankelijke gebrek aan verdere voortgang in het IsraëlischPalestijnse spoor heeft ook de relatie van Israël met Egypte en Jordanië, de twee Arabische landen die met Israël een vredesverdrag hebben gesloten, in negatieve zin beïnvloed. Er zijn thans echter duidelijke aanwijzingen dat de uitvoering van het Hebron-akkoord heeft bijgedragen tot hernieuwde bereidheid van deze beide landen om voortgang van het vredesproces te ondersteunen. Dat over Hebron een akkoord werd bereikt is mede te danken aan de inzet van President Mubarak en Koning Hoessein. De situatie in Zuid-Libanon, waar Israël al vele jaren een grenszone bezet houdt, blijft evenwel gespannen; de besprekingen tussen Syrië en Israël liggen sinds maart 1996 stil. Voortgang bij de uitvoering van de Oslo-akkoorden en verbeterde relaties van Israël met Jordanië en Egypte kunnen ertoe bijdragen dat de onderhandelingen met Syrië en Libanon worden hervat. De VS en de EU zetten zich hiervoor reeds actief in, ook in hun contacten met andere partijen in de regio. In deze zin heeft de EU zich ook opgesteld tijdens de jaarlijkse ministeriële bijeenkomst met de Arabische Golfstaten op 17 februari jl. in Qatar. Een dag later heb ik in Kairo ook met President Mubarak en met mijn Egyptische ambtgenoot gesproken over een mogelijke hervatting van de onderhandelingen tussen Israël en Syrië en Libanon. In het kader van de contacten van de EU met alle betrokken partijen passen ook de veelvuldige aanwezigheid van Ambassadeur Moratinos in de regio, de consultaties van het Nederlandse voorzitterschap met de nieuw aangetreden Amerikaanse Secretary of State mevrouw Albright, alsmede de recente ontmoetingen in Nederland met de Israëlische Minister van Buitenlandse Zaken Levy, met President Arafat en met Premier Netanyahu. Voorts zullen de EU en de lidstaten, waaronder Nederland, zich in nauw overleg met alle betrokkenen blijven inzetten voor een verbetering van de gebrekkige sociaal-economische omstandigheden van de Palestijnen. Immers, een dergelijke verbetering en een reëel perspectief op economische ontwikkeling zijn een noodzakelijke basis voor hun veiligheid en democratie. De negatieve effecten van afsluiting van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever op de ontwikkeling van de Palestijnse economie houden risico’s in voor de stabiliteit in de regio. Ook voor de politieke positie van President Arafat is het van belang dat kan worden gewezen op een vredesdividend. De onderhandelingen in de vijf werkgroepen van het multilaterale spoor van het vredesproces (regionale veiligheid, economische samenwerking en ontwikkeling, water, milieu en vluchtelingen) zijn het afgelopen jaar, als gevolg van de stagnatie in het bilaterale spoor, eveneens komen stil te liggen. Nu de relatie tussen Israël en de Palestijnen, Egypte en Jordanië, door de uitvoering van het Hebron-akkoord weer is verbeterd, is de kans op hervatting van de besprekingen in het multilaterale spoor zeker aanwezig. Een regionale aanpak van regionale vraagstukken zou op zijn beurt ook de voortgang in de bilaterale onderhandelingen kunnen stimuleren.
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 23 432, nr. 16
3
De Euro-Mediterrane partners zijn er tot nu toe goeddeels in geslaagd te voorkomen dat de problemen in het Midden-Oosten vredesproces ook de werkzaamheden in het Barcelona-proces belasten. Hoewel wordt onderkend dat er raakvlakken zijn tussen deze twee processen, is door de EU benadrukt dat van een welslagen van het Barcelona-proces een positieve invloed zou kunnen uitgaan op het vredesproces. De Middellandse Zee-partners hebben deze redenering tot dusverre onderschreven, en zijn blijven deelnemen aan de werkzaamheden ter uitvoering van de Barcelona verklaring. Conclusie De voortgang in het Israëlisch-Palestijnse spoor die zich op het ogenblik positiever laat beoordelen dan enkele maanden geleden, zal in belangrijke mate bepalend zijn voor het verdere verloop van het vredesproces in zijn vele facetten. Israël en de Palestijnen staan nu en in de nabije toekomst voor fundamentele beslissingen. Dat gewelddadigheden kunnen worden voorkomen en dat de Palestijnse bevolking zo snel mogelijk uitzicht krijgt op betere levensomstandigheden zijn belangrijke voorwaarden om voortgang te blijven boeken. Dit zal immers bijdragen tot groei van wederzijds vertrouwen en tot versteviging van het politieke draagvlak om de ingeslagen weg te vervolgen. De Minister van Buitenlandse Zaken, H. A. F. M. O. van Mierlo
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 23 432, nr. 16
4
BIJLAGE
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken ’s-Gravenhage, 29 januari 1997 Namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken moge ik u verzoeken de Kamer te informeren over de inhoud van de taak van de eind oktober benoemde speciale afgezant van de EU voor het MiddenOosten, de heer Moratinos, en diens rol bij het tot stand komen van het accoord. Voorts hecht de commissie eraan een uitgebreide analyse van de situatie in het Midden-Oosten na afsluiting van het accoord te ontvangen. De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Janssen
Tweede Kamer, vergaderjaar 1996–1997, 23 432, nr. 16
5